Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen

Commission des Relations extérieures

 

van

 

woensdag 1 april 2009

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 1 avril 2009

 

Après-midi

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.34 uur en voorgezeten door mevrouw Hilde Vautmans.

La séance est ouverte à 14.34 heures et présidée par Mme Hilde Vautmans.

 

01 Le sommet de l'OTAN des 3 et 4 avril à Strasbourg: exposé introductif du premier ministre et interpellations et questions jointes de

- M. André Flahaut au premier ministre sur "la position qui sera défendue par la Belgique lors du sommet de l'OTAN les 3 et 4 avril à Strasbourg" (n° 294)

- M. Dirk Van der Maelen au premier ministre sur "le renforcement de la participation belge aux opérations en Afghanistan" (n° 302)

- M. Bruno Stevenheydens au premier ministre sur "le renforcement de l'engagement belge dans la guerre en Afghanistan" (n° 12237)

- M. Wouter De Vriendt au premier ministre sur "le renforcement de la participation belge à la présence militaire internationale en Afghanistan" (n° 303)

- Mme Nathalie Muylle au premier ministre sur "les éventuels efforts complémentaires que pourrait fournir la Belgique en Afghanistan et ce, dans le cadre du prochain sommet de l'OTAN de Baden-Baden et Kehl (Allemagne) et de Strasbourg (France) des 3 et 4 avril" (n° 12244)

- Mme Juliette Boulet au premier ministre sur "le sommet de l'OTAN d'avril 2009 et de la position qu'y prendra la Belgique" (n° 308)

01 De Navo-top van 3 en 4 april te Straatsburg: inleidende uiteenzetting door de eerste minister en samengevoegde interpellaties en vragen van

- de heer André Flahaut tot de eerste minister over "het standpunt dat België zal innemen op de NAVO-top van 3 en 4 april in Straatsburg" (nr. 294)

- de heer Dirk Van der Maelen tot de eerste minister over "de verhoogde bijdrage inzake Afghanistan" (nr. 302)

- de heer Bruno Stevenheydens aan de eerste minister over "de verhoging van de Belgische inzet in de oorlog in Afghanistan" (nr. 12237)

- de heer Wouter De Vriendt tot de eerste minister over "de bijkomende Belgische bijdrage aan de internationale troepenmacht in Afghanistan" (nr. 303)

- mevrouw Nathalie Muylle aan de eerste minister over "de mogelijke bijkomende inspanningen die België zou leveren in Afghanistan en dit naar aanleiding van de komende Top in Baden-Baden en Kehl (Duitsland) en Straatsburg (Frankrijk) op 3 en 4 april" (nr. 12244)

- mevrouw Juliette Boulet tot de eerste minister over "de NAVO-top van april 2009 en over het standpunt dat België daar zal innemen" (nr. 308)

 

De voorzitter: Collega’s, wij hebben vandaag al een drukke agenda achter de rug. Wij verwelkomen thans de eerste minister, om te spreken over de voorbereiding van de NAVO-top die op 3 en 4 april zal plaatsvinden.

 

Mijnheer de eerste minister, wij hebben al hoorzittingen over dit thema gehouden. Op 4 maart hebben wij mensen van de ngo’s gehoord. Op 11 maart hebben wij een debat gehad met de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Landsverdediging, in aanwezigheid van de ambassadeur, de heer Van Daele, die permanent vertegenwoordiger is bij de NAVO. Onze collega’s zijn dus zeer goed op de hoogte van deze voorbereiding, maar zij hielden eraan – na een verzoek van collega Flahaut – u in deze commissie te horen over de voorbereiding.

 

Collega’s, ik stel dezelfde verslaggever voor, met name de heer Dallemagne.

 

Mijnheer Dallemagne, u maakte reeds het voorgaande verslag en als u ermee akkoord gaat, kunt u het na deze vergadering aanvullen.

 

Ik stel de volgende werkwijze voor. De eerste minister heeft laten weten dat hij aanwezig kan zijn tussen 14.30 uur en 16.00 uur daar hij nadien moet vertrekken naar het buitenland. Ik stel voor hem een korte toelichting te laten geven en daarna over te gaan tot de vragen en interpellaties, zoals geagendeerd. De niet-ingeschreven leden kunnen zich uiteraard inschrijven voor het debat. Ik wil iedereen vragen om begripvol, beknopt, bondig, to the point en eerlijk voor elkaar te zijn.

 

Mijnheer de eerste minister, ik geef u graag het woord voor een korte toelichting.

 

01.01 Eerste minister Herman Van Rompuy: Mevrouw de voorzitter, ik hoop dat ik ook beknopt, bondig, to the point en eerlijk zal zijn.

 

Al zal ik niet zeggen dat ik op dat vlak een beginneling ben, toch is dit mijn eerste NAVO-top. Voor de Europese Raad had ik al gezegd dat ik daar een bleu in ben maar men had mij moedwillig slecht begrepen.

 

Aan de vooravond van de NAVO-top in Straatsburg en in Kehl sta ik erop om, zoals men mij dat heeft gevraagd in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen van de Kamer, een toelichting te geven over de verschillende onderwerpen die op de top aan bod zullen komen en over de Belgische standpunten die ik hier zal verduidelijken. De minister van Landsverdediging komt mij trouwens straks vervoegen. Hij kom net binnen, nu voel ik mij helemaal gerustgesteld.

 

01.02 Minister Pieter De Crem: Daar ben ik niet zo zeker van. Mevrouw de voorzitter, u weet beter, nietwaar?

 

01.03 Eerste minister Herman Van Rompuy: Op deze NAVO-top wordt in het hart van Europa – dat is voornamelijk de belangrijkste aangelegenheid van die twee dagen – de zestigste verjaardag van de alliantie – uitgebreid gevierd.

 

Tevens biedt deze top een eerste gelegenheid voor de Europese lidstaten om kennis te maken met de nieuwe Amerikaanse president Barack Obama. Zijn pragmatische aanpak lijkt een aantal nieuwe perspectieven te openen die voor Europa van belang kunnen zijn. De president heeft immers al herhaaldelijk aangegeven dat hij de banden met Europa wil aanhalen en het buitenlands beleid van de Verenigde Staten wil stoelen op nauw overleg en samenwerking met de bondgenoten, voornamelijk met de Europese bondgenoten.

 

Ik kan die heel belangrijke stap, van het unilateralisme naar het multilateralisme, alleen toejuichen. De top staat dus in het teken van de toekomst van de alliantie en de engagementen van de NAVO in Afghanistan. Daarna zal het debat over de uitbreiding en de Euro-Atlantische integratie aangegaan worden. Voorts zullen de relaties met Rusland worden gedefinieerd en zullen partnerschappen tussen de NAVO, de EU en de Verenigde Naties worden herbevestigd.

 

La discussion relative à l'avenir de l'Alliance se reflétera dans la déclaration sur la sécurité de l'Alliance, l'accord qui en découle visant à revoir le concept stratégique de l'OTAN et le retour de la France dans la structure militaire intégrée de l'OTAN.

 

Depuis la création de l'OTAN, il y a soixante ans, le contexte stratégique a connu de profonds changements à maintes reprises. Depuis 1949, la collaboration internationale sur le plan de la sécurité n'a cessé de s'étendre et de se complexifier. Si l'OTAN souhaite jouer un rôle dans cette constellation de sécurité en perpétuel changement, l'Organisation doit s'adapter aux besoins et aux défis de son temps.

 

Afin de relever ces défis, les chefs d'État et de gouvernement donneront leur aval à une déclaration relative à la sécurité de l'Alliance lors du Sommet de vendredi et de samedi.

 

In de eerste plaats zal deze verklaring enkele historische principes van de alliantie in herinnering brengen. De meest voor de hand liggende is degene van de collectieve veiligheidsgarantie, vervat in artikel 5 van het Verdrag van Washington. Daarnaast zal ook artikel 10 extra worden benadrukt. Dat artikel verduidelijkt dat elke democratische Europese staat, die de verwezenlijking van de beginselen van de NAVO kan bevorderen en die kan bijdragen tot de veiligheid van het Noord-Atlantische gebied, bij eenstemmigheid kan worden uitgenodigd om lid te worden van de alliantie.

 

Het moge duidelijk zijn dat België ervoor pleit dat de NAVO in deze complexe veiligheidscontext slechts een element is in de mondiale veiligheidsstrategie. De alliantie moet volgens ons land ten volle beseffen dat men nauw moet samenwerken met de Verenigde Naties en tevens de groeiende rol van het Europees veiligheids- en defensiebeleid moet erkennen. Daarom moeten de betrekkingen tussen de NAVO en de Europese Unie naar een echt strategisch partnerschap evolueren.

 

Verder is ook een sterke band met de OVSE, alsook met de andere grote regionale organisatie noodzakelijk. Enkel zo kan men komen tot een efficiënte, coherente en gecoördineerde bijdrage aan de trans-Atlantische en internationale veiligheid. België heeft er steeds op aangedrongen dat de verklaring een korte en krachtige tekst zou worden, waarbij een goed evenwicht wordt gevonden tussen de traditionele en prioritaire opdracht van de alliantie, zijnde collectieve defensie, en de nieuwe opdrachten, in het bijzonder de operaties buiten de zone die in de loop van de voorbije jaren steeds maar zijn gegroeid.

 

Verder zal de tekst zich uitspreken over een sterkere samenwerking tussen de NAVO en Rusland. Vaak staan deze twee entiteiten immers voor dezelfde dreigingen en dezelfde uitdagingen. De NAVO-Rusland Raad wordt het meest opportune middel geacht om deze hernieuwde gesprekken te stroomlijnen.

 

Die beknopte verklaring over de veiligheid van het Bondgenootschap dient bovenal als eerste aanzet voor de herziening van het strategische concept van de NAVO, dat ten vroegste in 2010 – wellicht het einde van 2010 – aan de NAVO-lidstaten zal worden voorgelegd.

 

Le lancement de la révision de ce concept stratégique de l'OTAN est le deuxième élément important du Sommet de Strasbourg-Kehl. Une telle révision s'impose, étant donné que le concept stratégique de Strasbourg-Kehl date déjà de 1999. Ce concept stratégique remonte encore à la réalité de l'après-guerre froide où la menace terroriste était méconnue. Néanmoins, on sous-estime encore largement la véritable ampleur de cette menace.

 

Les nouveaux éléments que la Belgique souhaite certainement voir se refléter dans ce concept stratégique sont, d'une part, une analyse réaliste de la menace, compte tenu d'une diminution de la menace militaire directe, mais qui ne néglige pas l'augmentation des menaces asymétriques, la sécurité de l'approvisionnement énergétique et les cyber-attaques. D'autre part, une consolidation du partenariat transatlantique en étroite collaboration avec l'Union européenne et le concept de "comprehensive security" doivent également être intégrés au concept stratégique.

 

Un groupe de 'sages' serait responsable de l'élaboration de ce concept stratégique. Vu notre vaste expérience dans ce format, la Belgique ne s'opposerait pas à cette proposition d'un comité de sages, à la condition que ce groupe soit représentatif de tous les États membres et inclue toutes les capitales dans sa réflexion.

 

Een derde gebeurtenis die de toekomst van de NAVO ongetwijfeld positief zal beïnvloeden, is de terugkeer van Frankrijk in de geïntegreerde militaire structuur van de NAVO. De meer gestroomlijnde samenwerking tussen de NAVO en de Europese Unie, een punt waarop België steeds heeft aangedrongen, zal aldus ongetwijfeld worden gefaciliteerd.

 

De terugkeer van Frankrijk zal door president Sarkozy in Straatsburg worden bevestigd.

 

In feite is deze nieuwe ontwikkeling slechts een formalisering van wat sinds verschillende jaren bestaat, namelijk de sterke implicatie van Frankrijk in de militaire operaties van de NAVO. Niettemin heeft de Franse terugkeer in de totaliteit van de geïntegreerde structuur van de alliantie belangrijke gevolgen.

 

Naast een nieuwe verdeling van de topfuncties in de militaire structuur en de verantwoordelijkheden die Frankrijk aldus wenst te bekomen, zijn de gevolgen vooral van politieke aard. Deze re-integratie zou immers gepaard moeten gaan met een toename van het Europese gewicht binnen precies de NAVO-alliantie.

 

De vraag is nu hoe deze re-integratie en vooral de gevolgen ervan door de bondgenoten worden onthaald. Zelf heb ik mijn volle steun uitgesproken aan de terugkeer van Frankrijk.

 

La réforme du quartier général de l’OTAN constitue un quatrième aspect décisif pour l’avenir de l’alliance. Le secrétaire général actuel, M. de Hoop Scheffer, dont le mandat prendra fin au 31 juillet, veut faire de cette réforme une part de son héritage politique à l’Alliance. Pour cette raison, lors du sommet de ce week-end, il souhaite que le rapport de synthèse de cette réforme soit approuvé par les chefs d’état et les dirigeants eux-mêmes.

 

Pour autant que l’on respecte la règle du consensus, la Belgique soutient les propositions du secrétaire général de l’OTAN visant à doter le processus décisionnel d’une plus grande efficacité.

 

Sur le plan budgétaire, nous adopterons une position circonspecte et veillerons à ce que ces propositions ne donnent pas lieu à une hausse de la contribution belge.

 

En ce qui concerne la politique en matière de personnel, nous pouvons accepter l’idée d’une marge de manœuvre plus large que le secrétaire général, pour autant que l’essence de l’organisation actuelle n’en soit pas compromise.

 

Outre l’avenir de l’OTAN, le sommet de Strasbourg-Kehl sera placé sous le signe des opérations de l’Alliance. Aujourd’hui les terrains d’action de l’Alliance se situent avant tout en Afghanistan, au Kosovo et, dans une moindre mesure, en Somalie.

 

Tout porte à croire que l’Afghanistan restera une priorité pour l’OTAN. Ce pays ne fait pas seulement face à une campagne électorale difficile nécessitant un renforcement des mesures de sécurité. Mais de plus, Washington a décidé de faire de la stabilisation et de la reconstruction de l’Afghanistan, une priorité politique claire.

 

Les Américains vont substantiellement augmenter leurs efforts et attendent des alliés européens qu’ils en fassent de même.

 

Le sommet de l’OTAN des 3 et 4 avril 2009 et le sommet Union européenne-États-Unis du 5 avril à Prague, ainsi que, de manière plus générale, l’attention accrue accordée par l’administration Obama à l’Afghanistan trouvent également un écho important au sein de nos propres frontières.

 

Pour le moment, la Belgique est présente en Afghanistan tant sur le plan militaire et civil. Mon souhait est de confirmer et de renforcer cette présence.

 

Volgende uitgangspunten en doelstellingen zijn hierin richtinggevend: de zogenaamde Afghanisering, de clustering, de comprehensive approach en de regionale dimensie.

 

Ten eerste, de Afghanisering.

 

La contribution de la communauté internationale doit être axée sur le renforcement des pouvoirs publics afghans et de la société civile afghane au niveau de leur capacité à trouver une solution durable au problème de leur pays sans transgresser l'agenda des droits de l'homme. Cet objectif important cadre dans ce qu'on appelle aujourd'hui de plus en plus une stratégie de sortie (an exit strategy).

 

En ce qui concerne le clustering, dans le but de développer les synergies, de favoriser la visibilité de nos actions et d'apporter un soutien logistique efficace à nos activités, il est plus que jamais souhaitable de regrouper nos efforts en une zone géographique déterminée. On peut envisager à cet effet, un niveau régional ou provincial. En outre, le clustering offre des avantages en termes de sécurisation. On peut aussi systématiquement recourir à une collaboration avec un partenaire européen.

 

En ce qui concerne la "comprehensive approach", la Belgique s'efforce de fournir un mélange d'engagements civils et militaires et d'approches multi-sectorielles d'un point de vue civil, en consacrant chaque année des moyens pour un montant de près de 7 millions d'euros débloqué par les Affaires étrangères et la Coopération au développement à des projets civils de reconstruction. La Belgique joue un rôle non négligeable compte tenu du fait que l'Afghanistan n'est pas un pays partenaire.

 

En 2009, les efforts déployés par la Défense ont été principalement renforcés par l'adjonction d'une composante appelée "OMLT" (Operational Mentor and Liaison Team) à Kunduz. Une solution complète civilo-militaire répond au mieux aux besoins de l'Afghanistan où tout est lié: reconstruction, sécurité, endiguement de la culture de l'opium et du trafic de drogues, reconstruction de la société, lutte contre la corruption et promotion des droits de l'homme.

 

L'effort de l'Union européenne visant à stabiliser l'Afghanistan via une mission de police EUPOL participe à cette même démarche.

 

Afghanistan gaat een dubbele reeks verkiezingen tegemoet, waarvoor eveneens versterkte inspanningen worden verwacht vanwege de internationale gemeenschap. Op 20 augustus van dit jaar houdt Afghanistan presidentiële en provinciale verkiezingen. In 2010 staan er wetgevende verkiezingen op het programma.

 

Uitgangspunt is voorts dat de voorstellen die wij doen de eigen capaciteiten van ons land vertegenwoordigen en zich binnen de beschikbare financiële middelen van ons land situeren.

 

Des débats portant sur la dimension régionale, et surtout sur le rôle du Pakistan dans la stabilisation ou non de l'Afghanistan sont plus que jamais d'actualité. En fonction de ses moyens disponibles et de ses priorités, la Belgique plaide pour une mise en lumière de l'Afghanistan. Un rôle utile de pays comme l'Iran, la Russie, la Chine, l'Inde et les pays de l'Asie centrale est également en examen, en plus du rôle que peut jouer le Pakistan. La Conférence "Big Tent" qui s'est tenue hier à La Haye, à laquelle assistait notre ministre des Affaires étrangères, doit également être considérée dans cette optique.

 

Collega’s, de huidige engagementen van Defensie in Afghanistan zijn genoegzaam bekend. Enerzijds staat Defensie nu in voor de beveiliging van de luchthaven van Kabul via de inzet van een beveiligingsdetachement en anderzijds neemt het Belgische leger deel aan de werking van de luchthaven van Kabul gedurende het hele jaar 2009.

 

Verder participeert België in het Duitse Provincial Reconstruction Team (PRT) in Kunduz, gedurende het hele jaar 2009.

 

Eveneens op basis van de regeringsbeslissingen van november en december 2008 worden in het kader van ISAF 4 Belgische F-16’s ingezet.

 

Ensuite, il a été décidé d'engager une OMLT (Operational Mentor and Liaison Team) pour assurer la constitution, la formation et le soutien lors d'opérations d'un bataillon d'infanterie afghan depuis Kunduz. Cette opération a débuté en janvier 2009 et occupe 20 mentors et 49 militaires pour l'appui logistique.

 

La mission aura une durée de 15 mois minimum et de 24 mois maximum et prendra donc fin au plus tard en janvier 2011. L'engagement est limité à la région du Nord.

 

Ook een deelname van Belgische bemanningsleden aan AWACS-opdrachten om de controle van het Afghaanse luchtruim te verzekeren, is overeengekomen. Tot op heden heeft de NAVO echter beslist deze middelen niet in te zetten.

 

Ten slotte vervult Landsverdediging nog intern ondersteunende opdrachten, zoals het verzekeren van de veiligheid van de Belgische zaakgelastigde in Kabul met een close protection team, de inzet van enkele militairen in het ISAF-hoofdkwartier in Kabul en te Masar-e-Sharif en inlichtingsopdrachten evenals het regelmatig sturen van contactteams ter ondersteuning van de ontplooide troepenmacht het hele jaar 2009 door.

 

Het aantal Belgische militairen in Afghanistan bedraagt gemiddeld 485 personen voor het jaar 2009. De kosten worden op ongeveer 40 miljoen euro geraamd.

 

De regering heeft zich vanmorgen in het kernkabinet over een bijkomende inspanning van ons land beraden. In dat verband bereiden wij een beslissing met de hiernavolgende elementen voor.

 

Ten eerste, het is de bedoeling om de inspanning die België vandaag in Afghanistan op civiel en militair vlak levert, tot eind 2010 door te trekken – dat wil zeggen tot na het Belgische EU-voorzitterschap –, mits een tussentijdse evaluatie van de inspanningen in de loop van 2010.

 

Ten tweede, er bestaat een bereidheid om op het vlak van de inzet van F-16-vliegtuigen en op het vlak van de training van het Afghaanse leger via de zogenaamde OMLT’s een bijkomende inspanning te leveren, met behoud van de vigerende condities inzake de inzet van deze capaciteit. De genoemde inspanning kan door Landsverdediging binnen het bestaande budget worden opgevangen.

 

Ten slotte, er zal een bijkomende inspanning op het civiele vlak komen, voor zover onze inspanning in Kosovo en op andere plaatsen waar België actief is, niet in gevaar komen.

 

Op het civiele vlak bestaat er een reële bereidheid om de huidige inspanning uit te breiden. Er is echter afgesproken om in de loop van deze week nog een aantal aspecten te onderzoeken van de beslissing die de verhoging van de inspanning mogelijk moet maken.

 

Zodra het interne besluitvormingsproces in de regering is afgelopen, zal het Parlement vanzelfsprekend volledig worden geïnformeerd.

 

De top in Straatsburg en Kehl zal ook in het teken van de uitbreiding van de NAVO staan. Kroatië en Albanië zullen in Straatsburg en Kehl tot de alliantie toetreden. De alliantie zal dan 28 lidstaten tellen. De toetreding van Kroatië en Albanië is door België reeds aanvaard. Ons land heeft immers de toetredingsprotocollen ondertekend. De ratificatie-instrumenten werden ondertussen bij het Amerikaanse State Department neergelegd.

 

Pour ce qui est de la procédure d'adhésion de la Géorgie et de l'Ukraine, elle n'aboutira pas dans un futur proche. La décision d'ajournement qui a été prise lors du sommet de Bucarest a été maintenue. La majorité des États membres, dont la Belgique, est pour l'instant d'avis que la poursuite du processus d'adhésion n'apporterait rien à la situation en termes de sécurité, ni pour l'OTAN ni pour les deux candidats à l'adhésion.

 

Een vierde element dat de top zal beheersen, zijn de relaties met Rusland.

 

De bondgenoten stellen vandaag unaniem vast dat er meningsverschillen blijven bestaan met Rusland, met name inzake de buitenproportionele militaire acties van Rusland tijdens het conflict met Georgië in augustus 2008, gevolgd door de erkenning door Rusland van de onafhankelijkheid van de regio’s Zuid-Ossetië en Abchazië.

 

Maar ook in andere dossiers, zoals de opeenvolgende energiecrisissen van de voorbije jaren en de problemen omtrent mensenrechten in Rusland, blijven de meningsverschillen bijzonder groot.

 

Rusland vindt dat de NAVO-Rusland-Raad destijds net is opgericht om overleg in tijden van crisis mogelijk te maken. Daarop werd overeengekomen om de uitdagingen in Afghanistan en de strijd tegen het terrorisme en de piraterij onderling te bespreken. Alle partijen zijn van oordeel dat de dialoog gehandhaafd en zelfs uitgebreid moet worden tot andere onderwerpen.

 

België is een voorstander van de heropstarting van de NAVO-Rusland-raad, en van een dialoog met Rusland. Het immense land is immers nog steeds een belangrijke machtsfactor waarmee rekening moet worden gehouden. Het moet daarom worden geëngageerd.

 

Naast de reeds aangehaalde onderwerpen, is de NAVO-Rusland-Raad ook het aangewezen forum, parallel aan het bilateraal overleg tussen Moskou en Washington, voor overleg over ontwapeningsinspanningen op het vlak van de massavernietigingswapens.

 

Ik nader het einde van mijn inleiding. Ik maak ten slotte nog een aantal opmerkingen over de partnerschappen tussen de NAVO, de Europese Unie en de Verenigde Naties, waarover op de top wellicht ook zal worden gesproken.

 

Volgens de Belgische regering zijn de activiteiten van de NAVO en de EU complementair, en komt de opbouw van capaciteiten in EU-verband ook de NAVO ten goede, zonder dat daardoor de trans-Atlantische solidariteit wordt geschaad.

 

België, dat steeds van oordeel is geweest dat de EU meer gewicht moet hebben binnen de alliantie en voorstander is van een sterkere Europese invloed binnen diezelfde NAVO, verkiest dien verstande een pragmatische aanpak om de huidige blokkades op te heffen.

 

Pour ce qui est du partenariat OTAN-ONU, la Belgique a toujours été partisane d'un lien fort entre les Nations unies et l'OTAN. Il convient de veiller, chaque fois que le Conseil de sécurité le permet, à ce que les opérations de l'OTAN soient couvertes par un mandat des Nations unies, principalement pour des missions hors de la zone couverte par le Traité.

 

Om te eindigen zou ik willen stellen dat ons land de kansen die de pragmatische en open opstelling van de nieuwe Amerikaanse president en nieuwe Amerikaanse administratie biedt met beide handen moet grijpen. België heeft gedurende acht jaar vaak terecht kritiek geuit op het buitenlands beleid van de vorige Amerikaanse administratie.

 

Nu de Amerikanen een open hand uitsteken en hun buitenlandse strategie grondig willen wijzigen in een richting die België en een meerderheid van de lidstaten van de Europese Unie steeds hebben bepleit, kan ons land niet aan de zijlijn blijven staan. Integendeel, ons land moet zich samen met de internationale gemeenschap inzetten voor een veiliger wereld op alle vlakken.

 

De NAVO vormt een uniek onderdeel van de veiligheidstrategie van de internationale gemeenschap en speelt daarin een belangrijke en onmiskenbare rol. De komende top van dit weekend, ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van dat unieke bondgenootschap, biedt een uitstekende gelegenheid om die rol opnieuw te verduidelijken en te bevestigen.

 

De voorzitter: Ik ga het lijstje van de mensen die reeds waren ingeschreven even overlopen. Dan zal ik een tweede ronde doen voor degenen die nog niet waren ingeschreven. Wij hanteren de volgorde van het indienen van de vragen. Dat is nu eenmaal het meest conform het Reglement.

 

01.04 André Flahaut (PS): Madame la présidente, je commencerai par vous rappeler qu'il ne s'agit pas d'une question mais d'une interpellation et qu'il y a donc une certaine priorité.

 

Monsieur le premier ministre, je tiens à vous remercier pour votre présence aujourd'hui et je remercie également le ministre de la Défense. À plusieurs reprises, nous avons perçu des cafouillages dans les déclarations. Dans "Le Soir" de ce matin, on dit encore que le ministre De Gucht a joué les Zorro sur l'Afghanistan à la conférence, ce qui n'est pas très heureux. Le sommet de l'OTAN doit être l'occasion de transmettre un message clair. Votre intervention de cet après-midi éclaire les choses et répond à nos questions. Je m'efforcerai dans mon interpellation de ne pas répéter des questions qui ont déjà obtenu une réponse.

 

Ce sommet est important, non seulement parce qu'il s'agit d'un sommet-anniversaire mais aussi parce qu'il s'agit comme vous l'avez souligné à juste titre de la première participation du nouveau président américain après huit ans d'une administration particulièrement brutale à l'égard de l'Europe et de la Belgique, en raison de notre refus de participer à la guerre en Irak. Il a montré déjà que s'il n'allait pas changer totalement de politique, il comptait en changer les formes. Les signaux donnés vont dans le sens d'une reprise du dialogue, des contacts et de respect – respect des alliés, respect de l'Europe. La conférence de La Haye sur l'Afghanistan est un bon signal car qui eût cru il y a quelques semaines qu'on retrouverait à la même table des représentants des États-Unis et de l'Iran pour traiter de l'Afghanistan?

 

L'Afghanistan est un dossier important mais il ne doit pas occulter les autres questions qui continuent à se poser sur l'OTAN. Il est important aussi, même si nous savons que dans un tel sommet, il y a beaucoup de show, que beaucoup de choses ont été préparées avant, que des groupes de travail seront créés pour donner l'impression qu'on avance, que la Belgique sache exactement ce qu'elle veut sur les questions fondamentales.

 

Vous l'avez dit, le monde a profondément changé. La question qui se pose aujourd'hui à propos de l'OTAN, c'est de savoir de quel outil il s'agit et au service de quelle ambition. L'OTAN se cherche, elle cherche désormais une nouvelle vocation: le Mur est tombé, les zones d'intervention sont plus larges, on ne sait plus très bien ce qui distingue une intervention humanitaire, civile ou militaire. La question est de savoir ce que veut faire l'OTAN, où elle peut travailler et avec quelle ambition, au service de quels intérêts et avec quels moyens.

 

En effet, il ne sert à rien de vouloir faire tout, partout, pour tout le monde. C'est impossible. Les moyens humains, matériels et financiers déployés pour assumer des missions de plus en plus nombreuses, variées et ambitieuses engendreront une dispersion des efforts. Tout d'abord, on ne saura pas couvrir la totalité et on risque, par ailleurs, d'empiéter sur le rôle d'autres acteurs internationaux.

 

N'est-il pas souhaitable que l'OTAN recentre son activité sur sa première vocation, à savoir une défense collective, laissant le rôle de sécurité collective à l'ONU par exemple? Vous disiez important pour la Belgique que chaque mission s'inscrive, si possible, dans le respect et sous l'autorité de l'ONU. À mes yeux, le "si possible" est regrettable, parce qu'il est indispensable que les actions menées par l'OTAN bénéficient toujours de la couverture de l'ONU. C'est une garantie internationale et peut-être pourrions-nous être plus fermes à cet égard.

 

En ce qui concerne la zone d'intervention, la problématique de l'Afghanistan se pose. J'y reviendrai par la suite. J'ignore si on peut courir le risque de vouloir à tout prix intervenir partout. De la même façon, toute mission ou action doit s'intégrer dans une approche globale certaine, mais en cohérence, en coopération, en complémentarité avec les autres institutions, qu'il s'agisse de l'Union européenne, de l'ONU, d'autres organisations, sans oublier - ceci est aussi valable pour les Afghans - la société civile afghane et les citoyens afghans.

 

Finalement et en toute modestie, le nouveau président américain a dit aujourd’hui ce que nous prônons depuis des années en Belgique, à savoir qu'il faut travailler par le biais du consensus, pratiquer le multilatéralisme - ce que lui fait au nom du réalisme -, mais aussi, oser parler d’une stratégie de sortie.

 

Nous avons eu quelques débats, sans polémiquer, avec le collègue de la Défense où nous disions que sous l’ancien régime du président Bush, il fallait parler de 'success strategies', d’Afghanisation, etc.

 

Aujourd’hui, de façon très transparente et très claire, nous parlons de stratégie de sortie. Une solution en Afghanistan ne passe pas seulement par une dimension militaire. Nous n’avons pas vocation d’y rester parce que nous apparaissons déjà comme une force d’occupation. Notre présence militaire là-bas ne doit durer qu’un temps. Je rappelle l’épisode de la proposition de résolution qui est toujours pendante devant cette Chambre. En attendant, on sera peut-être sorti d’Afghanistan.

 

Les Européens doivent être proactifs, ils doivent exister et être reconnus là-bas. C’est une condition au respect. A contrario d'autres, nous n’avons pas à rougir de ce que nous faisons là-bas. Depuis le début, nous sommes présents dans des tâches fondamentales à l’aéroport de Kaboul. Nous assurons dans ce pays la sécurité de la tenue de l’assemblée parlementaire, la bonne tenue des élections présidentielles, le renforcement le cas échéant du déménagement de l’aéroport de Kaboul.

 

Enfin, nous nous engageons dans une opération qui est, me semble-t-il, la voie intelligente pour l’Afghanistan, à savoir la voie des PRT, les équipes de reconstruction provinciales. La voie des PRT, c’est l’association, dans la philosophie allemande, des militaires et de l'autorité civile. C’est le ministère des Affaires étrangères et de la Coopération en Allemagne qui assure l’impulsion, définit le cadre. Les actions sont menées par des civils et sécurisées par les militaires.

 

Nous sommes dans le PRT de Kunduz: il faudra peut-être le renforcer. Si nous envisageons, dans un cadre ultérieur, de prendre un PRT, l'assumer seul sera sans doute une charge trop lourde vu la masse logistique nécessaire; il serait préférable de le prendre en collaboration avec un autre État européen qui partage la même philosophie que celle des Allemands, afin de nous permettre de travailler correctement. C'est la voie à suivre, car il s'agit de la voie de la reconstruction qui agit par le déminage mais qui participe aussi à l'éducation, à la santé et qui se montre réellement utile pour la population, tout en assurant la sécurité.

 

De plus, vous connaissez ma position quant aux F-16, même si nous en avons envoyé quatre pour sécuriser Kaboul. Il s'agissait d'une opération de dissuasion et à un autre endroit que Mazar-e Sharif. Je ne suis pas plus convaincu aujourd'hui qu'hier de la possibilité de vaincre les Talibans avec des F-16, surtout pas dans le cadre de "Enduring Freedom"; peut-être cela se justifie-t-il dans le cadre de l'ISAF pour sécuriser nos militaires.

 

En effet, si nous nous engageons dans les OMLT, il faut savoir que les militaires belges chargés de la formation sur place accompagnent les militaires formés sur le terrain et prennent donc les mêmes risques que les militaires afghans. Vu sous cet aspect, il serait possible de justifier l'envoi des F-16, même si la zone nord-est où nous devons poursuivre nos actions est plus insécurisée aujourd'hui qu'auparavant. Mais évitons de nous disperser sur le pays et travaillons dans une zone limitée pour des raisons logistiques; c'est ainsi que nous limiterons les risques, sauf que nous savons pertinemment qu'aucune opération militaire ne comporte aucun risque.

 

Pour l'Afghanistan, nous avons une grande expérience du C-130. Nous pouvons effectivement mettre cet avion à disposition pour des périodes limitées afin d'assurer le transport. Quant aux 'Special Forces', d'expérience, on n'en parle pas. Si on en envoie, on n'en parle pas. Je ne les recommanderais pas non plus.

 

En ce qui concerne l'Europe et l'OTAN, pendant des années, nous avons dit qu'il fallait une politique européenne de sécurité et de défense pour laquelle j'ai quelques doutes aujourd'hui avec l'intégration de la France dans les organes de l'OTAN. La France sera moins proactive et les petits pays en seront pénalisés.

 

Il est clair qu'il faut une bonne politique européenne de sécurité et de défense et ce n'est pas votre voisin de droite qui va me démentir, lui qui fut longtemps ambassadeur auprès de l'Europe pour les problèmes de défense.

 

Il faut également une bonne politique d'interopérabilité et d'achat au niveau de la Défense. Nous n'avons qu'un seul budget, vous le savez, et il est en diminution. Nous n'avons qu'une seule équipe de militaires et qu'un seul jeu d'équipement. En Belgique, les équipements ont été modernisés mais il est clair que lorsque nous nous modernisons soit comme belges soit comme européens, nous modernisons indirectement l'OTAN.

 

Nous devenons plus performants et nous renforçons indirectement le lien transatlantique. Il faut que l'Europe continue à exister au sein de l'OTAN et qu'il y ait une politique européenne de sécurité et de défense. Cela renforce l'interopérabilité et il ne faut pas nécessairement dépenser plus. C'est à l'ancien ministre du Budget que je m'adresse, il faut dépenser mieux voire moins. Aujourd'hui, dans notre pays comme dans beaucoup d'autres, les priorités ne sont plus à la défense.

 

La présidente: (…)

 

01.05  André Flahaut (PS): Madame la présidente, le temps pour l'interpellation n'est pas limité. Je ne parle pas depuis 10 minutes.

 

La présidente: Si M. Flahaut, vous avez déjà parlé pendant 15 minutes.

 

01.06  André Flahaut (PS): Madame la présidente, ce n'est pas tous les jours qu'on parle de l'OTAN. C'est une dame de 60 ans.

 

La présidente: Plusieurs personnes sont inscrites dans ce débat, monsieur Flahaut!

 

01.07  André Flahaut (PS): On se reverra dans 120 ans.

 

Il conviendrait aussi d'aborder la NRF car nous n'en avons pas beaucoup parlé mais il en sera peut-être question. Il est évident qu'il faut réorienter la force de réaction de l'OTAN, de manière cohérente avec les 'battle group" européens.

 

Monsieur le premier ministre, je me demande toujours pourquoi on ne met pas en œuvre l'Eurocorps dans le cadre de l'Afghanistan. On n'en parle jamais. Il a été mis en œuvre une seule fois, sous la direction du général Delcourt.

 

En ce qui concerne le bouclier antimissile, vous devrez en parler, mais peut-être pas en public. Nous sommes dans une position d'attente mais il ne faudrait pas attendre trop longtemps. Notre assemblée doit discuter d'une résolution sur cette question qui concerne avant tout les Européens. Il faut espérer que le président des États-Unis fera en sorte que les Européens soient autour de la table.

 

Vous avez répété notre attachement à la règle du consensus.

 

Je crois qu'il faut également insister sur les règles d'un financement commun. Je me pose tout de même une grande question au sujet des opérations, renforcées, que nous menons en Afghanistan. Aurons-nous encore suffisamment de moyens pour éventuellement mener d'autres actions dans le cadre de l'Union européenne ou encore dans le cadre de l'ONU? C'est une de mes grandes inquiétudes mais je l'aborderai lors la discussion budgétaire à venir.

 

De voorzitter: Mijnheer Flahaut, kunt u afronden. Het Reglement geldt voor iedereen. Er zijn verschillende interpellaties en vragen en wij hebben steeds respect voor mekaar gehad in deze commissie.

 

01.08  André Flahaut (PS): Madame la présidente, encore un dernier mot sur la Géorgie et l'Ukraine!

 

Vous en avez parlé mais on ne pourra pas rester sans réponse trop longtemps. De toute façon, pour la Géorgie et l'Ukraine mais aussi pour dialoguer avec la Turquie, il conviendra sans doute de faire jouer un rôle plus important à l'Europe.

 

Vous avez par ailleurs abordé le dialogue avec la Russie mais pas le dialogue avec les pays du pourtour méditerranéen. Ce dialogue est fondamental car ce sont nos voisins. L'Europe doit pouvoir jouer un rôle là aussi. On a abandonné l'idée – en tout cas je l'espère – du "Great Middle East". M. Sarkozy a peut-être abandonné l'idée du dialogue euro-méditerranéen mais nous, en tant qu'Européens, nous devons veiller à ce que les relations avec nos voisins du Sud soient bonnes.

 

Enfin, est-il exact que les Hollandais se retireront d'Afghanistan en 2010?

 

De voorzitter: Ik reken erop dat de andere collega's beknopter zullen zijn. De eerste minister moet weg op 16.00 uur want hij heeft een vliegtuig te halen. Als u nog een antwoord wilt horen, zult u dus iets beknopter moeten zijn.

 

01.09  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mevrouw de voorzitter, ik zou in vier punten Afghanistan willen aansnijden.

 

Ten eerste, andermaal stel ik vast dat deze regeringsmeerderheid, nu geleid door premier Van Rompuy, de politieke moed mist om, voorafgaand aan de beslissing, een kamerbreed parlementair debat te organiseren. In al onze buurlanden is dit het geval. De premier weet dat want ik heb deze morgen in De Standaard gelezen dat hij daarnaar verwijst. Ik stel andermaal vast dat deze regeringsmeerderheid de politieke moed mist om dat debat aan te gaan in deze Kamer, voorafgaand aan de regeringsbeslissing.

 

Ten tweede, de premier heeft gezegd – en ik ben het met hem eens en ik denk dat hierover een consensus bestaat in dit Parlement – dat er met de nieuwe Amerikaanse president een andere aanpak is waarin een reeks elementen zitten die in de Kamer al werden bepleit en zelfs in brede context in Europa worden gedragen. Sommige van deze elementen heb ik al eerder uitgedragen. Ik ben daarvoor verketterd geweest door de minister van Defensie, onder meer inzake het openen van een dialoog met de gematigde Taliban. Ik stel vast dat dit nu een onderdeel is van het nieuwe Amerikaanse plan.

 

Mijnheer de eerste minister, als ik kijk naar de bijkomende Belgische bijdrage, dan is er vandaag een ding duidelijk, namelijk dat deze regering kiest voor de militaire aanpak en dat ontgoochelt mij. Als ik kijk naar de inhoud van de beslissing, dan stel ik vast dat men 150 extra militairen stuurt om Afghanen op te leiden, maar dat blijft geloven in een militaire aanpak. Als jullie consequent en logisch zijn, zal dit betekenen dat het versterkte Afghaanse leger de militairen van Taliban moet proberen te verslaan.

 

Ten vierde, er is ook het element van twee bijkomende F-16's. Heeft deze regering nog geen lessen getrokken uit acht jaar oorlog voeren in Afghanistan?

 

Uit die acht jaar trek ik twee lessen.

 

Ten eerste, het is het duurste instrument. Obama heeft beloofd dat men het zal uitrekenen. Grosso modo ben ik zeker dat heel het Westen daar meer dan 2.000 miljard euro heeft geïnvesteerd in oorlogsvoering. Dit is de duurste aanpak.

 

Ten tweede, die aanpak heeft geen effectieve gevolgen. Vandaag staat de Taliban sterker dan ooit. Ik stel vast dat het een onderdeel is van de aanpak van de Amerikanen om hun militaire aanwezigheid in Afghanistan te versterken. Zij zullen 17.000 militairen sturen en nog eens 4.000 trainers. De Britten gaan er ook 2.000 of 3.000 meer sturen. Wij gaan de clash met de Taliban organiseren vanaf deze lente of zomer.

 

Tot mijn spijt moet ik vaststellen dat, als ik kijk naar de beslissing van het kernkabinet van vandaag, het enige dat 100 procent is afgerond, is dat wij 150 militairen en twee F-16’s zullen sturen.

 

Over de hulp zijn de twee liberale excellenties, De Gucht en Michel, nog aan het ruziën over wiens budget daarvoor zal worden aangesproken.

 

Er is ooit gesproken over politie. Ik stel vast dat de liberale minister van Binnenlandse Zaken De Padt zijn portemonnee dichthoudt. Daar komt geen geld.

 

Daar weten we eigenlijk nog niets over. Wat we van deze militaristische regering wel weten, is dat ze 150 militairen en twee F-16's meer zullen sturen. (Gelach)

 

Lach maar, het zijn de feiten.

 

01.10 Eerste minister Herman Van Rompuy: (…)

 

01.11  Dirk Van der Maelen (sp.a): Als ik het in geld uitdruk – we kennen de manier van rekenen van het leger – zullen wij ongeveer 50 miljoen euro investeren in 2009.

 

Van de hulp weten we dat ze 7 miljoen euro zal bedragen en men gaat nog 7 miljoen zoeken als de liberale excellenties uit hun ruzie komen.

 

Ziet u de verhouding?

 

01.12 Eerste minister Herman Van Rompuy: Doe die oefening eens toen jullie in de regering zaten. Geef mij eens de verdeling militair-civiel. Ik ben geïnteresseerd, intellectueel.

 

01.13  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de eerste minister, ik zal u in alle eerlijkheid antwoorden. Ik geloofde toen nog, samen met iedereen die in het Parlement zat, de toenmalige oppositie inbegrepen, dat toen wij in 2003 of 2004 in Afghanistan vertrokken, wij via de militaire weg een oplossing konden geven voor het probleem.

 

01.14 Eerste minister Herman Van Rompuy: U hebt in de regering gezeten tot einde 2007.

 

01.15  Dirk Van der Maelen (sp.a): Het is niet Dirk Van der Maelen die u dat zegt, maar goedgeplaatste waarnemers. Zij zeggen dat het een doodlopend spoor is om te denken dat wij via meer militaire capaciteit het probleem in Afghanistan zullen oplossen.

 

01.16 Eerste minister Herman Van Rompuy: Dat is wat nu verandert. Alleen dat doodlopend spoor, zoals u dat zelf noemt, was misschien ook al zichtbaar eind 2007. Als het juist is wat u zegt.

 

01.17  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de eerste minister, eind 2007 zaten wij er niet meer bij.

 

01.18 Eerste minister Herman Van Rompuy: Het heeft geduurd tot 23 december 2007.

 

01.19  Dirk Van der Maelen (sp.a): Er was een regering van lopende zaken. Jullie waren toen aan het proberen een regering te vormen.

 

De voorzitter: Mijnheer Van der Maelen, mag ik vragen om stilaan uw vragen af te ronden? De spreektijd voor een interpellatie is tien minuten.

 

01.20  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de eerste minister, ik kom tot het derde punt van mijn interpellatie, met name de exitstrategie die in het plan-Obama vervat zit. Ik betwijfel sterk dat voornoemde strategie zal werken.

 

De exitstrategie komt neer op nation building. Men wil een natie bouwen. U hoeft geen expert te zijn om te weten dat de Afghaanse natie niet bestaat, zeker niet in de hoofden van de Afghanen. De loyauteit van de Afghanen gaat niet naar Kabul, maar naar hun familie, hun stam of hun geloof. Dat is de eerste reden waarom de voornoemde exitstrategie nooit zal kunnen werken.

 

Ten tweede, voor het bouwen van de natie wordt op een regering – met name de regering-Karzai – gesteund. Voormelde regering wordt gekenmerkt door bad governance en corruptie. Het land wordt door criminelen, met name door de drugsindustrie, bestuurd. Op een dergelijk bestuur wil men bouwen.

 

Er is ook het leger. Wij sturen 150 militairen. Wij zullen twee OMLT-ploegen hebben. Het leger in Afghanistan vindt geen rekruten, zeker niet om in Zuid-Afghanistan te gaan vechten.

 

Ten derde, men wil hulp geven. Ik ben voorstander van hulp. U hoeft echter geen grote specialist te zijn om in te zien dat het geven van hulp geen resultaat zal hebben. Wij hebben immers, enerzijds, politieke objectieven, met name de verfoeilijke, centrale regering-Karzai versterken, wat niet zal lukken. Anderzijds hebben wij ook militaire objectieven, met name de impact van de Taliban op de lokale bevolking verlagen. Dat zal niet lukken, wanneer u tegelijkertijd een clash met de Taliban wil organiseren en dorpen bombarderen. Via de hulp, die gemilitariseerd is, kan niet worden bereikt wat u wil bereiken.

 

Mevrouw de voorzitter, ik rond af.

 

Mijnheer de eerste minister, ik betreur dat de huidige regering met haar meest recente beslissing, die mooi in de lijn van de vorige beslissingen van uw voorganger ligt, zozeer voor de militaire optie kiest. Nochtans zaten er in het plan-Obama een aantal mogelijkheden. Ik had gehoopt, verwacht en misschien gedroomd dat de huidige regering voor de bedoelde, andere aspecten uit het plan-Obama een verhoogde, Belgische bijdrage zou leveren. Tot mijn spijt moet ik vaststellen dat u voor de militaire optie hebt gekozen.

 

De voorzitter: Wij zullen hier dus gewoon uiteenzettingen geven zonder antwoord krijgen, waarvoor ik had gevreesd. Het zij echter zo.

 

01.21  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de eerste minister, mijnheer de minister, er zijn in elk geval een aantal lichtpunten in de internationale politieke context, opportuniteiten zelfs, waarvan wij als land ook moeten gebruikmaken.

 

De nieuwe Amerikaanse president Obama legt opnieuw het multilateralisme op tafel. Dat is een goede zaak. Hij legt de dialoog op tafel. Hij legt ook een nieuwe strategie voor Afghanistan op tafel. Wij moeten dus inderdaad naar een bredere strategie gaan in Afghanistan. België moet de conclusie of de analyse delen die nu toch aan het rijpen is, dat er meer nadruk moet worden gelegd op wederopbouw en op ontwikkeling en België moet daarop verder bouwen.

 

Ik stel vast dat de Belgische regering het eens is met president Obama, met die koerswijziging, maar als ik het mij goed herinner, was de Belgische regering het toch ook eens met het beleid dat president Bush in Afghanistan heeft gevoerd. Ik herinner mij zeer goed een aantal levendige debatten hier in de commissie en in de plenaire vergadering waar oppositiepartijen, mijn partij Groen!, Ecolo en sp.a, en halve oppositiepartijen zoals die van collega Flahaut, een aantal opties op tafel hebben gelegd die nu worden gedeeld door president Obama, alhoewel onze opties, onze opmerkingen toen, door de toenmalige Belgische regering, van tafel zijn geveegd. Het is het een of het ander.

 

Wij hebben nood aan een Belgische regering die leiding neemt, die een eigen visie ontwikkelt op Afghanistan en die niet telkens de Amerikaanse presidenten achternaloopt en zegt dat ze gelijk hebben alhoewel ze toch serieus, fundamenteel van visie zijn veranderd.

 

Dat was mijn inleiding. Ik heb drie vragen, opmerkingen.

 

Mijnheer de eerste minister, is de beslissing die vandaag is genomen aangaande de Belgische bijdrage in Afghanistan misschien niet iets te voorbarig geweest?

 

Was het niet beter geweest om de uiteindelijke beslissing, het debat in het kader van de NAVO af te wachten en die Belgische bijdrage te gebruiken als troefkaart en in te zetten op het moment dat duidelijk zou zijn dat de internationale gemeenschap effectief naar die broodnodige strategiewissel gaat? Is er nu reeds duidelijkheid over die strategiewissel?

 

Ik wil ook vragen aan de Belgische regering om zich toch zeer actief in te zetten op drie punten.

 

Ten eerste, er moet meer steun komen voor wederopbouw en ontwikkeling in Afghanistan, kansen geven voor economische ontwikkeling, steun geven aan de landbouw, steun voor de bouw van scholen, heropbouw van gezondheidszorg.

 

Ten tweede is er de regionale context die zeer lang is verwaarloosd. Men heeft zeer lang het probleem Pakistan onderschat en verwaarloosd. Pakistan is nochtans voor de Taliban, voor het internationaal terrorisme een toevluchtsoord.

 

Ten derde, dit is wat mijn fractie reeds een tijdje zegt, namelijk de nood aan overleg, aan diplomatie, aan onderhandelingen, incluis de gematigde Taliban, ondersteund door het hele proces, ondersteund door de Verenigde Naties.

 

Voorzitter: Georges Dallemagne.

Président: Georges Dallemagne.

 

Mijn vraag is of wij niet te vroeg zijn gekomen met die toezegging. Hadden wij dat niet beter als troefkaart op tafel gelegd op het juiste moment en als Belgische steun voor een algemene, brede strategiewissel?

 

Mijn tweede vraag. In de Belgische beslissing, die vandaag ten gronde is genomen, gaat het over twee extra F-16's, 150 bijkomende militairen en bijkomende steun voor wederopbouw en ontwikkeling. Die bijkomende ontwikkelingssteun is bijzonder vaag, mijnheer de premier. Ik heb het Belga-bericht gelezen en uw uiteenzetting gehoord. Wij hebben nu niet meer duidelijkheid. Ik stel vast dat er nog altijd geen duidelijkheid is over de mate van ontwikkelingssteun en de budgettaire impact. Ik stel vast dat men eerder duidelijkheid geeft over de militaire bijdrage dan over de bijdrage inzake ontwikkeling en wederopbouw. Die onduidelijkheid wordt bevestigd in een aantal Belga-berichten. U hebt ter zake geen klaarheid geschapen, meen ik.

 

Ten gronde, mijnheer de premier. Als wij de internationale analyse delen dat wij naar meer wederopbouw en meer ontwikkeling moeten in vergelijking met het militaire engagement, stel ik vast dat de beslissing van de Belgische regering dat evenwicht niet herstelt. Daarnet werd door collega Van der Maelen gesproken over 50 miljoen euro als kostprijs van het engagement inzake defensie in Afghanistan. Ik heb de cijfers opgevraagd bij het Rekenhof en zij zeggen dat ons engagement in Afghanistan neerkomt op een kostprijs van 76 miljoen euro voor 2009, terwijl de budgettaire inspanning van België op het vlak van wederopbouw en ontwikkeling 7 miljoen euro bedraagt. Met andere woorden, de Belgische regering besteedt tien keer meer aan defensie in Afghanistan dan aan wederopbouw en ontwikkeling, terwijl de analyse precies een herstel vraagt van dat evenwicht.

 

Wat is de Belgische beslissing vandaag? Die Belgische beslissing is om twee F-16's te sturen, 150 extra militairen en een vage toezegging over meer ontwikkelingshulp. Ik lees hier en daar dat het gaat om een verdubbeling. Dit betekent dan nog maar dat wij van 7 naar 14 miljoen euro gaan, terwijl die 76 miljoen euro voor 2009 uiteraard zal moeten worden opgetrokken vermits er twee F-16's bijkomen en meer militairen.

 

Mijn vraag is uiteraard wat de kostprijs is en de budgettaire impact. Ik deel de opmerking die daarnet is gemaakt, namelijk dat het jammer is dat er geen parlementair debat werd gevoerd voorafgaand aan de beslissing van de Belgische regering, mijnheer de premier. De beslissing is genomen door de Belgische regering…

 

01.22 Eerste minister Herman Van Rompuy: De beslissing wordt morgen genomen.

 

01.23  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): De beslissing is nog niet genomen door de Belgische regering?

 

01.24 Eerste minister Herman Van Rompuy: Voorafgaand aan de beslissing van de Ministerraad. De definitieve beslissing valt morgen.

 

01.25  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Dat is nieuw. Het verheugt mij. Ik hoop dat u toch nog rekening kunt houden met een aantal opmerkingen.

 

01.26 Eerste minister Herman Van Rompuy: (…)

 

01.27  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Ik noteer dat de beslissing van de Belgische regering op dit moment nog niet is genomen.

 

Le président: Monsieur De Vriendt, puis-je vous demander de conclure? Il y a encore quatre intervenants.

 

01.28  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik besluit.

 

Ik heb nog een laatste punt, over de democratische parlementaire controle op de buitenlandse operaties. Mijnheer de eerste minister, uw collega, de minister van Landsverdediging, heeft altijd gezegd dat de bijzondere commissie voor de opvolging van de buitenlandse missies niet kan werken. Wij stellen vast dat wij, als parlementsleden, geen informatie krijgen over de rules of engagement, over de inzet en over hetgeen onze Belgische F-16’s eigenlijk doen in Afghanistan. Ik meen dat er een lacune is inzake de democratische controle. De vorige bijeenkomst van de commissie dateert van eind 2008, mijnheer de premier. Als wij naar een uitbreiding van het militaire engagement gaan, dan wil ik toch vragen dat de parlementaire controle op wat onze F-16’s en onze militairen in Afghanistan doen, wordt verbeterd.

 

Mijn conclusie is dat wij zeker onze verantwoordelijkheid moeten nemen in Afghanistan. Wij moeten ijveren voor een stabiel Afghanistan, vrij van terroristen, maar de veiligheid in Afghanistan is kleiner geworden en het wantrouwen bij de lokale bevolking groter. Wij moeten dus naar een strategiewissel gaan. Ik stel vast dat de internationale gemeenschap mee is in dat verhaal, maar dat het Belgische voornemen tot beslissing niet in diezelfde richting gaat, maar wel nog een groter militair engagement met zich meebrengt.

 

Mijnheer de premier, ik vraag u om zeer snel duidelijkheid te geven over de extra bijdrage op het vlak van wederopbouw en ontwikkeling. Ik hoop dat het evenwicht tussen uitgaven voor het militaire en uitgaven voor het civiele wordt hersteld. Het voornemen tot beslissing dat hier vandaag voorligt, gaat alleszins niet in die richting. Ik denk dat het belangrijk is dat wij de hearts and minds van de Afghanen veroveren. Het is belangrijk om te weten dat wij dat niet zullen doen door nog meer te bombarderen.

 

Le président: Monsieur De Vriendt, je crois que vous avez déjà exposé ces arguments. Vous avez dépassé votre temps de parole. Si vous continuez, Mme Boulet n'aura pas l'occasion de parler.

 

01.29  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Ik rond af met één zin, mijnheer de voorzitter.

 

De Belgische regering moet goed beseffen dat als men van vier naar zes F-16’s gaat, men meer zal bombarderen. Mijnheer de premier, ik vraag u om veel meer aan wederopbouw en ontwikkeling te doen zodat het evenwicht wordt hersteld.

 

01.30  Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, mijnheer de minister, ik heb hier heel wat zaken gehoord vandaag en ik heb tot mijn ontsteltenis moeten vaststellen dat heel veel collega’s vinden dat zij hier vandaag geen debat krijgen. Voorzitter, u bent ook in de oppositie operationeel geweest. De voorbije weken hebben wij hier …

 

01.31  Dirk Van der Maelen (sp.a): … één uur mogen wij praten. Dat is het debat over de NAVO-top! Dat is het debat!

 

01.32  Nathalie Muylle (CD&V): We hebben de minister van Landsverdediging gehoord, de minister van Buitenlandse Zaken en de ambassadeur bij de NAVO. We hebben de voorbije weken vragen en interpellaties ontwikkeld en voeren hier vandaag opnieuw een debat met de eerste minister.

 

01.33  Dirk Van der Maelen (sp.a): Zeggen dat dit een echt debat is, dat is een parlementslid onwaardig!

 

01.34  Nathalie Muylle (CD&V): Ik weet wat het is om geen debat te hebben. Stellen dat hier vandaag over dit thema geen debat is gevoerd vind ik er ver over.

 

01.35  André Flahaut (PS): Monsieur le président, je crois que ce qui est important et c'est ce que nous recherchons depuis le début, c'est d'entendre le premier ministre pour connaître la position définitive du gouvernement. En effet, il sera le seul à s'exprimer au sommet de l'OTAN: les autres ministres ne s'expriment pas; ils sont assis soit à l'arrière pour le ministre de la Défense, soit à côté pour le ministre des Affaires étrangères.

 

Il était donc important d'avoir la réunion aujourd'hui avec le premier ministre qui parle au nom du gouvernement après la réunion du kern de ce matin.

 

01.36  Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik ga nog eens reageren. Een interpellatie indienen in deze commissie is toch niet zomaar een instrument dat men heel vaak gebruikt. Collega’s uit de oppositie hebben dat vandaag op een heel correcte manier gebruikt. Ik moet echter vaststellen dat het instrument van de interpellatie naar mijn aanvoelen niet onmiddellijk op zijn plaats was voor gewoon wat opmerkingen en eigenlijk vrij positieve reacties op wat de premier vandaag kwam vertellen.

 

Collega’s, dat brengt ons bij Afghanistan. Ik heb hier weinig nieuwe elementen gehoord. Men vraagt hier wel het grote debat maar het zijn de argumenten van weken geleden die hier vandaag worden herhaald. Collega’s zeggen dat dit jammer is, dat men had moeten wachten om een troefkaart op tafel te kunnen leggen vanuit de Belgische regering. Ik ben het daar niet mee eens. Vanuit de regering neemt men vandaag juist een proactieve houding aan tegenover het dossier Afghanistan.

 

Ik heb eigenlijk wel wat problemen wanneer ik uw tussenkomsten hoor – het is niet de eerste keer dat ik dit zeg – en u het altijd hebt over het militaire luik en het gebrek aan civiele inzet. Het is niet de eerste keer dat ik dit in het debat breng maar er is de voorbije jaren wel degelijk een civiele component geweest van het militaire luik. Vandaag hebben op het terrein meer dan 80 procent van de Afghanen toegang tot gezondheidszorg. Onder de Taliban was dat 8 procent. De kindersterfte is gedaald met 25 procent en het bnp verdubbelde. 4 miljoen vluchtelingen zijn teruggekeerde en 5 miljoen kinderen gaan vandaag naar school. 38 procent ervan zijn meisjes. Ik weet dat er regels zijn wat de schoolgaande kinderen betreft die het vandaag zeer moeilijk maken. Het is ook zo dat eigenlijk 70 procent van alle incidenten zich voordoen op nog geen 10 procent van het terrein Dat is zo. Er zijn echter ook delen waar het vandaag wel goed gaat en dat heeft ook te maken met die civiele component van de militaire component. Men heeft een stuk veiligheid en rust teruggebracht in heel grote delen van Afghanistan.

 

Vandaag hoor ik dat er een nieuwe grote strategie is. Waar die nieuwigheid dan vooral ligt, is dat men voor het eerst probeert – dat is een groot verschil met de Bush-administratie – om meer in te zetten op de civiele component – wat ook logisch is na een periode van militair invullen – maar dat men ook bepaalde doelstellingen gaat formuleren en daar op een bepaald ogenblik de conclusies uit trekt. Ik zal het woord exitstrategie niet teveel gebruiken want ik weet hoe beladen het hier is. Men stelt echter doelstellingen voorop die men wil bereiken. Daar zitten we met een nieuw element wat de administratie betreft. In hetgeen ik hier vandaag heb gehoord, voel ik duidelijk de wil van de Belgische regering om voor beide componenten te gaan. Ik voel hier ook duidelijk de engagementen voor het civiele luik vanuit de regering. Ik vind het dan ook een logische zaak dat men die neemt.

 

Ik heb nog een vraag over de invulling van ontwikkelingssamenwerking, waar ik de mening van mijn collega's deel. Het gaat niet alleen over de ontwikkelingssamenwerking. Het civiele gaat ook vaak over Justitie, over politie, over binnenlandse veiligheid. Het gaat over veel meer dan alleen ontwikkelingssamenwerking.

 

Ik hoop dan ook dat daar de komende dagen knopen worden doorgehakt, mijnheer de eerste minister. Ik zou het een goede zaak vinden als er een verdubbeling komt. Ik denk dat er meer evenwicht in het budget mag komen. Ik hoop dan ook dat u naar het Parlement zult komen als de beslissingen ter zake zijn genomen.

 

Wij zouden haast denken dat het de komende dagen alleen over Afghanistan zal gaan. Ik wil toch nog iets zeggen over het strategisch concept. Ik denk dat er heel terecht werd gezegd dat wij pas aan het begin staan. Het wordt nog een lange weg, 12 tot 24 maanden. Ik wil alleen herhalen dat ik hoop dat wij de komende maanden het debat met onze ministers zullen kunnen blijven voeren.

 

Mijn partij ziet dit debat los van meerderheid of oppositie. Ik heb samen met minister De Crem altijd dezelfde lijn gevolgd toen hij nog aan deze kant zat. Wij hebben toen samen in de oppositie heel duidelijk gezegd wat de NAVO voor ons betekent.

 

CD&V ziet duidelijk geen tegenstelling tussen de EU en de NAVO. Wij blijven de NAVO als een uiterst belangrijk instrument van onze internationale defensiepolitiek zien. Wij zijn altijd voorstander geweest van een sterke Europese pijler binnen de NAVO. Ik weet ook dat die pijler er morgen nog niet zal zijn, maar ik pleit heel duidelijk voor een optimale Europese coördinatie. Wij vinden dan ook dat België een kritische maar ook geloofwaardige NAVO-partner moet blijven en de aangegane verbintenissen ook moet naleven.

 

Mijnheer de voorzitter, ik hoop dat wij hierover in de komende maanden toch nog meer kunnen debatteren.

 

01.37  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le premier ministre, je voudrais intervenir sur trois points: l'Afghanistan, le nouveau concept stratégique de l'OTAN et enfin, l'élargissement de l'OTAN.

 

En ce qui concerne l'Afghanistan, je vous ai interrogé la semaine passée sur vos déclarations. On sait que la situation en Afghanistan n'a pas évolué, au contraire, elle continue de s'aggraver. Cela met en évidence qu'il n'y a pas de solution militaire pour l'Afghanistan. On pouvait lire le 8 mars dernier, dans le 'New York Times' que le président Obama abondait dans ce sens, disant qu'il n'y avait pas de solution militaire pour l'Afghanistan et qu'il fallait envisager une solution plus globale.

 

Après 2001, la chute des talibans avait d'abord été saluée par une majorité d'Afghans, un peu fatigués du fanatisme religieux implacable interdisant toute forme de divertissement, confinant les femmes sous des burkas et mettant en place des châtiments cruels issus de la charia observée à la lettre.

 

On a laissé les talibans se regrouper et se refaire une santé. C'est ainsi que, plus tard, ils passent à une contre-offensive dans une zone du sud-est du pays, essentiellement peuplée de Pachtouns (environ 40% de la population) formant de gros bataillons.

 

Malheureusement, les Américains avaient laissé un peu tomber Kaboul et s'étaient recentrés sur la lutte contre le terrorisme en Irak. En outre, par leur méconnaissance de la société afghane d'une complexité inouïe, les militaires américains présents sur le territoire afghan commettaient énormément de bavures. La perception que les Afghans avaient de cette armée de libération a vraiment été ressentie comme une force d'occupation.

 

Aujourd'hui, à peu près les trois quarts du pays sont contrôlés par les insurgés et il est exclu d'y envoyer des équipes de coopération au développement. Ces équipes fuient puisqu'elles risquent de se faire égorger ou massacrer.

 

On peut comparer les montants qui sont dépensés d'une part pour la guerre et d'autre part pour la coopération au développement. Comme l'a dit mon collègue De Vriendt dans les détails, on voit qu'ils sont effectivement sans équivoque.

 

Comme vous le savez, pour notre groupe il est fondamental de pouvoir revoir totalement notre point de vue sur l'action de la communauté internationale en Afghanistan. C'est bien pour cela que le sommet de l'OTAN est d'autant plus crucial à ce sujet.

 

En effet, en se focalisant uniquement sur une solution militaire, les États-Unis et l'OTAN, et peut-être nous aussi, ont sous-estimé le redressement économique et la reconstruction nécessaire de l'État afghan.

 

L'insécurité règne partout en Afghanistan, même dans les régions où les talibans ne sont pas actifs. Cette insécurité est notamment due à la criminalité, au trafic de drogue, au fait que la population est de plus en plus mécontente du pouvoir central de Kaboul et de la présence militaire étrangère. Nous devons donc faire pression sur ce gouvernement et l'aider à mettre en place une administration plus efficace et moins corrompue, à mettre sur pied une armée nationale forte, bien équipée et bien formée qui pourra, un jour, se débrouiller seule. Ce n'est qu'une fois que ces tâches seront accomplies que nous pourrons discuter avec les talibans modérés.

 

Cela dit, nous devons revoir notre copie quant à notre approche des Pachtouns dont sont issus bon nombre de talibans. En effet, si ces derniers sont presque tous des Pachtouns, ce n'est pas le cas de tous. En outre, il y a des insurgés appartenant à cette communauté qui ne sont pas des talibans. Il serait donc opportun de discuter avec certains de ces insurgés qui pourraient soutenir un gouvernement plus représentatif des désirs de leur ethnie composée de clans rivaux. L'histoire afghane en témoigne.

 

Des études ont été réalisées. Je pense notamment à celle de l'Iris selon laquelle on ne peut réduire le mouvement taliban à un simple mouvement terroriste. On peut pointer leurs méthodes terroristes contre la présence étrangère, mais force est de constater que les talibans constituent aussi une force politique ethnique qui a une assise populaire importante.

 

Le panorama de la désastreuse situation militaire ne serait pas complet sans tenir compte de la situation en dehors des frontières de l'Afghanistan. Le président Obama l'a compris puisqu'il a également abordé la question du Pakistan. Si l'on veut réellement donner du sens à la lutte contre le terrorisme, il faut également se préoccuper de ce pays.

 

Aujourd'hui, on peut lire dans la presse que vous êtes favorable à l'envoi de plus de moyens civils. Mais en Conseil des ministres restreint, vous vous êtes principalement mis d'accord sur des moyens militaires en prévoyant des budgets relativement précis. En outre, à en croire les informations qui nous sont communiquées, pour ce qui est de l'aide civile et la reconstruction, un accord doit encore intervenir. J'ai même pu lire que le ministre des Affaires étrangères aurait pris les allures d'un Zorro désargenté.

 

Évidemment, nous avons besoin d'une force de maintien de la paix en Afghanistan afin de pouvoir mener à bien la reconstruction et le redressement politique et économique de ce pays. Mais on ne peut pas non plus rester sourd aux signaux envoyés par la population afghane, les observateurs, les ONG et les militaires.

 

Je crois qu'on a besoin de sécuriser, de reconstruire, d'accompagner vers la démocratie et d'avoir un gouvernement qui sera représentatif de toutes les ethnies pour pouvoir enfin nous retirer – ce n'est pas suffisant de parler d'une stratégie de sortie, il faut le faire – et instaurer une paix durable.

 

En ce qui concerne le nouveau concept stratégique, au fur et à mesure – je pense à 1991, 1999, 2006 et 2008 –, on voit que l'OTAN a glissé d'une alliance défensive, qui devait agir sur son territoire dans le respect de l'ONU, vers une force d'intervention préventive partout dans le monde, si nécessaire sans mandat de l'ONU. De bouclier, l'OTAN est devenue surtout une épée, voire une lance. Elle devait défendre un territoire. Aujourd'hui elle doit défendre des valeurs communes.

 

Par ailleurs, je voudrais aussi attirer votre attention sur le fait que ces évolutions majeures de l'OTAN n'ont malheureusement jamais été ratifiées par le Parlement belge.

 

Aujourd'hui, les propositions sur la table visant à introduire l'abstention constructive ou les décisions à la majorité qualifiée doivent, selon moi, être rejetées. Nous aimerions connaître la position du gouvernement à ce sujet ainsi que sur le financement commun des opérations de l'OTAN et du rachat de matériel militaire.

 

Nous souhaiterions également que soit abordé à Strasbourg, par votre voix, monsieur le premier ministre, le problème de la relance du processus du désarmement nucléaire sur notre territoire. La relance d'une course aux armements ne doit pas priver le monde des ressources financières indispensables pour atteindre les Objectifs du Millénaire dont la réalisation serait davantage porteuse en matière de sécurité internationale que l'achat de nouveaux chars, missiles, avions de combat. Pour le surplus, faut-il rappeler notre exigence récurrente des retraits des bombes nucléaires américaines obsolètes de la base de Kleine Brogel qui mettent notre pays en violation flagrante de l'article 2 du Traité de non-prolifération?

 

Monsieur le président, je termine sur la question de l'élargissement de l'OTAN et de l'adhésion de nouveaux membres. L'article 10 du Traité de l'Atlantique Nord fixe des limites floues à l'élargissement. Il stipule que les parties peuvent, par accord unanime, inviter à accéder au Traité tout autre État européen susceptible de favoriser le développement des principes du Traité. Les frontières de l'OTAN devraient donc, selon le Traité, être celles de l'Europe. Les 12 pays qui composaient l'OTAN en 1949 sont devenus 26 en 2007. Les partenariats qui se multiplient tous azimuts n'ont-ils pas pour but d'élargir l'OTAN à terme bien au-delà des frontières européennes?

 

Un partenariat avec le Japon ou l'Australie donne un rôle à l'OTAN dans le Pacifique et avec quelles conséquences sur nos rapports avec la Chine?

 

Pour nous, dans le respect de l'article 10 du Traité, l'élargissement ne peut se faire que vis-à-vis des pays européens qui sont capables de contribuer aux objectifs de l'Alliance et qui n'ont pas de contentieux militaire et politique avec leurs voisins. Cette définition exclut pour le moment l'adhésion de la Géorgie et de l'Ukraine en indélicatesse avec Moscou sur de nombreux points.

 

01.38  David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik zal mij beperken tot een minuut.

 

Mijnheer de premier, ik heb twee vragen aan u. Ten eerste, u zei dat de doelstellingen afghanisering en capacity building de exitstrategie zullen bepalen. Welk stappenplan hebt u of uw regering uitgewerkt om tot een succesvolle exitstrategie te komen? Dat lijkt mij fundamenteel.

 

Ten tweede, dit betreft de inspanningen inzake de PRT’s en de OMLT’s. U hebt gezegd dat we degelijke inspanningen doen op civiel en militair vlak. Ik zou willen weten wat de financiële verhouding is van de inspanningen in de PRT’s en de OMLT’s ten opzichte van de globaliteit van de kosten. Ik denk dat de operatie in Afghanistan vandaag ongeveer vijftig miljoen euro zal kosten. Wat is daar de verhouding?

 

Ik ben binnen mijn minuut gebleven.

 

01.39  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le premier ministre, je serai très bref avant de vous céder la parole. Je ne reviendrai pas sur tous les points sur lesquels je partage très largement vos vues exposées ici, notamment en matière d'élargissement de budget, de relations avec la Russie.

 

Simplement, je voudrais attirer votre attention sur quelques points qui tiennent à cœur à notre groupe et qui nous paraissent particulièrement importants.

 

D'abord, dans la discussion sur l'évolution du concept stratégique, il importe que la Belgique soit partie prenante et que le parlement soit consulté régulièrement afin de rendre la discussion la plus transparente possible. Cette évolution du concept stratégique est un élément fondamental pour notre sécurité collective à l'avenir, pour la manière dont nous concevrons l'OTAN; de là, l'importance d'être associés à la discussion.

 

Ce qui me paraît notamment important, c'est d'éviter l'évolution vers une organisation politique globale. On sait que, outre-Atlantique, certains souhaiteraient voir attribuer de plus en plus de missions à l'OTAN, que l'OTAN englobe encore davantage de pays et qu'elle se transforme volontiers en une organisation politique globale. Notre souhait est qu'elle reste cette organisation de défense collective sur le territoire des pays membres de l'Alliance.

 

J'aimerais aussi ajouter un élément. Vous avez parlé d'équilibre entre missions traditionnelles et missions en dehors du territoire de l'Union européenne. Nous devrions pouvoir répondre à la demande de l'ONU d'organiser certaines missions de type expéditionnaire. De plus, il faut prendre garde à une évolution qui transformerait progressivement l'Alliance en gendarme du monde; à terme, cette évolution serait de nature à nous causer des difficultés avec d'autres grandes puissances et d'autres grandes régions géographiques du monde. C'est pourquoi, dans ce domaine, il nous faut garder une certaine prudence.

 

Par rapport à l'Afghanistan, je salue la nouvelle approche et notre effort dans ce pays. Il est difficile de résister à la demande du président Obama, mais cet effort ne doit pas se faire aux dépens d'autres missions et d'autres efforts: nous avons toujours tenu à un équilibre entre des missions de type OTAN et des missions de type ONU et Union européenne. J'espère que nous trouverons les moyens de continuer à développer des missions de ces trois types qui, à mon sens, sont importantes sur le plan politique et stratégique. Autant nous devons tenter de modifier la donne en Afghanistan, autant cela ne peut se faire aux dépens d'autres types de missions, notamment en Afrique.

 

Enfin, un mot sur la question de l'afghanisation.

J'entends bien cette notion. J'ai cependant une crainte. Sans doute, comme moi, avez-vous lu aujourd'hui que certains développements sur le plan politique, notamment sur le droit des femmes, sont extrêmement préoccupants en Afghanistan.

 

Le président Hamid Karzaï, qui n'en rate pas une, vient de signer une loi qui enlève tous leurs droits aux femmes, y compris le droit d'élever leurs enfants, de trouver un emploi, de se rendre chez le médecin, sans autorisation de leurs maris. Un tel développement de type taliban me paraît extrêmement inquiétant. Il faudra veiller à ce que, dans cette idée d'afghanisation, on ne laisse pas tomber purement et simplement la question des droits de l'homme et, en l'occurrence, la question des droits des femmes en Afghanistan. Cette question nous préoccupe.

 

Finalement, un dernier mot sur le "bouclier antimissile": c'est le bon moment pour mettre ce projet au frigo. Il nous semble que, d'un point de vue stratégique, ce projet n'a jamais tenu la route. J'entends que même de l'autre côté de l'Atlantique, on se pose de sérieuses questions à son sujet. Il serait donc intéressant que la Belgique plaide en ce sens.

 

Par contre, dans le cadre de l'OTAN et hors OTAN, la Belgique devrait plaider pour une accélération des discussions en vue de la prochaine négociation du traité de non-prolifération. Nous assurerons la présidence de l'Union européenne concomitamment à cette discussion: il serait donc utile que la Belgique en fasse un de ses dossiers importants, dans le cadre de l'OTAN et dans le cadre de la présidence européenne.

 

Je vous cède bien volontiers la parole, monsieur le premier ministre.

 

01.40 Eerste minister Herman Van Rompuy: Mijnheer de voorzitter, er zijn natuurlijk ontzettend veel vragen gesteld en opmerkingen gemaakt. Ik moet u onmiddellijk zeggen dat mevrouw Vautmans zo vriendelijk was om te zeggen dat ik om 16.00 uur het vliegtuig moet nemen, maar dat is pas over twee dagen. Ik heb wel gewacht tot nu om dat te zeggen. Ik excuseer mij daarvoor.

 

Ik geef toch een aantal reacties op de vele opmerkingen die zijn gemaakt. Het is effectief heel belangrijk dat wij het strategische concept herzien. De laatste keer gebeurde dat in 1999. Wij zaten toen in volle Balkanoorlog. De voorbereiding daarvan is ontzettend belangrijk. Wat ik wel heb vastgesteld, als waarnemer, is dat de feiten in de loop van de jaren eigenlijk een soort strategisch concept hebben uitgetekend. Men is out of the area geweest. Men is buiten de Europese zone geweest. In Duitsland heeft dat trouwens tot een groot debat geleid. Men zit in Afghanistan, Somalië en op andere plaatsen. Het strategische concept van de collectieve veiligheid in Europa is door de feiten eigenlijk achterhaald. Het zal niet zo makkelijk zijn om terug te keren naar de core business van het Verdrag van Washington. Dat is echter een debat dat wij moeten voeren.

 

In om het even welke organisatie is het strategische concept altijd de vrucht van principes en feitelijke ontwikkelingen. Dikwijls moeten de principes zich aanpassen aan de feitelijke ontwikkelingen, die men zelf heeft gecreëerd. Beide elementen zullen volgens mij in dat toekomstige concept aan bod komen: zowel de klassieke, collectieve veiligheid als de operaties die buiten Europa reeds plaatsvinden.

 

Over de samenwerking met de UNO heb ik het volgende gezegd.

 

Pour ce qui est du partenariat entre l’OTAN et l’ONU, la Belgique a toujours été partisane d’un lien fort entre les Nations unies et l’OTAN.

 

Chaque fois que le Conseil de sécurité le permet, il convient de veiller à ce que les opérations de l’OTAN soient couvertes par un mandat des Nations unies. Et ce, principalement pour les missions situées hors de la zone couverte par le Traité.

 

Je suis nuancé car vous savez aussi bien que moi qu’au Kosovo, en 1999, on n’a pas attendu la couverture des Nations unies et je crois qu’on a bien fait. La situation humanitaire à ce moment-là était si catastrophique qu’on ne pouvait se faire bloquer par les Russes et les Chinois, si mes souvenirs sont bons.

 

Mais pour le reste, je crois que la phrase est assez claire et le seul caveat que j’ai introduit dans mon texte est en pensant à ce qu’on a fait en 1999.

 

Pour le bouclier anti-missiles, je pense qu’il y a une évolution dans la pensée. Le gouvernement américain préconise une approche plus pragmatique du dossier de défense anti-missiles et est en cours de concertation au plus haut niveau sur la question avec la Russie. Les États-Unis évalueront la menace en terme de missiles et se concerteront avec la Russie quant aux démarches ultérieures à entreprendre.

 

À la lumière de ces éléments, la Belgique est d’avis que l’OTAN ne peut prendre d’engagements supplémentaires lors de ce sommet. Je tenais à le préciser.

 

Entre les tâches de l’Union européenne et de l’OTAN, André Flahaut a évoqué le problème, en ce qui concerne la Belgique.

 

Aan de fameuze verklaring van Saint-Malo van 1998 – met Chirac en Blair, als ik mij goed herinner – heeft België steeds toegevoegd dat een sterk Europees veiligheids- en buitenlands beleid naast de VS militaire macht de tweede basispijler vormt voor een slagvaardige NAVO en daarmee bijdraagt tot een evenwichtige dialoog binnen het trans-Atlantische partnerschap.

 

Op de top van Kopenhagen – là je crois qu’on est dans votre période, décembre 2002 – werden na twee jaar onderhandelingen uiteindelijk de Berlijn-Plusakkoorden aangenomen. De Berlijn-Plusakkoorden geven de EU de mogelijkheid een beroep te doen op NAVO-middelen om operaties uit te voeren.

 

Op dit ogenblik schiet het mij niet onmiddellijk te binnen waar wij dat hebben toegepast. Ik dacht op één plaats. Men zegt mij dat men dat in Bosnië concreet heeft toegepast. Ik beschouw de Berlijn-Plusakkoorden van 2002 echter als een heel belangrijk element.

 

Ik ga wat ruimer in op wat hier vandaag door alle sprekers sterk naar voren is gebracht, met andere woorden de problematiek van Afghanistan. Laten wij niet vergeten van bij het begin waarom de opeenvolgende Belgische regeringen vanaf 2005 zich in Afghanistan hebben geëngageerd. Het ging over de wereldwijde strijd tegen het terrorisme. Er waren bijkomende elementen, maar niet van de minste. Afghanistan is een van de draaischijven op wereldvlak voor de drugshandel, met alle ravages die daardoor bij de bevolking hier en in andere landen worden aangericht.

 

Tegelijkertijd is er ook een heel belangrijke taak – ik zou zelfs zeggen – van beschaving. Daarstraks sprak de heer Dallemagne heel terecht over de rechten van de vrouw. Beeld u eens in dat op een of andere wijze de Taliban terug het regime herstellen van voor de tussenkomst. Wat zouden wij hier onder elkaar dan zeggen over de toestand van de vrouw en van de bevolking in het algemeen in Afghanistan? Mevrouw Muylle heeft daarstraks heel terecht een aantal gekende gegevens opgesomd over de vooruitgang op het civiele vlak, op het menselijke vlak – om nu eens een andere term dan het woord civiel te gebruiken. Als er resultaten zijn, dan mogen die resultaten ook en exergue worden gezet.

 

Dat is geen toeval dat men daar is: men is daar om verschillende redenen. Ik denk dat we niet genoeg kunnen herhalen wat de oorspronkelijke doelstellingen waren in 2005 van de toenmalige regering-Verhofstadt en waarin de opeenvolgende regeringen zich daarna hebben ingeschreven.

 

Tweede vaststelling. Ik ben het gelukkig eens met degenen die zeggen dat er op dit ogenblik een herziening van de strategie gaande is en dat het een goede zaak is dat men ze herziet. Sommigen zullen zeggen: “Ik heb het altijd gezegd”. Ik ga ze zelfs niet tegenspreken. Sommigen onder u, André Flahaut zelfs terwijl hij in de regering zat, maar ook mensen die de toenmalige meerderheid vormden, hebben toen altijd twijfels geuit en een grotere en globale aanpak voorgestaan. Wel, ik vind het nu een uitgelezen moment, nu men naar die herziening aan het toegroeien is, om daar onze bijdrage aan te leveren. Effectief, wat gisteren is gebeurd in de big tent in Den Haag, is iets wat men tot voor enkele maanden zelfs niet onder ogen dierf zien.

 

Qui aurait cru qu'il y aurait un contact entre des représentants des États-Unis et de l'Iran? Comme le ministre des Affaires étrangères l'a encore souligné ce matin, des suggestions hors du commun ont même été faites par l'Iran, par exemple l'idée de créer des corridors pour des transports non militaires. L'Iran aussi est très concerné par le problème des stupéfiants et, en général, par l'instabilité dans la région.

 

Het is ook voor de eerste keer dat men spreekt over een exitstrategie, waar sommigen hier terecht wellicht al lang de nadruk op hebben gelegd, maar waar nu ook voor de eerste keer vanuit de Verenigde Staten openlijk over wordt gesproken.

 

Wat ik in elk geval wilde zeggen, en ik geloof dat de Amerikaanse administratie nu meer de nadruk legt op andere aspecten dan het militaire, is dat er geen civiele opbouw kan gebeuren zonder veiligheid. Dat kan gewoon niet. U kunt geen ontwikkelingshelpers sturen, u kunt geen politiemensen sturen, u kunt geen mensen sturen die aan wederopbouw doen zonder dat daar beveiliging is. Denken dat men daar mensen naartoe kan sturen zonder dat daar een militaire omkadering voor is – ik hoop dat niemand dat denkt – dat is gewoon onmogelijk. De indruk geven dat men militaristisch is omdat men militaire middelen inzet, wel, men moet militaire middelen inzetten wil men humane en civiele initiatieven nemen en de mensen die daarin werken, beschermen. Ik kan dat niet genoeg zeggen.

 

Ten tweede, men zegt mij: bent u niet voorbarig geweest? Excuseer mij! U zou toch niet van ons verwachten dat wij gaan wachten tot we een shopping list krijgen waar we ja moeten op zeggen. Wij zeggen op voorhand proactief – een woord dat ik niet graag zelf gebruik – wat wij denken te zullen doen, zonder dat men ons precies heeft gevraagd wat we moeten doen. Wij zeggen: dat is onze positie, dat zijn wij bereid te doen. Wij zijn geen yes-men die ergens een shopping list moeten aanhoren en dan zeggen dat we het invullen: u vraagt, wij draaien. Neen, het is een proactieve houding die wij aannemen.

 

Ten tweede, men beweert dat er eerst een beslissing wordt genomen en dan overlegd wordt met het Parlement. Ja en neen. Wij hebben een traditie in België. Ik heb daarin niet veel verschil gezien tussen 1999 en 2007, tenzij mijn geheugen mij in de steek laat. Ik heb zelfs niet veel verschil gezien, mijnheer De Vriendt, tussen 1999 en 2003, om een periode te noemen dat misschien voor uw tijd is maar u niet helemaal vreemd is.

 

Een regering neemt een beslissing en verantwoordt zich dan voor de Kamers. Dat is de traditie die wij hebben. Hier is het zelfs iets subtieler. Ik verklaar mij onmiddellijk.

 

Nous en avons parlé ce matin au kern mais la décision définitive doit tomber au Conseil des ministres de vendredi. Nous ne prendrons aucune décision sur le militaire s'il n'y a pas de clarté sur le civil, c'est aussi simple que cela.

 

Sur le civil, il y a une discussion budgétaire en cours entre différents ministres, avec la participation du premier ministre, mais pour la Défense, cela peut se faire avec les moyens actuellement disponibles au sein du département. Ce n'était pas si clair au niveau de la Coopération et des Affaires étrangères. Pour des raisons pratiques, il faut une concertation et c'est au Conseil des ministres de vendredi que nous prendrons une décision.

 

Ik wil toch ook nog een precisering geven over het militaire aspect omdat men nu de indruk krijgt dat wij daar ineens een beslissing nemen die gigantisch is. De twee operaties waarover tot nu toe is gesproken, behelzen op dit moment 60 mensen. In de rotatie zijn er dat meer, omdat men ploegen moet wisselen in de loop van het jaar, maar het gaat dus over 60 mensen in vergelijking met de 500 mensen die er vandaag zijn. Men moet niet de indruk creëren dat men hier een klein leger naar Afghanistan aan het sturen is. Het gaat over een beperkte uitbreiding in het verlengstuk van wat daarvoor reeds is beslist.

 

Ik heb nog een opmerking aan de collega's die terecht zeggen dat wij meer moeten doen voor het civiele. Daarvoor is vandaag in 7 miljoen voorzien. Er is wel een probleem. Afghanistan is geen partnerland. De minister van Ontwikkelingssamenwerking zegt dat hij meer wil doen, en ik begrijp dat, maar dat zijn prioriteiten liggen bij de lijst van de partnerlanden die is vastgelegd en waarover het Parlement en de vorige regering zich reeds lang heeft uitgesproken.

 

Ce n'est pas si simple. L'Afghanistan n'est pas un pays partenaire de notre Coopération. Les efforts que nous faisons sur les budgets des Affaires étrangères et de la Coopération au développement sont en dehors de nos activités normales. Néanmoins, nous essayerons de trouver des moyens pour faire davantage. Je répète que nous ne prendrons pas une décision sur le militaire s'il n'y a pas également une décision sur le civil.

 

J'insiste encore sur le fait qu'on ne peut faire de la coopération et de la reconstruction sans protection militaire.

 

Ik noteer onder andere de interessante beschouwing van de heer Flahaut over de PRT’s. Ik moet vaststellen dat de meningen daarover nogal uiteenlopen, zodat we daar nog geen beslissing over hebben kunnen nemen. Met de ervaring die de gewezen minister van Defensie heeft, vind ik dat iets dat zeker de moeite van het overwegen waard is.

 

De F-16’s worden natuurlijk ingezet in het kader van de ISAF-operatie en niet in het kader van andere operaties. Ik ondersteun ook wat andere collega’s hebben gezegd, namelijk dat dat niet ten koste mag gaan van onze andere missies, onder meer in Libanon en Kosovo. Ik denk dat we daar goed werk doen. In Kosovo hebben we de belangrijke operatie Eulex, die ik trouwens met een delegatie van het Parlement heb kunnen bezoeken in de mooie tijd waarin ik voorzitter van de Kamer was. Meer zal ik daar niet over zeggen om niet nostalgisch te doen.

 

01.41  Dirk Van der Maelen (sp.a): …

 

01.42 Eerste minister Herman Van Rompuy: Zo neerslachtig zie ik er ook weer niet uit.

 

Ik heb misschien nog andere dingen genoteerd, die ik nu vergeten ben. Ik excuseer mij daarvoor, gebeurlijk kom ik daar straks op terug.

 

Monsieur Dallemagne, j'ai déjà dit que ce que nous avons entendu et lu ces derniers jours nous inquiète. On ne consent pas des efforts budgétaires et militaires pour en obtenir des résultats pareils. C'est tout à fait inquiétant! Le ministre des Affaires étrangères l'a d'ailleurs clairement mentionné, hier, lors de la conférence ("The Big Tent") de La Haye.

 

01.43  André Flahaut (PS): Monsieur le président, tout d'abord, je dirai à Mme Muylle que l'interpellation n'avait rien d'agressif ni d'hostile. Elle vient au bon moment.

 

(…): (…)

 

01.44  André Flahaut (PS): Non! Elle avait simplement pour objectif d'être rassuré, d'avoir une communication. Vous le savez très bien puisque c'est en sortant d'une précédente réunion de cette commission, où nous avions entendu une certaine cacophonie entre deux autres membres du gouvernement, que je vous avais dit que la seule façon d'avoir une position précise, c'était d'interroger le premier ministre, puisque c'était lui qui parlait! Voilà l'origine de l'interpellation.

 

Par ailleurs, je voudrais vous remercier, monsieur le premier ministre, pour les informations très complètes que vous venez de nous transmettre ainsi que, et surtout, pour l'honnêteté qui caractérise votre réponse et la correction qui est la vôtre de reconnaître que, finalement, certains d'entre nous ne s'étaient pas tellement trompés en ce qui concerne les problèmes relatifs à l'Afghanistan et à l'OTAN. On peut parfois avoir raison trop tôt!

 

La formulation sur le Conseil de sécurité est prudente. Hélas, nous n'avons pas eu la même détermination pour intervenir au Liban en 2006. En effet, à l'époque, nous avons attendu la décision de l'ONU qui, pendant de très longues semaines, a discuté du contenu du mandat. Pendant ce temps, les bombardements se poursuivaient. C'est ce genre de choses que nous devons enlever dans le Sud Liban aujourd'hui!

 

Ensuite, la procédure est bonne, telle qu'elle se présente, car on a finalement obtenu une décision complète vendredi en respectant l'indispensable équilibre civil et militaire.

 

Il est important que tout le monde participe à l'effort: la Coopération, les Affaires étrangères, la Défense. Il serait malvenu que quelques départements seulement contribuent à l'effort et que d'autres se contentent de promettre et de reporter cette participation à plus tard.

 

Je crois que nous aurons l'occasion de lire la déclaration issue de ce sommet. Sans doute discuterons-nous à ce sujet en groupe de travail, avec éventuellement un débriefing comme nous le faisons lors des sommets européens. Je pense que cela en vaudrait la peine.

 

Quant aux changements qui doivent intervenir au sommet de l'OTAN, connaissant le pragmatisme qui caractérise la Belgique, nous avons quelques idées. On pourrait peut-être en discuter et communiquer cela aux sages.

 

01.45  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mevrouw de voorzitter, ik wil kort twee punten uiteenzetten.

 

Ik herhaal, maar probeer het op een andere manier.

 

Mijnheer de eerste minister, u bent een gewezen minister van Begroting. Ik heb het nu alleen over het cijfer voor de Verenigde Staten dat Joseph Stiglitz gaf van de kostprijs van de operaties in Irak en Afghanistan, met name 3.000 miljard dollar.

 

01.46 Eerste minister Herman Van Rompuy: (…).

 

01.47  Dirk Van der Maelen (sp.a): Dat weet ik. Ik wil gewoon zeggen dat de harde feiten onder ogen moeten worden gezien.

 

Denken dat in landen zoals Afghanistan men erin slaagt een democratie of iets wat op een democratie lijkt tot stand te brengen via een militaire operatie is niet mogelijk.

 

Ik begrijp dus niet hoe men stomweg voornoemde piste blijft bewandelen. In het plan-Obama zitten vele, goede zaken. Er zit opnieuw het militaire aspect in. De verwachting is dat de Verenigde Staten een sterke, militaire positie als onderhandelingspositie zullen gebruiken. Dat zal volgens mij en volgens vele specialisten niet werken.

 

Het is dus spijtig dat de Belgische regering tot op heden – de beslissing is volgens mij genomen, want wat de kern heeft beslist, zal de Ministerraad vrijdag beslissen; de beslissing zal niet veranderen – de voorrang aan de militaire piste blijft geven. Nochtans bevatte het plan-Obama andere punten, waarmee een creatieve diplomatie en een creatieve minister van Ontwikkelingssamenwerking een aantal echt heel goede zaken kunnen realiseren.

 

Dat is wat ik heb willen meegeven en wat mij teleurstelt.

 

Ten tweede, mijnheer de eerste minister, de betrokkenheid van het Parlement is er in Duitsland altijd geweest. Sinds de Irakoorlog stellen wij echter vast dat in Frankrijk en in Groot-Brittannië, hoewel Groot-Brittannië geen Grondwet heeft, de beslissing tot betrokkenheid van het Parlement via een fundamentele wetgeving is genomen. In Frankrijk gebeurde zulks via de Grondwet. Hoe dat in Groot-Brittannië is gebeurd, weet ik niet juist. Gordon Brown heeft echter onmiddellijk nadat hij het eerste ministerschap van Blair overnam, beslist dat er niet eerder troepen naar het buitenland zouden worden gestuurd dan nadat er een parlementair debat in de plenaire vergadering is geweest.

 

Ik heb op grond daarvan een voorstel tot wijziging van de Grondwet ingediend. Ik zal trouwens in mijn motie vragen dat we dat voorstel zo snel mogelijk behandelen. U hebt zelf gezegd dat er een koerswending is in het beleid van het Westen met betrekking tot Afghanistan.

 

Ik wil de regering vragen dat ze, naar het voorbeeld van Duitsland, Nederland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, in de Kamer een plenair debat zou houden vooraleer een beslissing te nemen. Dat is het voorwerp van mijn motie van aanbeveling, die ik heb ingediend.

 

01.48  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de premier, ik heb drie korte opmerkingen.

 

U hebt gezegd dat u de Taliban niet wil laten terugkeren in Afghanistan en dat we dus al het nodige moeten doen om dat te beletten. Ik ben het daarmee volledig eens, maar het is net om de Taliban niet te laten terugkeren dat we een veel bredere strategie moeten uitbouwen. Het kan dus niet de bedoeling zijn om dat argument in de schoenen te schuiven van de oppositie die hier in het Parlement het regeringsbeleid heeft bekritiseerd.

 

Een karikatuur die mij geweldig stoort, is de voorstelling alsof er in het Parlement fracties zouden zijn die de ngo’s, de ontwikkelingswerkers en internationale organisaties onbeschermd naar Afghanistan willen sturen. Dat is niet juist.

 

01.49 Eerste minister Herman Van Rompuy: (…)

 

01.50  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de premier, in een aantal debatten wordt dat punt naar voren gebracht.

 

Wij zijn het er allemaal over eens dat er militaire bescherming moet zijn en dat er een militaire inspanning moet gebeuren. Onze voornaamste kritiek is dat er sprake is van een gigantisch onevenwicht. Het heeft jaren geduurd vooraleer men dat is beginnen inzien. Nu is er de voortrekkersrol van de Amerikaanse president Obama. Ik had gewild dat de Belgische regering een gelijkaardige voortrekkersrol zou hebben gespeeld en niet telkens de visie zou hebben gevolgd van de vorige Amerikaanse president Bush en nu van president Obama. Ik had gewild dat zij zelf de opties op tafel zou hebben gelegd. Dat is niet gebeurd. Ik betreur dat.

 

Tot slot, ik denk dat er meer debat nodig is rond onze buitenlandse operaties, zeker wanneer het gaat om agressieve militaire operaties, aanvalsoperaties zoals die waarin wij nu zijn verwikkeld in Afghanistan. In dat verband herhaal ik mijn vraag, in de hoop dat het doordringt dat er parlementaire controle moet zijn op de buitenlandse operaties en dat de huidige bijzondere commissie niet werkt. Daar is echt een probleem. Wij, als parlementsleden, moeten zicht hebben, desnoods achter gesloten deuren, over de rules of engagement op de inzet van de Belgische F-16’s die bombardementen uitvoeren. Wat zijn de rules of engagement? Wat zijn de caveats? Hebben de F-16’s al burgerslachtoffers gemaakt? Deze argumenten zijn toch belangrijk voor het debat over het nut van de inzet van F-16’s. Daar heerst een democratisch deficit en ik vraag u dat te bekijken en het te herstellen.

 

01.51 Eerste minister Herman Van Rompuy: (…)

 

01.52  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Ja, mijnheer de eerste minister, maar ik stel vast dat uw minister van Landsverdediging, zelfs achter gesloten deuren en zelfs mits geheimhouding van de leden van die commissie, weigert om bepaalde informatie aan het parlement te geven. Daar situeert zich het probleem.

 

01.53 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik voel mij persoonlijk aangesproken.

 

Ik ben een grote voorstander van de goede werking van een commissie voor de opvolging van buitenlandse opdrachten. Het is de rol van de voorzitters van de Kamer en van de Senaat om onder elkaar uit te maken waar en onder welke voorwaarden die commissievergadering zal plaatsvinden. Ik kan slechts vaststellen dat ik vorig jaar op tweede kerstdag de commissie heb samengeroepen. In de Senaat heb ik toelichting gegeven bij de rules of engagement met betrekking tot bijkomende initiatieven. Een dag later kon ik al die informatie al in de krant lezen.

 

Dus, nogmaals, mijnheer de voorzitter, monsieur le président faisant fonction, mijnheer De Vriendt, richt uw schrijven naar de voorzitters van de Kamer en van de Senaat, zodat zij zo vlug mogelijk duidelijk kunnen maken onder welke voorwaarden die commissie kan werken, met geheimhouding. Ik ben volledig bereid om alle gegevens waarover ik kan beschikken mee te delen.

 

Ik heb daarvan reeds een getuigenis afgelegd, weliswaar met…

 

01.54  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, het klopt niet dat u ons in die commissie alle gevraagde informatie hebt gegeven. Dat klopt niet. Wij vroegen naar de precieze inzet van die F-16’s. Welke operaties hebben ze uitgevoerd en met welke frequentie? Zijn er burgerslachtoffers gevallen? Daarop heeft u geen enkel antwoord gegeven.

 

01.55 Minister Pieter De Crem: Dat kon ik niet doen en dat wilde ik niet doen, om de heel eenvoudige reden dat die commissie een doodgewone commissie onder het gewone reglement was. De gegevens die daar worden verstrekt zijn van een dermate gevoelige waarde dat we eerst de werkzaamheden onder bepaalde reglementaire voorwaarden moeten regelen.

 

Ik zal niet meer voor die commissie verschijnen vooraleer de voorzitter van de Kamer en de Senaat daarover afspraken hebben gemaakt.

 

01.56  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik heb een formulier ter geheimhouding ondertekend. Ik veronderstel dat ook andere collega’s dat hebben gedaan. Niettegenstaande die voorwaarde van geheimhouding, heeft u geweigerd om die informatie rond de precieze inzet van de F-16’s vrij te geven.

 

Motions

Moties

 

Le président: En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

 

Une première motion de recommandation a été déposée par M. Dirk Van der Maelen et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu les interpellations de MM. André Flahaut, Dirk Van der Maelen et Wouter De Vriendt et de Mme Juliette Boulet

et la réponse du premier ministre,

décide

de consacrer dans les meilleurs délais un débat en séance plénière à la politique du gouvernement concernant l’Afghanistan;

d’entamer l’examen de la proposition de modification de la Constitution prévoyant l’organisation obligatoire d’un débat en séance plénière préalablement à toute décision du gouvernement relative à l’envoi de troupes à l’étranger.“

 

Een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Dirk Van der Maelen en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellaties van de heren André Flahaut, Dirk Van der Maelen en Wouter De Vriendt en van mevrouw Juliette Boulet

en het antwoord van de eerste minister,

beslist

- zo snel mogelijk een plenair debat te wijden aan het Afghanistanbeleid van de regering;

- de bespreking aan te vatten van het voorstel tot wijziging van de Grondwet om voorafgaand aan elke beslissing van de regering met betrekking tot het sturen van troepen naar het buitenland verplicht een plenair debat te houden."

 

Une deuxième motion de recommandation a été déposée par Mme Juliette Boulet et par M. Wouter De Vriendt et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu les interpellations de MM. André Flahaut, Dirk Van der Maelen et Wouter De Vriendt et de Mme Juliette Boulet

et la réponse du premier ministre,

demande au gouvernement

- d’informer clairement le Parlement à propos de nouveaux engagements de la Belgique, ainsi que des dates de début et de fin des opérations et de leur incidence budgétaire;

- de rétablir, dans sa contribution, l’équilibre entre les efforts fournis dans le cadre de la défense et ceux fournis dans celui de la reconstruction et du développement;

- de jouer un rôle de précurseur au sein de la communauté internationale et de préconiser:

a. des efforts accrus en matière de reconstruction et de développement;

b. une approche régionale par l’implication des pays voisins et par des efforts spécifiques tendant à faire prendre des mesures pour que le Pakistan cesse d’être un refuge pour les Talibans et le terrorisme international;

c. des négociations et une concertation entre toutes les parties belligérantes, y compris les Talibans;

- d’annuler la décision d’envoyer deux F-16 supplémentaires en Afghanistan."

 

Een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Juliette Boulet en door de heer Wouter De Vriendt en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellaties van de heren André Flahaut, Dirk Van der Maelen en Wouter De Vriendt en van mevrouw Juliette Boulet

en het antwoord van de eerste minister,

vraagt de regering om

- het parlement duidelijkheid te verschaffen over het extra Belgische engagement, met inbegrip van begin-, eindperiode en budgettaire impact;

- in de eigen bijdrage het evenwicht te herstellen tussen inspanningen voor defensie en inspanningen voor wederopbouw en ontwikkeling;

- een voortrekkersrol te spelen binnen de internationale gemeenschap en te pleiten voor:

a. meer inspanningen voor wederopbouw en ontwikkeling;

b. een regionale benadering door de buurlanden te betrekken en specifiek te streven naar maatregelen om Pakistan niet langer toevluchtsoord te laten zijn voor de Taliban en het internationale terrorisme;

c. onderhandelingen en overleg tussen alle strijdende partijen, met inbegrip van de Taliban;

- de beslissing te herroepen om twee extra F-16’s te sturen naar Afghanistan."

 

Une troisième motion de recommandation a été déposée par Mme Juliette Boulet et par M. Wouter De Vriendt et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu les interpellations de MM. André Flahaut, Dirk Van der Maelen et Wouter De Vriendt et de Mme Juliette Boulet

et la réponse du premier ministre,

demande au premier ministre

- dans le cadre du nouveau concept stratégique, de plaider pour un strict respect de la Charte et de n’envisager les discussions que dans ce cadre de la Charte des Nations unies;

- de faire ratifier le nouveau concept stratégique par la voie parlementaire en Belgique;

- d’envisager les discussions du nouveau concept stratégique dans une optique de relance du processus de désarmement nucléaire de l’OTAN;

- de respecter l’article 10 du Traité sur l’élargissement de l’OTAN et de ne pas étendre l’OTAN hors de ses zones définies dans le Traité et de cesser les partenariats;

- de lancer le débat, à long terme, sur la mise en place d’une Europe neutre progressivement.“

 

Een derde motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Juliette Boulet en door de heer Wouter De Vriendt en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellaties van de heren André Flahaut, Dirk Van der Maelen en Wouter De Vriendt en van mevrouw Juliette Boulet

en het antwoord van de eerste minister,

vraagt de eerste minister

in het kader van het nieuw strategisch concept, te pleiten voor een strikte naleving van het Handvest en de besprekingen enkel te overwegen in dat kader van het Handvest van de Verenigde Naties;

het nieuw strategisch concept in België te laten ratificeren via de parlementaire weg;

de besprekingen over het nieuw strategisch concept te overwegen in het licht van het heropstarten van het nucleair ontwapeningsproces van de NAVO;

artikel 10 van het Verdrag over de uitbreiding van de NAVO na te leven, de NAVO niet uit te breiden buiten de zones die in het Verdrag zijn vastgelegd en de partnerschappen stop te zetten;

het lange termijndebat over de oprichting van een progressief neutraal Europa op gang te brengen."

 

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Nathalie Muylle et par MM. Georges Dallemagne,  Herman De Croo et Roel Deseyn.

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Nathalie Muylle en door de heren Georges Dallemagne, Herman De Croo en Roel Deseyn.

 

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

 

01.57 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mag ik u vragen dat, volgens de gewoonte in het Parlement, na het debat de vragen die eventueel zouden worden gesteld in de plenaire vergadering, vervallen?

 

Le président: Oui, toutes les questions sont épuisées, évidemment. Bien sûr.

 

La réunion publique de commission est levée à 16.31 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.31 uur.