Commissie
voor de Sociale Zaken |
Commission des Affaires sociales |
van woensdag 13 mei 2009 Voormiddag ______ |
du mercredi 13 mai 2009 Matin ______ |
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 10.20 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Sonja Becq.
Le développement des questions et interpellations commence à 10.20 heures. La réunion est présidée par Mme Sonja Becq.
01 Question de M. Josy Arens à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la cotisation de solidarité" (n° 12816)
01 Vraag van de heer Josy Arens aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de solidariteitsbijdrage" (nr. 12816)
01.01 Josy Arens (cdH): Madame la présidente, madame la ministre, ma question concerne l'article 51 sur les amendes de roulage.
L'article 219 de la loi du 22 décembre 2008 portant des dispositions diverses précise que: "L'employeur doit verser une cotisation de solidarité de 33% sur le montant qu'il paie en lieu et place de son travailleur ou rembourse à son travailleur, à titre de paiement d'une amende de roulage encourue par le travailleur dans l'exercice de son contrat de travail".
Madame la ministre, cette disposition a-t-elle fait l'objet d'une concertation avec le secteur du transport par route?
Cette disposition ne va-t-elle pas à l'encontre d'un arrêt de la Cour de cassation qui avait estimé que les cotisations ONSS n'étaient pas dues sur ce type de remboursement aux travailleurs?
En ce qui concerne le champ d'application de cette disposition, l'analyse du texte de l'article 219 et son renvoi à la notion "d'amende de roulage", mène à la conclusion que le champ d'application de cette mesure est limité aux infractions au Code de la route.
En conséquence, les amendes spécialement visées par les catalogues des amendes en matière de transport par route ne sont donc pas visées par l'article 219 de la loi portant des dispositions diverses.
Pourriez-vous, madame la ministre, nous donner votre point de vue sur cette analyse afin d'établir toute la clarté et la nécessaire sécurité juridique quant au champ d'application exact de cette mesure?
01.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le député, la clarification de la situation par rapport à la nature du remboursement de ces amendes de roulage faisait effectivement partie des revendications du secteur du transport par route lors de leur grève de juin 2008, à la suite de l'arrêt de la Cour de cassation et à la position de l'Office national de sécurité sociale (ONSS).
Lors de discussions avec le secteur du transport, le gouvernement s'était engagé à clarifier la situation en fonction de l'avis des partenaires sociaux. La disposition telle qu'élaborée à l'heure actuelle, et dont nous discuterons vraisemblablement tout à l'heure, a fait l'objet d'une concertation entre partenaires sociaux représentant tant le banc syndical que patronal.
Les partenaires sociaux ont estimé que le paiement ou le remboursement des amendes de roulage pour des infractions commises par un travailleur dans le cadre de l'exécution de son contrat de travail ne pouvait pas être considéré comme de la rémunération, dès lors soumise aux cotisations classiques de sécurité sociale. Néanmoins, ils ont jugé opportun qu'une cotisation de solidarité soit appliquée afin d'éviter que l'employeur n'incite le travailleur à commettre des infractions de roulage. Il s'agit d'une mesure de responsabilisation de l'employeur.
Cette disposition ne va pas à l'encontre de l'arrêt de la Cour de cassation. Bien au contraire, puisqu'elle répond à l'incertitude posée par cet arrêt. En effet, l'arrêt a débouté l'ONSS, non pas du fait qu'il ne s'agissait pas de rémunérations, mais en raison du défaut de preuves apportées par l'ONSS dans le cadre du litige soumis aux tribunaux.
Diverses interprétations ont été données à cet arrêt, raison pour laquelle j'ai été interpellée et la clarification est intervenue.
Par rapport au champ d'application de cette disposition, les amendes de roulage visées sont les amendes de roulage découlant d'une infraction grave à la circulation (infraction du 3ème et du 4ème degré) et les amendes de roulage de minimum 150 euros venant d'une infraction de vitesse, mais aussi les amendes de roulage à la suite d'une infraction légère à la circulation (infraction du 1er et du 2ème degré) et les amendes de roulage inférieures à 150 euros venant d'une infraction de vitesse. Un montant de 150 euros sur base annuelle est dans ce cas dispensé de la cotisation de solidarité.
La disposition prévoit que la cotisation de solidarité n'est pas due sur les amendes de roulage venant du matériel roulant et de la conformité du chargement.
Afin de ne pas prêter à confusion, la disposition, que je vous présenterai tout à l'heure, sera prochainement complétée pour viser tant les amendes infligées aux tribunaux que celles dues via les transactions.
En ce qui concerne le catalogue des amendes relatif au transport par route, il s'agit d'infractions qui relèvent de la responsabilité de l'employeur, puisqu'elles visent notamment le respect des règles en matière de temps de conduite et de repos, de tachygraphe, d'autorisation de transport, etc. qui ne sont pas à proprement parler des infractions découlant de la responsabilité du conducteur mais davantage de celle de l'employeur. Dès lors, ces infractions ne rentrent pas dans le champ d'application de cette disposition.
01.03 Josy Arens (cdH): Madame la ministre, je vous remercie pour cette réponse. Ma question subsidiaire, à laquelle vous venez de répondre, était la suivante: les mesures reprises dans le catalogue des amendes entrent-elles dans le champ d'application de cet article 51? Ce n'est apparemment pas le cas.
01.04 Laurette Onkelinx, ministre: Non!
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Mark Verhaegen aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het recht op kinderbijslag indien de rechthebbende ouder in het buitenland verblijft" (nr. 13135)
02 Question de M. Mark Verhaegen à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le droit aux allocations familiales lorsque le parent bénéficiaire réside à l'étranger" (n° 13135)
02.01 Mark Verhaegen (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, enige tijd geleden kreeg ik een alleenstaande moeder over de vloer, wiens enige kind sinds april 2004 geen recht meer heeft op kinderbijslag. De moeder is gescheiden en woont met haar kind in België, terwijl haar ex-echtgenoot, en de vader van het kind, sinds een vijftal jaren in Groot-Brittannië woont.
Het rechterlijk echtscheidingsvonnis bepaalt dat de kinderbijslag uitsluitend aan de moeder moet worden uitbetaald. De moeder heeft echter onbezoldigd verlof genomen in het onderwijs, waardoor spijtig genoeg geen rechten inzake kinderbijslag kunnen worden genoten, overeenkomstig een Belgische sociale verzekeringsregeling. Bijgevolg dient de kinderbijslag te worden aangevraagd in Groot-Brittannië waar de vader actief is. Hier knelt precies het schoentje. Het Britse kinderbijslagfonds heeft in een beslissing van 29 oktober 2007 geweigerd kinderbijslag uit te betalen aan de man aangezien het kind niet in Groot-Brittannië verblijft, maar in België.
Even daarvoor had de moeder zelf een aanvraag ingediend bij de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers om een gewaarborgde gezinsbijslag te bekomen op grond van de wet van 20 juli 1971. De RKW besliste op 18 april 2007 geen gewaarborgde gezinsbijslag toe te kennen. De motivatie hiervoor was dat de RKW van het Britse kinderbijslagfonds had vernomen dat de aanvraag in Groot-Brittannië aanleiding zou geven tot een recht op Britse kinderbijslag van 116 euro in totaal. Dit ligt hoger dan het in België verschuldigde bedrag van 39,97 euro in het stelsel van de zelfstandigen.
In april 2008 diende de moeder bij de RKW een nieuwe aanvraag in om verhoging toe te kennen via het stelsel van de zelfstandigen. De RKW weigerde opnieuw omdat de moeder immers geen enkele kinderbijslag genoot, in België noch in Groot-Brittannië. De RKW heeft het Britse kinderbijslagfonds per brief van 25 augustus 2008 verzocht om een nieuw onderzoek in te stellen naar het recht op Britse kinderbijslag, ditmaal op grond van de Europese verordening 1408/71. Het Britse kinderbijslagfonds heeft hierop nog steeds geen antwoord gegeven.
Op 16 december 2008 heeft de man een schrijven gericht aan de RKW en aan het Britse kinderbijslagfonds, tot op heden evenwel zonder antwoord.
Er is maar een conclusie mogelijk. Er is hier sprake van een schrijnend geval waarbij een kind geen recht op kinderbijslag kan genieten wegens de mank lopende samenwerking en communicatie tussen beide kinderbijslagfondsen.
Mevrouw de minister, ik krijg dan ook graag een antwoord op de volgende vragen. Wat vindt u van de houding van het Britse kinderbijslagfonds dat, enerzijds, op 18 april 2007 aan de RKW liet weten dat een aanvraag recht zou geven op een Britse kinderbijslag van 116 euro en, anderzijds, op 29 oktober 2007 weigerde kinderbijslag toe te kennen omdat het kind niet in Groot-Brittannië verblijft? Getuigt deze hele kwestie niet van een mank lopende communicatie en samenwerking tussen de respectieve kinderbijslagdiensten?
Meent u dat het verzoek van de RKW aan het betrokken Britse kinderbijslagfonds om kinderbijslag toe te kennen op grond van een Europese verordening, een kans maakt? Indien niet, welke juridische argumentatie zou hiervoor dan kunnen gelden?
Welke acties kunnen er eventueel nog worden ondernomen om dit dossier alsnog in een stroomversnelling te brengen? Kunnen wij rechtstreeks contact opnemen met het Department of Social Security in Groot-Brittannië of een aanvraag laten indienen bij de commissie Verzoekschriften van het Europees Parlement of een prejudiciële vraag stellen aan het Europees Hof? Welke optie prefereert u, in uw hoedanigheid van minister?
Mag ik u ten slotte beleefd verzoeken om eventueel zelf contact op te nemen met uw Britse collega om in deze zaak recht te laten geschieden?
02.02 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, cher collègue, d'abord, normalement, je ne dois jamais être appelée à traiter les cas individuels. Je ne joue pas le rôle de l'office de renseignements pour les cas particuliers: il existe des instances prévues à cet effet. En outre, d'après les informations qui m'ont été transmises, l'ONAFTS ne dispose pas de ce dossier pour le moment.
Par bonne volonté, je vais essayer de répondre à la question, mais d'un point de vue théorique et général, et certainement pas pour le cas en particulier.
Met betrekking tot het recht op kinderbijslag kan ik u het volgende meedelen. De vader van de kinderen werkt in Groot-Brittannië en heeft recht op een volledige kinderbijslag. De moeder verblijft met haar kind in België, heeft onbezoldigd verlof in het onderwijs genomen en vraagt de gewaarborgde gezinsbijslag.
Op grond van artikel 73 van de Europese verordening 1408/71 dient het recht op kinderbijslag, vastgesteld in Groot-Brittannië, in hoofde van de tewerkstelling van de vader geëxporteerd te worden voor het kind dat in België bij de moeder verblijft. Dit Engels recht op kinderbijslag is sowieso bij voorrang verschuldigd.
Overeenkomstig artikel 2 van de wet van 20 juli 1971 op de gewaarborgde gezinsbijslag en overeenkomstig het KB in uitvoering van deze wet, wordt de gewaarborgde gezinsbijslag slechts aanvullend betaald bij de Engelse bijslag. De aanvulling wordt berekend, vertrekkend van het bedrag bepaald in de regeling van de zelfstandigen.
Op uw precieze vragen kan ik u het volgende antwoorden. De Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers is op het vlak van de kinderbijslag, in het kader van de Europese verordening, aangesteld als verbindingsorgaan, overeenkomstig artikel 3 van een andere Europese verordening, met name 574/72.
Wanneer er tussen een Belgische uitbetalingsinstelling en die van een andere lidstaat, in dit geval Groot-Brittannië, een conflict bestaat, tillen zij dit op tot het niveau van de verbindingsorganen die in dit verband correspondentie voeren met elkaar. In de meeste gevallen komen zij tot een bevredigende oplossing.
De instellingen van beide lidstaten staan op eenzelfde hiërarchisch niveau en hebben dus geen scheidsrechtelijke positie ten aanzien van mekaar. Een afwijkende interpretatie omtrent een verordeningsbepaling dient bijgevolg op een ander echelon te worden uitgeklaard.
Wanneer, in uitzonderlijke gevallen, geen overeenstemming wordt bereikt, signaleert de rijksdienst het geval aan de FOD Sociale Zekerheid. Deze instelling vertegenwoordigt België bij de Administratieve Commissie voor Migrerende Werknemers en kan het in deze context bespreken.
Anderzijds voorziet artikel 114 van de verordening 574/72 onder bepaalde voorwaarden in de theoretische mogelijkheid om, bij geschillen over het orgaan dat de prestaties moet verlenen, de uitkeringen voorlopig te betalen. Deze theoretische mogelijkheid blijkt echter vaak tot praktische problemen aanleiding te geven.
Ten einde spoedig tot een bevredigende oplossing te komen in het voorgelegde geval stel ik voor dat een beroep wordt gedaan op het informele netwerk van nationale vertegenwoordigers in de schoot van de administratieve commissie. In een dergelijke context wordt vaak een beroep gedaan op dit netwerk om de communicatie tussen de instellingen te bevorderen en een oplossing in der minne tot stand te doen komen.
U kunt mij daartoe de concrete gegevens en de identiteitsgegevens van het gezin mededelen zodat ik deze kan toezenden aan de Belgische vertegenwoordiger bij de administratieve commissie.
02.03 Mark Verhaegen (CD&V): Ik dank mevrouw de minister voor haar heel uitvoerig antwoord. Wij gaan uw antwoord uiteraard heel uitvoerig bestuderen. Het is volgens mij geen alleenstaand geval want het recht op kinderbijslag is absoluut. Wij weten nu hoe wij moeten omgaan met eventuele andere gevallen. Alvast bedankt voor uw antwoord, mevrouw de minister.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Koen Bultinck aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de klacht bij de Controledienst voor de Ziekenfondsen tegen het Vlaams & Neutraal Ziekenfonds" (nr. 13200)
03 Question de M. Koen Bultinck à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la plainte déposée auprès de l'Office de contrôle des mutualités à l'encontre de la mutualité 'Vlaams Neutraal Ziekenfonds'" (n° 13200)
03.01 Koen Bultinck (Vlaams Belang): Mevrouw de minister, ik wil even polsen naar een klacht die onlangs door een bepaald ziekenfonds tegen een ander ziekenfonds werd ingediend bij de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. De aanleiding daarvoor was een artikel in het ledenblad van het betrokken ziekenfonds. Er werd verwezen naar de vage zinsnede “Wij zullen uw steun niet vergeten.”
Op zich kunnen daar politieke vragen bij gesteld worden. Heeft de controledienst geen andere prioriteiten dan dit soort faits divers na te gaan waarbij concurrerende ziekenfondsen een spelletje met elkaar spelen? Ik zou graag van u duiding krijgen. Wat is uw mening daarover? Zijn er geen andere prioriteiten bij de controledienst? Is het normaal dat een groot ziekenfonds een klein ziekenfonds over dat soort prullen begint lastig te vallen bij de controledienst?
03.02 Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw de voorzitter, gelet op bepaalde problemen die bestonden in de ziekenfondssector werden enkele jaren geleden in de wet van 6 augustus 1990 inzake de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen bepalingen ingevoerd om te vermijden dat mutualistische entiteiten leden van elkaar zouden losweken door middel van praktijken die hun plaats niet hebben in de mutualistische sector, zoals het toekennen van mutatiepremies en het voeren van vergelijkende en bedrieglijke reclame.
De voornoemde wet van 1990 bepaalt dat elkeen bij de Controledienst voor de ziekenfondsen en landsbonden van ziekenfondsen een klacht kan indienen over inbreuken op deze wet, en dat deze instelling de klachten moet behandelen.
Omdat de Controledienst echter steeds vaker werd geconfronteerd met een aantal onbeduidende klachten, wat ertoe leidde dat deze instelling minder tijd kon besteden aan haar hoofdopdrachten, heeft zij de mutualistische entiteiten meerdere keren gevraagd dat zij, vooraleer een klacht in te dienen bij de Controledienst binnen de mutualistische sector, zelf een oplossing zouden betrachten.
In de schoot van het Nationaal Intermutualistisch College werd dan ook een verzoeningscommissie opgericht met als doel bij minder belangrijke inbreuken tot een minnelijke schikking binnen de sector te komen.
Dit belet evenwel niet dat indien de Controledienst op de hoogte is van praktijken die de rechten van de leden schenden, zoals in het geval van bedrieglijke reclame, hij zelf kan optreden.
Ik deel uw mening dat er thans belangrijkere dossiers zijn voor de sector, zoals de aanpassing van de wetgeving op de ziekenfondsen ingevolge het met reden omklede advies van de Europese Commissie over de inrichting van de aanvullende ziekteverzekering, waarin de Controledienst een grote rol speelt.
03.03 Koen Bultinck (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw technisch zeer interessant antwoord, wat uiteraard ieder van ons die de dossiers volgt, weet. Ik ben in die zin tevreden dat u zegt dat men met betrekking tot onbeduidende klachten moet zoeken naar een oplossing onder de ziekenfondsen via de organen die daarvoor bestaan.
Ik ben ook tevreden met uw analyse dat er andere prioriteiten zijn voor de Controledienst dan het gevecht tussen twee ziekenfondsen dat stilaan abnormale proporties begint aan te nemen. De medische pers maakt daar de jongste dagen uitgebreid melding van. Ik zal het antwoord aan de betrokkenen overmaken. Er zijn andere prioriteiten in de ziekenfondswereld en in de ziekteverzekering dan ziekenfondsen die elkaar gaan bekampen om elkaar al dan niet leden af te snoepen, met God weet welke praktijken ter zake.
L'incident est clos.
De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 10.42 uur.
Le développement des questions et interpellations se termine à 10.42 heures.