Commissie voor de Financiën en de Begroting

Commission des Finances et du Budget

 

van

 

woensdag 1 april 2009

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 1 avril 2009

 

Matin

 

______

 

 


La séance est ouverte à 10.42 heures et présidée par Mme Josée Lejeune.

De vergadering wordt geopend om 10.42 uur en voorgezeten door mevrouw Josée Lejeune.

 

01 Vraag van de heer Ben Weyts aan de staatssecretaris voor Begroting, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris voor Gezinsbeleid, toegevoegd aan de minister van Werk, en wat de aspecten inzake personen- en familierecht betreft, toegevoegd aan de minister van Justitie over "het Bureau Ambtelijke Ethiek en Deontologie" (nr. 12236)

01 Question de M. Ben Weyts au secrétaire d'État au Budget, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État à la Politique des familles, adjoint à la ministre de l'Emploi, et en ce qui concerne les aspects du droit des personnes et de la famille, adjoint au ministre de la Justice sur "le Bureau d'éthique et de déontologie administratives" (n° 12236)

 

01.01  Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, de agenda vermeldt inderdaad verkeerdelijk dat de vraag zou gaan over het Bureau Ambtelijke Ethiek en Gezinsbeleid. Naar mijn weten bestaat dat niet. Het gaat om het Bureau Ambtelijke Ethiek en Deontologie dat in juli 2006 werd opgericht door voormalig minister van Begroting Freya Van den Bossche en dat het integriteitsbeleid voor federale ambtenaren vorm moest geven en stroomlijnen.

 

Dat Bureau valt onder de FOD Budget- en Beheerscontrole en dus onder uw bevoegdheid, mijnheer de staatssecretaris. Het kreeg een aantal concrete, zelfs in de tijd beperkte opdrachten mee, maar ook enkele permanente opdrachten zoals de preventieve bewaking van de integriteit van de federale overheidsdiensten. Het Bureau dient initiatieven te nemen om de implementatie van verschillende richtlijnen te verzekeren, adviezen te formuleren, misbruiken te melden, beleidsvoorstellen te doen en – zeer belangrijk – een sluitend systeem voor een klokkenluidersregeling uit te werken. Het Bureau wordt bijgestaan door een adviesgroep. Uit een antwoord op een schriftelijke vraag van voormalig collega Peter Luykx blijkt dat die adviesgroep op 31 maart, gisteren dus, een jaarverslag zou voorleggen van de werkzaamheden in de periode 2006 tot 2008.

 

Mijnheer de staatssecretaris, kunt u mij dat verslag bezorgen? Vermits het aangekondigd werd voor gisteren neem ik aan dat u het bij u hebt.

 

Ten tweede, welke maatregelen hebben het Bureau en de adviesgroep uitgewerkt en voorgelegd in het kader van de implementatie van het deontologisch kader?

 

Ten derde, hoeveel meldingen van concrete gevallen van inbreuken op het deontologisch kader heeft het Bureau of de adviesgroep ontvangen? Wat was het advies daaromtrent?

 

Ten vierde, welke beleidsvoorstellen hebben het Bureau en de adviesgroep gedaan? Ook daaromtrent hadden zij immers een specifieke opdracht.

 

Ten vijfde, hoe zit het met de federale klokkenluidersregeling die was beloofd tegen 1 januari 2007, maar die er nog steeds niet is? Wanneer mogen wij die verwachten?

 

Tot slot, om zijn opdrachten te vervullen heeft het Bureau vijf medewerkers in dienst terwijl er vooralsnog blijkbaar weinig resultaten zijn. Werken die vijf personeelsleden voltijds voor het Bureau? Wat zijn hun dagelijkse werkzaamheden precies?

 

01.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Weyts, u hebt zes precieze vragen. Het Bureau Ambtelijke Ethiek en Deontologie wordt inderdaad bijgestaan door een adviesgroep Ambtelijke Ethiek en Deontologie. In overeenstemming met het antwoord op de schriftelijke vraag van de heer Luykx zou de adviesgroep op 31 maart 2009 een jaarverslag voorleggen over zijn werkzaamheden voor de periode 2006-2008. Het verslag is echter nog niet klaar en wordt momenteel opgesteld. Het zal ter beschikking worden gesteld zodra het klaar is. Het streefdoel is nog voor de maand juli klaar te zijn.

 

Ik kom tot uw tweede vraag. De adviesgroep heeft tot op heden enkel een beleidsondersteunende rol voor het Bureau. De adviesgroep heeft dus een rol als denktank en discussieforum voor de beleidsvoorstellen van het Bureau, zodat de voorstellen die aan de minister op federaal ambtelijk niveau worden voorgelegd, het vereiste draagvlak hebben. Op het vlak van de implementatie van het deontologisch kader heeft de adviesgroep tot vandaag nog geen expliciete rol opgenomen, wat overigens de oorspronkelijke opzet was.

 

Het Bureau heeft, in samenwerking met de dienst overheidsopdrachten van de Kanselarij, de omzendbrief inzake belangenconflicten in overheidsopdrachten opgesteld. De omzendbrief is onder meer van toepassing op de FOD’s en het ministerie van Landsverdediging, maar na een vraag van mijzelf, ook op het personeel van de beleidsorganen en de secretariaten van de leden van de federale regering. De omzendbrief werd goedgekeurd op de Ministerraad van 6 maart 2009, maar moet nog worden voorgelegd aan het advies van de vakbondsinstanties en de overlegorganen van Landsverdediging en van de politie.

 

Tot slot, het ontwerp van koninklijk besluit dat de praktische modaliteit bij belangenconflicten op ministerieel vlak vaststelt, wordt binnenkort aan de Ministerraad voorgelegd.

 

Op de derde vraag kan ik antwoorden dat het feit dat het Bureau geen formele bevoegdheid heeft voor het omgaan met integriteitsinbreuken betekent echter geenszins dat het Bureau voor dergelijke meldingen niet op informele wijze door de personeelsleden van het federaal en administratief openbaar ambt kan worden benaderd. Het Bureau heeft in zijn korte bestaan al een honderdtal meldingen van vermoedelijke integriteitsinbreuken ontvangen. Het Bureau heeft wel een formele adviserende rol bij belangenconflicten. De hoogste leidinggevenden van het federaal administratief openbare ambt hebben hieromtrent tot op heden nog geen beroep gedaan op het Bureau. Ik voeg er evenwel aan toe dat zij in een beperkt aantal gevallen - een tiental – wel bij het Bureau informeel hun licht hebben opgestoken.

 

Het zijn veeleer de medewerkers van het federaal administratief openbare ambt die het advies van het Bureau vragen. Het gaat om informeel en vrijblijvend advies van het Bureau aan de vraagstellers. Deze medewerkers van het federaal administratief openbare ambt toetsen meestal af, vooraleer zij binnen hun eigen federale overheidsorganisatie al dan niet formele stappen ondernemen, hoe de medewerkers van het Bureau de door de vraagstellers geschetste situatie beoordelen.

 

Ik kom tot uw vierde vraag. Het Bureau en de adviesgroep hebben in diverse domeinen adviezen gegeven en beleidsvoorstellen gedaan. Ten eerste, binnen het deontologisch kader van de medewerkers van de federale overheid. Ten tweede, over de wijziging aan het hoofdstuk rechten en plichten van het statuut van het rijkspersoneel. Ten derde, over de invoering van het concept belangenconflict in het statuut van de rijksambtenaren. Ten vierde, over een meldingsstructuur voor niet integer gedrag. Ten vijfde, over een omzendbrief in verband met overheidsopdrachten en deontologie. Ten zesde, over de toolkit voor belangenconflicten.

 

Wat uw vijfde vraag betreft, de adviesgroep heeft reeds een beleidsvoorstel met betrekking tot een klokkenluidersregeling of een meldingsstructuur van het Bureau goedgekeurd. Het Bureau had de intentie dit ontwerp voor te leggen aan mij, maar heeft dit nog niet gedaan wegens een aantal andere ontwikkelingen zoals het wetgevende initiatief van senator Beke over een klokkenluidersregeling waarin de federale ombudsman een centrale rol speelt.

 

Beide voorstellen die los van elkaar werden opgesteld, zijn momenteel niet complementair. Bovendien bestaat er in het statuut van de rijksambtenaren ook een meldingsplicht van niet-integer gedrag binnen de hiërarchie van de organisatie waar de feiten zich voordoen. Ten slotte is er ook artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering waarmee een klokkenluidersregeling of een meldingsstructuur dient rekening te houden.

 

Desalniettemin dringen internationale organisaties zoals “Group of countries against corruption” in hun aanbevelingen voor het federale integriteitsbeleid aan op het ter beschikking stellen van een klokkenluidersregeling of een meldingsstructuur aan federale overheidsmedewerkers. Daarnaast houdt het tweede hoofdstuk van de wet houdende de goedkeuring van het VN-verdrag tegen corruptie ook een bepaling in waarin de staten die lid zijn van het verdrag, worden aangespoord om in een dergelijke regeling te voorzien.

 

Rekening houdend met al deze factoren is het mijn bedoeling tijdens de legislatuur samen met mijn collega’s en de administratie te bekijken welke klokkenluidersregeling of meldingsstructuur binnen de context van het federaal administratief openbaar ambt haalbaar is in termen van draagvlak, bescherming en rechtszekerheid en in te zetten middelen.

 

Ik kom tot de laatste vraag. Het Bureau beschikt voor het vervullen van zijn beleidsmatige en operationele opdracht over vijf medewerkers van niveau A: vier voltijdse en een deeltijdse waarvan drie Nederlandstaligen en twee Franstaligen. Ik heb hier een tabel: dat zijn een statutaire man, een statutaire vrouw, twee statutaire mannen en een contractuele vrouw. Dat zijn de vijf personen die voor die dienst werken.

 

01.03  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik betreur natuurlijk dat de klokkenluidersregeling nog altijd op zich laat wachten. De voorbeelden zijn er. De Vlaamse regeling inzake klokkenluiders functioneert zeer goed. Er zijn mensen in Vlaanderen die van dat statuut gebruikmaken. U zegt zelf dat er 100 concrete meldingen zijn van inbreuken. De nood is dus ook op federaal niveau blijkbaar zeer hoog. U hebt het over meldingsplicht, maar die meldingsplicht is de facto zonder voorwerp als men er geen beschermend statuut aan vastkoppelt waar de ambtenaar van kan genieten wanneer hij bepaalde zaken meldt.

 

Ik stel vast dat de klokkenluidersregeling beloofd werd tegen 1 januari 2007. Het is nu meer dan 2 jaar later en wij zijn blijkbaar nog niet veel opgeschoten. Ik kan u enkel vragen ter zake echt de handen uit de mouwen te steken en er snel werk van te maken. Het volstaat, meen ik, de Vlaamse regeling gewoon te kopiëren en ingang te doen vinden bij de federale overheid.

 

01.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Weyts, ik wil het volgende nog toevoegen. Ik ben natuurlijk vragende partij om daarover zo vlug mogelijk met een tekst te komen. Dat is natuurlijk mijn bedoeling. Er was iets klaar, zoals ik heb gezegd, maar er bestond nog geen wetsvoorstel. Nu is er het voorstel van de heer Beke. Volgens mij was het interessant om die tekst een beetje te vergelijken, ook met de systemen die in andere instanties – vooral in Vlaanderen – werken en van toepassing zijn, om na te gaan welke de beste praktijken en de beste ideeën zijn van iedereen. Als er een goed idee komt van ergens anders, is het misschien verstandiger van daarover te discussiëren en te proberen om die goede ideeën samen te koppelen, om de best mogelijke tekst te maken. Als ik mijn tekst spoedig had ingediend, dan zou u mij gezegd hebben dat er ook andere goede ideeën bestaan, zoals het wetsvoorstel van de heer Beke. Nu zal dat in rekening genomen moeten worden. Wij proberen op de meest efficiënte manier te werken.

 

Ik ben het wel met u eens dat het er zo vlug mogelijk moet komen.

 

01.05  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, de federale overheid is al twee jaar te laat. Het voorstel van de heer Beke is bovendien natuurlijk geïnspireerd op het Vlaams voorstel.

 

01.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: (…) Ik heb daarmee geen probleem.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: En l'absence de Mme Meyrem Almaci, sa question no 12371 est supprimée.

 

Le développement des questions et interpellations se termine à 10.57 heures.

De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 10.57 uur.