Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw

Commission de l'Economie, de la Politique scientifique, de l'Education, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture

 

van

 

dinsdag 9 juni 2009

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

mardi 9 juin 2009

 

Matin

 

______

 

 


La séance est ouverte à 10.17 heures et présidée par M. Jean-Luc Crucke.

De vergadering wordt geopend om 10.17 uur en voorgezeten door de heer Jean-Luc Crucke.

 

01 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "verzekering tegen faillissement" (nr. 13152)

01 Question de M. Peter Logghe à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "l'assurance contre le risque de faillite" (n° 13152)

 

01.01  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mevrouw de minister, u herinnert zich dat wij op 5 mei jongstleden een discussie hebben gehad in de commissie voor het Bedrijfsleven, met uw cijfermateriaal over de sociale zekerheid en pensioenen van de zelfstandigen. Ik heb onthouden en genoteerd dat een van de uitgavenposten de verzekering tegen faillissement is, waarvoor een bepaald overheidsbedrag is vastgelegd. Toch lijkt ze niet aan te slaan. Ik vond dat eigenaardig, zeker in deze tijden van economische crisis en van recordaantallen faillissementen van bedrijven in België, vandaar mijn concrete vragen.

 

Ten eerste, kunt u mij meedelen hoeveel bedrijven van deze verzekering hebben mogen genieten? Hoeveel aanvragen werden ingediend en hoeveel werden er uiteindelijk goedgekeurd?

 

Ten tweede, waarom slaat de verzekering niet aan? Zijn de voorwaarden te zwaar? Is de administratie te zwaar? Is de verzekering te weinig gekend? Is daarnaar onderzoek gedaan?

 

Ten derde, als de verzekering niet aanslaat, welke maatregelen wil u dan nemen om dat te verhelpen?

 

01.02 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, in 2008 werden er 648 aanvragen en 474 toekenningen van financiële uitkeringen in het kader van de sociale verzekering in geval van faillissement geregistreerd. Het totaal van de toegekende bedragen bedroeg in 2008 3.790.950,05 euro, dus bijna 3,8 miljoen.

 

Ik heb de afgelopen jaren het bedrag van de financiële uitkeringen bovendien opgetrokken tot het niveau van het minimumpensioen voor zelfstandigen en ik heb de periode tijdens dewelke men deze uitkering kan genieten verdubbeld van 6 maand naar 12 maand.

 

De sociale verzekering in geval van faillissement is immers aanvullend van aard. Indien er ergens anders binnen de sociale zekerheid rechten kunnen worden geopend, hebben deze rechten voorrang op de financiële uitkeringen in het kader van de sociale verzekering ingeval van faillissement.

 

Ik denk hier heel concreet aan het terugvallen op de werkloosheid wanneer de zelfstandige ofwel werknemer ofwel werkloos was voor de aanvang van zijn zelfstandige activiteit en deze zelfstandige activiteit binnen de 14 jaar stopzet.

 

De zelfstandige dient de verzekering aan te vragen vóór het einde van het kwartaal volgend op het kwartaal waarin het vonnis tot faillietverklaring werd uitgesproken.

 

Er is geen wetenschappelijk onderzoek verricht naar de verzekering, maar de mogelijke hervorming van de verzekering maakt wel het voorwerp uit van een werkgroep bij het algemeen beheerscomité voor het sociaal statuut van de zelfstandigen. Die werkzaamheden volg ik van heel nabij.

 

Ik hecht enorm veel belang aan het informeren en begeleiden van de zelfstandigen, wat betreft de rechten en plichten in het sociaal statuut en verwante materies. Dat behoort tot de kerntaken van het Sociale Verzekeringsfonds voor Zelfstandigen. Die verplichtingen heb ik laten vastleggen in het charter voor een goede dienstverlening, dat door alle verzekeringsfondsen werd onderschreven.

 

Voor 2009 verwacht ik een stijging van het aantal aanvragen voor het verkrijgen van de sociale verzekering in geval van faillissement. Dat is het gevolg van de wereldwijde economische crisis en van het stijgende aantal faillissementen sinds het uitbreken van de crisis. Voor de voorbije begrotingscontrole werd hiermee terdege rekening gehouden.

 

01.03  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mevrouw de minister, ik twijfel geen moment aan uw bezorgdheid voor de zelfstandigen. Laat dat duidelijk zijn.

 

Het blijft evenwel merkwaardig dat er in tijden waarin 7.000 tot 8.000 zelfstandigen, kmo’s en andere bedrijven failliet gaan, uiteindelijk slechts 648 van hen een beroep doen op de faillissementsverzekering, die in 474 dossiers is toegekend. Dat blijft merkwaardig.

 

Ik kijk net als u uit naar de hervorming van de faillissementsverzekering.

 

Wij gaan in 2009 spijtig genoeg naar een stijging van het aantal dossiers.

 

Ik hou in elk geval het dossier over de faillissementsverzekering verder in het oog en dank u nogmaals voor uw antwoord.

 

01.04 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, ik wil nog één element meegeven, wat ik ook al in mijn antwoord heb vermeld.

 

Sommige zelfstandigen hebben nog het recht om naar het werklozenbureau te stappen. Sommige zelfstandigen die failliet gaan, vragen de verzekering tegen het faillissement aan binnen het sociaal statuut van de zelfstandigen. Sommigen weten niet dat zij dat kunnen aanvragen en stappen naar het werklozenbureau.

 

01.05  Peter Logghe (Vlaams Belang): Eigenlijk moet u dat opsplitsen.

 

01.06 Minister Sabine Laruelle: Wij moeten dus meer informatie geven. Het is immers een heel belangrijke rol van de sociale verzekeringsfondsen. Daarom werk ik nu samen met het Algemeen Beheerscomité voor het Sociaal Statuut der Zelfstandigen aan de uitwerking van een echte hervorming.

 

01.07  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik volg het dossier op en dank de minister voor haar antwoord. Ik zal de minister trouwens een schriftelijke vraag stellen over de opdeling van het pure faillissementscijfer.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Nathalie Muylle aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "het akkoord tussen de EU en de VS betreffende de aanslepende handelsoorlog" (nr. 13249)

- mevrouw Nathalie Muylle aan de minister van Klimaat en Energie over "de consumenteninformatie bij de aankoop van vlees" (nr. 13496)

02 Questions jointes de

- Mme Nathalie Muylle à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "l'accord entre l'UE et les USA sur la guerre commerciale persistante" (n° 13249)

- Mme Nathalie Muylle au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'information aux consommateurs dans le cadre de leurs achats de viande" (n° 13496)

 

02.01  Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijn vraag 13249 gaat over het conflict naar aanleiding van de invoer van vlees en mijn vraag 13496, geagendeerd als punt 7 op de agenda, sluit daar eigenlijk bij aan, vermits deze handelt over consumenteninformatie. Die vraag is slechts twee zinnen lang.

 

Als u het goedvindt, zou ik die vraag willen stellen in de repliek nadat de minister haar antwoord heeft gegeven, omdat ze maar twee zinnen lang is en aansluit bij de vorige. Vermoedelijk zal de minister voor een deel dezelfde informatie geven. Ik beloof u het zeer kort te houden. Ik zal beide vragen in één vraag samenvoegen.

 

De voorzitter: Als de minister ermee akkoord gaat, is er voor mij geen probleem.

 

02.02 Minister Sabine Laruelle: Geen probleem, het antwoord is vier zinnen lang.

 

02.03  Nathalie Muylle (CD&V): Het zal dus even kort zijn!

 

Mevrouw de minister, mijn vraag 13249 is al enige tijd geleden ingediend. Er waren berichten dat het tien jaar oude geschil tussen de Verenigde Staten en Europa inzake de invoer van vlees, afkomstig van runderen behandeld met hormonen, opgelost zou zijn. Er zou een akkoord zijn voor vier jaar. In grote lijnen kan worden gesteld dat de Verenigde Staten meer vlees zouden mogen invoeren in Europa en dat invoerheffingen voor andere Europese producten in de Verenigde Staten zouden worden verminderd.

 

Mevrouw de minister, over welke tonnages wordt er gesproken? Wat is de inhoud van het akkoord?

 

Is dat akkoord op Europees niveau al definitief bekrachtigd?

 

02.04 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, om dit akkoord te begrijpen, dient in herinnering te worden gebracht dat de EU door de Wereldhandelsorganisatie werd veroordeeld vanwege haar verbod op de invoer van met hormonen behandeld rundvlees om redenen van volksgezondheid.

 

Omdat de Europese wetgeving niet in overeenstemming is gebracht met de WTO-regels hebben de VS het recht om retorsiemaatregelen te nemen, zoals bijvoorbeeld een verhoogd invoerrecht op een bepaald product uit een van de lidstaten van de EU. De VS stelden voor om deze retorsiemaatregelen om de zes maanden te herzien en nieuwe maatregelen voor te stellen. Dat is het zogenaamde carrousel.

 

Het akkoord dat nu werd bereikt, bestaat erin dat de VS die carrousel stoppen en de huidige beperkte retorsiemaatregelen behouden indien de EU meer markttoegang geeft aan Amerikaans rundvlees van hoge kwaliteit. Deze markttoegang bestaat in een tariefquotum dat in juli-augustus wordt geopend.

 

Het akkoord bevat verschillende fasen. Er is een voorlopig regime van drie jaar waarbij de EU een quota opent van 20.000 ton rundvlees in ruil voor een schrapping van 68 procent van de retorsiemaatregelen die de VS momenteel hanteren. Deze beperking is reeds van kracht sinds 23 maart 2009. De VS verbinden er zich bovendien toe de carrousel en dus de nieuwe maatregelen niet in werking te stellen. Er zal geen geschil bij de WTO aanhangig worden gemaakt gedurende de eerste achttien maanden.

 

Tijdens een tweede fase van één jaar wordt het Europese quota verhoogd tot 45.000 ton en schorsen de VS dus hun retorsiemaatregelen op. Daarnaast zullen de partijen het tussentijds verslag van het WTO-panel verhinderen. In de definitieve fase zal fase II worden verlengd, nadat de partijen een vergelijk hebben gevonden over de sanitaire en fytosanitaire maatregelen. Indien er geen akkoord wordt gevonden, kunnen de VS de retorsiemaatregelen opnieuw instellen.

 

Overeenkomstig artikel 12, §1, van het interne reglement van de Raad werd een schriftelijke procedure gevolgd, waarbij werd gevraagd of de lidstaten konden instemmen met de briefwisseling tussen de voorzitter van de Raad en de bevoegde Amerikaanse vertegenwoordiger, die het bovenstaande akkoord bevestigt. Deze procedure liep op 12 mei af. De briefwisseling werd unaniem aanvaard.

 

België heeft de toegevoegde waarde van dit akkoord onderstreept. België gaf inderdaad de voorkeur aan een onderhandelde oplossing voor dit handelsgeschil. Op deze manier werd voorkomen dat economische sectoren die geen band hadden met het geschil, het slachtoffer zouden worden van de Amerikaanse retorsiemaatregelen. In dat verband denk ik bijvoorbeeld aan de chocolade.

 

De Belgische positie werd in overleg met de regio’s op het niveau van Buitenlandse Zaken bepaald. Men moet weten dat er nu een quotum van 62.500 ton inzake rundvlees van hoge kwaliteit bestaat, met invoer vanuit Argentinië, Australië, Brazilië, Nieuw-Zeeland, Canada, Paraguay en Uruguay. Dit vertegenwoordigt 0,7 procent van de Europese productie.

 

De gevolgen op de rundvleessector in België zullen uiterst beperkt zijn, daar het Belgische witblauw ras van hoge kwaliteit is en perfect beantwoordt aan de eisen van de Belgische consumenten.

 

Voorzitter: Bart Laeremans.

Président: Bart Laeremans.

 

02.05  Nathalie Muylle (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor die cijfergegevens en voor uw informatie. Aan het slot van uw betoog beantwoordt u al voor een stuk mijn volgende vraag. In de sector heerst nogal wat ongerustheid. U weet veel beter dan ikzelf dat er de jongste jaren door de sector, en zeker door de rundveesector, heel wat inspanningen zijn gedaan op het vlak van de non-trade concerns die Europa heeft opgelegd en waar wij allemaal achter staan.

 

U weet ook dat er binnen de sector wat terughoudendheid was tegenover Amerikaans rundvlees, maar ook bij de consumenten was er wat terughoudendheid. Niet alleen in de landbouwsector maar ook bij de consumentenorganisaties hoor ik de vraag of de consument, wat de traceerbaarheid en de consumenteninformatie betreft, op het label wel het onderscheid zal kunnen maken tussen Belgisch rundvlees en rundvlees ingevoerd uit de Verenigde Staten, uit Argentinië, uit Brazilië, enzovoort. Wordt er op Europees niveau gewerkt aan afspraken ter zake?

 

Dat was dus mijn vraag 13496, mijnheer de voorzitter, die samen werd ingeleid met mijn vraag 13249.

 

02.06 Minister Sabine Laruelle: Het vermelden van de oorsprong is een verplichting die inderdaad dient te worden vermeld op de verpakking van rundvlees. Dit is een verplichting die voortvloeit uit de Verordening 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten.

 

Er is dus een verplichting inzake etikettering, namelijk het vermelden van de oorsprong van het rundvlees. Een product zonder een goede etikettering omtrent de oorsprong kan een controle uitlokken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "het lager aantal bedrijfskredieten" (nr. 13362)

03 Question de M. Peter Logghe à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "le nombre moins élevé de crédits d'entreprise" (n° 13362)

 

03.01  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik kom nog eens bij u met een kwestie waarover ik u al enkele keren heb ondervraagd. Het spijt mij dat ik u nog eens hierover moet ondervragen.

 

De kwestie is te belangrijk voor het economisch weefsel van onze maatschappij en vooral voor de zelfstandigen en KMO’s. Uit nieuwe cijfers van de Nationale Bank en van het kredietobservatorium is gebleken dat het totaal aantal uitstaande kredieten aan bedrijven in maart 2009 met 1,3 miljard euro is gezakt ten opzichte van februari. Dat is toch een cijfer om even bij stil te staan.

 

Mevrouw de minister, doet dezelfde tendens zich voor in de maand april ten opzichte van maart? Heeft u cijfers hierover? Kunnen wij die eventueel inkijken?

 

Mocht uit de cijfers van de maand april dezelfde tendens blijken als uit die van de maand maart ten opzichte van de vorige maand, welke concrete maatregelen zult u nemen om hieraan iets te doen?

 

Ten derde, komt de minister met de cijfers van de maand april naar de commissie voor het Bedrijfsleven? Krijgen wij daar inzage van? Kunnen wij die eventueel krijgen?

 

Ten vierde, als gevolg van deze vragen en van de antwoorden hierop: dringt zich geen gesprek op met de banken? Het brede publiek, waaronder de grote massa van kleine en middelgrote ondernemingen in ons land, begrijpt niet waarom de massale steun aan de banken niet wordt of werd gekoppeld aan een soepeler kredietverstrekkingsbeleid. Moet de regering hier ook niet in optreden?

 

03.02 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, een analyse van de meest recente beschikbare cijfers van de Nationale Bank – toestand op 29 mei – toont inderdaad aan dat het bedrag van de uitstaande kredieten die door de kredietinstellingen werden verleend aan niet-financiële vennootschappen in België sinds december 2008 van maand tot maand daalt.

 

Ook is de toename op jaarbasis, in vergelijking met de overeenkomstige maand van het voorgaande jaar, sedert december 2008 opmerkelijk vertraagd van 12,1 procent in november 2008 naar 4,8 procent in maart 2009. Ik kan u verschillende tabellen en grafieken bezorgen, maar nog niet met de cijfers van april.

 

De daling op maandbasis van het uitstaande bedrag van de kredieten aan niet-financiële vennootschappen in België kan te wijten zijn aan zowel een restrictiever kredietbeleid bij de banken als aan een geringere vraag naar kredieten door de ondernemingen zelf die hun investeringsplannen uitstellen omwille van de dalende vraag en de onzekere vooruitzichten.

 

Uit een analyse van de cijfers met betrekking tot kredietverstrekking op macro-economisch niveau blijkt dat er tot op heden geen sprake is van een kredietcrunch, en dit ondanks een verlaging van de verstrekte krediethoeveelheid. Ondernemingen vinden nog steeds de vereiste financieringsbronnen.

 

De steunmaatregelen die de overheid heeft genomen voor de economie, en met name de producten die ik beschikbaar heb gemaakt binnen het Participatiefonds – het EO-aanbod met onlangs nog Initio en Casheo – komen goed van pas in deze crisistijd.

 

De dienst kredietbemiddeling voor ondernemingen die werd opgericht bij het KeFiK maakt het mogelijk snel en op doeltreffende wijze oplossingen te vinden voor de meest gevoelige dossiers.

 

Daarom blijf ik de situatie op de voet volgen. De variabele Prijs-Waarborg-Informatie is eveneens van belang wanneer men het heeft over de toegang tot krediet voor ondernemingen. Daarom heb ik het KeFiK gevraagd een barometer in het leven te roepen die de perceptie – niet de echte cijfers – met betrekking tot de kredietverlening van de ondernemingen meet.

 

De trend van maart die neerkwam op een verslechtering van de algemene perceptie en in het bijzonder van de perceptie rond de kredietverstrekking – prijs, waarborg en informatie – zet zich voort in mei. Dit moet worden bekeken in het licht van de economische crisis.

 

Wat de vragen betreft over de specifieke maatregelen die zich opdringen voor banken in geval van een kredietcrunch, kan ik enkel verwijzen naar mijn collega bevoegd voor Financiën.

 

Hoewel ik met bijzondere aandacht de verschillende kredietindicatoren en steunmaatregelen opvolg die via het Participatiefonds en het KeFiK zijn bestemd voor de KMO’s, is het niet mijn bevoegdheid te bepalen onder welke voorwaarden de banken werken.

 

Ik heb voor u een tabel met verschillende schema’s die de evolutie van de situatie schetsen van 2007 tot maart 2009.

 

03.03  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord en voor uw cijfergegevens op papier. Wij zullen dit dossier zeker op de voet blijven opvolgen, mevrouw de minister. Ik heb slechts twee bijkomende vragen. Eventueel bekijken we dat de volgende keer.

 

Ik vraag mij af wanneer u de cijfers voor de maand april denkt binnen te krijgen.

 

U bent zinnens in het KeFiK een barometer te ontwikkelen om de perceptie van de bedrijven te meten. Wanneer zal die barometer voor de eerste keer kunnen worden gebruikt en zullen wij de resultaten ervan kunnen bekijken?

 

03.04 Minister Sabine Laruelle: Er was drie weken geleden nog een perscommuniqué van het KeFiK over die barometer. Ik kan de verschillende barometers aan u doorsturen.

 

Het KeFiK communiceert zelfstandig, onafhankelijk van mij. Om de twee of drie maanden leest u een artikel over die perceptie in de pers.

 

03.05  Peter Logghe (Vlaams Belang): En wanneer verschijnen dan de cijfers van de maand april, niet over de perceptie maar over de realiteit.

 

03.06 Minister Sabine Laruelle: Om een goed cijfer te hebben, moesten we wachten tot eind april. De banken moesten de informatie daarna nog doorsturen naar de Nationale Bank. Ik denk dat we vóór eind juni de cijfers voor april zullen krijgen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de M. Jean-Luc Crucke à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "les dossiers des calamités agricoles de 2006 dans le Hainaut" (n° 13431)

04 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de dossiers met betrekking tot de landbouwrampen van 2006 in Henegouwen" (nr. 13431)

 

04.01  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, madame la ministre, vous connaissez bien ce dossier et cette question, celle des dossiers des calamités agricoles qui ont touché le Hainaut en 2006. il y a quelques mois, vous précisiez que 700 dossiers étaient en souffrance, essentiellement en raison d'une pénurie de personnel. Le gouverneur du Hainaut et le collège provincial ont décidé depuis d'affecter du personnel complémentaire temporaire pour résorber cet arriéré. Certains de ces dossiers sont donc en traitement.

 

Ma question vise plutôt les dédommagements auxquels certains agriculteurs ont droit. Il semble que nombre d'agriculteurs n'aient pas reçu d'indemnités pour l'instant à cause d'erreurs ou de négligences de la part des administrations communales ou des commissions agricoles qui n'auraient pas rempli correctement les formulaires. Est-ce vrai? Peut-on faire le point sur ce dossier? Pouvez-vous me fournir des explications à ce sujet? Par ailleurs, si vous confirmez qu'il s'agit d'erreurs administratives des communes et non des agriculteurs, ceux-ci pourront-ils être indemnisés du dommage complémentaire que constitue ce retard? Qui sera tenu responsable?

 

Enfin, à court ou à long terme, quelles sont les chances de voir ce retard résorbé? Vous connaissez comme moi les difficultés du monde agricole et la crise qu'il traverse. Vous savez par conséquent qui n'a pas besoin de cela en plus!

 

04.02  Sabine Laruelle, ministre: Monsieur le président, monsieur Crucke, pour la province du Hainaut, il y a eu un retard certain, spécifiquement dans le chef du gouverneur, dans le traitement des dossiers. Il a fallu attendre longtemps avant que la province ne commence à traiter les dossiers.

 

En date du 29 mai, on recensait environ 700 dossiers de demande d'indemnisation introduits par des agriculteurs auprès de la province du Hainaut. Quelque 400 dossiers ont déjà été traités et/ou payés par mes services. Parmi ces 400 dossiers, 93 ont été déclarés irrecevables pour trois types de raisons. Tout d'abord, le non-respect du seuil minimum de dégâts. En effet, l'Union européenne a instauré un cadre et il faut au moins 30% de dégâts. Ensuite, certaines cultures ne sont pas indemnisables. Nous avons défini, avec Agrofront, une liste de cultures indemnisables; toutes n'y sont pas reprises. Enfin, il y a l'absence et/ou le caractère incomplet du procès-verbal, cas que vous visez en particulier.

 

Sur les 93 dossiers qui ont été déclarés irrecevables, 11 ont été écartés en raison du manque d'un procès-verbal adéquat.

 

Si le formalisme apparent est à pointer du doigt, il faut rappeler que les règles et procédures sont la base même et les garants d'un traitement équitable des dossiers. Je rappelle également clairement que les conditions d'octroi des indemnités doivent respecter les règles d'intervention fixées. Il s'agit d'aides d'État et le non-respect de ces règles peut entraîner des pénalités importantes; l'Europe peut même exiger le remboursement des indemnités indûment perçues.

 

La problématique que vous soulevez au niveau des procès-verbaux relève principalement des communes. La mise en place d'une commission communale de constat de dégâts est de la compétence exclusive des communes dans lesquelles les dégâts sont survenus.

 

Compte tenu des enseignements tirés de la gestion de ces calamités en 2006, j'ai demandé à mon administration de préparer, à l'attention des provinces et des communes, une nouvelle version des instructions relatives aux commissions communales de constat.

 

Dans certaines provinces, des communes n'ont pas voulu réunir la commission communale de constat ou n'en retrouvent plus les procès-verbaux. J'ai même été interpellée par certains bourgmestres et certains gouverneurs alors que ce sont eux qui ont mal fait leur boulot!

 

04.03  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, je remercie la ministre pour sa réponse. Cette situation est dramatique car, quand certains ne font pas bien leur boulot, ce sont d'autres qui écopent et qui sont sanctionnés, en l'occurrence les agriculteurs!

 

Madame la ministre, vous avez raison de déterminer les responsabilités. Elles sont clairement dans le chef de la province et des communes. Même si les conseilleurs ne sont pas les payeurs, à votre place, je n'hésiterais pas à dévoiler le nom des communes en faute. Les agriculteurs veulent savoir à qui ils peuvent s'adresser pour obtenir des explications, et non pas uniquement le remboursement, auxquels ils ont droit. Si certains ont commis des erreurs, ils doivent pouvoir être sanctionnés.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de M. Jean-Jacques Flahaux à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "la publication par la Commission européenne de la liste des aides et primes accordées aux agriculteurs dans le cadre de la PAC" (n° 13439)

05 Vraag van de heer Jean-Jacques Flahaux aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de publicatie door de Europese Commissie van de lijst met de steun en de premies die aan de landbouwers werden toegekend in het kader van het GLB" (nr. 13439)

 

05.01  Jean-Jacques Flahaux (MR): Monsieur le président, madame la ministre, dans une volonté de transparence, la Commission européenne a demandé aux pays membres de l'Union la publication, à compter du 30 avril 2009, de la liste des agriculteurs recevant une aide de l'Europe au titre de la PAC.

 

Cet objectif louable en soi a permis à chacun de voir ce qu'il en était exactement des sommes versées en allant sur le site www.belpa.be.

 

Hélas, le revers de la médaille, c'est que, de ce fait, les agriculteurs sont régulièrement interpellés par leurs concitoyens qui leur font part de leur étonnement face à des sommes apparemment élevées, considérées souvent comme un revenu, en regard de ce qu'eux-mêmes touchent au cours d'une année.

 

Les agriculteurs moyens se voient donc considérés comme des gens ayant gagné le gros lot alors que ces sommes correspondent bien à une aide pour faire face à des coûts initiaux, en investissements dans le matériel, dans l'alimentation et dans le carburant dont je tiens à rappeler que, si son prix est redevenu plus raisonnable en 2008, il a comme les aliments pour animaux et autres produits phytosanitaires atteint des montants prohibitifs.

 

Ces aides sont octroyées à ce secteur pour compenser la baisse des prix européens afin de permettre à notre agriculture de rester compétitive sur le marché mondial. Il ne s'agit en rien de gratifications.

 

Madame la ministre, serait-il possible de compléter l'information donnée en indiquant à quoi correspondent les sommes allouées de manière à permettre à nos concitoyens qui visitent ce site de mieux comprendre et donc de mieux soutenir la politique agricole commune et ses objectifs d'aide au secteur agricole, à un moment où la politique agricole commune va faire l'objet de nouvelles négociations quant à son financement et où bien des agriculteurs, notamment les producteurs de lait, réclament une meilleure rétribution de leur production afin de devoir moins dépendre des aides?

 

05.02  Sabine Laruelle, ministre: Monsieur le président, monsieur le député, je partage tout à fait votre point de vue et votre analyse. Lorsque des chiffres sont publiés, un minimum d'information devrait et doit les accompagner afin qu'ils soient correctement interprétés, notamment par les personnes non familiarisées avec le fondement des aides agricoles et leur mode d'allocation.

 

Les aides auxquelles vous faites référence concernent les paiements directs et les subventions versés dans le cadre du développement rural. Bien que ce soit le Bureau d'intervention et de restitution belge qui assure l'entretien du site BelPA, ces aides sont néanmoins publiées sous la responsabilité exclusive des Régions. Ce sont donc bien nos Régions qui auraient dû fournir avec ces données un minimum d'information. Il convient d'analyser comment améliorer et compléter les éléments informatifs relatifs à ces aides.

 

Dès lors, je compte soulever cette question devant le groupe de travail permanent de la conférence interministérielle de la Politique agricole.

 

05.03  Jean-Jacques Flahaux (MR): Madame la ministre, votre réponse me satisfait tout à fait. J'espère qu'en réunion de conférence interministérielle, les ministres régionaux, et singulièrement le ministre wallon de l'Agriculture, pourront corriger le tir. C'est indispensable.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de sociale zekerheid voor zelfstandigen" (nr. 13533)

06 Question de Mme Sonja Becq à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "la sécurité sociale des travailleurs indépendants" (n° 13533)

 

06.01  Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, mijn vraag gaat inderdaad over de regeling inzake het socialezekerheidsstatuut voor zelfstandigen, en dan meer bepaald de regeling voor zelfstandigen in bijberoep.

 

Op grond van een aantal vragen stel ik een onderscheid vast tussen de vastbenoemde en de contractueel aangestelde leerkracht die zelfstandig zijn in bijberoep. Als principe is in de regelgeving ingeschreven dat men 6/10de moet werken om desgevallend een bijdragevermindering te krijgen in het kader van de aansluiting als zelfstandige in bijberoep. Dat is echter niet op dezelfde manier geregeld voor wie contractueel is tewerkgesteld.

 

Uit de praktijk blijkt dat men vanuit de administratie probeert om daaraan een mouw te passen door de facto in een gelijkaardige behandeling te voorzien tussen de vastbenoemden en de contractuelen in het onderwijs. Men gebruikt echter een omweg om te komen tot die vrijstelling.

 

Kan men niet komen tot een vaste regeling met het oog op een gelijkaardige behandeling van contractuele en vastbenoemde leerkrachten? Waarom blijft men die omweg gebruiken? Is het niet veel gemakkelijker om de regelgeving aan te passen? Voor ons in het Parlement ligt dat wat moeilijker, omdat het gaat om uitvoeringsbesluiten en ik vind het niet zo katholiek om via een wet een besluit aan te passen. Ik denk dat het eenvoudiger is als u daarvoor de nodige maatregelen neemt. Bent u dat van plan? Kan dat? Binnen welke termijn?

 

06.02 Minister Sabine Laruelle: Mevrouw Becq, zoals u terecht opmerkt, is de voorwaarde in artikel 35, §1; b, niet aangepast aan de door u aangehaalde instructie van 18 juni 2007. De voorwaarde is van toepassing op de vastbenoemde leerkrachten en niet op de leerkrachten die niet vastbenoemd zijn.

 

Een eventuele aanpassing van de wetgeving ter zake kan worden onderzocht. Meer bepaald dient te worden onderzocht of de reden van de verschillende behandeling tot vandaag wel degelijk volledig achterhaald is.

 

Voor de toepassing van artikel 37 zijn de vastbenoemde leerkrachten die een zelfstandige activiteit uitoefenen, voor de bepaling van de sociale bijdrage gelijkgesteld met een zelfstandige in bijberoep, voor zover ze minstens een halftijdse betrekking als leerkracht vervullen.

 

Daarenboven moeten de geïndexeerde inkomsten die als basis dienen voor de berekening van de sociale bijdragen in 2009, lager of gelijk zijn aan 6.194,10 euro.

 

Boven die grens kunnen zij niet meer de toepassing van artikel 37 genieten en zullen zij bijdragen aan de afdeling zelfstandigen in hoofdberoep moeten betalen op een minimum van 11.824,39 euro.

 

Daarentegen is artikel 35 wel van toepassing op de vastbenoemde leerkrachten die een uurrooster presteren dat gelijk of hoger is dan 6/10 van een volledig uurrooster en hoeven zij geen toevlucht te zoeken tot artikel 37.

 

Daarnaast bestaat er op het gebied van de sociale bijdragen een verschil in behandeling naargelang de vastbenoemde leerkrachten 5/10 of 6/10 van een voltijds uurrooster presteren en dus onder de toepassing van artikel 37 vallen, en de leerkracht die niet vastbenoemd zijn en onder de toepassing van artikel 35 vallen.

 

Een niet-vastbenoemde leerkracht met een geïndexeerd inkomen van 9.000 euro, bijvoorbeeld, zal slechts op dit inkomen bijdragen betalen. Een vastbenoemde leerkracht, volgens artikel 37, met hetzelfde inkomen, zal daarentegen de minimale sociale bijdrage moeten betalen, berekend op 11.824,39.

 

De toepassing van artikel 37 laat evenwel toe om deze problematiek op te lossen zonder een wijziging van de reglementering. Dit artikel kan zelfs een terugwerkende kracht hebben, maar kan in geen geval een teruggave van de bijdrage bewerkstelligen. Een wijziging van artikel 35 zou wenselijk kunnen zijn. Ik geef eerst en vooral opdracht aan de DG Zelfstandigen en het RSVZ om hierover een volledig dossier op te stellen.

 

Een concrete timing hiervoor kan ik niet naar voren schuiven, maar het zal zo vlug mogelijk gebeuren. Er moet eerst een analyse worden gemaakt om een volledig dossier te krijgen en een goed voorstel mogelijk te maken.

 

06.03  Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, het is belangrijk dat u er werk van wilt maken. Er kan een goede reden voor de verschillende behandeling voor contractuelen en ambtenaren zijn en dan kan men die specifieke regel behouden. Anderzijds is het in het kader van vereenvoudiging wel gemakkelijker om in een effectieve, goede regelgeving te voorzien. Ik zal u daarover nog ondervragen wanneer u, volgens mij, over de resultaten van het onderzoek zou moeten beschikken.

 

Ik heb nog een opmerking in de marge. Bij het opzoeken van gegevens ben ik op de portaalsite over sociale zekerheid voor zelfstandigen beland. Daar staat een regeling voor leerkrachten die zelfstandig in bijberoep zijn. Men verwijst voor meer informatie naar de note d’information enseignants et indépendants. Daar staat, wellicht door een fout, geen link naar een Franstalige brochure en ik vind ze ook niet in het Nederlands. Kunt u dat laten nakijken? Ik begrijp dat u daar niet direct op kunt antwoorden, maar ik stelde het vast en geef het u mee.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.00 uur.

La réunion publique de commission est levée à 11.00 heures.