Commissie
voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu en de maatschappelijke Hernieuwing |
Commission de la Santé publique, de l'Environnement et
du Renouveau de la Société |
van dinsdag 31 maart 2009 Voormiddag ______ |
du mardi 31 mars 2009 Matin ______ |
De vergadering wordt geopend om 10.08 uur en voorgezeten door mevrouw Maggie De Block.
La séance est ouverte à 10.08 heures et présidée par Mme Maggie De Block.
01 Vraag van mevrouw Dalila Douifi aan de staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, over "het Noordzeebeleid" (nr. 12071)
01 Question de Mme Dalila Douifi au secrétaire d'État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, sur "la politique de la mer du Nord" (n° 12071)
01.01 Dalila Douifi (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, het is niet sinds vandaag dat de partij waartoe ik behoor, de sp.a, het beheer op zich en meer in het bijzonder het duurzaam beheer van de Noordzee uitermate belangrijk vindt.
Toen wij nog regeringspartner waren in vorige legislaturen, hebben wij getracht een duurzaam Noordzeebeheer op de sporen te zetten. Er is toen voor het eerst een minister van de Noordzee aangeduid en die eerste keer was dat een socialist, Johan Vande Lanotte. Ik denk dat ik de waarheid zeker geen geweld aandoe of overdrijf wanneer ik zeg dat we toen met het installeren van die eerste minister van de Noordzee heel belangrijke beleidslijnen hebben uitgetekend om het Belgisch gedeelte van de Noordzee op een duurzame manier te beheren.
Er is toen een en ander ingezet; ik verwijs naar het uitwerken van het masterplan voor de Noordzee, het aanduiden van zones voor zandwinning, het beleid rond en de implementatie van windmolens waarvan er ondertussen een zestal actief en operationeel zijn in de Noordzee. Ook de Europese vogelrichtlijn en het habitatgebied waren belangrijke stappen in het duurzaam beheer van onze Noordzee.
Mijnheer de minister, tot op heden is het nog vrij onduidelijk hoe het Belgisch Noordzeebeleid zich ontwikkelt en zich in de toekomst verder zal ontwikkelen. Wij hebben de voorbije jaren een stevige positie op Europees niveau ingenomen en we zijn daar zelfs internationaal door bekend geraakt. We hebben eigenlijk een koploperspositie in België verkregen tijdens de vorige legislatuur en de legislatuur daarvoor.
Tot mijn spijt moet ik echter zeggen dat wij ondertussen die koploperspositie zijn kwijtgespeeld. Wij blijven op onze honger zitten wat betreft de daadwerkelijke invulling van de bestaande, aangeduide natuurgebieden via beheersplannen en de verdere invulling van de beschermde mariene gebieden, het Belgisch maritiem beleid.
In uw hoedanigheid van bevoegde minister in deze regering, wens ik u de volgende specifieke vragen te stellen.
Mijn eerste vraag is veeleer algemeen, namelijk hoe ziet u het Belgisch Noordzeebeleid? Ik heb gezocht, maar een actuele beleidsnota met betrekking tot het Noordzeebeleid heb ik niet teruggevonden. Ik heb gegoogeld, maar niets gevonden. Misschien ben ik daar niet goed in. U zult mij straks hopelijk zeggen wat de krachtlijnen zijn van het Noordzeebeleid van deze regering.
Ten tweede, wat is de stand van zaken in het beschermen van gebieden als de Vlakte van de Raan en de Hinderbanken, via de SBZ-Habitatrichtlijn – zeg maar speciale beschermingszones –, enerzijds, en OSPAR, anderzijds?
Ten derde, wetende dat beide belangrijk zijn in de duurzame uitbouw van ons deel van de Noordzee, hoe meent u te zullen voldoen aan de Europese Mariene Richtlijn en hoe ziet u de afstemming en het overleg hierover met de Visserij, wat een Vlaamse bevoegdheid is?
01.02 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijn vraag handelt over hetzelfde thema.
De voorzitter: Oké, ga uw gang.
01.03 Dalila Douifi (sp.a): Mevrouw de voorzitter, tenzij er een apart antwoord is voorbereid, want dan is het interessant om ook dat te horen.
01.04 Staatssecretaris Etienne Schouppe: Mevrouw de voorzitter, ik heb wel een afzonderlijk antwoord voorbereid.
De voorzitter: In dat geval is het gemakkelijker om de vragen apart te stellen.
01.05 Staatssecretaris Etienne Schouppe: Mevrouw de voorzitter, er werden zes punctuele vragen gesteld en ik heb op die zes punctuele vragen ook zes punctuele antwoorden.
De voorzitter: Prachtig!
01.06 Staatssecretaris Etienne Schouppe: Mevrouw Douifi, het zou natuurlijk verwonderlijk zijn, mocht er exact drie maanden nadat de bevoegdheid over de Noordzee van de eerste minister is overgegaan naar een staatssecretaris, toegevoegd aan de eerste minister, met dezelfde administratie en dezelfde mensen iets fundamenteels is veranderd. Dit is dus niet het geval. Ik kan u op dat punt al geruststellen.
Wat uw eerste vraag betreft, inzake het mariene milieu heeft de vorige eerste minister, Yves Leterme, een beleidsnota opgesteld en de inhoud van die beleidsnota wens ik verder uit te voeren. Die beleidsnota werd op 31 oktober 2008 door de Kamer goedgekeurd. Het gaat om het document nr. 52.1529/007. Als u dat document opvist, hebt u meteen het geheel. Dat document stelt het duurzame beheer en de bescherming van het mariene milieu centraal.
De beleidsnota is toegespitst op vier beleidspijlers. Een eerste pijler is het duurzaam beheer van de menselijke activiteiten op zee met als belangrijke, concrete beleidsopties de correcte implementatie van de kaderrichtlijn Europese Mariene Strategie, het opstellen van procedures voor machtigingen en vergunningen voor commerciële en publicitaire activiteiten en de mariene ruimtelijke planning.
De tweede pijler slaat op de bescherming en het behoud van de mariene biodiversiteit met als concrete beleidsopties de goedkeuring van de beleidsplannen voor de beschermde mariene gebieden en de implementatie van de daarin voorgestelde actiepunten om de soorten en de habitat in een gunstige staat van instandhouding te houden of te herstellen.
Daarnaast heeft de Bestuurseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee, het BMM, de opdracht gekregen om een lijst van bijkomende potentiële habitatrichtlijngebieden op te stellen.
Internationaal wordt gepleit om enerzijds binnen de Conventie voor migrerende soorten de haaien beter te beschermen en anderzijds binnen het Verdrag ter Bescherming van kleine walvissen in de Noordzee en de Oostzee, ASCOBANS, de kleine walvisachtigen, beter te beschermen.
De derde pijler slaat op het toezicht en de kwaliteit van het mariene milieu door verder doorgedreven en gecoördineerde monitoring van het mariene milieu binnen OSPAR, de Europese kaderrichtlijn Water en nationaal de zogenaamde Paardenmarkt.
De vierde pijler slaat op de preventie van de mariene verontreiniging, de versterking van het luchttoezicht op de mariene verontreiniging, een nieuw helikopterprogramma, de B-Hunter doen samenwerken met Defensie, en de coördinatie van de toezichtactiviteiten binnen de structuur Kustwacht. Daarnaast zal in 2009 de dienst Marien Milieu de risico's op verontreiniging actualiseren.
Op uw tweede vraag kan ik u antwoorden dat de dienst Marien Milieu aan de BMM opdracht heeft gegeven om in het territoriale deel van de Noordzee en in de exclusief economische zone van het Belgisch deel van de Noordzee bijkomende beschermende mariene gebieden te selecteren. De prioriteit voor de selectie is de Europese Habitatrichtlijn, maar er zal ook worden geëvalueerd of en welke voorgestelde habitatrichtlijngebieden aan de OSPAR-criteria voldoen.
Deze opdracht wordt in 2009 afgerond.
In antwoord op uw derde vraag merk ik op dat u in uw vraagstelling met de Europese maritieme richtlijn waarschijnlijk de Europese kaderrichtlijn inzake Europese Mariene Strategie of EMS bedoelt.
Ik heb de dienst Marien Milieu de opdracht gegeven de nodige administratieve en juridische stappen voor te bereiden om bedoelde richtlijn, met name richtlijn 2008/56 van de Europese Gemeenschap, van juni 2008, om te zetten en aldus aan de zes kernverplichtingen te voldoen.
Wat zijn de zes kernverplichtingen? Dat is, ten eerste, de afbakening van mariene regio’s en subregio’s. Ten tweede, de industriële beoordeling van de huidige milieutoestand en de milieueffecten van de menselijke activiteiten. Ten derde, de omschrijving van de goede milieutoestand. Ten vierde, de vaststelling van een reeks milieudoelen en de ermee samenhangende indicatoren. Ten vijfde, de vaststelling en uitvoering van een monitoringprogramma voor voortgaande beoordeling en periodieke actualisering van voornoemde milieudoelen. Ten zesde, het ontwikkelen van een programma van maatregelen dat gericht is op het bereiken of behouden van een goede milieutoestand.
De toepassing van voormelde richtlijn door België wordt binnen het Coördinatiecomité Internationaal Milieubeleid of CCIM, samen met de Gewesten en de andere federale diensten, gecoördineerd.
Mevrouw Douifi, dat waren mijn antwoorden op uw drie vragen.
01.07 Dalila Douifi (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoorden, omdat het tot nu toe onduidelijk was wat de prioriteiten waren en zijn.
In die zin ben ik blij met het antwoord, omdat wij aldus het dossier van de Noordzee onder het stof vandaan hebben gehaald. Dat was voornamelijk mijn bedoeling.
Mijnheer de staatssecretaris, het zou niet goed zijn om ter zake, ook niet tijdens de huidige legislatuur, een status quo te behalen. Tijdens de vorige legislatuur hebben wij daadwerkelijk heel veel inspanningen geleverd om ons land ter zake een koploperspositie te laten innemen. Een status quo zou immers een achteruitgang betekenen.
U kunt op mij en naar ik aanneem ook op andere West-Vlamingen – waarschijnlijk zelfs op de vorige minister van de Noordzee, de heer Leterme – rekenen om van dichtbij, zowel aan de kust als in Brussel, de stappen nader op te volgen die inzake het Noordzeebeleid zullen worden gezet.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, over "het duurzaam beleid betreffende de Noordzee" (nr. 12354)
02 Question de M. Wouter De Vriendt au secrétaire d'État à la Mobilité, adjoint au premier, ministre sur "la politique durable relative à la mer du Nord" (n° 12354)
02.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de staatssecretaris, in een persbericht van een aantal natuurorganisaties blijkt dat de Noordzeegebieden die België heeft aangemeld in het kader van de Habitatrichtlijn, verre van voldoende zijn om de Noordzee op een goede, duurzame manier te beschermen. Dat strookt niet met het engagement dat de verschillende lidstaten, waaronder België, zijn aangegaan om uiterlijk tegen 2010 een goed beheerd ecologisch samenhangend netwerk van beschermde gebieden in het leven te roepen. Zo hebben de lidstaten te weinig gebieden aangemeld, zijn de verschillende gebieden te weinig op elkaar afgestemd en verhindert dat de vorming van een samenhangend netwerk.
Specifiek voor België geldt dat de Hinderbanken, de Vlakte van de Raan en heel wat wrakken nog steeds wachten op de aanduiding als beschermd gebied en op beheersplannen voor de effectieve invulling.
Mijnheer de staatssecretaris, hoe reageert u op dat persbericht?
Kunt u een overzicht geven van het verloop van het dossier? Met welke instanties werd overleg gepleegd om tot Belgische indiening van de habitatrichtlijngebieden te komen? Wat waren de verschillende standpunten?
Op vraag 2224 van mijn fractieleidster Meyrem Almaci van 4 maart 2008 heeft de toenmalig bevoegde minister geantwoord dat hij de procedure voor de aanduiding van bijkomend beschermd marien gebied op gang wilde krijgen. Werden er effectief bijkomende mariene gebieden beschermd sinds die datum? Welke beleidsmaatregelen werden er daartoe genomen tussen 4 maart 2008 en de indiening van de habitatrichtlijngebieden eind 2008?
Gaat u ermee akkoord dat er een bufferzone gecreëerd zou moeten worden rondom de beschermde gebieden? Hoe zou u dat mogelijk maken?
Is er sprake van een gebrekkig overleg tussen de verschillende Europese lidstaten? We kunnen nu immers vaststellen dat er zich een probleem voordoet. Denkt u dat een samenhangend netwerk van beschermde gebieden alsnog mogelijk is? Zult u eventueel een initiatief nemen in dat verband op internationaal niveau?
Tot slot, bent u bereid om extra onderzoek te laten uitvoeren naar de verbinding van de verschillende gebieden? Beschikt u over een budget daartoe?
02.02 Staatssecretaris Etienne Schouppe: Mijnheer De Vriendt, wat uw eerste vraag betreft, het persbericht van Natuurpunt werd verspreid ter gelegenheid van het EU Atlantic Marine Seminar, dat op 24 en 25 maart in Galloway, Ierland is doorgegaan. De Europese Commissie, in samenwerking met de lidstaten, onafhankelijke deskundigen en ngo’s, evalueerde voorstellen voor potentiële habitatrichtlijnen in de Atlantische biogeografische regio. De meeste EU-lidstaten hebben reeds habitatrichtlijngebieden in hun mariene territoriale wateren aangemeld, maar de Europese Commissie verwacht dat dergelijke gebieden ook verder in zee, in de exclusieve economische zone, worden aangemeld. België is tegenwoordig bezig met een dergelijke oefening. Het resultaat van die wetenschappelijke studie wordt in augustus verwacht, deze zomer dus. Dat zal dan als grondslag dienen voor de aanmelding van bijkomende potentiële habitatrichtlijngebieden die dan in het najaar van 2009 zullen worden aangemeld.
Wat uw tweede en derde vraag betreft, kan ik u zeggen dat België over een relatief klein marien gebied beschikt en dus in overleg werkt met zijn buurlanden om de coherentie van het milieubeleid en van het Natura 2000-netwerk op zee te optimaliseren. Zo heeft de dienst Marien Milieu van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu reeds werkvergaderingen gehouden met Franse en Nederlandse administraties. Voor de volledigheid kan ik u zeggen dat met de Nederlandse collega’s werd vergaderd in maart 2007, januari 2009 en maart 2009, en met de Franse collega’s in december 2007, juni 2008 en februari 2009.
Dankzij die contacten worden de ervaringen uitgewisseld over de selectie van habitatrichtlijngebieden en kan er gezamenlijk overlegd worden over het beheer van die gebieden, onder meer op het vlak van visserij, recreatie, jacht en andere menselijke activiteiten met effecten op die gebieden. Een dergelijk overleg had misschien vroeger kunnen plaatsvinden, maar ik merk dat, hoewel de federale dienst Marien Milieu pas 5 jaar geleden werd opgericht, het precies die dienst was die het initiatief tot het overleg met Nederland en Frankrijk heeft genomen.
Wat de vierde vraag betreft, de dienst Marien Milieu van de Federale Milieuadministratie heeft in december 2008 aan het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, meer bepaald de afdeling BMM, opdracht gegeven om, in samenwerking met de andere instellingen, een wetenschappelijke lijst op te stellen van potentiële habitatrichtlijngebieden in de Belgische territoriale wateren in de Noordzee en de exclusieve economische zone.
De selectie gebeurt op basis van de criteria die vastgelegd zijn in bijlage III van de Europese habitatrichtlijn 92/43. De studie en het voorstel van potentiële habitatrichtlijngebieden zijn gebaseerd op de beschikbare informatie over habitattypes en -soorten van bijlagen I en II van de habitatrichtlijn die in het Belgische deel van de Noordzee voorkomen. Inderdaad, zij moeten er ook nog zijn. Het zijn de habitattypen en -soorten waarvoor de lidstaten gebieden moeten aanmelden. Met andere woorden, de selectie van gebieden gebeurt op basis van de EU-natuurwaarde.
Dat zal resulteren in de aanmelding van bijkomende habitatrichtlijngebieden ter vervolledig van het Natura 2000-netwerk op zee.
Ik wil bij de oefening een systematische aanpak hanteren, wat de beste garantie levert voor een toekomstige geïntegreerde en duurzame ruimtelijke planning op zee. Binnen de drie jaar na de aanwijzing van een EU-habitatrichtlijngebied, een speciale zone voor natuurbehoud conform de wet op het marinemilieu van 20 januari 1999, worden de beleidsplannen opgemaakt.
De beleidsplannen vermelden de beschrijving van het gebied, de soort en habitattypen waarvoor het gebied als habitatrichtlijngebied is aangewezen en de maatregelen om de gunstige staat van instandhouding te behouden of zo nodig te hestellen. Er wordt gewerkt aan de concrete invulling met ruimte voor inspraak van het publiek en rekening houdend met de sociaaleconomische en recreatieve vereisten.
Op uw vijfde vraag kan ik u antwoorden dat een bufferzone een nuttig instrument kan zijn om een gebied in een gunstige staat van instandhouding te behouden of te herstellen. Alvorens echter een vergunning aan plannen en projecten kan worden gegeven, dient overeenkomstig artikel 6 van de habitatrichtlijn een passende beoordeling te worden uitgevoerd. De passende beoordeling moet betrekking hebben op de soorten en habitattypen waarvoor het habitatrichtlijngebied is aangewezen.
Ten zesde, in het kader van het federaal onderzoeksprogramma Wetenschap voor een duurzame ontwikkeling worden acties gefinancierd voor de bescherming van het mariene milieu. Daarnaast is het mogelijk om internationaal onderzoek door de EU-onderzoeksprogramma's te laten ondersteunen. Afhankelijk van het niveau, hetzij nationaal of internationaal, ben ik bereid om wetenschappelijke onderzoeksvoorstellen te evalueren om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het Natura 2000-netwerk.
Ik wijs er wel op dat er heel wat onduidelijkheid bestaat over wat een ecologisch netwerk is of wat een verbindingszone tussen natuurgebieden voorstelt.
02.03 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de staatssecretaris, ik wens u allereerst te bedanken voor uw uitgebreide en volledige antwoord. Toch heb ik nog een aantal korte bijkomende bedenkingen. Ik meen dat hier enige haast en daadkracht mee gemoeid is. De bescherming van bijzondere gebieden en diersoorten draagt toch bij tot biodiversiteit en tot het bewaren van de bijzondere ecologische functies van de Noordzee.
De Noordzee is een zeer druk bevaren zeeroute en ook een druk visgebied. Een duurzaam beheer met oog voor de lange termijn is dus nodig. Ik hoop dat er op Europees niveau allereerst een netwerk van beschermde gebieden komt en dat daarvoor overleg gepleegd wordt, zodat men echt vooruitgang maakt.
De spijtige conclusie is wel dat België in Europa zijn koppositie verloren heeft. Dat is een jammerlijke conclusie. Wij hebben nu enige achterstand naar aanleiding van de habitatrichtlijngebieden die eind 2008 bij de Europese Commissie werden ingediend. Er zijn nog enkele problemen inzake specifieke gebieden.
U zegt dat pas in december 2008 de opdracht werd gegeven om een bijkomende lijst op te stellen voor de bescherming van een bijkomend aantal gebieden. Nochtans had uw voorganger op 4 maart 2008 al gezegd aan mijn fractieleidster dat hij werk zou maken van de bijkomende bescherming van mariene gebieden. Ik vind dat er in die periode relatief weinig gebeurd is.
Dat is jammer, omdat er enige urgentie met de zaak is gemoeid.
Ik wil u ook nog vragen om bij het beleidsvoorbereidende proces, ook op Europees niveau, telkens de gebruikersorganisaties en natuurorganisaties nauw te betrekken, zodat zij van eventuele vorderingen goed op de hoogte zijn.
02.04 Staatssecretaris Etienne Schouppe: Mijnheer De Vriendt, ik neem akte van uw herhaling van het standpunt dat Natuurpunt heeft geformuleerd. Ik stel echter vast dat de commentaar over landen die blijkbaar wel nog tot de top behoren of zouden behoren, niet op België van toepassing is gemaakt. Nochtans zijn landen die aan onze gebieden grenzen, zelfs nog niet begonnen met de afbakening van de zones waar economische activiteiten – begrijp windmolenparken – kunnen worden uitgebouwd. Ook maken de commentaren een onderscheid tussen de bedoelde economische activiteiten en een natuurgebied.
Die uitspraak is een appreciatie en komt erop neer dat men een en ander evangelie acht, omdat het ooit in de gazet heeft gestaan. Ik zie echter de werkelijkheid onder ogen en stel vast dat wij op heel wat punten verder staan dan onze twee buren, die nochtans blijkbaar wel nog een koppositie innemen.
Ik laat de appreciatie van de positie die België zou innemen, aan uw verantwoordelijkheid over.
De voorzitter: U bent in uw reservetijd, mijnheer De Vriendt.
02.05 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, ik hoop alleszins dat de minister alle inspanningen zal leveren om de koppositie die wij zijn verloren, opnieuw te herwinnen. Ik hoop ook dat hij het nodige zal doen om heel snel tot een betere bescherming van een aantal mariene gebieden te komen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 10.35 uur.
Le développement des questions et interpellations se termine à 10.35 heures.