Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen

Commission des Relations extérieures

 

van

 

woensdag 6 mei 2009

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 6 mai 2009

 

Après-midi

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 15.52 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Hilde Vautmans.

Le développement des questions et interpellations commence à 15.52 heures. La réunion est présidée par Mme Hilde Vautmans.

 

01 Questions jointes de

- M. Xavier Baeselen au ministre de la Coopération au développement sur "la criminalisation de l'homosexualité au Burundi" (n° 12223)

- Mme Hilde Vautmans au ministre de la Coopération au développement sur "la criminalisation de l'homosexualité au Burundi" (n° 12254)

- M. Bruno Tuybens au ministre de la Coopération au développement sur "la criminalisation de l'homosexualité au Burundi" (n° 13083)

01 Samengevoegde vragen van

- de heer Xavier Baeselen aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de criminalisering van homoseksualiteit in Burundi" (nr. 12223)

- mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de criminalisering van homoseksualiteit in Burundi" (nr. 12254)

- de heer Bruno Tuybens aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de criminalisering van homoseksualiteit in Burundi" (nr. 13083)

 

01.01  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, nous rejoignons ici aussi un des aspects évoqués dans le rapport sur la situation des droits de l'homme dans les pays partenaires. La question de la discrimination sur base de l'orientation sexuelle fait partie des différents critères qui sont analysés dans les rapports pour chacun des pays partenaires, sauf certains. J'ai d'ailleurs une autre question parlementaire sur ce sujet.

 

La situation au Burundi m'inquiète particulièrement. Lors d'une question parlementaire posée par des collègues au ministre des Affaires étrangères, il y a une semaine à peu près, ce dernier s'est lui-même montré préoccupé par la situation au Burundi. Si nos informations sont exactes, le Burundi a effectivement promulgué la loi qui pénalise les rapports homosexuels, dans le cadre d'une réforme plus générale qui présente des avancées en d'autres matières.

 

Vous avez fait des déclarations à la presse à propos de cette situation au Burundi. Le ministre des Affaires étrangères se montre lui aussi préoccupé.

 

Par quels moyens peut-on agir? Nous pouvons bien sûr utiliser la pression dans les contacts bilatéraux avec ce pays. Mais que faire si nous ne sommes pas entendus? Si les appels de la communauté internationale non plus ne sont pas entendus, jusqu'où êtes-vous prêt à aller dans le cadre de cette question qui me semble fondamentale.

 

Notre pays a œuvré à l'ONU en faveur d'une déclaration sur la dépénalisation et la décriminalisation de l'homosexualité. L'Union européenne joue d'ailleurs, avec la France, un rôle important à cet égard.

 

Quels sont les moyens de pression possibles? Jusqu'où êtes-vous prêt à aller pour que le Burundi revienne sur cette décision inacceptable?

 

De voorzitter: Mijnheer Tuybens, u krijgt het woord.

 

01.02  Bruno Tuybens (sp.a): (…)

 

De voorzitter: Ik laat u voorgaan.

 

01.03  Bruno Tuybens (sp.a): Dat moet u niet doen.

 

Mijnheer de minister, de Burundese autoriteiten stopten homoseksualiteit dan toch in het nieuwe strafrecht. Collega Baeselen heeft dat al aangegeven. President Pierre Nkurunziza, die homoseksualiteit als een vloek beschouwt, zette naar verluidt zijn handtekening onder de omstreden wetgeving. Artikel 567 uit de ondertekende wet zou bepalen dat burgers voor homoseksuele relaties tussen volwassenen tot twee jaar cel kunnen krijgen.

 

De criminalisering van homoseksualiteit is zonder twijfel een schending van de fundamentele mensenrechten en strookt niet met de bepalingen van het Internationaal Verdrag voor Burgerlijke en Politieke Rechten, dat Burundi ratificeerde.

 

Ook in Oeganda is er momenteel veel beroering over homoseksualiteit. Vorig jaar werden drie homorechtenactivisten gearresteerd in dat land tijdens een hiv/aidsconferentie in Kampala. Een Oegandese homorechtenorganisatie had toen het belang onderstreept van preventiecampagnes in de homogemeenschap. Christelijke en islamitische leiders laten zich in Oeganda opmerken door allerlei acties en uitspraken die erop mikken homoseksualiteit “uit te roeien”. Daardoor is er veel angst onder de plaatselijke holebi's.

 

Bovendien roepen Senegalese media op om homo's aan te vallen. De oproepen komen er na de vrijlating, vorige week, van negen mannen die van homoseksualiteit werden beschuldigd. De negen mannen waren op 19 december opgepakt na anonieme klachten over hun seksueel gedrag. In Senegal is homoseksualiteit ook illegaal.

 

In Zimbabwe, waar president Mugabe homoseksuelen "erger dan varkens en honden" vindt, kunnen homo's zelfs voor het tonen van affectie worden vervolgd. Volgens Mugabe is homoseksualiteit een uiting van Westerse decadentie.

 

Die criminalisering wakkert de homofobie bij de Afrikaanse bevolking aan en bemoeilijkt het bereiken van mannelijke homoseksuelen voor hiv/aidspreventie.

 

Mijnheer de minister, mijn vragen zijn de volgende.

 

Ten eerste, wat zal de Belgische regering doen om de criminalisering van homoseksualiteit in Burundi aan te klagen? Welke gevolgen heeft de beslissing van president Nkurunziza op de relaties tussen Burundi en ons land? Welke gevolgen heeft die beslissing eventueel op de ontwikkelingssamenwerking tussen beide landen?

 

Ten tweede, gezien de kwalijke evolutie inzake de vervolging van homoseksualiteit in veel Afrikaanse landen, welke stappen zal ons land, al dan niet in EU-verband, zetten opdat, eventueel via de inspanningen op het vlak van ontwikkelingssamenwerking, de rechten van de homoseksuelen in het Afrikaans continent gevrijwaard blijven?

 

01.04  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, ik kan niet meer tellen hoeveel debatten wij over Burundi hebben gevoerd in het Parlement. Wij hebben al met u gedachtewisselingen gehad, met de minister van Buitenlandse Zaken, met de staatsecretaris, en nu opnieuw met u. Wij hebben ook een Burundese delegatie ontvangen.

 

Volgende week, meen ik, zullen wij weer iemand uit Burundi ontvangen die verslag komt uitbrengen over de actuele situatie inzake de vervolging of de bedreiging van, en allerhande andere negatieve toestanden inzake, homoseksuelen. Ik moet u zeggen dat ik echt bezorgd ben over de evolutie. Zelfs in België. Ik meen dat het niet langer dan van gisteren geleden is dat in de kranten stond dat er een onderzoek in België is gevoerd waaruit blijkt dat de tolerantie van de jeugd inzake seksuele geaardheid de negatieve kant opgaat.

 

In Afrika is het helaas nog veel erger. U weet dat ik er een pleitbezorger van ben dat wij op een gegeven moment moeten durven stellen dat ontwikkelingssamenwerking gekoppeld wordt aan voorwaarden. Wij moeten een en ander toch durven zeggen wanneer wij hun justitieapparaat helpen opbouwen. Wanneer men zulke beslissingen neemt als in Burundi vandaag, moeten wij durven zeggen: dit kan eigenlijk niet door de beugel.

 

Vandaar heel kort de volgende vragen, al kan ik er uren over praten, maar ik meen dat dit niet de bedoeling is. Ik wil eerder uw visie horen.

 

Ten eerste, welke houding neemt u nu aan tegenover Burundi? Het negatieve verdict is gevallen. Het artikel staat in hun strafwetboek. Ik had even de hoop dat het de goede kant uitging, maar helaas, de negativisten hebben het gehaald. Kortom: welke stappen onderneemt u? Ik wil echt een concreet antwoord hebben. Met wie belt u? Wat doet onze ambassade? Wat doet onze attaché bij de Belgische Technische Coöperatie?

 

Ten tweede, wat doet u tegenover andere landen? Het gaat echt de slechte kant uit. Niet alleen in Afrika maar ook hier in België en in Europa. Midden mei is er weer de Internationale Dag tegen Homofobie. Wij zullen weer parades in Brussel zien met mooi versierde wagens, met dans en met mooie pamfletten. Maar als wij niets doen, baat dat allemaal niet. Kortom: hoe gaat u daarmee om tegenover andere landen?

 

Dat zijn mijn concrete vragen. Ziet u het nog positief in? Kunt u mij overtuigen iets minder negatief te zijn?

 

01.05  Charles Michel, ministre: Madame la présidente, chers collègues, nous avons suivi depuis un certain nombre de mois l'évolution du processus de décision par rapport à cela. Pour ce qui me concerne, et comme c'est le cas pour certains parlementaires et membres du gouvernement, j'ai eu de très nombreux contacts politiques tant et si bien que nous avons pensé que nous réussirions à les convaincre de ne pas prendre cette décision.

 

J'ai eu des entretiens avec le président du Sénat, avec l'ancien président Pierre Buyoya, actuellement sénateur, avec les premier et deuxième vice-présidents. J'ai même eu un contact, j'y reviendrai, avec le président Nkurunziza sur cette question.

 

Lors de ma dernière mission officielle au Burundi à la fin du mois de février, à Bujumbura, nous avons systématiquement évoqué cette question et plaidé pour que ce vote, qui irait dans le sens de la criminalisation de l'homosexualité, n'intervienne pas. Lors de mon discours public à l'ambassade, en présence de l'ensemble de la presse belge et burundaise, j'ai explicitement plaidé en faveur d'un code pénal burundais qui ne criminaliserait pas l'homosexualité.

 

Quelques jours avant la promulgation par le président Nkurunziza du texte voté au Parlement, j'ai eu un contact téléphonique personnel avec lui pour tenter un dernier plaidoyer en faveur d'une non-promulgation du texte. Je constate que le texte a été promulgué en date du 22 avril.

 

La question des moyens concrets que nous pouvons envisager, évoquée par le collègue Baeselen et par Mme la présidente, me paraît très pertinente.

 

Premièrement, le dialogue politique n'est pas rompu. Nous maintenons ce dialogue et nous ne considérons pas que cette question est réglée.

 

Deuxièmement, la stratégie que je défends et que j'essaie de mettre en œuvre est la suivante. Nous avons programmé une concertation informelle avant la fin de ce mois, en marge du prochain Conseil européen, avec mes collègues de pays européens qui jouent un rôle relativement important au Burundi en termes de coopération au développement. Je pense aux Pays-Bas, à la France, à la Grande-Bretagne et à l'Allemagne. La volonté est de se concerter pour envisager une réaction qui serait coordonnée. Je pense qu'il faut éviter que les pays européens présents au niveau de la coopération au Burundi parlent d'une voix discordante ou même placent le curseur à un niveau différent sur cette question.

 

Je n'écarte aucune hypothèse, y compris le recours éventuel à la sanction dans le cadre de la politique de la coopération au développement. Mais je ne souhaite pas envisager cette sanction sans une concertation au niveau de l'Union européenne.

 

01.06  Xavier Baeselen (MR): Madame la présidente, je suis pleinement satisfait de la réponse du ministre. Je pense que c'est la bonne manière d'agir. Il faut mettre la pression tout en espérant que nous ne devrons pas en arriver aux sanctions.

 

01.07  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor de inspanningen die u reeds hebt ondernomen. Ik hoop dat de informele contacten worden voortgezet. Ik denk dat de informele kanalen ter zake zeer belangrijk zijn.

 

Ik maak mij wel de volgende bedenking. Wanneer een land het universeel verdrag voor burgerlijke en politieke rechten heeft geratificeerd, kan op het internationale forum dan geen enkel sanctionerend mechanisme worden ingeroepen om Burundi tot betere gedachten te laten komen? Het is uiteraard niet vanzelfsprekend landen te sanctioneren, maar er moet toch eens grondig worden nagedacht over wat de internationale gemeenschap ter zake kan doen.

 

Bovendien zegt u dat u met uw collega’s van de Europese Unie wenst te overleggen vooraleer stappen te zetten op het vlak van ontwikkelingssamenwerking. Persoonlijk ben ik er geen voorstander van dat de bewoners van landen die het moeilijk hebben, het slachtoffer zouden worden van de politiek van hun politieke leiders. Die link wil ik in ieder geval niet leggen, maar het kan desgevallend wel als een bijkomend diplomatiek drukkingsmiddel worden gebruikt. Ermee dreigen dat de ontwikkelingssamenwerking zou kunnen worden stopgezet, laat ik aan uw interpretatie over. Ik hoop in ieder geval dat de Belgische regering, niet alleen uzelf maar ook uw collega’s, in de internationale fora deze problematiek zeker niet laat liggen.

 

01.08  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u ook alvast voor uw inspanning, helaas zonder resultaat. Wij hebben allemaal ons best gedaan, alle collega’s hier, uzelf en de andere ministers. Het kwaad blijft evenwel voortduren.

 

U hebt gelijk het internationaal te willen aanpakken en te coördineren. Dat is de beste weg. Maar als dat niet lukt, moeten wij toch naar hier terugkeren en nadenken over wat wij moeten doen. Wij mogen dit niet zomaar laten gebeuren. Dit is voor mij veel te slecht. Wij hebben onze stem luid genoeg laten horen. Men wist goed genoeg wat men deed. Men kan niet blijven roepen, en wanneer de andere niet wil horen, doen alsof er niets gebeurt.

 

Dat is natuurlijk mijn visie, maar ik reken erop dat de internationale gemeenschap verstandig genoeg is om samen actie te ondernemen, want dat is natuurlijk de beste manier. Ik wens u daar heel veel succes mee en ik hoop dat, wanneer er iets beweegt, u ons als eersten zult inlichten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de civiele steun met betrekking tot Afghanistan" (nr. 12494)

02 Question de M. Dirk Van der Maelen au ministre de la Coopération au développement sur "l'aide civile fournie à l'Afghanistan" (n° 12494)

 

02.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, op 1 april 2009 heeft het kernkabinet beslist om extra militairen en extra F-16’s naar Afghanistan te sturen. Er werd toen medegedeeld dat er ook in meer ontwikkelingssteun zou worden voorzien. Over voornoemde steun heb ik echter, zelfs tot op vandaag, nog geen volledige duidelijkheid.

 

Mijnheer de minister, welke extra ontwikkelingssteun zal België aan Afghanistan geven?

 

Hoe groot is het budget dat ter zake wordt uitgetrokken? Uit welk budget komt het bedoelde bedrag?

 

Kunt u mij een inzicht geven in de totale bestemming van het aan de genoemde hulp toegekende bedrag?

 

02.02 Minister Charles Michel: Mevrouw de voorzitter, op 3 april 2009 beslist de Ministerraad om de inspanningen van België in Afghanistan zowel op militair als op civiel vlak te versterken.

 

De bijdrage aan civiele projecten, die tot in 2008 jaarlijks 6 miljoen euro bedroeg, zal voor 2009 en 2010 tot 12 miljoen euro per jaar worden verhoogd. Van de genoemde bijdrage van 12 miljoen euro zal 7,5 miljoen uit het budget van Ontwikkelingssamenwerking en 4,5 miljoen uit het budget van Buitenlandse Zaken komen.

 

Inzake ontwikkelingssamenwerking is gepland om de volgende programma’s te steunen. Er zal, ten eerste, 2 miljoen euro worden uitgetrokken voor het Afghanistan Reconstruction Trust Fund van de Wereldbank. Er zal, ten tweede, 2 miljoen euro worden besteed aan voedselhulp via het Wereldvoedselprogramma. Er zal, ten derde, 1 miljoen euro worden uitgetrokken voor het programma van UNDP ter ondersteuning van de presidentiële en provinciale verkiezingen in 2009. Er zal, ten vierde, 500.000 euro worden besteed aan de voortzetting van een lopend project van de Aga Khan Foundation inzake geïntegreerde plattelandsontwikkeling. De resterende 2 miljoen euro moet ik investeren in de onderwijssectoren die mij voor de toekomst van Afghanistan essentieel lijken.

 

Mijn diensten bestuderen op dit moment de mogelijkheid om een programma van Unicef te ondersteunen. Het programma in kwestie heeft als voordeel dat bijzondere aandacht naar de gelijkheid tussen man en vrouw gaat.

 

02.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de laattijdige betaling van facturen" (nr. 12506)

03 Question de M. Wouter De Vriendt au ministre de la Coopération au développement sur "le paiement tardif de factures" (n° 12506)

 

03.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, dat facturen niet tijdig worden betaald door de federale overheid is een oud zeer. Het gaat niet alleen om levering van goederen maar ook om diensten geleverd door deskundigen en dergelijke meer. Ik heb deze vraag vorig jaar ook al gesteld. Ik wil ze nu opnieuw stellen in de hoop een positieve evolutie vast te stellen.

 

Mijnheer de minister, ik had u graag enkele vragen gesteld. Ten eerste, hoeveel bedroeg de totale som van de openstaande facturen bij de FOD Buitenlandse Zaken, bevoegdheid Ontwikkelingssamenwerking op 31 december 2008? Hoeveel op 31 januari 2009?

 

Ten tweede, hoeveel facturen werden te laat betaald door de FOD Buitenlandse Zaken, bevoegdheid Ontwikkelingssamenwerking in de periode januari 2008 tot januari 2009? Wat was de gemiddelde duur van de overschrijding van de betaaldatum?

 

Ten derde, welk totaal bedrag vertegenwoordigen de facturen die te laat werden betaald?

 

Ten vierde, hoe lang moest een leverancier gemiddeld wachten in de periode van januari 2008 tot januari 2009 opdat facturen werden betaald?

 

Ten vijfde, wat waren de meerkosten voor de FOD Buitenlandse Zaken, bevoegdheid Ontwikkelingssamenwerking als gevolg van de laattijdige betaling van facturen, boetebedingen, intresten enzovoort?

 

Ten zesde, zijn leveranciers al overgegaan tot gerechtelijke invordering van niet-betwiste facturen? Zo ja, voor welke bedragen? Zijn er eventueel reeds vonnissen geveld in het nadeel van de Belgische Staat over facturen onder de bevoegdheid van de FOD Buitenlandse Zaken, bevoegdheid Ontwikkelingssamenwerking?

 

Ten zevende, welke waren de oorzaken van eventuele laattijdige betalingen?

 

Tot slot, welke maatregelen treft u om ervoor te zorgen dat er een einde wordt gemaakt aan deze laattijdige betalingen?

 

03.02 Minister Charles Michel: Mevrouw de voorzitter, mijnheer De Vriendt, ik heb drie beschouwingen als antwoord op de verschillende vragen.

 

Ten eerste, er is geen betalingsachterstand van de facturen van 2008 en wel om de volgende redenen: het ankerprincipe werd niet meer toegepast in 2008, waardoor achterstanden zoals geregistreerd in de voorgaande jaren werden vermeld. Daardoor zijn de uitgaven in 2008 hoger dan in 2006 en 2007.

 

Ten tweede, ons huidig informaticasysteem laat niet toe om dergelijke informatie weer te geven. Vanaf 2010 zal FEDCOM geïmplementeerd zijn. Met dit informaticasysteem zal het wel mogelijk zijn. Voor 2008 was er geen overschrijding van de gemiddelde betalingsduur.

 

Ten slotte, er waren dus geen meerkosten.

 

03.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor de duidelijkheid. In die zin is er toch een verbetering ten opzichte van vorig jaar. Ik lees in het verslag dat inzake uw bevoegdheid ontwikkelingssamenwerking eind 2007 ongeveer 19 miljoen euro niet kon worden geordonnanceerd, waarvan 3 miljoen euro betrekking had op facturen in de strikte betekenis van het woord.

 

Omwille van de evolutie van het ankerprincipe meen ik dat we naar een positieve ontwikkeling ter zake evolueren.

 

Ik had uw collega De Gucht een gelijkaardige vraag gesteld. Hij antwoordde mij dat de testfase van het voorziene informaticasysteem dat zou toelaten om een meer gedetailleerd overzicht te krijgen inzake betalingen van facturen er eerder zou zijn en dat systeem dus wellicht eerder operationeel zou kunnen zijn dan tot voor kort werd aangenomen.

 

Dat is positief. Duidelijkheid omtrent betalingen van facturen in de meest gedetailleerde zin is immers absoluut nodig en past in een concept van goed bestuur.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van mevrouw Martine De Maght aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de inspanningen in de strijd tegen aids/HIV+" (nr. 12492)

04 Question de Mme Martine De Maght au ministre de la Coopération au développement sur "les efforts déployés dans le cadre de la lutte contre le sida/HIV+" (n° 12492)

 

04.01  Martine De Maght (LDD): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, in juni 2008 werd een VN-top georganiseerd in New York waarbij het voortgangsrapport van UNAIDS werd voorgesteld. Eén van de conclusies was dat er wereldwijd meer middelen moesten worden vrijgemaakt in de strijd tegen aids/ hiv.

 

Van 3 tot 9 augustus 2008 vond in Mexico de Internationale Aidsconferentie plaats. Ook hier werd hoopvol naar de toekomst gekeken met de toch zeer duidelijke boodschap dat er nu moest gehandeld worden in de strijd tegen aids/ hiv.

 

Financiële middelen zorgden voor een daling van het aantal sterfgevallen ten gevolge van aids/ hiv. De beschikbaarheid van medicatie zoals aidsremmers is een zeer positieve zaak. Toch blijft het aantal besmettingen angstwekkend stijgen. Migratiebewegingen maken dit tot een internationale problematiek. Dit is dus niet alleen een probleem in België.

 

Er blijft nood aan een preventiebeleid. Het is ruim onvoldoende te trachten de veroorzaakte schade te beperken of te verhelpen via de zogenaamde damage control. Er moet worden opgetreden alvorens de schade, de aidsbesmetting, wordt overgedragen.

 

Een Belgische aidsambassadeur, die was er vroeger maar nu niet meer, zou anticiperend op deze problematiek kunnen doorwegen, ook op de internationale en nationale besluitvorming, in samenwerking met bestaande ngo's en andere partners in de strijd tegen seksuele en reproductieve gezondheid zoals malaria, tbc enzovoort.

 

Mijnheer de minister, wat is het standpunt van de regering met betrekking tot de internationale aidsproblematiek? Waarom heeft België vandaag geen aidsambassadeur meer? Heeft België impact op de internationale besluitvorming rond seksuele en reproductieve gezondheid? Wat met de geloofwaardigheid van België in de strijd tegen seksuele en reproductieve gezondheid?

 

04.02 Minister Charles Michel: Mevrouw de voorzitter, ten eerste, eind maart 2006 heeft de Ministerraad de beleidsnota over de Belgische bijdrage aan de wereldwijde strijd tegen aids goedgekeurd. Deze nota sluit aan bij diverse internationale verbintenissen en verklaringen zoals bijvoorbeeld de Millenniumontwikkelingsdoelstellingen.

 

Het accent werd gelegd op het belang van het ondersteunen van het nationaal gezondheidsbeleid in ontwikkelingslanden en op het waken over de integratie van de strijd tegen aids, zowel in de basisgezondheidszorg als in het onderwijs- en vormingprogramma's. Onderwijs evenals de bevordering van preventiemiddelen en de sensibilisering van risicogedrag is natuurlijk een belangrijk aspect van preventie, dat een van de hoekstenen van de strijd tegen aids blijft.

 

Ten tweede, waarom heeft België geen aidsambassadeur meer? De functie van aidsambassadeur werd in het leven geroepen op een moment dat de sensibilisering en mobilisering van de internationale gemeenschap voor de aidsproblematiek een belangrijke uitdaging was. Vandaag staat deze problematiek ook op de internationale agenda. De functie van aidsambassadeur kan daarom niet meer op dezelfde manier worden ingevuld.

 

Binnen DGOS en mijn kabinet werden trouwens further points aangeduid die deze problematiek moeten opvolgen en moeten waken over een goede uitvoering van het Belgische beleid ter zake. De aanstelling van dergelijke verantwoordelijken binnen de administratie zelf maakt volgens mij een betere integratie van de aidsproblematiek in het geheel van de projecten en programma's mogelijk. De coherentie van onze interventies met die van andere actoren wordt verzekerd door regelmatige contacten tussen de further points en de andere donoren die actief zijn in deze sector, alsook via hun deelname aan de raad van bestuur van de internationale organisaties. Er wordt regelmatig verslag uitgebracht bij mij zodat ik erop kan toezien dat overwogen beslissingen overeenkomen met de gewenste politieke keuzes.

 

Ik kom tot de derde vraag. De opvolging en de implementatie van de beleidsnota "Belgische ontwikkelingssamenwerking op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten" maakt deel uit van de algemene gezondheidspolitiek van de Belgische samenwerking en geniet in die zin onze bijzondere aandacht. Wij zijn ervan overtuigd dat de versterking van het gezondheidssysteem in het algemeen en de basisgezondheidszorg in het bijzonder, de beste garantie is op een betere gezondheid voor iedereen. Het is in de eerste plaats tijdens de politieke dialoog met onze prioritaire partnerlanden dat wij het recht op universele toegang tot reproductieve gezondheidszorg aankaarten. Gezondheidszorg en impliciet reproductieve gezondheidszorg behoren in meer dan de helft van onze partnerlanden tot onze prioritaire hulpsectoren. Dit laat ons toe om op een structurele en institutionele manier deze problematiek op de agenda van onze partnerlanden te plaatsen en te houden. Deze dialoog laat ook toe om de resultaten van concrete projecten op het terrein op te tillen tot een nationaal en zelfs internationaal niveau.

 

In het kader van de multilaterale samenwerking vertaalt de Belgische steun aan de ontwikkeling op het vlak van seksuele en reproductieve rechten zich in een jaarlijkse financiële bijdrage van DGOS aan drie partnerorganisaties die op verschillende manieren actief zijn in dit domein. Ten eerste, de UNFPA, ten tweede, de OMS – de Wereldgezondheidsorganisatie – en, ten derde, UNAIDS en het Global Fund to Fight Aids, Tuberculosis and Malaria. Sinds 2009 heeft België zijn steun aan de algemene werkingsmiddelen van de multilaterale partnerorganisaties versterkt teneinde de flexibiliteit, de voorspelbaarheid en de doeltreffendheid van de acties van deze organisaties op het terrein te doen toenemen. België onderhoudt met deze organisaties traditioneel een goed samenwerkingsverband en maakt deel uit van de belangrijkste donorlanden. In termen van financiering van de algemene werkingsmiddelen neemt ons land inderdaad de tiende tot vijftiende positie in.

 

Het engagement van België voor de verbetering van de seksuele en reproductieve gezondheidsrechten blijkt eveneens uit de financiële middelen die België besteedt aan de verbetering van de seksuele en reproductieve gezondheid. Voor zover de cijfers van onze door de OESO erkende ODA-hulp voor 2008 reeds bekend zijn, zien wij dat het specifieke budget voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten ongeveer een kwart vertegenwoordigt van het totale budget besteed aan de gezondheid. Die sectoren vertegenwoordigden in 2008 ongeveer 8 procent van onze totale ODA-inspanningen.

 

04.03  Martine De Maght (LDD): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. In antwoorden op andere vragen daarover had u ook al aangegeven dat wij wel degelijk inspanningen leveren. Het probleem dat ik vandaag met mijn vraag naar voren wou brengen, is dat wij een stijging zien van het aantal aidsgevallen, ook in België. Het is misschien niet aantoonbaar, maar waarschijnlijk is er een link met migratie. In andere landen schat men wel het belang in van een aidsambassadeur. Ik heb uit uw toelichting begrepen dat u in feite de aidsambassadeur bent, die gedelegeerde opdrachten geeft naar mensen van de administratie. Zij houden u op de hoogte van de acties die worden ondernomen in de strijd tegen aids.

 

Het financiële aspect is zeer belangrijk. Daarmee kunt u inderdaad de nodige ondersteuning geven, maar er moeten ook acties op volgen. Dat geldt ook binnenlands, wat minister Onkelinx betreft. Die acties werden ook al toegelicht. Ik heb daarop een reactie kunnen geven.

 

Het financiële aspect is een zaak, maar mijn grote bezorgdheid zijn de acties als dusdanig en het coördineren van de acties. Wereldwijd blijft er namelijk een stijging optreden van het aantal aids-hiv-gevallen. In het kader daarvan organiseren wij, terecht, via de Parlementsleden voor Millenniumdoelstellingen, samen met Sensoa, een actie in verband met moedersterfte. Dat geeft duidelijk aan dat die problematiek niet is opgelost. Er blijven problemen. Wij hebben daarin wel degelijk een verantwoordelijkheid.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de hulp aan DR Congo" (nr. 12832)

05 Question de M. Dirk Van der Maelen au ministre de la Coopération au développement sur "l'aide à la République démocratique du Congo" (n° 12832)

 

05.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb mijn vraag ingediend op een ogenblik dat het bij mij en de publieke opinie niet bekend was dat het Partnercomité zou samenkomen. Inmiddels is dat gebeurd en ik werk dus mijn vraag om.

 

Ten eerste, hoeveel bedraagt het gedeelte van de bilaterale ontwikkelingshulp dat u sinds de bevriezing van de relaties met Congo in april 2008 niet hebt kunnen toewijzen?

 

Ten tweede, ik heb in de krant gelezen dat er zes samenwerkingsakkoorden werden gesloten. Kunt u daarover wat meer informatie geven?

 

Voorts heb ik een specifiek punt. Ik heb vastgesteld dat u een copy paste hebt gedaan van een initiatief van collega De Decker inzake schoolhandboeken. Ik stel u dezelfde vraag. Op zichzelf is dat een goed initiatief. Wat ik betreur, is dat die boeken in Frankrijk en Canada zijn gedrukt.

 

Ik wil geen pleidooi houden om die boeken in België te drukken, zoals u misschien zult verwachten, maar ik had uw ex-collega De Decker toen ook gevraagd of het niet veel verstandiger was geweest om die boeken in Congo te laten drukken. Dan had u ten minste de garantie dat er overeenstemming was met de leefwereld van de jongeren aldaar en had u bovendien de plaatselijke economie gesteund.

 

Ten slotte, hebt u aan de hervatting van de hulp voorwaarden verbonden op het vlak van democratisch bestuur en mensenrechten? U weet dat uw collega in de federale regering Karel De Gucht daarvan een zaak had gemaakt, wat heeft geleid tot de institutionele crisis tussen Congo en België.

 

Ik ben echt benieuwd of die crisis een veranderde houding van het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking heeft teweeggebracht en of er al of niet bepaalde garanties bekomen zijn vanwege de Congolese partners dat het in de toekomst beter zal gaan op het vlak van mensenrechten en democratisch bestuur.

 

Het recente verleden in Congo, met de troebelen inzake de vervanging van de voorzitter en het bureau van het parlement – een van de weinige instellingen die uit het democratische transitieproces naar voren is gekomen en waarvan alle waarnemers zeiden dat het goed functioneerde – en het feit dat een aantal mensenrechtenorganisaties die had geprotesteerd tegen hetgeen gebeurde in het parlement, nogal hardhandig werden aangepakt door de veiligheidspolitie in Congo, hebben ons geleerd daarbij een aantal vraagtekens te plaatsen. Dat zijn wat mij betreft toch wel onrustwekkende tekenen.

 

Hebt u garanties gekregen dat het regime in Congo zich op het vlak van democratie en respect voor de mensenrechten zich beter zal gedragen dan het de jongste weken heeft gedaan?

 

05.02 Minister Charles Michel: De bevriezing van de Belgo-Congolese relaties sinds april 2008 heeft een belangrijke impact gehad op het programma 2008. Tijdens het eerste jaar van het educatief samenwerkingsprogramma werd slechts twaalf miljoen euro uitgegeven op een voorzien totaal bedrag van 65 miljoen euro. Voor het overige konden de activiteiten van de Belgische samenwerking worden voortgezet. Het bijzondere partnercomité vond uiteindelijk plaats eind april in Kinshasa. Met dit partnercomité werd de opgelopen vertraging in het programma 2008 ingehaald via de ondertekening van zes bijzondere overeenkomsten voor een totaalbedrag van 43 miljoen euro en briefuitwisselingen voor de verlenging van programma’s voor een bedrag van 1,2 miljoen euro. Daarbovenop staat het budget voor de beurzen en microprojecten op 2,6 miljoen euro. Er werd ook een akkoord bereikt voor het programma 2009 voor een bedrag van 70 miljoen euro. Ik neem enkele details onder de loep: de elektrificatie van Kisangani, de vorming van onderwijzers voor het gebruik van nieuwe schoolhandboeken, steun voor de verbetering van de landbouwproductie enzovoort.

 

Met deze beslissingen zal België haar engagement tegenover de DRC voor de eerste twee jaar van het ISP nakomen. Met mijn collega Raymond Tshibanda kwamen wij overeen om te anticiperen op de voorbereiding van het volgende educatieve samenwerkingsprogramma dat ingaat op 1 januari 2010 door bijzondere aandacht te hebben voor de doeltreffendheid van de hulp en de concentratie. Het bijzondere partnercomité was ook een stap in de richting van een consolidatie van de normalisering van de relatie tussen ons land en de DRC.

 

Bovendien was dit partnercomité de ideale gelegenheid om verschillende zaken aangaande de doeltreffendheid van onze hulp in de DRC te bespreken. In een gemeenschappelijke verklaring met de Congolese minister van Internationale en Regionale Samenwerking kwamen wij tot een overeenkomst inzake de onderliggende principes van de Belgo-Congolese samenwerking, met name een engagement in de strijd tegen de corruptie en voor een goed bestuur. Dat kwam expliciet terug in de gemengde verklaring van beide ministers.

 

Ik heb al meermaals herhaald dat de ontwikkelingshulp gepaard gaat met een intense beleidsdialoog met onze partnerlanden, zo ook voor de DRC. De bevordering van een goed bestuur, van de strijd tegen de corruptie en van de rechtsstaat maken onmiskenbaar deel uit van die dialoog.

 

Een laatste element over de boeken. Deze actie was de tweede fase van een project dat in 2007 werd gelanceerd.

 

05.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): Ik kijk met belangstelling uit naar de beloofde bijkomende en gedetailleerde informatie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de M. Xavier Baeselen au ministre de la Coopération au développement sur "la situation des personnes LGBT dans les pays partenaires de la coopération au développement belge" (n° 13079)

06 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de situatie van holebi's en transseksuelen in de partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking" (nr. 13079)

 

06.01  Xavier Baeselen (MR): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, j'aurais pu aborder cette question lors du débat relatif au rapport sur la situation des droits de l'homme dans les pays partenaires.

 

J'ai parcouru le rapport précité et plus particulièrement les points qui abordent cette question. On y fait état de la discrimination des personnes en raison de leur orientation sexuelle. Cependant, j'ai pu constater que, pour certains pays, aucune information n'est donnée à ce sujet. Je voudrais donc savoir pourquoi.

 

Peut-être pourrait-on standardiser davantage les rapports des différents attachés de la coopération à l'étranger en la matière. Cela permettrait d'avoir, à l'avenir, une information spécifique concernant cette question via une rubrique particulière pour chaque pays.

 

Monsieur le secrétaire d'État, pouvez-vous me fournir des informations concernant les pays qui ne sont pas mentionnés dans le rapport sur la situation des droits de l'homme et au sujet desquels nous n'avons pas de renseignements quant au sujet qui me préoccupe aujourd'hui?

 

06.02  Charles Michel, ministre: Madame la présidente, cher collègue, je voudrais d'abord préciser que les rapports dont question doivent, selon moi, être constamment améliorés. Par conséquent, ce type de question parlementaire peut contribuer à donner des indications complémentaires aux postes afin d'uniformiser davantage la manière dont les rapports sont présentés. Cela avait déjà fait l'objet d'un constat l'année passée Je crois d'ailleurs pouvoir dire qu'un effort important a déjà été fourni dans le sens d'une uniformisation mais, sans doute, peut-on encore progresser en la matière.

 

Cela dit, je dispose de quelques éléments supplémentaires qui ne figurent pas dans le rapport. Ainsi, au Congo, l'homosexualité n'est pas criminalisée. Le Code pénal n'en fait pas mention. En revanche, il existe des articles qui ont trait aux crimes contre les mœurs et contre la vie familiale. La Constitution ne mentionne pas la non-discrimination sur base de l'orientation sexuelle.

 

Le Mali est un pays où les nombreux groupes ethniques et religieux se côtoient dans le respect de leurs différences, ce qui contribue certainement à un climat de tolérance. Il n'y a pas de forme de discrimination visible par rapport à l'homosexualité bien qu'elle soit, comme dans la majorité des pays d'Afrique, socialement et culturellement réprouvée.

 

Le Niger ne criminalise pas l'homosexualité. Selon nos informations, il semble que cette question ne constitue pas un réel sujet de préoccupation de l'État et de la société civile.

 

L'Ouganda garantit les droits des minorités ethniques, mais non des minorités sexuelles. En vertu de l'article 145 du Code pénal, sous le chapitre "Offences against morality", l'homosexualité est illégale. En dépit des actions des activistes de la LGBT, la légalisation de l'homosexualité apparaît peu probable à brève échéance. Cette disposition n'est toutefois pas utilisée, semble-t-il, de manière répressive.

 

Actuellement, les territoires palestiniens n’ont pas de législation propre. Dans les faits, on constate une certaine tolérance tant que l’homosexualité ne s’exprime pas de manière publique.

 

Au Rwanda, les rapports homosexuels n’ont jamais été pénalisés. Cependant, on constate que l'homosexualité est plutôt taboue et généralement réprouvée. En 2007, à l’occasion de la révision générale du Code pénal, il a été question de criminaliser l’homosexualité mais ce débat n’a pas abouti.

 

Le Vietnam n’a pas de législation ni de politique spécifique en la matière.

 

Deuxième élément, dans les instructions aux ambassades, il y a un chapitre relatif aux droits des minorités et à la lutte contre toutes les formes de discrimination dans lequel il est demandé de rendre compte de toute forme de discrimination sur la base du sexe, de la race, de l’origine ethnique, de la religion, des convictions, d’un handicap, de l’âge ou de l’orientation sexuelle.

 

Des rapports circonstanciés nous parviennent uniquement pour les pays où cette question fait débat, que cela soit dans le cadre du cas individuel ou à travers des modifications envisagées de la législation, comme c’est le cas au Burundi. Nous en parlions voici quelques instants.

 

Troisième élément, la Belgique suit cette question avec attention dans le cadre de mécanismes internationaux ad hoc, notamment à travers les Nations unies.

 

Avec nos pays partenaires, nous entretenons un dialogue politique soutenu, y compris sur la question des droits de l’homme et de la gouvernance. À plusieurs reprises, la question de l’homosexualité a été soulevée ces derniers mois et encore très récemment, lors de différents contacts avec les autorités burundaises.

 

06.03  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse très complète.

 

Il est vrai que le rapport dans sa deuxième version s’améliore. Il serait peut-être intéressant d’avoir une rubrique systématique sur cette question pour chaque pays partenaire.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de opvolging van de Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling" (nr. 12422)

07 Question de Mme Hilde Vautmans au ministre de la Coopération au développement sur "le suivi de la Conférence Internationale sur la Population et le Développement" (n° 12422)

 

07.01  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, wij weten allemaal dat de internationale conferentie over bevolking en ontwikeling in 1994 heeft plaatsgevonden en dat in september van dat jaar 179 landen – dat is toch heel wat – een actieprogramma hebben aangenomen over 20 jaar. Daarin wordt heel duidelijk gezegd dat seksuele en reproductieve gezondheidszorg en rechten noodzakelijke voorwaarden zijn voor ontwikkeling.

 

Meer bepaald wil het actieprogramma dat iedere vrouw en iedere man toegang heeft tot die gezondheidszorg. Gezinsplanning behoort daar ook toe. Seksuele gezondheidszorg speelt ook een rol in de strijd tegen aids en tegen moedersterfte.

 

Vandaar dat de universele toegang tot seksuele gezondheidszorg in 2000 werd opgenomen in de vijfde Millenniumdoelstelling. Wij hebben het er vandaag al kort over gehad. Het lijkt erop dat net die Millenniumdoelstelling het verst afblijft van het doel dat de internationale gemeenschap in 2000 overeenkwam. Het blijkt dus nodig om zowel in de ontwikkelingslanden als in de donorlanden de druk op de regering op te voeren om het tij te keren.

 

In september 2009 zal het actieprogramma 15 jaar oud zijn. Er rest dus helaas niet meer zoveel tijd. Vandaar mijn vragen.

 

Ten eerste, hoever staat het concreet met de opvolging en de implementatie van de beleidsnota inzake de Belgische ontwikkelingssamenwerking op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheidszorg en rechten? U weet dat bij uw voorganger collega Inga Verhaert en ikzelf ervoor hebben gezorgd dat die beleidsnota er kwam. Wanneer ik op het terrein kom, merk ik echter bij een aantal van onze coöperanten en bij een aantal van onze ontwikkelingsattachés dat die beleidsnota een beetje dode letter blijft. Zij zeggen: eigenlijk kennen wij die niet zo goed. Ofwel is dat toevallig zo bij de mensen die ik heb gezien, ofwel schort er toch iets.

 

Ten tweede, op welke manier en met welke instrumenten ondersteunt onze ontwikkelingssamenwerking de partnerlanden in het garanderen van de universele toegang tot de seksuele en reproductieve gezondheidszorg? Wat met onze inspanningen om ongeplande zwangerschappen en onveilige abortussen te voorkomen?

 

Ten derde, hoeveel procent van de totale inspanning voor ontwikkelingssamenwerking – erkend door de OESO weliswaar – wordt besteed aan het verbeteren van de seksuele en reproductieve gezondheidszorg en rechten? Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

07.02 Minister Charles Michel: De opvolging en de implementatie van de beleidsnota “De Belgische ontwikkelingssamenwerking op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten” maakt deel uit van de algemene gezondheidspolitiek van de Belgische samenwerking en geniet in die zin onze bijzondere aandacht.

 

De versterking van het gezondheidssysteem in het algemeen, en de basisgezondheidszorg in het bijzonder, is de beste garantie voor een betere gezondheid voor iedereen. In de geografische, financiële en culturele ontoegankelijkheid tot gezondheidszorg ligt immers de hoofdoorzaak van moeder- en kindersterfte. België zal de partnerlanden blijven bijstaan in hun streven naar een algemene toegang tot kwaliteitsvolle zorg en naar de integratie van seksuele en reproductieve gezondheid in de algemene gezondheidszorg.

 

Wat uw tweede vraag betreft, het is in de eerste plaats in het kader van de politieke dialoog met de partnerlanden dat het recht op universele toegang tot de reproductieve gezondheidszorg wordt aangekaart. Gezondheidzorg, en dus reproductieve gezondheidszorg, behoort in meer dan de helft van onze partnerlanden tot de prioritaire hulpsectoren. Dit laat ons toe om op een structurele en institutionele manier deze problematiek op de agenda van onze partnerlanden te zetten en te houden.

 

Wat de indirecte samenwerking betreft, is België via een twintigtal erkende Belgische medische ngo’s bijzonder actief in de gezondheidssector, maar ook hier blijven wij streven naar een doelmatige en coherente actie op het terrein. Een van de middelen daartoe is de financiering van beleidsvoorbereidend en toegepast wetenschappelijk onderzoek van de Vlaamse en de Franstalige universiteiten en wetenschappelijke instellingen.

 

Twee instituten spelen hierbij een bijzondere rol: het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen en het International Centre for Reproductive Health aan de Gentse Universiteit. In het kader van de multilaterale samenwerking vertaalt de Belgische steun aan de ontwikkeling op het vlak van de seksuele en reproductieve rechten zich in de jaarlijkse financiële bijdrage van DGOS aan drie partnerorganisaties die op verschillende manieren actief zijn in dit domein. Ten eerste, het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties. Ten tweede, de Wereldgezondheidsorganisatie en, meer bepaald, via de thematiek “Health System and Trinity Health”. Ten derde, UNAIDS. Ik zou ook het Global Fund AIDS, Tuberculosis and Malaria moeten citeren.

 

Sinds 2009 heeft België zijn steun aan de algemene werkingsmiddelen van de multilaterale partnerorganisaties versterkt, teneinde de flexibiliteit, de voorspelbaarheid en de doeltreffendheid van de acties van onze organisaties op het terrein te doen toenemen. België onderhoudt met deze organisaties traditioneel een goed samenwerkingsverband en maakt deel uit van de belangrijkste donorlanden. In termen van financiering van de algemene werkingsmiddelen neemt ons land inderdaad de tiende tot de vijftiende plaats in.

 

De voorkoming van ongewenste zwangerschappen en onveilige abortussen, is een kwestie van preventief werk en dus van toegankelijkheid van gezondheids- en andere sociale diensten. De versterking van de basisgezondheidsdiensten en de verbetering van toegang tot kwaliteitsvolle zorg is de allereerste prioriteit, ook voor de problematiek, en dat is nu precies waar onze samenwerking zich op toespitst.

 

Ten derde, voor zover de cijfers van de door de OESO erkende ODA voor 2008 bekend zijn, kan ik u zeggen dat het specifiek budget voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten ongeveer een kwart vertegenwoordigt van het totaal budget voor gezondheidszorg. Die sector vertegenwoordigde in 2008 ongeveer 8 procent van onze ODA-inspanning.

 

Met mijn excuses, omdat een deel van dit antwoord hetzelfde is als op de vorige vraag.

 

07.03  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, ik denk echt wel dat de opvolging belangrijk is. Ik denk dat u wel inspanningen levert, maar het is nooit genoeg, natuurlijk. In dat opzicht doe ik moeilijk en zal ik u altijd blijven vragen om meer te doen. Dat kan ik niet verhelpen. Ik vind dat een heel belangrijk thema. Ik weet dat u inspanningen levert, maar ik zal u toch, om de zoveel maanden, vragen om meer te doen. Voor mij zijn vrouwenrechten namelijk echt wel een van mijn belangrijkste thema’s hier. Ik zal dus blijven pleiten voor die seksuele en reproductieve gezondheid.

 

Ik wil u echt vragen – dat is een inspanning die niets kost – of u een rappel van die beleidsnota kunt sturen naar onze Defensie-attachés. Ik denk echt dat sommigen hem niet kennen. Zo’n rappel kost geen geld en is per e-mail gemakkelijk te versturen, zodat zij terug iets meer worden gesensibiliseerd. Het is altijd goed om mensen waakzaam te maken voor belangrijke thema’s.

 

07.04 Minister Charles Michel: We zullen dat doen.

 

07.05  Hilde Vautmans (Open Vld): Dank u wel.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.42 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16.42 heures.