Commissie voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu en
de maatschappelijke Hernieuwing |
Commission
de la Santé publique, de l'Environnement et du Renouveau de la Société |
van woensdag 27 mei 2009 Voormiddag ______ |
du mercredi 27 mai 2009 Matin ______ |
Le développement des questions et interpellations commence à 11.48 heures. La réunion est présidée par Mme Marie-Claire Lambert.
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 11.48 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Marie-Claire Lambert.
01 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Klimaat en Energie over "het tweede gemeenschappelijk document van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad en de gevolgen voor het milieubeleid" (nr. 13121)
01 Question de M. Peter Logghe au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le deuxième document commun du Conseil interparlementaire consultatif de Benelux et les conséquences pour la politique environnementale" (n° 13121)
01.01 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, in het tweeënvijftigste verslag van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad op het vlak van buitenlands beleid, een document van 31 maart 2009, kan men lezen dat de besprekingen en de onderhandelingen over energie en klimaatverandering hyperbelangrijk zijn voor ons land en voor de andere Beneluxlanden. Het eerste gemeenschappelijk document van 2008 vond – het verslag zegt dat opnieuw – ruime weerklank. Het tweede gemeenschappelijk document zou eerstdaags worden gepubliceerd. Ondertussen is dat misschien gebeurd: mijn vraag dateert van begin mei.
Wat is de inhoud van dit tweede document? Kon u al kennis nemen van de inhoud? Zou het eventueel nuttig zijn om aan de leden van de commissie een kopie te bezorgen van de inhoud van dit document?
Kunt u een zicht geven op de praktische gevolgen voor het milieubeleid van de federale Staat België? Moet het beleid worden bijgestuurd? Zo ja, in welke richting?
In het document van 2008, het eerste document van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad, werd onder andere de aanbeveling gedaan de lidstaten aan te moedigen om fotovoltaïsche panelen te plaatsen, om hybride motoren te bevorderen en om een Beneluxnetwerk van laadstations op te zetten voor elektrisch aangedreven voertuigen. Werd hiervan ondertussen werk gemaakt, mijnheer de minister? Zo nee, wanneer worden deze aanbevelingen van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad door België geïmplementeerd?
01.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Logghe, eerst en vooral verheugt het mij dat er in het raam van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad nagedacht wordt over de uitdagingen die zich aandienen inzake klimaat- en energiebeleid en dat er aanbevelingen geformuleerd worden voor een versterking van de samenwerking ter zake. Voor kleine landen zoals België is die samenwerking des te belangrijker. Ik denk bijvoorbeeld aan het idee om off shore-windparken met elkaar te verbinden, om zo de fluctuaties in de stroomproductie af te vlakken.
Ik heb deze week de aanbevelingen over energie, leefmilieu, klimaat en duurzame ontwikkeling van de raad ontvangen, en zal daar, net zoals mijn collega’s in de Gewesten, binnen de vooropgestelde termijn een antwoord op formuleren.
Ik antwoord nu op uw concrete vragen.
Ten eerste, er werd een gemeenschappelijk document gepubliceerd over de uitdaging van de energiebevoorradingszekerheid voor de Europese Unie. Die nota werd door de Benelux voorgesteld tijdens de vergadering van de raad algemene zaken in 2009. Een kopie van dat document kan aan de commissie bezorgd worden.
Ten tweede, zoals gezegd, zal ik binnen de gestelde termijn reageren op de aanbevelingen.
In principe ben ik voorstander van een internationale samenwerking. Ik wil er wel op wijzen dat deze aanbevelingen raken aan bevoegdheden van de Gewesten en van andere federale collega’s. De overgang naar een koolstofarme samenleving moet gedragen worden door het hele beleid. De implementatie van het Europees klimaat- en energiepakket, goedgekeurd in december, is alvast een belangrijke stap.
Wat uw derde en laatste vraag betreft, in België wordt reeds een beleid gevoerd dat de installatie van zonnepanelen stimuleert. Investeringen in zonnepanelen zijn deels fiscaal aftrekbaar. De productie van groene stroom wordt onder meer aantrekkelijk gemaakt door het systeem van groene stroomcertificaten. De overgang naar een duurzamere mobiliteit is noodzakelijk. Hybride motoren kunnen hier zeker een rol in spelen, maar een modale shift naar duurzamere transportwijzen en het beperken van de mobiliteitsvraag is evenzeer belangrijk. De uitbouw van een netwerk van laadstations voor elektrisch aangedreven en hybride wagens is inderdaad een belangrijke randvoorwaarde voor verdere ontwikkeling van dit segment.
Dat moet op een geïntegreerde manier worden aangepakt, in samenwerking met de bevoegde gewestelijke, federale, Nederlandse en Luxemburgse collega’s. Toch wil ik daarbij de belangrijke randbemerking maken dat het alleen een bijdrage aan een echte duurzame mobiliteit kan zijn, als het gaat over elektriciteit die is opgewekt op basis van hernieuwbare energie.
01.03 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik neem er nota van dat wij een kopie zullen kunnen krijgen van het verslag van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad. Ik neem er verder nota van dat het plaatsen van fotovoltaïsche panelen fiscaal wordt aangemoedigd. Ik was daarvan ook op de hoogte.
Mij ging het vooral om het opzetten van een Beneluxnetwerk van laadstations voor elektrisch aangedreven wagens. U hebt ernaar verwezen en ik heb er ook al een paar vragen over gesteld. Nederland staat al vrij ver op dat vlak. Het zou nuttig en interessant kunnen zijn om ons te laten inspireren door de ervaring in Nederland en de ideeën die er leven over het opzetten van zo’n netwerk. Misschien vinden we ook voor België een aantal zeer interessante pistes. Misschien zou het zelfs nuttig zijn om in de commissie een hoorzitting over het Nederlands netwerk van laadstations te organiseren.
Bij ons wordt er vooral over gepraat, terwijl men het in Nederland doet. Het zou interessant zijn om de vooruitgang niet uit het oog te verliezen die men in Nederland op dat vlak maakt.
Ik zal het verder opvolgen, met veel interesse trouwens.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
La présidente: La question n° 13311 de M. Prévot est transformée en question écrite.
02 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "het Comité voor het toekennen van het Europese Milieukeurmerk" (nr. 13383)
02 Question de Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le Comité d'attribution du label écologique européen" (n° 13383)
02.01 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag gaat over het Comité voor de toekenning van het Europees Milieukeurmerk.
Het koninklijk besluit van 29 augustus 1997 stelt een comité in voor de toekenning van dat keurmerk. Artikel 7 van dat KB geeft een opsomming van de samenstelling van het comité en bepaalt tevens dat de leden ervan benoemd worden voor een termijn van vijf jaar. Hun mandaat is hernieuwbaar. Zij worden benoemd door de minister of de staatssecretaris bevoegd voor Leefmilieu.
Twee ministeriële besluiten van 30 maart 2004 regelen de benoeming van die leden, de voorzitter en de ondervoorzitter van het comité.
Uitgaande van de vastgelegde termijn van vijf jaar, ga ik ervan uit dat die termijn ondertussen verstreken is.
Ik heb in het Staatsblad, tot op de datum waarop ik het ben nagegaan, geen ministeriële besluiten gezien inzake de benoeming van nieuwe leden voor een volgende termijn van vijf jaar. Wel zijn er sinds 2004 veel ministeriële besluiten verschenen houdende het ontslag en de benoeming van plaatsvervangende en/of effectieve leden van het comité. Het jongste ministerieel besluit dateert van 13 maart 2009. In 2008 waren er vier wijzigingen, namelijk op 14 oktober, op 23 juli, op 21 april en op 5 maart. In 2007 waren er twee wijzigingen, namelijk op 10 oktober en op 2 mei. Op 22 mei 2006 was er een wijziging, alsook op 2 juni, op 18 april en op 12 april 2005. Op 17 augustus 2004 werd er ook een ministerieel besluit gepubliceerd.
Ik neem aan dat die vervangingen telkens golden voor de vervolmaking van de oorspronkelijke termijn van vijf jaar en dat er niet telkens een nieuwe termijn begon te lopen. Dat hoop ik alleszins, want anders zal het voor niemand nog duidelijk zijn wie er voor hoelang benoemd is geweest.
Mijnheer de minister, mijn vragen zijn de volgende.
Ten eerste, klopt de vaststelling dat de termijn van de leden van het comité verstreken is?
Ten tweede, wanneer zal er een nieuw comité geïnstalleerd zijn?
Ten derde, stelt dat problemen aangaande de afhandeling van ingediende dossiers tot toekenning van het Europees milieukeurmerk? Hoeveel dossiers zijn op dit moment geblokkeerd of kunnen niet afgewerkt worden wegens het verstrijken van de termijn van de leden?
Tot slot, ik heb het KB volledig gelezen, waarbij ik vaststelde dat in artikel 21 van het huishoudelijk reglement gewag wordt gemaakt van een jaarverslag dat opgemaakt moest worden.
Ik neem aan dat die jaarverslagen effectief werden opgemaakt sinds 2004. Klopt dit? Waar zijn die jaarverslagen consulteerbaar? Ik heb gezocht op het internet, maar nergens iets gevonden. Ik kan er natuurlijk over hebben gekeken.
02.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, de termijn van de leden van het comité is inderdaad verstreken vanaf 20 mei 2009. De procedure voor de installatie van een nieuw comité is lopende. De betrokken ministeriële besluiten zijn in voorbereiding en zouden normaal gezien in de loop van de komende weken afgerond zijn. Op dit ogenblik stelt dit nog geen probleem inzake geblokkeerde dossiers, aangezien de technische evaluatie van de betrokken aanvragen net is afgerond en de administratieve afhandeling lopende is.
Een ontwerp van mandaatverslag is in voorbereiding. Dit verslag is tot op heden opgesteld in de optiek van intern gebruik binnen het comité en wordt normalerwijze niet verspreid. Kopieën van het verslag zullen evenwel op verzoek bij het secretariaat van het comité beschikbaar zijn.
02.03 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik heb nochtans andere echo’s gehoord. Een aantal dossiers zou effectief niet afgehandeld kunnen worden, omdat er geen comité is samengesteld.
Ik hoop uiteraard dat die ministeriële besluiten niet op zich laten wachten. Op het einde van de maand juni, de laatste week, is het Europese Green Week. Dan is er een tentoonstelling, een exhibit in het Engels, van producten die het ecolabel dragen. Het zou bijzonder jammer zijn dat producten daar niet aanwezig kunnen zijn omdat ze geen ecolabel hebben gekregen louter doordat het comité niet is samengesteld, terwijl wel de technische beoordeling van het dossier is afgerond en de laatste stap - de effectieve toekenning - niet kan gebeuren doordat er geen comité is.
Ik hoorde graag van u het uitdrukkelijke engagement om de ministeriële besluiten te laten verschijnen, zodat de afgehandelde dossiers een milieukeurmerk toegekend kunnen krijgen alvorens de Green Week van start gaat. Dat is de laatste week van juni.
Over de jaarverslagen was uw antwoord bijzonder onduidelijk en ik ben niet gerustgesteld. Ik leid daaruit af dat sinds 2004 niet systematisch een jaarverslag werd opgemaakt. Dat is niet goed. Ik zal mij wenden tot het secretariaat van het comité om de verslagen te consulteren. Ik vind het een goede en gangbare praktijk dat activiteitenverslagen toegankelijk zijn. Als ze niet breed toegankelijk zijn, moeten ze dat toch alleszins zijn voor de leden van het Parlement.
Het incident is gesloten.
03 Question de Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le financement de la lutte contre la déforestation par le marché du carbone" (n° 13164)
03 Vraag van mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers aan de minister van Klimaat en Energie over "de financiering van de strijd tegen ontbossing door de koolstofmarkt" (nr. 13164)
03.01 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, monsieur le ministre, une étude récente de Greenpeace conclut que le fait de financer la lutte contre la déforestation par le marché du carbone entraînerait un effondrement des cours du CO2 et nuirait à la lutte contre le réchauffement climatique. Il s'agit du fameux mécanisme REDD, qui a notamment été discuté à Poznan. Mais il convient de souligner qu'aucun accord clair n'est intervenu quant à son financement.
Si on inclut le financement de la lutte contre la déforestation dans le marché du carbone, on offrira une possibilité d'acheter des crédits. Il pourrait dès lors y avoir trop de crédits sur le marché et les cours risqueraient de descendre. Cette chute a été chiffrée à 75%. De manière générale, cela dispenserait les pays développés de devoir faire des efforts pour réduire leurs propres émissions puisqu'ils pourraient acquérir à bas prix des droits de polluer.
L'étude de Greenpeace indique aussi que cela pourrait remettre en cause des investissements dans les technologies propres tant au Nord qu'au Sud.
Étant donné que la déforestation compte pour plus de 20% des émissions mondiales de gaz à effet de serre et qu'elle concerne en premier lieu des pays en développement, comment financera-t-on ce mécanisme d'évitement de la déforestation?
Monsieur le ministre, avez-vous connaissance de cette étude et de ce risque? Quelle position défendrez-vous à Copenhague, et dans les négociations qui précéderont, afin que ce mécanisme REDD soit financé correctement, si possible par des fonds séparés, et ne mette pas en cause la valeur du marché du carbone?
03.02 Paul Magnette, ministre: Madame Snoy, la déforestation, surtout dans un pays en développement, contribue de manière significative à l'augmentation des gaz à effet de serre dans l'atmosphère. Il est donc fondamental de s'attaquer à ces émissions dans le cadre des négociations en vue d'un accord à Copenhague. Un large consensus international existe à ce propos mais des questions importantes restent sans réponses. La question des modalités de financement de l'initiative REDD en est une.
Faut-il financer sur la base de fonds publics ou en relation avec le marché mondial du carbone? C'est l'objet de l'étude de Greenpeace que vous avez citée et que je connais. Je puis vous confirmer que je partage les préoccupations qui découlent de cette étude: un afflux de crédits REDD très bon marché ferait chuter le prix du carbone à un tel niveau de faiblesse que cela annihilerait, ou à tout le moins neutraliserait, toute incitation indispensable à l'innovation de technologies sobres en carbone. Par ailleurs, l'incertitude, à ce stade, concernant REDD est à ce point élevée que la stabilité du marché du carbone, qui est un besoin essentiel pour les investisseurs, ne sera plus garantie. À cet égard, les négociations sont encore hésitantes et une position européenne n'est pas encore définie.
Quoi qu'il en soit, la Belgique est en faveur d'une approche prudente qui, certainement dans une première phase, ne prévoit pas un lien avec le marché du carbone. Dès lors, les moyens financiers considérables nécessaires devraient provenir principalement de sources publiques.
Une piste qui doit pouvoir être examinée complémentairement aux flux financiers existants est qu'une partie des recettes provenant de la mise aux enchères des droits d'émission dans le cadre de l'ETS soit affectée au financement de mesures destinées à la déforestation dans les pays en développement.
03.03 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Je suis heureuse d'entendre que la Belgique n'est pas favorable à l'intégration de l'ensemble du mécanisme dans le marché du carbone.
Si je comprends bien, vous seriez en faveur du scénario hybride dont parle Greenpeace, c'est-à-dire que le financement serait assuré à la fois par des fonds publics et par un fonds lié au paiement des quotas CO2 par les entreprises privées.
En tout cas, je considère qu'il faut absolument éviter cette déforestation. Il ne faudrait pas la considérer comme un mécanisme secondaire dans les négociations. On sait que les émissions de gaz à effet de serre sont en cause mais il ne faut pas oublier la menace de perte de biodoversité.
Enfin, il faudrait aussi éviter que cela ne parte dans les paniers de la coopération au développement. On ne peut pas utiliser la coopération au développement pour financer ces mécanismes.
Je reconnais que le sujet est difficile mais c'est le prix de notre avenir. Il est suffisamment important pour que l'on adopte une position forte et que vous essayiez de l'obtenir au niveau européen.
Het incident is gesloten.
04 Question de Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les critères de durabilité des agrocarburants en Belgique" (n° 13250)
04 Vraag van mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers aan de minister van Klimaat en Energie over "de duurzaamheidscriteria voor agrobrandstoffen in België" (nr. 13250)
04.01 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, monsieur le ministre, le gouvernement a confirmé sa décision d'imposer l'incorporation des agrocarburants dans l'essence et le diesel, ce que je considère comme positif. Cependant, il semblerait que le projet de loi fasse encore l'objet de négociations sur les critères de durabilité que les agrocarburants devront respecter: permettre une réduction d'au moins 35% des émissions de CO2, ne pas menacer la biodiversité dans les zones de production, respecter les conventions sociales internationales. À ma connaissance, en Belgique, l'attribution des marchés aux entreprises a été subordonnée à la stricte observation de ces critères.
Mais j'espère avoir mal compris que l'incorporation obligatoire puisse provenir d'agrocarburants produits dans d'autres conditions ailleurs. Monsieur le ministre, qu'en est-il?
Pouvez-vous me préciser les raisons de la réticence de votre gouvernement à intégrer ces critères de durabilité dont je crois savoir que vous les soutenez? Adopter ce projet de loi sans les inclure serait un non-sens total d'un point de vue environnemental et social.
04.02 Paul Magnette, ministre: Madame la présidente, chère collègue, je vous confirme que le Conseil des ministres, en date du 3 avril, a décidé de préparer un cadre législatif pour organiser ce mécanisme d'obligation puisque le mécanisme d'incitation s'avérait inefficace. Je confirme également que les critères de durabilité figureront bien dans la loi portant obligation d'incorporation de biocarburants dans les carburants.
La nouvelle directive sur les énergies renouvelables, non encore publiée, et celle sur la qualité des carburants prévoient la mise en œuvre d'ici à 2011 au plus tard d'un système contraignant de critères de durabilité. Ce système prévoit des aspects purement environnementaux, d'une part, tels que la réduction des émissions de gaz à effet de serre durant le cycle de vie complet des biocarburants ou la protection de la biodiversité des sites de culture, et des critères socioéconomiques, d'autre part, via le respect des conventions internationales par les pays producteurs de la matière première ou le contrôle des effets sur les prix des denrées alimentaires.
Mon objectif est donc bien d'assurer la cohérence avec les nouvelles obligations, dont celle des 4%, transcrites dans la loi-programme et la transposition des directives sur les énergies renouvelables et la qualité des carburants, les modalités spécifiques pour les critères pouvant être fixées par arrêté royal.
04.03 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): J'ai sous les yeux un compte rendu du Conseil des ministres du 8 mai dans lequel je ne vois rien de tout cela. Il y aurait donc eu depuis le 8 mai une nouvelle décision du gouvernement qui aurait confirmé l'intégration de ces critères dans la base légale en préparation?
04.04 Paul Magnette, ministre: C'est un problème de légalité: on faisait référence dans la proposition de décision à des critères dans une directive qui n'est pas encore en cours de transposition. Le Conseil d'État nous a fait remarquer qu'on ne pouvait pas simplement faire référence à des critères qui se trouvent dans une directive quand celle-ci n'est pas encore transposée. Ils devront donc être incorporés dans le texte de loi lui-même. Il s'agit en quelque sorte d'une transposition anticipative de la directive.
04.05 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Et vos partenaires du gouvernement n'ont pas soulevé d'objection?
04.06 Paul Magnette, ministre: Aucune.
04.07 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Tant mieux et merci.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 12.10 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.10 uur.