Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw

Commission de l'Economie, de la Politique scientifique, de l'Education, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture

 

van

 

dinsdag 9 juni 2009

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mardi 9 juin 2009

 

Après-midi

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 14.25 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Bart Laeremans.

Le développement des questions et interpellations commence à 14.25 heures. La réunion est présidée par M. Bart Laeremans.

 

01 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de domeinconcessies voor de productie van windenergie op zee" (nr. 13491)

01 Question de Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les concessions domaniales pour la production d'énergie éolienne en mer" (n° 13491)

 

01.01  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het onderwerp van mijn vraag is ook tijdens de bespreking van de meest recente wet inzake diverse bepalingen aan bod gekomen. Dat wil zeggen vóór het reparatieamendement. In uw antwoorden bent u op een aantal aspecten ook ingegaan op vragen van andere leden.

 

Ik wou mijn vraag niettemin apart stellen, teneinde een globaal overzicht of antwoord over de materie te hebben, vooral inzake het koninklijk besluit van 20 december 2000, dat criteria voor de toekenning van domeinconcessies vastlegt.

 

In artikel 3 van voornoemd besluit worden vijf criteria vastgelegd. Het gaat over de gelijkvormigheid van de installatie met het technisch reglement, de invloed van de installatie op de toegestane activiteiten in de zeegebieden krachtens een andere wetgeving of reglementering, de kwaliteit van het project op technisch en economisch gebied, de kwaliteit van het voorgelegde plan inzake uitbating en onderhoud en ook het voorstel van technische en financiële bepalingen voor de behandeling en het weghalen van de installaties.

 

Het koninklijk besluit legt geen hiërarchie tussen de verschillende, hiervoor opgesomde criteria vast. Zij zullen dus waarschijnlijk op gelijke voet moeten worden behandeld.

 

Naar aanleiding van de programmawet, waarin iets werd veranderd inzake de bevoegdheid, hebt u aangegeven dat lopende dossiers nog steeds een bevoegdheid zijn van de CREG.

 

Ik had eigenlijk graag geweten, ten eerste, hoeveel aanvragen tot toekenning van domeinconcessies er op dit moment zijn ingediend.

 

Ten tweede, door wie worden deze behandeld? Is het effectief allemaal bij de CREG of zijn er ondertussen nieuwe ingediend die misschien onder de bevoegdheid vallen van de FOD Energie?

 

Ten derde, de wettelijke criteria zijn gelijkwaardig want er is in het KB niet in een hiërarchie voorzien. Op welke wijze moet het KB dan worden toegepast als er voor eenzelfde domeinconcessie gelijkwaardige dossiers zijn ingediend. Met andere woorden, op welke wijze wordt er beslist of een domeinconcessie wordt toegekend; of wie er voorrang krijgt in geval van dossiers die volledig beantwoorden aan de criteria die zijn opgesomd in het KB?

 

01.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Van der Straeten, er zijn nog een tiental domeinconcessieaanvragen bij de CREG ingediend en in onderzoek. Overigens zouden dit jaar na rental nog nieuwe domeinconcessies moeten worden toegekend.

 

De CREG gebruikt, conform de huidige wetgeving, allereerst de exclusieve selectiecriteria en, indien nodig wanneer er meer dan een project aan de eerste criteriaset voldoet, zal zij de toekenningcriteria toepassen. Tot nu toe zijn deze twee complementaire criteriasets voldoende gebleken en heeft de CREG projecten van hoge kwaliteit voorgesteld.

 

Als er problemen rijzen met betrekking tot de keuze voor een domeinconcessie op basis van de ingediende gelijkwaardige dossiers die aan dezelfde toekenningcriteria voldoen, ga ik ervan uit dat de CREG hierover te gepasten tijde een voorstel tot oplossing zal formuleren.

 

01.03  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik had mijn vragen niet hoeven te stellen, want ik ben niet veel wijzer door het antwoord geworden. Ik stelde de vraag vanuit mijn bezorgdheid, omdat ik weet dat diverse dossiers zijn ingediend en ik daarvan geen resultaat zie.

 

Als er geen problemen zijn, vraag ik mij af hoe het komt dat er nog steeds geen domeinconcessies zijn toegekend. Dan mag het toch niet zo moeilijk zijn om te trancheren. Ik hoop dat iedereen wat sneller en harder werkt, zodat de eerste domeinconcessies binnenkort worden toegekend. Ik stel ook vast dat het KB niet zal hoeven te worden veranderd.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de investeringen door Elia" (nr. 13492)

02 Question de Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les investissements d'Elia" (n° 13492)

 

02.01  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn aandacht werd getrokken door een aantal artikels in de pers over, met en door Elia naar aanleiding van de aandeelhoudersvergadering. Elia kondigde daar aan haar investeringen uit te stellen wegens de daling van het elektriciteitsverbruik. Enkele weken later, ondertussen enkele weken geleden, verscheen er een interview met de heer Dobbeni. Hij verklaarde dat zonder kernenergie het land onmogelijk zou kunnen bevoorraad worden.

 

Er rezen daardoor een aantal vragen bij mij over de investeringen van Elia, waarin zij dan wel en niet investeert. Ik herinnerde mij het volgende. Dat werd dan ook bevestigd. Ik heb dat teruggevonden in een persbericht van 18 november 2004. Elia verklaarde toen reeds tegen eind 2005 klaar te zullen zijn met aansluiting op het net van de toen huidige projecten van windmolenprojecten tot 600 MW.

 

Elia zei echter ook dat de maatschappij toen bezig was aan een studie ter uitvoering van de aansluiting van 2000 MW aan windkrachtenergie en dat dit zou opgenomen worden in het ontwikkelingsplan dat de onderneming in september 2005 moest voorleggen.

 

Indien al die domeinconcessies worden goedgekeurd op grond van het KB waarmee geen problemen zijn, begrijp ik niet goed waarom dat zo lang aansleept. Wij weten allemaal dat ons net daarvoor vandaag niet klaar is. Ik heb er absoluut geen zicht of te weinig zicht op in hoeverre Elia als transmissienetbeheerder de noodzakelijke investeringen heeft gedaan om effectief het net te versterken.

 

Ten eerste, hoeveel megawatt offshore windenergie kan momenteel probleemloos worden aangesloten op het net?

 

Ten tweede, welke investeringen van Elia zijn op dit moment afgerond voor de integratie van offshore windenergie?

 

Ten derde, welke verdere investeringen zijn nodig om 2000 MW te integreren op het net?

 

Ten vierde, wanneer zijn deze investeringen gepland?

 

Ten vijfde, hoeveel kosten deze investeringen?

 

02.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw Van der Straeten, in de huidige toestand is het Elia-netwerk van 150 kilovolt in staat om een vermogen van offshorewindmolens te ontvangen van ongeveer 900 megawatt, te verdelen tussen de posten van Koksijde, Slijkens en Zeebrugge.

 

De aangekondigde vermogens voor de ontwikkeling van de drie eerste offshorewindparken, 900 megawatt, doch alleen verdeeld over de posten van Slijkens en Zeebrugge, kunnen op het net worden aangesloten, mits de verwezenlijking van bepaalde werkzaamheden op het 150 kV-net. Deze werkzaamheden betreffen het leggen van een nieuwe kabel tussen twee posten van de regio Brugge en de versterking van een verbinding tussen Brugge en Zeebrugge.

 

Om een vermogen van 2.000 megawatt offshore-energie te integreren volstaat een vervoerscapaciteit van 150 kilovolt niet. Men moet dan infrastructuren aanwenden met een hogere spanning, 380 kV, die het mogelijk maken belangrijkere hoeveelheden aan te leveren. Voor deze tweede fase dienen er grotere investeringen te worden verwezenlijkt, om in de kuststreek te kunnen beschikken over een injectiepunt van 380 kV.

 

Elia bestudeert de mogelijkheid om te Zeebrugge een punt van 380 kV op te richten. Daarvoor is het noodzakelijk om een stuk van 380 kV aan te leggen, 33 kilometer, tussen Eeklo en Zeebrugge, en twee nieuwe 380 kV-posten te openen. Het is de bedoeling om daarbij zoveel als mogelijk het tracé van de bestaande netwerkinfrastructuren te volgen.

 

De werkzaamheden op het 150 kV-net worden sedert 2008 door Elia verwezenlijkt. Men verwacht dat deze werkzaamheden tegen eind 2011 zullen worden beëindigd. De tweede fase van de werkzaamheden betreffende de infrastructuren, die van 380 kV, wordt op dit ogenblik gepland. De streefdatum van de verwezenlijking van deze werkzaamheden is op dit ogenblik vastgelegd op 2014.

 

De geraamde kosten van de verschillende werkzaamheden bedragen ongeveer 12 miljoen euro voor de eerste fase. Voor de tweede fase, de overgang van 900 tot 2000 megawatt, kunnen er geen kostenramingen naar voren worden geschoven, aangezien het precieze tracé en de gekozen technologie zullen afhangen van de resultaten van de milieueffectenrapporten en de technische studies.

 

02.03  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. In de Lente van het leefmilieu zaten een aantal concrete beslissingen, beslissingstrajecten en initiatieven met betrekking tot offshorewind. Een aantal daarvan is uitgevoerd, zoals het KB betreffende de domeinconcessies, als de domeinconcessie wordt geweigerd. Een aantal technische zaken zijn effectief aangepast, maar ik maak mij toch grote zorgen over de aanpassing van het net. Ik heb stellig de indruk dat het wat achterblijft.

 

Op de Noordzee is er een gebied afgebakend waar er offshorewind komt. Ik weet wel dat die projecten er vandaag niet zijn, maar ze zullen er wel komen. De investeringen kunnen dus niet achterblijven. De data die Elia naar voren had geschoven waren 2004-2005. Het tijdspad waarover nu wordt gesproken is 2014. Ik wil niet dat men in 2011 tot de constatering komt dat het nog meer vertraging heeft opgelopen. Ofwel is het dus een beleidsoptie die is genomen, die voluit wordt uitgevoerd en waar iemand voluit zijn schouders onderzet, ofwel laten wij het verder kabbelen zoals vandaag.

 

Als wij, zeker in het licht van – ik weet dat er een enorme vertraging is daarin – de prospectieve studie en andere ontwikkelingsplannen, onze doelstelling inzake groene en hernieuwbare energie willen halen, dan zal die voor een groot stuk uit de Noordzee moeten komen. Investeringen in het net kunnen niet achterblijven. Ik meen dat er enige aanmoediging nodig is bij onze TSO, om die niet alleen op schema te houden, maar vooral om niet van het schema af te wijken, zoals, spijtig genoeg, vandaag toch een beetje het geval is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van mevrouw Nathalie Muylle aan de minister van Klimaat en Energie over "de etikettering van producten die nepkaas bevatten" (nr. 13495)

03 Question de Mme Nathalie Muylle au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'étiquetage de produits comportant du fromage analogue" (n° 13495)

 

03.01  Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dit onderwerp is misschien niet minder belangrijk. Sinds de stijgende melkprijzen begin 2008 werken meer en meer producenten met een vervangproduct voor kaas in kant-en-klaarmaaltijden. Dat product is een soort van nepkaas en wordt vaak gemaakt op basis van palmolie en zetmeel.

 

In se is daar niets verkeerd aan, maar in de melksector wekt dit wel bezorgdheid. Wanneer het over consumenteninformatie gaat, kan men vrij neerschrijven dat een bepaald product kaas bevat. Nochtans bestaat er in ons land een zeer oud KB uit 1932 dat stelt dat de term “kaas” enkel mag worden gebruikt wanneer het product effectief van melk afkomstig is. Blijkbaar vinden heel veel producenten de weg om bij pizza, lasagne of spaghetti te werken met 5 of 10 procent echte kaas en 90 procent analoogkaas. Volgens de Europese normering kan dat volledig. Op de etiketten worden dan kaas, palmolie, zetmeel en andere onderliggende ingrediënten opgesomd.

 

Voor de consument is dat weinig transparant. Wie pizza eet, veronderstelt dat zetmeel wordt gebruikt voor de bodem van het product of de koek, niet voor andere zaken. Dit is niet alleen een Belgisch probleem: vorig jaar zijn er op Europees niveau heel wat vragen gerezen. Inzake duidelijke product- en consumenteninformatie is de vraag gekomen of er geen norm inzake beschrijvingen van een analoogproduct moet komen. Ik denk nu aan krab: iedereen kent surimi en weet dat dit een vervangproduct is voor krab. Het kan ook met die omschrijving aan de consument worden meegedeeld.

 

Vandaag zie je dat producenten vooral via de andere weg of via een minimumpercentage echte kaas die weg proberen te omzeilen. Er leeft wel een vraag in de sector, niet alleen in België, maar in heel Europa, om tot een productnorm te komen en op die manier duidelijke consumenteninformatie te krijgen.

 

Bent u op de hoogte van deze problematiek? Vorig jaar werden er, vermoed ik, hier in het Parlement wel vragen over gesteld. De crisis slaat toe in de sector, waardoor de vraag naar normering meer en meer naar voren komt vanuit de sector. Is daar informatie over geweest op Europees niveau? Zijn er al afspraken inzake dat dossier? Kunt u daar iets meer over vertellen?

 

03.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Muylle, eind 2008 heeft de Algemene Directie Controle en Bemiddeling van de FOD Economie een informatief onderzoek ingesteld naar analoge producten, waarbij zowel producenten als industriële verwerkers van nepkaas werden bezocht. Uit dat onderzoek bleek onder meer dat de industriële verwerkers slechts in beperkte mate gebruikmaken van nepkaas. Meestal gaat het om een mengeling van kaas en nepkaas. In voorkomend geval werd er steeds correct geëtiketteerd. Naast kaas, werden ook de samenstellende ingrediënten van het analoog product in de ingrediëntenlijst opgenomen. Indien kaas werd vermeld in de verkoopsbenaming of indien er een afbeelding van kaas op het etiket aanwezig was, werd overeenkomstig de geldende regelgeving het percentage kaas vermeld dat in het product was verwerkt.

 

Tot nu toe heeft de Algemene Directie Controle en Bemiddeling nog geen klachten van consumenten ontvangen omtrent analoge producten.

 

Kaas is een wettelijk omschreven product. Een product dat qua samenstelling en/of productiewijze niet aan de wetgeving ter zake voldoet, mag geen kaas worden genoemd. Naast het KB van 15 december 1932 houdende reglement op de kaashandel is ook verordening 1898/87 van toepassing betreffende de bescherming van de benaming van melk en zuivelproducten bij het in de handel brengen.

 

Met het oog op het beschermen van de consument tegen misleiding, is er voor levensmiddelen reeds een specifieke reglementering ontwikkeld. Artikel 12 van het KB van 13 september 1999 betreffende de etikettering van voorverpakte levensmiddelen, bepaalt dat het verboden is benamingen, aanwijzingen, tekens of elke andere afbeeldingvorm te gebruiken die de verbruiker kan misleiden, inzonderheid over de kwaliteit, de oorsprong of de herkomst van het voedingsmiddel. Bovendien gelden hier eveneens de bepalingen inzake misleidende handelspraktijken die in artikel 94/6 en 7 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument zijn opgenomen.

 

Een aanduiding van de hoeveelheid kaas die deel uitmaakt van een product, kan door de consument worden afgeleid op basis van de ingrediëntenlijst, waarin de ingrediënten worden opgesomd in dalende volgorde van gewicht waarin ze worden gebruikt. Zodra kaas voorkomt in de verkoopsbenaming of opvallend geassocieerd wordt met het eindproduct, moet de hoeveelheid kaas worden uitgedrukt in een percentage die de verhouding van de kaas uitdrukt ten opzichte van het totale product.

 

Op Europees niveau is het beschermen en informeren van de consument een belangrijke kwestie, die onder meer zijn neerslag vindt in het voorstel van verordening betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan de consumenten.

 

03.03  Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de minister, misschien nog een paar vragen.

 

U zei in het begin dat in het onderzoek van de FOD van eind 2008 inzake het gebruik van analoogkaas sprake was van "in zeer geringe mate". Hebt u daarvan cijfers? Over welke percentages gaat het?

 

03.04 Minister Paul Magnette: Ik zal dit navragen.

 

03.05  Nathalie Muylle (CD&V): Ja, want dit is toch wel belangrijk. U zegt dat uw administratie heeft vastgesteld dat de controles hebben aangetoond dat men inzake Europese normering in orde is inzake kaas en onderliggende bestanddelen. U zegt ook dat u inzake het percentage geen inbreuken hebt vastgesteld. Bij de producten die u hebt gecontroleerd, houdt men zich volgens u correct aan het percentage. U ziet voor die sector dan ook geen problemen. Dat zegt u?

 

03.06 Minister Paul Magnette: Ja.

 

03.07  Nathalie Muylle (CD&V): Dat blijkt niet uit mijn informatie maar ik zal mij daarover verder informeren.

 

Ik dank u alvast voor het antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van mevrouw Rita De Bont aan de minister van Klimaat en Energie over "de mogelijkheid om rechtstreeks uit CO2 en H2O door biokatalyse brandstof, zowel diesel als benzine, te vervaardigen" (nr. 13518)

04 Question de Mme Rita De Bont au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la possibilité de fabriquer du carburant, tant diesel qu'essence, directement à partir de CO2 et d'H2O par biocatalyse" (n° 13518)

 

04.01  Rita De Bont (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik keer terug naar het vorige onderwerp, met name de groene energie.

 

Bij Carbon Sciences in de Verenigde Staten loopt momenteel een volgens mij heel interessant proefproject, namelijk de rechtstreekse vervaardiging van brandstof uit CO2 en water door middel van biokatalysatie.

 

Met voornoemde, nieuwe technologie zou aan heel wat problemen kunnen worden tegemoetgekomen.

 

Ten eerste, onze beperkte energievoorraad zou slechts 30 procent van de nodige vraag naar brandstof kunnen opvangen.

 

Ten tweede, we zouden door voornoemd project voor onze energievoorraad minder afhankelijk kunnen worden van het buitenland.

 

Ten derde, in tegenstelling tot wat hoofdzakelijk voor de eerste generatie biobrandstoffen het geval is, zou voormelde manier van produceren van biobrandstoffen helemaal niet in concurrentie staan met de voedselbevoorrading.

 

Ten vierde, wij zouden kunnen worden ontslagen van een groot gedeelte van de CO2, die mede de opwarming van de aarde zou veroorzaken. Immers, 25 procent van de CO2 zou in voornoemd procedé kunnen worden gebruikt.

 

Vooral in tijden van economische crisis moeten wij in West-Europa, waar wij over beperkte eigen energiebronnen beschikken, volop gebruik kunnen maken van deze nieuwe ontwikkelingen, vandaar mijn volgende vragen.

 

Ten eerste, hoever staat het bij ons momenteel in België met het onderzoek naar mogelijke opslagplaatsen van CO2? Dit werd ook reeds onderzocht in het kader van de CCS.

 

Ten tweede, welke gebieden zouden eventueel in aanmerking kunnen komen voor een CO2-opslag?

 

Ten derde, is de minister zinnens om in het kader van onze beperkingen op het vlak van zowel groene energiemogelijkheden als op het vlak van de afbouw van de CO2-emissie ook bij ons het onderzoek naar de mogelijkheid van de toepassing van deze technologie te stimuleren?

 

Ten vierde, zo ja, wat zijn uw concrete plannen in dit verband?

 

04.02 Minister Paul Magnette: Wat de opvang en opslag van koolstofdioxide (CCS) in België betreft, werd in het kader van een recente studie uitgemaakt wat het potentieel en de beperkingen zijn van deze technologie in ons land. Volgens deze studie beschikt België over een theoretisch geologisch potentieel, meer bepaald op het vlak van zoute grondwaterlagen en niet-geëxploiteerde koolstofaders. De studie onderstreept echter dat er nog grote onzekerheid bestaat over het deel van het theoretische potentieel dat werkelijk beschikbaar is en dat technisch en economisch op een veilige manier kan worden geëxploiteerd.

 

Zowel in Vlaanderen als Wallonië zijn al verkennende projecten opgezet. Op dit moment zijn er echter geen belangrijke ontwikkelingen op til.

 

Deze technologie kan door haar hoge kostprijs niet echt concurreren met andere technologieën op het vlak van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, waarvoor in België een aanzienlijk reductiepotentieel tegen een betaalbare prijs beschikbaar is.

 

Er bestaan nog tal van onzekerheden over CCS, onder meer op het vlak van de milieuveiligheid, het permanente karakter van de opslag en de aansprakelijkheid op lange termijn, naast het feit dat de commerciële haalbaarheid van het procedé nog moet worden aangetoond.

 

CCS is dus geen oplossing voor de korte termijn maar een technologie die op langere termijn wel noodzakelijk kan worden, in de context van ambitieuze reductiedoelstellingen tegen 2050 en het vervolgens evolueren naar een lagekoolstofeconomie.

 

Wat betreft de nieuwe technologie die u aanhaalt, met name via biokatalyse uit CO2 brandstof vervaardigen, moet het reële potentieel van voornoemde technologie sterk worden genuanceerd. Het theoretische voordeel van de technologieën in kwestie, namelijk de mogelijkheid om uit een afvalstof rechtstreeks brandstof te vervaardigen, heeft immers een prijs. Deze prijs is het energieverbruik van de aangewende methode. De vorming van koolwaterstofketens op basis van CO2 vereist een aanzienlijke energietoevoer alsook de opslag en de isolering van de gebruikte CO2. De vraag of het om een adequaat procedé gaat, hangt dus af van het rendement en de kostprijs.

 

De voorstanders van voormelde technologie blijven echter erg vaag op voorgaande twee punten.

 

Mijn prioriteit ligt bij het bevoordelen van de meest kostenefficiënte en de meest duurzame oplossingen voor de reductie van de uitstoot van broeikasgassen. Door het gebruik van duurzaamheidcriteria bij biobrandstoffen van de eerste generatie lossen wij dat probleem gedeeltelijk op.

 

Bij de ontwikkeling van productieketens van biobrandstoffen van de tweede generatie zouden verschillende bronnen van organisch materiaal moeten worden aangewend, waardoor het gebruik van landbouwgrond ten nadele van de voedselproductie gedeeltelijk zou kunnen worden vermeden.

 

Technologische innovatie moet worden aangemoedigd, maar wij moeten prioriteiten voor ogen houden. Voor België betekent dit momenteel het beschikbare reductiepotentieel optimaal aanwenden door gebruik te maken van beproefde, doeltreffende en betaalbare technieken op het vlak van energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen.

 

04.03  Rita De Bont (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik wil u vragen om de mogelijkheden die deze technologie biedt, op te volgen. Ik heb immers vernomen dat dit met minder energieverbruik gepaard gaat dan de klassieke productie van biobrandstoffen.

 

Dat is de reden voor mijn vraag inzake de opslag van CO2. Men moet die immers ergens kunnen opslaan als men ze wil gebruiken.

 

Ik heb de vraag vorig jaar ook gesteld en het antwoord is nu hetzelfde. Ik veronderstel dat er geen verder onderzoek meer werd verricht naar de mogelijke opslagplaatsen van CO2. Dat lag de laatste maanden waarschijnlijk stil. We moeten voorzichtig blijven met betrekking tot die mogelijkheden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 14.51 uur.

La réunion publique de commission est levée à 14.51 heures.