Commissie voor de Financiën en de Begroting

Commission des Finances et du Budget

 

van

 

woensdag 8 juli 2009

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 8 juillet 2009

 

Après-midi

 

______

 

 


La séance est ouverte à 14.13 heures et présidée par M. François-Xavier de Donnea.

De vergadering wordt geopend om 14.13 uur en voorgezeten door de heer François-Xavier de Donnea.

 

01 Agenda

01 Agenda

 

Le président: M. Daems veut renvoyer sa question n° 14167 à la séance plénière de demain.

 

01.01 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Daems, u hebt een vraag op de agenda staan over de overheidsfinanciën. Die vraag komt nu aan bod.

 

01.02  Hendrik Daems (Open Vld): L'objet de ma question est de connaître le lien qui a été fait par le premier ministre entre le budgétaire et le nucléaire.

 

01.03 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Dat staat absoluut niet in uw vraag.

 

01.04  Hendrik Daems (Open Vld): (…)

 

01.05 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Daems, in uw vraag staat: “Graag vernam ik van de minister welke de te nemen en te volgen stappen zijn van de federale overheid, samen met de regio’s en de lokale besturen, om de overheidsfinanciën te saneren”. Een link met het nucleaire zie ik daar echt niet in.

 

01.06  Hendrik Daems (Open Vld): Quelles sont les mesures, notamment concernant le nucléaire?

 

01.07 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Daems, de heer Goyvaerts zal toch een vraag indienen in de plenaire vergadering.

 

01.08  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Ja.

 

01.09 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Het heeft natuurlijk geen zin om twee keer over hetzelfde te debatteren.

 

Le président: Normalement, quand une question est déposée par un membre pour être traitée en séance plénière, les questions introduites sur le même sujet en commission sont jointes à la question qui a été déposée pour la séance plénière.

 

01.10  Hendrik Daems (Open Vld): Monsieur le président, la portée de ma question était d'ordre très général, et ce justement pour me permettre d’introduire des éléments.

 

Le président: Votre chef de groupe devra vérifier que votre question soit ajoutée aux autres questions qui figureront demain à l'ordre du jour de la séance plénière.

 

01.11  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): De vraag was ingediend alvorens er sprake was van (…).

 

01.12  Hendrik Daems (Open Vld): Natuurlijk. Ik ben een slimme mens.

 

De voorzitter: Normaal moeten de heer Daems, mevrouw Van der Straeten, de heer Van Noppen en de heer Goyvaerts worden toegevoegd aan de lijst van sprekers die een vraag hebben ingediend voor het vragenuurtje in de plenaire vergadering van morgen.

 

01.13  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): (…) Ik heb mij aangesloten bij de rest van de collega’s omdat de vraag aan de staatssecretaris was gericht.

 

De voorzitter: Blijkbaar wenst de eerste minister persoonlijk te antwoorden op deze strategische vragen.

 

01.14 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Dat was de verklaring van de eerste minister zelf.

 

01.15  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): U hebt daarover nog niet met hem overlegd?

 

01.16 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Toch wel. Wat denkt u?

 

01.17  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Ik weet dat niet. Misschien hebt u veel kopzorgen.

 

01.18 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ik kan u bevestigen dat wij daarover hebben overlegd. Ik ben het uiteraard volledig eens met de eerste minister. Dat kan ik op voorhand zeggen.

 

01.19  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): U bent het met hem dus roerend eens?

 

01.20 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Natuurlijk. Ik ben het altijd eens met de eerste minister.

 

01.21  Hendrik Daems (Open Vld): Si vous renvoyez la question, c'est bon, bien que la logique des choses soit que cet élément fasse partie de la question; c'est évident.

 

01.22 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ik heb wel een antwoord op uw vraag.

 

01.23  Hendrik Daems (Open Vld): Ik heb mijn vraag nog niet gesteld.

 

01.24 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Uw vraag heeft niets te maken met het nucleaire. Het woord "nucleair" komt zelfs niet voor in uw vraag.

 

01.25  Hendrik Daems (Open Vld): Wij moeten ernstig blijven. Ik heb een algemene vraag ingediend op het moment dat de eerste minister zijn uitspraak over de nucleaire kwestie nog niet had gedaan. Nu deze algemene vraag wordt gesteld breng ik dat element ook ter sprake. Dat is toch de evidentie zelf?

 

Le président: Le titre de votre question est tellement général que vous risquez de ne pas être joint demain.

 

01.26  Hendrik Daems (Open Vld): Voilà mon problème, justement. Je veux bien poser ma question, mais je vais y introduire l'élément…

 

Le président: Je vous propose de reformuler votre question de façon à ce qu'elle soit jointe demain en séance plénière.

 

01.27  Hendrik Daems (Open Vld): Si j'introduis par écrit une question en commission sur le nucléaire, monsieur le président, vous la rajouterez en plénière?

 

Le président: C'est ce que je dis. Il faut passer par le secrétariat. C'est comme cela que ça se passe toujours. Si j'introduis une question sur la cueillette des champignons et que, demain, quelqu'un pense à introduire une question sur le même sujet à l'heure des questions, ma question sera ajoutée à la sienne. Vous avez été chef de groupe, donc vous connaissez cela mieux que moi.

 

01.28  Hendrik Daems (Open Vld): Oui, je sais tout cela.

 

01.29  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: C'est parce qu'il a été chef de groupe qu'il préfère la réintroduire en commission pour être certain de pouvoir l'amplifier demain en séance plénière.

 

01.30  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Wat de verlenging van de werking van de kerncentrales betreft, maak daar een gewestelijke bevoegdheid van. Dan is dat van toepassing.

 

Le président: En conclusion, il serait plus intéressant que la question soit abordée demain en séance plénière à l'occasion des questions. Il conviendrait que vous rédigiez une nouvelle question plus précise en faisant référence au nucléaire.

 

(…): (…)

 

Le président: Il y a toujours plus dans deux têtes que dans une.

 

Le développement des questions et interpellations est suspendu de 14.39 heures à 16.36 heures.

De behandeling van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 14.39 uur tot 16.36 uur.

 

02 Vraag van mevrouw Meyrem Almaci aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het verlaagd btw-tarief van 6 procent op nieuwbouw" (nr. 13935)

02 Question de Mme Meyrem Almaci au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le taux réduit de TVA de 6 pour cent pour les nouvelles constructions" (n° 13935)

 

02.01  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik ben blij verrast om onmiddellijk het woord te krijgen.

 

Mijnheer de minister, mijn vraag heeft betrekking op het verlaagd btw-tarief van 6 procent op nieuwbouw. Naar aanleiding van een aantal problemen inzake de registratierechten, wil ik daarover een beetje meer verduidelijking vragen.

 

Van 1 januari 2009 tot 31 december van dit jaar is er het voordeel van het verlaagd tarief op een schijf van 50.000 euro, exclusief btw. De maatregel is onderworpen aan een hele reeks voorwaarden. Een van die voorwaarden is dat de bouwheer de woning minstens tot 31 december van het vijfde jaar volgend op het bouwjaar of het jaar van ingebruikneming moet blijven bewonen. Indien er niet aan die voorwaarde wordt voldaan, moet het belastingvoordeel worden teruggestort.

 

Ik heb daarover een aantal vragen.

 

Moet het belastingvoordeel worden terugbetaald als de woning onbewoonbaar is geworden, bijvoorbeeld door een natuurramp of door overmacht ontstane gebeurtenissen voor het verstrijken van die termijn van vijf jaar?

 

Ten tweede, moet het belastingvoordeel worden terugbetaald als de bouwheer door overmacht ontstane gebeurtenissen of dwingende omstandigheden de woning niet meer kan bewonen voor het verstrijken van de termijn van vijf jaar? Ik krijg graag een antwoord met betrekking tot de volgende gevallen: echtscheiding, overlijden door een natuurlijke oorzaak, bijvoorbeeld een ongeval, zelfdoding, handicap als gevolg van ziekte of ongeval, dementie en ouderdom. Ik stel die vraag specifiek voor die gevallen, omdat ze reeds problemen hebben veroorzaakt met betrekking tot de registratierechten.

 

Ik dank u alvast voor uw antwoord.

 

02.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Almaci beoogt het geval van een bouwheer die zijn woning heeft laten oprichten met toepassing van het verlaagd btw-tarief van 6 procent, over een totaal gecumuleerde maatstaf van heffing van 50.000 euro, onder de voorwaarden van artikel 1 quinquies, §1 van het koninklijk besluit nr. 20 inzake btw-tarieven.

 

Indien de voorwaarde van gebruik van de woning als vaste privéwoning van de bouwheer die er zijn domicilie heeft, niet langer vervuld is in de door u genoemde periode, moet hiervan steeds aangifte worden gedaan op de wijze zoals bepaald in artikel 1 quinquies, §3, tweede lid, 1° van voormeld KB nr. 20. Er wordt aanvaard dat de in dat geval verplichte terugstorting van het genoten belastingvoordeel, bepaald in artikel 1 quinquies, §3, tweede lid, 2° van voormeld KB nr. 20, niet dient te gebeuren in geval van overlijden van de bouwheer of bij elke behoorlijk gerechtvaardigde oorzaak, onafhankelijk van de wil van de bouwheer, welke laatstgenoemde definitief verhindert het gebouw nog verder als zijn vaste privéwoning te gebruiken en, meer algemeen, in elk geval van overmacht dat behoorlijk wordt gerechtvaardigd.

 

Ik zal mevrouw Almaci een kopie van mijn antwoord geven.

 

02.03  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Dank u.

 

De voorzitter: Dan kan ik het incident sluiten.

 

02.04 Minister Didier Reynders: Het was geen echt incident, voorzitter. Voor een keer. Het kan dus.

 

02.05  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Het kan.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de M. Christian Brotcorne au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la taxation des bonus octroyés en actions dites 'discounted'" (n° 14144)

03 Vraag van de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het belasten van bonussen die als zogenaamde 'discounted' aandelen werden uitbetaald" (nr. 14144)

 

03.01  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le ministre, suite à une question posée ce lundi au ministre de la Fonction publique, M. Vanackere, celui-ci m'a confirmé que M. Bellens, chez Belgacom, aurait obtenu en 2008 un bonus de rémunération. Ce bonus, prévu dans son ancien contrat, s'élève à un montant de 481.329 euros.

 

Nous avons appris que trois formules étaient possibles pour obtenir ce bonus de rémunération. Soit il le reçoit en cash, soit en plan de pension complémentaire, soit en actions "discounted". C'est le choix qu'a fait M. Bellens en 2008, alors que les années précédentes il avait choisi la pension complémentaire. Cela justifie le fait qu'en avril dernier il a obtenu un certain nombre d'actions Belgacom cotées à ce moment à 22,71 euros avec un discount de 16,67%, représentant le complément de rémunération auquel il pouvait prétendre. Le prix d'achat pour M. Bellens équivaut donc à 18,93 euros. S'il les revendait, il ferait une plus-value intéressante

 

Je ne vous demanderai pas de confirmer les propos de M. Vanackere. Cependant, je voudrais des précisions concernant l'aspect fiscal de cette rémunération. Si on reçoit un bonus de rémunération en cash, j'imagine que cela fait partie de la rémunération et qu'un impôt est calculé sur ce montant. Si cela se fait dans le cadre d'un plan de pension complémentaire, il y a une taxation différée au moment où on touche la pension.

 

Qu'en est-il lors de l'octroi de ces actions "discounted"? Quel est le régime fiscal attaché à ce type d'opérations? Y a-t-il un précompte mobilier qui est perçu, comme c'est le cas sur les stock-options? Y a-t-il une taxation qui intervient à un moment ou un autre? Ou n'y a-t-il aucune taxation? Une plus-value peut être réalisée et, chez nous, il n'y a pas de taxation sur les plus-values.

 

03.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur Brotcorne, je voudrais rappeler que je n'ai aucune compétence en ce qui concerne les conditions de rémunération du principal dirigeant de Belgacom que vous avez cité. Ceci, comme vous l'avez dit, relève de la compétence de mon collègue en charge des Entreprises publiques, M. Vanackere.

 

Il n'est pas d'usage de donner des informations d'ordre fiscal relatives à un contribuable déterminé. Comme je l'ai rappelé en séance plénière à propos d'une entreprise, l'article 337 du Code des impôts sur les revenus s'oppose à ce que mon administration communique des informations tirées des dossiers fiscaux des contribuables, sauf dans les cas spéciaux qui y sont visés.

 

Cela étant, sur le plan des principes comme le prévoit l'article 31 du même Code, les avantages de toute nature obtenus en raison ou à l'occasion de l'exercice d'une activité professionnelle sont imposables et l'acquisition d'actions à prix réduit ne déroge pas à cette règle.

 

Je n'envisage d'ailleurs pas de modifier la législation sous cet aspect.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "begaste containers" (nr. 14146)

04 Question de M. Servais Verherstraeten au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les conteneurs gazés" (n° 14146)

 

04.01  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vice-eerste minister, mijn vraag gaat over de problematiek van containers die onder meer vanuit het Verre Oosten in onze havens aankomen en die begast worden om de goederen in de meest optimale omstandigheden te bewaren. Op het ogenblik dat zij in onze havens aankomen moeten zij echter geopend worden door onze mensen om ze hetzij te ontladen, hetzij – wat de FOD Financiën betreft – te controleren.

 

Het probleem is dat die gassen de gezondheid van de mensen die ermee geconfronteerd worden, kunnen schaden. Ik heb tegen uw collega die deels bevoegd is voor de veiligheid op het werk, reeds gezegd dat ik werd geconfronteerd met enkele slachtoffers van die gassen, die ernstige letsels hadden opgelopen.

 

Mijnheer de vice-eerste minister, mijn vragen omtrent de douanebeambten, voor wie u verantwoordelijk bent, zijn de volgende. Welke maatregelen neemt de overheid om de douanebeambten te beschermen tegen grote, maar ook tegen kleine hoeveelheden van die giftige gassen? Indien er zich toch een belangrijk incident voordoet waardoor een douanier thuis moet blijven, wordt die ambtenaar dan mentaal en financieel gesteund door de overheid?

 

04.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Verherstraeten, de problematiek van de begaste containers is bekend bij de Administratie der Douane en Accijnzen en wordt zeker opgevolgd. In de grote Belgische havens bestonden lokale richtlijnen voor de ambtenaar, over hoe er moest worden omgegaan met begaste containers. Gelet op de gevoeligheid van de problematiek heeft de administrateur van douane en accijnzen op 29 mei 2009 via een mailbericht alle ambtenaren nogmaals gewezen op het in acht nemen van de nodige veiligheidsmaatregelen bij de controle van gesloten containers.

 

Op 11 juni 2009 werd een geactualiseerde rondzendbrief, die de lokale richtlijnen vervangt voor alle ambtenaren, uitgevaardigd en ter kennis gebracht van de ambtenaren, door het plaatsen ervan op de homesite van de Administratie der Douane en Accijnzen op het intranet van de FOD Financiën.

 

Tevens werd een werkgroep opgericht die als opdracht heeft het volledig proces inzake de controle van containers onder de loep te nemen. Het is de bedoeling dat er een gedetailleerde procedure wordt uitgeschreven voor de behandeling van containers die ervan verdacht worden met gassen of dampen te zijn gevuld. Aan deze werkgroep werd gevraagd tijdens het uittekenen van de te volgen procedure rekening te houden met alle aspecten van de controle en ook duidelijk te bepalen hoe en waar detectiemateriaal moet worden ingezet.

 

Een eerste vergadering vond reeds plaats op 15 juni 2009

 

Daarnaast werd aan de dienst Opleiding de opdracht gegeven om na te gaan hoe zij op korte termijn een sensibiliseringscampagne kan opstarten. Ook daar werden reeds de nodige stappen gezet om half september 2009, samen met de interne dienst voor preventie en beveiliging op het werk van de FOD Financiën, te starten met de informatiesessies voor alle ambtenaren. Tevens zal onderzocht worden hoe de aspecten van de persoonlijke veiligheid op het werk kunnen worden geïntegreerd in de algemene opleiding.

 

Bij toepassing van de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers, is de FOD Financiën, in overleg met de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, bezig met de ontwikkeling van een nieuw globaal project teneinde de processen aangaande het gezondheidstoezicht te optimaliseren om de bevordering en het behoud van de gezondheid van de werknemers, alsmede het voorkomen van de risico’s, nog te verbeteren. In dat raam wordt de problematiek aangaande begaste containers in aanmerking genomen.

 

De eventuele incidenten waardoor ambtenaren het slachtoffer worden van een intoxicatie in het raam van hun beroepsactiviteit, worden gedekt door de reglementering betreffende de arbeidsongevallen en de beroepsziekten. Dat houdt in, mits naleving van de reglementaire voorwaarden, enerzijds dat de daaraan te wijten afwezigheden worden beschouwd als een periode van dienstactiviteit met behoud van bezoldiging, verschuldigd op grond van de arbeidsovereenkomst of van het wettelijk of reglementair statuut van het personeelslid, en, anderzijds dat het betrokken personeelslid onder andere kan genieten van de tenlasteneming van de daaraan gekoppelde ziekte-uitgaven en van de toekenning van een rente in geval van blijvend letsel. In voorkomend geval kan een psychologische ondersteuning overwogen worden, namelijk in het raam van de bestaande reglementering inzake arbeidsongevallen of beroepsziekten.

 

04.03  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord, alsook voor de recent genomen initiatieven ter zake.

 

Wanneer wij in de tweede helft van 2010 het Europees voorzitterschap waarnemen – die problematiek komt natuurlijk niet enkel hier voor –, kunnen wij misschien initiatieven nemen voor meer coördinatie en concordantie, samen met alle andere EU-landen met havens, om zo veel mogelijk incidenten te voorkomen, inhet belang van al het personeel dat daar werkt.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de Mme Zoé Genot au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la TVA sur les produits destinés à des épiceries sociales" (n° 14124)

05 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de btw op producten voor sociale kruideniers" (nr. 14124)

 

05.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, nous avons déjà eu un échange à ce sujet et vous m'aviez conseillé de rencontrer une série de ces acteurs. J'ai donc une question supplémentaire après les avoir rencontrés.

 

Les épiceries sociales m'ont fait part de leurs difficultés administratives en matière de TVA. Ces épiceries doivent appliquer la TVA sur la vente de produits alimentaires qu'elles reçoivent gratuitement et n'ont que peu de frais pour lesquels elles peuvent récupérer la TVA. Leur assujettissement entraîne une charge administrative très lourde pour ces petites associations et ne représente que des recettes minimes pour l'État. Une exemption serait une situation plus satisfaisante pour tout le monde.

 

Monsieur le ministre, les épiceries sociales peuvent-elles prétendre à l'exemption de TVA en vertu de l'article 44, §2, 2° du Code de la TVA? Si non, pourquoi? Quelles conditions devraient-elles remplir pour pouvoir y prétendre?

 

En vertu de l'article 44, §2, 2°, quels sont effectivement les types d'institutions qui bénéficient actuellement de l'exemption de la taxe?

 

Les épiceries sociales pourraient-elles bénéficier de la franchise en vertu de l'article 56 du Code? Quelles conditions devraient-elles respecter pour pouvoir y prétendre?

 

05.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, madame Genot, l'article 44, §2, 2° du Code de la TVA exempte notamment les prestations de services et les livraisons de biens étroitement liés à l'assistance sociale effectués par des organismes de droit public ou par d'autres organismes reconnus comme ayant un caractère social par l'autorité compétente. Il convient tout d'abord de constater que les épiceries sociales ne sont pas visées dans la liste des organismes qui bénéficient en tout état de cause de l'exemption. Par ailleurs, s'agissant de livraison de biens, celles-ci ne sauraient bénéficier de l'exemption que si, outre la reconnaissance de l'organisme en cause par l'autorité compétente, elles sont effectuées pour des allocataires sociaux. C'est ainsi que l'administration envisage, sous réserve d'un dernier examen, d'appliquer l'exemption précitée à l'égard des structures (ASBL, CPAS, associations de CPAS, sociétés à finalité sociale) qui ont été mises en place et agréées conformément au décret de la Région wallonne du 14 décembre 2006 et de l'arrêté d'exécution du gouvernement wallon du 21 juin 2007 relatif aux initiatives de développement de l'emploi dans le secteur des services de proximité à finalité sociale.

 

Le cadre défini par l'article 44, §2, 2° est très explicite. Quant à des situations particulières qui pourraient se présenter, elles doivent évidemment être examinées au cas par cas en fonction de leurs éléments propres.

 

En cas de non-exemption de leurs opérations, le régime de la franchise pourrait évidemment être revendiqué par les épiceries sociales selon les règles légales prévues en la matière.

 

Enfin, je voudrais vous confirmer que si des représentants des épiceries sociales souhaitent rencontrer les responsables de mon administration, nous pourrions examiner avec eux quelles sont les conditions à remplir de manière précise et dans des cas concrets pour bénéficier soit de l'exemption soit, plus probablement, d'un régime de franchise. Je n'ai aucun problème à ce qu'on organise une rencontre à ce sujet.

 

05.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je vous remercie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het opvragen van patrimoniumgegevens" (nr. 14132)

06 Question de Mme Sonja Becq au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la demande de données patrimoniales" (n° 14132)

 

06.01  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, het is een vrij concrete vraag. Eigenlijk is het een vaststelling vanuit de werkwijze van het OCMW. In het raam van het sociaal onderzoek en het onderzoek naar bestaansmiddelen moet men nagaan wat het patrimonium is waarover mensen beschikken. Op basis daarvan gaan maatschappelijk werkers naar het kantoor van registratie en domeinen van de gemeente waar de betrokkene is gevestigd. Op dat kantoor van registratie en domeinen krijgen zij antwoord wat het patrimonium is in de gemeente en of er eventueel elders een registratiekantoor is waarbij ze informatie moeten gaan vragen. Dan moeten zij ofwel een brief schrijven, ofwel een fax sturen aan dat andere registratiekantoor, dat dan eventueel nog eens zegt of er nog een ander kantoor eventueel bevoegd is of niet.

 

Dat is een omslachtige procedure. Ik zou er van uitgaan dat als een registratiekantoor zicht heeft op patrimoniumgegevens uit andere gemeenten of grondgebieden waarvoor een registratiekantoor bevoegd is, men ineens die informatie zou kunnen geven in plaats van effectief elke keer opnieuw die informatie te doen opvragen. Soms geeft men al wel eens tegenstrijdige informatie en zegt men dat betrokkene ergens niet gekend is en verwijst men naar een gemeente waar men moet zijn, terwijl men op een ander moment het gegeven had gekregen dat men in die gemeente wel terecht kon.

 

Dat lijkt nogal omslachtig. Bovendien vond ik terug dat er zoiets bestaat als het informaticaplan Patris. Dat is blijkbaar een gegevensbank waarin de documentatie van kadaster, registratie, hypotheken en het Aankoopcomité wordt samengebracht. Testversies en testfase liepen af einde 2007, dus denk ik dat dit toch geïntegreerd en veel eenvoudiger zou moeten kunnen. Blijkbaar niet, want die maatschappelijk werker had het nog over recente manieren van opvragen van die gegevens. Vandaar mijn vraag, omdat ik daar ook niet meer informatie over vond.

 

Wat is de stand van zaken in het Patrisproject? Is het niet mogelijk om op een meer geïntegreerde wijze de gegevens te bekomen, om die link te hebben, zodat men effectief met een aanvraag een volledig zicht zou hebben op de gegevens van de betrokkene? Dat komt de efficiëntie ten goede en de tijdsbesteding van zowel de aanvrager als degene aan wie de informatie wordt gevraagd.

 

06.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Becq, in het raam van de Coperfin-modernisering heeft de entiteit Patrimoniumdocumentatie een project voor geïntegreerde verwerking STIPAD gestart. Deze bestaat uit een geïntegreerde applicatie STIPAD en een geïntegreerde database Patris. Voor deze laatste zullen de bestaande databanken van het kadaster, CADNET, de registratie, Loco, en de hypotheek, Hypo, worden gemigreerd. De migratie van deze diverse databanken is een zeer moeilijke opgave, te meer omdat we hier te maken hebben met juridische gegevens inzake onroerende rechten, waarbij we waakzaam moeten zijn voor het behoud van de eigendomsrechten en de hypothecaire waarborgen. De volledige migratie is voorzien voor begin 2010.

 

Ik wil er u evenwel op wijzen dat de administratie reeds in juni 2005 een initiatief heeft genomen opdat de aflevering van gegevens aan de OCMW’s op een meer geïntegreerde manier zou verlopen.

 

Bij haar instructie nr. 13/2005 hebben de ontvangers van de registratie de opdracht gekregen om de vragen van de OCMW’s te beantwoorden binnen de vijftien dagen. Tevens zal het kantoor dat de aanvraag krijgt enkel nog beroep doen op de tussenkomst van een ander kantoor wanneer de gegevens die kunnen worden geraadpleegd en die van belang zijn in het raam van de aanvraag tot inlichtingen ontoereikend zijn of anomalieën vertonen.

 

Het kantoor dat een OCMW heeft aangesproken, staat in principe dus zelf in voor het inzamelen van de gegevens. Bijgevolg zou de door u geschetste omslachtige procedure zich eigenlijk niet meer mogen voordoen. Indien u voorbeelden heeft van problemen in dit verband, kunt u mij die bezorgen zodat ik de administratie kan vragen om de bestaande instructies hetzij in het algemeen, hetzij specifiek aan een kantoor te herinneren.

 

Sinds 2005 hebben we al een aantal maatregelen genomen en de ontvangers duidelijke instructies gestuurd. We gaan naar een integrale migratie in 2010.

 

06.03  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal dat inderdaad navragen. Ik heb over die instructie van 2005 gehoord. Het ging toen ook over het gratis maken van de gegevens. Daarover bestond ook een discussie. Ik heb heel duidelijk begrepen dat het niet dat ene kantoor is dat alle gegevens moet verstrekken.

 

Ik zal de gegevens opvragen en ze u bezorgen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de M. Luc Gustin au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le régime fiscal des contrats d'assurance-vie de la branche 21 et de la branche 23" (n° 14201)

07 Vraag van de heer Luc Gustin aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de belastingregeling voor levensverzekeringscontracten van tak 21 en tak 23" (nr. 14201)

 

07.01  Philippe Gustin (MR): Monsieur le vice-premier ministre, je voudrais vous poser une question sur le régime fiscal des contrats d'assurance-vie dits "non fiscalisés". En 1993, le législateur a pris des dispositions ayant pour but d'assimiler des produits d'assurance-vie à court terme, essentiellement les bons d'assurance, à des produits bancaires dont les intérêts sont soumis au précompte mobilier. Depuis, les revenus compris dans les capitaux et les valeurs de rachat liquidées en cas de vie afférant à des contrats d'assurance-vie relevant de la branche 21 sont en principe imposables à titre d'intérêts lorsque ces contrats prévoient un rendement garanti (article 19, §1er, 3°, a) du Code des impôts 1992).

 

Ces revenus sont cependant exonérés lorsque le contrat est conclu pour une durée supérieure à huit ans et que les capitaux ou valeurs de rachat sont effectivement payés plus de huit ans après la conclusion du contrat – selon l'article 21, 9°, b) du Code des impôts 1992.

 

Je constate que les fiches d'information financière établies par les entreprises d'assurance concernant les contrats d'assurance-vie de la branche 21 non fiscalisés indiquent que les revenus compris dans les capitaux en cas de vie et les valeurs de rachat liquidées pendant les huit premières années du contrat sont imposables et que tous les revenus payés en cas de liquidation du capital en cas de vie ou de rachat effectué après cette période de huit ans sont exonérés d'impôt, même si un rachat partiel a eu lieu pendant les huit premières années.

 

Cette pratique me semble parfaitement conforme à l'intention poursuivie par le législateur. En effet, la règle des huit ans a pour but d'imposer les revenus provenant de contrats d'assurance-vie à court terme. Le régime fiscal dont bénéficient ces assurances-vie constitue un élément clé de ces produits et un facteur déterminant pour les preneurs d'assurance. En souscrivant à des assurances-vie dont le régime fiscal a fait l'objet d'une intervention expresse du législateur, les contribuables s'attendent à bénéficier d'une certaine sécurité juridique. Ceci est d'autant plus vrai en cette période financière difficile. Par ailleurs, les contribuables peuvent légitimement s'attendre à ce que le régime fiscal spécifique attaché à ces produits soit appliqué conformément à l'intention du législateur.

 

Je constate à cet égard qu'à ce jour, l'interprétation des entreprises d'assurance est évidente, conforme à l'intention du législateur et que jamais, du reste, elle n'a été contestée par l'administration depuis 1993, notamment dans sa circulaire du 17 octobre 1995.

 

Afin d'assurer une certaine sécurité juridique tant aux preneurs d'assurances qu'aux entreprises d'assurance belges, je vous prie de confirmer que tous les revenus payés en cas de liquidation du capital en cas de vie ou de rachat effectué huit ans après la conclusion du contrat sont exonérés d'impôt sur les revenus, qu'il y ait eu ou non rachat partiel dans les huit premières années du contrat, d'autant que l'exonération prévue à l'article 21, 9°, b) du Code des impôts 1992 s'applique de manière identique aux revenus visés à l'article 19, §1er, 3°, b) du même Code des impôts.

 

07.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, monsieur Gustin, selon les termes de l'article 21, 9° du Code des impôts 1992 et selon la circulaire administrative du 17 octobre 1995, le contrat d'assurance sort du champ d'application de l'article 19, §1er, 3° du CIR 1992 dans deux cas indépendants l'un de l'autre. En ce qui concerne plus spécifiquement les contrats conclus pour une durée supérieure à huit ans, l'exonération prévue au point b) de cet article 21, 9° du CIR 1992 est conditionnée à deux conditions cumulatives: le contrat doit être conclu pour une durée supérieure à huit ans; les capitaux ou valeurs de rachat doivent être effectivement payés plus de huit ans après la conclusion du contrat.

 

L'article 21, 9°, b) du CIR 1992 implique in fine que si le contrat a été conclu pour une durée supérieure à huit ans, les capitaux et les valeurs de rachat liquidées au cours de l'une des huit premières années de la conclusion du contrat ne bénéficient pas de l'exonération. Il découle logiquement de ceci qu'un rachat partiel au cours d'une des huit premières années exclut ces capitaux de l'application de l'article 21, 9°, b) du CIR 1992.

 

Par contre, je confirme que l'article 21, 9°, b) du CIR 1992 implique que tous les revenus payés en cas de liquidation du capital, en cas de vie ou de rachat effectivement payé plus de huit ans après la conclusion du contrat sont exonérés de l'imposition prévue par l'article 19, §1er, 3° du CIR 1992. En d'autres termes, un rachat partiel effectué pendant les huit premières années visées par l'article 21, 9°, b) n'a aucune incidence sur le régime fiscal des revenus compris dans les attributions effectuées après cette période, qui demeure exonérée, conformément à la disposition précitée. Il ressort en effet clairement des travaux préparatoires de la loi du 22 juillet 1993 introduisant les dispositions en cause, que l'intention poursuivie par le législateur de 1993 était d'imposer uniquement les produits d'assurance-vie à court terme.

 

07.03  Philippe Gustin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette clarification intéressante.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de M. Christian Brotcorne au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la mise en place du système Belgacap" (n° 14222)

08 Vraag van de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de invoering van het Belgacap-systeem" (nr. 14222)

 

08.01  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, quand une entreprise fait crédit à un client, elle essaie de s'assurer contre un risque de non-paiement ou de faillite. Elle fait donc appel à des sociétés d'assurance-crédit.

 

Actuellement, en temps de crise, les assureurs-crédit ont tendance à réduire drastiquement les lignes de crédit et cela peut conduire les entreprises à la faillite. C'est pourquoi, lors de la réunion du 29 mai 2009, sur votre proposition et celle de Mme Sabine Laruelle, le Conseil des ministres a marqué son accord pour l'octroi de la garantie de l'État à une assurance-crédit complémentaire pour les entreprises, dénommée Belgacap, à concurrence d'un encours maximum de 300 millions d'euros.

 

Dans ce cadre, l'État assume, contre paiement d'une prime, une partie de la diminution que les assureurs crédit signifient à leurs clients. Elle n'est activée que lorsque la couverture proposée par l'assureur est épuisée.

 

Cependant, le journal "L'Écho" de ce vendredi 3 juillet rapporte que le système Belgacap que vous aviez prévu de mettre en place n'est pas encore mis en œuvre, alors qu'on attendait son lancement pour le 1er juillet.

 

Le même journal rapporte également qu'il semblerait que des divergences de vue entre gouvernement et assureurs-crédit aient empêché sa concrétisation.

 

Quel est votre point de vue sur ce retard?

 

À quelle date envisagez-vous l'entrée en vigueur de l'opportun système Belgacap?

 

08.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, monsieur Brotcorne, du côté du gouvernement, le dispositif est prêt, l'arrêté royal est pris et les modalités concrètes de collaboration entre l'État et le Fonds de participation, ainsi que le médiateur du crédit, ont été réglées.

 

Tout début juin, un projet de convention a été soumis par mes services aux assureurs-crédit. Trois rencontres se sont tenues en mon cabinet avec Assuralia et les dirigeants des entreprises d'assurance-crédit. Au cours de ces entretiens, le projet de convention a été discuté et négocié.

 

Je constate que certaines questions, pourtant réglées et convenues sans ambiguïté avec le secteur dès avant l'approbation du projet en Conseil des ministres du 29 mai dernier, ont fait ou refait surface dans le chef de certains assureurs-crédit.

 

Toutes les précautions sont prises pour garantir à la fois la souplesse de fonctionnement au bénéfice des entrepreneurs demandant Belgacap. La sécurité juridique est bien entendue pour encadrer strictement les conditions dans lesquelles peut avoir lieu l'intervention complémentaire en indemnisation par le Fonds de participation.

 

Jeudi dernier, une proposition a été formulée par mon cabinet. Il était demandé aux assureurs-crédit de se prononcer encore avant vendredi. À ce jour, je n'ai reçu aucune réaction. Je profite de votre question pour insister auprès d'eux pour que nos efforts soient suivis d'effets de leur côté cette semaine.

 

Je trouverais anormal qu'après avoir pris connaissance des moindres détails de l'opération depuis plus de deux mois, des intervenants souhaitent encore – ainsi que nous avons pu le lire par presse interposée – obtenir un délai avant l'entrée en vigueur de la convention.

 

Les chiffres récoltés par la Banque nationale de Belgique auprès des deux principaux acteurs de l'assurance-crédit témoignent d'ailleurs de la détérioration de la situation. Le montant total des limites assurées a baissé d'environ 13% entre le 31 décembre 2008 et le 30 avril 2009. Le nombre d'entreprises sur lesquelles portent les limites de ces deux principaux acteurs a diminué de 4.390 unités durant le même laps de temps. Il est donc évident que Belgacap constitue une réponse appropriée au besoin momentané des entreprises d'un mécanisme leur permettant de maintenir leur position compétitive. Le dossier reviendra donc rapidement en Conseil des ministres.

 

08.03  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le vice-premier ministre, je vous remercie. Il me semble également important que nos entreprises puissent profiter de ce dispositif que le gouvernement a envisagé. À un moment donné, il faudra prendre les mesures qui s'imposent, quitte à surmonter certaines réticences du secteur concerné qui ne sont manifestement pas justifiées.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van de heer Kristof Waterschoot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de borgstelling voor bedrijven met AEO-certificaat" (nr. 14230)

09 Question de M. Kristof Waterschoot au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la caution pour les entreprises avec certificat AEO" (n° 14230)

 

09.01  Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik kan vanuit mijn persoonlijke ervaring getuigen dat de toepassing van de douanewetgeving een heel belangrijk element is in de concurrentiepositie tussen de verschillende zeehavens in Europa.

 

De Nederlandse staatssecretaris voor Financiën heeft enkele weken geleden aangekondigd dat hij voor bedrijven met een AEO-certificaat een vermindering van de borgstelling zou toestaan. Hij zou dat samen met de private sector uitwerken.

 

Deze vermindering is vooral belangrijk voor de financieringsbehoefte bij de borgstelling, gezien daarvoor een bankgarantie vereist is.

 

Mijnheer de minister, bent u bereid om naar Nederlands model eveneens een verlaging van de borgstelling toe te staan voor bedrijven met een AEO-certificaat?

 

09.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Waterschoot, de douane heeft reeds herhaaldelijk de voordelen die voor bedrijven aan het behalen van een AEO-certificaat zijn verbonden in de verf gezet.

 

Als gevolg daarvan heeft reeds een groot aantal bedrijven een aanvraag ingediend om in België een AEO-certificaat te bekomen. Die voordelen zijn vooral terug te vinden op het vlak van de controle van de AEO-gecertificeerde bedrijven die door de douane minder frequent maar beter kunnen worden gecontroleerd.

 

Omdat de AEO-gecertificeerde bedrijven niet alleen een goede staat van dienst moeten hebben inzake de naleving van de douanereglementering en de fiscale reglementering maar ook nog solvabel moeten zijn, bestaat er voor die bedrijven veel minder kans dat zij de douaneschuld of de belastingschuld niet zouden kunnen betalen.

 

Daarom zal de douane, binnen de marge van de communautaire douanereglementering, de reeds bestaande mogelijkheden voor de vermindering van borgstelling verder uitbreiden met vrijstelling van borgstelling voor AEO-gecertificeerde bedrijven waarvan het certificaat niet werd geschorst noch werd ingetrokken door de douane.

 

09.03  Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik denk dat dit een heel positief signaal is voor het bedrijfsleven. Ik denk dat dit een goed voorbeeld is dat wij vooral de concurrentiepositie van onze eigen havens moeten bewaken met betrekking tot de douaneadministratie in andere landen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het gebouw te Poperinge waar de FOD Financiën en De Post zijn ondergebracht" (nr. 14204)

10 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le bâtiment abritant à Poperinge le SPF Finances et La Poste" (n° 14204)

 

10.01  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de minister, ik heb een vraag over het gebouw waarin de FOD Financiën gevestigd is in Poperinge. Op de gelijkvloerse verdieping bevindt zich De Post. Eerder hebt u mij in onze commissie al bevestigd dat de diensten van de FOD Financiën in Poperinge blijven bestaan en dat Poperinge een contactcentrum wordt.

 

Wat het gebouw zelf betreft, is er een renovatie aangekondigd en ondertussen op punt gesteld voor een bedrag van 650.000 euro, inclusief btw en technieken. Ook de heraanleg van de parking en de groenzone achter het gebouw was gepland, maar aangezien De Post als gedeeltelijke eigenaar weigerde bij te dragen in de kosten, konden die werken nog niet worden uitgevoerd.

 

Intussen werd het renovatiedossier volgens mijn informatie opgestart in de maand januari van dit jaar en zou het nog lopen tot maart 2010.

 

Mijnheer de minister, kunt u, ten eerste, nogmaals bevestigen dat het behoud van de diensten van de FOD Financiën in Poperinge verzekerd is? Blijft de huisvesting verzekerd, ook al wordt een aantal ambtenaren na pensioen niet meer vervangen?

 

Ten tweede, kloppen de termijnen voor de renovatiewerken? Wat houden die juist in?

 

Ten derde, is er intussen een akkoord met De Post over de heraanleg van de parking en de groenzone?

 

10.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Lahaye, er kan bevestigd worden dat de dienstverlening van de FOD Financiën voor de diverse taken van de fiscaliteit verzekerd zal blijven te Poperinge, en in beginsel in het thans bezette ambtsgebouw. De huidige dienstenstructuur zal veranderen conform Horizon 2015 en veeleer de gedaante aannemen van een polyvalente dienstentiteit met verminderde bezetting ten opzichte van de huidige personeelseffectieven. Tot 2015 gaan we dus voort met dezelfde aanpak. Daarna zullen we naar een polyvalente dienstentiteit gaan, met misschien minder personeel, maar wel dezelfde kwaliteit van dienstverlening.

 

De door u aangehaalde data zijn correct wat de renovatiewerken betreft. De werken zullen eind februari 2010 voltooid zijn. Zij behelzen in hoofdzaak alle binnenschilderwerk, het vervangen van de kapotte ondervloerlaag waar nodig, en het vernieuwen van de vloerbekleding. Daarnaast wordt ook het sanitair aangepast voor rolstoelgebruikers en worden er brandveiligheidwerken uitgevoerd conform het rapport van de brandweer van Poperinge.

 

In een brief van 7 juli 2003 heeft De Post meegedeeld dat de heraanleg van de parking voor haar niet nodig was en dat zij met dit schrijven de zaak als gesloten beschouwde. De Regie der Gebouwen zal een goedkoper alternatief uitwerken voor de heraanleg van de parking en De Post nogmaals proberen te bewegen te participeren in de heraanleg. In geval van een nieuwe weigering zal de juridische dienst van de Regie der Gebouwen nagaan of de deelname in de kosten voor het heraanleggen van de parking kan worden afgedwongen op basis van de akte van mede-eigendom.

 

Het verdelen van de parking tussen De Post en Financiën lijkt onmogelijk. Tot daar mijn antwoord op de drie vragen.

 

10.03  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Dank u wel, mijnheer de minister.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de Mme Muriel Gerkens au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la réduction du taux de TVA applicable au secteur horeca" (n° 14234)

11 Vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de btw-verlaging in de horeca" (nr. 14234)

 

11.01  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, en mars 2009, en réponse à des questions de plusieurs collègues, vous annonciez que vous proposeriez un taux de TVA réduit dans l'horeca. Pour ce faire, vous inviteriez l'ensemble du secteur à en débattre. En effet, cette diminution du taux de TVA devrait être assortie de certaines conditions, comme la création d'emplois, la baisse du prix pour les consommateurs, ainsi que des garanties pour une application correcte de la législation AFSCA.

 

Le 5 mai, le Conseil ECOFIN marque son accord pour que les différents États appliquent un taux de TVA réduit dans l'horeca à partir du 1er juin. Dans les dernières réponses que vous avez fournies, vous dites imaginer qu'un accord politique pourrait être trouvé et que l'entrée en application pourrait être prévue entre le 1er juillet 2009 et le 1er janvier 2010.

 

Monsieur le vice-premier ministre, pour la consultation de l'ensemble du secteur concerné, qui avez-vous rencontré parmi les employeurs, les travailleurs et autres intervenants?

 

Si parmi ces différentes catégories, certains acteurs n'ont pas été reçus, quelle en est la raison?

 

Avec le temps, je suppose que les dossiers avancent: avez-vous aujourd'hui davantage de garanties sur les possibilités de création d'emplois ou de consolidations prévues dans les accords tels que vous les annonciez?

 

Quelles sont les conséquences envisagées au niveau social suite à cette diminution de la TVA dans le secteur horeca?

 

Êtes-vous arrivé à un accord? Avez-vous plus de précisions sur la date d'entrée en application d'un tel dispositif? Des étapes sont-elles prévues?

 

11.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, madame Gerkens, je ne vais pas rappeler l'ensemble des étapes de ce dossier. Comme je l'ai déjà annoncé, je vous confirme que le dossier sera sur la table du gouvernement au mois de septembre dans le cadre des délibérations budgétaires, avec comme objectif l'entrée en vigueur au plus tard au 1er janvier 2010. Il s'agira de vérifier la volonté d'une majorité politique d'aller dans ce sens puisque, vous le savez, depuis une dizaine d'années, la demande est formulée par la Belgique à l'échelon européen. Maintenant que l'accord a été donné par les autorités européennes, il s'agit de traduire cela dans la réalité.

 

Mais le taux réduit ne peut s'appliquer que si le secteur satisfait à un certain nombre de conditions qui passent par une réelle baisse de prix pour le consommateur et la lutte contre le travail au noir, la lutte contre la fraude fiscale et sociale, en vue de promouvoir l'emploi. C'est le schéma qui a été retenu en France.

 

Des concertations ont déjà été organisées à plusieurs reprises avec les différentes associations professionnelles actives dans l'horeca. Je ne pense pas uniquement aux hôtels, restaurants ou cafés, mais aussi aux acteurs en matière de catering ou aux traiteurs. Certains ont fait la demande de participer et les associations sont évidemment les bienvenues.

 

Les représentants des travailleurs du secteur n'ont pas encore été conviés à des réunions mais ils seront impliqués dans la concertation.

 

Comme le premier ministre l'a déclaré dans sa réponse en séance plénière du 22 juin dernier, le cabinet restreint du 5 juin a clairement convenu de la constitution d'un groupe de travail pour se pencher sur le dossier complet, en ce compris les aspects emploi, lutte contre la fraude ou diminution des prix afin de pouvoir aboutir à des propositions concrètes et détaillées.

 

Le groupe de travail s'est déjà réuni mais je vous confirme que l'ensemble du dossier sera sur la table du gouvernement au mois de septembre, lors de la préparation des budgets 2010 et 2011.

 

11.03  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je remercie le ministre de sa réponse. Les représentants des travailleurs m'avaient fait part de leur étonnement de ne pas encore avoir été contactés. Si mon groupe partage la conviction que l'on peut lier la réduction de la TVA à des conditions d'emploi et de répercussion sur les prix, il est également important de rencontrer les représentants des travailleurs. Le personnel horeca est tel qu'il est difficile d'élire des délégués syndicaux. Il est donc difficile de consulter ces personnes. Avez-vous prévu un calendrier afin de les rencontrer?

 

11.04  Didier Reynders, ministre: Des contacts ont déjà été pris par le passé avec des représentants du secteur horeca et il y en aura d'autres avant la présentation du dossier au Conseil des ministres. Je précise que mes collègues sont associés au groupe de travail, y compris les ministres en charge des Affaires sociales et de l'Emploi. Nous essayons de trouver un moyen de consulter au mieux le personnel.

 

Je présume que vous visez essentiellement le personnel employé sans aucune violation des réglementations fiscales et sociales.

 

11.05  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Il est difficile de rencontrer l'autre personnel.

 

11.06  Didier Reynders, ministre: C'est possible, mais il faut se rendre dans les restaurants!

 

11.07  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Ceux qui sont employés légalement pourront parler de l'expérience de ceux qui ne le sont pas. Et je sais aussi que ces travailleurs peuvent être eux-mêmes ambivalents, parce qu'il est parfois dans leur intérêt que certaines heures soient payées moins officiellement.

 

Je sais que c'est compliqué, mais il importe de les rencontrer dans un contexte qui permette d'appréhender leur réalité, et non dans une ambiance de mensonge mutuel qui déforcerait les mesures à prendre.

 

Le président: Il faudra peut-être aussi consulter le ministre de la Santé publique, d'après ce que j'ai entendu hier.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van de heer Jenne De Potter aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het ontwerp van minimumvoorwaarden verzekering BA motorrijtuigen" (nr. 14279)

12 Question de M. Jenne De Potter au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le projet déterminant les conditions minimales pour l'assurance RC des véhicules automoteurs" (n° 14279)

 

12.01  Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 10 maart 2009 bracht de commissie voor verzekeringen haar rapport uit over het ontwerp van minimumvoorwaarden voor de verzekering van de burgerlijke aansprakelijkheid voor motorrijtuigen. Een werkgroep in de commissie voor verzekeringen was al sinds 2003 bezig met het herzien van de modelovereenkomst BA auto van 1992. Het was de bedoeling om vanuit een bekommernis van coherentie de modelovereenkomst te actualiseren. Liefst vijf jaar en tweeënvijftig vergaderingen gingen aan het advies vooraf. Het opzet van het modelcontract is het bepalen van de minimale garantievoorwaarden waaraan elke verzekeringsovereenkomst BA auto op de Belgische markt moet voldoen. Bij het bepalen van de inhoud van de minimumvoorwaarden is volgens het advies steeds de bescherming van de verzekerde en de derde benadeelde vooropgesteld, soms zelfs verder dan wat de wet vereist. Ook belangrijk is dat door de goedkeuring van de minimumvoorwaarden, deze ook worden toegepast bij een schadegeval in het buitenland, indien de buitenlandse wet een lagere dekking verleent dan wat bestaat onder de Belgische wet.

 

Het advies schetst een aantal problemen en doet een aantal aanbevelingen voor wetswijzigingen. Tot op heden is evenwel onduidelijk welke gevolgen aan dit advies zullen worden gegeven. Waar blijft het ontwerp van minimumvoorwaarden?

 

Ik heb de volgende vragen. Wat is de stand van zaken met betrekking tot het ontwerp van minimumvoorwaarden? Ten tweede, wanneer mogen wij eventuele wetswijzigingen verwachten? Wat is daarvan de timing? Ten derde, als er aanpassingen zouden komen aan de modelovereenkomst van 1992, wat zullen daarvan dan de belangrijkste krachtlijnen zijn?

 

12.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de De Potter, het ontwerp van koninklijk besluit met de minimumvoorwaarden betreffende de verzekering van de BA-motorrijtuigen, evenals het bijhorende wetsontwerp tot wijziging van de wetten van 12 november 1989, betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, en van 25 juni 1992, op de landverzekeringsovereenkomst, wordt op dit ogenblik door mijn kabinetsmedewerkers nagekeken.

 

Het is de bedoeling de teksten, indien mogelijk, voor het zomerreces aan de Ministerraad voor te leggen. De verdere timing hangt af van de reactie van mijn collega’s in de regering.

 

Er komen aanpassingen aan de modelovereenkomst van 1992. Zij worden ingegeven door de wijziging die het wettelijk en reglementaire kader intussen hebben ondergaan, door de gewijzigde rechtspraak en door de bezorgdheid om de consument een aangepaste en duidelijke tekst ter beschikking te stellen. De voornaamste krachtlijnen van de wijzigingen worden becommentarieerd in het advies dat door de Commissie voor Verzekeringen wordt uitgewerkt.

 

Wij zullen dat advies dus toepassen. Ik probeer voor het reces bij de volgende Ministerraad het dossier voor te leggen. Aan de hand van de reactie van de regering zullen wij zien hoe de timing zal verlopen.

 

12.03  Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw engagement. Wij zullen later de precieze inhoud van de modelovereenkomst en van het KB bekijken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.26 uur.

La réunion publique de commission est levée à 17.26 heures.