Commissie voor de Financiën en de Begroting |
Commission
des Finances et du Budget |
van woensdag 27 mei 2009 Namiddag ______ |
du mercredi 27 mai 2009 Après-midi ______ |
Le développement des questions et interpellations commence à 15.35 heures. La réunion est présidée par M. François-Xavier de Donnea.
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 15.35 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer François-Xavier de Donnea.
01 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de verwerking van de belastingbrieven" (nr. 13366)
01 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le traitement des déclarations fiscales" (n° 13366)
01.01 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, sommige belastingplichtigen die grote sommen moeten terugkrijgen met betrekking tot het aanslagjaar 2008 hebben mij gemeld dat ze hun terug te storten geld nog niet hebben gekregen, maar dat ze intussen wel hun belastingsbrief voor het aanslagjaar 2009 hebben ontvangen.
Mijnheer de minister, hebt u aan uw administratie de opdracht gegeven om eerst de belastingbrieven te verwerken die geen grote terugbetaling vereisen?
01.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Maelen, ik heb hier een tabel die de stand van zaken weergeeft. Die tabel dateert van eind mei 2009 en heeft betrekking op de inkohiering van de aanslagen in de personenbelasting van het aanslagjaar 2008, vergeleken met de twee vorige aanslagjaren op hetzelfde moment.
Zoals u met mij kunt vaststellen, zijn er voor het huidig aanslagjaar 1.656.533 aanslagen met een positief saldo, 1.528.388 aanslagen met een saldo 0 en 3.175.745 aanslagen met een negatief saldo. Deze laatste categorie vertegenwoordigt 50 procent van de totaliteit. Dit percentage is hoger dan in het aanslagjaar 2007, waar het 48,5 procent bedroeg en 48 procent in 2006.
Zowel de som van alle negatieve inkohieringen als het totaal terugbetaalde saldo ligt hoger dan in beide voorgaande jaren. Het gemiddeld bedrag dat totnogtoe werd terugbetaald ligt ook hoger dan vorig jaar: 1.224 euro tegenover 1.197 euro en 1.160 euro in de twee voorgaande jaren.
Ik moet dan ook besluiten dat het u bekende geval een punctuele situatie betreft, waarvoor de aanslag volgende maand zal worden gevestigd. De aanslagen van de maand juni 2009 zullen, net zoals in juni 2008 en juni 2007, zowel positieve aanslagen, aanslagen met saldo 0 en negatieve aanslagen bevatten.
Ik zal niet alle bedragen van de verschillende jaren lezen, maar ik heb een kopie voor u, mijnheer Van der Maelen.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het functioneren van de website www.verzekeringvoorvrijwilligers.be" (nr. 13123)
02 Question de Mme Sonja Becq au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le fonctionnement du site internet www.assurancevolontariat.be" (n° 13123)
02.01 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik had deze vraag eerst gesteld aan de minister van Sociale Zaken omdat ik dacht dat zij bevoegd was voor de vrijwilligers. Zij heeft mij echter naar u verwezen. Het is soms niet gemakkelijk te weten bij wie men moet aankloppen inzake bepaalde materies.
Tijdens de vorige legislatuur konden de vrijwilligers een beroep doen op een vrijwilligersverzekering die onder andere via de Nationale Loterij werd gefinancierd. Zij kregen op een geïntegreerde manier informatie via de specifieke website www.verzekeringvoorvrijwilligers.be.
Ik werd gecontacteerd door verschillende vrijwilligersorganisaties die op zoek waren. Zij kenden die website, maar kunnen daarop momenteel geen informatie vinden omdat de site blijkbaar niet meer bestaat. Ook bij de FOD Economie vinden zij dergelijke basisinformatie niet meer terug.
Heeft het niet langer operationeel zijn van die website te maken met technische problemen? Als dat het geval is, wanneer zullen die opgelost geraken? Als dat niet het geval is, waarom werd die informatiesite voor vrijwilligers buiten werking gezet?
Wordt er via de Nationale Loterij verwezen naar die gratis collectieve verzekering? Op welke manier kunnen organisaties die informatie terugvinden?
Oorspronkelijk was met de vrijwilligersorganisaties naar aanleiding van de vrijwilligerswet afgesproken dat zij op een gemakkelijke en toegankelijke manier informatie zouden krijgen. Is het dan niet aangewezen om daarvoor de nodige overheidsondersteuning te geven?
Zijn er eventueel andere websites vanuit de federale overheid die een link naar vrijwilligersplatforms en –organisaties kunnen maken? Is het niet aangewezen om dit alles te integreren in een website, onder de coördinatie van een minister? Misschien kunt u als vice-eerste minister de impuls daartoe geven.
02.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Becq, sinds 2007 bieden de provinciale steunpunten vrijwilligerswerk een gratis collectieve verzekering aan voor het vrijwilligerswerk voor tijdelijke initiatieven, via de middelen van de Nationale Loterij, vastgelegd in het koninklijk besluit inzake het verdelingsplan voor de subsidies van de Nationale Loterij voor de dienstjaren 2006 tot en met 2009.
De Nationale Loterij sluit jaarlijks een overeenkomst af met de drie provinciale steunpunten vrijwilligerswerk. Deze drie entiteiten werken op een volkomen autonome wijze. De website werd niet door de Nationale Loterij gecreëerd. Het beheer van de internetsite en de communicatie over de gratis verzekering vallen onder hun verantwoordelijkheid. De Nationale Loterij mengt zich niet in de organisatie en de werking van deze verenigingen, maar beperkt zich tot de controle van het gebruik van de verschillende subsidies.
De Nationale Loterij zal contact opnemen met deze verenigingen om hen over het niet werken van deze site in te lichten. De Vlaamse en Brusselse verenigingen kunnen alle informatie over de gratis verzekering vrijwilligerswerk vinden via de website van de vzw Vereniging der Vlaamse provincies. Ik heb de referentie voor u. hetzelfde geldt voor de Waalse en Brusselse verenigingen, via een andere website.
Wat de website van de Nationale Loterij betreft, kan ik u meedelen dat niet alle gesubsidieerde projecten op de website kunnen worden gepubliceerd. Maandelijks selecteert de dienst Subsidies van de Nationale Loterij een aantal projecten die een toelage ontvangen. Geïnteresseerden kunnen informatie inwinnen over deze projecten, alsook de link volgen naar de betreffende website van de begunstigden.
Op dit ogenblik is de belangrijke informatie over de gratis vrijwilligersverzekering opnieuw beschikbaar op de website van de FOD Economie. Ik heb ook het adres van de website voor u. De website van de FOD Economie ondergaat echter een volledige herschikking. Dit kan tot gevolg hebben dat bepaalde pagina’s soms van plaats veranderen of tijdelijk niet beschikbaar zijn. Het is niet ideaal om alle informatie over de verschillende aspecten van het vrijwilligerswerk te integreren op één federale website. Hoe meer webpagina’s er ter beschikking staan, hoe groter de kans dat een zoekrobot nuttige informatie opspoort voor de surfer. Ik nodig u uit om de zoekterm “verzekering voor vrijwilligers” in een zoekrobot in te brengen, om de rijke oogst aan informatie te kunnen raadplegen.
Ik heb alle referenties van de verschillende verenigingen en hun websites te uwer beschikking. Het is niet de taak van de Nationale Loterij om al die informatie te geven. De FOD Economie kan dat wel en heeft daarover dus ook een website.
02.03 Sonja Becq (CD&V): Ik begrijp dus dat het nog wel operationeel is vanuit de FOD Economie, wat volgens mij wel een belangrijk element is. Ik zal het nagaan. Ik heb ook op internet nagekeken of hetgeen men mij zegt, klopt. Het heeft vooral belang omdat men die collectieve verzekering ook heeft ingeschreven in de wet en omdat er destijds ook met de minister van Economie een afspraak was over die collectieve verzekering, los van die van de Nationale Loterij. Het is belangrijk omdat ook in de programmawet is bepaald dat een aantal minimale voorwaarden kunnen worden ingeschreven voor de vrijwilligerswetgeving. Als daarover afspraken worden gemaakt, moeten die ook toegankelijk zijn voor de vrijwilligers. Dat is ook een stimulans om naar zo’n collectieve verzekering te gaan, waarop men vanuit verenigingen op een goedkope en meer permanente wijze kan inspelen dan met de verzekering die nu via de Nationale Loterij gebeurt. We zullen dat dossier in elk geval blijven opvolgen.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het invoeren van een medische index" (nr. 13207)
03 Question de M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'instauration d'un index médical" (n° 13207)
03.01 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, hospitalisatieverzekeringen zijn hier al een paar keer het voorwerp van discussie geweest. Er werden wetsvoorstellen ter zake ingediend en hoorzittingen georganiseerd.
De CBFA en het Kenniscentrum werden door de minister aangeduid om het maximumgroeipercentage van de premies voor de hospitalisatieverzekeringen – de zogenaamde medische index – vast te leggen.
Mijnheer de minister, het Kenniscentrum weigerde, zoals u zich nog wel zal herinneren, in de commissie voor de Financiën de taak van het vastleggen van de medische index op zich te nemen. Het Kenniscentrum kan immers alleen wetenschappelijke studies opzetten. Het is en voelde zich niet gemachtigd om politieke beslissingen te nemen, met name de keuze voor het ene of het andere systeem van medische index.
Mijnheer de minister, mijn concrete vragen aan u zijn de volgende.
Het Kenniscentrum heeft een lijvige bundel over de studie van de mogelijke methodologieën afgeleverd. Het Kenniscentrum merkte bijvoorbeeld op dat de cijfergegevens van de verzekeringsmaatschappijen niet altijd betrouwbaar waren. Een grondige controle moest worden uit- en doorgevoerd.
Ten eerste, mijnheer de minister, kan u mij mededelen of voormelde controle ondertussen is gebeurd? Werden de verzekeringsmaatschappijen om bijkomende gegevens gevraagd?
Ten tweede, de studie van het Kenniscentrum kwam eigenlijk niet verder dan twee formules om de medische index te berekenen. De eerste formule gaf meer flexibiliteit aan de verzekeraars en minder transparantie aan de verzekerden. De tweede methode was duidelijk voor de verzekerden, maar hield wel in dat de verzekeringsmaatschappijen met de gemeenschappelijke technieken akkoord moesten gaan.
Het Kenniscentrum sprak zich uiteindelijk niet uit over een bepaalde, medische index. De beslissing moest door de politieke wereld worden genomen.
Mijnheer de minister, hoe zit het met het vastleggen van de medische index? Wanneer zal dat gebeuren?
Indien de medische index ondertussen werd vastgelegd of in de nabije toekomst zal worden vastgelegd, kan u mij dan verduidelijken wanneer de regeling van toepassing wordt?
03.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, op 11 december 2008 heeft de regering een wetsontwerp in de Kamer ingediend tot wijziging van een aantal bepalingen aan de wet-Verwilghen. Een van de basisdoelstellingen van dit wetsontwerp betrof een verbetering van het indexmechanisme voor de aanpassingen van de premies in het kader van niet-beroepsgebonden ziekteverzekeringsovereenkomsten. De bestaande bepalingen bleken moeilijk werkbaar te zijn, daar zij geen rekening hielden met het specifieke karakter van de instellingen en organen waarop zij betrekking hadden en geen enkele concrete aanwijzing inhielden in verband met de te gebruiken methodologie.
Op verzoek van de Ministerraad heeft het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidscentrum een studie verricht over de ontwikkeling van een medische index, waarvan de resultaten werden gepubliceerd in het rapport van 16 december 2008. Op grond van de resultaten van deze studie heeft de beleidscel van Financiën samen met die Volksgezondheid een ontwerp van KB voorbereid tot bepaling van de aangewende parameters, de vereiste gegevens en de wijze van berekening van de indexcijfers.
Het zal voortaan de taak zijn van de FOD Economie om de indexcijfers te berekenen en halfjaarlijks bekend te maken. De indices zullen worden berekend op grond van het bedrag van de door verzekeraars geregelde schadegevallen en ziekenhuisfacturen. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen vier types contracten: ziekenhuisopnames in een eenpersoonskamer, ziekenhuisopnames in een twee- of meerpersoonskamer, ambulante verzorging, tandheelkundige verzorgen; en vijf leeftijdsgroepen: 0 tot 19 jaar, 20 tot 34 jaar, 35 tot 49 jaar, 50 tot 64 jaar, en 65 jaar en ouder.
Iedere verzekeraar zal zijn gegevens en de indeling van de overeenkomsten per categorie in de vorm van een anonieme tabel aan de CBFA en de FOD Economie moeten meedelen. De FOD Economie zal de haljaarlijkse berekeningen maken. Op de jaarlijkse vervaldag van de overeenkomst zal de verzekeraar kunnen beslissen om de laatst bekend gemaakte index op de premie toe te passen.
De toepasbare maximale indexering zal dus gelijk zijn aan de evolutie van de specifieke index of aan die van het indexcijfer der consumptieprijzen sinds de laatste vervaldag. Als de verzekeringsonderneming haar recht op de jaarlijkse vervaldag van de premie niet uitoefent, verliest ze dit recht voor het betrokken jaar.
De betrouwbaarheid van de gegevens op grond waarvan de indices worden berekend, zijn uiteraard van fundamenteel belang. In dat verband zal worden voorzien in een dubbele waarborg.
Vooreerst zal de FOD Economie, teneinde de representativiteit van de indices te waarborgen, maar overgaan tot de berekening en de publicatie van de indices als ten minste drie maatschappijen die ten minste 75 procent van de verzekerde bedragen op de markt vertegenwoordigen, hun cijfers hebben meegedeeld. Zoniet, zal enkel de laatst gekende index kunnen worden toegepast.
Daarnaast zal de traditionele reporting van de ondernemingen en revisoren aan de CBFA kunnen bijdragen tot een opsporing van eventuele incoherenties, vergissingen of vervalsingen. De cijfers inzake de schadelast in het raam van de ziekteverzekeringen die de maatschappijen aan de CBFA en de FOD Economie dienen te bezorgen, zijn immers een element van de jaarrekening en maken op die manier het voorwerp uit van revisoraal toezicht.
Het wetsontwerp van 11 december 2008 werd op 19 maart 2009 door de plenaire Kamer goedgekeurd en is op dit ogenblik in behandeling in de Senaat. Het is niet altijd gemakkelijk in de Kamer en in de Senaat om het quorum te bereiken.
Het is de bedoeling om na de goedkeuring van dat wetsontwerp tevens het uitvoeringsbesluit goed te keuren, zodanig dat het indexmechanisme zo spoedig mogelijk kan worden toegepast.
03.03 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dat is een vrij uitvoerig antwoord dat ik nog eens zal moeten nalezen om het tot in alle finesses te begrijpen.
Uit uw antwoord begrijp ik wel dat men op basis van de sinistraliteit, dat daar.. Goed. We kijken met veel interesse en belangstelling uit naar de eerste toepassing van die medische index, te meer dat ik uit het antwoord op een schriftelijke vraag aan u ook heb menen te begrijpen dat steeds meer hospitalisatieverzekeraars in financiële moeilijkheden of met verliezen werken. Dat zal dus toch wel een bijzonder punt van aandacht zijn. Zij geraken immers niet alleen in financiële moeilijkheden in absolute cijfers, maar ook in percentages op de premie.
Ik besluit daar eigenlijk uit dat de sinistraliteit stijgend is. Daarmee bedoel ik dat er steeds meer schadegevallen zijn ten opzichte van de premie. Ik kijk dus met veel belangstelling uit naar de eerste toepassing van die medische index. We volgen dat zeker op.
L'incident est clos.
De voorzitter: Alvorens het woord te geven aan mevrouw Lahaye-Battheu zou ik willen zeggen dat ik om 16.00 uur moet stoppen. Ik moet immers weg en ik zie geen mogelijke voorzitter meer.
Mijnheer Jambon zou kunnen voorzitten, maar hij stelt zelf een vraag. De heer Logghe stelt ook een vraag.
On a essayé d'avoir d'autres personnes mais aucune ne peut venir.
Madame Lalieux ne vous énervez pas, vous allez avoir la parole.
03.04 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, je demande simplement qu'on assure à tour de rôle la présidence. Le ministre est présent. Il a fait l'effort de venir. Nous sommes présents.
Le président: Mais vous n'êtes pas membre de la commission, madame Lalieux.
03.05 Karine Lalieux (PS): Et alors?
Le président: Je vous donnerais volontiers la présidence.
Je dois absolument partir dans dix minutes.
03.06 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, on trouvera bien quelqu'un pour vous remplacer.
04 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de toepassing van het Avenant bij het dubbelbelastingverdrag tussen België en Frankrijk" (nr. 13330)
04 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la mise en oeuvre de l'avenant à la convention fiscale préventive de la double imposition entre la France et la Belgique" (n° 13330)
04.01 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik stel mijn vraag verkort, zodat het vlug vooruitgaat.
Mijn vraag gaat over het avenant bij het dubbel belastingverdrag België-Frankrijk, goedgekeurd in de Kamer op 26 maart laatstleden. Naar aanleiding hiervan worden de Belgische grensarbeiders die in Frankrijk werken, vanaf 1 januari 2007 belast op hun bezoldigingen in hun werkland, in Frankrijk met andere woorden. Het probleem doet zich voor dat aan die Belgische grensarbeiders blijkbaar recent nog brieven zijn verstuurd waarin staat dat zij hun inkomsten 2007 toch nog hier in België zouden moeten aangeven.
Wat is de reden hiervoor? Bent u het met mij eens dat Belgische grensarbeiders die in Frankrijk werken vanaf inkomstenjaar 2007 hun belastingen in Frankrijk betalen? Bent u ervan op de hoogte dat aan die grensarbeiders door de FOD Financiën brieven worden verstuurd met de melding dat zij voor de inkomsten van 2007 toch nog in België zouden worden belast? Wat is de reden daarvoor? Wat moeten de belastingplichtigen doen: bezwaar indienen? Kent u de timing langs Franse kant? Het probleem zit blijkbaar daar: dit zou in het Franse parlement nog niet zijn goedgekeurd.
Graag uw reactie daarop.
04.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Lahaye-Battheu, ik kan mij slechts verbaasd tonen over de vraag die u mij hebt gesteld.
Het avenant bij het Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag, ondertekend op 12 december 2008, is werkelijk een verdrag, dat, zoals elk verdrag, slechts in werking kan treden vanaf het moment dat het is geratificeerd door de twee contracterende staten. Als een goedkeuring niet eveneens in Frankrijk gebeurt, zal deze tekst bijgevolg geen enkele juridische draagwijdte hebben en zal hij mijn administratie niet binden.
De enige wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op de Belgische grensarbeiders die in Frankrijk werken, blijven diegene die zijn opgenomen in de bepalingen van artikel 11, §2, c van voormeld verdrag, zoals vervangen door artikel 1, §1, van het avenant van 9 juni 1999. Hieruit volgt dat de lonen verkregen door de betrokken personen vanaf 1 januari 2007 nog steeds in België belastbaar zijn.
In afwachting van de goedkeuring van het avenant van december 2008, hebben de betrokken taxatiediensten de instructie gekregen om de inkohiering van de belastingen voor inkomstenjaar 2007-aanslagjaar 2008 binnen de wettelijk voorziene termijn uit te stellen. Deze instructie werd opgeheven, vermits de goedkeuringsprocedure waarschijnlijk niet zal worden afgerond vóór de uiterste datum van belastingheffing, zoals bepaald in artikel 359 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen, namelijk 30 juni.
Buiten het feit dat geen enkele wettelijke bepaling België dwingt om af te zien van het belasten van de lonen van deze werknemers, beantwoordt deze beslissing eveneens aan de noodzaak om de rechten van de Schatkist te vrijwaren, aangezien het risico van een afwijzing van het avenant door het Franse parlement niet kan worden uitgesloten.
Om de ongerustheid bij de betrokken belastingplichtigen, die volledig gegrond is, gedeeltelijk weg te nemen, ontvangt elk van hen binnenkort een brief waarin de huidige situatie wordt uitgelegd. Er wordt eveneens melding gemaakt van de bewarende maatregelen die kunnen worden genomen om te kunnen genieten van het verdragsrechtelijk regime waarop men zich in theorie zou kunnen beroepen vanaf de inwerkingtreding van het nieuwe avenant. Tot nu toe moeten we de huidige tekst toepassen.
04.03 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord. Het avenant is onderhandeld tussen België en Frankrijk. Wij hebben het al in maart goedgekeurd. Waarom die traagheid in Frankrijk? Is het omdat de procedure daar langer duurt of is er met de inhoud een probleem?
04.04 Minister Didier Reynders: Ik ben ook verbaasd. Ik had een andere avenant. U en andere parlementsleden hebben in België gevraagd om de zaken te vertragen en nieuwe onderhandelingen te voeren. Ik heb veel opmerkingen van u gekregen dat het niet ging, dat we moesten wachten, dat we een nieuwe tekst moesten maken en dat ik aan mijn Franse collega’s moest melden dat we nieuwe maatregelen zouden nemen.
Dat is gebeurd. Wij hebben nu een goedkeuring in België en we wachten op de goedkeuring in Frankrijk. Ik hoop dat het mogelijk is om zeer snel een goedkeuring te krijgen, maar tot nu toe moeten we de huidige teksten toepassen.
Het incident is gesloten.
05 Question de Mme Karine Lalieux au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les dernières informations relatives au lancement prochain des jeux de la Loterie Nationale sur internet" (n° 13394)
05 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de jongste informatie over de nakende lancering van internetspelen van de Nationale Loterij" (nr. 13394)
05.01 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je reviens une nouvelle fois devant vous pour faire le point sur le futur lancement des jeux de la Loterie Nationale sur le net. La semaine dernière, l'administrateur délégué de la Loterie a fourni quelques précisions sur les modalités de ces jeux.
Globalement, M. Pittevils annonce que ce lancement "on line" concerne bien quatre jeux, à savoir le Lotto-Joker, le Keno, l'Euromillions et le Pick 3 et qu'une période de test précédera ce lancement. Du côté des bonnes nouvelles, relevons l'impossibilité de jouer pour des mineurs puisque la Loterie disposera apparemment d'un accès indirect au registre national, ainsi que l'impossibilité de jouer à crédit. Plutôt que de parler de "bonnes nouvelles", je devrais simplement souligner que ces modalités sont simplement conformes au contrat de gestion et aux missions confiées par l'État à la Loterie, une entreprise "socialement responsable".
Par contre, là où vous nous annonciez en commission des mesures limitant les mises maximales des futurs joueurs, je vous avoue mon étonnement. Si je me réfère aux propos de M. Pittevils, on arriverait à un montant maximum de 1.200 euros mensuels, soit 300 euros de mises hebdomadaires, voire 1.400 euros si la création du compte joueur se voit exempte de la limitation hebdomadaire.
Pour une entreprise devant assumer la "prévention des comportements non souhaitables et du jeu excessif", voilà qui est pour le moins choquant.
Monsieur le ministre, pouvez-vous confirmer – et peut-être développer – les propos de l'administrateur de la Loterie Nationale quant aux modalités des jeux en ligne de la Loterie?
Pouvez-vous également nous donner des précisions sur la période de test précédant le lancement des jeux "on line" de la Loterie? Qui sera concerné? Durant quelle période? Quels sont les objectifs poursuivis? Qui sera chargé d'analyser les résultats de ce test?
Enfin, confirmez-vous les 300 euros de mises hebdomadaires pour les joueurs "on line"?
Permettre de jouer plus de 1.000 euros par mois à des personnes nichées dans l'anonymat derrière leur ordinateur, n'est-ce pas un facteur de risque - reconnu dans les études portant sur le jeu pathologique - et est-ce conforme aux missions de "lutte contre le jeu excessif" de la Loterie Nationale?
05.02 Didier Reynders, ministre: Madame Lalieux, avant de lancer des jeux de loterie sur internet, la Loterie Nationale a prévu un test de lancement pour un groupe-cible limité de joueurs, afin de tester les fonctionnalités de la plate-forme et de noter les comportements et feedback des joueurs. Tous les services de la Loterie seront concernés par ce test et les enseignements qu'il apportera, avant le lancement au grand public, seront pris en compte.
Pour l'instant, nous sommes dans une phase de préparation. Celle-ci se fait également en concertation avec les libraires auxquels nous avons présenté l'ensemble des éléments qui seront lancés et auxquels j'ai annoncé qu'ils seraient associés, dans la phase de lancement du projet, à travers une série de consultations.
Je voudrais mettre l'accent sur le fait que les montants que vous évoquez sont des maximums et que le joueur a la possibilité de revoir à la baisse trois de ceux-ci: les versements hebdomadaires (300 euros maximum), la perte journalière (100 euros maximum) et les gains. Tous les gains au-dessus de 50 euros sont versés sur le compte bancaire du joueur. Le joueur pourra lui-même choisir d'indiquer le versement direct sur son compte bancaire.
On met donc surtout en avant la possibilité pour le joueur de s'autoréguler à l'intérieur de ces limites maximales tout en garantissant un certain nombre de garde-fous. Ces montants sont des paramètres. La Loterie devra bien entendu analyser les comportements des joueurs pour en tirer les leçons éventuelles et examiner s'il convient de corriger le tir.
Le comparatif avec ce qui se fait à l'étranger plaide largement en faveur des dispositifs de prévention mis en place par la Loterie Nationale. Seules deux autres loteries utilisent autant de modérateurs financiers. Si on relève les modérateurs que vous avez cités en termes de montants, seule une loterie est plus stricte que nous pour le contrôle des mises hebdomadaires; ce contrôle plus strict concerne une mise de 250 euros au lieu de 300 chez nous, mais sans la possibilité de réduire soi-même ce montant. Le joueur, je le répète, pourra évidemment s'autoréguler comme on le fait dans d'autres types de jeux, par une diminution de la mise hebdomadaire.
En dehors de l'aspect financier, il y a aussi toute une série d'autres éléments implémentés pour le contrôle du jeu: des exclusions temporaires, des exclusions définitives, une conservation de l'historique du joueur, le contrôle de l'âge et de la localisation, des modérateurs temporels pour les phases ultérieures et des informations complètes sur les jeux, les chances de gains, les liens vers des aides extérieures, notamment les centres d'aide spécialisés en la matière.
Il est très clair que les contraintes pour le jeu sur internet sont beaucoup plus strictes – puisque vous êtes très attachée au réseau classique – que tout ce qu'on peut imaginer dans le réseau classique de vente des produits de La Loterie.
05.03 Karine Lalieux (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie mais vous n'avez pas répondu à la question de savoir qui allait analyser les résultats et comment. Est-ce La Loterie? Ou peut-être une organisation indépendante comme la Commission des jeux de hasard qui est composée de spécialistes en la matière?
Vous parlez d'autorégulation. Pourtant on sait très bien que pour tout jeu – je ne parlerai pas d'autres secteurs, monsieur le ministre, où elle n'a pas fonctionné –, l'autorégulation ne fonctionne pas. Quand on est pris par le jeu, on est pris! Un joueur ne sait pas s'autodiscipliner!
Vous dites que les balises sont plus strictes. Peu de personnes se promènent avec 300 euros dans leur portefeuille pour les dépenser au Presto, au Keno ou ailleurs sur une semaine. Quand on sort un billet de 5 euros, on sait qu'il est dépensé. Quand on se trouve devant un ordinateur, que l'on tape et que la somme est directement prélevée sur le compte bancaire, l'effet est totalement différent! J'estime que 300 euros par semaine est un montant beaucoup trop élevé. Cela signifie 1.200 euros par mois, ce qui représente plus que les allocations sociales. Je ne sais pas si vous pouvez vous imaginer cela, monsieur le ministre! Vous savez combien la population se surendette. Or, justement, la population surendettée essaie de trouver n'importe quelle solution pour essayer de gagner quelque argent. De plus, l'argent gagné tombe directement sur le compte qui est alors alimenté pour permettre de continuer à jouer!
Je le répète, pour moi, l'autorégulation n'est pas suffisante. Dès que le test sera terminé, j'espère que nous disposerons de ses résultats et de son analyse et que nous pourrons en discuter au sein de ce parlement. Les jeux sur internet sont une dérive, surtout avec cette limite de 1. 200 euros par mois qui est une somme énorme.
05.04 Didier Reynders, ministre: Madame Lalieux, je voudrais rappeler trois éléments.
Premièrement, comme je l'ai rappelé, la réglementation que nous voulons mettre en place pour tester ce jeu est plus stricte que celle qu'on connaît dans la plupart des autres pays en matière de régulation. Soyez donc tout de même un tant soit peu correcte dans la comparaison des montants!
Deuxièmement, vous évoquez le fait qu'on sorte des billets de 5 euros. Je vous signale que depuis très longtemps, dans tout le réseau de vente directe, la plupart des achats se font avec des cartes bancaires, voire des cartes de crédit! Le mécanisme que vous évoquez vaut aussi lorsqu'on est près d'un vendeur qui a sa force de vente et qui souhaite vendre.
Troisièmement, manifestement, vous ne connaissez pas bien tout le secteur du jeu. Je vous signale qu'un très grand nombre de personnes, contrairement à ce que vous pensez, pratiquent l'autorégulation. C'est notamment le domaine des casinos qui est visé où beaucoup de personnes demandent qu'on acte leur interdiction d'accès ou de jeu à l'intérieur de ces établissements.
Je crois que vous devez vous renseigner de manière plus précise sur la façon dont le système fonctionne avant de sombrer – excusez-moi de le dire – dans une certaine démagogie sur les comparaisons avec le surendettement!
On dispose de l'analyse de ce que représentent les jeux de la Loterie par rapport à bien d'autres choses.
Voorzitter:Karine
Lalieux
Het incident is gesloten.
06 Question de Mme Colette Burgeon au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le Service des créances alimentaires" (n° 13343)
06 Vraag van mevrouw Colette Burgeon aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de Dienst voor alimentatievorderingen" (nr. 13343)
06.01 Colette Burgeon (PS): Monsieur le ministre, l'accord de gouvernement prévoit de venir en aide aux familles monoparentales confrontées à la défaillance du débiteur d'aliment. Le gouvernement s'est ainsi engagé à promouvoir davantage le Service des créances alimentaires (SECAL) qui dépend de votre administration.
Il étendra par ailleurs les conditions actuelles et les montants d'intervention tout en assurant la récupération des avances. Cet engagement a été repris dans différentes notes de politique générale de membres du gouvernement attentifs à cette cause, notamment dans celle du secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté et celle du secrétaire d'État à la Politique des familles. Curieusement, il ne figure pas dans la vôtre, alors que ce sujet relève de votre compétence. Les familles concernées attendent avec impatience des avancées sur ce dossier, tout comme le secteur associatif.
Lors d'une réponse écrite à Mme Taelman, le 29 octobre 2008, vous vous engagiez à entamer des discussions avec le cabinet du secrétaire d'État à la Politique des familles afin de réaliser une étude qui permettrait de déterminer le nombre de personnes qui pourraient recourir au Service des créances alimentaires. Six mois se sont écoulés, et je me demande ce qu'il advient de cette étude et des perspectives de relèvement, voire de suppression, du plafond actuel des avances à obtenir auprès du SECAL.
Les questions que je souhaite vous poser, en votre qualité de ministre compétent en ce domaine, sont les suivantes. Comme se fait-il qu'il ne soit pas fait mention du SECAL et de l'accord de gouvernement à ce sujet dans votre note de politique générale? L'étude dont vous parlez est-elle déjà lancée? Si ce n'est pas le cas, quelle en est la raison? Pouvez-vous vous engager à lancer cette étude et à obtenir les résultats escomptés avant fin 2009? Comment envisagez-vous de financer cette étude? Votre cabinet et votre administration prendront-t-ils en charge les frais à engager? Enfin, quelles garanties pouvez-vous m'apporter sur la hausse des plafonds actuels pour obtenir des avances sous cette législature?
06.02 Didier Reynders, ministre: Madame la présidente, madame Burgeon, l'accord de gouvernement est clair sur la volonté d'aller dans la direction que vous indiquez quant aux conditions d'accès et aux montants d'intervention. Inutile de répéter sans cesse l'engagement pris dans le cadre des notes de politique générale, mais nous le confirmons.
Les réunions sont actuellement en cours avec les cabinets des secrétaires d'État à la Politique des familles, d'une part, à la Lutte contre la pauvreté, d'autre part, pour élaborer les conditions de lancement de l'étude à laquelle vous faites référence pour évaluer la faisabilité d'une extension des conditions et des montants d'intervention. Le marché public sera lancé encore cette année et l'attribution sera décidée également cette année.
Pour ce qui concerne le financement du coût, il s'agit d'un cofinancement prévu entre les trois cabinets, le mien et les deux que j'ai évoqués.
Une fois en possession du résultat de l'étude, une modification concernant le plafond de revenus conditionnant l'octroi d'avances sur pension alimentaire nécessitera une modification législative et une concertation avec divers collègues.
Comme déjà dit, je reste tout à fait ouvert à une démarche en ce sens. Le tout est de trouver un accord politique avec l'ensemble des formations qui composent aujourd'hui la majorité. Dans le passé, nous sommes déjà tombés d'accord sur des mécanismes beaucoup plus larges que ceux qui existent aujourd'hui et on a dû faire marche arrière. Je reste favorable à une extension, mais il faut pour cela convaincre et vous pouvez peut-être m'y aider.
06.03 Colette Burgeon (PS): Monsieur le ministre, merci. J'espère que, finalement, de réunions en cours en réunions en cours, y compris l'étude, ainsi qu'avec le lancement du marché public cette année, nous avancerons assez vite et que nous pourrons lors de cette législature, dont j'ignore combien de temps elle durera encore, donner une réponse positive: les familles l'attendent impatiemment. Cela a un certain succès. Ce qui nous bloque est le problème du plafond. J'espère qu'un accord permettra d'améliorer ce qui avait été créé voilà quelques années.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Robert Van de Velde aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het verlagen van het btw-tarief in de horeca" (nr. 13397)
07 Question de M. Robert Van de Velde au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la baisse du taux de TVA dans l'horeca" (n° 13397)
07.01 Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de minister, een hele korte vraag. Ik heb u al verscheidene keren de vraag gesteld hoever we staan met de btw-verlaging tot 6 procent voor de horeca. De eerste keer dat ik u over dit onderwerp ondervroeg, hebt u gezegd dat u de sector bij elkaar zou roepen en de gevolgen en de manier waarop zou bespreken. De volgende keer zei u dat het goed was, dat alles in orde kwam en dat het werd voorbereid. Ondertussen heeft Frankrijk de btw-verlaging reeds doorgevoerd. We zijn nu weer enkele weken verder en ik merk dat er nog altijd niets is gecommuniceerd en dat geen vooruitgang is geboekt.
Hoever staat het met dit dossier? Waar staat men ermee binnen de regering? Wanneer wordt dit besproken? Wanneer wordt dit doorgevoerd?
07.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Van de Velde, ik kan u meedelen dat de ministers van Financiën van de lidstaten van de Europese Unie op de Ecofinraad van 5 mei een definitief akkoord hebben gegeven met betrekking tot de mogelijkheid om het verlaagde btw-tarief toe te passen in de horeca. Deze tekst werd gepubliceerd in het publicatieblad van de Europese Unie van 9 mei 2009. Bijlage 3 van richtlijn 2006/112EG wordt aangevuld met een punt 12bis, restaurantdienst, restauratie- en cateringdienst, waarbij het mogelijk is de levering van alcoholhoudende of niet alcoholhoudende dranken uit te sluiten. Deze richtlijn kan door de lidstaten worden toegepast vanaf 1 juni 2009.
Zoals ik reeds heb meegedeeld, kan het verlaagd tarief slechts van toepassing worden indien de sector – waarmee ik in dat verband veel contact heb gehad – voldoet aan een aantal voorwaarden, zoals een echte prijsverlaging voor het publiek en de strijd tegen de fiscale en sociale fraude. Na de Ecofinraad van 10 maart 2009 waarbij er door de ministers van Financiën een akkoord werd gegeven voor de toepassing van het verlaagd tarief, werd een eerste overleg gehouden met de diverse beroepsverenigingen welke in de horeca actief zijn. Dit standpunt werd hun meegedeeld. Ondertussen werden nog enkele vergaderingen met de sector belegd, waarbij zeer concreet werd gesproken over de invulling van deze voorwaarden. Daarbij werd gevraagd een aantal voorstellen te formuleren.
Ik zal naar de Ministerraad gaan met een voorstel voor toepassing ten vroegste vanaf 1 juli 2009, zoals bijvoorbeeld in Frankrijk, en ten laatste 1 januari 2010. Dat zal misschien ook een begrotingsbespreking zijn, maar ik heb altijd gehoord van alle politieke partijen en hun fracties in het Parlement dat zij dit verlaagd tarief hebben gevraagd. Ik ga naar de regering om nu een principiële beslissing te nemen over de invoering van dergelijke maatregel, ten vroegste vanaf 1 juli zoals in Frankrijk – we moeten tijd hebben voor de invulling ervan – en ten laatste op 1 januari 2010.
07.03 Robert Van de Velde (LDD): Dat antwoord lijkt me duidelijk. Ik hoef u er niet van te overtuigen dat het water de sector tot aan de lippen staat, ook gezien het aantal faillissementen en de manier waarop de crisis in die sector op dit moment ook zeer duidelijk toeslaat. Hoe eerder de verlaging in voege treedt, hoe beter. Laten we hopen dat we 1 juli halen. Vindt u dat haalbaar? Of is dat maar bij wijze van spreken, als een deel van het antwoord?
07.04 Minister Didier Reynders: Wij moeten daar een politiek akkoord over hebben. Ik weet dat veel parlementsleden en collega’s uit de regering het nodig vonden dat te doen.
Er bestaat al tien jaar een vraag van de verschillende regeringen om ter zake een akkoord af te sluiten op het Europese vlak. Dat is nu het geval. Wij moeten dat nu toepassen. Ik pleit voor een zo snel mogelijke toepassing. Het gaat hier om een zeer moeilijke toestand met zeer veel actoren in de horecasector.
Ik denk dat dit mogelijk is vanaf 1 juli en ten laatste 1 januari 2010.
07.05 Robert Van de Velde (LDD): Ik denk trouwens ook dat de budgettaire impact niet zo negatief zal zijn omdat men tegelijkertijd een aantal zaken vermijdt.
07.06 Minister Didier Reynders: Er moet ook een meer efficiënte strijd tegen de fiscale fraude worden gevoerd. Het btw-tarief heeft daarmee nagenoeg niets te maken. Ik hoop dat iedereen een normale, logische redenering zal volgen en zich niet alleen zal engageren voor de verlaging van het btw-tarief, maar daarnaast ook voor een echte maatregel om te strijden tegen de sociale en fiscale fraude.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Robert Van de Velde aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de kredietverstrekking door banken" (nr. 13398)
08 Question de M. Robert Van de Velde au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'octroi de crédits par les banques" (n° 13398)
08.01 Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de minister, ook over dit onderwerp hebben wij elkaar al een aantal keer getroffen. Het gaat over de kredietverstrekking door banken. Op 21 april heb ik u een vraag gesteld in verband met de omzetting van mandaten naar hypothecaire kredieten door banken, de rechtstreekse omzetting. U hebt op dat moment gezegd: “Voor het overige heb ik de CBFA opgedragen mij de gegevens te bezorgen waarnaar het geachte lid in zijn eerste vraag vraagt”. Het ging over het aantal dossiers dat per bank waarmee overeenkomsten zijn gesloten – ik denk dan aan KBC, Fortis en Dexia – rechtstreeks wordt omgezet van mandaathypotheek naar hypotheekkrediet, notarieel geacteerd. Daarbij komt nu ook nog dat ons de informatie bereikt dat kaskredieten, het gedeelte niet opgenomen maar toegestane kredieten, automatisch en systematisch door banken bij wijze van spreken worden opgeheven. Er zijn legio voorbeelden. Er is bijvoorbeeld een kaskrediet van 70.000 euro toegekend en er wordt dan 20.000 of 30.000 euro op de rekening bijgestort. Het kaskrediet wordt vervolgens verlaagd tot 40.000 euro. Als we kijken naar BNP-Fortis heeft dit natuurlijk ook te maken met het uitstaande risico dat op de kredieten wordt genomen.
Ik wil de minister vragen of er intussen gegevens beschikbaar zijn van de CBFA.
Ten tweede, bent u op de hoogte van die systematische en rechtstreekse verlaging van kaskredieten aan onze bedrijven door de banken met wie, ik zeg het nogmaals, er overeenkomsten zijn dat het krediet op een normaal niveau zou worden gehouden.
08.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Van de Velde, ik heb twee antwoorden op de twee verschillende vragen.
Voor een aantal specifieke gevallen heb ik informatie gevraagd aan de CBFA en de sectorfederatie. Vanuit verschillende hoek krijg ik het bericht dat dit soort van eenzijdige wijziging van de financieringsvoorwaarden door de banken hen niet gekend is. Zij hebben geen indicaties ter zake. U wordt uitgenodigd om concrete gevallen en situaties voor te leggen die dan verder kunnen worden onderzocht. Ik zal dit vragen aan de CBFA en de verschillende banken. Tot nu toe heb ik daarvan geen bevestiging gekregen noch vanuit de CBFA, noch vanuit de sectorfederatie, Febelfin.
Voor het overige en meer algemeen blijkt uit zeer recente gegevens van het Observatorium voor Bankkredieten aan Vennootschappen dat het algemeen beeld van het verloop van het kredietvolume onveranderd blijft. De jongste maanden is er sprake van een stabilisatie tot een lichte terugloop van het uitstaande kredietvolume. Het gaat om 105 miljard euro eind maart 2009 tegenover 106 miljard euro eind december 2008. Het groeipercentage van de kredietomloop over de periode van een jaar bedroeg eind maart 2009 4,9 procent tegenover 9,7 procent eind december 2008. Uit een maandelijkse enquête, die Febelfin houdt bij enkele van haar belangrijkste leden, blijkt dat het uitstaande volume aan opgenomen uitbetalingskredieten eind april 2009 opnieuw 1 miljard euro hoger lag dan eind maart 2009.
Ik heb in dat verband commentaar gekregen van Febelfin. De effectief toegepaste renten op bankkredieten zijn aanzienlijk gedaald. Deze daling geldt meer voor de kredieten met variabele rente, en op korte en middellange termijn. Tegenover december 2008 is er in maart 2009 ter zake sprake van 115 tot 160 basispunten minder, en dit al naargelang het krediettype. Voor kredieten op lange termijn is er slechts sprake van 26 basispunten minder. Dit is normaal gelet op enerzijds de vermindering van de ECB-rente en anderzijds de relatieve stabiliteit van de rente op langlopende overheidsobligaties. Wij hebben dat bijvoorbeeld gezien bij de OLO's van de Belgische Staat.
Wat betreft de omzetting van hypothecaire mandaten naar hypothecaire inschrijvingen, als waarborg voor kredieten aan ondernemingen, zijn geen concrete gegevens beschikbaar binnen de sector.
Wij hebben wel een ander probleem, namelijk het probleem van de kredietverzekering. Ik heb een voorstel gedaan aan de Ministerraad. Ik hoop dat het mogelijk zal zijn om dit voorstel te laten goedkeuren in de volgende dagen. Het gaat over een waarborg van de Staat in een nieuw mechanisme van kredietverzekering, zoals in andere landen.
U kunt misschien meer details geven over een aantal concrete gevallen. Ik zal een onderzoek vragen.
08.03 Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de minister, wat de voorbeelden betreft, u kunt die verwachten. Dat is geen enkel probleem. Dat kan een keer worden bekeken.
Wij moeten toch uitkijken voor de terminologie. Als men kijkt naar het totale uitstaand krediet, is het dan effectief opgenomen of toegezegd? Dat maakt natuurlijk een groot verschil. Ik meen dat wij de twee bij een volgende gelegenheid eens moeten opvragen. Wat is het toegezegde niveau? Wat is het opgenomen niveau? Hoe ligt de wijziging daartussen?
Zonder verwijt denk ik dat wij met dit antwoord nog niet vooruitkomen.
L'incident est clos.
- de heer Jan Jambon aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de corruptie bij de Regie der Gebouwen" (nr. 13407)
- de heer Robert Van de Velde aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de vermeende corruptie bij de top van de Regie der Gebouwen" (nr. 13418)
- de heer Philippe Henry aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de extra kosten van het gesloten centrum van Everberg" (nr. 13424)
- de heer Stefaan Van Hecke aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de mogelijke corruptie bij de Regie der Gebouwen" (nr. 13428)
- de heer Peter Logghe aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "vermoedelijke corruptie bij de bouw van de gesloten instelling van Everberg" (nr. 13453)
- M. Jan Jambon au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la corruption au sein de la Régie des Bâtiments" (n° 13407)
- M. Robert Van de Velde au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la corruption supposée au sommet de la Régie des Bâtiments" (n° 13418)
- M. Philippe Henry au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le surcoût du centre fermé d'Everberg" (n° 13424)
- M. Stefaan Van Hecke au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la corruption éventuelle au sein de la Régie des Bâtiments" (n° 13428)
- M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la corruption probable dans le cadre de la construction du centre fermé d'Everberg" (n° 13453)
09.01 Jan Jambon (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, volgens het Leuvense gerecht heeft de overheid voor de bouw van de gesloten instelling van Everberg maar liefst drie keer te veel betaald. Daarenboven zou ook nog eens 10 procent smeergeld betaald zijn. Volgens het Leuvense gerecht is het binnen de Regie zelfs een gangbare praktijk dat er 5 tot 10 procent in de zak van de bevoegde ambtenaar verdwijnt. Onder ambtenaren spreekt men zelfs van de 10 procent-regel
Mijnheer de minister, daarom heb ik een aantal vragen.
Ten eerste, sinds wanneer bent u op de hoogte van deze praktijken binnen de Regie der Gebouwen?
Ten tweede, welke maatregelen hebt u genomen om deze misbruiken te stoppen?
Ten derde, hoeveel interne meldingen zijn er al geweest over dit soort misbruiken vanuit de Regie der Gebouwen zelf? Tot hoeveel tuchtdossiers tegen ambtenaren heeft dit geleid?
Ten vierde, als wij die berichten allemaal horen – het is het een na het ander – is het dan niet tijd om eens een externe audit binnen de Regie te houden om heel de zaak eens in kaart te brengen en zo een halt toe te roepen aan deze misbruiken?
09.02 Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de minister, ik zal meteen met de deur in huis vallen. De heer Jambon heeft het dossier geschetst.
Als ik even terugkijk naar de activiteiten in de periode 2001-2002-2003, dan valt mij op dat begin 2002 wordt gezegd dat die instelling er zeer dringend moet komen. Van in de maand maart wordt er gevraagd aan toenmalig minister Daems of die hoogdringendheid tot meerkosten zal leiden. Op 7 maart 2002 antwoordt minister Daems: “Mijnheer Verherstraeten, u vraagt of er al dan niet meerkosten zijn. Ik heb uw vraag pas vanmiddag ontvangen, dus kan ik u nu nog geen berekening geven”. Dat is in maart 2002.
Dan gaan we verder naar november 2002. Op dezelfde vraag of er meerkosten zullen zijn, antwoordt minister Daems op dat moment: “Het is niet zo dat ingevolge hoogdringendheid door de aannemers ongeacht welke prijs gevraagd kon worden”. Het is dan november, en de werken zijn al opgeleverd. Op dat moment wordt nog steeds gezegd dat er geen meerkosten zijn.
Vervolgens, zeer merkwaardig, in januari 2003, antwoordt minister Daems op dezelfde vraag: “Wegens het werken onder moeilijke en in hoogdringende omstandigheden, wordt een toeslag betaald van 8 procent. De hoofdaannemer ontvangt ook een fee van 8 procent voor zijn coördinerende taak”.
Het heeft dus een jaar geduurd vooraleer de regering, de Ministerraad of wie dan ook – dat is mijn eerste vraag – besliste om een toeslag te betalen voor de hoogdringendheid.
Die hoogdringendheid wordt door de Regie der Gebouwen in haar verslag van 2004 ten stelligste betwist. De Regie zegt namelijk: “Bovendien kan hoogdringendheid nooit worden verantwoord door een verwijzing naar voltooiingtermijnen die de overheid zichzelf heeft opgelegd”.
Bovendien zegt het Rekenhof: “Zo ontbrak in een aantal gevallen het voorafgaand advies van de inspectie van Financiën of werden werken besteld voordat de nodige kredieten daartoe waren vastgelegd”.
Mijnheer de minister, mijn eerste vraag in het dossier in kwestie is de volgende.
Door wie is de voornoemde, extra 10 procent toegekend? Is ze door de Regie der Gebouwen toegekend? Is ze door de wet toegekend? Is ze door de Ministerraad toegekend? Wie heeft dus de toekenning van de genoemde 10 procent gedaan?
Vervolgens hebt u op mijn vraag van september 2008 over de interne en externe audits bij de Regie der Gebouwen het volgende geantwoord over het feit dat u een nieuw directiecomité had geïnstalleerd. “Binnen de drie maanden na hun aanstelling verwacht ik een eerste reeks voorstellen rond de problematiek van corruptiebeheersing. Daarnaast werden reeds volgende stappen genomen: ten eerste, het installeren van een integriteitbeleid; dit omvat onder meer een procedure ter controle van belangenvermenging, het invoeren van een gedragscode en een permanente werkgroep Integriteit.”
Mijn concrete vraag is: bestaat voornoemde werkgroep al dan niet?
Wat is er ondertussen gebeurd? U hebt immers over drie maanden na de installatie gesproken. Wij zijn nu iets langer bezig. Hoever staan wij met de voorstellen?
Tot slot, mij valt inzake de Regie der Gebouwen uw openheid van enkele weken geleden over het dossier-Veurne op. U hebt toen met veel bravoure aangekondigd dat u het huurcontract met alle plezier ter inzage aan het commissiesecretariaat zou bezorgen.
Ik heb het vanochtend nog eens gecheckt. Het huurcontract ligt niet op het commissiesecretariaat. Dat is wellicht een vergetelheid. Het is evenwel niet onbelangrijk dat wij de beloftes die wij aan elkaar maken, ook invullen. Zeker in een dossier als het dossier waarvan sprake zou ik u willen vragen om uw belofte alsnog na te komen, zodat wij het dossier nader kunnen onderzoeken.
Mijn twee vragen zijn dus de volgende.
Ten eerste, wie heeft de voornoemde 10 procent toegekend?
Ten tweede, hoever staat u met het integriteitbeleid?
09.03 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, monsieur le ministre, nous avons lu dans la presse que l'État aurait payé le centre fermé d'Everberg trois fois son prix, ce qui me paraît tout de même exorbitant. Cette information est autant étonnante qu'inquiétante.
La cour de Louvain aurait mis à jour des irrégularités dans la construction du centre fermé pour jeunes délinquants d'Everberg. À l'heure actuelle, le top manager de la Régie des Bâtiments de l'époque est entendu et soupçonné de corruption. Un contrat de plusieurs millions aurait été alloué avec 10% d'irrégularités.
C'est la première fois depuis les scandales de vente à la Régie des Bâtiments en 2006 que la Justice a écho de fraudes directement à la direction de la Régie. Jusqu'à présent, les éléments de corruption se limitaient à des sommes et des niveaux moins importants.
L'entrepreneur principal qui a construit le centre fermé d'Everberg aurait admis qu'il devait compter 10% de plus mais que ceci devait être dissimulé et ne pouvait apparaître dans une rubrique distincte à la facturation! En outre, le contrat de plusieurs millions n'a pas suivi la filière normale d'attribution publique parce que le gouvernement de l'époque demandait l'urgence et exigeait que la nouvelle institution soit construite en un an et demi.
Monsieur le ministre, je souhaitais tout d'abord savoir si vous confirmiez ces informations. Si, oui, lesquelles?
Une enquête est-elle en cours à la Régie des Bâtiments sur ce dossier précis?
Quelles mesures ont-elles été prises?
À combien estimez-vous le surcoût global pour l'État?
Une enquête est-elle en cours plus globalement à la Régie des Bâtiments?
D'autres révélations de corruption sont-elles à craindre? Quelles mesures le gouvernement entreprend-il à ce sujet?
09.04 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik denk dat het dossier al voldoende door de vorige sprekers is ingeleid. Ik ga dan ook meteen tot mijn vier concrete vragen over.
Ten eerste, klopt de bewering dat de uiteindelijke factuur van de gesloten instelling in Everberg tot drie keer boven de normale prijs ging? Zijn er stappen van u als minister mogelijk om dat geld op een of andere manier te recupereren, mocht blijken dat dit onterecht is gebeurd?
Ten tweede, worden de andere grote dossiers waaraan de verdachte heeft gewerkt ook aan een grondig onderzoek onderworpen? Ik kan mij voorstellen dat als dit in dit grote dossier bij de top van de Regie der Gebouwen is gebeurd, mogelijk dezelfde praktijken in andere dossiers zijn gebeurd. Gaat u dat onderzoeken, intern of extern? Ik zie u al neen schudden. Ik hoop dat ik straks iets anders hoor.
Ten derde, lopen er nog onderzoeken tegen hogere ambtenaren van de Regie der Gebouwen?
Ten vierde, welke controlemechanismen hebt u ondertussen al kunnen instellen sinds de feiten van een aantal structurele problemen reeds in 2006 aan het licht kwamen? Welke controlemechanismen hebt u al ingesteld bij de ambtenaren van de Regie der Gebouwen om dergelijke feiten snel te kunnen detecteren?
09.05 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, ik zal mijn beperken tot de vragen die nog niet zijn gesteld. Daarmee zal ik zeker binnen de tijdspanne van één minuut tot anderhalve minuut blijven.
Mijnheer de minister, ik moet alle vragen die mijn collega’s hebben gesteld u niet meer stellen.
Zijn er sedert de eerste schandalen bij de Regie der Gebouwen maatregelen getroffen? U hebt geantwoord op een schriftelijke vraag van mijn collega Goyvaerts in februari. U hebt toen onder andere gezegd: “De Regie der Gebouwen doet voor de uitvoering van specifieke audits een beroep op externe bureaus. Ook voor wat betreft de opvolging van kwaliteit en kwantiteit bij de uitvoering van overheidsopdrachten wordt voor grote projecten indien nodig beroep gedaan op externe firma’s.” Ik onderstreep zelf de woorden die ik belangrijk vind: indien nodig.
Mijnheer de minister, zou het niet zo kunnen zijn dat er nog te weinig externe audits gebeuren en dat het woord indien nodig misschien te breed wordt geïnterpreteerd?
Hoeveel schandalen moeten er nog worden gemeld vooraleer men eens een volledige externe audit zal organiseren?
In verband met de zogenaamde 10 procent-regel, ik vraag mij samen met collega Van Hecke af of het niet nodig is om alle contracten die sinds 2002, en misschien nog vroeger, werden afgesloten opnieuw tegen het licht te houden om te kijken of er daar niet is gezondigd tegen de regel dat men overheidsopdrachten moet uitvoeren tegen de normale prijzen en niet tegen de prijs plus 10 procent.
Ik kijk uit naar uw algemene commentaar op dit nieuwe schandaal. Ik weet ook wel dat men geen tuchtmaatregelen kan nemen tegen ambtenaren tegen wie ondertussen een gerechtelijke procedure loopt. Daar ga ik dus niet naar vragen. Dat antwoord kennen wij reeds. Ik vraag mij alleen af wat er in de toekomst zal gebeuren. Gaat u de oude contracten opnieuw tegen het licht houden?
09.06 Didier Reynders, ministre: Madame la présidente, je constate qu'on découvre aujourd'hui un certain nombre d'éléments qui sont pourtant connus du parlement depuis très longtemps. Peut-être tout le monde n'a-t-il pas suivi ce dossier avec autant de soin qu'aujourd'hui.
Le parquet a récemment informé la Régie que le dossier de la réalisation de l'établissement pour jeunes à Everberg faisait l'objet d'une enquête judiciaire. La Régie n'a pas accès au dossier, mais apporte son entière collaboration à l'enquête. Les faits remontent à 2002. Le Conseil des ministres du 30 janvier 2002 avait décidé d'héberger les jeunes délinquants dans des bâtiments militaires abandonnés. Vu l'urgence de la situation, cet établissement pour jeunes devait être conçu dans un délai très court, pour le respect duquel le directeur général de la Régie alors en fonction décida de recourir à des marchés de stocks.
Le coût des travaux effectués à l'établissement fermé d'Everberg s'est élevé à 10.000.000 euros. Ce montant est nettement supérieur – c'est le moins que l'on puisse dire! – à l'estimation initiale de 3.000.000 euros. Ce dépassement a fait l'objet d'une motivation détaillée dans les courriers adressés à l'Inspection des Finances, à la Cour des comptes et au ministre du Budget de l'époque. La sous-estimation était principalement due à l'absence de programmation des besoins de la Justice et aux exigences importantes des Communautés, même si elles n'étaient pas encore connues à ce moment-là, concernant l'hébergement de leur personnel. Tout ceci figure dans des documents qui sont à votre disposition, y compris à la Cour des comptes.
S'agissant de la référence à des pots-de-vin, la police judiciaire a ouvert une enquête en 2006 portant sur des mécanismes de fraude au sein de la Régie des Bâtiments. Le volet bruxellois a été clôturé il y a peu, et le dossier a été transmis au parquet, qui doit décider des personnes à poursuivre. Le dossier concernant Louvain est plus récent et a été ouvert en 2008.
Ik ben op de hoogte gesteld van het bestaan van fraudemechanismen bij de Regie sinds de start van het onderzoek te Brussel, in januari 2006. Sinds 2006 tot nu werden talloze maatregelen genomen, zoals – ik heb al een aantal details gegeven aan het Parlement – het uitvoeren door het externe bureau i-Force van een fraudegevoeligheidanalyse inzake overheidsopdrachten, de uitvoering van een forensische audit met betrekking tot betalingsopdrachten door hetzelfde externe bureau, de uitvoering van een externe audit door het bureau i-Force met betrekking tot de bouw van de gerechtsgebouwen te Gent en Antwerpen, het verstrengen van de interne controlemechanismen inzake de organisatie en de gunning van overheidsopdrachten binnen de Regie der Gebouwen in samenwerking met de inspectie van Financiën geaccrediteerd bij de Regie der Gebouwen en een grotere transparantie en concurrentie bij de organisatie en de gunning van overheidsopdrachten, met een waarde kleiner dan 5.500 euro.
De in de strafdossiers betrokken aannemers werden gesanctioneerd op basis van ernstige feiten in hun beroepsuitoefening, waarvoor klacht met burgerlijke partijstelling werd neergelegd bij de procureur des Konings. Er werd ook een klacht neergelegd bij de commissie voor de erkenning der aannemers. De betrokken aannemers werden met onmiddellijke ingang uitgesloten van deelname aan nieuwe overheidsopdrachten. Tot nu toe werden deze maatregelen tegen 46 aannemers genomen.
Tegen de betrokken ambtenaren werd een algemene klacht met burgerlijke partijstelling tegen onbekenden neergelegd bij de procureur des Konings. Zij mogen geen contact meer hebben met aannemers. Er werden ook tuchtprocedures tegen de betrokken ambtenaren opgestart.
Er werd ook een actiegroep integriteit opgericht, die nieuwe initiatieven voorstelde aan het directiecomité, dat onder andere de volgende maatregelen nam: een interne publicatie over het federale deontologische kader dat ook van toepassing is op de Regie der Gebouwen, duidelijke interne richtlijnen met betrekking tot de kilometervergoedingen, representatiekosten, het verbod in verband met het aanvaarden van geschenken en giften van derden zoals vermeld in het federale deontologische kader, met inbegrip van een interne sensibiliering en externe communicatie daarover naar de aannemers en de klanten van de Regie der Gebouwen, een verplichte integriteitsopleiding georganiseerd door de KU Leuven voor alle leidinggevende ambtenaren en de opname van een integriteitsclausule in de bestekken van de Regie der Gebouwen.
De actiegroep Integriteit werkt op dit moment nog aan een reeks andere maatregelen, die eerstdaags zullen worden onderzocht en gevalideerd door het directiecomité.
Het gebruik van eenvormige vastleggings- en
betalingprocedures, die worden ondersteund met informaticaprogramma’s, werd
veralgemeend opgelegd. Sindsdien
worden die procedures daadwerkelijk gebruikt door alle diensten van de
Regie der Gebouwen.
Er werden initiatieven genomen om in samenwerking met de FOD B&B de interne controle bij de Regie der Gebouwen in kaart te brengen en er zijn op basis van de reeds uitgevoerde analyses initiatieven genomen om de interne controle in bepaalde domeinen nog te verbeteren.
Deux avis externes sur une fraude potentielle ont été émis au cours des deux dernières années et ont abouti à deux enquêtes disciplinaires. Une procédure disciplinaire a d'ailleurs été entamée à l'encontre de tous les fonctionnaires concernés par l'enquête judiciaire. Cependant, elle a été suspendue pour les agents statutaires sur la base de l'article 81, §3 de l'arrêté royal du 2 octobre 1937 portant statut des agents du personnel de l'État.
Quant aux fonctionnaires supérieurs, une enquête est toujours en cours à propos du directeur d'un service extérieur.
J'ai demandé en 2004 une radioscopie externe de l'organisation de la Régie, qui s'est traduite par une proposition de réorganisation. La décision de mettre en place une nouvelle structure et de désigner un nouveau comité de direction a été prise sur cette base. Ce nouveau comité est en fonction depuis le 1er février 2008. Un nouveau plan de management a été élaboré et approuvé. Un nouveau plan de personnel a aussi été conçu et soumis à approbation.
Les audits ponctuels requis ont également eu lieu, et des modifications systémiques ont été apportées afin d'empêcher toute nouvelle fraude éventuelle. Le bureau d'audit I-Force s'est vu attribuer en 2006 un marché pour mener une enquête sur les risques d'abus lors de l'attribution et l'exécution de marchés publics par la Régie des Bâtiments et en vue de formuler des recommandations destinées à limiter ces risques. Ce marché portait notamment sur l'analyse du point de vue de la sensibilité aux abus des procédures, méthodes de travail, de décision, de suivi et de contrôle appliqués par la Régie lors de l'attribution, de l'exécution et du paiement des marchés publics. La détection des points les plus sensibles aux abus, la formulation de propositions concrètes d'amélioration et de nouvelles réflexions doivent permettre à la Régie de lancer un programme susceptible d'apporter, à court terme et tout en respectant les réglementations en vigueur, des améliorations visibles pour ce qui concerne ces aspects du traitement des marchés publics par la Régie.
Les mesures énoncées ont été prises à la suite de cette enquête. Aucun ordre d'autres audits n'a été donné jusqu'à présent, mais cela pourrait être le cas en fonction des résultats de l'enquête judiciaire qui concerne Everberg.
Wat de cultuur van 10 procent betreft, betreur ik dat de heer Logghe lijkt te suggereren dat een meerderheid van ambtenaren betrokken is bij deze fraude. Deze beschuldiging is onterecht. Ik ben ervan overtuigd dat er bij de Regie een grote meerderheid is aan ambtenaren die op een correcte manier de hun opgelegde taken vervult.
09.07 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u heel oprecht voor het heel uitgebreide antwoord. Inzake de Regie der Gebouwen, zie ik Verhofstadt hier nog op de tribune staan. Ik was toen zelfs nog geen parlementslid, maar het staat mij nog op het netvlies gebrand. Hij zou binnen de zes maanden alles realiseren. Ik denk dat hij daarmee voor een stuk de deur heeft opengezet voor "ongewone" praktijken. Soms kunnen dingen inderdaad urgent zijn, maar ik denk dat voor dergelijke gevallen speciale procedures moeten worden opgesteld zodat alles toch min of meer ordentelijk kan verlopen. Ik denk dat de omstandigheden toen van die aard waren dat de deur werd opengezet voor dergelijke praktijken.
09.08 Robert Van de Velde (LDD): Vooral uw laatste zin, mijnheer Reynders, was verhelderend. U zegt aan de heer Logghe dat u betreurt dat hij de 10 procent-regel aan heel de administratie verwijt. U zegt dat dit soort fraude door alle ambtenaren zou worden gevoerd. Mijn groot probleem met die zin, mijnheer de minister, is dat in een antwoord door een minister uit de toenmalige regering die 10 procent als een verantwoorde extra uitgave wordt beschouwd.
Mijnheer de minister, dat betekent dat de toenmalige regering, de heer Daems en ook u, via de Inspectie van Financiën, op de hoogte waren van de 10 procent, wat u vandaag zelf als fraude omschrijft.
Ik blijf bijgevolg met dezelfde vraag zitten. U hebt er ook niet op geantwoord. Wie heeft op welk moment de extra 10 procent toegezegd?
Het is immers nu, enkele jaren later, dat de aannemer zegt dat hij 10 procent extra mocht factureren. Hij verklaart dat hij 10 procent extra mocht factureren. Dat was ook door de regering geweten.
Indien u wil, zal ik u de referentie van het document geven. Het is document B151 – Schriftelijke vraag en antwoord – nr. 0198 – zittingsperiode 50.
Nu u zelf die 10 procent als fraude bestempelt, vraag ik mij af wie op welk moment de 10 procent extra heeft toegestaan. Iemand moet toch de beslissing hebben genomen. Is dat de heer Evenepoel geweest? Is dat de Ministerraad geweest? Iemand moet hebben beslist dat er 10 procent wegens hoogdringendheid mocht worden toegevoegd.
Ik kom nog op voorgaande vraag terug. Bereidt u er maar op voor. Ik zal de vraag in elk geval indienen.
Vervolgens blijf ik zitten met de gedachte dat u er goed aan zou doen om in het verleden van de interne organisatie van de Regie der Gebouwen zelf te duiken, zodat een probleem niet telkens als een gerechtelijk schandaaltje naar boven hoeft te komen.
Zolang de Regie der Gebouwen niet tijdig haar jaarverslagen neerlegt – wij zitten nu denkelijk aan het jaarverslag van 2002 – en er geen duidelijke inventaris kan worden gemaakt van het patrimonium in beheer van de Regie der Gebouwen en van de manier waarop datzelfde patrimonium wordt beheerd, moeten transacties binnen een bepaald kader en voor een bepaald bedrag, bijvoorbeeld groter dan 1 miljoen euro, ten bate van de transparantie eerst via de Kamer passeren, vooraleer ze worden goedgekeurd en uitgevoerd. Zolang wij dat niet doen, zullen dergelijke praktijken kunnen blijven bestaan.
09.09 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, je remercie le ministre pour ses réponses.
Monsieur le ministre, vous avez eu raison de rappeler un certain nombre d'éléments relevant du domaine public, mais que nous n'avons pas forcément tous en tête car ce dossier s'étale sur quelques années.
Il existe effectivement une certaine confusion entre les aspects "fraude" qui sont en cours de traitement au niveau judiciaire et les aspects "triplement du prix" liés aux modifications…
09.10 Didier Reynders, ministre: (…)
09.11 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Cela met une fois de plus en lumière la problématique des marchés passés dans l'urgence et dont les cahiers des charges ont été modifiés. On connaît cela à tous les niveaux de pouvoir, y compris dans les communes. Il s'agit, selon moi, d'une très mauvaise méthode. En effet, par la suite, il est plus difficile d'obtenir une base objective de discussion.
En ce qui concerne les aspects "fraude", les procédures judiciaires sont en cours. Attendons de voir quelles seront les suites.
En tout cas, j'espère que les différentes mesures que vous avez évoquées relatives à la restructuration de la Régie empêcheront que de telles choses se reproduisent. En que responsable politique, il vous appartient…
09.12 Didier Reynders, ministre: (…)
09.13 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): En tout cas, les mécanismes mis en place doivent garantir que ce genre de chose ne se reproduira plus car cela nuit à la crédibilité des pouvoirs publics, que ce soit l'administration ou le gouvernement.
Toujours est-il que nous suivrons les suites qui seront données à ce dossier. Et peut-être serait-il opportun d'organiser un débat sur la Régie, son fonctionnement et son évaluation. Selon moi, il est nécessaire que le parlement puisse se pencher sur cette question autrement qu'à l'occasion de questions parlementaires afin d'organiser les choses de manière plus structurelles.
09.14 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, bedankt voor uw uitgebreid antwoord en voor het overzicht van alle maatregelen die ondertussen zijn genomen. Ik hoop dat die maatregelen zeer effectief zullen zijn en dat zij zullen verhinderen dat in de toekomst nog dergelijke zaken kunnen gebeuren. De toekomst zal dat echter uitwijzen. Wij zullen kijken of er de volgende maanden of jaren nog dergelijke zaken aan de oppervlakte komen. Ik hoop in elk geval van niet, want het is getrek met overheidsgeld en het geeft een zeer slecht beeld van de overheid. Ik meen dat wij dat absoluut moeten vermijden.
Voorzitter: Jan Jambon.
Président: Jan Jambon.
09.15 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik ben niet helemaal tevreden met het antwoord dat u hebt gegeven, maar dat zal u niet verbazen. Collega Van de Velde heeft het er ook al over gehad.
Ik moet zeggen dat ik wat verbaasd ben over uw antwoord inzake de cel Integriteit, mijnheer de minister. U had het erover dat zij bezig is met de verdere implementering van het deontologisch kader. Verschillende werkprocessen worden gecreëerd, enzovoort. U geeft dat antwoord vandaag, maar u hebt precies hetzelfde antwoord gegeven op 23 februari 2009. Dat is intussen drie maanden geleden. Ik hoop dat er nu schot in de zaak komt, want met het voortdurend herhalen dat de cel Integriteit bezig is werkprocessen te creëren en te implementeren, zijn wij er nog niet. Wij blijven hetzelfde antwoord krijgen.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de uitvoeringsbesluiten voor de strengere namaakwet" (nr. 13408)
10 Question de M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les arrêtés d'exécution de la loi plus stricte sur la contrefaçon" (n° 13408)
10.01 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, dit is een korte vraag, waarop ik van u ongetwijfeld een kort antwoord zal kunnen krijgen.
De nieuwe wet tegen namaak en piraterij uit 2007 kon nog niet worden toegepast omdat de uitvoeringsbesluiten nog niet werden uitgevaardigd. Daardoor kan de douane nog steeds geen minnelijke schikkingen treffen en moeten alle overtredingen nog steeds naar het gerecht worden gestuurd, waar ze, door de lage prioriteit, blijven liggen en ongestraft blijven. Ook ter zake zou dringend schot in de zaak moeten komen.
De drie ministers die betrokken zijn bij de uitvoeringsbesluiten, zouden reeds een akkoord hebben bereikt. U zit daar ook tussen. Er moet alleen nog worden gewacht op het advies van de Raad van State, als ik minister Van Quickenborne mag geloven, en op het advies van de inspecteurs van Financiën. Is die informatie juist?
Als de informatie juist is, kunt u mij dan meedelen wanneer de inspectie van Financiën advies zal uitbrengen? In welke zin zal het advies gaan?
Kunt u mij een idee geven wat de toekomstige schikking zal zijn betreffende de kosten voor bewaring en vernietiging? Wie zal die kosten moeten dragen?
Eventueel kunt u mij de tekst schriftelijk bezorgen. Het antwoord op de eerste twee vragen interesseert mij toch wel.
10.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, het is een taak van de minister van Economie. U moet uw vraag in verband met de kosten en dergelijke aan de minister van Economie stellen.
In verband met Financiën, wij hebben een aantal opmerkingen gemaakt op redactioneel vlak in verband met het koninklijk besluit. Ik hoop dat na de aanpassing van het koninklijk besluit het mogelijk zal zijn voor de Inspectie van Financiën om een advies te geven, zo vlug mogelijk. Dan zal er ook een advies komen van de Raad van State.
Ik heb geen andere commentaar. Wij hebben een aantal redactionele opmerkingen gemaakt. Nu is het de taak van mijn collega van Economie om verder te gaan.
10.03 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, gelet op uw zeer beperkte en zeer korte antwoord is het een korte repliek.
U zal het mij niet kwalijk nemen, maar ik heb de indruk dat het antwoord “zo vlug mogelijk” tot de dooddoeners begint te horen van deze regering. Men zal zo vlug mogelijk dit en zo vlug mogelijk dat.
Ik zal ook deze zaak verder in het oog houden. De wet dateert van 2007 en is nog niet van toepassing. Meer kan ik u niet zeggen.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Stefaan Vercamer aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de trage erkenning van vzw's die fiscale attesten mogen uitreiken" (nr. 13416)
11 Question de M. Stefaan Vercamer au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la lenteur de la procédure d'agrément des asbl pouvant délivrer des attestations fiscales" (n° 13416)
11.01 Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de minister, ik werd hierover de laatste weken aangesproken door verschillende vzw’s. Door met die problematiek bezig te zijn leerde ik intussen ook dat er op 21 oktober 2002 een rapport werd uitgebracht betreffende de erkenning van organisaties met het oog op het uitreiken van attesten voor belastingaftrek van giften in geld. Dat werd uitgebracht door de contactgroep Giften. Ik wist dat zelf niet, ik was nog geen parlementslid op dat moment. Dit is er gekomen naar aanleiding van de toen al trage en moeilijke erkenning van de vzw’s die daardoor lang in het ongewisse bleven of ze al dan niet giften mochten ontvangen die fiscaal aftrekbaar zijn. In dat rapport werden zowel acties op korte als lange termijn voorgesteld om op een gestructureerde manier tegemoet te komen aan de langdurige behandeling van die dossiers.
De ervaring toont vandaag bij diverse vzw’s blijkbaar aan dat de erkenning nu opnieuw vertraging oploopt. Heel wat vzw’s blijven dus in het ongewisse of ze al dan niet fiscale attesten zullen kunnen blijven afleveren, vandaar mijn vragen.
Ten eerste, over hoeveel nieuwe aanvragen en hernieuwingen is er nog geen beslissing genomen met betrekking tot het vorige kalenderjaar en in het bijzonder met betrekking tot dit kalenderjaar?
Hoe komt het dat de uitvoering van de acties op lange termijn in verband met de aanpassingen van het KB van het WIB ’92 is stilgevallen?
Hoe kunnen die vzw’s op zekerheid rekenen dat ze die fiscale attesten zullen kunnen afleveren?
11.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Vercamer, de Administratie der Directe Belastingen beschikt niet over een statistiek die toelaat een antwoord te geven op uw vraag in verband met het aantal aangiften, maar ik ben er mij van bewust dat de termijn voor de erkenning in een bepaald aantal gevallen is verlengd.
Gelet op een ingebrekestelling, gevolgd door een gemotiveerd advies van de Europese Commissie heb ik mijn administratie de opdracht gegeven eerst de wettekst in overeenstemming te brengen met de Europese regelgeving. Daarna zal hetzelfde gebeuren met het uitvoeringsbesluit. Op dat ogenblik zal natuurlijk rekening worden gehouden met het voorstel van de Contactgroep Giften. Wij zullen ook rekening houden met een aantal andere uitbreidingen van de mogelijke erkenning van nieuwe instellingen. Morgen zal een nieuw wetsontwerp ter zake op de tafel van de Ministerraad liggen.
Eerst zal echter een aanpassing aan de Europese regelgeving gebeuren. Daarna volgt een aanpassing van het KB, eventueel met een aantal voorstellen van de Contactgroep Giften.
11.03 Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wanneer zullen die vzw's in de dossiers van lopende aanvragen tot hernieuwing en erkenning die nu vertraging oplopen, de beslissing krijgen of zij al dan niet die fiscale attesten kunnen afleveren? De belastingaangiften komen er immers aan.
11.04 Minister Didier Reynders: Er is een procedure. Dat is niet alleen een taak van de FOD Financiën. Er moet ook een akkoord zijn van collega's, soms op federaal niveau, soms op het niveau van de Gewesten en de Gemeenschappen over de specifieke materies. Voor Ontwikkelingssamenwerking moet er een akkoord op federaal niveau zijn. Voor culturele of andere activiteiten is een akkoord van de Gewesten of Gemeenschappen nodig.
De procedure duurt nu misschien wat langer, maar wij proberen om de akkoorden van de verschillende overheden te krijgen. Dit is dus niet alleen een taak van de FOD Financiën, maar ook van de verschillende bevoegde ministers op federaal of regionaal niveau.
11.05 Stefaan Vercamer (CD&V): Toen ik navraag deed bij de administratie en de vzw's, heb ik begrepen dat het niet daarover gaat. Het gaat over een vertraging van de dossiers die klaarliggen om te worden behandeld. Daarover wil men zo snel mogelijk uitsluitsel krijgen. Die dossiers moeten gewoon worden behandeld.
11.06 Minister Didier Reynders: Ze worden behandeld, maar dat moet altijd op twee niveaus gebeuren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.01 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.01 heures.