Commissie voor de Landsverdediging

Commission de la Défense nationale

 

van

 

woensdag 24 juni 2009

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 24 juin 2009

 

Matin

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 11.00 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Ludwig Vandenhove.

Le développement des questions et interpellations commence à 11.00 heures. La réunion est présidée par M. Ludwig Vandenhove.

 

De voorzitter: Vraag nr. 13066 van mevrouw Galant is uitgesteld.

 

01 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "burgerslachtoffers bij een luchtaanval door de NAVO" (nr. 13403)

01 Question de M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "les victimes civiles d'une attaque aérienne de l'OTAN" (n° 13403)

 

01.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 19 mei zijn er burgerslachtoffers gevallen bij een luchtaanval in Afghanistan door de NAVO in Nawa in de provincie Helmand. Uit het ISAF-persbericht blijkt dat ISAF-soldaten onder vuur kwamen en daarbij Close Air Support vroegen. Gezien de locatie is het zeer waarschijnlijk dat het support-vliegtuig uit Kandahar kwam. In Kandahar roteren de aanwezige gevechtsvliegtuigen om paraat te staan voor dergelijke Close Air Supportmissies. In Kandahar zijn, zoals u weet, behalve Belgische ook Amerikaanse, Franse, Britse en Nederlandse gevechtsvliegtuigen gestationeerd.

 

Mijnheer de minister, ik heb hierover volgende vragen.

 

Ten eerste, over hoeveel burgerslachtoffers is sprake?

 

Ten tweede, waren er Belgische vliegtuigen of Belgische militairen bij dit incident betrokken?

 

Ten derde, gezien het hoge risico op burgerslachtoffers bij luchtaanvallen, de duidelijke strategie van de opstandelingen om Afghaanse burgers te gebruiken als menselijke schilden en de negatieve impact van luchtaanvallen op de steun van de Afghaanse bevolking voor de ISAF-operatie, vindt u dat de NAVO-strategie met betrekking tot luchtsteun in vraag moet worden gesteld?

 

Ten vierde, welke bijkomende maatregelen kunnen er op korte, middellange en lange termijn worden genomen om enerzijds te voorkomen dat Afghaanse burgers het slachtoffer worden van luchtaanvallen en anderzijds om te voorkomen dat zij als menselijk schild worden gebruikt?

 

Ten slotte, in hoeverre is de Amerikaanse strategie van counter-insurgency per vliegtuig overgenomen door de NAVO?

 

01.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, de richtlijnen met betrekking tot de inzet van de luchtmiddelen die de NAVO onafhankelijk van de eigen strategie van de deelnemende landen uitvaardigt, zijn zeer duidelijk. Ik heb dat reeds verschillende keren in deze commissie kunnen benadrukken. Alles moet in het werk worden gesteld om burgerslachtoffers te vermijden.

 

Samen met het gebruik van zeer precieze wapens zijn de rules of engagement, ROE, die door de Belgische piloten worden toegepast om te bepalen of het gebruik van geweld gerechtvaardigd en legaal is, het instrument dat de NAVO aanwendt om burgerslachtoffers te vermijden.

 

Daarnaast zijn het concept voor de inzet, de voorbereiding en het professionalisme van de Belgische piloten de beste garantie voor een correcte inschatting van elke situatie op de grond die een tussenkomst vergt. Nogmaals, dit gebeurt steeds in navolging van de rules of engagement.

 

Men mag niet vergeten dat de tussenkomsten van onze piloten in de eerste plaats dienen of tot doel hebben de mensen die op de grond zijn ingezet, te beschermen. Dat is de eerste taak. Tot op heden hebben onze piloten op dit vlak uitstekend hun taak vervuld.

 

Met betrekking tot de resultaten van een dergelijke tussenkomst, zowel de herkomst van de ingezette vliegtuigen als het uitvoeringsverslag ervan zijn een tussenkomst die hoort onder geclassificeerde informatie.

 

01.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik leer uit uw antwoord dat u de huidige strategie eigenlijke niet in vraag stelt, hoewel we kunnen vaststellen dat 2009 een zeer slecht jaar dreigt te worden niet alleen op het vlak van burgerslachtoffers maar ook op het vlak van slachtoffers, aanslagen en gewelddadige incidenten in het algemeen. Dit doet de nodige vragen rijzen over het succes van de strategie zoals ze vandaag wordt gehanteerd. Ik stel nogmaals vast dat u dit niet in vraag stelt en de uitgezette lijn gewoon verder blijft volgen, terwijl de feiten op het terrein toch de nood bewijzen aan een zekere visie, reflectie en een andere, bredere strategie. Dat debat hebben wij hier al herhaaldelijk gevoerd.

 

Ik vind het ook onterecht dat u informatie weigert te geven over het specifieke incident en of daar Belgische vliegtuigen bij betrokken waren. De beslissing om Belgische F-16’s uit te sturen is een beslissing die door de publieke opinie moet worden gedragen. Ik kan mij voorstellen dat de publieke opinie zich zorgen maakt indien zou blijken dat Belgische vliegtuigen herhaaldelijk/af en toe/incidenteel burgerslachtoffers zouden maken. Dat is een element dat in het debat moet worden gebracht. Door uw antwoord verhindert u dit zodat het debat niet op een ordelijke manier kan worden gevoerd.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Interpellatie van de heer Patrick De Groote tot de minister van Landsverdediging over "het discrimineren bij het rekruteren van militairen op basis van het medische dossier" (nr. 333)

02 Interpellation de M. Patrick De Groote au ministre de la Défense sur "l'existence de discriminations basées sur le dossier médical lors du recrutement de militaires" (n° 333)

 

02.01  Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik wil het vandaag kort hebben over iets wat ik als symbolisch ervaar. Ik ben getroffen door het verhaal van een jonge man die zich wil inzetten bij het leger en daarbij met wettelijke belemmeringen wordt geconfronteerd.

 

Recent zou zich een kandidaat-rekruut bij Defensie hebben aangemeld die op basis van zijn medisch verleden zou zijn geweigerd. De persoon in kwestie is 18 jaar. Ondanks zijn jeugdige leeftijd heeft hij al een hele strijd tegen kanker geleverd. Niettegenstaande het feit dat hij deze strijd al twee jaar heeft overwonnen, krijgt hij opnieuw een zware tegenslag te verwerken. Men kan kanker overwinnen, maar blijkbaar botst men dan op vooroordelen en discriminatie en die kan men blijkbaar niet overwinnen.

Wat kreeg deze persoon te horen? "Wij kunnen u niet aanwerven. De periode sinds het overwinnen van uw kanker beslaat slechts twee jaar. Wij kunnen alleen mensen aanwerven met een kankervrije periode van vijf jaar. Kom binnen drie jaar eens terug."

 

Ik noem dit een symbooldossier omdat dit aantoont hoe de Staat in de plaats van het goede voorbeeld te geven en de waarden, principes en rechten van de mens te verdedigen, deze allemaal overboord gooit. Dat is jammer. Ik krijg hierbij een gevoel van discriminatie en uitsluiting. Hier wordt een jongen geweigerd op basis van zijn medisch verleden.

 

Ik weet dat men in het leger aan een medisch onderzoek en fysieke proeven wordt onderworpen. Dit is niet uniek. Het bestaat ook in andere sectoren. Ik denk aan de politie. Ik vernam dat dit soms ook in het onderwijs en bij de NMBS gebeurt.

 

Hier gaat het echter niet om de fysieke conditie, de medische toestand of de huidige staat van gezondheid. Deze jongen wordt geweigerd op basis van zijn medisch verleden, weliswaar het recente verleden, namelijk zijn conditie van twee jaar geleden.

 

Ik weet dat men in de medische wereld een periode van vijf jaar hanteert om personen volledig kankervrij te verklaren. Ik ben geen dokter, maar ik begrijp wel het nut van die termijn. Het is een termijn waarbij een patiënt een bepaald risico loopt om te hervallen. Bij de ene kanker is dat risico hoger dan bij de andere kanker. Dit is dus zeer arbitrair. De herstelde patiënt wordt in die periode best van nabij gevolgd. Dat betekent dus dat hij regelmatig, halfjaarlijks of jaarlijks, op controle gaat. Wie de medische preventie hoog in het vaandel draagt, zal deze periode vanuit het voorzorgsprincipe eerder lang dan kort houden.

 

Voor mij is dit een vorm van de schending van de privacy. Kan het zomaar dat een werkgever het medisch verleden van een sollicitant opvraagt, zelfs als dit ter sprake komt door een eventuele slip of the tongue?

Volgens mij gaat hier de opportuniteit verloren. Wij hebben een leger, maar dan een leger van werklozen. Nu is er iemand die met volle overtuiging voor het leger kiest en het leger weigert hem.

 

Het leger geeft aan de maatschappij het signaal dat het liever niet het risico loopt om iemand aan te werven want het zouden wel eens allemaal verloren kosten kunnen zijn. Dit wil zeggen dat wij momenteel een soort nieuwe socialezekerheidskas zullen moeten oprichten, mijnheer de minister, en een nieuwe verzekeringspremie aan de werkgevers zullen moeten vragen die moet voorzien in een soort vervangingsloon voor de vijf jaar nadat personen hun kanker hebben overwonnen. Het is een soort overbrugging.

 

Misschien is het cynisch en ik zal proberen af te ronden, maar terwijl het leger misschien vreest voor de fysieke conditie heeft men in de sportwereld juist voorbeelden. De grootste pleitbezorgers zijn vaak ex-kankerpatiënten. Ik denk aan een Lance Armstrong of een Maarten van der Weyden die acute leukemie had en drie jaar later in een recordtijd het IJsselmeer overzwom. Ik denk ook nog aan marathonschaatser Miel Rozendaal. Ik denk dat u mijn punt hebt begrepen en dat ik geen details meer hoef te geven.

 

Ik kom dan bij mijn vragen.

 

Ten eerste, wordt de kandidaat bevraagt over zijn medisch verleden? Hoe? Gebeurt dit enkel bij de testen betreffende de medische geschiktheid?

 

Ten tweede, is een kandidaat-rekruut verplicht om zijn medisch verleden aan te geven?

 

Ten derde, kan de medische geschiktheid worden gelijkgesteld aan het kankervrij verklaren?

 

Ten vierde, is dit niet in strijd met de Belgische antidiscriminatiewetten?

 

Ik dank u alvast voor uw antwoord, mijnheer de minister.

 

02.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer De Groote, u weet dat de rekruteringsvoorwaarden worden bepaald in de wet van 27 maart 2003 die betrekking heeft op de werving van militairen, het statuut van militaire muzikanten en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het personeel van Landsverdediging. Het KB van 11 september 2003 betreffende de werving van militairen bepaalt de medische selectiecriteria waaraan de sollicitanten dienen te voldoen. Ik denk dat we het daarover nu hebben.

 

Om de medische geschiktheid van een sollicitant te kunnen toetsen aan deze selectiecriteria wordt de sollicitant onder andere bevraagd over zijn medisch verleden aan de hand van een medische vragenlijst. Dit is niet enkel en alleen het geval binnen Defensie. Die bevraging vindt plaats tijdens de testen betreffende de medische geschiktheid. Er wordt ook opgemerkt dat het medisch dossier strikt persoonlijk is en dat het onderworpen is aan het medisch geheim. Het wordt dus niet meegedeeld aan andere mensen binnen Defensie. Het wordt ook niet meegedeeld aan andere sollicitaties binnen de privésector.

 

De sollicitant is natuurlijk verplicht om zijn medisch verleden aan te geven om de onderzoekende geneesheer toe te laten een sluitende medische evaluatie te maken over de medische geschiktheid van de sollicitant en dit om de functie van militair te kunnen uitoefenen.

 

De sollicitant die deze informatie niet meedeelt wordt bijgevolg uitgesloten. Deze procedure is niet anders dan die in de privésector en ook niet anders dan die in de andere ambtenarijen. Ook in het geval van valse verklaring wordt de sollicitant uitgesloten of wordt zijn of haar indienstneming – of wederindienstneming indien de valse verklaring pas na de inlijving aan het licht zou komen – van ambtswege verbroken. Dit gebeurt niet alleen met de ziektebeelden waarover u hebt gesproken.

 

Defensie rekruteert ook behandelde en genezen verklaarde kankerpatiënten in zoverre gedurende de laatste vijf jaar geen herval werd vastgesteld. Deze periode van vijf jaar wordt algemeen beschouwd als een termijn waarna een grote kans op genezing bestaat. Hoewel ik er begrip voor kan opbrengen dat na een soms lange behandel- en herstelperiode het opgenomen worden in de arbeidswereld, het weze in de privésector, het weze in de ambtenarij, het weze bij defensie, belangrijk is, toch is de regelgeving betreffende de medische selectie bij defensie niet in strijd met de Belgische antidiscriminatiewet.

 

Artikel 7 van de wet van 10 mei 2007 bepaalt immers dat ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie er een direct onderscheid zoals op basis van de gezondheidstoestand kan worden toegelaten indien dit onderscheid objectief gerechtvaardigd wordt door een legitiem doel en de hiervoor gebruikte middelen passend en noodzakelijk zijn.

 

Daarnaast bepaalt artikel 4 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij uitvoering van hun werk onder meer dat de Koning bijzondere maatregelen kan vaststellen om rekening te houden met de specifieke toestand van de krijgsmacht. De verschillende reglementaire teksten betreffende de medische selectie voldoen aan al deze wettelijke voorwaarden.

 

Tot daar mijn antwoord op de interpellatie van collega De Groote, ik heb echter zelf aangehaald en ben er zelf al mee geconfronteerd, niet alleen binnen Defensie maar ook op andere niveaus, hoezeer dit criterium van vijf jaar arbitrair kan lijken. Het is echter een algemeen geldend criterium.

 

02.03  Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik heb niet gezegd dat het leger andere medische selectiecriteria hanteert dan de gebruikelijke. Ik heb zelfs gesteld dat dit zeker niet uniek is en dat het ook in andere sectoren bestaat.

 

Ik twijfel ook niet aan de wettelijkheid, maar volgens mij moet het toch mogelijk zijn om die periode van vijf jaar in de wetgeving aan te passen. Wat moet men anders doen in die aanloopperiode?

 

We hebben hier trouwens te maken met heel gemotiveerde mensen die dan te horen krijgen dat ze drie jaar moeten wachten tot ze aan die vijf jaar geraken. Ik neem als voorbeeld de sportwereld, waar mensen zich na twee jaar manifesteren op sportief vlak. Men kan dit ook in de privésector en in het leger, maar men krijgt daartoe de kans niet omdat men wettelijk vasthoudt aan de bestaande vijf jaar. Ik wou dit met mijn uiteenzetting aanklagen omdat ik dat ongehoord vind.

 

U hebt gelijk wanneer u zegt dat dit niet alleen het geval is bij Defensie. Er zijn heel wat sectoren waar dit ook het geval is. Om dat wat meer onder de aandacht te brengen, dien ik een motie in.

 

Iemand moet het goede voorbeeld geven en misschien kan Defensie dat doen. Misschien kan bij de rekrutering van kandidaat-militairen geen rekening worden gehouden met het medisch verleden, in die zin dat de kandidaat-militairen na een medische behandeling van kanker geen periode van vijf jaar moeten overbruggen zoals dat in de medische wereld gebruikelijk is vooraleer ze kankervrij worden verklaard.

 

Ik vind dit jammer voor mensen die gemotiveerd zijn en ik hoop dat dit misschien de aanzet vormt voor uw departement om stappen te zetten zodat die mensen gelijke kansen krijgen.

 

02.04 Minister Pieter De Crem: Collega De Groote, ik neem dit bijzonder ter harte. Er moet volgens mij een algemene aanpak zijn van mensen die van kanker genezen verklaard zijn.

 

Deze problematiek rijst ook in afgeleide vormen van het maatschappelijk functioneren, niet in het minst in het geval van het verkrijgen van bijvoorbeeld een hospitalisatieverzekering of het zich laten verzekeren voor extra medische risico’s. Ik deel uw bekommernis volledig.

 

Moties

Motions

 

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Patrick De Groote en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellatie van de heer Patrick De Groote

en het antwoord van de minister van Landsverdediging,

vraagt de minister van Landsverdediging

- om bij de rekrutering van kandidaat-militairen geen rekening te houden met het medisch verleden in die zin dat de kandidaat-militair na een medische behandeling van kanker geen vijf jaar durende periode moet overbruggen, zoals in de medische wereld gebruikelijk is vooraleer iemand volledig “kankervrij” wordt verklaard, en om de kandidaat-militair aldus medisch geschikt te verklaren wanneer hij de fysieke proeven doorstaat;

- om onverwijld de voor deze reden afgewezen kandidaat-militairen opnieuw in aanmerking te nemen."

 

Une motion de recommandation a été déposée par M. Patrick De Groote et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de M. Patrick De Groote

et la réponse du ministre de la Défense,

demande au ministre de la Défense

- de ne pas tenir compte, dans le cadre du recrutement de candidats-militaires, des antécédents médicaux de ces derniers en ce sens qu’après avoir subi un traitement médical anticancéreux, un candidat-militaire ne devrait plus passer par une période de rémission de cinq ans, comme il est d’usage dans le monde médical, avant d’être déclaré complètement guéri de son cancer et, partant, avant d’être déclaré médicalement apte s’il réussit les épreuves d’aptitude physique;

- de prendre de nouveau en considération, sans tarder, les candidats-militaires dont la candidature n’a pas été retenue pour ce motif."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames Ingrid Claes, Nathalie Muylle en Brigitte Wiaux en door de heren André Flahaut, Gerald Kindermans, en Geert Versnick.

 

Une motion pure et simple a été déposée par Mmes Ingrid Claes, Nathalie Muylle et Brigitte Wiaux et par MM. André Flahaut, Gerald Kindermans et Geert Versnick.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

03 Question de Mme Brigitte Wiaux au ministre de la Défense sur "le mandat de l'opération 'Allied Protector' de l'OTAN" (n° 13628)

03 Vraag van mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van Landsverdediging over "het mandaat van de NAVO-operatie 'Allied Protector'" (nr. 13628)

 

03.01  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le ministre, le Conseil des ministres du 5 juin dernier a décidé d'augmenter la durée d'engagement d'un officier belge qui participe à l'opération anti-piraterie menée par l'OTAN au large de la Corne de l'Afrique, l'opération "Allied Protector". Certaines informations ont fait état d'un nouveau mandat qui aurait été confié à l'opération par le Conseil de l'Atlantique Nord.

 

Comme souvent, l'accès aux décisions de l'OTAN s'avère compliqué, les choses restent donc peu claires. Monsieur le ministre, pouvez-vous m'indiquer si l'OTAN a effectivement adapté le mandat de cette opération? Si oui, dans quel sens, et cela a-t-il des répercussions sur la mission qu'effectue actuellement notre officier?

 

03.02  Pieter De Crem, ministre: Chère collègue, le mandat de l'opération "Allied protector" a effectivement été élargi à la date du 15 mai 2009 sur décision du Conseil de l'Atlantique Nord, le NAC.

 

Cette décision vise à autoriser l'escadre de l'OTAN, déployée au large de la Corne de l'Afrique, à mener des actions plus efficaces dans le cadre de la lutte contre la piraterie. Ces actions comprennent l'interception des déroutements d'embarcations suspectes, la capture et la détention de personnes soupçonnées d'actes de piraterie et la mise en place d'équipes de protection à bord d'un navire marchand.

 

Outre ces nouvelles tâches, la zone d'opération de l'escadre a également été élargie, afin d'y inclure toutes les zones d'activité des pirates. Ce changement de mandat n'a aucune répercussion sur la mission de l'officier belge participant à cette opération en tant que chef d'état-major du quartier général embarqué.

 

03.03  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces informations.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de M. David Clarinval au ministre de la Défense sur "le rapatriement en Belgique du corps du général Deffontaine" (n° 13693)

04 Vraag van de heer David Clarinval aan de minister van Landsverdediging over "de overbrenging van het stoffelijk overschot van generaal Deffontaine naar België" (nr. 13693)

 

04.01  David Clarinval (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, depuis bientôt 69 ans, la famille du lieutenant-général Georges Deffontaine, connu comme étant le dernier défenseur de Namur en mai 1940, attend le rapatriement du corps de son aïeul décédé dans un camp polonais en septembre 1940. Diverses démarches ont déjà été entreprises par le passé mais aucune n'a abouti. Le général Deffontaine avait pourtant émis la volonté d'être inhumé en Belgique, dans le caveau familial liégeois.

 

La première tentative de rapatriement du corps a été menée après la guerre par la veuve du général Deffontaine, sans succès. Des contacts encourageants existaient pourtant à l'époque avec le ministère de l'Intérieur où une cellule fut mise en place pour permettre le retour des soldats belges enterrés en zone russe. Tous les essais de rapatriement du corps du général Deffontaine ont échoué par le fait que la commune de Sorau (aujourd'hui Żary) où se trouvait la dépouille se situait en Pologne, derrière le Rideau de Fer, au sud-est de Berlin.

 

La chute du Rideau de Fer, puis l'entrée de la Pologne dans l'Union européenne en 2004 ont redonné espoir à la famille du général mais rien n'a pu être conclu jusqu'à présent. En 2007, grâce à la collaboration des autorités polonaises, la tombe du général Deffontaine a été identifiée dans un cimetière désaffecté. En 2008, plusieurs courriers auraient été adressés au ministre de la Défense. Le chef de la maison militaire du Roi et les commandants militaires des provinces de Namur et de Liège ont également été informés du dossier mais ce dernier semble être resté lettre morte.

 

Aujourd'hui, de nouvelles voix s'élèvent afin de faire bouger les choses. En effet, avec l'accord de la famille du défunt, l'historien namurois Jacques Vandenbroucke et André Scaillet ont lancé un appel aux médias dans l'espoir d'accélérer l'avancement de ce dossier. J'ai personnellement été ému par cette histoire et je crois qu'il est important, à l'heure où disparaissent les derniers témoins de la Seconde Guerre mondiale, de prendre en charge le plus rapidement possible le rapatriement de la dépouille du général.

 

Monsieur le ministre, avez-vous pris connaissance de ce dossier? Que comptez-vous faire? Quelles suites comptez-vous lui donner? Pouvez-vous me confirmer que vous mettrez tout en œuvre pour rendre aux siens le corps du général Deffontaine?

 

04.02  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, monsieur Clarinval, j'ai effectivement pris connaissance du dossier et des recherches effectuées par l'historien Jacques Vandenbroucke. De celles-ci, il apparaît que le lieutenant-général Deffontaine avait souhaité être inhumé à proximité du camp de Tibor en Pologne, non loin de ses camarades de captivité. Son dernier souhait avait été respecté par les autorités allemandes.

 

J'ai également été informé du souhait de la famille du lieutenant-général Deffontaine de rapatrier son corps en Belgique. L'article 4 de l'arrêté royal du 21 janvier 1956 réglementant l'intervention de l'État en matière de transfert et de rapatriement des corps des victimes de la guerre 40-45 dispose que, dans l'éventualité où les corps sont inhumés soit hors d'Europe, soit en Allemagne ou dans un pays d'Europe non limitrophe de la Belgique, ils sont rapatriés par les soins de l'État.

 

Les spécialistes de mon département, conjointement avec l'Institut des vétérans, l'Institut national des invalides de guerre, anciens combattants et victimes de guerre, étudient actuellement, dans le cadre du souvenir de la mémoire, l'opportunité et la faisabilité de ce rapatriement et ce, en concertation avec les autorités locales de la région où le lieutenant-général Deffontaine repose en Pologne.

 

04.03  David Clarinval (MR): Monsieur le ministre, certes, le dernier souhait du lieutenant-général était de rester auprès de ses hommes, puisqu'il est décédé en captivité. Par contre, la famille souhaite bien sûr le rapatrier ici.

 

J'ai bon espoir que les spécialistes qui se penchent actuellement sur le dossier pourront rapidement trouver une solution. Le rapatriement de ce corps doit être marqué symboliquement. Ce geste honorerait la Défense et notre État!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Bruno Stevenheydens aan de minister van Landsverdediging over "de terugtrekking van troepen uit Kosovo" (nr. 13697)

- mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van Landsverdediging over "de geleidelijke afbouw van de KFOR-manschappen" (nr. 13791)

05 Questions jointes de

- M. Bruno Stevenheydens au ministre de la Défense sur "le retrait de troupes du Kosovo" (n° 13697)

- Mme Brigitte Wiaux au ministre de la Défense sur "la réduction progressive des effectifs de la KFOR" (n° 13791)

 

05.01  Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de ministers van Defensie van de NAVO-lidstaten zijn overeengekomen om in een periode van één tot twee jaar de troepen in Kosovo geleidelijk terug te trekken en af te slanken tot een afschrikkingsmacht. Momenteel zijn er nog ongeveer 14.000 militairen aanwezig. In eerste instantie zou men het aantal afslanken tot 10.000 manschappen en in tweede instantie, volgens de berichten die ik daarover heb gelezen, tot 2.300 manschappen.

 

Het Belgisch leger is daar met ongeveer 200 manschappen aanwezig.

 

Mijnheer de minister, kunt u meedelen welke gevolgen die beslissing heeft voor de aanwezigheid van onze troepen in Kosovo? Zal een afschrikkingsmacht van 2.300 manschappen volstaan?

 

05.02  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, les ministres de la Défense de l'OTAN ont décidé ce 11 juin de réduire graduellement les effectifs de la force présente au Kosovo, pour autant que l'amélioration des conditions de sécurité se confirme. Une première étape serait de ramener les effectifs de 14.000 à environ 10.000 hommes d'ici janvier 2010.

 

Monsieur le ministre, sait-on déjà si tous les militaires belges participant à la KFOR sont concernés par ce premier retrait ou seulement certains d'entre eux?

 

Dans le cas contraire, quand une décision sera-t-elle prise à ce sujet?

 

Quels seront les critères pour déterminer les troupes appelées à rentrer au pays?

 

05.03  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chers collègues, lors du sommet de l'OTAN du 11 juin, un consensus a été atteint pour faire évoluer la KFOR vers une présence de dissuasion, "a deterrent presence", comme proposé par le comité militaire.

 

Après une présence de huit ans au Kosovo, le moment est en effet venu de transmettre la responsabilité du maintien de la paix de façon coordonnée et progressive.

 

Die beslissing heeft natuurlijk een weerslag op de Belgische deelname aan de KFOR. In uitvoering daarvan gaat de Defensiestaf momenteel na welke de meest optimale manier is waarop de Belgische effectieven die aanwezig zijn in Kosovo, gradueel kunnen worden gereduceerd.

 

Er zal daaromtrent meer duidelijkheid ontstaan na contact met Frankrijk, het land waarmee ons land samenwerkt in de noordelijke regio van Kosovo en onder wiens koepel wij eigenlijk actief zijn. Een specifiek dossier zal worden voorgelegd aan de Ministerraad in de best mogelijke termijnen.

 

Ons contingent bedraagt nu ongeveer tweehonderd aanwezigen. De regering heeft beslist om dat contingent aan te houden tot eind 2009.

 

Een proportionele verlaging zal, mijns inziens, pas kunnen op het moment dat de Fransen ook zouden beslissen om hun aanwezigheid proportioneel te verlagen.

 

Op 13 juli brengt de commissie op mijn uitnodiging een bezoek aan Kosovo, waar wij onze troepen ter plaatse zullen kunnen bezoeken en een evaluatie van de werkzaamheden zullen kunnen maken.

 

Ik wil nogmaals benadrukken dat het werk dat onze militairen ter plaatse uitvoeren, bijzonder hoog wordt ingeschat en een essentiële rol speelt in het stabilisatieproces in Kosovo, zeker in de etnisch geladen regio van Mitrovica, die zich echt op de etnische frontlijn tussen Kosovo en Servië bevindt.

 

05.04  Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord.

 

05.05  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je reviendrai vous interroger en fonction de l'évolution de la situation.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Samengevoegde vragen van

- de heer Bruno Stevenheydens aan de minister van Landsverdediging over "de deelname van Belgische militairen aan gevechten in Afghanistan" (nr. 13702)

- de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Landsverdediging over "een vuurgevecht in Afghanistan" (nr. 13703)

- de heer Patrick De Groote aan de minister van Landsverdediging over "de recente aanval op Belgische militairen in Afghanistan" (nr. 13710)

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "de Belgische patrouilles in Afghanistan" (nr. 13714)

- mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Landsverdediging over "de aanval op Belgische militairen in Afghanistan" (nr. 13727)

- de heer Gerald Kindermans aan de minister van Landsverdediging over "het recente incident waarbij Belgische troepen zouden betrokken zijn in Afghanistan" (nr. 13739)

- de heer André Flahaut aan de minister van Landsverdediging over "de aanval van de taliban op Belgische militairen in Afghanistan" (nr. 13784)

- mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van Landsverdediging over "Belgische militairen die in Afghanistan in een hinderlaag zijn gevallen" (nr. 13792)

- mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van Landsverdediging over "de recente NAVO-vergadering van de ministers van Landsverdediging en de initiatieven die ten aanzien van Afghanistan werden genomen" (nr. 13895)

- mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van Landsverdediging over "de procedures voor het inlichten van de families van militairen in geval van incidenten tijdens een operatie" (nr. 13896)

- mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Landsverdediging over "communicatieproblemen tijdens buitenlandse zendingen" (nr. 13900)

06 Questions jointes de

- M. Bruno Stevenheydens au ministre de la Défense sur "la participation de militaires belges à des combats en Afghanistan" (n° 13702)

- M. Dirk Van der Maelen au ministre de la Défense sur "une fusillade en Afghanistan" (n° 13703)

- M. Patrick De Groote au ministre de la Défense sur "la récente attaque contre des militaires belges en Afghanistan" (n° 13710)

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "les patrouilles belges en Afghanistan" (n° 13714)

- Mme Hilde Vautmans au ministre de la Défense sur "l'attaque de militaires belges en Afghanistan" (n° 13727)

- M. Gerald Kindermans au ministre de la Défense sur "l'incident récent dans lequel des troupes belges seraient impliquées en Afghanistan" (n° 13739)

- M. André Flahaut au ministre de la Défense sur "les attaques de talibans contre les militaires belges en Afghanistan" (n° 13784)

- Mme Brigitte Wiaux au ministre de la Défense sur "des troupes belges prises dans une embuscade en Afghanistan" (n° 13792)

- Mme Brigitte Wiaux au ministre de la Défense sur "la réunion récente des ministres de la Défense de l'OTAN et les initiatives prises au sujet de l'Afghanistan" (n° 13895)

- Mme Brigitte Wiaux au ministre de la Défense sur "les procédures d'information des familles de militaires en cas d'incident sur un théâtre d'opérations" (n° 13896)

- Mme Hilde Vautmans au ministre de la Défense sur "les problèmes de communication pendant les missions menées à l'étranger" (n° 13900)

 

06.01  Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, de inzet van onze militairen als instructeurs in het noorden van Afghanistan heeft ondertussen een voorgeschiedenis van een half jaar. Een half jaar geleden was ik geen lid van de commissie belast met de opvolging van de buitenlandse zendingen. Ik beroep mij dus op de informatie die in deze openbare commissie en in persberichten werd gegeven. Ik wil die informatie samenvatten in drie punten.

 

Ten eerste, ik herinner mij uw citaat, dat nogal vaak in de pers is opgedoken: “Onze militairen worden niet naar het gevaarlijke zuiden gestuurd.” Vandaag stellen wij vast dat het noorden even gevaarlijk is. Ik stel ook vast dat minister De Gucht – ik wil niet enkel u vermelden – eind december duidelijk zei, nadat er onenigheid was binnen de regering en dat hij bijkomende garanties had gekregen dat onze soldaten niet zouden worden ingezet in oorlogsoperaties. Hetgeen momenteel gebeurt, namelijk het begeleiden van een Afghaans bataljon op een terrein waar gevechten plaatsvinden, kan men dat nog altijd geen oorlogsoperatie noemen?

 

Ten tweede, onze militairen zouden geen zelfstandige patrouilles uitvoeren. Velen van ons zijn leken. Wij zijn niet allemaal zo’n specialist als u, mijnheer de minister, of wij hebben, beter gezegd, niet zoveel informatie uit de eerste hand. Bij de bevolking ontstaat hierdoor de perceptie dat geen patrouilles uitvoeren ook betekent dat men niet in de tweede linie deelneemt aan patrouilles van een bataljon dat men begeleidt.

 

Ten derde, onze militairen zouden niet deelnemen aan de gevechten. Ik heb het verslag bij van de plenaire vergadering van de Kamer van 23 april, waarin minister Van Rompuy zei, ik citeer: “Het OMLT voert in geen geval offensieve acties uit. In tegenstelling tot wat in de pers te lezen staat, nemen onze militairen niet deel aan de gevechten.” Ook al begeleidt men een Afghaans bataljon op het terrein, als men in een gevecht komt, kan men dan nog altijd zeggen dat onze soldaten niet deelnemen aan de gevechten?

 

Mijnheer de minister, volgens mij zijn dat allemaal zaken die aantonen dat de communicatie niet doorzichtig is. Ik neem het woord leugens zeker niet in de mond, maar er is wel een gebrek aan duidelijke en transparante informatie voor de bevolking.

 

Ik heb de volgende vragen.

 

U hebt in een gesloten vergadering al melding gemaakt van de deelname van Belgische militairen aan gevechten in de voorbije anderhalve week. Ik stel vast dat die melding afwijkt van hetgeen in de pers te lezen was. Dat komt voor een stuk ook door de communicatie, waarover ik het daarjuist had. Is het niet mogelijk om, net zoals in Nederland, wekelijks de incidenten mee te delen waarbij onze militairen in Afghanistan betrokken zijn geweest, om op die manier verkeerde communicatie onmogelijk te maken?

 

Ten slotte heb ik nog een vraag waarop wij vorige week nog geen antwoord hebben gekregen, omdat wij de vraag zouden bewaren voor deze vergadering. Is het correct dat de families van de militairen niet onmiddellijk op de hoogte werden gebracht om onrust te vermijden? Kunt u daarop eens een klaar en duidelijk antwoord geven? Zijn er nog andere voorbeelden waarbij er niet of niet onmiddellijk wordt gecommuniceerd naar de familieleden om zogenaamde onrust te vermijden? Men weet goed dat de normale vormen van communicatie, via telefoon en internet, van de militairen een eigen leven gaan leiden. Ik heb de woordvoerster van Landsverdediging op tv klaar en duidelijk horen zeggen dat zij in eerste instantie niet met de familieleden hebben gecommuniceerd om hen niet ongerust te maken. Die miscommunicatie is gebeurd. Kunt u daarover het een en ander zeggen?

 

06.02  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik wil het vandaag over twee punten hebben. Ten eerste, communicatie en ten tweede, het debat ten gronde.

 

Ten eerste, ik vraag al anderhalf jaar dat wij een debat ten gronde zouden voeren over onze versterkte aanwezigheid in Afghanistan. België is het enige land waar nog nooit een plenair debat werd gewijd aan de activiteiten die het eigen land ontplooit in Afghanistan.

 

De lijst van personen die daarop aandringen wordt alsmaar langer. Vandaag las ik in De Standaard dat Thomas Renard van Egmont, het Koninklijk Instituut voor Internationale Betrekkingen en Tanguy Struye de Swielande van de Koninklijke Militaire School, van mening zijn dat er dringend nood is aan een debat over de strategische belangen in Afghanistan.

 

Collega’s, gisteren zijn drie Duitse soldaten gesneuveld in Kunduz. Alvorens dit met Belgen gebeurt, is het volgens mij in het belang van de Belgische politiek dat wij het debat ter zake ten gronde voeren. Ik heb vernomen dat de Belgische militairen na het jongste schietincident in Kunduz de compound niet meer mogen verlaten en dat daar een evaluatie bezig is. Ik stel voor die evaluatie niet alleen aan de militairen over te laten, maar ook op politiek vlak onze verantwoordelijkheid op te nemen. Wat mij betreft, moet dat debat ten gronde nog voor het zomerreces worden gevoerd, en als dat niet kan, dan zo snel mogelijk in september. Wij moeten evalueren wat onze belangen ter plekke zijn. Moeten wij daar blijven, ja of nee? De meerderheid zal daarover beslissen. Dat was mijn eerste punt.

 

Ten tweede, wat betreft de communicatie. Op 6 oktober 2008 en op 26 december 2008 heeft de minister van Landsverdediging gezegd dat de Belgen niet meegaan op het terrein. Collega Stevenheydens heeft verwezen naar de verklaring van de eerste minister van april van dit jaar. Wij hebben er toen lang over gediscussieerd, maar ik wil even herhalen dat men het Parlement toen niet de volle waarheid heeft verteld.

 

Dan kwam de tweede fase, toen bleek dat onze militairen wel meegaan op het terrein. Toen zei men dat de Belgen weliswaar in de tweede lijn zitten.

 

Collega’s, de informatie stroomt binnen. Ik heb hier een foto van Belgische militairen die Afghaanse troepen vergezellen. Ik wil die foto straks aan de collega’s tonen. Op die foto merkt men niets van de vijfhonderd meter waarvan sprake; onze militairen lopen twintig meter achter de Afghaanse troepen. Er is ook de verklaring van Joseph Henrotin in Le Soir, die zegt dat het bullshit is wat er wordt verteld over die eerste linie en die tweede linie, enzovoort.

 

Collega’s, de waarheid is dat door de Afghaanse troepen te vergezellen, de Belgen betrokken worden in gevechten. Het is mijn stellige overtuiging dat wij hier te maken hebben met sluipende besluitvorming van de minister en van het militaire apparaat, via de omweg van de militaire instructeurs die mee hun pupillen op het terrein begeleiden. Tussen haakjes, dit is ook het verhaal dat het ministerie van Defensie in de Verenigde Staten de Amerikaanse publieke opinie jarenlang heeft voorgehouden over de oorlog in Vietnam. Dit is een gekende “truc” van defensie, van militairen die er echt willen invliegen. Die instructeurs zijn het omweggetje dat zij maken. Dat is er aan het gebeuren.

 

Ten tweede, ook het achterhouden van informatie. Ik heb de minister al verscheidene keren mondeling en schriftelijk gevraagd hoeveel sorties van onze F-16’s er zijn geweest, of ze hebben geschoten, of ze hebben gebombardeerd, maar daarover krijgt men geen informatie. Dankzij de pers weten wij iets over de schietincidenten. Nieuwe informatie bereikt mij en leert mij dat er gewonden zijn gevallen, dat er Belgische militairen zijn geraakt door kogels. Ik vraag de minister of dat juist is. Men spreekt van een militair die werd geraakt in de schouder, van een andere die werd geraakt in de enkel en van nog anderen geraakt in het been. Als dit juist is, is het spijtig dat we dit via via moeten vernemen. Als dit niet juist is, dan kan dergelijke informatie alleen worden rondgestrooid wegens de gebrekkige communicatie die de minister van Landsverdediging erop nahoudt.

 

Ik maak mij geen illusies dat de minister naar mij luistert, maar ik zou al degenen die begaan zijn met onze militairen en met defensie, de volgende eenvoudige raad willen geven: doe zoals Nederland. Nederland heeft veel meer ervaring dan wij in Afghanistan en weet hoe men met de eigen publieke opinie en het parlement moet communiceren. Men tikt gewoon “Defensie Nederland” op Google in en men komt terecht op een site waar men “Periodiek overzicht Afghanistan” kan aanklikken. Ik heb het overzicht van Defensie van vorige week bij mij. Daarin wordt melding gemaakt van allerlei schietincidenten, van wagens die op een bom rijden, van niet-gewonden, lichtgewonden enzovoort. Dat soort van informatie is in Nederland voor iedereen beschikbaar.

 

Alleen met deze minister van Landsverdediging in België is dat niet het geval. Hij licht het Parlement niet alleen verkeerd voor, maar houdt ook informatie achter, waarvan het in andere landen de evidentie zelve is dat ze wordt bekendgemaakt.

 

Aansluitend op wat uw voorganger, André Flahaut, heeft gevraagd, zou ik u willen verzoeken, mijnheer de minister, om orde te brengen in uw communicatie. De verhalen waarnaar ik daarstraks verwees, komen niet van Dirk Van der Maelen, maar van mensen uit het militaire apparaat, die dat soort van verhalen vertellen. Dat is niet goed. U alleen bent daarvoor verantwoordelijk.

 

06.03  Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, ik denk dat onze aanwezigheid in Afghanistan als doel heeft mee te werken aan de wederopbouw van het land en de opleiding van het Afghaanse leger te organiseren. Wij hebben uit het toenemend aantal incidenten kunnen vaststellen – dat hebt u duidelijk verklaard in een aantal mededelingen – dat er een verhoogde onveiligheidssituatie is.

 

Daarnaast weten wij dat OMLT-opdrachten niet zonder risico zijn. Dat is altijd zo geweest. Sommige collega’s stellen dat blijkbaar nog altijd ter discussie of zijn daarvan niet goed op de hoogte, wat mij een paar keer heeft geërgerd. Het moet voor ons een opsteker zijn dat een aantal incidenten heeft aangetoond dat onze mensen zeer goed zijn opgeleid en dat zij het hoofd koel houden in bepaalde gevaarlijke situaties.

 

Wij hebben een paar vergaderingen achter gesloten deuren gehouden. Ik meen dat wij toen voldoende uitleg over onder andere de rules of engagement hebben gekregen. Binnenkort worden onze troepen daar afgelost. Mijnheer de minister, collega’s, we kunnen alleen maar streven naar de optimalisering van de veiligheid van onze militairen.

 

Ik zal niet terugkomen op zaken die al zijn verteld. Ik heb voorgaande keer al verklaard dat wij de acties steunen. Wij pleiten echter ook voor transparantie, zoals ik vorige keer al zei.

 

Ik heb enkele, korte vragen. Hoe ziet u de communicatie in de toekomst?

 

Is er volgens u een strategiewijziging van de NAVO in Afghanistan op komst?

 

Hoe evalueert u de evolutie van de veiligheidstoestand in Afghanistan en in de grensstreek met Pakistan op langere termijn?

 

06.04  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik wil vier punten aanhalen. Het zijn vier verwijten die ik u maak en waarvan ik hoop dat u in de nabije toekomst ter zake voor enige beterschap zal zorgen.

 

Het is al aangehaald door de vorige sprekers, door heel wat collega’s en door heel wat mensen in de media. Wij kunnen spreken van een op zijn minst heel verwarrende communicatie van uwentwege over wat de Belgische militairen in OMLT in de regio Kunduz precies doen.

 

U hebt de voorbije maanden een aantal keer uitspraken gedaan. U hebt onder andere verklaard dat de Belgische militairen binnen OMLT niet aan militaire acties van het Afghaanse leger zouden deelnemen. Toen bleek dat zulks wel het geval was, hebt u opgemerkt dat hun acties in tweede linie gebeuren. Naar aanleiding van de recente incidenten moet u echter samen met ons vaststellen dat uw bewering niet langer vol te houden is.

 

Mijnheer de minister, de feiten tonen duidelijk aan – ik spreek ter zake niet alleen over dat ene incident dat uitgebreid in de pers is gekomen, maar ook over andere incidenten tijdens de voorbije weken – dat de Belgen effectief met het Afghaanse leger mee op patrouille gaan.

 

Dat kunnen we de facto vaststellen, wat dus in tegenspraak is met wat u de voorbije maanden telkens hebt beweerd. Er is geen onderscheid tussen een eerste en een tweede linie, wanneer blijkt dat de Belgen herhaaldelijk worden beschoten, wanneer zij in acties worden verwikkeld en wanneer zij samen met het Afghaanse leger aan bijvoorbeeld huiszoekingen deelnemen. Het onderscheid tussen een eerste en een tweede lijn is op het terrein niet realistisch en niet houdbaar.

 

Wij komen aldus tot de essentie van het probleem, namelijk het feit dat u niet alleen de publieke opinie en het Parlement, maar ook de families van de militairen niet duidelijk zegt waarop het staat.

 

Wij weten onvoldoende wat onze Belgische militairen in Afghanistan uitvoeren.

 

Ten tweede, er is bij de families een enorme ongerustheid ontstaan door uw gebrekkige communicatie, omdat die families samen met ons moeten vaststellen dat hun militairen in Afghanistan andere missies uitvoeren dan dewelke u ons telkens hebt voorgehouden. U draagt daarin een zeer grote verantwoordelijkheid.

 

U bent op het departement gekomen met enkele beloften en het engagement om het beter te doen dan uw voorganger. Mijnheer de minister, als blijkt dat u ten aanzien van de families van de militairen niet de nodige correctheid aan de dag kan leggen en hun niet vertelt waarmee onze militairen in Afghanistan precies bezig zijn, laat u hier een grove steek vallen.

 

Ten derde, er is niet alleen een verwarrende en gebrekkige communicatie, er is ook een fundamenteel gebrek aan informatie over bijvoorbeeld de bombardementen waarbij Belgische F-16’s worden betrokken en over het aantal burgerslachtoffers in deze. Opnieuw, mijnheer de minister, het Parlement en de publieke opinie zijn op de hoogte van het Belgische engagement in Afghanistan. Wij hebben recht op informatie over de mate waarin Belgische F-16's voor burgerslachtoffers zorgen, informatie die in andere landen veel frequenter en uitgebreider wordt verstrekt. U heeft een fundamenteel probleem met openheid ten opzichte van het Parlement in de eerste plaats, maar ook breder, ten opzichte van de publieke opinie en de families van onze militairen.

 

Ik dring er bij u om op uw kabinet na te denken over een methode voor meer en betere informatieverstrekking aan het Parlement. Dat kan deels in gesloten commissie, omdat niet alle informatie kan worden vrijgegeven, deels in het openbaar, omdat veel informatie wel kan worden vrijgegeven en besproken. Het gaat tenslotte om een publiek engagement van het Belgisch leger, dat ter discussie staat en waarover het publiek recht heeft op veel meer informatie.

 

Ten vierde, ik verwijt u een fundamenteel gebrek aan visie in het globale Afghanistandebat. Ik hoor uw collega’s in het buitenland wel degelijk een aantal dingen zeggen over de gevoerde strategie.

 

Ik hoor evenmin uw collega's in de Belgische regering daarover. Wij kunnen nochtans vaststellen dat het met de huidige strategie niet de goede richting uitgaat. Ik mag toch hopen en verwachten van mijn Belgische regering dat zij de reflectie aangaat, dat zij een aantal nieuwe pistes op tafel legt in het Parlement, alsook in internationale organen. Ik hoor u daarover niet. Uw verantwoordelijkheid, mijnheer de minister, is ook op dat punt toch wel zeer groot. Bekijken wij de werkelijkheid op het terrein, dan wordt 2009 een zeer slecht jaar op het vlak van burgerslachtoffers, incidenten, toenemende onveiligheid… De urgentie om na te denken over een brede strategie is er, maar ik stel vast dat u daarover blijkbaar van mening verschilt.

 

Ik wil u toch heel duidelijk vragen wat uw visie is omtrent de huidige, gevoerde strategie. Bent u niet van oordeel dat wij naar een bredere strategie moeten gaan? Wat zijn uw gedachten daaromtrent? Wat is uw mening? Wat is uw standpunt? Ik vraag u toch om hier op een bepaalde manier het inhoudelijke debat aan te gaan, want in het verleden is dat veel te weinig gebeurd.

 

De voorzitter: Mevrouw Vautmans, ik stel voor dat u ook vraag nr. 19 op de agenda koppelt aan deze vraag.

 

06.05  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, er zijn al heel veel vragen gesteld.

 

Laat ik beginnen met te zeggen dat wij vorige week donderdag van de minister een stap-voor-stap-briefing van de situatie tot op die dag hebben gekregen achter gesloten deuren. Ondertussen zien wij dat er zich opnieuw incidenten voordoen. Wij weten allemaal dat het vroegere veilige noorden ondertussen allang niet meer zo veilig is. Alle collega's hebben daarop gewezen.

 

Mijnheer de minister, u hebt vorige week gezegd dat u twee commandanten ter plaatse heeft gestuurd om de situatie te bekijken. Ik neem aan dat zij u ondertussen een briefing hebben gegeven. Kunt u ons inlichten over hun bevindingen? Hoe gebeurt het overleg nu? Wat mij natuurlijk vooral interesseert, is of er overleg plaatsvindt met de Europese partners die bij ons op het terrein zijn? Duitsland heeft gisteren helaas een paar militairen verloren. Hebben jullie overleg gepleegd? Gebeurt dat van minister tot minister of ter plaatse? Ik denk dat het belangrijk is dat wij als deelnemende Europese lidstaat regelmatig overleg plegen met de andere bondgenoten die bij ons op het terrein zijn.

 

Ik had het bericht gekregen dat er vooral ernstige coördinatieproblemen zouden bestaan tussen de OMLT's enerzijds en het Amerikaanse en Afghaanse leger anderzijds. Klopt dat? Er hebben mij daarover geruchten bereikt. Ook andere lidstaten zouden klagen over problemen ter zake.

 

Zijn onze troepen, na de incidenten van vorige week en het incident van deze week, operationeel gebleven of is er een fase ingeluid waarin zij niet actief zijn geweest? Dat zou mij eigenlijk heel erg hard interesseren.

 

Tot slot, geven die commandanten ter plaatse ook feedback over de voldoende uitrusting, munitie, bewapening? Heeft ter zake een evaluatie plaats? Moeten wij bijkomende dingen naar de troepen sturen?

 

Dat zijn vragen over de situatie op het terrein, want ik neem aan dat wij morgen in de commissie Opvolging buitenlandse zendingen, misschien wel een update zullen krijgen.

 

Ten tweede, morgen komen wij samen om 9.30 uur. Op de agenda is enkel een bespreking van het reglement van orde voorzien. Ik dacht, maar wilde afwachten, dat er misschien bijkomende gegevens zijn waarover wij morgen moeten spreken.

 

06.06 Minister Pieter De Crem: Collega Delpérée werd verwittigd om een commissie te houden volgende week, zoals wij min of meer hadden afgesproken, over de voortgangsrapportage.

 

06.07  Hilde Vautmans (Open Vld): Volgende week?

 

06.08 Minister Pieter De Crem: Ja.

 

06.09  Hilde Vautmans (Open Vld): Dus niet deze week?

 

06.10 Minister Pieter De Crem: Neen, want deze week is hij niet in het land.

 

06.11  Hilde Vautmans (Open Vld): Deze week is de commissie samengeroepen over het reglement van orde, morgenochtend om 9.30 uur.

 

De voorzitter: Dat is correct.

 

06.12  Hilde Vautmans (Open Vld): Nu wij het toch over die commissie hebben, wil ik even zeggen wat voor Open Vld toch wel heel belangrijk is. Wanneer wij dat reglement van orde zullen behandelen, morgen of volgende week, dan denk ik dat het essentieel is – ik wil dat hier publiek benadrukken – dat erin staat wanneer die commissie samenkomt. Volgens mij vraagt iedereen naar een raam, zoals in Nederland, waarin duidelijk bepaald wordt in welke stappen die commissie hoe dan ook moet samenkomen.

 

Uiteraard kan de commissie steeds samenkomen wanneer de leden daarom vragen of wanneer de minister daarom verzoekt.

 

Maar ik zou daar een aantal krachtlijnen willen vastleggen die voor mij essentieel zijn. Ik denk dan ten eerste aan het uitsturen van de troepen; ten tweede, de aflossing van de troepen; ten derde, natuurlijk, bij grote incidenten. Dat lijken mij drie standaardpunten waarbij wij niet moeten zeuren om samen te komen, maar waarbij de commissie automatisch samenkomt.

 

Wij hebben ook de rules of engagement mogen inkijken. Ik zou willen dat dit ook in het reglement van orde komt, zodat we die steeds mogen inzien.

 

Vorige week hebt u gezegd dat wij de verslagen van de inlichtingendiensten mochten komen inkijken. Tot nu toe heb ik nog geen bericht gehad waar wij die verslagen van de inlichtingendiensten mogen gaan inkijken. Graag had ik van u vernomen waar wij die verslagen over de veiligheidssituatie kunnen inkijken.

 

Tot slot kom ik bij mijn vraag over de communicatie, die de voorzitter aan mijn vraag heeft toegevoegd. Verschillende collega’s hebben vandaag al gezegd dat er vooral een probleem is van communicatie van u als minister tegenover de buitenwereld.

 

Ik wil echter een ander punt aanhalen, namelijk: hoe zit het met de communicatie tussen onze militairen ten velde en het thuisfront? Iedereen weet dat dit essentieel is. Hoe meer berichten wij hier krijgen over incidenten, hoe groter de nood zal zijn van man, vrouw of kinderen om contact op te nemen met de militair die is uitgestuurd.

 

Mijnheer de minister, vandaar heb ik de volgende vraag.

 

Ten eerste, hoeveel pc’s staan er eigenlijk in Afghanistan ter beschikking van onze militairen? Men zegt mij dat het er vier of vijf zouden zijn, wat zou neerkomen op één pc per vijftien militairen. Dat lijkt mij een beetje weinig. Graag verneem ik van u of er mogelijkheden zijn om in meer communicatiemiddelen te voorzien.

 

Ten tweede, hebt u eens geëvalueerd hoelang de post onderweg is? Ik hoor daar altijd over klagen, ik zeg dat rechtuit. Natuurlijk, als men moet wachten op een brief duurt het altijd te lang voor hij ter plaatse is. Ik neem aan dat u daar wel inspanningen voor doet maar ik wil van u vernemen of dat werd geëvalueerd.

 

Ten derde, wanneer is de eerstvolgende familiedag gepland? Het is belangrijk dat we aandacht besteden aan het samenbrengen van de families. Ze moeten live in contact kunnen komen met de mensen op het terrein.

 

06.13  Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de minister, ik zal beginnen met het laatste punt waarover mevrouw Vautmans het had, namelijk de gemengde commissie. Wij gaan akkoord met de vraag om op regelmatige basis bijeen te komen. Dit moet structureel worden opgevat. Het is nooit de bedoeling geweest om daar te moeten zeuren maar er zijn wat opstartproblemen geweest, vooral tussen Kamer en Senaat. Misschien hebben de ego’s daar gespeeld. Wanneer we vragen dat die geheime commissie op regelmatige basis samenkomt, dan moet dat niet alleen gelden voor informatie die uit Afghanistan komt. Dat moet eveneens gelden voor het dossier van de piraterij in Somalië waar minister De Gucht ook bij betrokken is. We wachten ook al een tijdje op een briefing over die materie.

 

Ik heb het gevoel dat collega De Vriendt de vraagstelling soms misbruikt niet zozeer om een vraag te stellen als om een statement te geven, een exposé te houden en zelf aan standpuntbepaling te doen. Het heeft eigenlijk niets meer met een vraag te maken maar gewoon met het klassiek rondje modder gooien. Ik had gehoopt dat de leden van de oppositie, de heren Van der Maelen en De Vriendt, zich wat bescheidener zouden opstellen ingevolge de vingerwijzing die ze duidelijk hebben gekregen vanwege de families en de vakbonden. Ik heb toch enorm zware beschuldigingen gelezen van de vakbonden over de onverantwoordelijke uitspraken die door de oppositie zijn gedaan in de voorbije dagen. De heer Van der Maelen heeft een het beetje begrepen. Hij heeft intussen het geweer wat van schouder veranderd.

 

(…): …

 

06.14  Gerald Kindermans (CD&V): Ik heb u ook niet onderbroken. Ik denk dat ik nog heel wat moet spreken om uw tijd hier vol te praten. Ik weet dat het pijn doet wanneer men dat zegt. In uw plaats zou ik mij wat bescheidener hebben opgesteld. Blijkbaar bent u echter zo overtuigd van het grote gelijk dat u dat niet wil of kan horen. Als u dan het lef hebt om te zeggen dat er grote ongerustheid bij de families is ontstaan terwijl u daar zelf in de eerste plaats verantwoordelijk voor bent… Mijn vraag aan de minister luidt trouwens wat de impact is op het personeel, op onze manschappen en op hun familieleden, ingevolge de onverantwoordelijke reacties in de media.

 

Ik ben het absoluut niet eens met het feit dat er een onterechte communicatie door de minister zou gebeuren. Inderdaad zou het beter zijn mochten wij naar een Nederlands systeem evolueren, maar dat vereist natuurlijk ook verantwoorde politici in de commissie die het systeem niet misbruiken.

 

U moet goed onthouden dat er momenteel 19 doden in Nederland te betreuren zijn. Ik heb nooit dergelijke, walgelijke reacties gehoord zoals deze die ik vorige week in België heb gehoord. Men zegt: "De minister wacht tot de eerste Belgische soldaat is gesneuveld." Dat is een Parlement onwaardig en zegt veel over de stijl en de tactiek van de politici die woorden in de mond nemen als open debat, transparantie en respect voor de democratie, terwijl men zich eigenlijk bezondigt aan het pure platte populisme en politieke spelletjes.

 

Het open debat dat men vraagt, kan slechts gedijen wanneer men het nodige respect voor elkaars mening aan de dag legt en wanneer men niet eerst een standpunt inneemt. Het is een beetje hypocriet om hier vandaag een sereen debat te vragen, wanneer men vorige week reeds alle registers heeft opengetrokken.

 

06.15  Dirk Van der Maelen (sp.a): (…)

 

06.16  Gerald Kindermans (CD&V): Wij hebben een paar weken geleden in de commissie een debat gevoerd met ministers De Gucht en De Crem. Zelfs de eerste minister is daarover ondervraagd. Ik wil met u gerust nog eens een debat voeren, maar het heeft niet veel zin om een debat te voeren met mensen die niet met een open vizier praten, die een vooraf ingenomen agenda hebben en die ieder incident op het terrein aangrijpen om een politiek spelletje te spelen op de kap van de militairen en hun familie.

 

U hebt het over een wijziging van het standpunt, mijnheer De Vriendt. Ik denk dat u zich beter zou moeten informeren. Als u de media erop naleest, zult u zien dat de bevelhebber van het Amerikaans leger ter plaatse, ingevolge het incident dat zoveel burgerslachtoffers veroorzaakte, een koerswijziging heeft ingezet en de rules of engagement heeft aangepast. Ik citeer generaal McCrystal: "Airpower contains the seed of our own destruction if we do not use it responsibly."

 

Generaal McCrystal heeft daar nu de leiding. Hij is door Obama aangesteld. Toevallig is hij geen zachtaardig type, want hij komt van de Special Forces. De Amerikaanse regering heeft daar dus iemand gezet die gewend is met een zware strijd om te gaan. Hij heeft een duidelijke missie, een duidelijke boodschap. Er zijn ook aanpassingen gebeurd. U moet niet doen alsof men geen lessen trekt uit de fouten die op het terrein zijn gebeurd. Er is momenteel duidelijk een heel andere aanpak.

 

Wat onze militairen in Afghanistan betreft, vind ik het ongepast om telkens opnieuw wanneer er zich een incident voordoet, onze aanwezigheid daar in vraag te stellen. Onze regering, gesteund door een meerderheid in dit Parlement, heeft beslist daaraan deel te nemen. Het is logisch dat wanneer men een bepaald dossier voorbereidt en men via de OMLT een bepaalde werkwijze vooropstelt, het op het terrein soms anders kan uitdraaien.

 

Het is een beetje plat om een foto te laten zien. Men weet niet eens waar die foto is genomen. Men kan die ook van het internet plukken. Mijnheer Van der Maelen, het valt mij op dat u altijd veel informatie hebt, maar nog nooit hebt gezegd wat uw bronnen zijn.

 

Men komt u altijd vanalles vertellen, mij komt men zo’n onzin niet vertellen. U bent blijkbaar heel ontvankelijk voor dit soort onzin. U moet zich wat kritisch opstellen en niet zomaar alles geloven wat men u vertelt of wat u zich graag laat vertellen.

 

Ik heb soms de indruk dat u op zoek gaat naar informatie. U beweert dat ze in het been of de enkel zijn geschoten. Als de minister zegt dat er geen gekwetsten zijn, dan ga ik ervan uit dat er niemand in de enkel werd geschoten. Als de minister zou beweren dat er geen gewonden zijn en als dat niet waar zou blijken, dan zouden de vakbonden onmiddellijk reageren en zeggen dat de minister liegt omdat er wel gewonden waren. U neemt dat allemaal aan alsof daarin een waarheid zou kunnen zitten. Ik vind dat niet kunnen.

 

Mijnheer de minister, ik wil van u vernemen wat de impact op de houding is van de reacties die in de Belgische media verschijnen ingevolge de uitspraken van leden van onze commissie en van ons Parlement.

 

Wat de communicatie en het respect voor de militairen op het terrein betreft, sluit CD&V zich trouwens aan bij de uitspraken van de woordvoerders van de legervakbonden ACMP en ACOD.

 

06.17  André Flahaut (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je puis comprendre que M. Kindermans, qui n'a pas vécu les deux précédentes législatures, s'émeuve quelque peu du climat régnant entre la majorité et l'opposition; moi, il ne m'émeut absolument pas. Les péripéties des années précédentes, avec le chef de groupe de son parti à l'époque, étaient beaucoup plus virulentes, beaucoup moins fondées, moins étayées, nettement plus gratuites. Ceux qui y ont assisté peuvent en attester s'ils sont honnêtes.

 

En ce qui concerne le ministre, je dirais qu'il n'y a pas de honte à dire qu'on s'est trompé. Il n'y a pas de honte à revenir sur une décision prise après évaluation de la situation. Il y a surtout une grandeur, pour un responsable politique, d'assumer ce que font les gens qui travaillent pour lui.

 

Monsieur le ministre, c'est la raison pour laquelle je poserai clairement la question: est-il exact que la ligne politique du département de la Défense, aujourd'hui, en termes de communication sur les opérations militaires extérieures, est d'affirmer que, tant qu'il n'y a pas de blessé, tant qu'il n'y a pas de mort, on ne communique pas pour ne pas inquiéter les familles?

 

Si telle est la ligne décidée, elle doit être assumée par tout le monde. Si telle est la ligne décidée, à mon sens, elle n'est pas bonne: elle a l'effet radicalement inverse compte tenu de la transparence de notre système puisque tout finit toujours par se savoir. Elle a eu pour effet d'inquiéter réellement les familles. Voilà qui vous a obligé à un exercice de rétablissement par triple salto arrière, que vous n'avez certainement pas réussi!

 

Donc, est-ce bien la ligne définie: sans blessé ni mort, on ne dit rien afin de ne pas inquiéter? Si c'est la ligne, c'est une erreur, à mon avis. Peut-être reverrez-vous cette ligne en fonction de ce que vous vivez pour l'instant. De fait, depuis l'introduction de ma question, ce ne sont pas deux incidents ni trois incidents qui ont eu lieu, mais bien quatre, dont le dernier hier.

 

Je ne vous accuse pas de ne pas avoir dit la vérité. Je crois simplement que, dans votre première intervention, en raison de votre méconnaissance du dossier, vous n'avez pas été suffisamment précis. Personnellement, j'ai toujours dit que les OMLT impliquaient que nos troupes accompagneraient les gens sur le terrain à l'un ou l'autre moment de l'opération. Les instructeurs, à un certain moment, accompagnent leurs élèves. Ils sont à leurs côtés lors des opérations. Voilà d'où vient l'erreur! D'avoir dit qu'ils ne seraient pas en patrouille et qu'ils ne participeraient pas à l'opération. On le constate aujourd'hui!

 

J'emprunterai une image à une personne qui m'en a parlé ce matin. C'est comme si vous disiez que les personnes qui sont dans un même avion ne sont pas responsables de ce qui se passe, parce qu'elles ne sont pas dans le poste de pilotage! Mais si! Elles sont dans le même avion, dans les mêmes patrouilles, dans les mêmes opérations. Il n'y a pas de honte à dire cela! Il fallait le dire clairement dès le début pour mesurer correctement le risque que nous prenions. De la sorte, toute une série de problèmes et d'interprétations ne seraient pas en vigueur aujourd'hui et il n'y aurait pas un malaise.

 

En ce qui concerne les commissions spéciales, les suivis, je vous ai dit ce que j'en pensais tout à l'heure. Je m'interroge sur leur utilité réelle. En effet, avant de se rendre en commission, on sait ce qui s'est passé. Il est superflu de parcourir la presse par la suite, car les articles ne font jamais que confirmer ce que nous savions déjà. Ou des communiqués mentionnent le type de matériel, le nombre de personnes, le type d'armement, etc. C'est même dangereux pour ceux qui sont en opération. J'ai même demandé de condamner de la façon la plus expresse qui soit la publication, dans certains journaux de syndicats, comme "Action et liberté", d'articles au sujet du type d'armement dont nos "special forces" étaient dotées. Évidemment, personne ne se rend au combat en affichant en grand sur son camion: "Voilà l'armement dont je dispose"! Personne ne fait cela!

 

Que s'est-il passé ces derniers jours encore? Nous en aurons sans doute les explications, demain, en commission de Suivi des opérations militaires. Je demande qu'elle se tienne réellement, non seulement pour observer le règlement d'ordre intérieur, mais aussi pour parler d'autre chose: le Liban, le Kosovo, etc. Effectivement, c'est toujours au coup par coup que l'information nous est livrée. Par conséquent, il faut parler de tout! Il faut tout nous dire! Ainsi aurons-nous peut-être ce débat plus ouvert auquel nous aspirons!

 

Par ailleurs, tout comme Mme Vautmans, je vous demande si les actions OMLT en Afghanistan sont aujourd'hui suspendues? Si oui, quand la décision a-t-elle été prise? Si cette décision a été prise avant la réunion de la commission de Suivi des opérations militaires, pourquoi n'en avoir pas parlé à cette occasion? En effet, il s'agirait là aussi d'un oubli malheureux. Vous auriez pu nous en informer; cela nous aurait évité de l'apprendre en lisant la presse ou par le biais d'indiscrétions.

 

Monsieur le ministre, je vous demande de faire preuve de modestie dans votre approche, d'être clair et solidaire avec votre personnel. En effet, j'ai eu l'occasion d'apprendre à connaître les porte-parole de la Défense et je sais très bien qu'ils travaillent de manière régulière, correctement et qu'ils n'ont pas l'habitude de tenir des propos ne correspondant pas à la réalité ou contraires à l'avis du ministre. Vous m'avez d'ailleurs suffisamment fait de reproches à ce sujet.

 

06.18  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, la presse a fait état de différents incidents qui se sont produits en Afghanistan. Je pense ici aux 30 militaires belges qui sont tombés dans un guet-apens, il y a quelques jours et à l'incident dans lequel sont impliqués quatre Belges dans la région de Kunduz. Toujours est-il que des incidents se produisent donc de manière fréquente et cela laisse à penser que la situation sécuritaire ne s'améliore pas.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous me donner des précisions quant à ces différents incidents?

 

Cela dit, monsieur le ministre, je ne souhaite nullement répéter des propos que j'ai déjà tenus en commission de la Défense ou en commission du Suivi des opérations militaires, mais je voudrais vous interroger, à l'occasion de mes questions 13895 et 13896 inscrites à notre ordre du jour, sur les procédures d'information des familles de militaires en cas d'incident sur le théâtre d'une opération. En effet, les incidents récents dans lesquels sont impliqués des militaires belges ont révélé un certain flottement – si vous me permettez l'expression –, en termes de communication entre la Défense et les familles des militaires concernés. Il me semble essentiel que cette communication puisse se dérouler dans des conditions qui assurent la transparence de l'information, la sérénité des familles et la sécurité de nos soldats en mission à l'étranger.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous nous donner des informations détaillées quant aux procédures en vigueur en matière de communication et d'information des familles en cas d'incident au cours d'une opération et, en particulier, à l'occasion des différents incidents qui ont eu lieu en Afghanistan?

 

En ce qui concerne mon autre question, les ministres de la Défense de l'OTAN se sont réunis ces 11 et 12 juin. Différentes initiatives relatives à l'Afghanistan auraient été prises, notamment la réforme du commandement de l'ISAF et l'envoi d'AWACS en vue de contribuer au contrôle aérien.

 

Je souhaite tout d'abord rappeler que les efforts militaires en Afghanistan ne peuvent pas être séparés du volet civil en matière de reconstruction, de gouvernance et de développement. S'agissant des opérations armées, il faut également rappeler que quels que soient les ajustements stratégiques ou structurels que l'on adopte, l'ensemble de ces opérations doit rester strictement dans le cadre du respect des droits de l'homme et du droit international humanitaire.

 

Monsieur le ministre, je souhaiterais vous poser une question précise sur une décision qui aurait été prise lors de la réunion du 11 ou du 12 juin dernier, à savoir la mise sur pied d'une mission d'entraînement des forces de sécurité afghanes. Quel sera exactement le mandat de cette nouvelle mission? Couvrira-t-elle la formation tant de l'armée que de la police nationale afghane?

 

Si elle couvre la formation de la police, comment cette mission coordonnera-t-elle son activité avec celle de la mission EUPOL de l'Union européenne qui a, me semble-t-il, le même objet?

 

Enfin, comment tout cela s'articulera-t-il avec le projet évoqué par le Conseil européen de la semaine passée de déployer la force de gendarmerie européenne en Afghanistan?

 

06.19 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik zal op alle vragen die zijn gesteld een algemeen antwoord geven en zodoende een round-up maken.

 

Zoals vele collega’s weten, hebben zich op 9 en 15 juni incidenten voorgedaan waarbij militairen van het Belgische Operational Mentor and Liaison Team betrokken waren. Tijdens de uitvoering van een begeleidingsopdracht van een Afghaanse eenheid heeft zich toen een gewapend treffen met tegenstanders voorgedaan. Het Belgische detachement liep hierbij enkel lichte materiële schade op.

 

Op 10 juni hebben Belgische militairen van het OMLT tevens een Afghaanse eenheid begeleid, zoals binnen de opdracht van het OMLT past, die als een snelle interventiemacht tussenbeide is gekomen nadat een andere Afghaanse eenheid, gecoacht door een Hongaarse OMLT onder vuur werd genomen. Hier werd geen enkele schade vastgesteld. Alle details van de omstandigheden waarin deze evenementen hebben plaatsgevonden heb ik op 18 juni, achter gesloten deuren, bijzonder uitgebreid uiteengezet voor de commissie belast met de opvolging van de buitenlandse zendingen.

 

Ook de evolutie van de veiligheidssituatie in het gebied zal ik voort blijven uitleggen voor dat forum, volledig binnen het mandaat dat die commissie heeft gekregen, en ook in overeenstemming met de mededelingverhoudingen tussen de commissies voor de Landsverdediging van de Kamer, de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen van de Senaat en de commissie belast met de opvolging van de buitenlandse zendingen.

 

De eerste vaststelling die wij kunnen maken uit de informatie is, zoals wij van bij de aanvang hebben aangehouden, dat het Belgische personeel bijzonder goed getraind is, bijzonder goed uitgerust is en bijzonder goed gemotiveerd is.

 

Non seulement la réaction de nos hommes fut très professionnelle, mais leur présence a également permis – par le travail de coaching des unités afghanes – d'orienter la riposte et de prendre le dessus sur les opposants, et ceci en concordance avec les décisions gouvernementales et les règles d'engagement. Les familles des militaires sont immédiatement prévenues en cas d'incident grave impliquant des morts ou des blessés. Dans les autres cas, il n'y a pas lieu de lancer cette procédure immédiate.

 

Les militaires impliqués dans les incidents relatés précédemment ont pu communiquer directement avec leurs familles à leur retour dans leur cantonnement.

 

De sociale contacten met het thuisfront tijdens de operationele opdrachten zijn een voortdurende zorg van Landsverdediging. Voor ieder operatietoneel streven wij ernaar om een cybercafé in werking te stellen, dat uitgerust is met een telefoontoestel en een computer per twintig personen en dat toelaat om telefonische gesprekken te houden met de familie in België voor een gemiddelde potentiële beltijd van drie uur per persoon en per week, e-mails uit te wisselen en internet te raadplegen a rato van ongeveer drie uur per persoon en per week. Daarnaast heeft elk personeelslid het recht om met eigen middelen, vooral dan gsm, maar sommigen ook pc, sociale communicatie uit te voeren. Er bestaat geen scrambling in de communicatie, wat voor andere landen wel het geval is. Iedere militair is dus bij machte om op het even welk moment tijdens zijn verblijf communicatie met het thuisfront op gang te brengen.

 

De OMLT in Afghanistan heeft een getalsterkte van negenenzestig personen. Naast de OMLT zijn er nog eens vijfentwintig Belgische militairen ingezet in het provincial reconstruction team. In totaal is ter plaatse, conform de regel van een telefoontoestel en een computer per twintig personen, in vijf telefoons en vijf computers voorzien. Op zeer regelmatige tijdstippen wordt aan het lokale commando gevraagd om een evaluatie in alle domeinen, inclusief de communicatie, op te maken. Wanneer uit deze evaluaties blijkt dat een bijsturing nodig is, worden de nodige acties ondernomen om de gemelde tekortkomingen te verhelpen. In het geval van de hierboven beschreven eenoptwintigregel werden tot op heden geen klachten of aanvragen tot aanpassing overgemaakt.

 

Les nations membres de l'OTAN ou les partenaires qui souhaitent collaborer au développement de l'armée nationale afghane – ANA -, le font par le biais d'accords bilatéraux. Certaines nations participent ainsi financièrement au travers de l'ANA Trust Fund, d'autres participent aux programmes de formation de l'armée afghane avec les OMLT.

 

Le développement de la police nationale afghane – ANP -, est considéré par la FIAS comme crucial dans le cadre de la stratégie de sortie, vu ses capacités de contrôle du territoire afghan et de stabilisation du pays. Les efforts sont répartis entre la CSTCA (Combined Security Transmission Command Afghanistan), sous commandement américain, la mission de police de l'Union européenne en Afghanistan (EUPOL) et les contributions bilatérales conduites dans le cadre des "provincial reconstruction teams".

 

La finalité de la Nature Training Mission in Afghanistan (NTMA) qui doit dépendre directement du quartier général de la FIAS, est la coordination du développement et de la mise en œuvre des forces nationales de sécurité afghanes (ANSF), c'est-à-dire une combinaison de l'ANA et de l'ANP, avec le plan de campagne de la FIAS sous l'égide d'un organisme OTAN unique.

 

Le domaine d'action de la NTMA reprend entre autres la supervision des OMLT, la formation académique et continuée de l'ANA et le développement de l'ANP.

 

Ik wil nu graag het verslag voorlezen dat mij werd toegestuurd en dateert van 17 juni. Het werd opgemaakt door de luitenant-psycholoog, de zogenaamde RMO, van het commando Afghanistan. Hij is een raadgever mentale weerbaarheid in operaties, un conseiller en opérationnalité mentale.

 

“Ik had vroeger al een bezoek gepland aan de PRT Kunduz en OMLT, maar dit werd uitgesteld naar aanleiding van een nieuw bezoek van de federale politie op Khwaja, de luchthaven te Kabul. Omwille van het beperkte aantal vluchten tussen Kabul en Kunduz kom ik toevallig aan de dag na het incident van 15 juni 2009. Tijdens mijn kort bezoek peil ik zo goed en zo kwaad mogelijk naar de ideeën en de emoties die leven bij de OMLT. Het is duidelijk dat de compagnie op een zeer zorgvuldige manier is samengesteld, zodat er een sterke groepscohesie leeft. De gedreven en professionele houding van elkeen is uitermate opvallend. Bij iedereen leeft een zeer positief gevoel over het verloop van de zending.

 

Voor diegenen die er bijna een opdracht van zes maanden op zitten hebben, is de variatie uitstekend geweest: de voorbereiding in Kabul, de tocht van Kabul naar Kunduz, de periode in Kunduz. Ook al geven de meesten aan dat zes maanden noodzakelijk is voor de operationaliteit van deze opdracht, toch menen zij dat het familiaal gezien niet ideaal is om alle opdrachten te verlengen tot zes maanden. Daarnaast vragen sommigen zich ook af of het haalbaar is om gedurende zes maanden geconfronteerd te worden met gebeurtenissen zoals zij die de voorbije week hebben ervaren.

 

Het is niet evident gebleken om altijd samen te werken met het ANA. Naast de culturele verschillen vraagt het tijd om geloofwaardigheid op te bouwen en het vertrouwen van de Afghaanse militairen te winnen. Door de recente gebeurtenissen hebben zij nu volop het gevoel dat de ANA’s overtuigd zijn van onze professionaliteit. Het feit dat de Belgen constant met hen meegaan op het terrein, in tegenstelling tot vorige naties, waarvan de OMLT in hun voertuigen bleven, levert veel respect op. Tijdens de samenwerking van de voorbije maanden is er alsmaar een nauwer contact ontstaan tussen de Belgische OMLT en de ANA.

 

Het detachement wil duidelijk graag de zending op een mooie manier afwerken en de Afghaanse compagnies blijven steunen tot de overname met de Ardeense Jagers is afgerond. Indien de Belgen niet meer op het terrein zouden mogen gaan, dan zou dit een zeer negatief signaal zijn naar de ANA toe, maar vooral een zeer grote ontgoocheling voor de mensen van het Derde Para.

 

Het is van cruciaal belang dat de niet-aflatende inzet van de OMLT hier op zijn minst wordt erkend. Doordat hun acties in de pers zijn gekomen, is die erkenning er al voor een stuk. De waardering volgt hopelijk later. Indien men er nu voor zou kiezen om hen hun werk niet meer te laten doen, zou dit door hen ervaren worden als een gebrek aan appreciatie en een miskenning van hun competenties.” Was getekend: de luitenant-psycholoog, (…), de consulent, op 17 juni 2009.

 

Ik las dat voor om aan te tonen hoe men de temperatuur ter plaatse meet. En het is toch verschillend wanneer men op 7.500 kilometer afstand enige beschouwingen maakt.

 

Mijnheer de voorzitter, ik stel voor dat de collega’s die deel uitmaken van de commissie opvolging buitenlandse operaties, nogmaals het vertrouwelijk verslag lezen dat is ingediend bij de griffie van die commissie. Ik stel vast dat slechts twee van de leden zich tot nu toe de moeite hebben getroost om dat vertrouwelijk verslag te gaan lezen. Komt daar geen verandering in, dan stel ik voorzitter Delpérée voor om over te gaan tot de voorlezing van het verslag. Zo zal men beseffen in welke mate en binnen welke contouren de aanwezigheid op het terrein van OMLT werd vastgelegd, en dit in volledige overeenstemming met de regeringsbeslissing.

 

Collega Van der Maelen, ik antwoord niet op onwaarheden. Contrevérités zijn de slechtste en minst betrouwbare strategie om in dergelijke dossiers te hanteren. Dat helpt zelfs u niet vooruit. Ook in het dossier van onze militaire aanwezigheid in Afghanistan komt de waarheid altijd naar boven. U spreekt over Kunduz en het PRT. Ik stel een acute aanval van amnesie vast. Wanneer is de opdracht om deel te nemen aan de ontmijningsmissie PRT in Kunduz genomen? In 2005, door een regering waarvan uw partij deel uitmaakte, zonder dat er ooit een parlementair debat aan is voorafgegaan, zonder dat er ooit een parlementair debat is op gevolgd. Uw partij stemde vanuit de meerderheid voor de opdracht waarin we gisteren zijn tussengekomen, waarvan ik de uitvoering in het kader van de loyaliteit volledig steun.

 

Ik herhaal: PRT is geen OMLT. Ik laat in het midden welke opdracht u als het meest risicovol beschouwt.

 

PRT is hoofdzakelijk de ontmijning van wegbermbommen onder de Duitse koepel, zoals beslist in 2005. OMLT kadert volledig in de exitstrategie van Afghanistan, de strategie die door de 42 ISAF-landen naar voren is geschoven, en past in de CIMIC-operatie, een militaire aanwezigheid die het terrein moet vrijmaken om de burgerlijke wederopstanding en wederopbouw in Afghanistan mogelijk te maken, waarbij naast de politie – wij doen ter zake geen opdrachten – het Afghaanse leger een belangrijke rol speelt.

 

Wij doen zulks niet alleen. De missie van een OMLT is echter klaar en duidelijk vastgelegd.

 

Ik heb de bewuste missie naar aanleiding van de regeringsbeslissing heel duidelijk in de commissie buitenlandse operaties van Kamer en Senaat vastgelegd. Indien men koppig aan zijn mening wil vasthouden en geen kennis van het verslag in kwestie wil nemen, zal ik zelf vragen om nogmaals mede te delen in welke mate wij ter plaatse operationeel zijn. U zult merken dat alle onwaarheden die ter zake worden verteld, als een kaartenhuisje in elkaar zullen zakken.

 

Nederland zit in een ander operatietoneel en op een andere wijze, met uitzondering van de gemeenschappelijke actie die wij in Kandahar ondernemen. Nederland bevindt zich in wat het regional command South in Uruzgan wordt genoemd.

 

De uiteenzettingen blijven altijd dezelfde, zowel van zij die vóór de operaties zijn en die erg bekommerd zijn als van zij die tegen de operaties zijn. Ik beweer niet dat laatstgenoemden niet om het welzijn van onze soldaten bekommerd zouden zijn. Zij gebruiken hun bekommernis echter als een voorwendsel om één zaak te willen bevestigen, met name dat zij tegen de operatie en tegen de aanwezigheid van ISAF in Afghanistan zijn. Zij willen ook bevestigen dat zij geen geloofwaardigheid hechten aan wat wij ginds doen.

 

De verantwoordelijkheid voor het voorgaande heeft de regeringsmeerderheid, die uit vijf partijen bestaat, met name Open Vld, PS, cdH, MR en CD&V, genomen. Voornoemde partijen zijn minstens even hard bekommerd om het welzijn van de militairen en om de wijze waarop en de omstandigheden waarin zij worden ingezet. Dat u ter zake een waardeoordeel maakt, kan De Crem geen barst schelen. Dat u uw oordeel echter op de kap van de militairen maakt, is – ik herhaal het – misplaatst en van een laag allooi. Ik zal ook niet stoppen dat te herhalen.

 

Nogmaals, ik zie dat de syndicale vertegenwoordigers aanwezig zijn. Zij hebben naar aanleiding van een aantal uitspraken die zijn gedaan door de partijen die de regeringsbeslissing niet assumeren, bijna geschokt gereageerd, zoals ik ook heb gereageerd, toen de eerste uiteenzettingen er zijn gekomen. Zij hebben waardig, maar met ingehouden woede gereageerd op de onwaarheden die zijn verteld.

 

Mijnheer De Vriendt, ik kan er u nogmaals op wijzen, maar ik heb gehoord dat partijgenoten van u het ook hebben opgemerkt. Uw meest recente mediaoptreden naar aanleiding van het incident dat zich in Kunduz heeft voltrokken, was heel pijnlijk, niet voor de operatie zelf maar wel voor uzelf. Het was misplaatst.

 

Ik stel nogmaals vast dat er misbruik wordt gemaakt van het parlementaire spreekrecht door in een openbare vergadering dezelfde dossiers aan te halen die ook in de besloten vergadering worden aangehaald. Ik zal dat uitentreure herhalen.

 

Iemand kan voor of tegen het vehikel van de commissie buitenlandse opdrachten zijn. Ik stel evenwel vast dat een meerderheid van de parlementsleden vóór voornoemd vehikel is. Ik stel ook vast dat de commissie naar behoren werkt, nu zij en bonne et due forme is samengesteld. Ik durf u met de hand op het hart zeggen dat geen enkele, parlementaire commissie in de ons omringende landen op een dergelijke, punctuele en gestructureerde manier wordt geïnformeerd als dat met voornoemde commissie gebeurt. Ik zal mijn engagement houden om zulks ook in de verdere toekomst te doen. Ik neem echter vanaf vandaag afstand van alle desinformatie en gewilde desinformatie die in het dossier wordt gegeven.

 

Trouwens, u sprak over de publieke opinie. De publieke opinie heeft de houding van degenen die tegen de operatie zijn reeds lang door en steunt hen helemaal niet.

 

Ik wil nog iets zeggen over het communicatiegebeuren. Ik weet niet of u het artikel in de krant hebt gelezen van twee vrouwelijke partners op het thuisfront. Zij hebben gezegd dat de communicatie met de plaats van militaire aanwezigheid, in casu Afghanistan, heel goed verloopt, dat zij vrijwel in permanent contact zijn met hun partner die in militaire opdracht is, dat zij voldoende en volledig geïnformeerd zijn en dat zij gechoqueerd waren door het feit dat er door desinformatie nodeloos onrust werd gezaaid. Ik vind dat dit mag worden gezegd.

 

Collega Kindermans, ik ga volledig akkoord met uw analyse van hoe we in het Parlement omgaan met de informatie. Er zijn maar twee mogelijkheden. Ofwel is er een commissie die volgens het Reglement werkt en dat is die opvolgingscommissie, ofwel heeft die commissie geen zin.

 

Ik kan maar een zaak zeggen. Omwille van de veiligheid van onze troepen, en collega Flahaut heeft ernaar verwezen, kan ik niet zeggen wat we doen, wanneer we het doen, in welke opdracht en waarover het gaat. Dat kan niet in een commissie zoals deze. Dit is iets anders dan het hebben over de kwaliteit van de lucht die men meet.

 

Dit is een gevaarlijke opdracht. Dat werd nooit ontkend. We zitten in een gebied met gewapende conflicten en waar de incidenten proportioneel toenemen. Dit werd nooit ontkend. Dat was zelfs een grond van rechtvaardiging om meer en betere inspanningen te leveren in Afghanistan.

 

Wanneer collega Stevenheydens zegt dat er meer incidenten zijn in het noorden van Afghanistan, heeft dat te maken met het feit dat er een proportionele toename van incidenten is over het hele Afghaanse grondgebied, wat heel wat laterale gevolgen heeft.

 

Ik heb het daarover gehad in de commissie. Ik herhaal ze nogmaals: de voorbereiding van de verkiezingen en de problematiek van het einde van de papaveroogst en de verwerking ervan en de communicatiekanalen over de weg die ontstaan. Er zal nog een bijkomende factor zijn, met name het begin en het einde van de ramadan. Het internationaal kader voorziet dat de druk kan toenemen.

 

Wat de informatie betreft, ga ik niet polemiseren. Tussen 1999 en 2007 zat ik als oppositielid in de commissie voor de Landsverdediging. Ik heb het engagement van onze Belgische troepen in het buitenland nooit in twijfel getrokken. Ik heb de competentie van onze militairen in de leiding, in de staf, nooit in twijfel getrokken. Ik heb zelfs de regeringsbeslissingen die men nam nooit in twijfel getrokken. Ik heb nooit interventies gehouden over de activiteiten van onze PRT in Kunduz. Ik heb nooit betogen gehouden die de toenmalige regering en zelfs de toenmalige minister in een positie zouden kunnen brengen alsof zij onvoldoende verantwoordelijkheid zouden nemen voor de bescherming van onze militairen. Dat heb ik nooit gedaan. Ik maakte politieke afwegingen.

 

Ik heb dat ook gedaan voor onze aanwezigheid in de UNIFIL-operatie in Beirut of in Kunduz, maar er zijn zaken die men niet doet, of men nu behoort tot de meerderheid of tot de oppositie. Men kan voor of tegen een maatregel zijn. Dat is het spel. Ik ben goed geplaatst om te weten hoe het spel in elkaar zit en welke rol iedereen moet spelen. Dat men willens nillens, omdat men ideologisch tegen een operatie is, de fysieke militaire aanwezigheid in gevaar brengt, is voor mij onaanvaardbaar.

 

Cher collègue Flahaut, en ce qui concerne la question que vous avez posée, j'y ai fait référence dans la présentation que j'ai donnée en commission du Suivi des opérations militaires à huis clos. J'avais proposé, en concertation avec le gouvernement, la suspension des missions FIAS en attendant les résultats de l'évaluation par l'équipe envoyée, à mon initiative, par le chef d'état-major des forces armées belges. Entre-temps, l'enquête a été menée et j'ai pris connaissance des constatations et recommandations. Je les communiquerai prochainement sur simple demande aux membres de la commission du Suivi.

 

Il est clair que la participation de notre OMLT sur le terrain se fait sous le commandement de la FIAS comme convenu.

 

Mijnheer de voorzitter, tot daar het antwoord op de vragen – ik meen dat er geen interpellaties bij waren – die ik heb gekregen.

 

De voorzitter: Het zijn inderdaad allemaal vragen.

 

06.20 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik wil wel nog het volgende zeggen. Het is de 25ste of de 26ste keer, sedert de beslissing van 1 februari 2008, dat wij in de Kamer een debat kunnen, willen en mogen voeren over Afghanistan. Ik wil dat dus ook vandaag duidelijk maken, voor eens en voor altijd, voor wie zegt dat er in het Parlement geen debat zou zijn.

 

Het is echter niet juist te stellen dat de communicatie in een debat, omdat die communicatie sommige mensen niet bevalt, daarom slechte of onjuiste communicatie zou zijn. Voor iedereen die ooit communicatiewetenschappen heeft gestudeerd, waartoe ik mezelf niet reken, is dat toch een van de eerste regels.

 

06.21  Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

U spreekt net over kritiek op de operaties ter plaatse. Het is niet omdat we zeer kritisch zijn over de communicatie, dat wij daarom de operatie tot in de details in twijfel trekken.

 

U verwijst nogal vaak naar die commissie achter gesloten deuren. Ik meen dat een commissie achter gesloten deuren de informatie moet geven die, als die in de openbaarheid zou komen, de operaties op het terrein zou kunnen schaden. Maar wanneer dat niet het geval is, wanneer de commissie achter gesloten deuren duidelijk bedoeld is om informatie te geven die de operaties in een ruim verband plaatsen, dan moeten zulke zaken zeker in openbaarheid worden gegeven. U mag dan niet te vlug het argument aanhalen dat die zaken achter gesloten deuren werden besproken.

 

Immers, het gaat er hem niet enkel over deze commissie te informeren. Het gaat hem er ook over de publieke opinie, de bevolking te informeren. En dan nog meen ik – maar ik wil niet in herhaling vallen – dat in december, januari en februari de acties van de OMLT en hetgeen men op termijn kon verwachten, door u niet goed gekaderd waren. Dat had veel beter gekund. Een betere omkadering had heel veel onduidelijkheid kunnen wegnemen, en dan hadden wij vandaag niet over de communicatie moeten discussiëren, maar meer over de operatie in Afghanistan zelf.

 

U zegt dat de verkiezingen als een kantelmoment worden beschouwd. De papaveroogsten, dat is iets waarvan ik het spijtig zou vinden als er nog veel oogsten zouden komen. Maar we moeten daar reëel in zijn: dat zijn zaken die zich zullen blijven herhalen. Ik vind het dus spijtig dat we, zoals u eigenlijk wil zeggen, elk jaar met een opleving van geweld te maken zullen hebben als dat daartoe als oorzaak wordt beschouwd.

 

U beschouwt de verkiezingen als een kantelmoment, en ik hoop dat dit inderdaad het geval zal zijn en dat onze aanwezigheid daar doorslaggevende resultaten zal hebben. Wij staan namelijk achter de oorspronkelijke doelstellingen van onze aanwezigheid daar. Doch, als na de verkiezingen blijkt dat er geen doorslaggevende resultaten zouden zijn, dan is ook het moment aangebroken om eens kritisch te bediscussiëren wat onze verdere houding zal zijn in het conflict met Afghanistan.

 

Over een zaak heb ik u weinig of geen informatie horen geven, namelijk de communicatie vanuit Defensie, van de woordvoerster van Defensie, die zei dat de families van militairen niet direct op de hoogte zouden worden gebracht om onrust te vermijden. Ik heb u daarstraks duidelijk gevraagd waarom, en of er nog andere voorbeelden zijn van vergelijkbare voorvallen waarbij op die manier werd gereageerd.

 

06.22  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik herhaal nogmaals. U zegt dat u er gerust in bent dat u de brede steun hebt van de publieke opinie. Dat is mogelijk. Ik weet het niet. Wat ik echter niet begrijp, is hoe u – hierin gesteund door de meerderheidspartijen – de beslissingen die sinds 1 februari 2008 zijn genomen, niet durft te onderwerpen aan een stemming van alle 150 parlementsleden.

 

Mijnheer Kindermans, de beslissing over de OMLT's is niet verder gekomen dan een commissievergadering van Defensie achter gesloten deuren. Die beslissing is nog nooit plenair besproken.

 

Ik assumeer, mijnheer de minister, de beslissingen die door mijn partij zijn genomen toen wij in de meerderheid zaten. Het gaat hier dan over beslissingen inzake Kabul, de luchthaven en de ontmijning in het noorden, de PRT’s. Sinds 1 februari en tot op vandaag zijn daar wel een paar zeer belangrijke beslissingen genomen die samengevat betekenen dat wij offensief deelnemen aan de operatie via F-16's die bombarderen en schieten.

 

Mijnheer de minister, ik volg volledig collega Flahaut als hij zegt dat indien u van bij de start geen twijfel had laten bestaan over het feit dat onze Belgische militairen samen met de Afghanen op het terrein zouden gaan, wij al die debatten en discussies niet hadden moeten voeren. Dan was er een keer een discussie over gevoerd.

 

06.23 Minister Pieter De Crem (…).

 

06.24  Dirk Van der Maelen (sp.a): Ik neem het verslag, mijnheer de minister. Ik heb hier het verslag van 6 oktober 2008, getiteld "De deelname van Belgische militairen aan de operatie in Afghanistan. Gedachtewisseling met de ministers van Buitenlandse Zaken en Landsverdediging". Op pagina 19 van dat verslag…

 

06.25 Minister Pieter De Crem: Mijnheer Van der Maelen, once and for all…

 

06.26  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik heb u ook niet onderbroken.

 

06.27 Minister Pieter De Crem: Eens en voor altijd: op 30 december is er een vergadering geweest…

 

06.28  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik heb u ook niet onderbroken.

 

Ik lees voor: "De minister van Buitenlandse Zaken preciseert tot slot dat er bijkomende Belgische militairen in het noorden van Afghanistan zullen worden ingezet in het kader van de OMLT's en dat zij niet samen met Afghaanse militairen zullen optreden."

 

Minister van Landsverdediging De Crem sluit zich aan bij de antwoorden van de minister van Buitenlandse Zaken”. Waarmee bewezen is, mijnheer de minister, dat u in deze Kamer iedereen bewust hebt misleid. U zegt in de Kamer het ene en u doet op het terrein het andere.

 

06.29 Minister Pieter De Crem: (…)

 

06.30  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik weet beter wat er in mijn partij omgaat dan u.

 

Ik wijs de aanwezige collega's van de meerderheid erop dat sinds 1 februari het aantal militairen dat we in Afghanistan hebben, verdubbeld is, dat wij een vierde van de vliegtuigen leveren in de ISAF-operatie en dat de kostprijs op jaarbasis oploopt tot om en bij twee miljard Belgische frank. Collega’s, als dat geen plenair debat waardig is. Als een meerderheid of een minister zo bang is van een plenair debat dat men alles doet om dat af te houden, dan is mijn conclusie dat er iets niet juist is.

 

Ik rond af. Mijnheer de minister en andere collega’s, ik zou willen dat u ermee stopt het verhaal te brengen alsof wij twijfelen aan de inzet en de competentie van onze militairen. Kijkt u er mijn verklaringen op na, nog nooit heb ik daarover iets gezegd. Ik heb het grootste respect voor wat die mensen doen.

 

Ik heb echter een probleem met u, mijnheer de minister. U hebt de politieke leiding van die operatie ginder. We hebben inderdaad een verschil van mening. Mijn probleem is dat hoe langer hoe meer mensen van oordeel zijn dat het probleem in Afghanistan niet kan worden opgelost via meer militaire inzet. Ik vind het een onverantwoord risico dat wij Belgische militairen, die goed zijn opgeleid en die hopelijk over al het nodige militair materieel beschikken, met risico voor hun leven laten deelnemen aan een militaire operatie in Afghanistan die zinloos is en nooit het doel kan bereiken. Dat is het verschil van mening tussen u, mijnheer de minister, en mij.

 

Nogmaals, ik betreur uw politieke lafheid om met de oppositie geen plenair debat in de Kamer te durven aangaan, over onze nationale belangen en over de zin en de onzin van de operatie.

 

06.31  Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, er zijn de pro's en de contra's, zoals gewoonlijk.

 

Ik steun de minister in die zin dat ik ook vind – en dat is in onze partij duidelijk aan bod gekomen – dat de kritiek van bepaalde collega's soms erover was. Wij kregen vaak de indruk dat de discussie niet ging over wat was gebeurd in Afghanistan, maar veeleer over of wij al dan niet nog wel een leger nodig hadden.

 

De mensen van het Derde Para pleiten voor het afwerken van hun missie. Wij hebben die operatie altijd gesteund en wij zullen dat blijven doen.

 

Mijnheer Van der Maelen, u hebt het al verschillende keren gezegd, ik citeer uit een van uw vorige tussenkomsten: "Het is een zinloze oorlog, een oorlog die wij niet kunnen winnen en daarom moeten wij uit Afghanistan vertrekken". Ik vraag mij dan af waarom uw partij nog aan de Vlaamse verkiezingen heeft meegedaan. De sp.a had die ook niet kunnen winnen. Dat is een redenering die niet opgaat.

 

Alle gekheid op een stokje, ik hoop dat u mij dat niet kwalijk neemt.

 

Wij hebben steeds een genuanceerd standpunt ingenomen. Wij hebben de operatie altijd gesteund. Wij hebben altijd voor transparantie gepleit. Die is er niet altijd geweest, maar ik denk dat wij in de gesloten vergaderingen toch voldoende informatie hebben gekregen. Wij hebben steeds respect en bewondering getoond voor de opleiding van onze militairen en vooral voor het werk ter plaatse, en voor de verantwoordelijkheid en de professionaliteit die men daar aan de dag legde.

 

Men kan ons niet verwijten dat wij politieke spelletjes hebben gespeeld. Wij blijven de doelstellingen van de missie steunen, maar wij zullen ook de resultaten ervan blijven evalueren.

 

06.32  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik wil ook uw woordvoerder de heer Kindermans bedanken voor zijn antwoorden op mijn vragen.

 

Mijnheer de minister, u hebt in uw antwoorden gekozen voor de vlucht vooruit. Het is met de moed der wanhoop dat u hier hebt gechargeerd. U hebt gechargeerd ten aanzien van de oppositie die tegen uw beleid is, maar u hebt de bal totaal misgeslagen. U bent begonnen met zaken die zelfs niet aan bod zijn gekomen, zoals PRT's en OMLT's.

 

U hebt het halve verwijt aan ons gemaakt dat wij niet zouden willen dat de OMLT op het terrein zou gaan. Dat is allemaal niet het punt. U kreeg daarnet zelfs kritiek van een partij die u meestal steunt. Dat is veelbetekenend.

 

Ik denk dat wij ook de commentaren in de pers hebben gelezen. U zakt door de mand omdat in allerlei verslagen, ook in een openbaar verslag dat hier werd geciteerd en dat u hebt proberen te verhinderen door de heer Van der Maelen te onderbreken, duidelijk zwart op wit staat dat u, dat kunt u niet ontkennen, wat de Belgen nu doen in Kunduz toen hebt ontkend. U hebt blijk gegeven van verkeerde informatie en misleiding. Dat is het probleem.

 

Het gaat er niet over of wij die operatie verder willen zetten of niet.

 

06.33 Minister Pieter De Crem: Jawel.

 

06.34  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Neen, mijnheer de minister, iedereen kan het zien: het gaat om de kloof tussen wat u hebt beweerd de afgelopen maanden en wat zich op het terrein heeft afgespeeld. Gelieve mij niet te onderbreken, mijnheer de minister, ik heb dat daarnet ook niet gedaan. Ik merk dat u telkens probeert te onderbreken als het moeilijk wordt voor u.

 

Ik denk dat collega Flahaut daarnet de vinger op de wonde heeft gelegd. Hij had het over de essentie, over de kloof tussen de feiten op het terrein en uw communicatie. Ik heb naar aanleiding van de incidenten drie telefoons gekregen van familie van militairen die mij hebben gezegd dat zij niet wisten dat hun familie rechtstreeks het terrein op ging, samen met Afghaanse patrouilles, om offensieve militaire acties te ondernemen. Dat is wat drie families mij hebben gezegd. Zij zijn ongerust, mijnheer de minister, niet omwille van de reactie van de oppositie, maar omwille van uw verkeerde informatie. U hebt gezorgd voor verwarring, u hebt gezorgd voor ongerustheid.

 

U spreekt over de bijzondere commissie voor opvolging van buitenlandse operaties. Ik zal de voorzitter van de Kamer het voorstel doen om het verslag openbaar te maken. U speelt hier blufpoker. U neemt de vlucht vooruit, terwijl openbare verslagen en verslagen van een commissie achter gesloten deuren telkens maar opnieuw bewijzen, mijnheer de minister, dat u verkeerde informatie hebt gegeven. Degene die de werking van de bijzondere commissie uitholt bent u, door verkeerde informatie te geven in de schoot van zelfs een commissie achter gesloten deuren.

 

Tot slot rond ik af. U hebt gezegd dat er geen vragen werden gesteld, enkel politieke statements gemaakt die we al lang kennen. Er zijn vragen gesteld over onder andere de communicatie van uw woordvoerster waarop u geen antwoord hebt gegeven. Ik heb een vraag gesteld over uw visie op de Afghanistanstrategie waarop u geen antwoord hebt gegeven. U ontwijkt het debat over de strategie die vandaag aan het mislukken is en over een strategie die misschien wel tot succes kan leiden. U ontwijkt het debat omdat u zelf geen antwoorden hebt, omdat u zelf blijkbaar niet bekommerd bent om het succes van deze operatie. Ik kan niet anders dan deze conclusie trekken. U doet gewoon voort. U zet zich op de lijn van het sturen van meer troepen zonder zich af te vragen of dat nog nuttig is.

 

U verwijt ons dat wij niet bekommerd zouden zijn om het welzijn van de militairen. Ook ik wens dat hier formeel te ontkennen. Ik vraag mij af in hoeverre u kunt blijven volhouden onze Belgische militairen in te zetten in een strategie die aan het mislukken is. Gelieve daar toch eens over na te denken.

 

06.35  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik betreur het een beetje dat wij steeds opnieuw moeten terugkomen op het feit van wat u toen zou hebben gezegd, wat daarvan aan is. Op een gegeven moment hebt u in een exposé het aanbod gedaan om het zelf openbaar te maken, om dat bewuste verslag van december zelf voor te lezen.

 

Ik zou eigenlijk willen ingaan op uw aanbod. Dan zijn wij voor eens en voor altijd van dat debat af. U zegt dat slechts twee leden het zijn gaan inkijken. Ik durf gerust zeggen dat ik een van die twee ben. Ik heb getekend en gedateerd wanneer ik het ben gaan inkijken, omdat ik geen discussie daarover wilde. Ik ben het gaan inkijken op het moment dat het debat in de media hoog opliep. Toen ben ik de verslagen gaan inkijken. Ik heb trouwens het verslag gelezen. Dat ligt in de Kamer en dat ligt in de Senaat. Ik ben op beide locaties geweest. Ik heb op beide locaties gehandtekend. Dat debat moet wij echter achter ons laten.

 

Uw aanbod daar is goed. U moet maar bekijken met de voorzitter van de commissie hoe u dat doet, waar u dat doet. In dat verslag staat echter niets vertrouwelijks. Maak dat gewoon openbaar, dan is dat debat achter de rug, dan kunnen wij ten minste over de kern van de zaak spreken.

 

Ten tweede, u hebt het verslag voorgelezen van de RMO die ter plaatse is gegaan. Hetgeen mij daar opviel is dat hij in dat verslag dat u voorlas nogal sterk de klemtoon legde en zei dat men ze moet blijven laten op het terrein gaan. U bent daarop twee of drie keer teruggekomen in dat verslag van die RMO.

 

Ik heb de vraag gesteld en ook collega Flahaut heeft de vraag gesteld. Is er op gegeven moment een opschorting geweest van de begeleidingsopdrachten? Is er op gegeven moment een opschorting geweest? Er zijn incidenten geweest. U hebt die uitvoerig toegelicht achter gesloten deuren. Hebt u nadien voor enige tijd beslist dat men gedurende dat aantal uren even niet op het terrein ging gaan, om het te evalueren? Verwijst die RMO daarnaar? Of hoe moet ik dat begrijpen?

 

Ten derde, ik heb gezegd dat ik geruchten had over die coördinatieproblemen. U hebt neen geknikt, maar u bent er niet verder op ingegaan. Ik neem aan dat het neenknikken wil zeggen dat u geen weet hebt van die communicatie of coördinatie, problemen tussen de OMLT enerzijds en de PRT’s anderzijds, de Afghaanse en Amerikaanse troepen.

 

Ik heb ook gevraagd of er een verslag is van die twee mensen die wij ter plaatse hebben gestuurd. Krijgen wij dat dan morgen te zien? Ik neem aan dat wij dat niet kunnen openbaar maken. Ik vraag dat ook niet, maar ik vraag wel dat, als er een verslag is, wij dat kunnen inkijken, evenzeer als de verslagen van de militaire inlichtingendiensten. U hebt vorige week gezegd dat wij die mogen komen inkijken. Ik heb geen contact opgenomen met uw kabinet, maar ik neem aan dat wij wachten op een bericht waar, wanneer en met welke modaliteiten wij die verslagen mogen gaan inkijken.

 

Uiteraard zullen wij morgen het debat wel hebben over de werking van de commissie. Ik hoop dat de leden mijn voorstel tot kaderschetsen binnen dat reglement zullen volgen.

 

06.36  Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Inderdaad, de uitdagingen in Afghanistan blijven enorm. Het verzet van de taliban is erg taai en nog lang niet gebroken. De gewone bevolking op het platteland zit vaak tussen hamer en aambeeld. De corruptie tiert welig en legt een hypotheek op de opbouw van het land, op de justitie en op de politiediensten, die er voorlopig onvoldoende in slagen het vertrouwen van de bevolking te winnen.

 

Het is precies in het kader van de exitstrategie dat wij het leger en de politie helpen opleiden in Afghanistan. Dat er garantie zou zijn op succes is absoluut niet het geval. De vraag is of dat een voldoende reden is om de deelname aan de operatie af te blazen en zo de solidariteit tussen de Europese partners op te zeggen.

 

Wij menen dat wij de hernieuwde aanpak van president Obama moeten ondersteunen en dat wij de Afghaanse bevolking zeker niet aan haar lot kunnen overlaten.

 

Ik heb uit het betoog van de heer De Vriendt begrepen dat hij volhardt in de boosheid en dat hij met veel losse weetjes maar weinig logica een mengelmoes maakt waarmee hij alleen zichzelf in moeilijkheden brengt.

 

06.37  André Flahaut (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, en décembre, quand on a décidé des OMLT, dans mon esprit, il était clair que les militaires belges allaient accompagner les personnes sur le terrain. Était-ce clair pour tout le monde? Je l'ignore. Cela a-t-il été dit clairement et acté dans des rapports? Il faut tirer cela au clair et il faut que les rapports soient rendus publics. Autrement, on n'aboutira jamais à rien dans nos discussions. Donc, pas de problème pour moi.

 

Par ailleurs, le conseiller en opérations à l'avis duquel vous vous ralliez a dit que nos hommes sont allés sur le terrain et qu'il faut pouvoir continuer à le faire pour ne pas provoquer de frustration de part et d'autre. Il encourage à poursuivre ce que nous avons toujours réalisé. C'est la preuve que cela a été fait. Peut-être l'ignorions-nous, peut-être n'avons-nous pas prévu ce genre de choses mais il y a une part de vérité là-dedans.

 

Pour les OMLT qui ont fait l'objet des premiers incidents, on doit la survie de nos hommes à la qualité de leur entraînement. Il faudra maintenir cette qualité. Vous l'avez dit vous aussi, d'ailleurs. Par contre, des incidents ont lieu aujourd'hui dans le PRT. À Kunduz, les militaires belges étaient avec des Allemands. Ces derniers sont tombés dans une embuscade. L'incident vient du fait qu'on accompagnait non pas des Afghans mais des Allemands. Il faut aussi se poser des questions à ce sujet. Ces opérations ont-elles été suspendues? Si vous avez décidé d'une suspension dans l'attente du rapport de vos officiers, c'est une excellente décision; vous auriez pu le dire ouvertement et même le communiquer à l'extérieur. On aurait pu le dire car cela n'était connu de personne.

 

Quand il faut dire les choses, on ne le fait pas et quand il ne le faut pas, on les dit! Quelque chose ne va pas dans la communication!

 

En tout cas, c'est une bonne décision. Je suppose que vos officiers sont rentrés et qu'ils ont fait rapport. Cela veut donc dire, si je comprends bien, que vous allez réexaminer le dispositif du point de vue des effectifs, de l'encadrement et du matériel, que vous aurez peut-être la sagesse de postposer certaines décisions quant au PRT dont on envisage toujours de prendre la direction ou qu'on ne se montrera pas aussi volontaire d'augmenter notre participation aux OMLT.

 

Ensuite, il faut aussi réaffirmer et réorienter le mécanisme compte tenu de la proximité des élections afghanes. C'est une question que je pose; nous aurons l'occasion de revenir sur le sujet sans doute demain, mais les questions sont déjà posées aujourd'hui.

 

Le débat sur la prolongation des opérations de quatre à six mois est plus général; il a déjà eu lieu il y a très longtemps. Cette prolongation en opérations extérieures ne me semble pas opportune surtout dans un contexte aussi hostile.

 

Monsieur le ministre, il s'agit surtout de ne pas minimiser les risques. Il fallait dès le début annoncer qu'il s'agissait d'une opération à risque connu. Il faut parfois vous protéger contre vous-même, monsieur le ministre, et contre votre enthousiasme à la proactivité dans l'envoi de troupes afin de montrer les capacités de la Belgique, d'indiquer la différence et notre envie d'être présent où l'on se bat. Tant pis: advienne que pourra! C'est pourquoi il faut vous protéger contre vous-même.

 

Cependant, à un moment, en ce qui concerne la communication, j'ai bien entendu que les règles en vigueur seraient qu'il faut apprécier l'incident grave selon la présence de blessés ou de morts; sans blessé ou mort, on ne communique pas. C'est bien ce que j'ai entendu à l'extérieur et c'est ce que vous avez qualifié de déplorable dans la commission de Suivi des opérations militaires. Or, si j'entends bien ce qu'a dit la porte-parole – le rapport en fait foi –, c'est exactement ce que vous avez lu aujourd'hui, qui correspondait à la règle en vigueur en termes de communication sur les incidents.

 

Pas de blessé, pas de mort, donc on ne communique pas pour ne pas inquiéter. Parce qu'elle a dit cela en commission de Suivi des opérations militaires, vous avez qualifié cette communication de "déplorable". Mais, monsieur le ministre, c'est votre communication puisqu'elle correspond à la directive donnée par l'état-major.

 

C'est simple: c'est dit comme ça et tournons la page, mais améliorons les choses! Je suis demandeur aussi de sortir le rapport sur cette réunion. J'ai horreur de l'injustice. Pour rétablir la justice et l'honneur de quelqu'un, je suis prêt à aller jusqu'au bout. Je l'ai fait et l'ai démontré en d'autres domaines. Je n'accepte pas que vous ne preniez pas vos responsabilités!

 

Votre communication "Pas de blessé, pas de mort, le département assume" n'est pas une bonne communication. Il faut être proactif, il faut rassurer les familles, il faut éviter que les gens ne s'inquiètent vu la distance. Vous avez les moyens de le faire. Peut-être que vous commencez à le faire, mais alors changez les directives. Surtout n'accusez pas les gens qui appliquent la loi de ne pas faire correctement leur métier! Il faut changer le mécanisme de communication.

 

Je voudrais encore préciser qu'en ce qui concerne la mise en œuvre des équipes de reconstruction provinciale à Kunduz, comme pour toutes les autres opérations menées en Afghanistan et ailleurs, à une époque on organisait des débats au parlement. De plus, avant que la décision du gouvernement ne soit confirmée, il y avait une demande automatique à la commission de Suivi des opérations militaires pour que s'installe une communication. J'en veux pour preuve que c'est ce que le premier ministre vous a dit de faire avant une réunion à l'OTAN. En effet, il nous a expliqué que des décisions allaient sans doute être prises lors du sommet de l'OTAN mais qu'elles ne seraient confirmées au niveau du gouvernement qu'après avoir informé complètement la commission de Suivi des opérations militaires. Le premier ministre lui-même s'inscrit dans la ligne suivie par son prédécesseur en ce qui concerne les opérations militaires.

 

Monsieur le ministre, il est vrai qu'il faut donner des réponses rapides et que nous avons envie de faire avancer les choses mais vous devez essayer de le faire en bonne intelligence et en bonne transparence avec le parlement, en assumant vos responsabilités sans culpabiliser les gens qui travaillent pour vous.

 

06.38  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, je retiens de ce débat que ce qui nous importe, c'est la sécurité de nos hommes sur place et que les informations communiquées aux familles soient correctes.

 

Nos militaires ont fait preuve de beaucoup de professionnalisme, de courage et de sang-froid. À cet égard, ils méritent d'être félicités.

 

06.39  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik heb geen antwoord gekregen op de vraag van mevrouw Vautmans en mezelf of er inderdaad opdracht is gegeven aan de militairen om gedurende een aantal dagen (…) (zonder micro)

 

06.40 Minister Pieter De Crem: Ik zal op die vraag en over een aantal andere zaken antwoorden geven in de vergadering van de commissie belast met de opvolging van de buitenlandse zendingen in plaats van alles aan de taliban te gaan vertellen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 13.07 uur.

La réunion publique de commission est levée à 13.07 heures.