Commissie
voor de Justitie |
Commission de la Justice |
van dinsdag 16 juni 2009 Namiddag ______ |
du mardi 16 juin 2009 Après-midi ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.17 uur en voorgezeten door mevrouw Mia De Schamphelaere.
La séance est ouverte à 14.17 heures et présidée par Mme Mia De Schamphelaere.
- de heer Ben Weyts aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie over "corruptie bij federale ambtenaren" (nr. 13621)
- de heer Ben Weyts aan de vice-eerste minister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "corruptie bij federale ambtenaren" (nr. 13622)
- M. Ben Weyts au secrétaire d'État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État, adjoint au ministre de la Justice sur "la corruption parmi les fonctionnaires fédéraux" (n° 13621)
- M. Ben Weyts au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur "la corruption parmi les fonctionnaires fédéraux" (n° 13622)
01.01 Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag betreft iets dat u zelf hebt bekendgemaakt, met name een profielanalyse van de Directie van de bestrijding van de economische en financiële criminaliteit.
Een opvallend gegeven is dat ambtenaren van het federaal niveau blijkbaar meer betrokken zijn bij zaken rond corruptie dan ambtenaren van andere bestuursniveaus. Daarvoor blijkt niet meteen een verklaring voorhanden.
Ter zake hebt u bekendgemaakt dat het auditcomité dat corruptie preventief moet aanpakken binnenkort operationeel zou worden.
Het verbaast mij dat men zegt niet te weten hoe het komt dat dit op federaal niveau meer zou kunnen voorkomen dan op andere bestuursniveaus. Als men nagaat hoe de andere bestuursniveaus dat aanpakken, meen ik dat zij dat beter doen dan hetgeen tot op heden gebeurt op het federaal niveau. Inzake corruptieaanpak met een preventieve poot en de opsporing, zowel procesmatig als geval per geval, stellen we op federaal niveau heel wat hiaten vast.
Ik wil u een aantal concrete vragen stellen. Ten eerste, welke maatregelen werden genomen om ambtenaren te sensibiliseren met betrekking tot corruptie en fraude? Ik stel immers vast dat het Bureau voor Ambtelijke Ethiek en Deontologie met vijf personeelsleden moet werken voor een administratie van de federale overheid van wel 80.000 mensen. De actieradius is dus eerder beperkt. Wij wachten trouwens ook nog op het jaarverslag. Dat werd ons al enkele keren beloofd.
Ten tweede, hoe verklaart u zelf het grote verschil wat betreft de vatbaarheid voor corruptie van federale ambtenaren ten opzichte van andere bestuursniveaus?
Ten derde, hoe is die auditing bij de FOD's en POD's nu georganiseerd? Blijkbaar werd tot 2007 elke FOD en POD verondersteld een eigen auditdienst te hebben. In de praktijk bleek daarvan niet veel in huis te komen. Nu zijn die interne auditdiensten luidens de regelgeving afgeschaft, alhoewel er niets af te schaffen viel. Er is nu, op papier, een overkoepelende auditdienst opgericht. Ook hier is de vraag hoe die momenteel in de praktijk werkt.
Ten vierde, bestaat in de ambtenarij reeds een systeem van dubbele handtekening? In de praktijk is dat een zeer concrete maatregel ter preventie van corruptie. Wat met de draaideurconstructies, waarbij federale of andere ambtenaren ontslag nemen uit de ambtenarij om vervolgens terug te komen via de private sector, om hetzelfde te doen wat men reeds deed op ambtelijk niveau?
Ten vijfde, welke lessen trekt u zelf uit die profielanalyse of de studie zoals die voorligt? Welke aanbevelingen zult u concreet doen?
Ten slotte, hebt u het reeds een paar keren aangekondigde werkingsverslag van het Bureau voor Ambtelijke Ethiek en Deontologie dat in hoofdzaak belast is met het preventieve deel en het uitwerken van voorstellen ter zake, meegebracht? Welke aanbevelingen en suggesties kunt u daaruit distilleren?
01.02 Staatssecretaris Carl Devlies: Mevrouw de voorzitter, collega Weyts, u hebt vijf vragen gesteld, die ik in volgorde zal beantwoorden.
Ten eerste, het preventief integriteitsbeleid en integriteitsbeheer van het federaal administratief openbaar ambt, behoren tot de bevoegdheden van mijn collega, de staatssecretaris voor Begroting. Het Bureau voor Ambtelijke Ethiek en Deontologie werd opgericht binnen de Federale Overheidsdienst Budget- en Beheerscontrole voor de uitvoering van die bevoegdheden. Dat bureau heeft als opdracht de ontwikkeling van preventief integriteitbeleid en de preventieve bewaking van de integriteit van de federale overheidsdiensten. De sensibilisering van ambtenaren inzake corruptie en fraude valt daar ook onder.
Ter zake verwijs ik naar het deontologisch kader, opgesteld voor federale ambtenaren, dat als rondzendbrief werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 27 augustus 2007. Dat kader heeft als eerste doelstelling het vertrouwen van de burger in de goede werking van het federaal administratief openbaar ambt te bewaren en te versterken door het ethisch en deontologisch gedrag van alle federale ambtenaren te stimuleren.
Zo wordt er bijzondere aandacht besteed aan het concept belangenconflict en de regeling ervan, wat naadloos aansluit bij corruptie en fraude.
Ter vrijwaring van hun onpartijdigheid, moeten ambtenaren zich hoeden om zich te plaatsen of geplaatst te worden in een toestand van belangenconflicten, dat wil zeggen in een toestand waarin zijzelf of door een tussenpersoon een voordeel hebben dat de onpartijdige en objectieve uitoefening van hun ambt kan beïnvloeden of een gewettigde argwaan van zulke invloed kan wekken. Om de onpartijdigheid van ambtenaren te waarborgen, mogen zij geen giften, beloningen of voordelen vragen, eisen of aannemen, bestemd voor henzelf of voor derden, tijdens de uitoefening van hun ambt, noch daarbuiten als voornoemde giften, beloningen of voordelen verbonden zijn aan die uitoefening.
Wanneer federale ambtenaren van oordeel zijn dat zij zich in een toestand van belangenconflict bevinden of vrezen zich erin te bevinden, brengen zij hun hiërarchische meerderen daarvan onmiddellijk op de hoogte. Die verleent hun daarvan schriftelijk akte. In geval van een erkend belangenconflict, neemt de hiërarchische meerdere de passende maatregelen om er een einde aan te stellen.
Het federaal preventief integriteitsbeleid is gebaseerd op bewustwording en naleving. Het deontologisch kader is dus een integriteitsinstrument dat onder andere via opleiding en communicatie de ambtenaren dient aan te zetten tot kennisneming en bewustwording van de reële implicaties van de bepalingen van het deontologisch kader. Ik dien u voor nadere details hierover te verwijzen naar mijn collega van Begroting, dan wel naar het eventuele werkingsverslag van het Bureau voor Ambtelijke Ethiek en Deontologie, waaraan u zelf refereert in uw vijfde vraag over de maatregelen die door dat bureau werden genomen om ambtenaren te sensibiliseren inzake corruptie en fraude.
Volledigheidshalve wens ik nog aan te stippen dat ook de Centrale Dienst voor de Bestrijding van Corruptie, ondergebracht bij de Directie economische en financiële criminaliteit van de federale politie, sporadisch bijdraagt aan een aantal, veeleer preventieve initiatieven van haar partners, hoewel dat strikt gezien niet de eerste opdracht van de corruptiebestrijders is. Bij de uitvoering van het nationaal veiligheidsplan 2008-2011 streeft de politie immers naar excellente politiezorg, waarbij zij vanuit haar bevoorrechte positie een essentiële rol vervult in het veiligheidsbeleid als onmisbare factor in de veiligheidsketen. Een integrale aanpak van veiligheidsproblemen, zoals corruptie, door de actieve en geïntegreerde participatie van alle betrokken overheden en diensten, is van cruciaal belang.
Het gaat om een totale aanpak, waarbij ook de federale gerechtelijke politie niet alleen aandacht schenkt aan repressie, maar eveneens aan preventie en nazorg. In het licht van deze integrale benadering ondersteunt de Centrale Dienst voor de Bestrijding van Corruptie dan ook initiatieven van, bijvoorbeeld, de directies van de federale gerechtelijke politie binnen de gerechtelijke arrondissementen om lokale overheden en administraties te sensibiliseren voor het fenomeen corruptie en hen onder meer aan te zetten tot een grotere aangiftebereidheid.
Ik kom op uw tweede vraag. De Centrale Dienst voor de Bestrijding van Corruptie heeft een eerste strategische analyse uitgevoerd met gerechtelijke gegevens uit de jaren 1996 tot 2000. Daaruit bleek dat 27 procent van de betrokken ambtenaren van het federaal niveau was en 6,5 procent van het gewestelijk niveau. Acht procent waren lokale of provinciale ambtenaren. Deze studie zal in het raam van de prioriteit “corruptie” in het huidig nationaal veiligheidsplan 2008-2011 nog worden geactualiseerd.
De grotere vertegenwoordiging van federale ambtenaren is onder meer te verklaren door het gekozen staal waarop deze analyse gebaseerd was. Enkel de gegevens van vijf grote gerechtelijke arrondissementen werden in acht genomen: Antwerpen, Brussel, Charleroi, Gent en Luik. Het zijn juist deze steden waar de meeste federale ambtenaren werken op een centrale dan wel gedecentraliseerde wijze. Het staal is op die manier niet in overeenstemming met de samenstelling van het ambtenarenapparaat.
Het resultaat van deze eerste strategische analyse werd ook niet afgewogen ten opzichte van het totale aantal ambtenaren op elk niveau. Dit werd wel in rekenschap genomen in een recente studie van de CDBC over fraude met overheidsopdrachten. Op basis van alle dergelijke dossiers, behandeld door de CDBC tussen 1996 en 2002, stellen zij in deze nieuwe analyse vast dat de verhouding van betrokken ambtenaren in een corruptiezaak 1,31 op 10.000 bedraagt op federaal niveau, 1 op regionaal niveau en 0,8 op lokaal en provinciaal niveau. Het verschil tussen de bestuursniveaus is dan niet meer zo groot.
Deze cijfers geven bovendien enkel een beeld van de door de politie vastgestelde corruptie en niet van de werkelijke toestand die, gelet op het grote dark number, veel kan verschillen. De verschillen zijn ook grotendeels afhankelijk van de aangiftebereidheid die hoger ligt bij federale dan bij lokale ambtenaren, op basis van de proximiteit tussen gecontroleerden en controleurs. Het effectief melden van (pogingen tot) corruptie zal hoger liggen bij federale besturen omdat de afstand tussen de federale ambtenaar en de persoon die hem of haar wil omkopen, meestal groter is dan in lokale besturen, waar onder andere de nauwere banden tussen beiden een rol zullen spelen.
Vraag drie. Zoals reeds aangehaald onder vraag 1, behoren het federaal preventief integriteitsbeleid en integriteitsbeheer tot de bevoegdheid van mijn collega, de staatssecretaris voor Begroting.
Vraag vier. De analyse waarnaar u verwijst, betreft nog maar een eerste strategische analyse over corruptie in België en werd uitgevoerd door de Centrale Dienst voor de Bestrijding van Corruptie. Aangezien het nog maar over een eerste analyse gaat, is het beeld momenteel nog te beperkt om hieruit reeds aanbevelingen te kunnen formuleren. Deze analyse zal immers door de CDBC nog worden geactualiseerd, zoals verrmeld.
Ten slotte uw laatste vraag. Ik heb nog geen kennis van een eventueel werkingsverslag van het Bureau voor Ambtelijke Ethiek en Deontologie. Alleszins behoren ook eventuele bevindingen met betrekking tot de werking van dit bureau toe aan mijn collega van Begroting. Ik kan u wel meegeven dat het Bureau en de Centrale Dienst voor de Bestrijding van Corruptie partners zijn en dat er overleg is tussen beide diensten, elk binnen hun specifieke bevoegdheden.
01.03 Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik had gehoopt dat u toch enige aanbeveling en suggestie zou doen vermits u de zaak toch zelf in de pers aan bod heeft gebracht. U heeft de problematiek de facto zelf aan de kaak gesteld, en terecht volgens mij.
Men ziet immers dat zowel het procesmatige luik als de klachtenbehandeling inzake corruptie nog steeds te wensen overlaat, om niet te zeggen dat het in vergelijking met andere bestuursniveaus, zoals het Vlaamse, een woestenij is. Concrete maatregelen worden nog altijd niet genomen. De klokkenluidersregeling werd ons al tegen 1 januari 2007 beloofd. Wij zijn nu twee en een half jaar later en wij staan nog nergens. Er ligt nochtans een concreet voorstel van senator Beke in de Senaat, maar daar wordt niets mee gedaan. Op federaal niveau heeft men zelfs nog niet gehoord van de draaideurregeling. Inzake de aanpak van corruptie, zowel qua preventie als audit, is er op het federale niveau nog heel wat werk te doen.
Ik had gehoopt dat u ter zake toch steun zou verlenen of toch enkele aanbevelingen zou doen. Ik zal trachten de premier hierover te ondervragen vermits dit echt een horizontale bevoegdheid betreft die verschillende beleidsdomeinen en ministers aangaat. Vooralsnog is zowel de aanpak van de federale overheid als uw antwoord ter zake nogal ontgoochelend.
L'incident est clos.
De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 14.32 uur.
Le développement des questions et interpellations se termine à 14.32 heures.