|
Commissie
voor de Buitenlandse Betrekkingen |
Commission des Relations extérieures |
|
van woensdag 25 maart 2009 Namiddag ______ |
du mercredi 25 mars 2009 Après-midi ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.26 uur en voorgezeten door de heer Wouter De Vriendt.
La séance est ouverte à 14.26 heures et présidée par M. Wouter De Vriendt.
01 Vraag van mevrouw Alexandra Colen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de EU-uitbreiding met Rusland" (nr. 11133)
01 Question de Mme Alexandra Colen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "l'élargissement de l'Union européenne à la Russie" (n° 11133)
01.01 Alexandra Colen (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijn vraag is eigenlijk een herneming van een vraag die ik oorspronkelijk in oktober heb ingediend naar aanleiding van verklaringen van Silvio Berlusconi in de Figaro van 15 oktober 2008.
Daarin zegt hij expliciet dat hij voorstander is van een uitbreiding van de Europese Unie met Rusland. Hij zegt, ik citeer: "Het moet gebeuren. Ik kijk vooruit. AI vele jaren heb ik die visie. Ik beschouw Rusland als een westers land, en dus vind ik dat de Russische Federatie in de toekomst een lid moet worden van de Europese Unie". Graag vernam ik de houding van de Belgische regering dienaangaande.
Ik stel deze vraag omdat deze kwestie over een eventuele uitbreiding van de EU met Rusland al eerder in deze commissie ter sprake is gekomen. Op 12 november 2002 verkondigde de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, de heer Louis Michel, in de commissie voor de Buitenlandse Zaken in dit Parlement exact dezelfde opinie als de heer Berlusconi. De toenmalige Belgische minister van Buitenlandse Zaken verklaarde dat men op den duur Rusland bij de Europese Unie moet betrekken. De heer Michel zei dat hij een visie had van een Europa dat zich uitstrekt tot Vladivostok, dat overigens behalve de hele noordelijke helft van het Aziatische continent ook Noord-Afrika en het Midden-Oosten zou omvatten.
Is het standpunt dat hier zes jaar geleden door de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken werd vertolkt over een uiteindelijk EU-lidmaatschap van Rusland nog steeds het standpunt van de Belgische regering?
Mijnheer de staatssecretaris, vindt u net zoals de heren Berlusconi en Michel dat Rusland uiteindelijk lid van de EU moet of zal worden?
01.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Colen, de vraag naar de mogelijke uitbreiding van de EU met de Russische Federatie is niet aan de orde. Rusland heeft nooit het lidmaatschap van de EU aangevraagd en lijkt ook niet van plan om dit in de nabije toekomst te zullen doen.
Als Rusland een officiële aanvraag tot lidmaatschap van de EU zou indienen, zal de Raad daarover met unanimiteit beslissen. Dat is nu echter geenszins aan de orde.
Dat neemt niet weg dat België in het verleden en nu nog steeds voorstander is van het uitbouwen van hechte relaties tussen de EU en Rusland.
Gezien de onderlinge afhankelijkheid van de EU en Rusland, alsook de globale problemen waarmee ze worden geconfronteerd, is er geen wenselijk alternatief voor een sterke relatie, gebaseerd op samenwerking, dialoog en vertrouwen uit respect voor de rechtstaat en de principes van het charter van de VN en de OVSE.
01.03 Alexandra Colen (Vlaams Belang): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor het antwoord. Het is duidelijk dat de vraag nog niet is gesteld van Russische zijde. Het is eerder een eenzijdige visie van westerse ministers van Buitenlandse Zaken en misschien een visie van de EU. Ik dank u voor het duidelijk antwoord, hoewel wij weten dat deze zaken in permanente evolutie zijn.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Martine De Maght aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de invoerrechten op maaidorsers en andere protectionistische maatregelen in Rusland" (nr. 11776)
02 Question de Mme Martine De Maght au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "les droits d'importation sur les moissonneuses-batteuses et autres mesures protectionnistes en Russie" (n° 11776)
02.01 Martine De Maght (LDD): Mijnheer de staatssecretaris, Rusland lijkt op de wereldwijde financiële en economische crisis te reageren met een reeks van protectionistische maatregelen. Zo moeten Russische landbouwbedrijven per maaidorser die ze uit het buitenland invoeren, nu tot 30.000 euro invoertaks betalen. Bedrijven daar krijgen bovendien ook alleen nog een voordelige lening als ze machines kopen die in Rusland zelf gemaakt zijn. Met eenzijdige protectionistische maatregelen schermt Rusland de eigen producenten aldus af voor internationale concurrentie.
Bij Case New Holland in Zedelgem werden eind februari iets minder dan 200 tijdelijke contracten niet verlengd en dreigen nog eens 250 arbeiders tegen de zomer hun job te verliezen. De hoge Russische invoerrechten zijn een belangrijke oorzaak van de terugval in de productie bij die firma. In dat verband heb ik dan ook volgende vragen.
In juni 2008 voerde de Belgische ambassade een officiële demarche uit om de Russische autoriteiten te wijzen op het discriminerende karakter van de invoertaks zoals die vandaag ook van toepassing is. Wat was de officiële reactie van de Russische autoriteiten op de demarche? Heeft de minister de protectionistische maatregelen reeds rechtstreeks met zijn Russische ambtsgenoot besproken? Zo ja, kan hij de communicatie toelichten? Met welke verdere maatregelen zal de minister politieke druk uitoefenen om de afschaffing van de invoertaksen, in dit geval wat maaidorsers betreft, want dat is ook waar het over gaat, te bekomen? Wanneer verwacht de minister ter zake hiervan resultaten? Zal de minister het dossier ook aankaarten op Europees niveau? Zo ja, welk standpunt zal hij daar dan precies innemen?
In Het Laatste Nieuws vernamen wij dat de minister in samenspraak met zijn collega, minister van Ondernemen en Vereenvoudiging Vincent Van Quickenborne, de politieke druk op Rusland wil opvoeren. Heeft de minister ondertussen ter zake reeds overleg gepleegd? Zo ja, hoe zullen beide ministers – in dit geval kan ik dan uiteraard alleen op antwoord rekenen van de minister bevoegd voor buitenlandse betrekkingen – concreet de druk op Rusland in dit dossier opvoeren?
02.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: De Russische overheid geeft nu openlijk toe dat de financiële en economische crisis ook de Russische economie sterk treft. Recent nog verklaarde de Russische eerste minister, Vladimir Poetin, dat Rusland een moeilijke tijd doormaakt. Het Russische economische landschap is op een paar maanden tijd volledig veranderd. Terwijl 2008 nog goed was voor een forse groei van om en bij 8%, wordt voor 2009 een negatieve groei van 2% voorspeld.
Dat is het resultaat van de crisis, die samengaat met de aanhoudende lage prijzen voor grondstoffen, meer bepaald de olieprijs. De Russische economie is bijzonder afhankelijk van de olie-inkomsten. Wij betreuren dat bepaalde landen geneigd zijn om protectionistische maatregelen uit te vaardigen, hetzij voor maaidorsers, hetzij voor andere producten die belangrijk zijn voor onze export. De Belgische regering heeft weet van het probleem en volgt het dossier van de Belgische firma Case New Holland en het lot van de belangrijke vestiging in Zedelgem op de voet.
Naar aanleiding van de gemengde commissie BLEU-Rusland - BLEU staat voor Belgisch-Luxemburgse Economische Unie - die op 14 januari 2009 in Luxemburg werd gehouden, bracht collega Van Quickenborne de Belgische bezorgdheid duidelijk onder woorden ten aanzien van de Russische delegatieleider en minister van Cultuur, Alexander Avdeev. De BLEU uitte haar bezorgdheid over het gebruik van handelsbeschermende instrumenten door de Russische Federatie. Onder meer de maatregelen in verband met de maaidorsers werden ter discussie gesteld.
Onze vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken, Karel De Gucht, alsook de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, richtten recent een officieel schrijven aan hun respectieve Russische ambtsgenoten om de plotse en substantiële verhoging van de invoerrechten van maaidorsers aan te kaarten ingevolge een Russisch decreet van 9 januari 2009. Zij wezen de Russische minister van Buitenlandse Zaken, alsook de Russische minister voor Economische Ontwikkeling, met het bilateraal initiatief op de internationale verplichtingen van Rusland ter zake.
De leden van de Belgische regering lieten niet na te stellen dat de maatregelen in kwestie in strijd zijn met de geest van de verklaring inzake de opschorting van de protectionistische maatregelen die de G20 op 18 november jongstleden aflegde. De maatregelen in kwestie werden ook terecht strijdig verklaard met de geest van de kandidaatstelling van Rusland bij de Wereldhandelsorganisatie.
Naast de inwerkingtreding van het onrustbarende Russische decreet, staat de minister erop u ervan op de hoogte te stellen dat zopas ook de resultaten van een Russische onderzoeksprocedure werden bekendgemaakt die in 2008 werd ingesteld met het oog op eventuele beschermingsmaatregelen.
De Belgische ambassade in Moskou is belast met de follow-up van het dossier. Die staat in contact met Case New Holland en woonde de openbare zitting bij die in juni 2008 plaatshad in het kader van het onderzoek van de beschermingsmaatregelen, waarbij de Europese Commissie de verdediging van alle betrokken ondernemingen waarnam.
Het resultaat van het Russische onderzoek luidt dat de maatregelen geheel rechtmatig zijn, maar dat de Russische overheid de bedoelde maatregelen niet zal toepassen, zolang de verhoogde douanetarieven van kracht zijn. Een andere beslissing had dus kunnen leiden tot een dubbele tariefbescherming, die voor de firma nog ernstigere gevolgen zou hebben gehad.
Tot slot wenst de minister u mee te geven dat het dossier van zeer nabij wordt gevolgd door de Europese Commissie bijgestaan door het Comité 133, bevoegd voor het volgen van het gezamenlijke handelsbeleid van de EU.
De problematiek van handelsbeschermende maatregelen vanwege Rusland gaat immers verschillende Europese ondernemingen aan. Het dossier van de maaidorsers was ook het voorwerp van een aantal demarches in Moskou van de Europese Commissie op hoog niveau. De Belgische regering zal het dossier op de voet blijven volgen in nauwe samenwerking met DG Handel van de Europese Commissie.
02.03 Martine De Maght (LDD): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw zeer omstandige toelichting. Ik begrijp dat er al een aantal acties ondernomen is. Ik begrijp ook dat er vandaag zeer weinig kan gebeuren om ervoor te zorgen dat die protectionistische maatregelen opgeheven worden, daar zij blijkbaar terecht toegepast worden vanwege de Russische autoriteiten.
Ik hoop dat er woord gehouden wordt en dat men de kwestie blijft opvolgen, zodat er een oplossing aan gegeven kan worden. Zoals u terecht aangeeft, gaat het niet alleen om maaidorsers, maar ook om andere zaken waar wij wel degelijk veel bij te verliezen hebben, wat gevolgen heeft in verband met de economische crisis hier in België.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de mogelijke financiering door Dexia van joodse kolonies in Palestijns gebied" (nr. 11787)
03 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "le financement possible par Dexia de colonies juives en territoire palestinien" (n° 11787)
03.01 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega’s, ik verontschuldig mij voor mijn laattijdige komst, maar ik had een vraag in de commissie voor de Financiën.
Op 4 februari heb ik u in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen reeds een vraag gesteld in ditzelfde verband. U hebt toen geantwoord dat u niet over bevestigde informatie beschikte inzake een eventuele lening van Dexia Israel Bank Ltd aan Israëlische kolonies in bezette gebieden sinds de Frans-Belgische bank Dexia in 2001 een meerderheidsaandeel verwierf in Dexia Israel Public Finance.
Ik citeer u nu: “Als dat zou gebeuren, zou ik daarmee een probleem hebben.” De heer David Kapah, de CEO van Dexia Israel, stelde in 2007 tijdens zijn ondervraging in het Israëlische Parlement heel duidelijk dat in de tweeënhalf voorbije jaren kredieten werden toegekend, dus ongeveer vier jaar nadat Dexia NV de controle over Dexia Israel verwierf.
Ik heb dan ook de volgende twee vragen. Ten eerste, u hebt op 4 februari verklaard dat u vindt dat een Belgische bank met een belangrijke overheidsinbreng dit soort krediet niet zou mogen geven.
Voorzitter: André
Flahaut.
Président: André Flahaut.
Wat zult u nu doen met deze nieuwe informatie die het bewijs levert dat er na 2002 wel degelijk nog kredieten werden toegekend?
Welke maatregelen overweegt de regering tegen het bestuur van Dexia?
Ten tweede, u hebt toen ook beloofd dat u meer uitleg zou vragen aan de heren Mariani en Dehaene. Hebt u dit intussen gedaan? Indien ja, wat was hun reactie? Indien neen, waarom niet?
03.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, collega’s, de minister van Buitenlandse Zaken heeft dit probleem onder de aandacht gebracht van de voorzitter van Dexia in een brief met verwijzing naar uw vorige parlementaire vraag en naar zijn antwoord.
Tot op heden ontving de minister van Buitenlandse Zaken geen antwoord. Hij zal daarop aandringen en deze vraag terug opnemen op de zitting van 1 april 2009, waarop hij zelf aanwezig zal zijn.
03.03 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb geen antwoord gekregen op mijn eerste vraag wat de minister zal doen met de informatie waaruit blijkt dat er na de overname door Dexia wel degelijk nog leningen werden toegekend door die Israëlische bank.
Ik heb wel een antwoord gekregen op mijn tweede vraag, maar niet op de eerste.
03.04 Staatssecretaris Olivier Chastel: Een antwoord voor 1 april 2009.
03.05 Dirk Van der Maelen (sp.a): U zult ook mijn eerste vraag ter sprake brengen op de vergadering van 1 april 2009?
Goed, moet ik de minister dan opnieuw ondervragen of zult u mij uit eigen beweging de informatie bezorgen afkomstig uit die vergadering?
03.06 Staatssecretaris Olivier Chastel: Ik weet het niet!
Le président: Dans le doute?
03.07 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Exact!
03.08 Dirk Van der Maelen (sp.a): Ik zal dan voorzichtigheidshalve een nieuwe vraag indienen tijdens het paasreces.
Le président: Monsieur Van der Maelen, la sagesse et l'expérience dictent vos paroles!
L'incident est clos.
- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de vraag van de Amerikaanse vice-president naar extra steun inzake Afghanistan" (nr. 11796)
- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de Belgische bijdrage in Afghanistan" (nr. 12118)
- mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "het Belgisch beleid ten aanzien van Afghanistan in het licht van de recente verklaringen van de eerste minister" (nr. 12144)
- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de bijkomende Belgische inspanning voor Afghanistan" (nr. 12146)
- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "la demande d'aide supplémentaire du vice-président américain dans le cadre du conflit en Afghanistan" (n° 11796)
- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "la contribution de la Belgique en Afghanistan" (n° 12118)
- Mme Juliette Boulet au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "la politique belge vis-à-vis de l'Afghanistan suite aux déclarations récentes du premier ministre" (n° 12144)
- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "l'effort belge supplémentaire pour l'Afghanistan" (n° 12146)
04.01 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mjnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, na het indienen van mijn vraag zijn er nieuwe ontwikkelingen geweest. De premier heeft vorig weekend in het forum aangekondigd dat België positief zou reageren en bijkomende inspanningen zou doen. Ik beschouw de vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken als de senior minister. De betrokken ministers zijn de minister van Ontwikkelingssamenwerking, de minister van Defensie en de minister van Buitenlandse Zaken. De minister van Buitenlandse Zaken heeft steeds gezegd dat hij het buitenlands beleid zou coördineren. Daarom stel ik aan de minister van Buitenlandse Zaken de volgende globale vraag: is er al zicht op wat België ter zake zal doen of moet dat nog op een later moment bepaald worden?
04.02 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, j'ai interrogé récemment le premier ministre à ce sujet et au sujet des propos qu'il a tenus. J'ai également adressé une question au ministre des Affaires étrangères afin de savoir s'il avait été consulté par le premier ministre au sujet de ces déclarations.
M. le premier ministre a parlé de moyens supplémentaires civilo-militaires. Quel est votre avis à ce sujet? Quel serait, selon vous, le format à donner à cette aide civilo-militaire supplémentaire en Afghanistan? Quel est le délai de mise en place? Quels seront les moyens mis à disposition? Une stratégie de sortie est-elle envisagée? En effet, cette question est très importante en Afghanistan mais on ne voit rien venir.
04.03 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijn vragen liggen uiteraard in het verlengde van die van mijn collega’s. We hebben allemaal gezien dat premier Van Rompuy op 20 maart op het Brussels Forum een extra Belgische bijdrage voor de internationale troepenmacht in Afghanistan heeft beloofd. De eerste minister voegde eraan toe een beslissing te willen nemen vóór de NAVO-top begin april. Dan rijst bij mij onmiddellijk de vraag in welke mate de regering het debat zal aangaan met het Parlement. Of zullen we de beslissing, zoals vorig jaar bij de beslissing om F-16’s in te zetten in het zuiden van het land, opnieuw achteraf moeten vernemen?
Ik heb een aantal concrete vragen voor minister De Gucht.
Ten eerste, is er al een specifieke vraag van de NAVO of van andere instanties toegekomen bij de Belgische regering?
ls er al duidelijkheid over wat de bijkomende Belgische inspanning kan inhouden?
Werd reeds de oefening gemaakt welke budgettaire inspanning hier tegenover kan staan? Ik heb vandaag een onrustwekkend artikel gelezen in De Morgen, dat de chef Defensie blijkbaar heeft voorgesteld om het aantal Belgische F-16’s in Afghanistan uit te breiden. Mijn vraag heeft ook betrekking op de huidige inzet van Belgische F-16’s. Klopt het dat die missie opnieuw wordt verlengd?
De Amerikaanse president Obama heeft aangekondigd veel meer de nadruk te willen leggen op wederopbouw en ontwikkeling. Ondersteunt minister De Gucht dat voornemen?
Hoe staat de minister tegenover het feit dat België in 2009 maar liefst tien keer meer middelen zal besteden aan defensie in Afghanistan dan aan wederopbouw en ontwikkeling? Is het niet nodig dat we naar een beter evenwicht gaan en meer de nadruk leggen op wederopbouw en ontwikkeling? Wil de minister dat onevenwicht corrigeren of niet?
04.04 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, België is nu reeds actief betrokken als partner van Afghanistan, zowel via defensie als via hulp aan de civiele opbouw. Jaarlijks besteedt België ongeveer 7 miljoen euro aan projecten die de wederopbouw ten goede komen.
De Belgische regering onderzoekt momenteel hoe België verder kan bijdragen tot de veiligheid en stabilisering van Afghanistan. Op korte termijn verdienen de presidents- en provinciale verkiezingen onze aandacht. Deze vereisen aanzienlijke financiële middelen, beveiliging en idealiter ook internationale waarneming. Wat dat laatste punt betreft, is zowel de EU als de OVSE pistes aan het uitwerken.
Le bon déroulement des élections en août 2009 revêt donc une importance cruciale pour le processus de démocratisation du pays. La Coopération au développement a accordé un soutien financier s'élevant à un million d'euros à cet effet. Nous étudions actuellement la possibilité de contribuer à la mission d'observation.
L'armée et la police ont un grand besoin de formations, d'équipements et d'encadrements. Les projets qui bénéficient directement à la population exigent également un minimum de sécurité et de stabilité. C'est la raison pour laquelle le ministre des Affaires étrangères est convaincu que seule une approche intégrant les efforts militaires et civils a une chance de réussir.
La Belgique doit regrouper ses efforts tant budgétaires en ce qui concerne le déploiement des personnes qu'au niveau de la sécurité des personnes concernées. Dans cette optique, nous étudions les possibilités de coordonner nos efforts.
De minister overlegt intensief met zijn partners over alle, voornoemde vraagstukken.
Op 31 maart neemt de minister deel aan de internationale conferentie over Afghanistan, in Den Haag. De NAVO-top van 3 en 4 april zal zich ook over Afghanistan buigen. Sinds deze week is er ook sprake van een donorconferentie over Afghanistan in april of mei.
Onze inspanningen kunnen slechts zinvol zijn, indien fundamentele rechten worden gerespecteerd. In die zin heeft de minister bij zijn Afghaanse collega met klem tegen de twintig jaar gevangenisstraf voor Pervez Kambash geprotesteerd.
Je n'ai pas détaillé ma réponse au sujet de la position du gouvernement car une réunion inter-cabinets doit encore se tenir vendredi, suivie d'un kern élargi aux ministres concernés, à savoir MM. Michel et De Crem.
04.05 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, heeft de regering de intentie om, vooraleer zij haar definitieve beslissing neemt, daarover een debat te hebben met het Parlement of komt er, zoals de vorige keren, eerst een beslissing? Dat is namelijk de gewoonte. Ik herinner mij dat de beslissing over de F-16’s gevallen is op 27 of 28 juli. Beslissingen over andere uitbreidingen van de operatie in Afghanistan zijn steeds gevallen de dag voor een recesperiode begon. Als dat het geval is, wil ik de regering aankondigen dat ik straks direct een interpellatie indien, waarvan ik vraag dat die donderdag een plenaire behandeling zou krijgen.
04.06 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, votre réponse n'est pas tellement éloignée de celle du premier ministre. Une fois n'est pas coutume! Je plaide également, comme je l'ai fait auprès du premier ministre, pour la tenue d'un débat parlementaire sur le sujet. Effectivement, il est fondamental que les parlementaires puissent avoir le temps de se positionner sur ce genre de décision.
Dans son intervention de vendredi dernier, le premier ministre semblait souhaiter que des décisions interviennent avant le sommet de l'OTAN, les 3 et 4 avril prochains. Il ne reste effectivement pas énormément de temps pour consulter les parlementaires. Nous sommes bien entendu à votre disposition chaque jour de la semaine, le week-end y compris, pour en discuter, car ce sujet est capital.
La demande du président Obama est plutôt intéressante, car il s'oriente vraiment vers une stratégie globale pour l'Afghanistan, non plus uniquement focalisée sur les interventions militaires. C'est précisément ce pour quoi nous plaidons depuis de nombreuses années. En conséquence, nous devons pouvoir y répondre et prendre le temps pour ce faire.
Je demanderai également que le ministre des Affaires étrangères nous communique la position qu'il adoptera lors de cette conférence internationale de La Hague, dont je n'ai pas retenu la date. Mais, ne nous oubliez pas!
04.07 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de staatssecretaris, bedankt voor uw antwoord. Wij kijken uiteraard met spanning uit naar meer details en ook naar een voorstel van de regering. Zoals ik daarnet zei, ik hoop dat het een voorstel is en niet meer dan een voorstel, zodat de beslissing pas wordt genomen effectief na een parlementair debat.
Ik heb vandaag ook uw collega, minister Michel, ondervraagd over hetzelfde onderwerp. Minister De Gucht en minister Michel zeggen op dat punt hetzelfde, wat niet zo heel vaak voorkomt. Beiden zijn tevreden met een eventuele koerswijziging naar meer wederopbouw en naar meer ontwikkeling van Afghanistan.
Als we de huidige cijfers bekijken, denk ik dat we in 2009 die bijkomende Belgische inspanning louter en alleen mogen richten op wederopbouw en ontwikkeling. Vandaag de dag, 2009, gaan wij immers maar liefst 79 miljoen euro besteden aan defensie in Afghanistan en slechts 7 miljoen euro aan wederopbouw en ontwikkeling. Dat is daar totaal uit balans, en die balans moet hersteld worden. We moeten af van de illusie dat we daar met een militaire quick fix de zaak kunnen regelen. Ik vind dus dat een nieuw Belgisch engagement zeker niet militair mag zijn. Mijn fractie zal zich daar alleszins tegen verzetten.
Meer fundamenteel vragen wij aan de Belgische regering om ook het debat aan te gaan over de te voeren strategie in Afghanistan. Dat debat hebben we namelijk al te lang onder de mat geveegd. We kunnen niet om het feit heen dat de huidige strategie in Afghanistan tot mislukken is gedoemd. Ik denk dat we het aan onszelf verplicht zijn, en in de eerste plaats aan de Afghaanse bevolking, om naar een nieuwe succesvolle strategie te gaan in Afghanistan. Ik verwacht en hoop dat de Belgische regering daar echt haar nek voor uitsteekt.
Le président: À ce stade du débat, j'aimerais faire remarquer qu'à une époque, une résolution n'a jamais été adoptée, car jamais votée. Elle parlait de "stratégie de sortie". Elle redevient d'actualité: en effet, relisant les derniers communiqués de la Maison blanche, il est question de cette stratégie de sortie.
Peut-être cette proposition trouverait-elle aujourd'hui une oreille plus attentive et sa philosophie serait-elle plus facilement acceptée.
Ensuite, sur le débat: aujourd'hui, chacun interroge. Mais, monsieur Van der Maelen, dans la perspective du sommet de l'OTAN, j'ai introduit une interpellation auprès du premier ministre pour mercredi 1er avril, après-midi. D'autres s'y joindront sans doute. Seront assez largement abordées les questions de l'Afghanistan, de notre engagement, de notre approche cohérente, de nos projets, d'une diminution du nombre de militaires et d'une augmentation des activités humanitaires. Ce discours ne me dérange absolument pas.
La parole est à M. Ducarme à qui je rappelle que son père avait signé la résolution de départ avec moi. C'est un type bien!
04.08 Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, par rapport à cette proposition de résolution, cosignée par Daniel Ducarme, je crois utile d'ajouter qu'en ce qui nous concerne, nous tenons à toujours veiller à ce que le débat relatif à une stratégie de sortie ne soit pas absent de la réflexion concernant l'Afghanistan. C'est ainsi que nous reviendrons certainement sur le sujet afin de ne pas omettre cet aspect fondamental.
Le président: Il s'agit donc d'une résolution tournante: elle reviendra peut-être un jour sur la table des discussions.
04.09 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, juste parce que vous m'incitez à réagir: n'oubliez pas que c'est vous-même qui avez retiré cette résolution.
Le président: Je l'ai retirée parce que je suis un pragmatique: je l'ai suspendue le temps que M. Obama soit élu afin que les membres se rendent compte que le président Obama était aussi un président des États-Unis.
04.10 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): C'était donc votre stratégie. Vous vous souviendrez que ma volonté n'était pas vraiment de la retirer, mais de la compléter afin qu'elle colle plus à la réalité: elle datait de juillet 2008 et sa discussion était programmée pour le mois dernier, c'est-à-dire hors propos. Ce qui se passe en Afghanistan nécessite des actualisations permanentes.
Le président: Il ne s'agit pas de la résolution sur l'OTAN, mais bien sur l'Afghanistan. Un président en voit passer des résolutions durant son exercice.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Martine De Maght aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de kostprijs van de federale vertegenwoordiging in New York" (nr. 11824)
05 Question de Mme Martine De Maght au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "le coût de la représentation fédérale à New York" (n° 11824)
05.01 Martine De Maght (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag was uiteraard gericht aan minister De Gucht, naar aanleiding van uitspraken die hij deed inzake het Vlaams Huis in New York, dat hij omschreef als een prestigeproject.
Kunt u mij toelichting geven bij de kostprijs van de federale vertegenwoordiging aldaar? Ik ben meer bepaald geïnteresseerd in de marktwaarde van het vastgoed in eigendom van de Belgische Staat in New York, in het bijzonder dan de ambassade en het consulaat. Wat is het totaal van de eventuele huurgelden die de Belgische Staat jaarlijks betaalt voor de huisvesting van federale afgezanten in New York? Het gaat om zowel kantoren als residenties.
Wat is de visie van de minister – zeer belangrijk – omtrent deze bedragen? Ik maak daarbij de volgende bedenking. Meent hij niet dat dit geld, met het oog op zijn uitspraken, op een productievere manier kan worden aangewend? Zo ja, overweegt minister De Gucht ter zake maatregelen?
05.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, België telt twee vertegenwoordigingen in New York, namelijk de permanente vertegenwoordiging bij de Verenigde Naties en het consulaat-generaal. De ambassade bevindt zich, zoals u ongetwijfeld weet, in Washington DC, de hoofdstad van de Verenigde Staten.
In New York betaalt de FOD Buitenlandse Zaken de huurkosten van de verblijfplaatsen voor zestien personeelsleden, namelijk dertien statutaire en drie contractuele medewerkers. Voor de medewerkers van het consulaat-generaal worden vier woningen gehuurd met een totale jaarlijkse huurwaarde van 228.000 US dollar. Voor de medewerkers van de permanente vertegenwoordiging worden twaalf woningen gehuurd met een totale jaarlijkse huurwaarde van 720.000 US dollar.
Verder worden er twee panden gehuurd die dienen als kanselarij voor de permanente vertegenwoordiging bij de Verenigde Naties en het consulaat-generaal. Het gaat daarbij om een jaarlijkse huur van respectievelijk 707.000 US dollar en 471.000 US dollar.
Het lijkt de minister van Buitenlandse Zaken normaal dat de personeelsleden van de federale overheid en de gefedereerde entiteiten ook in het buitenland de nodige middelen ter beschikking krijgen om hun werkzaamheden adequaat uit te voeren.
De werkzaamheden van het personeel van de FOD Buitenlandse Zaken in New York zijn van groot nut voor de verdediging van onze belangen in de Verenigde Naties, hetgeen nog eens werd bewezen tijdens ons lidmaatschap van de VN-Veiligheidsraad. Dat geldt eveneens voor onze belangen op consulair en economisch vlak in New York en het noordoosten van de Verenigde Staten, waarvoor ons consulaat-generaal bevoegd is.
05.03 Martine De Maght (LDD): Ik dank u voor de toelichting, mijnheer de staatssecretaris, maar ik heb toch een vreemd gevoel als u mij probeert woorden in de mond te leggen. Ik heb zeer expliciet gevraagd naar de huren en/of eigendommen die we daar hebben. Ik heb hoegenaamd geen enkele uitspraak gedaan over de personeelsleden noch over de kwaliteit van het werk dat ze leveren. Dat stel ik helemaal niet in vraag. Ik heb mij alleen proberen te informeren wat de visie van de minister is ten aanzien van de federale uitgaven, omdat hij dergelijke uitspraken over het Vlaams Huis in New York heeft gedaan. Ik lever dus geen commentaar op de personeelsleden. Dat wil ik toch verduidelijken.
Ik dank u in elk geval voor de informatie.
Le président: Monsieur le secrétaire d'État, il ne sert donc à rien d'avoir raison trop tôt, ni d'en dire trop quand on ne vous le demande pas.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Martine De Maght aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "initiatieven om de meertaligheid van het federale België in het buitenland in de verf te zetten" (nr. 11825)
06 Question de Mme Martine De Maght au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "des initiatives tendant à souligner le multilinguisme de la Belgique fédérale à l'étranger" (n° 11825)
06.01 Martine De Maght (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, nog even in het verhaal blijven van de uitspraken die minister De Gucht deed ten aanzien van het Vlaams Huis en het daaraan gelinkte Vlaams buitenlandse beleid.
Ik heb enkele vragen. Is de minister zich ervan bewust dat de voertaal in de meeste Belgische ambassades het Frans is en dat ze die cultuur ook uitstralen naar de plaatselijke bevolking in de landen waar de ambassades zich bevinden?
In heel wat landen is men ervan overtuigd dat er in België enkel Frans wordt gesproken omdat dat ook de voertaal voor de ambassades is. Men weet zelfs niet dat Vlaanderen bestaat.
Worden er door de federale afgezanten ter plaatse voldoende initiatieven genomen om deze gebrekkige informatie zoveel mogelijk te corrigeren? Indien ja, welke?
06.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, mevrouw De Maght, de stelling als zou het Frans de voertaal zijn in de meeste ambassades van België strookt niet met de werkelijkheid.
Het statutair personeel in onze vertegenwoordigingen in het buitenland - zowel diplomaten, kanseliers als attachés voor de internationale samenwerking - behoort in gelijke mate tot de Nederlandse en de Franse taalrol.
Conform de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken beschikken deze personeelsleden over een voldoende kennis van de tweede landstaal. Onze diplomatieke en consulaire vertegenwoordigers in het buitenland lichten de plaatselijke officiële en andere gesprekspartners regelmatig in over de ontwikkelingen in België.
Onze ambassades stellen ook de nodige informatie ter beschikking over ons land en zijn kenmerken, structuren en bevoegdheidsverdeling, onder meer onder de vorm van brochures.
Ook via de websites van de FOD Buitenlandse Zaken en van de afzonderlijke ambassades kan uitgebreide informatie betreffende België worden geraadpleegd.
De Gemeenschappen en Gewesten hebben de mogelijkheid om, indien zij dit nodig achten, via hun vertegenwoordigers in het buitenland eveneens informatie te verstrekken over België en zijn entiteiten.
Conform het samenwerkingsakkoord van 18 mei 1995 tussen de federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het statuut van de vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en de Gewesten in de diplomatieke en consulaire posten werken de personeelsleden van onze ambassades en consulaten over het algemeen goed samen met de vertegenwoordigers van de gefedereerde entiteiten, met het oog op het verspreiden van correcte informatie en met eerbied voor de respectieve bevoegdheden.
06.03 Martine De Maght (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb met heel veel genoegen kennis genomen van uw antwoord.
Het creëert in elk geval een andere perceptie dan dat het Frans de landstaal wordt geacht in de verschillende ambassades, maar dat is dan waarschijnlijk omdat iedereen voldoende kennis heeft van de tweede landstaal.
Ik aanvaard uw antwoord en ben heel tevreden dat die inspanningen worden geleverd.
Het incident is gesloten.
- M. Denis Ducarme au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "les récents propos du Pape Benoît XVI sur l'utilité des préservatifs dans la lutte contre le sida" (n° 11982)
- M. André Flahaut au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "les propos du Pape Benoît XVI relatifs à l'avortement et à l'utilisation du préservatif" (n° 12169)
- de heer Denis Ducarme aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de recente uitlatingen van Paus Benedictus XVI over het nut van condooms in de strijd tegen aids" (nr. 11982)
- de heer André Flahaut aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de uitlatingen van Paus Benedictus XVI over abortus en het gebruik van condooms" (nr. 12169)
Voorzitter: Bruno Tuybens.
Président: Bruno Tuybens.
07.01 Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d’État, voici une dizaine de jours, je vous interrogeais déjà sur les démarches que nous aurions pu effectuer auprès de notre représentant au Vatican afin de réagir à l’excommunication d’une équipe médicale ayant pratiqué un avortement thérapeutique sur une jeune fille de 9 ans victime des viols de son beau-père. Selon la réponse qui m’avait été donnée, il n’était pas envisagé de réagir.
Nous avons aussi beaucoup parlé, monsieur le secrétaire d’État, de la réintégration par le Vatican de deux évêques négationnistes, qui a beaucoup choqué, et des déclarations de Benoît XVI relatives au préservatif, faites lors de sa visite en Afrique. Certaines zones urbaines de ce continent voient 30% de leur population touchés par le virus HIV. Benoît XVI a répété que le préservatif était inefficace et aggravait sans doute l’épidémie du sida.
À notre sens, de tels propos sont irresponsables. Partout dans le monde, aujourd’hui, des évêques, des curés de petites paroisses même, et parmi ces derniers, celui d’une paroisse que vous connaissez peut-être bien, monsieur le secrétaire d’État, celle d’Ham-sur-Heure, tiennent ce discours. Un curé s’y est exprimé récemment dans le sens du pape, dénigrant le seul rempart qui existe à ce jour pour contrer le virus HIV. L’Église adopte des positions qui s’opposent à l’ensemble des politiques de santé mises en oeuvre sur les plans national et international, par les gouvernements européens et le secteur humanitaire.
Pour rappel, la Belgique investit des dizaines de millions d’euros dans ces politiques, via le fonds des Nations unies contre le sida, ou à travers ses propres programmes de coopération au développement, ou à travers ceux portés par les ONG, dernier aspect au sujet duquel mon collègue Jean-Jacques Flahaux intervenait ce matin auprès de votre collègue chargé de la Coopération au développement, M. Charles Michel.
Pour rappel –encore, car les chiffres sont utiles- le sida est la cause de près de 8.000 décès par jour dans le monde. Sachons aussi que 30 millions de personnes infectées par le virus sont mortes depuis 1981, et que 7.400 nouveaux cas par jour sont décelés, dont près de 100 chez des enfants de moins de 15 ans. Ces chiffres font peur et sont très inquiétants pour notre pays comme pour l’Europe. Le sida progresse encore partout.
Monsieur le secrétaire d’État, comme chacun ou presque, j’ai entendu, hier, sur les ondes de la RTBF, la réaction de notre ministre des Affaires étrangères, qui qualifiait d’irresponsables et d’incompréhensibles les déclarations de Benoît XVI. Il indiquait également que, sur un sujet tel que celui-là, la balle était sans doute dans le camp du parlement.
Nous en sommes satisfaits, puisque M. Baeselen et moi-même avons déposé une proposition de résolution, qui demande au gouvernement belge de faire connaître sa désapprobation et son total désaccord au Vatican, par l'entremise de notre représentant sur place, quant aux propos relatifs à l'usage des préservatifs prononcés par Benoît XVI.
Cette proposition de résolution a été signée par nombre d'humanistes puisque le PS, le sp.a, Ecolo, le Vld s'y sont joints, groupe d'humanistes qui, à ce niveau, demandera vraisemblablement l'urgence demain.
Je tenais, néanmoins, à vous demander de confirmer auprès du Parlement la position telle qu'exprimée, hier, par notre ministre des Affaires étrangères quant à la qualification, la définition pour ce qui le concerne, des propos de Benoît XVI et le fait qu'il comprenait la démarche des parlementaires belges, telle que celle initiée par le dépôt de notre proposition de résolution hier.
07.02 André Flahaut (PS): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, je suis entièrement d'accord avec les arguments que M. Ducarme a développés. Je voudrais simplement lui demander si je peux me joindre à la signature de la résolution.
La réponse du ministre des Affaires étrangères renvoyant vers le Parlement - il est dommage que sa collaboratrice soit sortie - est, à mes yeux, insuffisante. Dans des circonstances comme celles-ci, on a connu notre ministre des Affaires étrangères plus volontariste dans ses déclarations. Je pense notamment à ses déclarations relatives à certains chefs d'État africains. Ce n'est pas parce que c'est le pape que l'on doit commencer à faire des circonvolutions et des génuflexions en sens divers afin d'éviter tout affrontement avec le Vatican!
Madame, pendant que vous étiez sortie - j'espère que vous répercuterez mes remarques auprès de votre patron - je disais que nous avons connu notre ministre des Affaires étrangères plus volontaire dans certaines réactions à des propos tenus par des responsables politiques étrangers, voire des chefs d'État, par exemple au sujet de M. Kabila. Je me répète, afin que chacun ait bien entendu: ce n'est pas parce qu'il s'agit du pape qu'il faut faire des circonvolutions et des génuflexions pour éviter le débat direct.
Une intervention par notre représentant auprès du Vatican est pratiquement inutile. Excusez du peu! C'est un monde clos!
Par conséquent, une intervention du Parlement s'avère clairement nécessaire et je demande à me joindre à la résolution. Dans les circonstances actuelles, de tels propos sont inqualifiables et méritent qu'une action soit initiée. On rappelle bien un ambassadeur de l'un ou l'autre pays à un moment donné. On peut très bien rappeler notre ambassadeur au Vatican pour lui expliquer de vive voix le message que le Parlement et le gouvernement belges veulent faire entendre au pape pour les déclarations qu'il a faites.
Ik heb gezegd!
De voorzitter: Mijnheer Flahaut, misschien zal de staatssecretaris u een antwoord geven dat in die richting gaat. Dat weet ik niet.
M. le secrétaire d'État va vous donner une réponse qui pourrait (…)
07.03 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Dans un entretien qu'il a accordé aux journalistes qui l'accompagnaient au Cameroun et en Angola, le pape a affirmé très précisément, selon les verbatims d'agences de presse, que: "On ne peut pas seulement dépasser le problème du sida avec de l'argent, on ne peut pas seulement le dépasser avec la distribution de préservatifs. Au contraire, ils augmentent le problème".
Il s'agit d'une position bien connue du Saint-Siège, qu'il affirme depuis de nombreuses années, bien que cette fois-ci cette position soit formulée de manière plus explicite que par le passé. L'acceptation ou non de ces positions -comme toutes celles concernant l'avortement thérapeutique, comme M. Ducarme l'a rappelé -, dépend bien entendu de l'adhésion individuelle aux positions du pape et des convictions personnelles.
Dans le contexte africain toutefois, l'influence morale et institutionnelle de l'Église catholique est importante. De plus, par sa grande présence dans le domaine des soins de santé et de l'éducation, elle joue un rôle de premier ordre dans la lutte contre le sida. Il est donc d'autant plus grave que le pape estime devoir condamner ouvertement le préservatif comme élément de lutte contre la transmission du virus.
Le ministre des Affaires étrangères, vous l'aurez compris, ne souscrit évidemment pas aux propos attribués au pape. La Belgique, dans ses relations de coopération dans le domaine de la santé publique en Afrique, suit une tout autre approche de la santé publique et de la protection de la vie humaine et estime que, avec l'information, l'éducation, le dépistage et d'autres voies, le préservatif est un des éléments fondamentaux pour la prévention de la transmission du virus du sida.
Le développement du continent africain et la santé des populations dépendent de la lutte efficace contre le sida. Le préservatif est un instrument indispensable dans cette lutte. En conséquence, le ministre des Affaires étrangères, vous l'avez entendu comme moi dans les médias hier, juge les propos du pape irresponsables, particulièrement dans le contexte de ce voyage en Afrique.
Je vous répète à tous deux, même si M. Flahaut aurait préféré une attitude proactive du ministre des Affaires étrangères, que ce dernier attend le vote jeudi de votre proposition de résolution lui demandant d'intervenir officiellement sur le sujet.
07.04 André Flahaut (PS): (…) (hors micro). Je vais introduire un amendement à la résolution demandant que l'ambassadeur de Belgique auprès du Vatican soit rappelé en Belgique pour lui faire connaître la position du Parlement et du gouvernement belges désapprouvant les propos du pape.
Je vais amender la résolution. Ainsi, nous serons obligés de voter sur cet amendement.
Le président: C'était donc déjà votre réplique?
07.05 André Flahaut (PS): J'ai entendu la réponse du ministre. Je connais l'attitude du ministre. Je ne la lui reproche pas mais je veux que le Parlement l'aide à accomplir les actes qu'il aurait sans doute voulu faire lui-même.
07.06 Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, on voit que M. Flahaut réplique plus vite que son ombre.
Je voudrais pour ma part remercier le secrétaire d'État pour sa réponse ainsi que le ministre des Affaires étrangères.
Vous avez insisté sur l'influence morale dont jouit l'Église catholique en Afrique et sur le poids et l'influence négative et grave que de tels propos peuvent avoir sur un continent tel que celui-là.
Je crois que le ministre des Affaires étrangères a eu raison de dire que tenir ces propos à l'occasion du premier voyage du pape en Afrique constituait une circonstance aggravante.
Je suis tout à fait satisfait de la réponse et du fait que le ministre des Affaires étrangères laisse au Parlement la possibilité de jouer son rôle à travers l'initiative parlementaire, à savoir le dépôt de cette proposition de résolution.
Je voudrais également indiquer au ministre Flahaut les trois objets de cette proposition. Il s'agit de demander au gouvernement:
1. de faire savoir via le représentant auprès du Vatican la volonté de la Belgique de lui exprimer son total désaccord et sa désapprobation avec les propos que Benoît XVI a tenus;
2. de convoquer le nonce apostolique auprès du ministre des Affaires étrangères afin qu'il lui soit signifié notre désapprobation ici à Bruxelles;
3. de s'engager pour l'avenir.
En effet, nous ne pouvons pas chaque fois déposer un nouveau texte en réaction à un dérapage ou l'autre qui émanerait d'une église ou autre. La proposition de résolution demande donc également au gouvernement de s'engager pour l'avenir à l'égard de propos tels que ceux qui nieraient l'utilité du préservatif dans la lutte contre le sida, qu'on parle d'État, d'église ou d'organisme.
Nous voulons donc aller plus loin.
Monsieur Flahaut, vous êtes évidemment le bienvenu pour vous joindre à cette proposition de résolution. S'il y a encore de la place – quelques-uns de vos collègues socialistes l'ont en effet déjà signée –, je vous invite à nous rejoindre.
Chacun sait que vous êtes toujours parmi les premiers pour mener des combats utiles comme celui-là. Vous nous l'avez démontré dans vos actions en termes de combat humanitaire quand vous étiez ministre de la Défense.
J'espère également que nous pourrons jouir de la cosignature de M. Dallemagne.
L'incident est clos.
Président: André Flahaut.
Voorzitter: André Flahaut.
08 Vraag van de heer Bruno Tuybens aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de politieke en mensenrechtelijke situatie in Burundi" (nr. 12130)
08 Question de M. Bruno Tuybens au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "la situation politique et le respect des droits de l'homme au Burundi" (n° 12130)
08.01 Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb een vraag gesteld in verband met de politieke situatie en de situatie van de mensenrechten in Burundi. Dat is redelijk actueel, aangezien een parlementaire delegatie, die toch van enig belang lijkt, ons land bezoekt.
Op 17 maart laatstleden verspreidde de minister van Buitenlandse Zaken een persbericht waarin stond dat hij de vrijlating van Alexis Sinduhije, de oppositieleider, toejuichte. Hij vroeg ook aandacht voor de aanvaarding van het nieuwe strafwetboek in Burundi. Naar aanleiding van het bezoek van de tweede vicepremier aan ons land, begin deze maand, en het bezoek van de parlementaire delegatie deze week, heb ik drie vragen.
Ten eerste, wat weet u van de vorderingen met betrekking tot de omstreden bepaling in het nieuwe strafwetboek dat seksuele betrekkingen tussen personen van hetzelfde geslacht strafbaar zouden zijn? Ik begrijp dat in eerste instantie de Assemblée Nationale heeft beslist homoseksualiteit te penaliseren. Er wordt gefluisterd dat dit was op vraag van de entourage van de Burundese president, ook al zou de voorzitter van de commissie voor de Justitie het initiatief formeel hebben genomen.
Toen die motie in de Assemblée Nationale werd goedgekeurd, verhuisde zij naar de Senaat. De Senaat zou de bepaling er terug hebben uitgehaald met een zeer grote meerderheid. Intussen zijn er op dat vlak ontwikkelingen aan de gang. Zal die bepaling al dan niet in het Burundese strafwetboek komen, op basis van de informatie waarover u beschikt? Zo ja, wat doet of zal ons land daaraan doen?
Ten tweede, de ruilhandel in lichaamsdelen van albino’s treft, na Tanzania, nu ook Burundi. Er is een georganiseerd netwerk dat albino Burundezen doodt en hun lichaamsdelen gebruikt om zogenaamde medicijnen te maken die helende en zaligmakende krachten zouden hebben.
Hebt u over deze kwalijke situatie gesproken met de tweede vicepremier van Burundi? Heeft ons land contacten met de associatie van albino’s uit Burundi geleid door de heer Kassim Kazungu? Welke maatregelen worden er genomen door ons land in zijn contacten met de Burundese overheid om aan deze situatie een einde te maken?
Ten derde, hebt u het gesprek met de tweede vicepremier van Burundi aangewend om na te gaan of de president terug kandidaat zou zijn voor de verkiezingen van 2010? De Burundese Grondwet stelt met name dat een kandidaat-president niet mag veroordeeld zijn voor misdaden of wanbedrijven van publiek recht die een straf tot gevolg hebben die bepaald wordt door de kieswetgeving. In de electorale code van de vorige verkiezingen wordt dit bevestigd maar daarin staat dat als een kandidaat veroordeeld werd voor een misdaad waarop een straf staat van minimum vijf jaar hij die voor minstens zes maand volledig moet hebben uitgezeten. In 2005 is er een clausule aan de kieswetgeving toegevoegd waarin staat dat voor de eerstvolgende verkiezingen en in afwachting van conclusies van de internationale juridische onderzoekscommissie over de genocide, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid en van de nationale commissie voor waarheid en verzoening personen aan wie een voorlopige immuniteit vergund wordt blijven genieten van hun burgerlijke en politieke rechten. Deze clausule verwijst naar de eerstvolgende verkiezingen. Ze is dus met andere woorden niet op de verkiezingen van 2010 van toepassing. Vandaar dat ik de vraag stel of president Nkurunziza al dan niet kandidaat zou zijn bij de verkiezingen.
08.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Op 13 maart 2009 heeft de Burundese Assemblée Nationale het nieuwe strafwetboek goedgekeurd. Deze tekst bevat jammer genoeg een artikel dat homoseksualiteit strafbaar maakt. Dit strafwetboek is echter nog niet toepasbaar, aangezien de Senaat en de Assemblée Nationale verschillende teksten goedgekeurd hebben. Een gemengde commissie van beide kamers moet nu een consensuele tekst trachten te vinden. Pas indien er geen consensus kan worden gevonden, zal de huidige tekst, inclusief het problematisch artikel, door president Nkurunziza afgekondigd worden.
België, de Europese partners en talrijke internationale en nationale ngo’s hebben sinds de eerste goedkeuring van de te bestrijden teksten op 21 november 2008 sterk gelobbyd om het Burundese Parlement ervan te overtuigen dat dergelijk artikel discriminerend is en tegenstrijdig aan de huidige internationale evolutie op het vlak van mensenrechten. We hebben traditiegetrouw veel Burundese politici op bezoek in België en we zullen dit thema met hen verder aankaarten. Parallel hieraan zal onze ambassade in Bujumbura haar lobbywerk met de Europese partners voortzetten.
Ten tweede, sinds september vorig jaar zijn minstens tien Burundese albino’s vermoord om hun lichaamsdelen als zogenaamde medicijnen te gebruiken, meestal in Tanzania. Zodra we over deze gruwelijke feiten hoorden, heeft de Belgische ambassade in Bujumbura contact opgenomen met de Burundese regering. Volgens de minister van Openbare Veiligheid die onze ambassadeur op 20 maart 2009 ontmoette, heeft de Burundese politie tot op heden acht verdachten kunnen aanhouden.
Zij waren nog in het bezit van lichaamsdelen van hun vermoedelijke slachtoffers.
Desondanks maken België en zijn EU-partners in Bujumbura zich ongerust over het onvoldoende krachtdadig beleid van de Burundese autoriteiten ter bescherming van de albino’s.
De EU-posthoofden zijn van plan om dit thema aan te kaarten in het kader van de politieke dialoog EU-Burundi, zoals die wordt voorzien door de Cotonou-akkoorden. Het EU-voorzitterschap heeft de Burundese minister van Buitenlandse Zaken gevraagd spoedig zo’n sessie te organiseren.
De Belgische ambassade te Bujumbura onderhoudt contacten met de belangenorganisatie van de Burundese albino’s. Deze heeft voorlopig geen financiële ondersteuning gevraagd.
Ten derde, uiteraard heeft de minister van Buitenlandse Zaken tijdens het onderhoud dat hij had met de tweede vicepresident in het kader van zijn recent bezoek aan België, gesproken over de voorbereidingen van de verkiezingen van 2010, maar niet over de kandidatuur van president Nkurunziza. Voor zover de minister weet, hebben hij of zijn partij zijn mogelijke kandidatuur nog niet aangekondigd.
08.03 Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, het is uiteraard een bijzonder kwalijke omstandigheid dat Burundi op dit ogenblik een strafwetboek voorbereidt waar homoseksualiteit als strafbaar wordt omschreven. Daarover zijn wij het allemaal eens.
Het is uiteraard te hopen dat de consensus die nu wordt gezocht tussen de twee assemblees in elk geval tot resultaat zal leiden waarbij de fundamentele rechten van de mens, die universeel, ondeelbaar en onvervreemdbaar zijn - drie zeer belangrijke adjectieven - effectief ook in het strafwetboek zullen worden teruggevonden.
Bovendien is het zo, als ik mij niet vergis, dat Burundi het Internationaal Verdrag voor Burgerlijke en Politieke Rechten heeft ondertekend. Dat betekent dat deze opname in het strafwetboek daarmee eigenlijk strijdig zou zijn.
Ik betwist zeker niet de inspanningen die ook onze regering ter zake heeft gedaan. Het is echter heel belangrijk om op internationaal vlak rond het thema een belangrijk en heel stevig signaal in de richting van de Burundese autoriteiten te sturen.
Ten tweede, wat betreft de moord op tal van Burundese albino’s met als doel met bepaalde lichaamsdelen “medicijnen” te maken die helende en zaligmakende krachten zouden hebben, dank ik de minister in ieder geval voor zijn antwoord dat er voldoende aandacht aan het bewuste probleem wordt besteed.
Het is in ieder geval belangrijk dat verdachten worden aangehouden. Ook ik maak mij bijzonder ongerust over het onvoldoende krachtdadig beleid dat in Burundi in het dossier van de moord op Burundese albino’s wordt toegepast. Het is van essentieel belang om de genoemde problematiek krachtdadig en door heel veel landen tegelijk aan de regering in Bujumbura te signaleren.
Ik hoop dus dat er in beide belangrijke mensenrechtendossiers in de komende maanden sterke vooruitgang wordt geboekt.
Le président: Je vous remercie, monsieur Tuybens. Je crois effectivement qu'une opportunité se présentera à nous demain à midi, puisque nous recevrons une délégation de la Chambre et du Sénat burundais. Il faut vraiment faire pression demain en leur expliquant que ce qui s'est passé est intolérable à nos yeux, à savoir que par une décision pratiquement présidentielle, on réintroduise une mesure qui va à l'encontre de la décision de la Chambre ou du Sénat burundais.
08.04 Bruno Tuybens (sp.a): Tout à fait, monsieur le président! Il s'agit d'une délégation de parlementaires, composée des présidents des différentes commissions à l'Assemblée nationale et au Sénat.
Dat is echter nog niet de regering.
Het is van het grootste belang om ter zake een krachtig signaal te geven. Alleen ben ik er mij ten zeerste van bewust dat het een dossier is waar wij allen achter staan en waaraan wij allen heel veel belang hechten.
Wij moeten er in ieder geval voor zorgen dat wij morgen de Burundese parlementairen de gelegenheid geven om te antwoorden. Dat zal immers veel belangrijker zijn dan het multipel stellen van dezelfde vraag.
Het incident is gesloten.
09 Question de M. Xavier Baeselen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "l'arrestation de moines tibétains" (n° 12134)
09 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de aanhouding van Tibetaanse monniken" (nr. 12134)
09.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le secrétaire d'État, une information parue récemment dans la presse néerlandophone de notre pays fait état de ce qu’une centaine de moines tibétains auraient été interpellés dans une ville à forte population tibétaine du nord-ouest de la Chine, après l’attaque d’un poste de police. Cette information est rapportée par l’agence Chine Nouvelle. Ces incidents sont, à ma connaissance, les premiers d’une telle ampleur depuis plusieurs mois à survenir dans les régions tibétaines de l'ouest de la Chine.
Ceux-ci surviennent deux semaines après le cinquantième anniversaire, le 10 mars, d’une fameuse rébellion tibétaine réprimée par la Chine, et dans un contexte de fortes tensions au Tibet et dans les provinces voisines, où Pékin a manifestement tout fait pour empêcher les commémorations.
Selon l’agence chinoise, les manifestants ont réagi à des "rumeurs" sur la disparition d'un homme interrogé vendredi pour avoir "appelé à l'indépendance du Tibet". Je mets les propos entre guillemets. Cet homme portant un nom tibétain se serait échappé samedi d'un poste de police de Rabgya, avant de disparaître.
Pour le cinquantième anniversaire de l'insurrection de mars 1959, la sécurité a été, selon des témoins, largement renforcée ces dernières semaines au Tibet et dans les zones avoisinantes peuplées de minorités tibétaines.
Monsieur le ministre, avez-vous reçu des informations plus pertinentes ou plus intéressantes sur ce dossier, en particulier sur la confirmation de cet incident d’une certaine ampleur qui, je le rappelle, concerne une centaine de moines tibétains?
09.02 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur le président, chers collègues, il est tout à fait exact qu'à l'approche du nouvel an tibétain et de la date anniversaire du soulèvement de 1959, les autorités chinoises avaient renforcé le contrôle et les mesures de sécurité au Tibet et ont notamment procédé à des arrestations. Dès lors, la région autonome du Tibet et des régions d'autres provinces chinoises à forte population tibétaine continuent à faire l'objet de mesures strictes de contrôle et ne sont pas accessibles ni aux diplomates, ni aux journalistes, ni d'ailleurs à quelque observateur étranger que ce soit.
Les incidents qui ont eu lieu n'ont pas atteint les proportions dramatiques de l'année dernière, mais la situation demeure très préoccupante. Lors de leur rencontre avec des représentants des autorités chinoises, les représentants des instances européennes et des États membres ne manquent pas d'exprimer leur préoccupation quant à la situation au Tibet et en Chine, dans le domaine des droits de l'homme.
En ce qui concerne particulièrement le Tibet, l'accent est mis sur la nécessité de reprendre un véritable dialogue entre les autorités chinoises et les représentants du dalaï-lama de façon à progresser vers une solution susceptible de rassurer les Tibétains sur le respect de leur identité culturelle et religieuse, mais qui soit également acceptable pour la Chine et respecte son intégrité territoriale par une formule d'autonomie plus substantielle dans le cadre de la République populaire de Chine dont le Tibet fait partie intégrante.
Ces encouragements à poursuivre sur la voie du dialogue s'adressent en premier lieu aux autorités chinoises, c'est clair, mais, faut-il le rappeler, également à la mouvance du dalaï-lama, dont nous ne pouvons que saluer la modération dont il fait preuve en demandant non l'indépendance mais une plus grande autonomie. Toutefois, certaines de ses déclarations, peu avant sa visite en Europe à la fin de l'année dernière, bien que n'appelant pas explicitement à la rupture du dialogue, portaient néanmoins sur les résultats de celui-ci et émettaient un jugement relativement négatif.
La déception du dalaï-lama est bien compréhensible, mais il doit être conscient que le ton très pessimiste de telles déclarations n'est pas de nature à encourager la reprise du dialogue sur des bases saines.
09.03 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse. Je déplore cet événement d'une ampleur assez importante.
À l'instar de notre parlement qui s'est prononcé dans ce sens, il convient, je crois, de continuer à maintenir la pression sur la Chine, dans la mesure du possible, notamment à l'occasion du prochain sommet entre l'Union européenne et la Chine, qui s'articulera sûrement autour des questions économiques et financières, mais devra aussi aborder la question des droits de l'homme en Chine et, plus particulièrement, au Tibet.
Het incident is gesloten.
10 Question de M. Xavier Baeselen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "la situation en Géorgie et le respect de l'accord international par la Russie" (n° 12135)
10 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de toestand in Georgië en de naleving van het internationaal akkoord door Rusland" (nr. 12135)
10.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le secrétaire d'État, nous avons rencontré au sein de cette assemblée, la semaine dernière, le ministre géorgien des Affaires étrangères, qui venait faire le point sur la situation dans son pays. Pendant un moment, les caméras se sont braquées sur la Géorgie, mais l'attention a décliné à mesure que le temps passait, même si la situation reste préoccupante.
En vertu de l'accord de cessez-le-feu conclu pour mettre fin au conflit en Géorgie, Moscou avait accepté d'en retirer ses forces, à l'exception de l'Ossétie du Sud et de l'Abkhazie, dans les dix jours suivant le déploiement des observateurs de l'Union européenne.
À la suite de notre rencontre avec le ministre des Affaires étrangères géorgien, il nous a été rapporté que 15.000 soldats russes se trouvaient encore sur le territoire géorgien, qu'un accord pour la construction d'une base russe en Abkhazie avait été signé entre la Russie et l'Abkhazie, que 20% du territoire historique de la Géorgie était toujours occupé, que les républiques indépendantistes - sous la coupe russe - avaient conclu des accords, en particulier militaires, avec la Russie pour 99 ans. Ce n'est naturellement pas rassurant.
Monsieur le ministre, comment évaluez-vous la situation en Géorgie en ce moment? Pouvez-vous me dire ce qui va se passer avec la mission de l'OSCE en Géorgie qui devait initialement quitter le territoire à la fin du mois de juin? Je sais que, du côté géorgien, des inquiétudes sont exprimées en raison de ce départ. Une prolongation de la mission de l'OSCE est-elle envisageable?
10.02 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur le président, en août 2008, à la suite d'une période de tensions, au cours de laquelle les incidents s'étaient multipliés de part et d'autre, la Géorgie a tenté, au mépris des accords de Sotchi, de mettre fin unilatéralement et militairement au conflit qui l'oppose à sa population sud-ossète.
La Russie, sous le prétexte de protéger ses ressortissants, a riposté de manière disproportionnée, envahissant une grande partie du territoire géorgien, puis reconnaissant unilatéralement les républiques d'Abkhazie et d'Ossétie du Sud le 26 août 2008.
L'Union européenne, alors sous présidence française s'est hissée au premier rang des efforts diplomatiques en faisant signer aux parties un accord en six points le 12 août avant d'obtenir du président russe Medvedev, le 8 septembre, la signature d'un accord sur le retrait des forces, la mise en place de mécanismes internationaux d'observation et l'organisation de discussions internationales prévues dans ce fameux plan, appelé encore "pourparlers de Genève".
La mission EUMM ("European Union Monitoring Mission"), décidée par le Conseil du 1er septembre 2008, s'est déployée sur le terrain 15 jours plus tard. La mission comporte aujourd'hui 340 membres et dispose d'un budget de 35 millions d'euros. Vingt-six pays de l'Union, dont la Belgique, fournissent du personnel à cette mission.
Dans les dix jours du déploiement de la mission, les forces russes se sont, comme elles s'y étaient engagées, retirées de l'autre côté de la frontière administrative de l'Ossétie du Sud. Bien que dans son mandat, cette mission soit censée couvrir l'entièreté du territoire géorgien, la question de l'accès au territoire de l'Ossétie du Sud reste particulièrement critique.
Les observateurs rencontrent régulièrement des difficultés d'accès à certains sites d'articulation entre les observateurs déployés également par les Nations unies et l'OSCE et de mise en œuvre de l'aspect "Confidence Building" du mandat, à cause des relations toujours très tendues et limitées entre les parties concernées.
La situation sur le terrain est considérée comme calme, quoique tendue. Les incidents se sont multipliés fin janvier 2009: survol du territoire géorgien non contesté par des hélicoptères russes, tirs en provenance du territoire de l'Ossétie entraînant la mort d'un policier géorgien, détention de deux MMO's (Military Monitoring Officers) de l'OSCE par des milices sud-ossètes, construction de fortifications russes dans un village frontalier et en Abkhazie, intention de la Russie d'établir une base navale russe. L'aide humanitaire y est distribuée de manière inégale.
En ce qui concerne les pourparlers de Genève, les réunions en plénière étant rendues impossibles par les exclusives imposées par les parties, deux groupes de travail ont été constitués: sécurité et stabilité d'un côté, personnes déplacées de l'autre.
Lors de la dernière rencontre des 17 et 18 février dernier, le groupe de travail "sécurité et stabilité" a présenté un mécanisme de règlement des incidents. Son premier mérite est de prévoir l’intensification du dialogue entre les parties avec des rencontres au minimum hebdomadaires et 'hot line' 24h/24. La définition opérationnelle de ces principes reste encore à élaborer.
Cette mission a été prolongée jusqu’au 30 juin 2009 par le Conseil permanent de l’OSCE du 12 février dernier. Cette prolongation concerne uniquement les 20 observateurs déployés sur le territoire géorgien non contesté, à l’exclusion des huit MMO's qui étaient déjà déployés, avant août 2008, sur le territoire géorgien de l'Ossétie du Sud.
La déclaration interprétative russe précise que cette prolongation ne concerne que les 20 MMO's dont la mission essentielle est de gérer la situation dans les zones adjacentes à l’Ossétie du Sud ainsi que la manière dont la Géorgie met en œuvre son engagement de ramener ses forces dans leur lieu de cantonnement (Accords des 12 août et 8 septembre 2008).
Le président: Chers collègues, il conviendrait de mieux appliquer le Règlement en posant des questions plus courtes, de même pour les réponses. Sinon, nous allons avoir un problème, je vais être appelé aux Finances et il n’y aura plus de président!
10.03 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Vous pouvez désigner un autre président.
Le président: On doit respecter le Règlement! J’insiste.
10.04 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Au moins, dans ce cas-ci, la réponse aura été complète, ce qui n'était pas le cas tout à l'heure.
10.05 Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, nous recevons parfois des réponses très incomplètes de la part de certains ministres. Recevoir des réponses aussi complètes de la part de M. le secrétaire d'État, même si cela prend un peu plus de temps, c'est bien utile pour la transparence et l'application de la démocratie au sein du Parlement et de ses commissions.
10.06 Olivier Chastel, secrétaire d'État: J'en termine, monsieur le président.
Par ailleurs, la présidence grecque a précisé que la mission OSCE en Géorgie se terminerait le 30 juin, indépendamment de la mise sur pied d'une nouvelle mission en Géorgie et qu'il y avait un accord de la Russie sur ce point. Depuis, les négociations sur le renouvellement du mandat de la mission OSCE en Géorgie se poursuivent.
La Belgique accorde de l'importance au maintien de la mission OSCE en Ossétie du Sud, tout comme de la mission des Nations unies en Abkhazie. Mais force est de constater que la communauté internationale ne peut vérifier jusqu'ici l'effectivité du retrait des troupes russes tel qu'agréé par les accords d'août et de septembre 2008. Les efforts diplomatiques pour y parvenir - vous n'en doutez pas, j'en suis sûr - se poursuivent.
10.07 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je n'ai rien à ajouter et je vous remercie pour cette réponse complète.
Het incident is gesloten.
11 Question de M. Xavier Baeselen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "l'accord de paix entre le Congo et le CNDP" (n° 12157)
11 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "het vredesakkoord tussen Congo en het CNDP" (nr. 12157)
11.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, le gouvernement de la République démocratique du Congo et la rébellion du Congrès National pour la Défense du Peuple (CNDP) ont signé un accord de paix lundi à Goma.
Selon un document et une information publiés par l'AFP dont la Belgique a reçu copie, cet accord prévoit la transformation du CNDP en parti politique, la libération des membres de l'ex-rébellion détenus par les autorités de RDC et la promulgation par Kinshasa d'une loi d'amnistie des anciens rebelles. Monsieur le secrétaire d'État, pourriez-vous me donner des explications à ce propos et plus particulièrement sur le dernier point?
Le médiateur dans ce conflit, l'ex-président nigérian, était présent à Goma ainsi que le représentant de la Mission des Nations unies en RDC (Monuc), Alan Doss. Son nouveau président, Désiré Kamanzi, représentait le CNDP et, côté Kinshasa, le ministre congolais de la Coopération internationale et régionale était également sur place.
Je reprends les termes du document: "En vue de faciliter la réconciliation nationale – terme bien connu au Congo –le gouvernement s'engage à promulguer une loi d'amnistie couvrant la période allant de juin 2003 à la date de sa promulgation et ce, conformément au droit international". Heureusement qu'on l'a précisé!
Monsieur le secrétaire d'État, ces informations sont-elles correctes? Confirmez-vous la signature d'un tel accord? En connaissez-vous le contenu exact? Qu'implique plus précisément la clause qui prévoit une loi d'amnistie? Il faudra y être particulièrement vigilant. J'espère que cet accord de réconciliation nationale n'aboutira pas à une amnistie généralisée de l'ensemble des faits qui ont été commis dans l'est de la République démocratique du Congo, en particulier les violences sexuelles à l'égard des femmes et des enfants congolais. Qu'entendent les autorités congolaises au niveau de l'étendue de cette amnistie? Qu'implique cette réconciliation nationale? Nous devrons y être attentifs!
11.02 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur le président, ma réponse sera un peu plus courte que la précédente.
Le ministre des Affaires étrangères peut effectivement confirmer la signature de l'accord entre le gouvernement de la RDC et le CNDP. La signature de cet accord de paix entre le gouvernement et le Congrès national pour la défense du peuple a eu lieu le 23 mars à Goma, en présence des co-facilitateurs. Le ministre est d'autant plus au courant du contenu de cet accord qu'il dispose d'une copie de celui-ci.
L'article 3 concerne bien l'amnistie. Le point 3/1 est celui que vous avez cité in extenso, je ne le répéterai donc pas. Il est effectivement libellé dans l'optique d'une facilitation de la réconciliation nationale. Le point 3/2 explique que les parties conviennent de l'observance stricte de l'indépendance du pouvoir judiciaire telle que consacrée par la Constitution. Le point 3/3 spécifie que le CNDP ayant exprimé des préoccupations quant à certaines dispositions du projet de loi tel qu'adopté par l'Assemblée nationale dont la qualification est, à son avis, restrictive des faits amnistiés, il a été convenu que ces préoccupations soient transmises par le gouvernement au parlement pour examen.
L'article en question est celui qui a posé le plus de difficultés pour conclure les négociations. En janvier 2008, la branche armée du CNDP avait déjà retardé de plusieurs jours la signature des actes d'engagement de Goma car elle recherchait une amnistie totale. La formule trouvée à ce moment avait été la suivante: "Amnistie pour faits de guerre et insurrectionnels couvrant la période de juin 2003 à la date de la promulgation de la loi, en ce non compris les crimes de guerre, les crimes contre l'humanité et le génocide". Ce texte ne convenant évidemment pas à des personnes comme Bosco Ntaganda, à l'égard duquel la Cour pénale internationale a lancé un mandat d'arrêt international, un soi-disant compromis a été trouvé en remplaçant cette formule par "Conformément au droit international", ce qui n'a cependant aucun effet concret. En effet, conformément au préambule et à l'article 27.2 du Statut de Rome, une amnistie nationale concernant des crimes internationaux n'empêche pas la Cour pénale internationale d'exercer sa compétence.
11.03 Xavier Baeselen (MR): Par rapport aux juridictions internationales, la clause ne vaut pas. Je reste néanmoins préoccupé par la situation intérieure car cela signifie que des violences physiques commises parfois par des militaires congolais ou rebelles ne seront potentiellement pas poursuivies en RDC. Je pense que nous devons nous montrer très fermes à ce sujet et le rappeler dans nos contacts bilatéraux avec le Congo, comme sait si bien le faire le ministre des Affaires étrangères.
Het incident is gesloten.
12 Question de M. Denis Ducarme au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "le décret de la communauté flamande impliquant pour les candidats acquéreurs de logements de faire la preuve d'un lien avec une des 67 communes flamandes retenues par le décret" (n° 12172)
12 Vraag van de heer Denis Ducarme aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "het decreet van de Vlaamse Gemeenschap volgens hetwelk kandidaat-kopers van woningen een band dienen aan te tonen met een van de 67 in het decreet opgenomen Vlaamse gemeenten" (nr. 12172)
12.01 Denis Ducarme (MR): Monsieur le secrétaire d’État, le Parlement flamand adopte un décret qui réserve prioritairement de nouveaux lotissements à bâtir ou des logements à des acheteurs qui peuvent prouver qu’ils ont un lien étroit avec la commune ou ses environs.
Vingt-huit de ces 67 communes sont situées dans le Brabant flamand. Il s’agit de toutes les communes bordant la Région bruxelloise ainsi que des communes situées entre Louvain et Bruxelles. Si cette nouvelle mesure du gouvernement flamand après une première lecture ne semble pas, à l’inverse des situations constatées à Vilvoorde, Zaventem ou Zemst, se situer en contradiction avec la loi anti-discrimination du 10 mai 2007 voyant pour ces 3 communes les critères de sélection retenus pour la vente de ces terrains communaux à bâtir reposer sur l’usage du néerlandais, cette nouvelle législation qui organise une forme de planification du séjour sur base de l’origine géographique des candidats acquéreurs semble pour sa part poser d’autres problèmes.
En effet, au regard de la législation européenne organisant la liberté de circulation des européens ainsi que la garantie de voir un certain nombre de conditions relatives à la liberté de séjour respectées, ce décret semble ne pas respecter pleinement cette législation.
Étant donné que ce décret ne s’appliquerait qu’en septembre prochain, il pourrait paraître utile de faire un certain nombre de vérifications puisque le temps nous est octroyé à cet égard.
Donc, l’objet de cette question parlementaire n’est pas, monsieur le secrétaire d’État de demander aux partis ou au département des Affaires étrangères de porter un jugement de valeur ou même une analyse juridique sur ce dossier mais plutôt de vous demander de transmettre le projet de décret flamand aux institutions compétentes.
Je parle bien entendu des institutions européennes, en particulier de la Commission, gardienne de nos traités et dont un des rôles fondamentaux est de veiller au respect de ceux-ci par les États membres. Le Conseil de l’Europe pourrait aussi procéder à des vérifications. Chacun sait que M. Van den Brande est candidat au secrétariat général du Conseil de l’Europe et cela pourrait être utile.
Je vous demande, monsieur le secrétaire d’État, de transmettre ce projet de décret à ces deux institutions afin que celles-ci puissent rendre un avis utile sur ce dossier. Cela pourrait sans doute nous éviter des désagréments futurs de voir la réputation de notre pays ou de l'une de ses Régions à nouveau disqualifiée à l’échelle mondiale, comme ce fut le cas récemment.
12.02 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur Ducarme, ma réponse va vous en rappeler une autre, concernant les prises de position du Vatican. Ces deux thèmes n’ont pas grand-chose à voir l'un avec l'autre, mais ma réponse, dans les deux cas, sera assez similaire.
Le décret auquel vous faites référence est évidemment un décret adopté par le Parlement flamand dans le cadre des compétences qui ont été dévolues aux Régions par la Constitution. Il revient aux autorités des Communautés et des Régions, en l’espèce aux autorités flamandes, de s’assurer que la législation qu’elles adoptent est conforme au droit européen. Il n’appartient en aucun cas au ministre fédéral des Affaires étrangères de s’immiscer dans l’exercice des compétences des entités fédérées en soumettant d’initiative leurs actes à l’avis de la Commission européenne ou du Conseil de l’Europe, comme vous le suggérez. Une telle attitude contreviendrait à l’organisation des pouvoirs en Belgique.
12.03 Denis Ducarme (MR): Je ne suis pas surpris par votre réponse très courte, monsieur le secrétaire d’État. Vous relayez ici la réponse du département des Affaires étrangères. Naturellement, je n’ai pas entendu votre propre appréciation du sujet, qui est sans doute quelque peu différente.
Le problème est le suivant. En effet, les Régions et Communautés devraient s’assurer de la conformité d’un certain nombre de règlements qu’elles prennent avec certaines législations supérieures qu’elles devraient respecter. L’Histoire et l’usage ont fait la démonstration que ce n’était pas le cas. En effet, un certain nombre de législations adoptées par la Région flamande ont été clairement mises à mal par les jugements du Conseil de l’Europe, de la Commission européenne et même de l’ONU, dans le cadre d’un rapport que celui-ci a rendu précédemment.
L’image de la Belgique, et d’une de ses Régions, a été salie par des articles et rapports: la chose est claire. Souvenez-vous de ces articles publiés par la presse américaine, dans lesquels les auteurs se demandaient ce qui se passait donc dans cette petite partie de la Belgique située au nord de Bruxelles, qui adoptait des législations qui faisaient penser à l’apartheid.
De nombreuses personnes s’interrogent et il aurait peut-être été utile que la réponse qui m’a été faite indique qu’il valait mieux prévenir que guérir. Nous continuerons donc à guérir quand le mal est fait: c’est la décision prise par le ministre des Affaires étrangères dans ce dossier.
Le Mouvement réformateur transmettra cette proposition de décret à ces institutions afin de leur demander de l’analyser et d’éventuellement lever nos doutes (…) (hors micro) législations et des traités institués par la Commission européenne.
12.04 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Si vous le faites, monsieur Ducarme, pourquoi demandez-vous au ministre des Affaires étrangères de le faire?
Le président: Vous n’allez pas vous disputer ici!
12.05 Denis Ducarme (MR): Parce qu’il a plus de poids que moi!
Het incident is gesloten.
13 Question de M. Xavier Baeselen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur "l'aide belge à l'Autorité palestinienne" (n° 12174)
13 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over "de Belgische steun aan de Palestijnse Autoriteit" (nr. 12174)
13.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, c'est vrai qu'il en a déjà été question, mais attention à votre réponse, car en effet, en séance plénière d'il y a une quinzaine de jours, une question adressée au ministre des Affaires étrangères concernait cette problématique et les montants de l'aide à l'Autorité palestinienne.
Le ministre De Gucht s'était engagé à Charm el-Cheikh, au nom de la Belgique, à donner 6 millions de dollars supplémentaires sur le budget déjà prévu cette année. Cette position a suscité quelques controverses sur la source de cette somme à fournir. Nous avons alors connu quelques problèmes d'interprétation: l'argent sera-t-il pris sur le budget des Affaires étrangères ou de la Coopération au développement? Ce matin, Charles Michel a été interrogé sur cette question en commission des Relations extérieures et a signalé qu'il ne pourrait être prélevé sur son budget. La Coopération au développement ne serait pas concernée.
Ma question est simple: confirmez-vous les chiffres, monsieur le ministre des Affaires étrangères à travers le secrétaire d'État, de l'aide supplémentaire à l'Autorité palestinienne, suite à l'annonce de M. De Gucht à Charm el-Cheikh?
Où en est-on dans l'acheminement de l'aide belge?
Sur quels fonds sera pris votre engagement de 6 millions de dollars supplémentaires? Aujourd'hui, pouvez-vous confirmer officiellement que ces fonds seront pris sur le département des Affaires étrangères et uniquement sur la ligne de crédit ouverte dans ce département?
13.02 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Comme le ministre des Relations extérieures l'avait annoncé lors de la conférence de Charm el-Cheikh, le plan du premier ministre palestinien, M. Fayad, a été étudié dans l'optique, d'une part, d'une mise en valeur optimale de notre contribution et, d'autre part, d'une garantie que notre contribution profitera à la population de Gaza et non au Hamas. Le plan de reconstruction Fayad est prévu pour une période de deux ans.
S'agissant du passage des frontières dans la bande de Gaza, la situation reste extrêmement difficile. La circulation des biens et des personnes via la frontière avec l'Égypte reste limitée. Israël permet le passage de biens et de personnes de manière très irrégulière et selon une liste très restreinte d'une vingtaine de sortes de biens tolérés.
Depuis la fin de la guerre, l'Union européenne et les États-Unis demandent à Israël une ouverture régulière et prévisible de tous les postes-frontières pour le transit des biens humanitaires et le trafic commercial. Je suis là pour en témoigner, puisque j'ai remplacé le ministre des Relations extérieures lors d'une rencontre avec l'ex-ministre des Affaires étrangères israélienne Tzipi Livni. C'est à l'unanimité que les vingt-sept ministres des Affaires étrangères avaient demandé cette liberté de passage aux postes-frontières.
L'aide supplémentaire de 6 millions de dollars US, promise par la Belgique, sera fournie en recourant à l'allocation de base 54.413.526, intitulée "action de transition-reconstruction et consolidation de la société", dont on m'informe à l'instant qu'il s'agit d'une ligne commune aux deux ministres dont vous parlez.
Le président: Cette aide est considérable et cela fait 15 jours qu'on patine sur les montants!
13.03 Olivier Chastel, secrétaire d'État: (…)
Le président: Tout cela, c'est parce que des députés posent des questions. Sinon, on n'y penserait plus.
13.04 Xavier Baeselen (MR): À ce compte-là, supprimons le Parlement…
Le président: Mais non. Simplement, il faut y voir clair.
13.05 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, ma crainte, semblable au sentiment de nombre de mes collègues, est que l'aide promise soit prélevée sur des projets de coopération au développement pour lesquels la Belgique a aussi pris des engagements.
Le ministre de la Coopération au développement a été interrogé ce matin par un député de l'opposition. Il a répondu très clairement que les montants supplémentaires prévus pour la conférence de Charm el-Cheikh seraient pris sur les budgets des Relations extérieures, et pas sur ceux de la Coopération au développement.
Je pense qu'on devrait tout de même avoir des éclaircissements à ce sujet.
Si je comprends bien à ce stade-ci, il n'y a encore aucun euro qui a été versé.
Le président: (…) (hors micro) longtemps avant que quelque chose soit versé parce qu'on ne sait pas où on va aller le chercher.
À qui pose-t-on la question la prochaine fois?
13.06 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, je prends acte en tout cas que ce n'est pas clair.
13.07 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Allocation de base, 54.413.526.
Le président: Commune aux deux ministres. C'est bien cela.
13.08 Xavier Baeselen (MR): À vérifier. Je vous remercie.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 16.18 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.18 uur.