Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen

Commission des Relations extérieures

 

van

 

woensdag 29 april 2009

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 29 avril 2009

 

Matin

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 10.36 uur en voorgezeten door mevrouw Hilde Vautmans.

La séance est ouverte à 10.36 heures et présidée par Mme Hilde Vautmans.

 

01 Questions jointes de

- M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "le sort des membres de l'ONG congolaise 'La Voix des Sans Voix'" (n° 11980)

- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "une descente de la police congolaise dans des locaux utilisés par l'association des organisations de défense des droits de l'homme" (n° 12091)

01 Samengevoegde vragen van

- de heer Georges Dallemagne aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "het lot van de leden van de Congolese ngo 'La Voix des Sans Voix'" (nr. 11980)

- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de inval van de Congolese politie bij de vereniging van mensenrechtenorganisaties" (nr. 12091)

 

01.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, het lijkt er sterk op dat we ons steeds meer zorgen moeten maken over de situatie in Congo.

 

Eerder al stelde ik u een vraag over de druk van president Kabila om vijf van de zeven bureauleden van het Congolees Parlement tot ontslag te dwingen. Nu is er een nieuw incident.

 

Op 15 maart wilde het platform van Congolese mensenrechten-ngo's een persconferentie geven om een manifestatie aan te kondigen waarbij ze een mémorandum pour la sauvegarde de la jeune démocratie congolaise aan de voorzitters van de parlementen zouden overhandigen.

 

De persconferentie werd echter onderbroken door een inval van de gewapende politie. Bureaumateriaal zoals computers en een camera werden in beslag genomen. De politie heeft ook drie personen opgepakt van de mensenrechtenorganisatie La Voix des Sans Voix.

 

Ik wil u twee vragen stellen. Wat is uw reactie op deze gebeurtenissen? Hebt u hieromtrent reeds contact genomen met de Congolese autoriteiten of bent u van plan dit nog te doen?

 

01.02  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Il y avait aussi une question de M. Dallemagne sur le même sujet?

 

La présidente: M. Dallemagne et M. Van der Maelen sur le même sujet.

 

01.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): M. Dallemagne ne vient pas. Il est à l'étranger.

 

01.04 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mevrouw de voorzitter, collega’s, de minister van Buitenlandse Zaken kan de informatie aangebracht door de heren Van der Maelen en Dallemagne bevestigen. Intussen, volgend op verschillende demarches, werden de betrokken personen vrijgelaten. De diensten van de minister en onze ambassade te Kinshasa hebben deze kwestie van nabij gevolgd. Onze ambassadeur te Kinshasa kaartte de zaak aan tijdens een onderhoud met vice-eerste minister Mutombo. Ook de MONUC mensenrechtendivisie, het EU-voorzitterschap en speciale vertegenwoordigers van de regering hebben demarches uitgevoerd.

 

Pour répondre à M. Dallemagne, le ministre des Affaires étrangères a par ailleurs sorti le 17 mars, peu avant la libération des personnes en question, un communiqué dans lequel il a rappelé toute l'importance qu'il attache à la protection des défenseurs des droits de l'homme et au respect constitutionnel de la liberté d'expression, indispensable au fonctionnement de la démocratie.

 

Il a également appelé les autorités congolaises à clarifier les charges qui seraient à la base de ces arrestations et à libérer sans délai les intéressés.

 

01.05  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mevrouw de voorzitter, ik verwacht van ons ministerie van Buitenlandse Zaken, van de minister en van de staatssecretaris, dat ze hun daden aanpassen aan hun woorden. Op 21 april sprak de minister van Buitenlandse Zaken een tweehonderdtal ambassadeurs in duidelijke taal toe. Hij zei, ik citeer: “De strijd tegen de straffeloosheid in Afrika zal alleen gewonnen worden door een consequente houding van de internationale gemeenschap tegen de soevereiniteit in”.

 

Ik wil onder de aandacht van de staatssecretaris brengen – ik hoop dat hij dit doorgeeft aan de minister – dat op 20 april twintig ngo’s een klacht hebben ingediend tegen de Congolese inlichtingendiensten. Ik vraag dat ons ministerie van Buitenlandse Zaken er op toeziet dat die klacht een eerlijke behandeling krijgt en dat er een correct onderzoek gebeurt naar het optreden van de inlichtingendiensten ten aanzien van deze ngo’s.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "Belgen in het buitenland die per brief stemmen" (nr. 12175)

- de heer Ben Weyts aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "Belgen in het buitenland die per brief stemmen" (nr. 12176)

02 Questions jointes de

- M. Ben Weyts au ministre de l'Intérieur sur "les Belges à l'étranger qui votent par correspondance" (n° 12175)

- M. Ben Weyts au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "les Belges à l'étranger qui votent par correspondance" (n° 12176)

 

02.01  Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag heeft betrekking op de problematiek die rees bij de wetgevende verkiezingen van 10 juni 2007, toen Belgen in het buitenland hun stem konden uitbrengen in het consulaat van het land waar zij verbleven, per volmacht of per brief. Vooral wat die laatste optie betreft, kwamen er nogal wat klachten binnen. Om te beginnen werden de stembrieven niet of veel te laat aan de kiezers bezorgd, zodat het tijdig terugsturen ervan onmogelijk was en het stemrecht dus niet kon worden uitgeoefend. Voorts waren de stembrieven ongeldig bij het afleveren. Ten slotte zou een groot aantal stemmen verloren zijn gegaan bij de vorige federale verkiezingen en daarvoor zou de fout liggen bij het koeriersbedrijf DHL, met wie de FOD Buitenlandse Zaken een contract had gesloten.

 

Ik heb de volgende vragen.

 

Ten eerste, heeft de staatssecretaris zicht op het aantal Belgen in het buitenland die te kennen hadden gegeven dat zij wilden stemmen per brief, maar zulks om een of andere reden niet konden? Over hoeveel geïnteresseerde Belgen ging het precies? Hoeveel betrokkenen hadden zich als kiezer laten registreren in een gemeente van het Vlaams Gewest?

 

Ten tweede, kregen de Belgen in het buitenland die te kennen hadden gegeven te willen stemmen per brief, maar dat om een of andere reden niet konden, hiervan ooit een bericht?

 

Ten derde, de FOD Buitenlandse Zaken nam de kosten voor de verzending van de stembrieven op zich. Hoeveel bedroegen de totale kosten voor de verzending van de stembrieven? Lag de verantwoordelijkheid voor de falende verzendingen inderdaad bij het koeriersbedrijf in kwestie? Heeft de FOD Buitenlandse Zaken ook moeten betalen voor de verzending van de stembrieven die door al die redenen uiteindelijk niet konden worden meegeteld? Heeft de belastingbetaler daarvoor nog financieel moeten opdraaien? Heeft de FOD Buitenlandse Betrekkingen een schadevergoeding geëist? Zo ja, hoeveel? Werd die betaald?

 

02.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mevrouw de voorzitter, beste collega, 75.436 kiezers verkozen in 2007 hun stem uit te brengen via een brief. Meer dan 90 procent van de brieven werd tijdig aan de kiezers bezorgd. Het terugkeerpercentage bedroeg 69,26 procent voor de Kamer en 69,37 procent voor de Senaat.

 

De redenen waarom brieven niet tijdig werden teruggezonden, zijn veelvuldig en hangen in veel gevallen af van de actie die de kiezer al dan niet onderneemt.

 

Vlaanderen telde 43.645 geregistreerde buitenlandse kiezers, Wallonië 47.811 en Brussel-Halle-Vilvoorde 29.415.

 

Op uw tweede vraag is het antwoord neen Eerst en vooral dient te worden opgemerkt dat in principe eenieder die zich als kiezer heeft aangemeld, een stembrief heeft ontvangen. Voor sommigen was het spijtig genoeg niet meer mogelijk om tijdig de stembrief terug te sturen, rekening houdend met de beperkte tijdspanne waarin dit diende te gebeuren. Individuele klachten hieromtrent werden in principe allemaal beantwoord.

 

Ten derde, de verzendingskosten van de stembrieven bedragen 1.915.000 euro; het gaat om individuele brieven en stembrieven die op de diplomatieke zendingen en consulaire posten werden gebruikt.

 

Gelet op het percentage tijdig aangekomen brieven en de uiterst korte termijn waarin de hele operatie moest gebeuren, kan niet worden gesproken van een falende verzending. Buitenlandse Zaken heeft betaald voor de verzendingen die tijdig terug in België toekwamen.

 

02.03  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, heb ik het goed begrepen dat 75.000 stemmen via brief zijn verzonden en dat 90 procent tijdig werd bezorgd? Dat is dus een fall-out van 10 procent of 7.500 personen die niet tijdig hebben kunnen stemmen. U zei dat er geen sprake kon zijn van een falende verzending, maar dat verbaast mij. 7.500 stemmen die verloren zijn gegaan, dat wijst volgens mij wel op een falende organisatie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le développement des questions et interpellations est suspendu de 10.47 heures à 11.04 heures.

De behandeling van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 10.47 uur tot 11.04 uur.

 

03 Vraag van mevrouw Meyrem Almaci aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de afschaffing van de visumplicht voor de Turkse werknemers" (nr. 12182)

03 Question de Mme Meyrem Almaci au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "la suppression de l'obligation du visa pour les travailleurs turcs" (n° 12182)

 

03.01  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik verontschuldig mij dat ik zo gehaast ben, maar wij hebben op dit moment begrotingsbespreking in de commissie voor de Financiën. Mijn vraag was eigenlijk gericht aan de minister van Buitenlandse Zaken, de heer De Gucht, maar zolang ik een antwoord van de regering krijg, is het goed.

 

Zij betreft de visumplicht voor Turkse werknemers. In februari kwam er van het Europees Hof van Justitie een uitspraak – de specifieke verwijzing naar het arrest vindt u in de schriftelijke vraag – waarin wordt gesteld dat de EU niet langer een visumplicht mag opleggen aan Turkse werknemers die de lidstaten binnenkomen om voor een in Turkije gevestigd bedrijf diensten te verrichten wanneer op 1 januari 1973 een dergelijke visumplicht nog niet bestond. Dat betekent dat België niet langer een visumplicht mag opleggen aan Turkse werknemers die hier op een wettige wijze diensten komen verrichten. Toch blijkt dat in het arrest nog niet alles is uitgeklaard. Er zijn ook een aantal landen dat zich duidelijk verzetten tegen die beslissing en de gevolgen ervan.

 

Zijn de minister en de regering op de hoogte van dat arrest?

 

Welke maatregelen is men van plan te gebruiken om dat arrest toe te passen?

 

Zijn de collega’s in de regering door de minister van Buitenlandse Zaken al op de hoogte gebracht van de gevolgen van het arrest en van de wijzigingen die het teweegbrengt?

 

Geldt de afschaffing van de visumplicht ook voor de landen die in 1973 nog geen lid van de EU waren, maar wel visumverplichtingen hebben voor Turkije? Graag enige verduidelijking daarover.

 

03.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: De minister van Buitenlandse Zaken is op de hoogte van dit arrest. De vraag luidt: is de Turkse dienstverlener die houder is van een gewoon paspoort en zich voor een verblijf van maximaal drie maanden naar België begeeft, al dan niet ten onrechte door België aan de visumplicht onderworpen sinds 1980? Op deze datum heeft België de visumplicht ingevoerd voor Turkse onderdanen die houder zijn van een gewoon paspoort. In deze mag de Europese regelgeving inzake visa niet uit het oog worden verloren.

 

Ten tweede, dit arrest werd door het Hof van Justitie enkel tegen Duitsland uitgesproken. De conclusies lieten uitschijnen dat het arrest op alle lidstaten van toepassing zou zijn, maar na grondige analyse bleken enkel Duitsland en Denemarken het arrest te moeten toepassen. Op dat punt heeft België met Turkije een bilateraal akkoord op 2 januari 1956 afgesloten. Het legt de visumverplichting voor een verblijf van maximum drie maanden op aan Turkse onderdanen die met dienstverleners kunnen worden gelijkgesteld. Aangezien dit bilateraal akkoord dateert van voor de inwerkingtreding van de associatieovereenkomst EEG-Turkije van 1963, waarvan het aanvullende protocol op 1 januari 1973 in werking is getreden, blijven de Turkse dienstverleners onderworpen aan de visumplicht om zich voor een periode van maximum drie maanden naar België te begeven.

 

Gezien de toegang, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen op het Belgisch grondgebied in principe tot de bevoegdheid van minister Turtelboom behoort, dient deze analyse wel nog door deze laatste te worden bevestigd.

 

Ten derde, in de huidige stand van zaken en onder voorbehoud van bevestiging van de analyse door onze collega Turtelboom, is geen enkele wijziging van de Belgische praktijk op het terrein nodig. De minister van Buitenlandse Zaken voegt hieraan toe dat ook de Europese instanties zich nog verder over dit arrest zullen uitspreken.

 

Ten vierde, zoals reeds gezegd zou het arrest enkel betrekking hebben op Duitsland en Denemarken.

 

03.03  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, ik zou, ten eerste, willen vragen of ik het antwoord schriftelijk zou kunnen krijgen. Ik heb immers niet alles kunnen volgen.

 

Mijnheer de staatssecretaris, u hebt verwezen naar het feit dat enkel Denemarken en Duitsland de bepaling zouden moeten toepassen. U hebt, voor zover ik het heb kunnen verstaan, echter niet gemotiveerd waarom enkel zij de bepaling zouden moeten toepassen. Ik vermoed dat de reden ligt in het feit dat enkel in voornoemde landen reeds rechtzaken zijn ontwikkeld.

 

Met andere woorden, als in ons land een Turkse werknemer op dezelfde manier een juridisch geding aanspant, kan ons land in dezelfde situatie terechtkomen.

 

Het voorgaande lijkt mij een weinig efficiënte manier om Europese arresten om te zetten, aangezien de logische regels ingeven dat ons beleid zich moet voorbereiden op wat uit de uitspraak voor een specifieke lidstaat voortvloeit.

 

U hebt ook verwezen naar de bilaterale akkoorden met Turkije inzake de visa voor verblijven van maximaal drie maanden. Het gaat hier natuurlijk om mensen die heel specifiek voor een korte periode – het voorbeeld in Duitsland ging over een Turkse vrachtwagenchauffeur – het land binnenkomen en opnieuw verlaten. De visumprocedures ter zake zijn, zoals u ook weet, in de praktijk veel te omslachtig.

 

Ik wacht dus op de analyse van mevrouw Turtelboom. Ik vraag mij af of ik over haar analyse ook vragen moet indienen dan wel of ik het resultaat van de analyse door mevrouw Turtelboom sowieso zal ontvangen.

 

In ieder geval neem ik akte van het feit dat de minister van Buitenlandse Zaken verklaart dat er op dit moment geen enkele wijziging nodig is. Dat wij tegelijkertijd afwachten wat Europa zal doen, lijkt mij enigszins in tegenspraak met de analyse die de regering van de gevolgen van het arrest heeft gemaakt. Zulks zal de onduidelijkheid enkel maar verhogen, omdat de gevoerde communicatie na het arrest van het Europese Hof van Justitie met Turkije en de Turkse werknemers behoorlijk duidelijk was. Voortaan zou het niet meer kunnen voor elke lidstaat waar sinds 1 januari 1973 geen visumplicht meer bestond.

 

Ik hoop dus dat het niet de bedoeling is dat elke lidstaat tot op het moment dat er ook in eigen land een juridisch geding wordt aangespannen, zoveel mogelijk de situatie uit de weg zal gaan en aldus alleen maar meer verwarring zal creëren.

 

Ik zal het antwoord van de minister nog eens goed bestuderen. Ik zou ook graag willen weten of ik expliciet aan mevrouw Turtelboom dezelfde vraag moet stellen dan wel of ik via via het antwoord en de analyse van mevrouw Turtelboom kan ontvangen.

 

Ik wacht met aandrang de gevolgen af van de manier waarop op Europees vlak en in ons land met het probleem wordt omgegaan. Het lijkt mij immers dat ter zake het laatste woord nog niet is gevallen.

 

Ik zou aan de huidige regering zeker het advies willen geven om niet te wachten tot de betrokkenen bij de rechtbank aankloppen. Dat is niet de goede manier om het probleem in kwestie aan te pakken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "een dubbelbelastingverdrag met Soedan" (nr. 12203)

04 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "une convention préventive de double imposition avec le Soudan" (n° 12203)

 

04.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, volgens Transparency International is Soedan een van de meest corrupte landen ter wereld. Op de lijst van de Amerikaanse denktank Fund for Peace prijkt Soedan zelfs op de eerste plaats, als meest corrupte land van de wereld. President al-Bashir heeft een reputatie van kleptocratie. De miljoenen oliedollars die zijn land binnenvloeien, gebruikt hij voor het verrijken van zijn eigen familieclan en ook voor een deel voor het financieren van oorlogvoering.

 

In Soedan woedt al vele jaren een bloedig conflict. De regering van Soedan is daarbij direct betrokken partij. In juli 2008 heeft hoofdaanklager Luis Moreno-Ocampo de rechters van het Internationaal Strafhof gevraagd een arrestatiebevel uit te vaardigen tegen president Omar al-Bashir van Soedan. Volgens Moreno-Ocampo is er genoeg bewijs om al-Bashir verantwoordelijk te houden voor oorlogsmisdaden, genocide en misdaden tegen de menselijkheid in de West-Soedanese regio Darfoer, sinds 2003.

 

Op 4 maart 2009 heeft het Internationaal Strafhof gevolg gegeven aan de vraag van Moreno-Ocampo en een aanhoudingsbevel uitgevaardigd. Eerder had het Internationaal Strafhof, op verzoek van Moreno-Ocampo, al een arrestatiebevel uitgevaardigd tegen de vroegere Soedanese minister van Binnenlandse Zaken, en huidig minister voor Humanitaire Aangelegenheden, Ahmed Haroen.

 

Enkele maanden nadat Moreno-Ocampo het Internationaal Strafhof heeft gevraagd een arrestatiebevel uit te vaardigen tegen de zittende Soedanese president, bereikten de Belgische en Soedanese administraties op 13 november 2008 een akkoord over een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting. Ik heb hierover reeds mijn ongenoegen geuit tegenover minister van Financiën Reynders, maar ik stel nu ook aan u, mijnheer de staatssecretaris, en aan de minister drie vragen.

 

Ten eerste, heeft de minister van Financiën u voorafgaandelijk aan de verdragsonderhandelingen met Soedan hierover geraadpleegd?

 

Ten tweede, wat was uw reactie op het voornemen van de minister van Financiën om met Soedan een dubbelbelastingverdrag te onderhandelen?

 

Ten derde, is uw standpunt ten opzichte van het sluiten van een dubbelbelastingverdrag met Soedan gewijzigd, nu het Internationaal Strafhof een aanhoudingsbevel tegen de president van Soedan heeft uitgevaardigd?

 

04.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mevrouw de voorzitter, de onderhandelingen over een dubbel belastingverdrag met Soedan is als dusdanig binnen de regering geen punt van discussie geweest, aangezien deze in feite werden beschouwd als de logische volgende stap na de ondertekening van het investeringsakkoord in november 2005.

 

Deze ondertekening paste op dat ogenblik volledig in de steun van de internationale gemeenschap en dus ook van ons land aan de uitvoering van het alomvattende vredesakkoord dat eerder dat jaar werd gesloten en dat een einde maakte aan een decennialange Soedanese burgeroorlog tussen het Noorden en het Zuiden met meer dan 2 miljoen dodelijke slachtoffers.

 

Wat het sluiten van een dubbel belastingverdrag betreft, is er momenteel nog geen politieke beslissing getroffen omtrent de ondertekening van zo'n verdrag.

 

Het spreekt voor zich dat bij het nemen van een beslissing ter zake, rekening zal worden gehouden met de evolutie van de situatie in Soedan, met inbegrip van de uitvaardiging van een aanhoudingsbevel door het Internationaal Strafhof tegen president al-Bashir.

 

04.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mevrouw de voorzitter, het eerste argument dat aangevoerd wordt door de staatssecretaris is dat er in 2005 een investeringsverdrag is gesloten. Dat klopt, ik heb dat hoogstwaarschijnlijk zelfs mee goedgekeurd. Ik wil de staatssecretaris erop wijzen dat op dat moment, zoals hij trouwens zelf zegt, een klimaat bestond dat verantwoordde om dit investeringsverdrag te sluiten. Wat mij stoort, is dat in juli 2008 de hoofdaanklager Luis Moreno-Ocampo een procedure start en die man doet dat niet lichtzinnig. Dat is bewezen want op 4 maart 2009 heeft het Internationaal Strafhof hem gevolgd. In die periode start België onderhandelingen voor het sluiten van een dubbelbelastingverdrag.

 

Van Didier Reynders ben ik veel gewoon, maar zelfs dat verbaasde mij een beetje. De minister van Buitenlandse Zaken wordt door mij en door anderen terecht geroemd voor zijn inzet voor mensenrechten over de hele wereld. Hij maakt daarvan een van de hoekstenen van zijn beleid. Ik neem aan dat hij door Didier Reynders over de start van de onderhandelingen werd verwittigd. Als dat niet het geval is, heeft Didier Reynders een fout gemaakt. Het deed mij echter verstomd staan dat de minister van Buitenlandse Zaken, verwittigd door Didier Reynders, onderhandelingen startte over een dubbelbelastingsverdrag en geen rood licht heeft doen branden.

 

Ik kom thans tot het tweede punt van mijn repliek. Ik reken erop dat de regering, zolang er geen uitspraak is en geen vrijspraak omtrent het regime van Soedan, de procedure met betrekking tot de ondertekening en het van kracht worden van dit dubbelbelastingsverdrag stopt. Mocht het toch doorgaan, dan verwittig ik u nu reeds dat ik alle klokken zal laten luiden die ik kan laten luiden.

 

De voorzitter: Bedankt voor deze verwittiging, mijnheer Van der Maelen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Vraag nr. 12212 van de heer Baeselen wordt omgezet in een schriftelijke vraag, waarvoor dank.

 

05 Questions jointes de

- M. Xavier Baeselen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "la criminalisation de l'homosexualité au Burundi" (n° 12222)

- Mme Hilde Vautmans au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "la criminalisation de l'homosexualité au Burundi" (n° 12255)

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de criminalisering van homoseksualiteit in Burundi" (nr. 12222)

- mevrouw Hilde Vautmans aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de criminalisering van homoseksualiteit in Burundi" (nr. 12255)

 

05.01  Xavier Baeselen (MR): Madame la présidente, nous avons tous deux rencontré avec d'autres parlementaires une délégation burundaise en Belgique et nous lui avons fait part, Mme Vautmans, moi-même et d'autres parlementaires d'autres formations politiques de notre vive inquiétude quant au projet en discussion au Burundi visant à réintroduire l'homosexualité comme une infraction au sein du Code pénal burundais. Au sein du plus grand parti burundais, il existe un discours très inquiétant à ce sujet. Certains propos incitaient même à la haine envers les homosexuels. Il est évident qu'on ne peut accepter ce genre d'initiative de la part d'un pays avec lequel non seulement nous entretenons des relations diplomatiques mais aussi avec lequel nous avons des projets de coopération au développement et une politique de coopération au développement.

 

Lors de cette rencontre, nous nous sommes montrés assez fermes pour attirer l'attention de la délégation en lui disant qu'en ce qui nous concerne, si le Burundi persistait dans cette volonté de criminaliser l'homosexualité, cela entraînerait des conséquences sur notre politique étrangère et sur notre politique de coopération au développement. Je voulais vous interroger sur les éventuels contacts avec le Burundi sur cette question, sur les réactions de la Belgique. Voilà pour mes questions, madame la présidente.

 

05.02  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, wij voeren dit debat eigenlijk reeds maanden. Wij hebben er ook over gesproken met onze minister van Ontwikkelingssamenwerking en met onze minister van Buitenlandse Zaken. Zoals collega Baeselen zei, hebben wij hier een delegatie ontvangen.

 

Wij moeten vanuit het Westen heel sterk reageren op hetgeen momenteel in Burundi gaande is, en trouwens niet alleen in Burundi, namelijk de criminalisering van homoseksualiteit. Wij kunnen niet aanvaarden dat in landen waar wij heel veel geld spenderen aan ontwikkelingssamenwerking, waar wij heel hard helpen om het land herop te bouwen, waar wij het justitiesysteem helpen opbouwen, mensen vanwege hun seksuele geaardheid in de gevangenis worden gezet.

 

Niet langer geleden dan gisteren hebben mij berichten bereikt dat het op dit ogenblik in Senegal ook helemaal de verkeerde kant uitgaat, dat er mensen zijn opgesloten omdat ze homo zijn. Wij moeten dus echt waakzaam zijn in verband met het Afrikaanse continent.

 

Ik had de indruk dat het in Burundi op een gegeven moment de goede kant uitging. Op een gegeven moment ging men de strafbepaling uit het strafwetboek halen, dat voor de rest eigenlijk goed is. Men heeft mij nu gezegd dat het helemaal de verkeerde kant uitgaat, dat de strafbaarstelling toch in het nieuwe strafwetboek is weerhouden. De beslissing is dus genomen.

 

Op welke wijze zal ons land zijn ongenoegen laten blijken aan Burundi en aan andere Afrikaanse landen?

 

Wat kan België als lid van de internationale gemeenschap nog doen om te proberen in Afrika homoseksualiteit aanvaardbaar te maken?

 

05.03  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Madame la présidente, chers collègues, le 21 novembre dernier, l'Assemblée nationale burundaise a adopté en première lecture le texte du nouveau Code pénal, destiné à remplacer celui de 1981; nous en avons déjà discuté ici.

 

Ce Code contient indéniablement de nombreuses avancées dont, en particulier, l'abolition de la peine capitale. Malheureusement et à la surprise générale, il reprend également un nouvel article qui criminalise l'homosexualité. Comme le ministre des Affaires étrangères l'indiquait déjà en novembre dernier dans une réponse à Mmes Vautmans et Genot, les chancelleries occidentales, en particulier la nôtre, se sont immédiatement mobilisées avec le soutien de leurs capitales pour une grande mais discrète opération de lobbying auprès des sénateurs qui devaient encore voter ce texte. Manifestement, les ténors du Sénat n'ont pas été insensibles à nos arguments, car, malgré le vote très majoritairement en sa faveur en commission du Sénat, l'article discriminatoire a été rejeté en plénière le 17 février.

 

Ook nadien hebben België, haar Europese partners en de ngo's hun uitlegoefening voortgezet, daar de tekst nadien nog moest worden besproken in een gemengde parlementaire commissie van de Kamer en de Senaat, en dit omdat beide kamers verschillende teksten hadden goedgekeurd.

 

België heeft alle mogelijkheden uitgeput om de Burundi's te overtuigen van de discriminerende en internationaal onaanvaardbare aard van dit artikel inzake homoseksualiteit. Tijdens zijn reis naar Burundi op 24 en 25 februari heeft minister Charles Michel ons standpunt resoluut laten horen bij zijn gesprekspartners.

 

Zelf is de minister van Buitenlandse Zaken, tijdens het onderhoud dat hij op 12 maart had met de tweede vicepresident Ntisezerana die in België op bezoek was, uitvoerig op onze argumentatie ingegaan.

 

Parallel met deze inspanningen heeft onze ambassade in Bujumbura, alsook de administratie van Buitenlandse Zaken, talrijke gesprekken met Burundese politici gevoerd om hen onze drie voornaamste argumenten tegen een dergelijk discriminerend artikel uit te leggen.

 

Het is evident dat een dergelijk artikel in strijd is met de internationale evolutie tegen alle vormen van discriminatie. Het is ook een totale contradictie tegenover verschillende internationale verbintenissen van Burundi die voortvloeien uit de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, artikelen 1 en 2, het International Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten, artikelen 2 en 26, en het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten, artikel 2.

 

In al deze verdragen wordt seksuele geaardheid evenwel niet expliciet vermeld, maar het wordt begrepen onder het algemeen principe van non-discriminatie. De verdragen van Genève zijn niet relevant voor deze thematiek.

 

Het is evident dat Burundi haar internationale reputatie nutteloos zou kunnen schaden, in het bijzonder bij haar voornaamste Westerse donoren.

 

Dit artikel zou een open deur kunnen zijn voor talrijke arbitraire aanklachten en houdingen die niet wenselijk zijn, zeker niet in een pre-electorale periode.

 

Ces efforts ont été vains, peut-être influencés par les discours radicaux et la manifestation organisée par le CNDD-FDD à Bujumbura le 16 mars 2009. La commission mixte a adopté le texte de l'Assemblée nationale contenant l'article discriminatoire. Il a donc été adopté tel quel en deuxième lecture. Malgré les dernières tentatives de le faire revenir sur sa décision, le président Nkurunziza a promulgué le texte en toute discrétion le 22 avril 2009.

 

Pour rappel, il aurait pu décider de renvoyer le texte vers les Chambres avant de le promulguer. Pour ce faire, il aurait pu, par exemple, évoquer les contradictions entre ce texte, certains textes internationaux signés par le Burundi ou encore la Constitution. Le ministre De Gucht doit cependant vous rappeler que le président lui-même n'était pas opposé à la pénalisation de l'homosexualité.

 

Wij hebben de Burundi’s niet kunnen overtuigen, maar België zal, samen met onze Europese partners, alle mogelijkheden in alle mogelijke fora verder te baat nemen om ons standpunt resoluut verder uit te leggen aan de Brurundi’s.

 

05.04  Xavier Baeselen (MR): Je remercie le secrétaire d'État pour sa réponse. Je voudrais être très clair. Je pense que des efforts ont été déployés par le gouvernement et les parlementaires pour convaincre la délégation burundaise. Je n'en doute pas.

 

Le président, comme vous l'avez dit, a promulgué le 23 avril la loi activant ce nouveau Code pénal, qui montre des avancées dans d'autres domaines. Mais l'homosexualité y est criminalisée, puisque des peines de prison peuvent être prononcées à l'égard de personnes qui ont des comportements homosexuels.

 

On ne peut pas à la fois aller à l'ONU défendre des textes qui veulent faire en sorte qu'il n'y ait plus de criminalisation de l'homosexualité et entretenir des relations diplomatiques normales et une coopération au développement normale avec un pays qui criminalise l'homosexualité. Je demande au gouvernement belge de réagir officiellement en mettant la pression notamment au niveau de la coopération au développement avec le Burundi.

 

Si on fait comme si de rien n'était, et qu'on continue notre politique avec le Burundi en ce compris la coopération au développement sans mettre aucune pression, ce sera l'équivalent d'un signal pour d'autres pays que l'on peut continuer dans cette voie à l'encontre des décisions de l'ONU.

 

05.05  Hilde Vautmans (Open Vld): Ik ben dezelfde mening toegedaan. Ik moet u meegeven, collega Baeselen, dat de minister van Ontwikkelingssamenwerking van uw partij is. U kan hem via informele kanalen aansporen om heel heftig te reageren.

 

Men moet reageren wanneer de mensenrechten manifest worden geschonden en wanneer internationale verdragen met voeten worden getreden. Dan moet men durven zeggen: als u die weg bewandelt, zetten wij onze samenwerking stop.

 

Er zijn vele landen in nood, wij hebben maar een beperkt budget en dan moeten we andere landen kiezen om mee samen te werken. Volgens mijn visie is respect voor mensenrechten essentieel om samenwerking te kunnen bestendigen. Ik reken op u, collega Baeselen, om de contacten met uw minister van Ontwikkelingssamenwerking te leggen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de M. François-Xavier de Donnea au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "l'organisation de marches d'anciens SS à Riga" (n° 11778)

06 Vraag van de heer François-Xavier de Donnea aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de organisatie van marsen van oud-SS'ers in Riga" (nr. 11778)

 

06.01  François-Xavier de Donnea (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, il m'est revenu qu'une marche ou une manifestation d'anciens SS aurait eu lieu à Riga le 16 mars dernier. Ce n'est pas la première fois que la Lettonie fait preuve d'une certaine tolérance à l'égard de manifestations regroupant des anciens SS.

 

M. le ministre estime-t-il comme moi que des marches pareilles, se réclamant de criminels qui ont perpétré un génocide et des crimes contre l'Humanité sous le régime nazi, sont intolérables au sein de l'Union européenne et ne relèvent pas de la liberté d'expression, dans la mesure où il s'agit d'une incitation à la haine interdite par la Convention européenne des droits de l'Homme?

 

M. le ministre estime-t-il devoir faire part de ce point de vue à son collègue letton, ainsi qu'au Conseil des ministres de l'Union européenne?

 

Voorzitter: Roel Deseyn.

Président: Roel Deseyn.

 

06.02  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Cher collègue, la manifestation que vous évoquez a lieu depuis quelques années chaque 16 mars à Riga. Il s'agit de commémorer la Légion lettonne, créée en février 1943 par l'occupant allemand pour renforcer son armée face à l'armée soviétique après la bataille de Stalingrad.

 

Chaque année, cette manifestation soulève beaucoup d'émotion. Pour certains, il s'agit avant tout d'une manifestation de nature patriotique tandis que d'autres dénoncent toute célébration de cette légion qu'ils assimilent au nazisme. La Russie, en particulier, saisit chaque année l'occasion pour attaquer avec virulence la Lettonie sur base de cette seconde interprétation et pour les tendances fascistes rampantes qu'elle estime déceler dans ce pays. Différentes démarches sont effectuées par la Russie auprès des capitales européennes pour que celles-ci interviennent auprès de Riga.

 

Aucune suite officielle n'est donnée à ces demandes de Moscou car les États membres de l'Union européenne estiment qu'il s'agit là d'affaires intérieures. En outre, les pays membres estiment que le gouvernement letton ne peut être taxé de complaisance face au nazisme ou toute autre tendance fasciste et que cette commémoration correspond essentiellement à la commémoration d'une page de l'histoire de ce pays, qui ne peut être interprétée hors du contexte local spécifique.

 

Le gouvernement letton apparaît le premier embarrassé par l'exploitation de cette manifestation, d'autant qu'elle est régulièrement l'occasion de troubles publics. Chaque année, un débat interne en Lettonie tourne autour de l'opportunité de l'interdire. Jusqu'à présent, le gouvernement letton avait renoncé à l'interdire purement et simplement en raison de la complexité historique locale de cette question et à cause de la volonté de respecter cette sacro-sainte liberté d'expression. Le ministre De Gucht note en outre que cette année, la Ville de Riga a décidé d'interdire cette manifestation.

 

Quelques centaines de personnes, vétérans et patriotes, se sont quand même réunies mais aucun officiel n'y a participé et la manifestation s'est déroulée dans un plus grand calme. L'ambassadeur russe à Riga s'est réjoui lui-même de cette évolution. Il s'agit donc ici de décisions du gouvernement letton dans lesquelles la Belgique, pas plus que ses partenaires européens, n'a pas estimé opportun de s'immiscer, en raison de tous ces éléments.

 

06.03  François-Xavier de Donnea (MR): J'entends bien la réponse du ministre et je prends note de l'attitude des pays européens par rapport à la Lettonie. Il est bon cependant que la Lettonie sache que dans des parlements de l'Union européenne, on s'émeut de l'attitude qu'elle a eue jusqu'à présent face à de telles manifestations. Imaginez que chaque année en Belgique ait lieu une manifestation organisée par des anciens du front de l'Est. Cela susciterait beaucoup d'émoi chez nous et des réactions à l'étranger. On ne rend pas service à la Lettonie en ne lui faisant pas comprendre par des canaux adéquats que ce genre de manifestation est inopportun et ne relève pas de la liberté d'expression dans la mesure où différentes conventions du Conseil de l'Europe et la convention européenne des droits de l'homme mentionnent la notion d'abus de droit d'expression, notamment quand cela revient à inciter certaines personnes à la haine.

 

Ce genre de manifestations est de nature à raviver des sentiments que nous souhaiterions tous voir enfouis dans les oubliettes de l'Histoire. Je vous remercie pour votre réponse très détaillée qui reflète hélas une attitude quelque peu jésuitique de l'Union européenne en la matière.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de M. François-Xavier de Donnea au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "le bilan de l'opération militaire conjointe RDC-Rwanda au Kivu en janvier-février 2009" (n° 11804)

07 Vraag van de heer François-Xavier de Donnea aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de balans van de gezamenlijke militaire operatie van DRC en Rwanda in Kivu in januari-februari 2009" (nr. 11804)

 

07.01  François-Xavier de Donnea (MR): Monsieur le secrétaire d'État, voici maintenant quasiment deux mois jour pour jour que les forces rwandaises qui ont collaboré avec les FARDC pour essayer de disperser et de neutraliser différents groupes rebelles dans l'Est du Congo ont quitté ce même pays.

 

Avec deux mois de recul, il convient de se demander quel est le bilan politique et humanitaire que l'on peut tirer de l'opération menée conjointement en janvier-février 2009 par les FARDC et les forces armées rwandaises contre les divers groupements de rebelles qui empoisonnaient la vie des habitants du Kivu. Peut-on considérer que les groupements rebelles - FDLR, CNDP, Mai-Mai - opérant ces dernières années au Kivu ont été suffisamment affaiblis par l'opération en question et que leurs centres nerveux ont été suffisamment détruits pour ouvrir des perspectives sérieuses de paix et de sécurité pour les populations civiles des deux Kivus et y normaliser la situation politique?

 

Plus précisément, a-t-on une idée du nombre de combattants FDLR et de membres de leurs familles qui ont été effectivement rapatriés au Rwanda ou qui sont encore en attente de rapatriement? Quelle proportion du total de leurs effectifs cela peut-il représenter? Quelle est la proportion de combattants du CNDP qui ont été intégrés dans les FARDC? Qu'est-il advenu des autres groupes, notamment les Mai-Mai? Quel est actuellement le sort réservé au chef du CNDP? Dispose-t-on d'une évaluation des dégâts collatéraux de l'opération militaire précitée dans la population et les infrastructures civiles?

 

Personnellement, j'estime que, jusqu'à preuve du contraire, le bilan de cette opération est plutôt positif. Néanmoins, nous recevons des informations indiquant que des groupes armés occupent de nouveau des positions dont ils avaient été chassés. Certains observateurs au Kivu considèrent, à tort ou à raison, que l'opération a surtout servi à disperser plutôt qu'à éradiquer les groupes armés. J'aimerais donc connaître le point de vue du ministre sur ces questions et surtout connaître son opinion quant au bilan que l'on peut tirer hic et nunc de cette opération. Elle a sans conteste eu des effets positifs, mais nous pouvons cependant nous demander s'ils dureront suffisamment longtemps pour rétablir une sécurité satisfaisante au Kivu et y faire disparaître progressivement les tensions politiques et ethniques qui y ont prévalu ces dernières années.

 

07.02  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Chers collègues, si l'on peut tirer un bilan positif de l'opération conjointe rwando-congolaise dans le Nord-Kivu, c'est surtout sur le plan politique. Cette opération dont les pays concernés ont tiré eux-mêmes un bilan positif a conduit à un plus grand rapprochement entre le Rwanda et la RDC, qui aidera les deux pays à aboutir à une normalisation complète de leurs relations, y compris via la désignation de représentants diplomatiques dans leurs capitales respectives et la réouverture d'ambassades. Dans le même esprit, la relance complète de la CEPGL devra refléter cette détente. Tant que Laurent Nkunda n'aura pas été extradé vers la RDC, il ne faudra cependant pas s'attendre à des progrès significatifs en ce domaine.

 

Le bilan humanitaire est malheureusement nettement moins positif. L'opération conjointe des troupes rwandaises et congolaises a stabilisé partiellement la situation dans la province de Nord-Kivu. Depuis le départ à la fin du mois de février des soldats rwandais, l'armée congolaise essaie de maintenir ses positions. Des accrochages se produisent régulièrement entre FARDC et FDLR qui veulent récupérer leurs anciennes positions. Le Haut-Commissariat de l'ONU pour les réfugiés fait état d'opérations de représailles par les FDLR, qui ont entraîné des milliers de nouveaux déplacés ces dernières semaines. Ces attaques se sont multipliées depuis le début du mois d'avril. La situation humanitaire sur le terrain est très confuse. Les organisations humanitaires qualifient l'opération au Nord-Kivu de coup de pied dans une fourmilière, entraînant plus de confusion qu'autre chose.

 

Notons également que la MONUC, OCHA et des organisations telles que Human Rights Watch ont dénoncé les exactions commises par l'armée congolaise. Les FARDC prétextent de la complicité des populations avec les FDLR pour justifier leurs abus contre les civils.

 

Tant les FDLR que les autres groupes rebelles – CNDP, Mai-Mai, milices locales, etc. – ont été sérieusement affaiblis au cours de l'opération. S'agissant des premiers, cela s'est notamment traduit par des offensives contre les structures de commandement. Bien qu'affaiblis, les FDLR restent néanmoins solidement unis en tant qu'organisation. Les opérations conjointes n'ont concerné que le Nord-Kivu.

 

Le problème de la présence des FDLR au Sud-Kivu reste pleinement de mise. L'armée congolaise prépare des opérations au Sud-Kivu et compte pour cela sur l'appui de la MONUC.

 

Pour ce qui est des groupes rebelles congolais, on peut affirmer qu'en principe tous les groupes armés se sont déclarés prêts à l'intégration. Ce processus d'intégration souffre cependant d'un certain nombre de lacunes. Le CNDP a été affaibli depuis l'arrestation de Laurent Nkunda et l'intégration d'une partie des troupes. Mais ici aussi on ne peut parler que d'un succès partiel tant que tous les combattants n'auront pas été intégrés dans les FARDC.

 

Selon la MONUC, à la date du 2 avril, 690 combattants FDLR et 942 membres de familles ont été rapatriés au Rwanda depuis le début de l'année. Au total, le nombre de combattants FDLR a été estimé à environ 6.500.

 

Depuis le début des opérations, il y a eu une augmentation du nombre de combattants qui se présentent pour le retour. Cette tendance s'est toutefois inversée depuis la fin des opérations conjointes FARDC/RDF. La conclusion qu'on peut tirer de ces chiffres est qu'un nombre appréciable de combattants restent actifs dans l'Est du Congo.

 

Le HCR de son côté a rapatrié 4.740 citoyens rwandais, ce qui donne, avec les chiffres de la MONUC, un total de 6.372 personnes.

 

Sur un nombre total incertain, variant ente 7.000 et 11.000 combattants, environ 5.800 combattants du CNDP ont été jusqu'ici intégrés dans les FARDC. Ce qu'il advient à la troupe non intégrée n'est pas encore clair.

 

En ce qui concerne Nkunda, on peut simplement signaler qu'il se trouve probablement en résidence surveillée au Rwanda et que son extradition a été demandée par la RDC.

 

Entre les deux pays, il a été conclu qu'une commission se pencherait de plus près sur cette extradition. L'épouse de Laurent Nkunda a récemment demandé la libération de ce dernier devant la justice rwandaise et cette demande a été rejetée.

 

Par ailleurs, il n'existe que très peu d'informations disponibles sur les dommages collatéraux de cette opération à l'encontre des populations et des infrastructures civiles. Le ministre des Affaires étrangères a déjà eu l'occasion d'aborder l'impact humanitaire.

 

07.03  François-Xavier de Donnea (MR): Monsieur le président, tout d'abord je remercie le ministre pour sa réponse qui me paraît extrêmement circonstanciée.

 

Je partage son analyse quant aux retombées politiques extrêmement positives dans la mesure où il est clair qu'aucune solution n'est possible dans la région sans une réconciliation et sans le rétablissement de relations diplomatiques normales entre le Rwanda et la RDC. De ce point de vue, l'opération a été un grand succès.

 

Notons cependant que bien des Rwandais ont pu rentrer chez eux grâce à cette opération; c'est très positif.

 

Je partage également l'analyse du ministre quant au fait que la situation reste confuse. Autour du lac Edouard et sur les flancs du Nyiragongo, des positions anciennes ont été ré-occupées par notamment des FDLR et des Mai-Mai.

 

Selon moi, l'hypothèque la plus lourde sur la région serait le manque de contrôle effectif sur les éléments des Forces armées de la RDC, dont l'armée régulière qui se comporte vis-à-vis de la population locale parfois moins bien que ne se comportaient certains groupes de rebelles. Voilà qui illustre une nouvelle fois que cette armée est assez impuissante: on peut se demander ce qu'ils seront capables de faire au Sud-Kivu sans l'aide des Rwandais ou sans une aide appuyée, sans doute plus appuyée que ne le permettent les règles d'engagement de la MONUC.

 

Il est évident que les événements de ces dernières semaines prouvent à nouveau à quel point il est important de remettre de l'ordre dans les FARDC et de recréer un climat de discipline dans ces forces armées de la RDC.

 

Mon dernier point concerne la CEPGL. D'après moi, sa relance reste et doit rester un objectif important. Cela dit, il est clair que cela devra se faire selon des modalités permettant d'articuler la CEPGL sur l'East African Community. D'ailleurs, on peut se demander si une relance de la CEPGL sans collaboration de l'Ouganda et sans que l'Ouganda ne devienne partie prenante dans la CEPGL est réaliste vu l'état actuel des relations économiques entre les différents pays (Ouganda, Rwanda, Congo et Burundi).

 

Monsieur le président, monsieur le ministre, je n'en dirai pas plus. Nous devons continuer à suivre la situation sur le terrain et à encourager tous les processus qui contribuent à assurer une plus grande intégration régionale des diverses facettes économiques et humaines des pays que je viens de citer.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- de heer Mathias De Clercq aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de naleving van de mensenrechten in Afghanistan" (nr. 12507)

- de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "een Afghaans wetsontwerp dat de vrijheid van de vrouw aan banden legt" (nr. 12513)

- de heer Jan Jambon aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "een nieuwe Afghaanse vrouwonvriendelijke wet" (nr. 12640)

- de heer Jan Jambon aan de minister van Landsverdediging over "een nieuwe Afghaanse vrouwonvriendelijke wet" (nr. 12643)

- de heer Jean-Jacques Flahaux aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen over "de rechten van de Afghaanse vrouwen" (nr. 12803)

- de heer Georges Dallemagne aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "het Afghaanse wetsontwerp dat de rechten van de sjiitische vrouwen ernstig beknot" (nr. 12914)

08 Questions jointes de

- M. Mathias De Clercq au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "le respect des droits de l'homme en Afghanistan" (n° 12507)

- M. Xavier Baeselen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "un projet de loi afghan limitant les libertés des femmes" (n° 12513)

- M. Jan Jambon au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "une nouvelle loi hostile aux femmes en Afghanistan" (n° 12640)

- M. Jan Jambon au ministre de la Défense sur "une nouvelle loi hostile aux femmes en Afghanistan" (n° 12643)

- M. Jean-Jacques Flahaux à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances sur "les droits des femmes afghanes" (n° 12803)

- M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "le projet de loi afghan portant atteinte au droit des femmes chiites" (n° 12914)

 

De voorzitter: De heer Jambon is niet aanwezig, dus zijn vraag vervalt.

 

08.01  Mathias De Clercq (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, op dinsdag 31 maart 2009 werd in het World Forum in Den Haag onder auspiciën van de VN en gastheerschap van Nederland de eendaagse internationale conferentie over de toekomst van Afghanistan gehouden.

 

De conferentie was een vervolg op een aantal eerder gehouden internationale conferenties over Afghanistan sinds de verdrijving van het talibanregime. Het doel was de internationale gemeenschap opnieuw te mobiliseren voor Afghanistan en zich te bezinnen over de internationale interventie in dit land.

 

Ik vond het bewonderenswaardig dat de minister van Buitenlandse Zaken er bij de Iraanse delegatie op aandrong om het dossier van de veroordeelde journalist Kambaksh te herbekijken. Deze Afghaanse student journalistiek werd wegens godslastering ter dood veroordeeld omdat hij een rapport over de islam en vrouwenrechten downloadde. Dit is uiteraard onmogelijk te aanvaarden en fundamenteel in strijd met het principe van de persvrijheid. Ik juich daarom de oproep van de minister van Buitenlandse Zaken toe om de Iraanse journalist vrij te laten.

 

Volgens Afghaanse ngo’s werd op 19 maart 2009 door de Afghaanse president Karzai eveneens een nieuwe wet getekend die fundamenteel in strijd is met de mensenrechten. Deze nieuwe wet zorgt ervoor dat vrouwen de toestemming van hun man nodig hebben om zich buitenshuis te bewegen, te werken, onderwijs te volgen en zelfs voor een doktersbezoek. Ook hebben vrouwen geen erfrecht en verliezen zij het recht op zorg voor hun kinderen wanneer hun echtgenoot overlijdt. Deze wet zet bovendien de deur open voor de stilzwijgende acceptatie van kindhuwelijken en verkrachting binnen het huwelijk, wat indruist tegen alle fundamentele menselijke waarden.

 

Mijnheer de staatssecretaris, ik wil u daarom vier vragen stellen. Hebt u de indruk dat de oproep van de minister van Buitenlandse Zaken met betrekking tot de vrijlating van de journalist invloed heeft gehad? Werd de minister hierin gesteund door andere landen? Indien ja, door welke? Is de minister op de hoogte van de nieuwe wet die de vrouwenrechten terugschroeft? Is de minister van plan om op diplomatiek plan tussenbeide te komen met betrekking tot deze nieuwe wet? Hoe kan volgens de minister de internationale gemeenschap erop toezien dat de fundamentele mensenrechten worden nageleefd in Afghanistan?

 

08.02  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, je ne serai pas très long, étant donné que M. Mathias De Clercq a dit l'essentiel en ce qui concerne ce projet de loi afghan. Manifestement, défendre les droits de l'homme et les libertés demande actuellement beaucoup de travail, d'autant plus s'il faut réagir par la voie diplomatique. Nous parlions précédemment des homosexuels. En l'occurrence, il s'agit des femmes en Afghanistan. Ce n'est pas rassurant! Je rejoins donc les inquiétudes de M. De Clercq.

 

Je m'interroge également sur le fait de savoir si nous avons pris, par la voie diplomatique, les contacts nécessaires et exercé des pressions, que ce soit au niveau belge ou européen. Quel est l'état de la situation?

 

08.03 Staatssecretaris Olivier Chastel: Beste collega’s, vooreerst wil ik kort antwoorden op de vragen van de heer De Clercq over de zaak van Parvez Kambaksh, student journalistiek. De minister van Buitenlandse Zaken heeft dit inderdaad aangekaart op de afgelopen conferentie over Afghanistan in Den Haag in een gesprek met zijn Afghaanse collega Spanta en dus niet met de Iraanse delegatie zoals een Belgische krant verkeerdelijk meldde.

 

Het was niet de eerste keer dat de minister dit dossier ter sprake bracht. In 2008 had hij dit al herhaaldelijk gedaan en onlangs opnieuw, toen het Afghaanse hooggerechtshof de veroordeling tot twintig jaar gevangenisstraf bevestigde. Een groot aantal Europese landen heeft in dit dossier invloed proberen uit te oefenen op de Afghaanse autoriteiten. In Kabul hebben de speciale gezant van de Europese Unie en de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties de demarches gecoördineerd. Het is nu nog te vroeg om te weten of de internationale druk zal leiden tot de vrijlating van de jonge journalist, maar vorig jaar was het toch een hele opluchting dat de in eerste instantie uitgesproken doodstraf werd omgezet.

 

Il règle les relations entre hommes et femmes, le divorce, la propriété, etc.

 

Cette loi constitue une régression certaine pour les droits de la femme afghane. Le ministre des Affaires étrangères regrette vivement son adoption. Elle est en contradiction avec la convention des Nations unies sur l’élimination de toutes les formes de discrimination à l’égard des femmes, convention que l’Afghanistan a ratifiée en 2003. Cette loi est également en contraction avec la Constitution afghane.

 

Il s’agit d’un fait très regrettable dans un pays où nous oeuvrons pour sortir de la violence et du sous-développement.

 

Le souhait du ministre est que, suite aux protestations des ONG afghanes, de certains membres du Parlement afghan et aussi du Haut commissaire des Nations unies aux droits de l’homme, le Parlement afghan modifie cette loi.

 

De notre côté, dans nos interventions, nous devons faire preuve de respect pour la souveraineté de l'État afghan et de son processus législatif. Généralement, des interventions trop énergiques ont dans ce pays des effets contre-productifs. En effet, elles alimentent la thèse selon laquelle les occidentaux y dicteraient leur loi et sont exploitées dans ce but par les milieux religieux conservateurs.

 

Une démarche européenne en troïka a été effectuée à Kaboul pour informer les autorités afghanes de notre préoccupation ainsi que pour les encourager à respecter leurs engagements internationaux en matière de droits de l’homme; il a été proposé au parlement de modifier la loi en question.

 

De minister van Buitenlandse Zaken kan u ook meedelen dat president Karzai zijn minister van Justitie na het lokaal en internationaal protest, de opdracht gaf de wet aan de grondwet te toetsen. De Afghaanse minister van Buitenlandse Zaken heeft toegezegd dat de wet tijdens het onderzoek niet zal worden gepubliceerd en niet in werking zal treden. De diensten van Buitenlandse Zaken zullen deze kwestie van nabij blijven volgen.

 

Le président: Monsieur Flahaux, entre-temps, le ministre a déjà répondu à votre question sur l'Afghanistan. Je propose de vous donner la parole lors des répliques, peut-être, en troisième position après les deux autres intervenants.

 

08.04  Jean-Jacques Flahaux (MR): Mme la secrétaire de commission venait de m'appeler. Il m'a donc fallu le temps d'arriver de la commission des Finances jusqu'ici. À moins d'enfiler des patins à roulettes, il est difficile de le faire en deux secondes!

 

Le président: L'ordre de passage a été bouleversé: on a tenu compte de la présence et de l'absence des collègues et cela complique parfois les choses.

 

08.05  Mathias De Clercq (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord, maar ik dring erop aan dat de minister blijvend diplomatieke druk op de ketel zet want regimes en wetten die de rechten van individuen ondergeschikt maken aan een volk, een natie of een volks- of geloofsgemeenschap, zijn echt onaanvaardbaar. Wetten die elk mens gelijkwaardig achten zijn in elk deel van de wereld fundamenteel. Hiervoor moeten wij onvermoeibaar blijven strijden. Ik hoop dat de minister in deze strijd verder voorop loopt.

 

08.06  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, je remercie le secrétaire d'État pour sa réponse. Je suis en tout cas rassuré qu'une démarche européenne ait été intentée. Dans de tels dossiers, comme dans celui du Burundi, une démarche européenne commune est toujours plus forte symboliquement. Je prends note du fait que nous nous préoccupons hautement du problème tant au niveau belge qu'au niveau européen.

 

Le président: Monsieur Flahaux, je vous octroie un peu de temps, si M. le secrétaire d'État souhaite encore réagir à l'un ou l'autre aspect de votre question. Vous prendrez connaissance du reste dans la version intégrale du compte rendu.

 

08.07  Jean-Jacques Flahaux (MR): Merci, monsieur le président. Monsieur le secrétaire d'État, je suis frappé de voir qu'en Belgique, de nombreuses personnes m'abordent au sujet de la problématique des femmes afghanes, la situation de l'égalité entre hommes et femmes étant considérée en recul très net.

 

Je rappelle que j'avais adressé ma question non pas au secrétaire d'État, mais à la ministre de l'Égalité des chances, Joëlle Milquet, compétente pour ce sujet. J'ai été très surpris que ma question ait été renvoyée en commission des Relations extérieures. Je ne trouve pas cela normal, car c'est au niveau du gouvernement belge, qui promeut l'égalité entre hommes et femmes que l'on doit prendre des mesures, notamment en matière de politique de coopération au développement, en termes de présence de la ministre Joëlle Milquet au sein de forums divers, où on traite de problèmes d'égalité hommes/femmes. Je ne souhaitais pas que ce problème soit examiné par le ministre des Affaires étrangères ou le secrétaire d'État. J'ignore comment procéder afin que la ministre de l'Égalité des chances puisse me répondre sur ce sujet, qui ne relève pas de la politique étrangère en tant que telle.

 

Le président: Je vous suggère d'adresser, à nouveau, votre question à Mme Milquet.

 

08.08  Jean-Jacques Flahaux (MR): Certainement, monsieur le président. J'espère qu'elle ne sera pas réorientée vers la commission des Relations extérieures.

 

Le président: Il sera tenu compte de vos remarques.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Maya Detiège aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de opvang van kinderen uit Wit-Rusland" (nr. 12238)

- mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de belemmeringen voor de opvang van Wit-Russische kinderen in België" (nr. 12338)

09 Questions jointes de

- Mme Maya Detiège au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "l'accueil d'enfants biélorusses" (n° 12238)

- Mme Juliette Boulet au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "les obstacles à l'accueil d'enfants biélorusses en Belgique" (n° 12338)

 

09.01  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'Ètat, Maya Detiège, qui est absente, voulait également poser la question. Je prendrai donc le document écrit de votre réponse pour pouvoir lui transmettre, si vous le voulez bien.

 

De nombreuses ASBL en Belgique accueillent des enfants biélorusses vivant dans les zones les plus touchées par l'accident nucléaire de Tchernobyl survenu en 1986. Ces séjours dans un environnement plus sain que celui régnant encore dans cette région permet à ces enfants de se refaire une santé et de découvrir un autre pays.

 

Aujourd'hui, ces ASBL sont très inquiètes quant aux nouvelles procédures d'obtention de visa. S'il n'y a eu aucun problème au niveau de l'Office des étrangers puisque tous les dossiers ont été acceptés, il a été signifié aux ASBL qu'à la suite d'une convention signée par l'État biélorusse et la Belgique, dans l'état actuel des choses, les enfants ne pourraient pas sortir de leur pays.

 

D'après les informations reçues par les ASBL, le président biélorusse veut imposer aux différents pays la signature d'une convention sans laquelle les pays ne pourraient plus continuer leurs actions humanitaires. Cette convention prévoirait une interdiction de séjour pure et simple pour les plus de 18 ans et une limitation à quatre séjours pour les enfants âgés de 14 ans

 

D'après mes recherches, il n'existe pas encore d'accords bilatéraux entre la Belgique et la Biélorussie sur les visas mais, au mois de novembre 2008, une réunion sur la problématique des enfants biélorusses se serait tenue au ministère des Affaires étrangères.

 

Pouvez-vous me faire part de l'issue des discussions qui ont eu lieu en novembre lors de la réunion au ministère des Affaires étrangères concernant l'avenir des relations entre la Belgique et la Biélorussie au sujet de ces enfants?

 

Pouvez-vous m'éclairer sur les blocages actuels qui empêcheraient les associations de mener à bien l'accueil des enfants biélorusses en Belgique?

 

Dans I'avenir, est-ce que la Belgique compte signer la convention décrite ci-dessus? Si cette convention n'est pas signée, pouvez-vous me faire savoir quelle est la législation actuellement en vigueur?

 

09.02  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Madame, la Belgique et d'autres pays de l'Union européenne accueillent déjà depuis de nombreuses années des enfants biélorusses pour des raisons de santé. Il s'agit d'enfants qui souffrent toujours des conséquences de la catastrophe de la centrale nucléaire de Tchernobyl, survenue en 1986.

 

La Biélorussie a demandé aux pays concernés de formaliser ces visites sous la forme d'un engagement bilatéral.

 

Le ministre des Affaires étrangères peut vous confirmer, une fois de plus, que, tout comme les autres pays concernés, nous sommes en contact avec le gouvernement biélorusse pour arriver le plus vite possible à un accord. Le ministre vous communique, en outre, que notre ambassade à Moscou a été associée à ces négociations et que nous avons bon espoir de trouver rapidement une solution.

 

Si vous le permettez, je demande un petit complément de réponse à mon collaborateur sur une question que je me suis posée pendant votre intervention.

 

Des questions complémentaires ont été posées sur la délivrance des visas aux enfants concernés, notamment à propos de la redevance de 6 euros à la frontière polonaise. En effet, quand ils rentrent chez eux, les formalités l'exigent. Le ministre garde toute son attention sur ce point afin de résoudre au plus vite la situation en cas de vacances des enfants victimes de la catastrophe de Tchernobyl.

 

09.03  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, je remarque le petit problème de transmission des informations entre le ministre des Affaires étrangères et vous-même.

 

09.04  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Ne vous inquiétez pas: c'est bien lui qui a rédigé la réponse!

 

09.05  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Je l'imagine. Cependant, j'aurais attendu un complément d'information sur la situation actuellement en vigueur. La difficulté majeure est bien de savoir à quelle législation nous faisons actuellement référence, ne fût-ce que pour les dernières vacances de Pâques ou les vacances à venir.

 

J'ai eu une petite sœur biélorusse quand j'étais plus jeune. Des difficultés se posaient à toutes les frontières et dans les pays traversés. En général, ils viennent en bus et traversent la frontière polonaise, ce qui n'est pas sans difficultés.

 

Il est fondamental de clarifier cette situation le plus vite possible. Je vous demande de relayer nos préoccupations auprès du ministre et relayer au nom des ASBL qui font ce travail d'accueil la demande de clarifier la législation qui permettrait d'offrir un parcours sans faille pour l'accueil de ces enfants biélorusses.

 

09.06  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Je m'engage à vous donner des informations, dans le délai le plus court possible, sur ce qui est en train d'être négocié.

 

09.07  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): J'introduirai une question écrite pour être sure d'obtenir ces informations le plus rapidement possible.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Samengevoegde vragen van

- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "het verzet van CD&V tegen het afkeuren van de uitspraken van paus Benedictus XVI over het nut van condooms in de strijd tegen aids" (nr. 12253)

- de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de voortgang van de resolutie waarin de uitspraak van de paus wordt veroordeeld" (nr. 12534)

10 Questions jointes de

- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "l'opposition du CD&V au rejet des propos du Pape Benoît XVI sur l'utilité des préservatifs dans la lutte contre le sida" (n° 12253)

- M. Xavier Baeselen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "le suivi de la résolution condamnant les propos du pape" (n° 12534)

 

10.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de staatssecretaris, aan de kwestie hebben wij in het Parlement natuurlijk reeds zeer veel aandacht besteed. Paus Benedictus XVI heeft tijdens zijn eerste Afrikareis enkele zeer controversiële uitspraken gedaan over het nut van condooms in de strijd tegen aids.

 

Ik heb mijn vraag ingediend toen de resolutie over de zaak in de Kamer nog niet was goedgekeurd – dat is onlangs wel gebeurd – en minister De Gucht verklaarde dat hij bereid was gevolg te geven aan de vragen in het voorstel van resolutie, waarna ik CD&V hoorde protesteren. CD&V is nochtans een regeringspartij.

 

Mijn vraag is dus enigszins door de realiteit ingehaald. Niettemin denk ik dat een vraag over de opvolging van de betreffende resolutie toch wel pertinent is.

 

Ik wou weten in hoeverre minister De Gucht reeds opvolging heeft gegeven aan de vragen die wij hier in de Kamer met een meerderheid hebben goedgekeurd.

 

10.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, beste collega, u hebt nota kunnen nemen van de verklaringen van de eerste minister aangaande de aangelegenheid in het Parlement op 26 maart 2009.

 

U kent eveneens de opvatting van de minister van Buitenlandse Zaken over de uitspraken van de paus, die hij publiekelijk heeft verwoord.

 

Op 15 april 2009 werd onze ambassadeur bij de Heilige Stoel met een officiële demarche belast met het oog op de mededeling aan de Vaticaanse overheid van de resolutie aangaande de uitspraken van de paus, die de Kamer op 2 april goedgekeurd heeft. Het antwoord van de Heilige Stoel werd op 17 april 2009 gepubliceerd op haar officiële website.

 

De resolutie van de Senaat ter zake is gisteren ingetrokken.

 

De minister van Buitenlandse Zaken wenst daaraan niets toe te voegen.

 

10.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de staatssecretaris, ik wil de minister van Buitenlandse Zaken bedanken voor de opvolging die hij heeft gegeven aan de resolutie en die hij hopelijk zal blijven geven. U weet evengoed als ik dat het geen vanzelfsprekende zaak is dat de regering effectief ook resoluties van het Parlement in acht neemt en uitvoert. Ik ben blij te horen dat het toch enigszins het geval is.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Vraag nummer nr. 12261 van collega Baeselen, die niet aanwezig is, vervalt. Vraag nr. 12263 van collega Van de Maelen wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 12277 van de heer Jambon vervalt, net als de vragen nrs 12316 en 12317 van de heer Baeselen.

 

11 Question de Mme Zoé Genot au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "les demandes d'acquisition de la nationalité belge déposées à l'étranger" (n° 12336)

11 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de in het buitenland ingediende aanvragen voor het verwerven van de Belgische nationaliteit" (nr. 12336)

 

11.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, en matière d'accès à la nationalité belge, et plus précisément en ce qui concerne la procédure de déclaration, il apparaît qu'avant de faire signer la déclaration et/ou de délivrer un accusé de réception, les consulats belges à l'étranger ont comme instruction d'attendre l'avis du SPF Affaires étrangères, qui examine au préalable les documents et les conditions de base.

 

Ces consulats ont eu pour instruction de ne faire signer la déclaration effective et de ne délivrer l'accusé de réception qu'après l'aval du service Nationalité du SPF Affaires étrangères.

 

Vu les délais parfois longs entre l'introduction de la demande et le feu vert de Bruxelles, les personnes qui entreprennent cette démarche vivent cela très mal étant donné qu'elles n'ont aucune preuve de la remise de documents originaux et parfois coûteux.

 

Monsieur le secrétaire d'État, serait-il possible que les consulats délivrent au moins un simple accusé de réception des documents en question?

Combien de demandes de ce type recevez-vous de l'étranger?

Quel est le nombre de demandes acceptées et le nombre de demandes refusées?

 

11.02  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur le président, chère collègue, le chef de la mission diplomatique ou du poste consulaire de carrière belge agissant en tant qu'officier de l'état civil dans le cadre d'une déclaration d'acquisition de la nationalité belge est tenu de s'assurer que le dossier est complet avant d'inviter le demandeur à signer sa déclaration contre récépissé. Aucun délai n'est légalement prévu entre le moment où le demandeur dépose les pièces justificatives visant à constituer son dossier et le jour de la signature de la déclaration. Il est clair que nous essayons de conclure les dossiers dans les plus brefs délais.

 

Le Code de la nationalité belge ainsi que la circulaire du ministre de la Justice du 25 mai 2007 (Moniteur belge du 4 juin 2007) relative aux modifications du Code de la nationalité belge introduites par la loi du 27 décembre 2006 portant dispositions diverses ne prévoient pas de délivrer un accusé de réception lors du dépôt des documents en poste. Seul le récépissé lors de la signature de la déclaration est prévu par le Code de la nationalité belge.

 

Suite aux modifications dudit code, permettant depuis le 1er juin 2007 de souscrire à partir de l'étranger une déclaration de nationalité, en vertu de l'article 12bis §1, 2° du Code de la nationalité belge, il y a eu 400 demandes introduites à partir de l'étranger. 50% de ces demandes aboutissent à l'obtention de la nationalité belge.

 

11.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je vous remercie. Les chiffres permettent de mieux évaluer l'ampleur du phénomène.

 

Cette pratique qui veut qu'on envoie les documents au SPF Affaires étrangères en Belgique n'est pas prévue par la loi. Je pense qu'il conviendrait de la supprimer, vu qu'elle n'est pas prévue dans la loi ou, si elle continue à être utilisée, de prévoir un récépissé intermédiaire quand certains documents ont été déposés.

 

Quand certaines personnes ont entrepris de nombreuses démarches ou payé de nombreux timbres fiscaux, on peut comprendre qu'elles souhaitent obtenir un accusé de réception de ces documents, surtout si la procédure est longue.

 

Il serait peut-être aussi intéressant de voir pour quelle raison cette procédure prend autant de temps. Toutes les étapes sont-elles vraiment nécessaires, surtout si elles ne sont pas prévues par la loi?

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de Mme Juliette Boulet au secrétaire d'État aux Affaires étrangères, chargé de la Préparation de la Présidence européenne, adjoint au ministre des Affaires étrangères sur "le retard dans le paiement de factures" (n° 12464)

12 Vraag van mevrouw Juliette Boulet aan de staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken, belast met de Voorbereiding van het Europese Voorzitterschap, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de laattijdige betaling van facturen" (nr. 12464)

 

12.01  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, il arrive fréquemment que des factures ne soient pas payées à l'échéance par les autorités fédérales. Cela concerne non seulement la livraison de marchandises mais aussi la prestation de services par des experts, psychiatres ou médecins. Nous avions déjà posé cette question l'année dernière et je vous la pose à nouveau pour savoir si la situation s'est améliorée.

 

À combien s'élevait le montant total des factures impayées du cabinet en date du 31 décembre 2008 et combien au 31 janvier 2009? Combien de factures ont-elles été payées en retard par votre cabinet dans la période janvier 2008-janvier 2009? De combien de jours en moyenne la date d'échéance a-t-elle été dépassée? Quel est le montant total des factures non payées dans les délais impartis? Combien de temps a dû attendre en moyenne un fournisseur ou expert pendant cette même période pour que ses factures soient payées par votre cabinet? Quel a été le coût supplémentaire encouru par votre cabinet par suite du retard de paiement des factures (amendes, intérêts de retard ou frais de recouvrement éventuels)?

 

Certains fournisseurs ont-ils déjà procédé au recouvrement judiciaire de factures non contestées? Dans l'affirmative, à hauteur de quel montant? Des jugements ont-ils déjà été prononcés à l'encontre de l'État belge au sujet de factures impayées par votre cabinet? Quelles étaient les causes des retards de paiement? Quelles mesures avez-vous prises pour les éviter à l'avenir?

 

Président: Wouter De Vriendt.

Voorzitter: Wouter De Vriendt.

 

12.02  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur le président, je remercie Mme Boulet de me poser une question spécficique: pour une fois qu'elle m'est adressée en propre!

 

Pour vous répondre quant au retard de paiement de factures, mon cabinet n'a versé aucun intérêt de retard pour défaut de paiement depuis sa constitution. Les paiements sont honorés conformément aux conditions fixées dans les cahiers des charges établis par les contrats multiservices publics fédéraux. Pour les dépenses hors marchés contrats multiservices fédéraux, les délais de paiement sont fixés à trente jours, excepté modalités contractuelles négociées. À la fin de l'année dernière, je n'avais aucune facture en retard de paiement.

 

12.03  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, je conçois qu'il doit être frustrant de répondre exclusivement à des questions adressées à d'autres. Ne vous inquiétez pas, je formulerai bientôt des questions à votre intention, notamment au sujet de la préparation de la présidence belge en 2010. N'ayez crainte: des choses sont en préparation. Nous nous préoccupons également de votre action en dehors des réponses aux questions adressées au ministre des Affaires étrangères.

 

12.04  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Sachez de surcroît que même pour la préparation de la présidence, c'est le ministre des Affaires étrangères qui est compétent.

 

12.05  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Vous êtes tout de même secrétaire d'État à la préparation de la présidence ou je me trompe?

 

12.06  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Il est compétent pour tout le département.

 

12.07  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Mais que faites-vous alors à part répondre aux questions? Cela doit vraiment être très frustrant! Quoi qu'il en soit, je suis heureuse d'entendre vos réponses. Nous avons déjà adressé cette question à l'ensemble des ministres l'année dernière. Il est important de faire preuve de bonne gestion dans les pouvoirs publics.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De heer Van der Maelen is niet aanwezig. Als niemand er bezwaar tegen heeft, stel ik voor mijn vraag te stellen. Het is een gelijkaardige vraag, maar dan gericht tot de FOD Buitenlandse Betrekkingen in het algemeen.

 

13 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de laattijdige betaling van facturen" (nr. 12505)

13 Question de M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "le paiement tardif de factures" (n° 12505)

 

13.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de staatssecretaris, dat facturen niet tijdig worden betaald door de federale overheid is een oud zeer. Het gaat niet alleen om de levering van goederen maar ook van diensten geleverd door onder anderen deskundigen en artsen. Ik heb deze vraag vorig jaar ook al gesteld, maar ik wil ze nu opnieuw stellen in de hoop een positieve evolutie vast te stellen.

 

Mijn vragen, gericht aan minister De Gucht, zijn de volgende.

 

Ten eerste, hoeveel bedroeg de totale som van openstaande facturen bij de FOD Buitenlandse Betrekkingen op 31 december 2008 en hoeveel bedroeg de totale som op 31 januari 2009?

 

Ten tweede, hoeveel facturen werden te laat betaald door de FOD in de periode januari 2008-januari 2009? Kunt u zo mogelijk de cijfers opsplitsen per maand? Wat was de gemiddelde duur van overschrijding van de betaaldatum?

 

Ten derde, welk totaalbedrag vertegenwoordigden de facturen die te laat werden betaald?

 

Ten vierde, hoelang moest een leverancier of een deskundige gemiddeld wachten in de periode januari 2008-januari 2009 tot de facturen door de FOD werden betaald?

 

Ten vijfde, wat waren de meerkosten voor de FOD als gevolg van de laattijdige betaling van facturen, boetebedingen, interesten, eventuele invorderingskosten en dergelijke?

 

Ten zesde, zijn leveranciers al overgegaan tot gerechtelijke invordering van niet-betwiste facturen? Zo ja, voor welke bedragen? Zijn er reeds vonnissen geveld in het nadeel van de Belgische Staat over facturen onder bevoegdheid van de FOD?

 

Ten zevende, welke waren de oorzaken van de laattijdige betalingen?

 

Ten slotte, welke maatregelen werden er getroffen om ervoor te zorgen dat er een einde wordt gemaakt aan eventuele laattijdige betalingen?

 

13.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Beste collega, er is geen betalingsachterstand voor de facturen van 2008 om de volgende redenen.

 

Het ankerprincipe werd niet meer toegepast in 2008, waardoor achterstanden zoals geregistreerd in voorgaande jaren, werden vermeden. De uitgaven in 2008 zijn daardoor hoger dan deze in 2006 en 2007. Hieruit volgt dus dat er geen meerkost was wegens laattijdige betalingen. Ons huidig informaticasysteem laat niet toe om dergelijke informatie weer te geven. Vanaf 2010 zal FEDCOM geïmplementeerd zijn en met dit informaticasysteem zal dit wel mogelijk zijn. Voor 2008 was er geen overschrijding van de gemiddelde betalingsduur. Voor de overige punten verwijs ik, voor zover deze van toepassing zijn, naar bovenstaande antwoorden.

 

13.03  Medewerkster van de Staatssecretaris: Gisteren, laat op de avond, vernamen wij dat het informaticasysteem waarvan sprake in feite dit jaar al tijdens een proefperiode zal worden opgestart, zelfs binnen een goede maand of binnen twee maanden. Wij verwachten dat het vroeger dan 2010 operationeel zal zijn. Eerst zal er dus een proefperiode zijn.

 

13.04  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Ik was enigszins verwonderd over die timing van 2010. de vragen die kunnen worden gesteld zullen toch niet zodanig gedetailleerd zijn. Bovendien behoort het toch tot goed bestuur om antwoord te kunnen geven op vragen die zijn uitgesplitst per maand, per betaling en dergelijke. Ik kijk uiteraard uit naar de resultaten die in de loop van dit jaar zullen worden bekendgemaakt en die alsdan zullen kunnen worden geanalyseerd.

 

13.05  Medewerkster van de Staatssecretaris: Het was op zeer uitdrukkelijk verzoek van minister De Gucht om dit te bespoedigen en in samenwerking met de diensten heeft men daar in alle objectiviteit zeer hard aan gewerkt omdat wij inderdaad overtuigd zijn van de nood om op die manier elektronisch een beter overzicht te krijgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Gelet op de aanwezige leden meen ik dat thans kan worden overgegaan tot een volgende vraag van mezelf. Ik heb mijn vraag evenwel op mijn bank laten liggen en verzoek mevrouw Boulet mij te vervangen als voorzitter.

 

Présidente: Juliette Boulet.

Voorzitter: Juliette Boulet.

 

13.06  Jean-Jacques Flahaux (MR): Monsieur le secrétaire d'État, j'entends bien le vœu de Mme Boulet que vous soyez le plus rapidement ministre en titre! C'est également le mien!

 

La présidente: Monsieur Flahaux, je vous prie de bien vouloir m'excuser mais la parole était à M. De Vriendt.

 

14 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de ratificatieprocedure van het verdrag inzake clustermunitie" (nr. 12645)

14 Question de M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "la procédure de ratification du traité sur les bombes à sous-munitions" (n° 12645)

 

14.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag handelt over de ratificatieprocedure van het verdrag inzake clustermunitie. Drie december 2008 was een historische dag. Op die dag werd in Oslo de conventie inzake clustermunitie door 94 landen ondertekend. Ook België zette zijn handtekening onder dat verdrag.

 

Tot op vandaag hebben 6 landen het verdrag geratificeerd: Ierland, Noorwegen, Vaticaanstad, Sierra-Leone, Laos en Oostenrijk. België, dat toch altijd een zeer sterke voortrekkersrol heeft gespeeld inzake de strijd tegen clustermunitie, is voorlopig nog niet in het lijstje terug te vinden.

 

Desalniettemin heeft België zich meermaals geëngageerd, onder meer bij monde van minister van Buitenlandse Zaken, Karel de Gucht, en uzelf, om de ratificatieprocedure zo snel mogelijk op te starten. De minister van Buitenlandse Zaken verwoordde het op 3 december 2008 in Oslo als volgt: “Belgium will start ratification procedures without delay and is resolved to contribute to the earliest possible entry into force of the convention”.

 

Op 22 oktober 2008 wist u in deze commissie te vertellen dat de voorbereiding van de ratificatie reeds was opgestart, om een zeer snelle ratificatie mogelijk te maken.

 

U hebt ook gezegd dat het de ambitie is dat ons land een positief signaal geeft inzake de ratificatie van deze conventie, zodat zij zo snel mogelijk in werking zou kunnen treden.

 

Wij zijn nu bijna vijf maand na de ondertekening van het verdrag, maar het blijft wachten op dat positief signaal van België. Dat is jammer voor een land dat voortrekker zou moeten zijn in de strijd tegen clustermunitie. Daarom achtte ik het opportuun u te bevragen over de status van de Belgische ratificatieprocedure van het verdrag inzake clustermunitie.

 

Het verdrag is een gemengd verdrag, wat betekent dat de instemming van de deelstaatparlementen noodzakelijk is. Dat vertraagt wellicht de ratificatieprocedure. Het is maar de vraag of de ratificatie in de deelstaatparlementen voor de komende verkiezingen zal kunnen gebeuren. Als ik mij niet vergis, is dit de laatste werkweek voor het Vlaams Parlement.

 

Het overleg met de deelparlementen in het kader van gemengde verdragen gebeurt in regel onder de coördinatie van de FOD Buitenlandse Zaken. De minister is dus zeer goed geplaatst om te verklaren waarom dat overleg, opgestart sedert oktober 2008 volgens uw eerdere verklaringen, nog niet heeft geleid tot ratificatie.

 

Ten eerste, voor zover geweten is de procedure op federaal niveau niet afhankelijk van een voorafgaande instemming van de deelparlementen. Indien de ratificatieprocedure op federaal niveau snel wordt afgerond, kan het federale Parlement zijn instemming reeds geven. In welke fase bevindt zich de ratificatieprocedure met betrekking tot het verdrag op federaal niveau?

 

Ten tweede, welke maatregelen werden reeds genomen door de FOD Buitenlandse Zaken inzake de ratificatie op gewestelijk niveau? Welke zijn de redenen voor de vastgestelde vertraging?

 

Ten slotte, wanneer zal volgens u de Belgische ratificatie een feit zijn, rekening houdend met eventuele vertraging wegens de regionale verkiezingen? Wat is volgens u een haalbare timing?

 

14.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Ten eerste, de administratie van de minister van Buitenlandse Zaken had dit dossier inhoudelijk voorbereid op 23 december 2008 en voor het verplichte advies voor de inspecteur van Financiën voorgelegd. Dit advies was beschikbaar op 27 februari 2009. De officiële Nederlandstalige versie van de Conventie die op 2 en 3 december 2008 te Oslo werd ondertekend kwam er in samenspraak met Nederland en was definitief klaar op 6 maart 2009. Op 12 maart 2009 vroeg de administratie de instemming van de staatssecretaris voor Begroting. Met zijn instemming op 24 april 2009 was het volledige dossier voorontwerp van wet daarmee klaar. Dit dossier wordt door de minister op de agenda van de volgende Ministerraad gezet. Vervolgens worden de nodige stappen ondernomen om het dossier zo snel mogelijk aan het federale parlement te bezorgen, dit met het oog op ratificatie.

 

Ten tweede, sinds de ondertekening van de Conventie te Oslo heeft de minister van Buitenlandse Zaken aan de gewestelijke autoriteiten te kennen gegeven dat een snelle ratificatie opportuun zou zijn om het engagement van ons land ten aanzien van deze conventie te benadrukken.

 

De minister heeft dan ook aan de gewestelijke autoriteiten de medewerking van zijn diensten aangeboden, waar mogelijk en noodzakelijk, bij het vervolledigen van het dossier. In die zin werden een aantal achtergrondnota’s en ook de officiële taalversies bezorgd.

 

Ten derde, de Gewesten volgen elk hun eigen voorschriften inzake procedures voor ratificatie. De minister dient die uiteraard te respecteren. Uit een bevraging over de stand van zaken blijkt dat elk Gewest het vereiste proces heeft opgestart. De minister blijft deze kwestie met grote aandacht opvolgen.

 

Ten vierde, de minister heeft in december 2008 te Oslo verklaard dat ons land snel werk wil maken van de uitvoering van de conventie. Sinds het begin van dit jaar heeft zijn departement een aantal initiatieven in die zin genomen. Zo werd met het maatschappelijk middenveld overlegd over concrete projecten ter uitvoering van de engagementen over slachtofferhulp en werd een eerste project financieel ondersteund. Tevens organiseert ons land in mei een internationale workshop om na te gaan op welke wijze de bepalingen over slachtofferhulp uit de conventies van Ottawa en Oslo op de meest efficiënte wijze op het terrein kunnen worden uitgevoerd.

 

Wat de promotie van de conventie van Oslo betreft, heeft ons land al geïntervenieerd in de schoot van de EU en de NAVO.

 

Een ruimere promotiecampagne wordt afgesproken met een aantal andere landen die dit project een warm hart toedragen. Uiteraard hoopt de minister dan ook dat de ratificatie door België niet te lang op zich zal laten wachten.

 

14.03  Medewerkster van de Staatssecretaris: Die informatie dateert alweer van gisteren. Het dossier wordt versneld behandeld. Zoals de staatssecretaris al zei, wordt het gereed gemaakt voor de Ministerraad. Er moest nog een aantal handtekeningen worden gerecupereerd en dat is deze week net gebeurd. Als dan de Ministerraad en de Raad van State achter de rug zijn, kunnen we terugvallen op het circuit dat we met ervaring hebben opgebouwd om op federaal vlak zeer snel te gaan met die ratificatie. Dat wil dus zeggen de normale gang van zaken: de Senaat, de commissie, de plenaire, commissie Kamer, de plenaire Kamer. We hebben reeds in een aantal gevallen bewezen dat we dat zeer snel kunnen, zelfs binnen de paar weken. Wat dat betreft, hebben wij goede hoop om inderdaad federaal zeer snel tot een ratificatie te komen.

 

14.04  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijn vraag diende effectief als aansporing en als uiting van bekommernis uiteraard, omdat er een aantal verklaringen werd afgelegd zowel in oktober vorig jaar als tijdens de conferentie in Oslo. De FOD Buitenlandse Zaken heeft een coördinerende rol inzake gemengde verdragen, dus heeft toch een zekere verantwoordelijkheid om het proces al dan niet te versnellen.

 

Tot nu toe is de Belgische rol inzake clustermunitie, dat moet gezegd, zeer lovenswaardig. In 2006 werd er een wet goedgekeurd. België was het eerste land dat het gebruik, transport, de opslag, de ontwikkeling en de productie van clustermunitie op nationaal niveau verbood.

 

Ook het werk van de Belgische ontmijners in Libanon verdient toch zeer veel respect. Ik denk dat we een morele autoriteit hebben opgebouwd in het dossier. Als we heel wat andere landen laten voorgaan in die ratificatie, dan dreigt dat onze morele autoriteit toch een stuk te beschadigen. Dat zou bijzonder jammer zijn.

 

Tot slot wil ik meegeven dat ik minister De Crem een vraag heb gesteld om na te gaan wat de stand van zaken is inzake de vernietiging van de stocks van clustermunitie. Ook dat maakt uiteraard deel uit van het hele dossier.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: Je propose que nous donnions maintenant la parole à M. Flahaux car il est rapporteur en commission des Finances.

 

15 Question de M. Jean-Jacques Flahaux au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "le fonctionnement de l'Europe" (n° 12895)

15 Vraag van de heer Jean-Jacques Flahaux aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de werking van Europa" (nr. 12895)

 

15.01  Jean-Jacques Flahaux (MR): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, votre ministre a déclaré à la presse regretter que l'Europe ne défende pas une politique commune définie par un leader, le président de la Commission européenne, au nom d'un ensemble politique homogène. Il regrette aussi que, de fait, ce soient les grands États qui imposent leurs vues sans concertation véritable avec les petits États, en vue de définir une position commune. M. De Gucht a, en quelque sorte, dit que le Roi était nu!

 

Fervent européen, je ne peux que le rejoindre dans ce constat regrettable. En effet, malgré les efforts de Manuel Barroso pour mettre en place un plan de relance commun, force est de constater que, pour l'essentiel, celui-ci est surtout l'addition de plans séparés, exprimant parfois un repli national voire sous-national comme cela arrive en Belgique et risquant d'être à effets limités, faute de moyens financiers suffisants pour certains pays.

 

C'est cette absence "d'envie commune" qui donne parfois le jour à des politiques européennes entravées par la défense d'intérêts nationaux, au détriment d'une véritable puissance politique, économique et diplomatique.

 

Aussi, monsieur le secrétaire d'État, comment comptez-vous agir pour favoriser l'émergence d'une véritable Europe en matière politique, économique et diplomatique, surtout que nous en assumerons la présidence l'an prochain?

 

Comptez-vous militer pour la mise en œuvre d'un véritable plan de relance européen appuyé sur un grand emprunt européen pour relancer l'investissement, financer des grands projets, soutenir les PME et les ménages les plus en difficulté? Comptez-vous militer pour la définition de règles communes, notamment en termes d'harmonisation fiscale, même si cette compétence relève de votre collègue, le ministre des Finances?

 

15.02  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Chers collègues, l’Union européenne traverse actuellement une période de profonde incertitude. Elle doit faire face à une crise économique et financière sans précédent. Les réformes institutionnelles nécessaires ne sont toujours pas réalisées. À défaut d’entrée en vigueur du Traité de Lisbonne, dans ce contexte plutôt morose, on assiste à un retour de tendances intergouvernementales lesquelles privilégient les plus grands États membres et nuisent au projet européen.

 

Pour la Belgique, il importe de remettre la méthode communautaire au centre du processus décisionnel. Cette méthode assure l’égalité entre les États membres et la recherche de l’intérêt européen commun. Ce dernier ne peut être réduit au plus petit dénominateur commun. Cette méthode communautaire suppose une Commission forte donnant les impulsions nécessaires à l’intégration européenne. La Belgique continuera à plaider pour que cette méthode communautaire soit pleinement respectée et appliquée dans les travaux de l’Union. Grâce à l’intégration commune, l’Union européenne est devenue un joueur mondial, surtout au niveau économique.

 

En outre, l’Union monétaire a semblé être un succès exceptionnel. On n’ose pas imaginer la débâcle additionnelle qu'aurait pu entraîner l’absence d’une monnaie unique en ces temps de crise.

 

Le Conseil européen de décembre 2008 a approuvé un plan de relance équivalent à environ 3,3% du produit intérieur brut de l’Union européenne. Ce plan constitue le cadre commun des efforts entrepris par les États membres et par l’Union européenne afin d’assurer leur cohérence et maximiser leurs effets.

 

Néanmoins, nous nous sommes peut-être attendus à une réponse plus forte de l’Union et à encore plus de guidance de sa part. Dès lors, le ministre des Affaires étrangères continue à défendre un renforcement de l’encadrement communautaire de la politique socioéconomique de l’Union sous l’angle de la stratégie de Lisbonne. Un tel renforcement présente un intérêt tout particulier pour les pays partageant la même monnaie.

 

La création d'un emprunt européen constituerait sans doute une nouvelle source de moyens financiers. Néanmoins, cette piste mérite réflexion au niveau de sa faisabilité juridique vu les traités existants et les conséquences pour la stabilité économique et financière pour toute l'Union européenne. C'est pourquoi le ministre – et vous l'avez évoqué vous-même – vous conseille de poser cette question au ministre compétent en cette matière. La définition de "règles communes" en matière fiscale reste dépendante d'une décision prise à l'unanimité et donc, d'un accord entre 27 États membres. Nonobstant cette règle, la Belgique a toujours défendu l'harmonisation de règles fiscales afin de supprimer ces barrières s'opposant à la réalisation de ce grand marché intérieur.

 

15.03  Jean-Jacques Flahaux (MR): Madame la présidente, je ne peux que remercier le ministre pour sa réponse.

 

Je crois effectivement que l'on mesure mieux aujourd'hui l'importance de la monnaie commune. Il suffit de voir ce qui se passe en Islande et en Grande-Bretagne pour s'en rendre compte.

 

Comme vous l'avez déjà dit dans une autre instance, monsieur le secrétaire d'État, l'Europe n'est pas le problème, mais la solution.

 

Je me souviens d'une conférence organisée par une autre formation politique qui était chère à M. Maystadt dans le passé et à l'occasion de laquelle on lui avait demandé s'il ne valait pas mieux se recroqueviller sur des États. Question à laquelle il a répondu que cela lui semblait être la plus mauvaise solution et que sur ce point, il se considérait comme libéral.

 

Selon moi, il est donc important de faire plus d'Europe et non moins d'Europe, ce en particulier durant la période que nous connaissons. Et je ne doute pas que vous aurez l'occasion de le dire et de le répéter avec force dans d'autres instances.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: Chers collègues, une dizaine de questions de M. Baeselen figurent encore à notre ordre du jour.

Certaines d'entre elles ont été reportées.

 

16 Question de M. Xavier Baeselen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "la chasse aux phoques au Canada" (n° 12261)

16 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de jacht op zeehonden in Canada" (nr. 12261)

 

16.01  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, cette question concerne les relations de la Belgique et de l'Europe avec le Canada au regard de la problématique de la chasse aux phoques au Canada.

 

Je sais que l'Union européenne a pris position récemment, position dont je me réjouis, à savoir une interdiction européenne de l'importation des produits dérivés de peaux de phoques. La Belgique avait déjà adopté une législation très contraignante, comme vous le savez, en la matière. Nous étions avant-gardistes.

 

Cette chasse est souvent sanglante. Elle provoque l'émoi des populations en Europe et dans le monde, surtout quant aux méthodes utilisées pour cette chasse. Qu'elle existe, c'est une chose mais je crois qu'on peut discuter des méthodes. Il y a eu de nombreux rapports d'expertise à cet égard.

 

Pouvez-vous me dire si la Belgique soutiendra et plaidera en faveur de cette décision? En réalité, j'ai la réponse puisque, si je ne me trompe, les ministres se sont mis d'accord sur un texte interdisant l'importation, la fabrication de produits au départ de produits dérivés du phoque?

 

Y a-t-il éventuellement eu des contacts avec le Canada sur cette question?

 

16.02  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Cher collègue, les discussions sur la proposition de Règlement concernant le commerce des produits dérivés du phoque se trouvent pour l'instant dans une phase cruciale, tant au niveau du Conseil qu'au niveau du Parlement.

 

Au niveau du Conseil, les divisions entre États membres sont restées importantes. Une majorité d'États membres, parmi lesquels la Belgique, était en faveur d'une interdiction totale du commerce, avec une dérogation bien circonscrite pour les populations indigènes. Un groupe d'États membres, emmené par la Suède et la Finlande, souhaitait une exception additionnelle pour les produits dérivés de la chasse à petite échelle, souhait auquel étaient opposés le Parlement européen et une majorité d'États membres.

 

La Commission a proposé de limiter l'interdiction à la commercialisation de produits et non plus à leur transit et à leur exportation, ce qui est d'ailleurs analogue à la législation belge. Selon la Commission, cette proposition pourrait rendre cette mesure plus compatible avec notamment les dispositions de l'OMC.

 

Le 22 avril, le Parlement et le Conseil ont trouvé un compromis. La dérogation additionnelle pour la chasse à petite échelle est acceptée dans le résultat final, dans la mesure où cette chasse contribue à la subsistance et en particulier au maintien des stocks de poissons.

 

La proposition de la Commission sur la limitation de ce Règlement à la commercialisation des produits est incorporée dans le compromis final. Ce compromis a été confirmé lors du COREPER du 24 avril dernier. Le dossier est maintenant transmis au Parlement en vue du vote final le 5 mai, la semaine prochaine.

 

La Belgique a, d'une manière systématique, soutenu les efforts consentis par la présidence pour arriver à ce consensus.

 

Régulièrement, les démarches sont effectuées auprès de nos ambassades et des services compétents de l'administration des Affaires étrangères par des pays ayant une tradition de la chasse aux phoques. Tenant compte de l'évolution du dossier au niveau européen et de notre position de base, une réponse claire et nuancée leur est systématiquement fournie.

 

16.03  Xavier Baeselen (MR): Je me réjouis de l'avancée du dossier et à ce qu'on puisse aboutir en cette matière au niveau européen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: Voulez-vous poser votre question suivante, monsieur Baeselen?

 

16.04  Xavier Baeselen (MR): Madame la présidente, je voudrais transformer mes questions n° 12316 et n° 12317 en questions écrites. J'aimerais aussi reporter d'une semaine ma question n° 12346.

 

17 Question de M. Xavier Baeselen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "l'espionnage informatique chinois" (n° 12347)

17 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de elektronische spionage van China" (nr. 12347)

 

17.01  Xavier Baeselen (MR): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, une vague d'espionnage informatique, trouvant son origine en Chine, aurait permis d'infiltrer le contenu des ordinateurs d'autorités gouvernementales et de particuliers dans 103 pays, y compris dans des ordinateurs en lien avec la question tibétaine et le Dalai-lama, affirme un rapport canadien, publié récemment. Il s'agirait d'un espionnage informatique à grande échelle, contrôlé par des ordinateurs basés quasi exclusivement en Chine. "Jusqu'à 30% des hôtes infectés sont considérés comme des cibles de grande valeur, parmi lesquelles des ministères des Affaires étrangères, des ambassades, des organisations internationales, des nouveaux médias et des ONG", indique le rapport.

 

Le système, baptisé "Ghostnet" (réseau fantôme), aurait ciblé les représentations du Dalaï Lama en Inde, à Bruxelles, Londres et New York, et les ambassades d'Allemagne, du Portugal, de Roumanie étaient visées, de même que les ministères des Affaires étrangères d'Iran, du Bengladesh, du Bhoutan et de Lettonie. En tout, quelque 1.300 ordinateurs auraient ainsi été infiltrés dans 103 pays différents durant ces deux dernières années.

 

L'enquête menée par des spécialistes du centre pour les études internationales de l'université de Toronto a démarré en juin 2008 lorsque les services du Dalaï Lama ont demandé la vérification d'un logiciel douteux dans leurs ordinateurs. "Les systèmes informatiques tibétains que nous avons examinés faisaient l'objet de multiples infiltrations qui permettaient aux agresseurs un accès sans précédent à des informations potentiellement sensibles", indiquent les scientifiques.

 

Ce réseau serait de loin le plus important à être dénoncé d'après le nombre de pays touchés. Il continuerait à infiltrer et à surveiller plus d'une dizaine d'ordinateurs par semaine, selon le rapport.

 

Monsieur le ministre, avez-vous eu connaissance de ce rapport?

 

Existe-t-il, selon vos services, des preuves ou des éléments troublants quant à la surveillance d'ordinateurs dans une de nos ambassades ou dans un de nos ministères?

 

Y a-t-il eu des plaintes en rapport avec une potentielle infiltration dans nos systèmes informatiques de nos ambassades à l'étranger ou au sein du département des Affaires étrangères en Belgique?

 

Enfin, avez-vous connaissance de plaintes en rapport avec une éventuelle infiltration dans des systèmes informatiques d'ambassades ou d'institutions gouvernementales situées sur le territoire belge?

 

17.02  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Madame la présidente, chers collègues, évidemment, c'est avec beaucoup d'intérêt que nous avons récemment pris connaissance de ce rapport, mais il n'a malheureusement pas encore pu être complètement décortiqué ni examiné en profondeur. Actuellement, un contrôle approfondi des ordinateurs en provenance de certaines de nos ambassades est en cours.

 

Vu que l'investigation n'est pas achevée, il est trop tôt pour donner des détails à son sujet. Le SPF Affaires étrangères travaille en étroite collaboration avec la sûreté de l'État, ainsi que le Service général de renseignement et de sécurité à la Défense.

 

À ce jour et à la connaissance de notre département, aucune plainte officielle n'a été déposée. Le ministre des Affaires étrangères n'a pas connaissance des faits que vous mentionnez. Les plaintes sont d'habitude adressées à la police fédérale. Par ailleurs, la 'Federal Computer Crime Unit' est plus à même de répondre à ces questions que le département lui-même.

 

Peut-être pouvons-nous nous donner quelques semaines afin de pouvoir répondre plus précisément en ce qui concerne l'état des lieux définitif des ordinateurs du département?

 

17.03  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je prends note qu'il n'y a pas eu de plainte officielle de nos ambassades par rapport à des infiltrations. Il y a une analyse des ordinateurs dans des endroits plus sensibles que d'autres.

 

Je reviendrai vers vous d'ici quelques semaines afin de faire le point avec vous.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

18 Question de Mme Juliette Boulet au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "la mort du Panchen Lama et la condamnation de deux Tibétains par la cour de Lhassa" (n° 12905)

18 Vraag van mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de dood van de Panchen lama en de veroordeling van twee Tibetanen door een rechtbank in Lhasa" (nr. 12905)

 

18.01  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, la presse a révélé que le vrai Panchen Lama serait mort voici bien longtemps. Il s'agit d'une communication de la Chine sur ce sujet.

 

Les informations feraient état d'une mort qui remonterait à bien longtemps et que le Panchen Lama serait mort d'un cancer. Les autorités chinoises auraient fait appel à des médecins cubains ou vénézuéliens pour tenter de sauver celui-ci sans succès. Ce qui semble étrange, c'est que la Chine fasse appel à des médecins étrangers alors que leurs médecins sont extrêmement compétents. On ne comprend pas non plus pourquoi un ancien journaliste nippon a fait cette déclaration.

 

Que pensez-vous de cet événement et est-ce que la Belgique, dans le cadre du vingtième anniversaire du Panchen Lama le 25 avril, compte demander l'envoi d'une mission d'investigation indépendante pour vérifier ce qu'il devient effectivement?

 

J'aimerais aussi vous entretenir de la récente condamnation de deux Tibétains le 8 avril par une cour de Lhassa. Une discussion européenne est en cours et il n'est pas impossible qu'une réaction commune soit envisagée. Quelle position la Belgique a-t-elle adoptée concernant ces deux condamnés? A-t-elle ou va-t-elle faire passer son message à Pékin directement? Une réaction européenne est-elle à l'ordre du jour et, si oui, se fera-t-elle en public ou dans le cadre de la diplomatie silencieuse?

 

18.02  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Les services du ministre des Affaires étrangères ne disposent pas de l'expertise nécessaire pour juger de l'authenticité des réincarnations concurrentes de dignitaires bouddhistes tibétains présentés comme véritables par les autorités chinoises. Même en allant sur place, on n'y arriverait pas, qu'il s'agisse du Dalaï Lama ou du Panchen Lama.

 

Le ministre est par contre très préoccupé par l'utilisation fréquente de la peine de mort en Chine, surtout quand elle concerne des opposants politiques. Il peut vous confirmer que les missions diplomatiques européennes à Beijing ont reçu instruction d'effectuer une démarche auprès des autorités chinoises afin d'exprimer notre préoccupation et demander que les condamnés ne soient pas exécutés et que leurs peines soient commuées. Il ne s'agit pas de diplomatie silencieuse, mais au contraire d'une démarche tout ce qu'il y a de plus officiel, explicite et franche.

 

Quand nous avons des difficultés avec des aspects de la situation des droits de l'homme en Chine, le dire franchement aux responsables de ce pays est en effet préférable à des déclarations spectaculaires à la presse et à l'opinion publique qui ne pourraient qu'être interprétées par les autorités chinoises comme des gestes agressifs d'ingérence à leur égard et leur donneraient donc prétexte à ignorer complètement les démarches en question.

 

18.03  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, je ne suis pas très calée non plus sur la question de la réincarnation mais ce qui me préoccupe dans ce genre d'informations, c'est la campagne de désinformation menée par la Chine à l'égard de tout ce qui se passe au Tibet. Juste avant les congés de Pâques, j'ai reçu dans ma boîte aux lettres privée des documents, des DVD, des livres de la part de l'ambassade de la République populaire de Chine, tentant de me convaincre sans explication aucune du bien-fondé de la politique chinoise au Tibet. J'ai été surprise de retrouver ces informations dans les médias francophones. Il est important que nous puissions nous faire notre propre avis et nous informer par nous-mêmes sur le territoire tibétain en évitant les filtres chinois.

 

Pour ma deuxième question au sujet de la récente condamnation de deux Tibétains, il est important de protester haut et fort, contrairement à ce qui s'est fait dans le contexte des Jeux Olympiques: nous avions alors déploré la faiblesse voire l'absence de propos critiques européens à l'égard de la Chine. Nous devons parfois pouvoir durcir le ton.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: La question n° 12608 de M. Baeselen est reportée.

 

19 Question de M. Xavier Baeselen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "le séisme survenu en Italie" (n° 12667)

19 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de aardbeving in Italië" (nr. 12667)

 

19.01  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, nous avons tous été choqués par l'impact et la force du tremblement de terre survenu en Italie. De nombreux pays ont rapidement manifesté leur sympathie et offert leur aide dans le cadre de ce séisme.

 

Étant donné que nous entretenons avec l'Italie des liens privilégiés et que la communauté italienne est particulièrement présente chez nous, je voulais savoir si la Belgique avait offert son aide à l'Italie au moment du séisme du mois d'avril. Dans l'affirmative, de quelle nature était-elle? Dans le cas contraire, pour quelles raisons cette aide n'aurait-elle par été proposée?

 

19.02  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur Baeselen, aucune aide d'urgente n'a été offerte à l'Italie à la suite du séisme en question.

 

Le matin du 6 avril 2009, alors que le tremblement de terre dans les Abruzzes venait d'avoir lieu, le président du Conseil italien, Silvio Berlusconi, signalait qu'aucune aide étrangère pour l'aide d'urgence ne serait acceptée de la part de l'Italie. Le gouvernement italien est resté, tout au long des jours qui ont suivi cette catastrophe, sur ses positions.

 

En ce qui concerne l'aide à la reconstruction, le ministère des Affaires étrangères envisage d'encadrer prochainement les associations de volontaires et celles ayant émis un souhait d'apporter une aide concrète, afin d'offrir une meilleure coordination des efforts émanant de la société civile. Quant à l'aide en matière culturelle, elle n'est pas à l'ordre du jour et ne relève, à proprement parler, pas du fédéral, même si des actions ponctuelles peuvent être envisagées et, pourquoi pas, soutenues.

 

19.03  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse. Je prends note de la position du gouvernement italien en ce qui concerne l'aide d'urgence.

 

Eu égard à la reconstruction, la proposition faite par le ministère des Affaires étrangères d'offrir la coordination est un élément positif. Nous pourrions peut-être aller un pas plus loin et envisager, sur la base de l'état des lieux et des demandes potentielles de l'Italie, l'aide à la reconstruction. En tout cas, je plaide en faveur de cette dernière. Peut-être une aide ou une demande coordonnée interviendra-t-elle au niveau européen?

 

Je plaide en tout cas pour que l'on examine s'il y a des demandes italiennes spécifiques sur la reconstruction qui viendra assez rapidement. Nous devons nous montrer volontaires au niveau belge, compte tenu du fait que l'Italie est un pays européen proche et que nous avons des liens historiques importants avec celui-ci.

 

19.04  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur Baeselen, il est tout à fait possible d'encadrer les demandes spontanées, volontaires d'organisations ou d'associations qui veulent se rendre sur place pour aider ou envoyer là-bas un certain nombre de biens.

 

Je tiens à signaler que, ce lundi, lors de la réunion des ministres des Affaires étrangères à Luxembourg, le sujet n'a pas été évoqué et qu'aucune demande n'émane de l'Italie en matière de reconstruction ou d'aide à plusieurs milliers de personnes qui vivent dans des conditions difficiles.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: La question n° 12693 de M. Baeselen est reportée, à sa demande.

 

20 Vraag van de heer Bart Laeremans aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de problemen rond de toekenning van de 'Orde van Leopold' aan verdienstelijke buitenlanders" (nr. 12771)

20 Question de M. Bart Laeremans au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "les problèmes liés à l'attribution de 'l'Ordre de Léopold' à des étrangers méritants" (n° 12771)

 

20.01  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, ik zocht minister De Gucht van Buitenlandse Zaken, maar ik zie dat de heer Chastel hem vervangt. Ik was even verrast dat de minister zelf niet kan antwoorden. Ik denk dat wij vandaag worden geacht een antwoord te ontvangen van de plaatsvervanger.

 

Mijnheer de staatssecretaris, wij waren hogelijk verbaasd over het affront dat wij hebben opgelopen in India, meer bepaald doordat wij het ereteken van Grootofficier van de Orde van Leopold hadden toegekend aan Sonia Gandhi, toch niet de eerste de beste. Zij behoort tot een heel belangrijke familie in India. Blijkbaar werd het haar door een deel van het Indiase parlement ten zeerste kwalijk genomen dat zij die orde had aanvaard, niet alleen omdat de naam Leopold zeer kwalijke herinneringen oproept aan een zeer duistere periode van dit land, maar bovendien omdat men bij de toekenning van de titel van Grootofficier van de Orde blijkbaar een soort van onvoorwaardelijke trouw moet zweren aan ons koningshuis. Het is nu eenmaal ongrondwettelijk in India – dat is maar normaal – dat hoge prominenten of politici trouw zweren aan een buitenlandse dynastie, wat in geen enkel normaal land kan worden aanvaard. Wij hebben die prominente dame met de toekenning van de orde eigenlijk zwaar in de problemen gebracht. Als ik dat allemaal las, kreeg ik plaatsvervangende schaamte en heb ik onmiddellijk een resolutie geschreven en een vraag ingediend voor de minister.

 

Mijn vraag is even kort als eenvoudig. Acht u het in die omstandigheden, gezien de zeer zware beladenheid en vele schandalen die met de naam Leopold zijn verweven, nog opportuun en wenselijk, als minister van Buitenlandse Zaken, om zulke ordes en oubollige titels te handhaven? We brengen er onszelf en vooral degenen die we willen huldigen, mee in opspraak. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.

 

Hoe staat u daartegenover?

 

20.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer Laeremans, de minister van Buitenlandse Zaken wil u er vooreerst op wijzen dat het in het geval van mevrouw Ghandi gaat om Grootofficier in de Leopoldsorde, de oudste en meest prestigieuze van de Belgische nationale orden, ingesteld door Koning Leopold I in 1832, en niet om Grootofficier in de Orde van Leopold II, die werd ingesteld in 1900.

 

Alleen bij de Orde van Leopold II kan er eventueel een herinnering aan de koloniale periode zijn. Daarmee wordt dan ook rekening gehouden bij de verlening van een onderscheiding aan verdienstelijke buitenlanders.

 

Zoals in de meeste Europese landen is de verlening van een onderscheiding een eerbewijs, een uiting van respect en of dankbaarheid van de regering en het staatshoofd.

 

Het verlenen van een onderscheiding in een van onze nationale orden aan verdienstelijke buitenlanders is derhalve niet alleen wenselijk, maar maakt ook deel uit van mijn beleid om op die manier ons respect, onze waardering en of onze dankbaarheid namens de Belgische regering tot uitdrukking te brengen.

 

20.03  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de staatssecretaris, ik moet toch zeggen dat het antwoord mij niet echt voldoet. De naam Leopold is hoe dan ook dezelfde, of het nu gaat om Leopold I of II. Een buitenlander maakt het onderscheid niet. De naam is in opspraak gekomen en heel zwaar beladen. Alleen al daarom zou men zijn conclusies moeten trekken.

 

Mijnheer de staatssecretaris, ook van Leopold I zijn ondertussen geschiedkundigen – ik heb recent nog een werk ter zake gelezen – tot de bevinding gekomen dat er heel veel over te zeggen is. Leopold I heeft uitspraken gedaan – er zijn citaten teruggevonden in brieven – waarin hij verachting voor de bevolking die in ons land woonde, laat blijken.

 

Wij weten allen hoe hij koning is geworden. Eerst had hij in Griekenland koning moeten worden. Hij had eigenlijk met ons land niks te maken. Hij verachtte onze bevolking.

 

Om nu, in 2009, nog aan Leopold I te refereren, is uitermate bedenkelijk, zeker wanneer nu blijkt dat in het buitenland prominente politici door de Leopoldsorde zwaar in de problemen komen, niet alleen wegens de benaming maar ook om een van de essentiële voorwaarden voor de toekenning van de Orde van Grootofficieren in de Leopoldsorde, namelijk het zweren van trouw en onderdanigheid aan de Belgische dynastie.

 

Dat is hoe dan ook erg bedenkelijk. Dat soort geplogenheden behoort misschien wel tot de tradities. Indien zij andere mensen echter in moeilijkheden brengen, moet ermee worden opgehouden.

 

Ik had, eerlijk gezegd, gedacht dat de heer De Gucht, die toch een soort parler-vrai over zich heeft en soms enigszins radicalere taal durft te gebruiken, met dergelijke oubolligheden en archaïsche zaken komaf zou kunnen maken. Nu stel ik echter vast dat hij antwoordt dat een dergelijke handelswijze deel van zijn beleid uitmaakt.

 

Ik kan derhalve enkel vaststellen dat hij ook tot het oubollige meubilair van ons land behoort. Indien wij het oubollige gedoe moeten opruimen, ruimen wij best ook de minister van Buitenlandse Zaken mee op. Met zo een minister geraken wij immers echt niet verder. Indien hij niet inziet dat wij mensen met de toekenning van de orde geen eer bewijzen, maar dat wij ze in problemen werken, is hij even archaïsch als dat soort achterhaalde ordes zelf.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 13.13 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 13.13 uur.