Commissie voor de Financiën en de Begroting

Commission des Finances et du Budget

 

van

 

woensdag 25 maart 2009

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 25 mars 2009

 

Après-midi

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.11 uur en voorgezeten door de heer Luk Van Biesen.

La séance est ouverte à 14.11 heures et présidée par M. Luk Van Biesen.

 

01 Vraag van mevrouw Katia della Faille de Leverghem aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de invoering van een reductie op de aankoopprijs van elektrische voertuigen" (nr. 11658)

01 Question de Mme Katia della Faille de Leverghem au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'instauration d'une réduction sur le prix d'achat des véhicules électriques" (n° 11658)

 

01.01  Katia della Faille de Leverghem (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, de programmawet van 27 april 2007 voorziet in artikel 147 in een belangrijke aanmoediging voor de aankoop van milieuvriendelijke wagens. Het gaat hier om een reductie op de aankoopprijs van 3 tot 15 procent voor voertuigen die minder dan 115 gram CO2 per kilometer uitstoten, met een maximum van 850 euro. Indien het voertuig minder dan 105 gram CO2 per kilometer uitstoot, gaat het zelfs om een maximumreductie van 4.540 euro.

 

Als staatssecretaris bevoegd voor milieufiscaliteit hebt u reeds meermaals beloofd een dergelijke reductie in te voeren voor elektrisch aangedreven voertuigen. Het zou hierbij gaan om een reductie van 30 procent met een maximum van 6.000 euro. De laatste maal gebeurde dat door een perscommuniqué op 5 februari 2009. Ondanks al de beloften en aankondigingen is er, voor zover ik weet, echter nog niets daadwerkelijk gerealiseerd. Daarom had ik graag antwoord gekregen op de volgende drie vragen.

 

Is het de bedoeling de reductie voor elektrische voertuigen snel te realiseren? Zo ja, wanneer mogen we die dan verwachten?

 

Waarom wordt er blijkbaar achterstand opgelopen? Wat zijn de bezwaren om hier snel werk van te maken?

 

Worden nog andere fiscale maatregelen overwogen om het gebruik van elektrische voertuigen aantrekkelijk te maken? Zo ja, welke en binnen welke termijn?

 

01.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: De bepalingen aangaande de uitbreiding van het toepassingsgebied van artikel 147 van de programmawet van 27 april 2007 tot de voertuigen, met inbegrip van de vierwielers aangedreven door een elektrische motor worden, zoals eerder beloofd, opgenomen in een voorontwerp van wet, houdende fiscale en diverse bepalingen, die de minister van Financiën en ik eerstdaags aan de Ministerraad zullen voorleggen.

 

Daarin zit een korting op de factuur van 30 procent van de aanschaffingswaarde – dat is tweemaal meer dan de huidige korting op factuur voor de voertuigen die minder dan 105 gram CO2 per kilometer uitstoten –, een korting op de factuur van 30 procent van de aanschaffingswaarde met een maximum van 6.000 euro van een in nieuwe staat verworven voertuig waarvan de CO2-uitstoot minder dan 30 gram per kilometer bedraagt, en een gelijkwaardige korting van 30 procent met een maximum van 2.000 euro voor de verwerving van een in nieuwe staat verkerende elektrische tweewielige motorfiets.

 

Daarnaast worden de bestaande kortingen voor de voertuigen die respectievelijk minder dan 105 en 115 gram CO2 per kilometer uitstoten, verlengd. Voor de voertuigen met een dieselmotor komt hierbij de inclusieve verplichting van een roetfilter.

 

Waarom zijn wij zo laat overigens met het ontwerp? Dat is omdat de regering tot nu toe aan een relanceplan heeft gewerkt. Het desbetreffende ontwerp volgt na dat plan.

 

01.03  Katia della Faille de Leverghem (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw heel positief nieuws. Het is een heel belangrijk signaal dat er fiscale impulsen worden gegeven aan milieuvriendelijke wagens, waardoor die wagens later kunnen concurreren met andere wagens.

 

Ik zie dat u de trend volgt die onze buurlanden Frankrijk, Ierland, Noorwegen, Denemarken, ook hebben gevolgd. Ik hoop dat u daar heel snel werk van zal maken. Ik kijk ernaar uit om het voorontwerp met de fiscale bepalingen te lezen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- de heer Dirk Van der Maelen aan de staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, toegevoegd aan de minister van Financiën over "de vereenvoudiging van de belastingaangifte" (nr. 11969)

- de heer Hagen Goyvaerts aan de staatssecretaris voor de Modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën, de Milieufiscaliteit en de Bestrijding van de fiscale fraude, toegevoegd aan de minister van Financiën over "de steeds meer ingewikkelde belastingbrief" (nr. 12045)

02 Questions jointes de

- M. Dirk Van der Maelen au secrétaire d'État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, adjoint au ministre des Finances sur "la simplification de la déclaration fiscale" (n° 11969)

- M. Hagen Goyvaerts au secrétaire d'État à la Modernisation du Service public fédéral Finances, à la Fiscalité environnementale et à la Lutte contre la fraude fiscale, adjoint au ministre des Finances sur "la complexité croissante de la déclaration fiscale" (n° 12045)

 

02.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb in de pers vernomen dat u een werkgroep hebt opgericht met het oog op de vereenvoudiging van de personenbelasting. Volgens u is de werkgroep nieuw omdat de burgers en de administratie voor het eerst de handen in elkaar slaan om de toekomst van de belastingbetaler te verbeteren. Toen ik het las, had ik de indruk dat het ging over de algemene problematiek van de vereenvoudiging van de belastingwetgeving.

 

Wat is het programma en de timing van de werkzaamheden van die werkgroep? Hebben er al vergaderingen plaatsgevonden? Ik heb in de pers gelezen dat dat op maandag gebeurde. Wie was daarbij? Welke andere organisaties zult u betrekken bij de werkgroep? Ik stel vast dat de werkgevers erbij betrokken zijn, ik neem aan omdat zij belastingplichtigen zijn. Daarnaast zijn er echter nog andere belastingplichtigen dan de vennootschappen en de bedrijven. Op welke manier zijn zij bij de gesprekken betrokken?

 

Daarnaast heb ik in de kranten van dinsdag gelezen dat de werkgroep zich maandag heeft gebogen over de problematiek van de vereenvoudiging van de belastingaangifte. Dat gaat in de goede richting, maar ik trok grote ogen want zo’n engagement had ik echt niet verwacht. Ik zal het artikel bijhouden, want er staat in dat volgend jaar, het aanslagjaar 2010, 3 miljoen aangiften via het systeem van de vooraf ingevulde aangifte zullen gebeuren.

 

In het artikel maakt men ook melding van een aantal problemen. Men verwijst naar het bankgeheim. Wat heeft het bankgeheim te maken met het opvragen van informatie die de fiscus moet toelaten een vooraf ingevulde aangifte te doen?

 

Men verwijst ook naar het feit dat met de banken nog afspraken moeten worden gemaakt over informatie met betrekking tot onder meer hypothecaire leningen en levensverzekeringspremies. In één artikel heb ik ook gelezen dat men nog een probleem heeft met de privacywetgeving.

 

Hoe zult u dat probleem aanpakken? Welke engagementen neemt u nu? Welke problemen ziet u nog en hoe zult u die problemen proberen op te lossen?

 

02.02  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Aansluitend bij de toelichting van collega Van der Maelen, mijnheer de staatssecretaris, moeten we toch even bij u langskomen over de modernisering van de Federale Overheidsdienst Financiën. We hebben vorige week met uw minister een klein debat gehad over de vereenvoudiging van de belastingbrief voor dit jaar. Ik weet niet of u nog zelf uw belastingbrief invult of dat door een boekhouder laat doen, maar ik stel vast dat het toch een alsmaar complexer proces wordt. Bovendien neemt het aantal codes nog toe. Ik kan begrijpen dat u onder modernisering verstaat dat er steeds meer gebruik wordt gemaakt van de informatica, maar de modernisering dekt volgens mij ook de lading van de vereenvoudiging.

 

Daarom heb ik een aantal vragen, die te maken hebben met Tax-on-web. Uw minister schermt altijd met het gegeven dat meer dan één miljoen mensen gebruik maakt van die elektronische aangifte, terwijl iedereen weet dat slechts 300.000 mensen het via hun thuiscomputer doen. Al de rest gebeurt ofwel via de cijferberoepen, ofwel via de belastingadministratie zelf.

 

Het feit is dat nu niet alleen de cijfergegevens, maar ook de codes moeten worden overgenomen en dat een aantal mensen daardoor waarschijnlijk fouten zal maken. Vooral de modale belastingplichtigen, maar ook de sociaal zwakkeren, riskeren uit de boot te vallen.

 

Ik kom tot mijn vragen.

 

Welke antwoord geeft de regering op de groeiende vraag om eindelijk werk te maken van die vereenvoudiging? In welke mate vindt u dat zelf prioritair? Wat is de timing voor die vereenvoudiging?

 

Collega Van der Maelen heeft er al naar verwezen. Uw minister van Financiën heeft al een hele tijd beloofd dat van de vooraf ingevulde belastingbrief werk zou worden gemaakt, maar tot nu toe is dat nog niet het geval. We zitten vandaag met een nogmaals aangepaste belastingbrief. Kunt u daarover een woordje uitleg geven?

 

02.03 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mijnheer de voorzitter, ik heb de opdracht gekregen van de minister van Financiën en de regering om een werkgroep over de vereenvoudiging van de fiscaliteit op te richten. Deze werkgroep zal drie doelstellingen trachten te bereiken.

 

Ten eerste, in de werkgroep zullen concrete voorstellen worden gedaan om de perceptie die de belastingplichtige van de huidige wetgeving heeft te vereenvoudigen, bijvoorbeeld door de vooraf ingevulde aangifte.

 

Er zijn honderden vakjes in de belastingaangifte. 50 procent van de belastingplichtigen maakt slechts gebruik van minder dan 9 vakjes. Voor de helft van de belastingplichtigen is het eigenlijk zeer eenvoudig. Ze gebruiken slechts 9 vakjes. Het lijkt echter moeilijk omdat de belastingaangifte bestaat uit een klein boekje met een tiental pagina’s en honderden verschillende vakjes. Het is niet zo dat het moeilijk is voor iedereen, er zijn zeer veel mensen voor wie het heel eenvoudig is. Het is dus ook een kwestie van perceptie. We zullen nagaan of we de presentatie van de belastingaangifte niet kunnen vereenvoudigen.

 

Het tweede doel van deze werkgroep is het bereiken van een consensus over de interpretatie van de stelselmatig problematische wettelijke regels om de rechtszekerheid te vergroten en door een meer transparante en stabiele toepassing van de geldende regels een vereenvoudiging te bereiken. Er zijn nog mensen die moeilijkheden hebben met de beroepskosten enzovoort. Wij moeten nagaan of het mogelijk is dat te vereenvoudigen.

 

Het derde doel is om in een budgettair neutraal kader maatregelen tot aanpassing voor te stellen om de toepassing van de huidige regels te vereenvoudigen.

 

Er vindt maandelijks een vergadering plaats van deze werkgroep, behalve als er een specifiek onderwerp zou zijn. De openingsvergadering vond plaats op 4 maart. Een nieuwe vergadering volgde op 23 maart. De volgende vergadering is gepland voor 20 april. De werkgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers en deskundigen die rechtstreeks bij de wetgeving betrokken zijn. Hij wordt vervolledigd door vertegenwoordigers uit de administratie en de gerechtelijke wereld. Tijdens de inhuldiging zijn de verenigingen vertegenwoordigd door hun voorzitter en tijdens de technische vergaderingen door vakspecialisten.

 

Er zijn in die groep drie beroepsorganisaties: het Verbond van Belgische Ondernemingen, Unizo en l’Union de Classes moyennes. Er zijn in die groep ook drie instituten van de cijferberoepen, namelijk het IAB, het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten, het IBR, het Instituut van de Bedrijfsrevisoren en het BIBF, het Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten. Twee federale ombudsmannen, of hun vertegenwoordigers in de technische werkgroepen nemen ook deel, net als vier vertegenwoordigers van de FOD Financiën, drie fiscale juristen uit de drie Gewesten, namelijk de heren Schrama, Coppens en Van Dijck en Febelfin.

 

Op de eerste technische vergadering van vorige maandag hebben zij over de vooraf ingevulde belastingaangifte gesproken. In het persbericht dat ik heb meegedeeld, heb ik niet gezegd of beloofd dat volgend jaar 3 miljoen mensen een vooraf ingevulde belastingaangifte zullen krijgen, maar wel dat wij bij de FOD Financiën al over zeer veel informatie beschikken, die terug te vinden is in Tax-on-web. Iedereen vindt die terug in zijn eigen Tax-on-web-presentatie. Het is mogelijk tot 3 miljoen belastingaangiften. Wij zijn nu aan het werken voor de eerste doelgroepen, waaronder waarschijnlijk de gepensioneerden, de werklozen en een groot deel van de loontrekkenden, maar niet alle loontrekkenden, want sommigen hebben een moeilijkere fiscale toestand.

 

Wat uw andere vragen betreft, mijnheer Goyvaerts, sluit ik mij volledig aan bij het antwoord dat de minister van Financiën u vorige week donderdag in de Kamer heeft gegeven. Het zal dus nog mogelijk zijn om de belastingaangifte in de lokale kantoren te deponeren.

 

02.04  Dirk Van der Maelen (sp.a): Er komen bij mij toch enkele vragen naar boven.

 

Ten eerste, mijnheer de staatssecretaris, is het mogelijk het nu al te doen, niet bij 3 miljoen, zegt u, maar toch bij een groot aantal? De vraag is waarom het nog niet is gebeurd als de minister van Financiën het reeds in 2002 publiekelijk had aangekondigd?

 

Ten tweede, ik lees in de krant – ik heb daar nu niets over gehoord, mijnheer de staatssecretaris – dat u eraan denkt een systeem in te voeren waarbij aan de belastingplichtige zou worden gevraagd zijn toestemming aan de bank te geven om informatie die bij de bank is en die nuttig is voor het invullen van de aangifte over te dragen. Klopt dat? Zo ja, zal dat geen berg paperassen en administratief werk met zich brengen?

 

In sommige kranten las ik een tijdje geleden ook dat de heer Six zei klaar te staan, maar dat de banken bepaalde informatie niet willen geven. Zijn er gesprekken aan de gang met de banken? Op welke problemen botst dat bij de banken? Ik heb bij een eerdere gelegenheid reeds gezegd dat als het nodig is te komen tot wetgeving waardoor banken worden verplicht dat soort informatie door te geven, u bij mij een stem zult vinden. Ik ken verschillende landen waar dat al het geval is. In Frankrijk bestaat die wetgeving al waarbij banken informatie over rente en informatie over pensioenen en zo meer vrijgeven.

 

Trouwens, nog iets wat bij het lezen van die krantenartikelen opviel. Een van uw medewerkers zei dat er nog een probleem is inzake de pensioenen. Bij mijn weten bestaat er sinds 1995 een wet die de banken oplegt alle informatie over pensioenen door te geven aan de fiscus. Ik snap dus niet goed wat daar het probleem is.

 

Ook begrijp ik niet goed wat het bankgeheim hier bij komt kijken. Volgens mij heeft dit weinig of niets te maken met het bankgeheim.

 

Ik zou daar graag van u iets meer over vernemen. Wat staat concreet een brede toepassing in de weg? Met breed bedoel ik: breder dan de informatie die u nu al hebt. Wat staat een toepassing in de weg die ook rekening houdt met levensverzekeringen en met hypothecaire renten? Klopt het dat de banken weigeren, of is er iets anders?

 

02.05  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik stel vast dat die werkgroep een uit de kluiten gewassen werkgroep is, als men kijkt naar alle vertegenwoordigers die erin zetelen. Ik hoop dat dit op een efficiënte manier en op korte termijn tot resultaat zal leiden.

 

In verband met de vooraf ingevulde belastingaangifte, het cijfer van 3 miljoen is de som van al hetgeen tot op heden reeds is gebeurd voor die individuen, cijferberoepen, ambtenaren en de individuele aangiftes samen.

 

In verband met het ter beschikking stellen van informatie over gepensioneerden, werklozen en een groot deel of een aantal van de loontrekkenden, zoals collega Van der Maelen reeds heeft gezegd, dat is informatie waarover u reeds een aantal jaren beschikt. Het gaat over mensen die systematisch slechts van die negen vakjes gebruik maken om hun belastingaangifte in te vullen.

 

Mijnheer de staatssecretaris, ik kan alleen maar vragen om in die maandelijkse vergadering van die werkgroep vooruitgang te boeken op korte termijn.

 

In verband met het gegeven van het bankgeheim, zoals collega Van der Maelen aanhaalde, ik heb toch de indruk dat er daar nog wat angeltjes onder het gras zitten. Die moeten mijns inziens ook worden uitgeklaard.

 

02.06 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mijnheer de voorzitter, het doel is om zo vlug mogelijk te beginnen, niet onmiddellijk met 3 miljoen of met miljoenen maar met 100.000 vooraf ingevulde belastingaangiften voor volgend jaar.

 

In de werkgroep, u hebt dat gehoord, is Febelfin vertegenwoordigd. Een van de doelen van deze werkgroep is om een oplossing te vinden voor de moeilijkheden die nog bestaan bij de FOD Financiën en Febelfin om alle nodige informatie te krijgen om zo vlug mogelijk en met een zo groot mogelijke omvang naar de vooraf ingevulde belastingaangifte te evolueren.

 

Voor een bredere toepassing is het best om een kleine stap vooruit te zetten en dan nog verdere stappen vooruit te zetten in plaats van onmiddellijk een enorme revolutie te ontketenen.

 

02.07  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, ik zou u nog een suggestie willen doen. Om de gewone belastingbetaler ook te vertegenwoordigen in die groep zou u misschien de bemiddelingsdienst, als die ooit wordt opgericht, kunnen laten zetelen in die werkgroep.

 

Ik vind het immers onrechtvaardig dat professionelen, onder de vorm van vennootschappen en zelfstandigen, vertegenwoordigd door cijferberoepen, wel in de werkgroep zitten, maar dat men de gewone belastingplichtige blijkbaar is vergeten.

 

02.08 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Er zetelen twee ombudsmannen in.

 

De voorzitter: Wij gaan Test-Aankoop er ook niet bij zetten.

 

02.09  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik zou ook de vakbonden kunnen voorstellen.

 

De voorzitter: Ik heb er helemaal niet aan gedacht. Ik heb er helemaal geen behoefte aan om daaraan te denken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Vraag nr. 11382 van mevrouw Muylle wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

03 Vraag van de heer Bruno Tuybens aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de erkenning van verenigingen inzake fiscale aftrekbaarheid van giften" (nr. 11414)

03 Question de M. Bruno Tuybens au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la reconnaissance des associations dans le cadre de la déductibilité des dons" (n° 11414)

 

03.01  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik werd gecontacteerd door de vzw Help the Children die op 15 september 2008 via een aangetekende brief een aanvraag om erkenning heeft ingediend in het raam van de fiscale aftrek van giften. Tot op heden heeft die organisatie nog geen antwoord gekregen. U kent de vereniging. Ik heb u er ook over aangesproken. Het gaat om de vereniging die Bulgaarse weeskinderen wil helpen.

 

U zult begrijpen dat deze organisatie geregeld wordt aangesproken door mensen die deze actie steunden of nog steeds steunen. Om spoedig een antwoord te kunnen geven op hun vragen hadden zij van u graag geweten wanneer deze erkenning zal worden gefinaliseerd.

 

Is de erkenning voor de fiscale giften vanaf 2009 reeds toegekend aan deze vereniging? Zo ja, sinds welke datum?

 

Is de vereniging hiervan in kennis gesteld? Zo neen, wat zijn de nodige stappen die moeten worden gezet om deze erkenning af te leveren? Wat is de daartoe voorziene datum.

 

Mijnheer de minister, bijkomend wil ik u het volgende vragen. Vindt u het logisch, verantwoord en opportuun dat er zo'n lange wachttijd tussen aanvraag en beslissing moet worden ingebouwd?

 

Hebt u weet van andere verenigingen die in 2008 een aanvraag hebben ingediend om de fiscale aftrekbaarheid van giften te kunnen aanbieden aan de donateurs voor de giften vanaf 2009 en die nog wachten op de behandeling en beslissing inzake hun erkenningdossier?

 

03.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Tuybens, de vzw Help the Children heeft een aanvraag ingediend om een erkenning te verkrijgen als instelling bedoeld in artikel 104 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992.

 

Er werd door de vereniging niet aangeduid voor welke categorie zij de erkenning wenst. De centrale dienst van de administratie Directe Belastingen heeft geoordeeld dat het een instelling betreft die hulp verleend aan ontwikkelingslanden en dat de erkenning, gelet op de datum van de aanvraag, wordt gevraagd vanaf het kalenderjaar 2009. Dat was de conclusie van de centrale dienst.

 

De erkenning van een instelling in het kader van de fiscale aftrek van giften gebeurt door de minister van Financiën en in dit geval de minister van Ontwikkelingssamenwerking. Enerzijds voeren de plaatselijke taxatiediensten van de Directe Belastingen een grondig onderzoek uit van de boekhouding. Anderzijds onderzoekt de minister van Ontwikkelingssamenwerking de voorwaarden betreffende de activiteiten.

 

Vervolgens doen de centrale diensten van de Administratie van de ondernemings- en inkomstenfiscaliteit een laatste, globaal onderzoek van het dossier. Naar gelang van het resultaat van het onderzoek leggen zij mij een ontwerp van erkenning of afwijzing ter ondertekening voor. Voornoemde procedure duurt gemiddeld zes maanden tot een jaar.

 

Wij hebben contact opgenomen met de vzw en met de genoemde administratie. Normaal moet er een positief antwoord voor het geval in kwestie komen. Wij wachten nog op de laatste bemerkingen van mijn administratie en van de administratie van de minister van Ontwikkelingssamenwerking.

 

Ik herhaal dat een termijn van zes maanden tot een jaar voor het krijgen van een antwoord normaal is. De vraag was volgens de administratie voor het kalenderjaar 2009.

 

In antwoord op uw derde vraag wijs ik er u op dat de Administratie der Directe Belastingen niet over een statistiek beschikt die toelaat een antwoord op uw vraag over 2008 te geven.

 

Mijnheer Tuybens, ik zal rechtstreeks contact met mijn administratie opnemen om een aanvullende commentaar bij het antwoord over de vzw in kwestie te geven.

 

03.03  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, een vereniging start. In dit geval is de vereniging in de zomer van 2008 gestart. Zij heeft in september 2008 een aanvraag ingediend om fiscale aftrekbaarheid te kunnen verkrijgen. Indien de vereniging in 2009 acties voor het werven van potentiële donateurs onderneemt en op dat ogenblik niet kan aantonen dat zij fiscale aftrekbaarheid van giften kan aanbieden en pas na een jaar – dus in september 2009 –, op een ogenblik dat er al negen maanden van het jaar voorbij zijn, de zekerheid op fiscale aftrekbaarheid krijgt, is het voor de vereniging bijzonder moeilijk om fiscaal aftrekbare en andere giften bij het publiek te kunnen werven.

 

Daarom had ik mijn tweede vraag ook uitdrukkelijk gesteld. Is het met name logisch en verantwoord dat het zo lang moet duren, vooraleer de aanvraag kan worden gehonoreerd en de eindbeslissing wordt genomen?

 

Ik begrijp uit uw antwoord dat de langdurige periode voor het nemen van de eindbeslissing ook met andere collega’s dan uzelf te maken heeft. Ik zou u niettemin in uw hoedanigheid van minister van Financiën willen oproepen om er bij uw regeringscollega’s – in dit geval zijn het zelfs uw partijgenoten – op aan te dringen dat zij ervoor zorgen dat de doorlooptijd om tot de beslissing te komen, veel korter wordt.

 

De termijn moet zeker korter worden, wanneer het gaat om een vzw die alleen maar een heel nobele en ethisch absoluut correcte doelstelling heeft.

 

Het spreekt voor zich dat ik nu ook de minister van Ontwikkelingssamenwerking op de kwestie zal aanspreken.

 

Ik hoop in ieder geval dat wij in de eerstkomende weken volledige zekerheid aan de betrokken vzw kunnen bieden.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03.04  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik heb ondertussen ook met de heer Goyvaerts afgesproken om mijn tweede en enige andere vraag, met name vraag nr. 11882, te mogen stellen. Hij ging daarmee akkoord, indien ook u daarmee akkoord gaat.

 

De voorzitter: Het is bijzonder vriendelijk dat u de vraag aan hem stelt. Normaal volgt nu de vraag van de heer Vercamer. U hebt dus ook het akkoord van de heer Vercamer nodig. U weet echter dat ik vandaag in een fantastische bui, ongeschoren en stropdasloos ben. Ik ben dus bereid om naar punt 23 op de agenda, zijnde uw vraag nr. 11882, over te stappen.

 

03.05  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, dat kan, indien de heer Vercamer akkoord gaat. Ik dank de heer Vercamer.

 

De voorzitter: Ik vraag u dan ook zo bondig mogelijk te zijn in uw vraagstelling en uw repliek.

 

03.06  Bruno Tuybens (sp.a): Dat zal ik absoluut doen.

 

04 Vraag van de heer Bruno Tuybens aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de winstverdeling bij de Superlotto-trekkingen" (nr. 11882)

04 Question de M. Bruno Tuybens au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la répartition des gains lors des tirages du Superlotto" (n° 11882)

 

04.01  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op vrijdag 13 maart resulteerde de tweede superlottotrekking van het jaar in drie winnaars in rang een en twintig winnaars in rang twee. Op vrijdag 13 februari was er ook een superlotto om die reden, met twee winnaars in rang een en achtentwintig winnaars in rang twee.

 

Het idee om de grote pot van vijf miljoen euro bij Super Lotto gelijkmatiger te verdelen over de eerste drie rangen is enkele jaren geleden ontstaan. Dit idee werd door de huidige federale regering overgenomen voor de trekkingen van de voorbije vrijdagen de dertiende.

 

De bedoeling was om meer diversiteit te brengen in het spelaanbod – voor degenen die de allergrootste winst beogen, is er immers nog Euromillions –, maar vooral om meer mensen te laten delen in een mooie winst. Immers, als men 50.000 euro extra kan winnen per winnaar in rang twee – 2 miljoen oude Belgische franken –, dan krijgt men toch een heel mooie ruggensteun.

 

De vijf grote winnaars van rang een kregen op 13 februari en 13 maart in de superlotto minder winst uitbetaald dan in vorige superlottotrekkingen, maar de achtenveertig winnaars in rang twee kregen wel 50.000 euro of meer dan bij een gewone lottotrekking. Bovendien is de winst van rang drie ook uitgebreid, iets wat anders niet zo gemakkelijk mogelijk is.

 

Mijnheer de minister, zal de regering deze meer sociale vorm van winstverdeling van de superlotto voortzetten of uitbreiden? Op deze wijze kan de Nationale Loterij niet alleen een meer gediversifieerd spelaanbod aanbieden, maar zich ook als een mooi voorbeeld tonen van een sociaal bewust overheidsbedrijf.

 

De Nationale Loterij is het bedrijf bij uitstek om zich dit sociale profiel aan te meten, wat zij ook doet met haar sponsoring- en subsidiebeleid voor de goede doelen.

 

04.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Reynders, sinds oktober 2004 heeft de Nationale Loterij zestien trekkingen van superlotto georganiseerd.

 

De eerste superlottotrekking met winstverdeling over de eerste drie rangen werd in december 2006 ontwikkeld. Het gaat om een veel bredere spreiding van de te verdelen winsten, waarbij wordt tegemoetgekomen aan de wens van een belangrijk deel van onze spelers en waarmee we veel spelers gelukkig maken.

 

Deze winstverdeling heeft als nadeel dat zij de droom veel minder voedt dan de trekkingsformule met winstverdeling enkel in rang een.

 

Het is belangrijk voor de Nationale Loterij en voor de Lotto dat de wensen van alle spelers kunnen worden vervuld, namelijk dat er een enorme som kan worden gewonnen, of dat er een minder grote som kan worden gewonnen, maar door meer winnaars. Daarom werd in het directiecomité van 2 oktober 2008 en in de raad van bestuur van 14 oktober 2008 beslist dat in 2009 de superlotto die wordt georganiseerd voor een vrijdag de 13de de formule volgt van een winstverdeling over de eerste drie rangen en dat een superlotto die wordt georganiseerd bijvoorbeeld ter gelegenheid van eindejaar de formule volgt van winstverdeling enkel in rang 1.

 

Een winstverdeling over de eerste drie rangen is meer gepast voor een vrijdag omdat spelers op vrijdag reeds de mogelijkheid hebben om voor zeer grote winst te spelen met Euromillions. Met die enorme winsten kan de Lotto immers nooit concurreren. In 2009 zijn er drie vrijdagen de dertiende en worden er dus drie superlottotrekkingen georganiseerd met winstverdeling over de eerste drie rangen en wordt er één superlottotrekking georganiseerd met winstverdeling in rang 1, op 31 december 2009. Er zijn er dus drie volgens uw voorstel en nog één met winstverdeling enkel in rang 1.

 

04.03  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik zal het zeer kort houden zoals u hebt gevraagd.

 

Ik dank de minister voor zijn antwoord. Wat ik mis – ik vermoed echter dat de minister daar niet op zal kunnen antwoorden – is de beslissing of dit een situatie zal zijn die zich voortzet ofwel of dit uitsluitend afhangt van het directiecomité en de raad van bestuur.

 

04.04 Minister Didier Reynders: Het is een beslissing voor 2009 maar ik denk dat we voor de komende jaren in dezelfde richting moeten gaan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mevrouw Van der Auwera is niet aanwezig en haar vraag nr. 11485 wordt bijgevolg geschrapt.

 

05 Vraag van de heer Stefaan Vercamer aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de provinciehuizen" (nr. 11655)

05 Question de M. Stefaan Vercamer au ministre de l'Intérieur sur "les palais provinciaux" (n° 11655)

 

05.01  Stefaan Vercamer (CD&V): Ik wil duidelijkheid over de eigenaarsverhouding van de provinciehuizen die blijkbaar eigendom zijn van de federale Staat.

 

In artikel 70 van de Provinciewet staat onder punt 4 dat de huur en het onderhoud van het provinciehuis met onderhoud en vernieuwing van het meubilair ten laste zijn van de Staat. Die Provinciewet is nu geregionaliseerd op een paar artikels na. Het was de bedoeling om tot nieuwe eigenaarsverhoudingen te komen van die provinciehuizen, die men soms ook provinciale gouvernementen noemt.

 

Wat is de stand van zaken van de overdracht van die federale eigendommen?

 

Met wie wordt hierover onderhandeld?

 

Wordt er uitsluitend onderhandeld met de gewestelijke overheden, of ook met de provincies zelf?

 

Wanneer ziet de minister een afronding van de onderhandelingen?

 

05.02 Minister Didier Reynders: Ingevolge de Lambermont-akkoorden werd bij toepassing van de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende de overdracht van de diverse bevoegdheden aan de Gewesten en de Gemeenschappen, het ontwerp van koninklijk besluit opgemaakt houdende de overdracht van een bepaalde gebouwen of van gebouwdelen naar het Vlaamse of het Waalse Gewest. Deze gebouwen hebben zowel betrekking op de provinciale bestuursgebouwen als op de gebouwen van het vroegere ministerie van Middenstand en Landbouw.

 

Aangezien er zowel door de Waalse als door de Vlaamse regering financiële compensaties worden gevraagd voor de overdracht van bepaalde gebouwen van het vroegere ministerie van Middenstand en Landbouw, werden alle overdrachten, ook die van provinciale gebouwen, geblokkeerd en dient er gewacht te worden op de beslissing van de interministeriële werkgroep Financiën en Begroting.

 

Ik heb een reactie gekregen van de Vlaamse regering. Zij vragen misschien geen financiële compensatie. Het is onmogelijk voor een federale staat om iets te betalen voor zo een transfer. Ik heb dus een voorstel op tafel gelegd om alle gebouwen te transfereren zonder enige financiële compensatie, behalve voor die gebouwen waarvoor een financiële compensatie is gevraagd. Dat geldt dus enkel voor het Waalse Gewest.

 

Totnogtoe heb ik geen finale beslissing van de interministeriële conferentie gekregen. Tijdens het volgende Overlegcomité zullen we wel een oplossing bereiken.

 

05.03  Stefaan Vercamer (CD&V): Ik hoop enkel dat het zo snel mogelijk wordt geregeld.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de verwaarloosde toestand van het park van Tervuren, wat betreft het gedeelte van de Regie der Gebouwen" (nr. 11733)

06 Question de M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'état de délabrement du parc de Tervuren, en ce qui concerne la partie ressortissant aux compétences de la Régie des Bâtiments" (n° 11733)

 

06.01  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, in de nieuwsuitzending van VTM op maandag 9 maart werd een triestig beeld geschetst van de verwaarloosde toestand van het park van Tervuren, meer specifiek het gedeelte dat behoort bij het Afrikamuseum en dat onder de bevoegdheid van de Regie der Gebouwen valt.

 

De verwaarlozing valt op door de verloederde standbeelden, die ten prooi vielen aan vandalisme, de bouwvallige infrastructuur – vooral de toegangspoort blijkt er slecht aan toe te zijn – en door een aantal vijvers die er onbeheerd bij liggen en meer weg hebben van een stortplaats dan van een vijver.

 

Wie al eens in het park van Tervuren rondloopt, moet vaststellen dat dat in schril contrast staat met de restauratie die is uitgevoerd door het Vlaams Agentschap voor Natuur en Bos van de Vossemvijver met de aanleg van de bijbehorende beplanting en wandelpaden. Ook de Oude Molen, die voor de overdracht aan Vlaanderen jarenlang in een zeer slechte toestand stond te verkommeren, is ondertussen blijkbaar overgeheveld en is in de laatste fase van de herstelling.

 

Mijnheer de minister, Ik heb hierover een aantal vragen. Ten eerste, vanwaar het sterke contrast tussen de snelle en efficiënte aanpak van de renovatie van het park van Tervuren door het Vlaams Agentschap voor Natuur en Bos en de aarzelende en besluiteloze aanpak door de Regie der gebouwen?

 

Ten tweede, wat is de oorzaak dat de restauratie van het gedeelte dat behoort bij het Afrikamuseum zo lang op zich laat wachten?

 

Ten derde, hoelang zal de huidige verwaarloosde toestand nog blijven bestaan?

 

Ten vierde, in welke budgetten werd voorzien om de restauratie van het gedeelte dat behoort bij het Afrikamuseum uit te voeren?

 

Ten vijfde, binnen welk tijdskader worden de renovatiewerken aangevat?

 

Ten zesde, binnen welk tijdskader worden de renovatiewerken beëindigd?

 

Ten zevende, zou het niet beter zijn, voor een goede bewaring en Instandhouding van patrimonium van het park van Tervuren, om ook het resterende federale gedeelte over te hevelen naar het Vlaamse Gewest? Wanneer ik hoor dat de provinciegebouwen worden overgeheveld, moet dat er ook nog bij kunnen, zonder dat wij daarvoor een vergaande staatshervorming moeten organiseren.

 

Ik ben zeer benieuwd naar het antwoord.

 

06.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Goyvaerts, het lijkt mij onmogelijk beide delen van het park te vergelijken. Het gedeelte dat wordt beheerd door het Vlaams Agentschap voor Natuur en Bos, is het gedeelte van het park dat aansluit bij het Zoniënwoud en grotendeels uit bos bestaat.

 

Het beheer van het federaal gedeelte is heel wat gecompliceerder. Het bestaat uit verschillende gebouwen en andere structurele elementen, beelden, de Franse tuinen, vijvers, grasperken, verharde wegen. Bovendien gaan hier grootschalige activiteiten door, wat niet het geval is voor het andere gedeelte.

 

Die activiteiten zorgen voor schade aan de grasperken en wandelpaden. De schade kan niet altijd onmiddellijk worden hersteld, omdat bijvoorbeeld het gras zich in de winter niet kan herstellen.

 

De Regie der Gebouwen heeft via een architectuurwedstrijd een multidisciplinair studieteam aangesteld. Dat studieteam heeft in een masterplan een algemene visie ontwikkeld op de renovatie van het museum, de bijhorende gebouwen, de archeologische site en het federale gedeelte van het park. Het studieteam is gestart met het uitwerken van de studie voor de renovatie en restauratie van het museumgebouw. De andere gebouwen worden in volgende fases aangepakt. Ondertussen lopen er andere, kleinere, maar niet onbelangrijke projecten.

 

Ik geef een overzicht van de werken. De consolidatie van de archeologische site is begin maart 2009 gestart en zal in juli worden beëindigd. Via een erfpachtovereenkomst zal vanaf 1 januari 2010 de archeologische site door de gemeente Tervuren worden beheerd. Zij zal de site toegankelijk maken voor het publiek.

 

Er is een replica in de maak van het standbeeld voor het Koloniënpaleis. Er wordt naar gestreefd om het beeld tegen de zomer te plaatsen.

 

Voor de herstelling van het tuinbeeld van Cladius Civilis, een Romeinse krijger, dat door vandalen is beschadigd, is de bouwhistorische studie bijna afgerond, zodat tot de herstelling kan worden overgegaan.

 

De bouw van het Bootjeshuis is gestart. Een heropening door de concessionaris tegen de herfst van 2009 lijkt realistisch.

 

Het contract voor het onderhoud van het federaal gedeelte van het park eindigde eind vorig jaar. De aanbestedingsprocedure voor het aanstellen van een nieuwe aannemer verloopt zeer moeilijk, ten gevolge van een klacht bij de Raad van State van een van de inschrijvers. Een oplossing is evenwel in de maak, zodat de toestand binnen afzienbare tijd zal worden opgelost. Jaarlijks besteedt de Regie der Gebouwen een bedrag van 1 miljoen euro voor het periodiek onderhoud van het federaal parkgedeelte.

 

In totaal is momenteel in een bedrag van 66,5 miljoen euro voorzien. Prioriteit wordt gegeven aan het museumgebouw. De renovatie zal starten binnen anderhalf jaar en zal over drie tot vier jaar voltooid zijn. Het Museum voor Midden-Afrika behoort tot de tien federale wetenschappelijke instellingen.

 

Een overdracht van het federaal gedeelte van het park wordt thans niet overwogen. Op het vlak van het onderhoud en beheer van het volledig park kan er natuurlijk wel worden samengewerkt met het Vlaams Agentschap voor Natuur en Bos. Dat was ook initieel de bedoeling, maar de vraagprijs aan Vlaamse zijde was dermate hoog dat de samenwerking uiteindelijk niet is doorgegaan. De kosten die het Vlaams agentschap wou aanrekenen voor het onderhoud van het federaal parkgedeelte, lagen immers hoger dan het volledig onderhoudsbudget van de Regie der Gebouwen voor al haar gebouwen in Vlaams-Brabant. Dat is een beetje te duur voor ons.

 

06.03  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik had er mij min of meer aan verwacht dat de minister zou zeggen dat men nog niet van plan is om het park van Tervuren en het bijhorende Afrikamuseum over te hevelen naar Vlaanderen.

 

Er komt ooit misschien wel eens een moment dat al die federale wetenschappelijke instellingen zullen worden overgeheveld, zoals dat met de Plantentuin ook is gebeurd, alleen hoop ik dat dan de calvarieberg niet zo groot zal zijn zoals wij momenteel meemaken.

 

Dit gezegd zijnde dank ik de minister alleszins voor de gedetailleerde informatie die hij heeft gegeven rond de verschillende stappen in de renovatie van dat park van Tervuren wat het gedeelte van de Regie der Gebouwen betreft.

 

Ik stel alleen vast dat er nog aanzienlijke investeringen moeten gebeuren en dat het ook over een aanzienlijk tijdspad loopt.

 

Wat de laatste opmerking betreft over de mogelijke overname door het Vlaams Agentschap voor Natuur en Bos kan ik er natuurlijk niet over oordelen of de vraagprijs te hoog was. Dat is het gegeven dat u mij meegeeft.

 

In eerste instantie was het mijn bedoeling alle details te kennen. Ik heb deze gekregen en ik stel voor dat ik dit dossier ook opneem in de opvolgingslijst en erop te gepasten tijde terugkom.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Punt 9 van de agenda, vraag nr. 11689 van mevrouw Van Cauter, wordt uitgesteld omdat zij in het buitenland verblijft.

 

07 Samengevoegde vragen van

- de heer Peter Vanvelthoven aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de berekening van de belastingen van gepensioneerden, werklozen en andere uitkeringstrekkers" (nr. 11690)

- de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de recente verkeerde belastingaanslag voor bepaalde belastingplichtigen" (nr. 11705)

07 Questions jointes de

- M. Peter Vanvelthoven au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le calcul des impôts des pensionnés, des chômeurs et d'autres bénéficiaires d'allocations" (n° 11690)

- M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les avertissements-extraits de rôle erronés adressés récemment à certains contribuables" (n° 11705)

 

07.01  Peter Vanvelthoven (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik wil het niet hebben over de laatste vergissing van uw administratie die deze week in de pers is verschenen, maar die daarvoor, van een tweetal weken geleden. Wij werden toen in kennis gesteld van nog maar eens een verkeerde berekening van uw administratie. Het ging over de categorie van gepensioneerden, mensen die een ziekte-uitkering ontvangen of werkloos zijn. Zij werden blijkbaar geconfronteerd met een te hoge belastingaanslag.

 

Ik vermoed dat dit te maken heeft met wat een van de vorige regeringen heeft beslist. In februari 2008 heeft de regering met begrotingsminister Leterme een maatregel ingevoerd die erop neer kwam dat de belastingvrije som werd verhoogd, maar enkel voor de actieven, de lage en de middeninkomens.

 

Wij gingen daarmee akkoord, maar wij hebben toen aan de regering gevraagd of het niet was aangewezen, in het kader van de toenmalige prijsverhogingen en de verhoging van de levensduurte, om de verhoging van de belastingvrije som ook toe te kennen aan gepensioneerden, werklozen, zieken en invaliden.

 

De regering wou daar toen niet van weten. Ik vermoed – u zult het mij bevestigen – dat de fout die is gebeurd daarmee te maken heeft. De regering zei toen expliciet dat het voordeel van de verhoging van het basisbedrag van de belastingvrije som enkel ten goede kwam aan de actieven en dat, met andere woorden, de belastingvermindering die bestaat voor gepensioneerden, werklozen, zieken en invaliden zou worden verminderd met het belastingvoordeel voor de actieven. Ik vermoed dat de fout die nu is gemaakt erop neerkomt dat men de vermindering op de belastingvermindering niet heeft toegepast.

 

Mijnheer de minister, ik heb de volgende vragen.

 

Ten eerste, klopt het – wat ik denk – dat de taxatiefout is gemaakt in het kader van de verhoging van het belastingvrije minimum, destijds opgemaakt in de begrotingsopmaak 2008, onder begrotingsminister Yves Leterme, en waarvan gepensioneerden, werklozen, zieken en invaliden door de regering werden uitgesloten? Heeft het daarmee te maken?

 

Ten tweede, over hoeveel mensen gaat het exact? Hoeveel mensen hebben een foutieve aanslag ontvangen?

 

Ten derde, wat is het totale bedrag van de taxatiefout?

 

Ten vierde, wat is het hoogste en het laagste bedrag dat ingevolge de fout van uw administratie aan de betrokkenen moet worden terugbetaald?

 

De voorzitter: Niet het gemiddelde?

 

07.02  Peter Vanvelthoven (sp.a): Mijnheer de voorzitter, het gemiddelde kan ik berekenen door mijn vragen twee en drie door elkaar te delen. Ik heb in het vijfde humaniora nog een onderscheiding wiskunde gehaald.

 

Mijnheer de minister, ik kom tot mijn laatste vraag. Zet u echt door in de terugvordering van de foutieve aanslagen of is de regering coulant en neemt de administratie die fout op zich? Het gaat immers om de zwakkeren in onze samenleving.

 

07.03  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit mij aan bij de toelichting van de heer Vanvelthoven. Wij worden inderdaad geconfronteerd met een zoveelste rekenfout van uw administratie. Uit informatie van de fiscale administratie, bevestigd door de directeur-generaal Carlos Six, blijkt dat er opnieuw een verkeerde berekening is gebeurd in de belastingsaanslag van zowat 11.000 belastingplichtigen. Het zou in hoofdzaak gaan om gepensioneerden en werklozen, die tussen 120 en 600 euro zouden moeten bijbetalen.

 

Ten eerste, wat is de exacte aanleiding of de fiscaal-technische reden van deze taxatiefout of interpretatiefout?

 

Ten tweede, werd de implementatie van de wetswijziging door de fiscale administratie grondig getest en gevalideerd?

 

Ten derde, hoeveel belastingplichtigen werden door deze foutieve berekeningen of interpretatiefout exact getroffen?

 

Ten vierde, wat is het hoogste bedrag van deze taxatiefout?

 

Ten vijfde, wat is het totale bedrag van de verkeerde belastingaanslag?

 

Ten zesde, zal de fiscale administratie deze verkeerde belastingaanslag rechtzetten en een herberekening doorvoeren of dienen de betrokkenen eerst het verschuldigde bedrag te betalen?

 

Ten zevende, werden uit deze zoveelste misser van de fiscale administratie lessen getrokken om mogelijke andere kinderziektes in deze nieuwe programmatuur grondiger te testen alvorens de aanslagbiljetten naar belastingplichtigen te sturen?

 

07.04 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, collega’s, er is inderdaad een vergissing gemaakt bij de berekening van de bijkomende vermindering voor vervangingsinkomsten. Die bijkomende vermindering werd ten onrechte toegepast op het inkomen na toekenning van het huwelijksquotiënt, in plaats van voor toekenning van het huwelijksquotiënt.

 

Het gaat in totaal om 11.370 belastingplichtigen. Er werd voor een totaal van 1.755.227,31 euro te weinig belasting geheven. Het hoogste terug te betalen bedrag is 1.133,67 euro. Negentien belastingplichtigen moeten bedragen tussen 400 euro en dat bedrag terugbetalen. Het laagste bedrag is 4 eurocent. 1.126 personen moeten 25 euro of minder terugbetalen.

 

De gemiddelde terug te betalen som bedraagt 151,01 euro. Het gaat om het verkeerd toepassen van de bijkomende vermindering voor vervangingsinkomsten, artikel 154 WIB ’92; de feitelijke vrijstelling, zoals hierboven uiteengezet. De betrokkenen zijn gehuwden met een pensioen. Er werd te weinig belasting geheven. Bedragen kleiner dan 2,5 euro worden niet teruggevorderd. Elke betrokken belastingplichtige heeft intussen een brief gekregen van de fiscale administratie. Dat is misschien ook de reden waarom ik hierover vragen heb gekregen.

 

07.05  Peter Vanvelthoven (sp.a): Mijnheer de minister, ik noteer uw antwoord. Het is niet de eerste keer dat er vergissingen gebeuren en het zal ook niet de laatste keer zijn.

 

De voorzitter: Hij zal blijven, dus het zal niet de laatste zijn.

 

07.06  Peter Vanvelthoven (sp.a): Dat is de enige zekerheid die we hebben.

 

07.07 Minister Didier Reynders: (…)

 

(…): Nu geeft de minister toe dat hij de bron is van alle leed bij Financiën.

 

07.08 Minister Didier Reynders: Ik heb zelf een scenario van het programma voor Financiën tot en met 2019.

 

07.09  Peter Vanvelthoven (sp.a): Dus de regering is toch op lange termijn bezig. In het kader van het herstelplan is het belangrijk om te weten dat de minister van Financiën tot 2019 bijzondere plannen heeft. Vermits de minister nog een tiental jaren blijft, is het toch wel belangrijk om te weten of hij zinnens is in zijn administratie waar keer op keer fouten gebeuren, in te grijpen om dergelijke fouten in de toekomst te voorkomen. Het is wraakroepend dat zoveel mensen, zoveel gezinnen, met die fouten worden geconfronteerd en uiteindelijk de rekening moeten betalen.

 

Het is niet de eerste fout en wellicht niet de laatste. Mijn vraag is of dergelijke fouten aanleiding geven om bij te sturen en bepaalde mensen op hun verantwoordelijkheid te wijzen.

 

07.10  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, als ik het mij goed herinner, is het een maatregel uit 2001 die in werking trad in 2004. Ik pleit ervoor, als men algoritmen in de berekeningsprogramma’s aanpast, dat men dat degelijk test. Men heeft het een aantal jaren op een correcte manier verwerkt; het aanslagbiljet was dan juist. Men heeft nu gekozen om naar een ander platform te gaan, een ander algoritme te gebruiken en weet ik veel wat, en dan komt daar dus plots die fout uit, die een voldoende aantal belastingplichtigen raakt, namelijk ongeveer 11.300.

 

Ik heb er geen bezwaar tegen dat u de administratie moderniseert, maar als dat elke keer gepaard gaat met kinderziekten, stel ik voor dat men een week meer uittrekt om het lopende fiscale jaar eens opnieuw door de nieuwe algoritmen te duwen, om na te gaan of men identiek hetzelfde resultaat krijgt en die fout zich dus niet meer kan voordoen bij de volgende aangiften. Die boodschap geef ik graag mee aan uw informaticadienst.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- de heer Jan Jambon aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de kritiek van de Inspectie van Financiën op de afhandeling van de Coperfin-hervorming" (nr. 11691)

- de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het negatief advies van de Inspectie van Financiën over het ICT-project Opera" (nr. 11706)

- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de Coperfinhervorming" (nr. 11712)

- de heer Robert Van de Velde aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het advies van de Inspectie Financiën over het ICT-hervormingsproject "Opera"" (nr. 11714)

- de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het verslag van de Inspectie van Financiën over de Coperfin-hervorming" (nr. 11803)

- mevrouw Meyrem Almaci aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "informaticaproblemen binnen de fiscale administratie" (nr. 11933)

08 Questions jointes de

- M. Jan Jambon au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les critiques de l'Inspection des Finances concernant la mise en œuvre de la réforme Coperfin" (n° 11691)

- M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'avis négatif de l'Inspection des Finances concernant le projet TIC « Opera »" (n° 11706)

- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la réforme Coperfin" (n° 11712)

- M. Robert Van de Velde au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'avis que l'Inspection des Finances a rendu sur le projet de réforme TIC "Opera"" (n° 11714)

- M. Christian Brotcorne au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le rapport de l'Inspection des Finances sur la réforme Coperfin" (n° 11803)

- Mme Meyrem Almaci au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les problèmes informatiques au sein de l'administration fiscale" (n° 11933)

 

08.01  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, gelet op het aantal sprekers zal ik bondig zijn. Wij weten allemaal waarover het gaat. Het gaat over het ICT-project Opera.

 

Mijnheer de minister, nadat uw directiecomité door de Raad van State is geschorst, blijkt uit recente informatie dat ook de Inspectie van Financiën zich verzet tegen een bijkomende investering van 4 miljoen euro in ICT-middelen voor het Opera-project. Dat Opera-project is van start gegaan in 2005 en tot heden hebt u er zowat 19 miljoen euro aan besteed.

 

Velen stellen zich vragen bij de resultaten van die investering tot heden. U hebt in 2005 gezegd dat het een kantelmoment zou zijn voor de ICT-ontwikkeling op uw departement. Nu hebt u plots 4 miljoen extra nodig om die Coperfinoperatie te ondersteunen.

 

Mijn vragen zijn tweeërlei. Ten eerste, wat is uw reactie op het negatieve advies van de minister van Financiën inzake geldverspilling? Men maakt daar toch op een of andere manier allusie op in de motivatie van het advies? Ten tweede, wat is de timing voor de afspraken aangaande de concrete implementatie van Coperfin zoals gevraagd door de Inspectie van Financiën? Daar werd nogal wat kritiek over geuit. Ik had graag geweten op welke manier u die wil weerleggen.

 

08.02  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik moet beginnen met toe te geven dat de minister de oppositie in verwarring heeft gebracht. Ik weet niet meer welk hervormingsplan zal worden uitgevoerd. De vraag is gesteld, onmiddellijk na het striemende rapport van de Inspectie van Financiën, die volgde op de striemende kritiek van de Raad van State. Eigenlijk kwamen die twee instanties tot dezelfde conclusie, namelijk dat zeven jaar na de start van de Coperfinhervorming de fiscus zo goed als nergens stond.

 

Als ik de kranten mag geloven is er op de Ministerraad aan Didier Reynders meegedeeld: kijk eens, het kan niet dat u doorgaat met die informatisering, wij willen weten in welk raam die informatisering plaatsvindt. Ik heb hier een reeks artikelen die zijn gepubliceerd. In antwoord op een vraag – waaraan bijna iedereen was voorbijgegaan – werd er in de krant ineens een totaal andere structuur voorgesteld door de Inspectie van Financiën.

 

Om de verwarring compleet te maken: niet alleen de oppositie wist klaarblijkelijk niet waar het nieuwe plan ineens vandaan kwam. De top van de FOD Financiën wist ook nergens van.

 

Meer nog. Ik heb hier een tekst bij waarin zij met trots aan het personeel aankondigen dat zij in conclaaf zijn geweest en het directiecomité op 19 december 2008 uiteindelijk een aantal lijnen in het verlengde van de Coperfin-hervorming heeft uitgezet. De minister van Financiën heeft echter klaarblijkelijk andere plannen. Dat is een eerste groep belangrijke spelers die op een verkeerd been is gezet.

 

Ten tweede, binnen de meerderheid zijn Carl Devlies en Steven Vanackere van CD&V ondervraagd. Hen is gevraagd of zij van het nieuwe grote door Didier Reynders aangekondigde hervormingsplan afwisten. Beide excellenties wisten nergens van.

 

Last but not least: de man die momenteel onze commissie voor de Financiën voorzit, Luk Van Biesen, viel ook uit de lucht.

 

Mijnheer de minister, is uw plan een spookplan of is het opnieuw een van de gekende afleidingsmanoeuvres van Didier Reynders waarmee hij iedereen op het verkeerde been probeert te zetten?

 

Is het misschien om tegemoet te komen aan de vraag van uw coalitiepartners in de regering om, vooraleer er uitvoering aan uw grote informatiseringprojecten kan worden gegeven, enige klaarheid te scheppen over de structuur en het kader waarbinnen de informatisering zou vallen?

 

Mijnheer de minister, ik wacht met heel veel belangstelling op uw antwoord.

 

08.03  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit mij bij de vraag van de vorige spreker aan. Ik wil echter nog iets dieper ingaan op een aantal problemen, niet alleen inzake het ICT-luik van de Coperfinhervorming, waarover er effectief een vernietigende reactie van de Inspectie van Financiën en van de Raad van State is gekomen.

 

Ten eerste, hoeveel hebt u de voorbije vijf jaar binnen de genoemde hervormingen in informaticasystemen geïnvesteerd? Hoeveel zal u ter zake de komende jaren nog investeren? Op basis van welk idee zal u investeren? Wat is de definitieve stand van zaken van de hervormingen? Het wordt een kanteljaar.

 

Breng een beetje klaarheid in de duisternis die is ontstaan na die rapporten.

 

Ten tweede, de voorbije weken werd gewag gemaakt van wederkerende problemen op de werkvloer met het informaticasysteem waardoor de belastingaangiften zelf niet eens konden worden ingevoerd. Bijgevolg was een aantal belastingambtenaren technisch werkloos. Zij zeggen dat ze de aangiften niet konden invoeren, maar dat er ook een structureel tekort aan personeel is, wat ervoor zorgt dat de dossiers die ingevoerd zijn, nog nauwelijks kunnen worden gecontroleerd. Sommigen hebben anoniem getuigd dat zij zoveel jaren hebben gestudeerd om de finesses van het belastingsysteem te begrijpen, en dat ze nu eigenlijk niets anders doen dan cijfertjes overtypen.

 

Ze zeggen ook dat, om de achterstand te kunnen verwerken, de aangiftes in veel diensten zonder enige controle zullen moeten worden verwerkt. Uit steekproeven blijkt dat heel wat belastingplichtigen in een dergelijke situatie verschillende aftrekbare uitgaven aangeven waarop ze geen recht hebben. Omdat de pakkans steeds kleiner wordt, stijgt ook het risico dat belastingplichtigen dit soort zaken zullen doen.

 

Naast de stand van zaken omtrent het ICT-luik Opera binnen de Coperfin-hervormingen en de stand van zaken van de hervormingen zelf, wil ik u vragen op welke manier u van plan bent de huidige problemen op te lossen. Welke plannen hebt u om de problemen voorgoed op te lossen? Welke plannen hebt u om het structureel personeelstekort op te lossen? Een belastingambtenaar moet gemiddeld 9.000 aangiftes verwerken. Dat is toch waanzinnig.

 

Een heel concrete vraag betreft de situatie in Waterloo. Daar zou geruime tijd geen personeel zijn geweest om de aangiftes te verwerken. Klopt dat? Klopt het dat de ambtenaren van Nijvel die aangiften zouden hebben verwerkt? Wat is uw verklaring voor die concrete situatie?

 

08.04  Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dit dossier is via de pers naar buiten gekomen. Het toont duidelijk aan op welke manier het beleid op Financiën wordt gevoerd.

 

Uw eigen inspectie betitelt het ICT-deel van Coperfin – het Opera-project –, als geldverspilling. Sinds 2005 werd aan dit project ruim 19 miljoen euro besteed zonder dat dit leidde tot al te veel zichtbare resultaten. U vroeg om een bijkomende investering van 4 miljoen voor de informatisering, een vraag waartegen de Inspectie van Financiën zich nu zelf verzet.

 

In dit verband heb ik de volgende vragen aan u.

 

Hoe reageert u op de negatieve beoordeling van uw eigen inspectie en de aantijging van geldverspilling?

 

De inspectie eist ter zake terecht meetbare, afgesproken, realistische en tijdsgebonden afspraken. Wanneer verwacht u dergelijke afspraken te kunnen maken voor de concrete implementatie van Coperfin?

 

08.05 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, er dient enige rechtzetting te gebeuren. In tegenstelling tot wat in de media werd gepubliceerd en wat door enkele parlementsleden in hun vraagstelling is opgenomen, betreft het Opera-project op geen enkele manier ICT-materies of ICT-middelen. Het Opera-project betreft uitsluitend de ondersteuning van de organisatieveranderingen.

 

Uiteraard zijn een aantal van die organisatieveranderingen noodzakelijk ten gevolge de invoering van de verschillende nieuwe ICT-toepassingen en de daarop aansluitende modernisering van de werkwijzen. 2009-2010 is een kantelmoment waarbij heel wat nieuwe geïntegreerde toepassingen op het terrein in gebruik worden genomen.

 

Het is tevens noodzakelijk om erop te wijzen dat, in tegenstelling tot wat in de media wordt vermeld en bijgevolg door enkele parlementsleden in hun vraagstelling wordt vooropgesteld, het advies niet negatief is en dat de inspecteur van Financiën zich niet verzet tegen het dossier. De inspecteur van Financiën verbindt zijn positief advies aan enkele voorwaarden. Hierop wordt later teruggekomen.

 

Het management van de FOD Financiën heeft binnen het moderniseringsplan 2009, dat voor iedereen toegankelijk is op internet en dus volle transparantie biedt, de prioritaire projecten voor 2009 gedefinieerd. Binnen voorliggend plan wordt derhalve ook inzicht gegeven in de realisaties van de voorbije jaren. Zoals uit lezing van het moderniseringsplan blijkt is er de voorbije jaren, in tegenstelling tot wat sommigen willen doen geloven, heel wat gerealiseerd.

 

Tijdens het bezoek van de commissie van de FOD Financiën op 4 februari 2009 hebben de leden zelf kennis kunnen nemen van enkele van deze ingrijpende ICT-realisaties, die door de mensen op het terrein terecht met fierheid werden gedemonstreerd.

 

De modernisering zit uiteraard nog niet in een eindstadium. Van in het begin is uitdrukkelijk gesteld dat deze ingrijpende modernisering van Financiën tot 2015 zou duren. We zijn halfweg deze periode en het management is ervan overtuigd dat Financiën op schema zit om deze modernisering binnen deze periode te realiseren, mits zij uiteraard beschikken over de nodige middelen, zoals de toegang tot externe expertise en begeleiding.

 

De gedefinieerde projecten voor 2009 omvatten enerzijds ICT-projecten en anderzijds organisatieprojecten. Het Opera-budget betreft de omkadering en ondersteuning van een aantal van deze prioritaire organisatieprojecten en betreft de noodzakelijke kennisoverdracht en -opbouw van interne expertise inzake veranderd beheer en procesmodellering.

 

De inspecteur van Financiën vermeldt in zijn advies dat hij, en ik citeer: “met genoegen een gunstig advies verleent onder voorwaarde van de beperking van het budget en de vastlegging van de definitieve einddatum van de dienstverlening.”

 

Tegelijkertijd stelt de inspecteur als voorwaarde dat er zogenaamde SMART-doelstellingen worden gedefinieerd voor drie andere punten: de organisatiekanteling van de nieuwe structuur, de implementatie van de federale functie Cartografie en de implementatie van de ontwikkelingscirkels.

 

Wanneer u het Moderniseringsplan 2009 raadpleegt zult u vaststellen dat de doelstellingen en resultaten voor ieder project worden aangegeven en dat op de bijhorende tijdslijnen derhalve ook de tijdsindicatie wordt vermeld. Hiermee wordt het project SMART omschreven.

 

Ook de drie punten die de inspecteur van Financiën aanhaalt, en waarvoor hij de zogenaamde SMART-doelstellingen vraagt, zijn door het management in het Moderniseringsplan 2009 opgenomen. Over de federale functie Cartografie leest u in het Moderniseringsplan dat het proces in de loop van 2009 wordt uitgevoerd met de effectieve toewijzing voor iedere medewerker van niveau A op 1 december 2009. De volledige voorbereiding van de ontwikkelingscirkels is klaar. De invoering van de ontwikkelingscirkels gaat in 2009 van start. Er wordt in fases gewerkt, in functie van de aanstelling van mandaathouders. Voor de diensten waarvoor de mandaathouder in plaats is, kan worden gestart in 2009, wat ook voorzien is in de planning zoals blijkt uit de round up van deze moderniseringsplannen.

 

Het is belangrijk te noteren dat het management bij zijn keuze van prioritair project voor het moderniseringsplan 2009 heel bewust heeft geopteerd voor projecten die cruciaal waren voor de organisatie en realisatie van de meerwaarde van de gerealiseerde ICT-toepassingen en, niet onbelangrijk, waarop de door de inspecteur van Financiën genoemde voorwaarden geen invloed hebben. De realisatie van deze projecten waarvoor binnen het Opera-budget begeleiding is gevraagd, is dus op geen enkele manier afhankelijk van of gelinkt aan de vermelde drie voorwaarden.

 

Door het niet uitvoeren van dit prioritair project zou men er uitdrukkelijk voor kiezen om de modernisering van de FOD Financiën te blokkeren.

 

Deze elementen in acht genomen lijkt de berichtgeving in de media op zijn minst tendentieus en onvolledig, om niet te zeggen foutief. De inspecteur van Financiën zegt immers letterlijk dat hij met genoegen een gunstig advies zal verlenen.

 

Zoals blijkt uit het bovenstaande zijn voor de drie geciteerde voorwaarden, net als voor alle andere projecten, immers wel degelijk de gevraagde SMART-doelstellingen door het management vooropgesteld, zoals het ook staat in het moderniseringsplan. Men kan natuurlijk altijd redetwisten of een bepaalde formulering SMART genoeg is. Nauwkeuriger dan de op 1 december 2009 gebeurde effectieve toewijzing lijkt hoe dan ook moeilijk te realiseren.

 

Het moderniseringsplan geeft een duidelijk inzicht in het moderniseringstraject van de FOD Financiën. Deze modernisering gebeurt in volle transparantie, zoals ook blijkt uit de publicatie van het moderniseringsplan op het internet. Deze informatie is betrouwbaar en geeft een reëler beeld dan de berichtgeving in de media.

 

Het moderniseringsplan is opgesteld door het management in illo tempore non suspecto voor de verbreking door de Raad van State van het directiecomité en kan dan ook worden beschouwd als beslist door het op dat ogenblik bevoegde beslissingsorgaan.

 

Rekening houdend met al deze elementen werd op de Ministerraad van 13 maart 2009 beslist om het Opera-project goed te keuren. Hierbij is afgesproken dat op de volgende raad een strikte planning in overleg met de FOD P&O zal worden voorgelegd inzake de te wijzigen en te nemen koninklijke besluiten met betrekking tot de samenstelling van het directiecomité, de juridische structuur van de FOD Financiën en de te nemen reglementaire bepalingen die de uitvoering van de federale functiecartografie mogelijk maakt.

Tegelijkertijd zal door de inspectie van Financiën monitoring naar het vooropgestelde resultaat worden uitgevoerd op elke bestelbon.

 

Wat betreft de vraag met betrekking tot verkeerde berekening voor 11.000 belastingplichtigen, het betreft hier geen fout die te wijten is aan het computersysteem, maar het gaat over de verkeerde interpretatie van een wetswijziging. Ik heb al een antwoord gegeven op dat verhaal. De regering besliste vorig jaar om een bijkomende belastingaftrek toe te kennen voor gepensioneerden met een vervangingsinkomen. Bij de omzetting daarvan naar het computerprogramma dat de belastingen berekent, liep het fout. De nieuwe wet werd in de berekeningsmodule onjuist geïnterpreteerd met als gevolg dat ze een te rooskleurige belastingaanslag in de bus kregen.

 

Er was nog een vraag van mevrouw Almaci. Het totaalbedrag aan vastleggingen betreffende informatica-uitgaven, met andere woorden juridisch aangegane verbintenissen, bedraagt voor 2004 iets meer dan 100 miljoen euro, voor 2005 bijna 129 miljoen, voor 2006 137 miljoen, voor 2007 103 miljoen en voor 2008 121 miljoen. Ik heb de precieze cijfers tot op de cent voor u ter beschikking. In de vermelde bedragen zijn de uitgaven voor de operationele ICT-begroting inbegrepen. De uitgaven belopen voor 2004 47,9 miljoen, voor 2005 eveneens 47,9 miljoen, voor 2006 36,9 miljoen, voor 2007 49,8 miljoen en voor 2008 47,5 miljoen. Ik heb hier ook de precieze cijfers tot op de cent ter uwer beschikking. Voor 2009 is in een vastleggingskrediet voorzien van 126.635.000 euro, waarvan 51.113.000 euro bestemd is voor de operationele ICT-begroting.

 

De Ministerraad van 13 maart 2009 heeft akte genomen van de lijst met te realiseren projecten in het kader van het moderniseringsplan, Coperfin 2009, en heeft er zijn principiële goedkeuring aan verleend. Bovendien zijn de projecten conform het federaal beleid bevonden. Het project loopt van 2002 tot 2015. We zijn dus halfweg. In de toekomst zullen we zeker rekening houden met alles wat we uit de eerste fase van Coperfin hebben geleerd.

 

Ik spreek mij niet uit over het cijfer dat door u werd vermeld in de derde vraag. Het cijfer is overigens verschillend naargelang de taxatiedienst.

 

Mijn administratie heeft een operationeel personeelsplan 2009 en een strategisch personeelsplan 2010-2011 opgesteld. Voor het operationeel personeelsplan 2009 werden de functionele behoeften van de taxatiediensten vastgesteld op basis van de werklast, de leeftijdspiramide, wat de vervangingen betreft, en de noden bepaald voor de moderniseringsprojecten die door de overheid werden beslist.

 

Voor het strategisch personeelsplan 2010-2011 werd rekening gehouden met de organisatie, zoals het management die wenst te realiseren, voor 2011. De impact van die organisatie op het personeel kan nog niet worden vastgesteld. Hoofdzakelijk de leeftijdspiramide werd aangehouden. De voornoemde plannen zullen de ter zake vastgelegde procedure volgen.

 

Het is onjuist dat er geen personeel meer was om de aangiften te verwerken, ook al zag de betrokken taxatiedienst zijn personeel effectief tijdelijk verminderen. Het gaat, zoals u zei, over Waterloo. Evenmin hebben ambtenaren van andere diensten hulp moeten verlenen. Er werden maatregelen genomen voor de benoeming van bijkomend personeel.

 

Ik heb informatie gegeven aan mijn collega’s, wat de nieuwe organisatie van het directiecomité van de FOD Financiën betreft. Zoals altijd zal men nu komen met de verschillende nodige juridische instrumenten.

 

Ik zal alleen nog de volgende commentaar geven. De voorbije tien jaar hebben wij veel vooruitgang geboekt bij Financiën, wat informatica betreft. Ik heb de commentaar gelezen van mijn waarde nieuwe collega van Justitie, de heer De Clerck. Tien jaar later ziet hij in zijn departement geen verandering. Ik meen dat er in die tien jaar binnen Financiën wel veranderingen zijn gebeurd.

 

08.06  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, er zijn misschien wel veel veranderingen geweest binnen uw departement, maar zijn ze allemaal goed afgelopen? Daarover kan men toch wat vragen stellen.

 

Ik kom terug tot de vraagstelling. Om de juistheid van de berichtgeving in de pers te controleren en om te weten hoe de vork aan de steel zit, moet ik natuurlijk bij u zijn.

 

U hebt in uw uitgebreid antwoord een goed beeld geschetst van wat er nog op stapel staat. Ik stel alleen vast dat er nog enorm veel plannen zijn en dat er nog enorm veel plannen moeten worden geconcretiseerd. Dat hebben wij ook vastgesteld bij ons bezoek aan uw diensten die zijn gevestigd in het North-Galaxygebouw. Wij hebben een aantal applicaties gezien, maar ik meen dat er nog een paar tientallen in de pijplijn zitten. Wij zijn nog niet aan de nieuwe lente toe.

 

Ik wil alleen de hoop uitdrukken, mijnheer de minister, dat de modernisering van uw departement niet zal eindigen als het spook van de opera.

 

08.07  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik heb vandaag een variant gehoord op het thema “geen probleem”, namelijk “wij zitten op schema”.

 

08.08  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw omstandige uitleg. Ik begrijp dat het departement, dat het meest transparant moet zijn, er blijkbaar niet in slaagt enige transparantie te realiseren. Zo is wat in de media staat, fout en worden de uitlatingen van de inspectie fout begrepen. Blijkbaar zijn de anonieme getuigenissen van personen die op het departement Financiën werken, ook fout. Met de 30.000 werkkrachten op het departement Financiën moet dringend een woordje worden gepraat, want zij moeten de hervormingen aan den lijve ondervinden.

 

U hebt gesproken over het moderniseringsplan van 2009. Dat kaart zelf de grote nood aan informatisering aan en toont aan dat er nu een slinkend aantal personeelsleden is om steeds meer en een steeds ingewikkeldere fiscaliteit te controleren. Daarover hebben wij het vorige week in de plenaire vergadering gehad. De personeelsleden staan onder een erge werkdruk.

 

Voor elk land moet een alarmbel rinkelen wanneer het terechtkomt op de lijst van fiscale paradijzen. Wanneer men de stand van zaken van de hervorming halverwege bekijkt, is dat een serieuze alarmbel over de stand van zaken, ook van de hervormingen. Iedereen die zijn departement serieus neemt, moet op dat moment kijken of de richting waarin de hervormingen gaan, wel de goede is.

 

Ik neem akte van uw uitspraak dat wij halverwege zijn. Ik koppel daaraan de opmerking, die niet van mij komt maar van verschillende rapporten, dat er tot nu toe vooral aandacht is geweest voor topfuncties, aan het hoofd van diensten die nog niet bestaan. Zoals ook blijkt uit het moderniseringsplan, is het dringend tijd de problemen met informatica op de werkvloer zo snel mogelijk op te lossen en ervoor te zorgen dat wij over twee jaar, en niet in 2015, niet langer op die lijst van landen staan die als fiscale paradijzen kunnen worden gecategoriseerd. Dat is voor het sérieux van uw ambt en uw departement hoogst noodzakelijk.

 

08.09  Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de minister, uw ambitieniveau is wel zeer laag, wanneer u zich vergelijkt met de hervormingen die zich op Justitie hebben voorgedaan. Ik had van u iets forser verwacht. Ik heb in de privé ook een aantal reorganisaties meegemaakt en dus kan ik mij voorstellen dat het niet eenvoudig is, zeker wanneer er ICT bij betrokken is. Er is ook een zeker weerstand binnen een organisatie. Verandering brengt altijd stress met zich mee.

 

Zo meteen hebben wij nog een ander dossiertje, over de douane. Elke hervorming in uw departement rammelt. Ik zeg nogmaals dat zij kan rammelen, omdat men zit met een organisatie, met mensen en met veranderingen, en dat schrikt af.

 

Maar wanneer men het personeel niet meer achter zich heeft staan, wat manifest aan het gebeuren is, zit men met een probleem. Dan mag u ze bestempelen – dat doet u onrechtstreeks – als leugenaars of als onwetend, maar in elk geval, als u ze niet meer achter u hebt, zit u op termijn met een probleem. In dat verband zou ik de volgende goede raad willen geven. In plaats van hier te komen zeggen dat alles in orde is, zou ik mij vooral bezighouden met mijn mensen, zodat zij zich kunnen scharen achter het project en zodat zij weten waar ze naartoe gaan. In een aantal gevallen – dadelijk bespreken we ook nog het dossier van de douane – staat het water aan de lippen. Ik denk dat uw organisatorische en vooral uw transformatiekwaliteiten daar een stukje mee te maken hebben.

 

De voorzitter: Een repliek met goede raad van Tonton Robert. Daarmee kunnen we het incident besluiten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van de heer Jef Van den Bergh aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het btw-tarief voor begeleiding in fitnessclubs" (nr. 11599)

09 Question de M. Jef Van den Bergh au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le taux de TVA appliqué à l'encadrement dans les clubs de fitness" (n° 11599)

 

09.01  Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de voorzitter, bedankt dat ik de kans krijg om die vraag nu te stellen. Daarstraks kon ik er niet zijn omwille van werkzaamheden in een andere commissie. Bedankt voor uw geduld.

 

Het gaat inderdaad over het btw-tarief voor de begeleiding in de fitnessclubs. Daar lijkt een en ander niet zo logisch als dat het zou moeten zijn.

 

Volgens de bepalingen van de Europese Richtlijn 2006/112/EG mogen de lidstaten een verlaagd btw-tarief toepassen voor het verlenen van toegang tot sportevenementen en voor het recht gebruik te maken van sportaccommodaties. In België wordt er daarom 6 procent geheven op de toekenning tot het recht op toegang tot de sportinrichting en op de toekenning van het recht ervan gebruik te maken. Goed nieuws voor de Belgische beroepsfederatie voor fitness en wellness die jaren bij de Belgische en Europese overheid heeft geijverd voor een herziening van het btw-tarief.

 

Jammer genoeg blijft een belangrijk pijnpunt over. Wanneer er een of andere vorm van individuele begeleiding aan te pas komt, wordt het normale tarief van 21 procent geheven. Dat is bij fitness het geval wanneer de begeleiding verder gaat dan louter informatie geven over het gebruik van de toestellen, een oefenschema overhandigen en aanmerkingen maken bij een inadequaat gebruik van de toestellen. Het begeleiden van oefeningen door een monitor bij elke oefenbeurt volstaat dus om 21 procent aan te rekenen, zelfs als daar geen meerprijs voor wordt aangerekend. Dat lijkt jammer, want een goede persoonlijke begeleiding wordt zo eigenlijk afgestraft. In Nederland – dat is toch wel belangrijk om te vermelden – wordt dit onderscheid niet gemaakt.

 

Mijnheer de minister, vandaar de volgende vragen.

 

Ten eerste, wat is de motivatie om een hoger btw-tarief toe te passen in het geval van individuele begeleiding?

 

Ten tweede, vindt u het niet onlogisch dat voor fitness op zich maar 6 procent btw wordt aangerekend maar wanneer dat gepaard gaat met professionele begeleiding er 21 procent wordt toegepast?

 

Ten derde, bent u van plan om deze discrepantie eventueel recht te trekken?

 

09.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van den Bergh, in rubriek XXVIII van tabel A van de bijlage bij het KB nr. 20 inzake btw-tarieven worden wat sportinrichtingen betreft, slechts de diensten beoogd waarbij de exploitant van de sportinrichting zich beperkt tot de verlening van het recht op toegang tot de inrichting en tot de toekenning van het recht ervan gebruik te maken. Wanneer een exploitant zijn klanten individueel of in groepsverband begeleidt derwijze dat, zoals bijvoorbeeld bij aerobics, een dienst gegenereerd wordt die niet bedoeld is in voormelde rubriek XXVIII, is het normaal btw-tarief van 21 procent voor het geheel van toepassing.

 

Gelet op hetgeen vooraf gaat, is er op het vlak van het btw-tarief geen discrepantie tussen de exploitant die zich beperkt tot de verlening van het recht op toegang tot een fitnesscentrum en de exploitant van een fitnesscentrum die zijn klanten individueel of in groepsverband begeleidt, derwijze dat een dienst wordt gegenereerd die niet bedoeld is in voormelde rubriek XXVIII.

 

09.03  Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de minister, dat is een klaar en duidelijk antwoord, maar helaas een negatief antwoord. Ik vind het toch wel betreurenswaardig dat niet-begeleide sport aan een gunstiger tarief kan plaatsvinden dan begeleide sport. Dat zal op die wijze blijkbaar vervolgd worden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer Jenne De Potter aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de rol en de werking van de FPIM" (nr. 11749)

10 Question de M. Jenne De Potter au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le rôle et le fonctionnement de la SFPI" (n° 11749)

 

10.01  Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 11 februari laatstleden kwam de afgevaardigde bestuurder van de Federale Participatie en Investeringsmaatschappij het beleid van de FPIM toelichten. Uit die boeiende uiteenzetting concludeer ik onder andere dat de FPIM een centraliserende rol speelt als kenniscentrum en als overheidsaandeelhouder inzake overwegend federale materies, zoals De Post, de NMBS, overheidsgebouwen en zeer recentelijk het ondersteunen van de aanpak van de bankencrisis.

 

Ik heb echter toch aan aantal vragen voor u, als voogdijminister van de FPIM.

 

Ten eerste, wat is de ratio achter de selectie van de volgende strategische sectoren, waarin de FPIM zelf een investeringsinitiatief kan nemen: luchtvaart, innovatie, duurzame ontwikkeling, vergrijzing en investeringen in de BRIC-Ianden?

 

Ten tweede, op Vlaams niveau is er de Participatiemaatschappij Vlaanderen, die net als de FPIM innovatie als een van haar sleutelsectoren heeft. Is er afstemming tussen de FPIM en de PMV? Hoe verloopt de afstemming tussen beide?

 

Ten derde, op welke manier wordt het departement begroting ingelicht over de dividenden die de FPIM ontvangt? Hoeveel tijd is er gemiddeld tussen de ontvangst van deze dividenden door de FPIM en de doorstorting aan de schatkist? Bedraagt deze doorstorting honderd procent? Zo niet, wat is hiervan de reden? Wat vindt u van het voorstel om de dividenden van de bedrijven waarin de FPIM participeert, rechtstreeks in de schatkist te laten storten? Van de 9,42 miljard die door de schatkist werd ontleend om de FPIM-deelname in Fortis mogelijk te maken, betrof een bedrag van 20 miljoen euro de financiering van expertise en beheerskosten ter zake. Kunt u mij een uitsplitsing geven van de besteding van dit bedrag per begunstigde? Welke gunningsprocedure werd per uitgave gehanteerd?

 

10.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer De Potter, de raad van bestuur van de FPIM, met daarin overigens vertegenwoordigers van de meeste politieke partijen, heeft eind 2006, begin 2007, in overleg met de toenmalige voogdij, zes strategische investeringssectoren vastgelegd waarrond de investeringen van de FPIM zich moeten situeren in de komende jaren. Daarbij werd uitgegaan van de bestaande specialisatie van de FPIM, namelijk luchtvaart en vastgoed, en van de voornaamste uitdagingen voor de nabije toekomst, namelijk duurzame ontwikkeling, innovatie en vergrijzing.

 

De FPIM heeft er, op eigen initiatief, over gewaakt dat er inderdaad informele afstemmingsmomenten georganiseerd worden met de regionale investeringsmaatschappijen, waarbij de respectieve autonomie gerespecteerd blijft.

 

De FPIM licht het departement Begroting in via de dienst van de Schatkist, met name de dienst niet-fiscale ontvangsten. Daarbij moet worden uitgegaan van het feit dat de FPIM een nv is die de regels van het vennootschapsrecht moet respecteren, hetgeen onder meer wil zeggen dat geen dividend kan worden uitgekeerd zolang er een overgedragen verlies is en pas na goedkeuring van de algemene vergadering der aandeelhouders van het afgesloten boekjaar.

 

Ik geef een voorbeeld. De FPIM heeft haar algemene vergadering in juni zodat pas nadien een dividend kan worden uitgekeerd dat betrekking heeft op het kalenderjaar voordien. Daarbij kan de FIM als nv uiteraard alleen maar uitkeren in zover er nettowinst is, dus na eventuele waardeverminderingen en bedrijfskosten.

 

De dividenden van de vennootschappen in de portefeuille van de FPIM rechtstreeks aan de Schatkist storten is het volledig miskennen van het vennootschapsrecht en dus de FPIM ontmantelen. Ik denk nochtans dat de evenementen van de laatste maanden, voor zover nodig, meer dan duidelijk hebben gemaakt dat de FPIM erg nuttig is. In dat verband was er in uw commissie trouwens ook een hoorzitting met de afgevaardigde-bestuurder van de FPIM.

 

De FPIM is niet onderworpen aan de bepalingen van de openbare aanbestedingen maar volgt wel indien mogelijk een zo transparant mogelijke selectieprocedure. De 20 miljoen waarop u alludeert zijn aangewend voor het dragen van de kosten in verband met de vier gedelegeerde opdrachten van de FPIM inzake de financiële crisis: Fortis, Dexia, KBC en Ethias en dienen voor het vergoeden van de juridische en financiële ondersteuning van de FPIM als investeerder en aandeelhouder in die dossiers. Er moet bij de FPIM nog een aantal aanpassingen gebeuren om verder te gaan in het opvolgingsproces van de verschillende interventies in de banksector.

 

10.03  Jenne De Potter (CD&V): Ik dank de minister voor zijn antwoord. Mijn vragen gingen over de strategische sectoren van de FPIM. Ik stel vast dat er een aantal sectoren is dat sterke raakvlakken heeft met puur regionale materies. Vandaar dat ik het belangrijk vind dat er overleg is tussen wat er in Vlaanderen in de participatiemaatschappij gebeurt en wat er op federaal niveau gebeurt.

 

U zegt dat het overleg informeel is. Misschien kan dat iets meer geofficialiseerd worden zodat de nodige controle kan gebeuren.

 

Wat die dividenden betreft begrijp ik dat het vennootschapsrecht verbiedt dat er een rechtstreekse doorstorting gebeurt. Ik denk dus dat het belangrijk is dat de Schatkist en het staatssecretariaat voor Begroting daar de nodige transparantie in heeft, wat vandaag niet altijd het geval zou zijn.

 

Voor het overige zal ik uw antwoord nog eens analyseren en misschien nog eens terugkomen op die 20 miljoen euro en de diensten waarvoor die precies zijn aangewend.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Samengevoegde vragen van

- de heer Jan Jambon aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de onbedoelde effecten van de Vlaamse jobkorting" (nr. 11758)

- mevrouw Martine De Maght aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de door de Vlaamse regering toegekende jobkorting" (nr. 11828)

- de heer Jenne De Potter aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de doorrekening van de Vlaamse forfaitaire vermindering in de bedrijfsvoorheffing en de berekening van de aanvullende vergoeding voor brugpensioenen" (nr. 11848)

11 Questions jointes de

- M. Jan Jambon au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les effets non souhaités de la réduction de l'impôt sur le revenu accordée par le biais du précompte professionnel en Flandre" (n° 11758)

- Mme Martine De Maght au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la déduction professionnelle accordée par le gouvernement flamand" (n° 11828)

- M. Jenne De Potter au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la répercussion de la réduction forfaitaire flamande du précompte professionnel et le calcul de l'indemnité complémentaire de prépension" (n° 11848)

 

De voorzitter: De eerste indiener van de vraag is afwezig. Zijn vraag wordt uiteraard geschrapt.

 

11.01  Martine De Maght (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, via de media, in de krant De Tijd, konden wij vernemen dat door de jobkorting van de Vlaamse regering onbedoeld de lasten voor een aantal bedrijven fors omhoog werden gejaagd. De bedrijven waarvan sprake zijn ondernemingen die beroep doen op ploegenarbeid en nachtarbeid. Die bedrijven konden al rekenen op een federale lastenverlaging van – verbeter mij als ik fout zit – 10,7% sinds 1 april 2007. Hiervoor was er in de maand februari gewoon niet genoeg bedrijfsvoorheffing voorhanden bij die bedrijven om daarbovenop nog eens de Vlaamse jobkorting toe te kennen. De werknemers mochten 250 tot 300 euro van hun bedrijfsvoorheffing voor zich houden.

 

Zullen de getroffen bedrijven worden gecompenseerd? Zo ja, welke maatregelen zult u concreet nemen om dit probleem op te lossen? Zo neen, wat is uw voorstel terzake?

 

11.02  Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de Vlaamse jobkorting heeft in se hetzelfde doel als de federale verhoging van de belastingvrije som met 400 euro indien het belastbaar inkomen van de belastingplichtige niet meer bedraagt dan 23.900 euro. Beide maatregelen zijn bedoeld om de fiscale werkloosheidsval weg te werken. Het is wel merkwaardig dat de Vlaamse forfaitaire vermindering volgens het KB van 11 januari 2009 normaal in één keer wordt verrekend in de bedrijfsvoorheffing vastgesteld op de bezoldigingen die betrekking hebben op de maand februari. De verhoging van de verhoogde belastingvrije som wordt daarentegen maandelijks doorgerekend. De vermindering bedraagt 5,79 euro wanneer de belastbare bezoldiging maximaal 2.083 euro bedraagt.

 

Als wij dat toepassen op de brugpensioenregeling, betekent dat het volgende. Als een werknemer met brugpensioen vertrekt volgens CAO nr. 17, dan wordt de aanvullende vergoeding die de werkgever aan de werknemer moet betalen, berekend op basis van het nettoloon in de refertemaand, de maand voorafgaand aan het brugpensioen. De aanvullende vergoeding is dan gelijk aan de helft van het verschil tussen het nettoloon en de werkloosheidsvergoeding. Dat betekent bijvoorbeeld dat een werknemer met een nettoloon van 2.000 euro in de refertemaand een werkloosheidsvergoeding krijgt van 1.000 euro en een aanvullende vergoeding van 500 euro, te betalen tot aan het pensioen van de werknemer.

 

Door de Vlaamse jobkorting in één keer door te rekenen in de maand februari, rijst de vraag of de werkgevers nu een extra aanvullende vergoeding moeten betalen van 125 euro of 150 euro, naargelang de vermindering 250 of 300 euro bedraagt. Immers, het nettoloon stijgt met het bedrag van de vermindering. Wanneer wij dat toepassen op de belastingvrije som, betekent dat dat de verhoging veel minder groot is, waardoor er veel minder discussie ontstaat over de vaststelling van de aanvullende vergoeding.

 

Ten eerste, worden zowel de Vlaamse forfaitaire vermindering als de verhoogde belastingvrije som bij de belastingafrekening toegekend op het inkomen op jaarbasis?

 

Ten tweede, waarom wordt de verhoogde belastingvrije som maandelijks doorgerekend in de bedrijfsvoorheffing en de Vlaamse forfaitaire vermindering niet?

 

Ten derde, is een maandelijkse doorrekening niet effectiever in het wegwerken van de fiscale werkloosheidsval dan verminderingen in een bepaalde maand?

 

Ten vierde, bent u op de hoogte van de problemen die voortvloeien uit de eenmalige doorrekening van de jobkorting in de bedrijfsvoorheffing voor het vaststellen van de aanvullende vergoeding die werkgevers moeten betalen aan werknemers die met brugpensioen gaan?

 

11.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, collega’s, als ik het goed begrijp, waren er twee vragen over de vereenvoudiging van ons fiscaal stelsel.

 

Zowel de Vlaamse forfaitaire vermindering als de verhoogde belastingvrije som worden bij de berekening van de personenbelasting berekend op het jaarlijks inkomen. In het stadium van de maandelijks verschuldigde bedrijfsvoorheffing wordt getracht zo nauw mogelijk aan te sluiten bij de uiteindelijke personenbelasting.

 

Het is op verzoek van de Vlaamse regering dat de federale regering dit jaar echter voor het eerst de Vlaamse forfaitaire vermindering in één keer heeft moeten doorrekenen in de schalen van de bedrijfsvoorheffing, in plaats van in maandelijkse doorrekeningen.

 

Zoals het geval is bij elke vermindering die wordt toegepast inzake de bedrijfsvoorheffing, wordt daardoor de ingehouden bedrijfsvoorheffing voor de betrokkenen een maand verlaat. Derhalve wordt het nettoloon in dezelfde mate verhoogd. Daar de aanvullende vergoedingen, betaald door de werkgever, in geval van brugpensioen worden berekend op basis van dat nettoloon, heeft de toepassing van eender welke vermindering in de bedrijfsvoorheffing een invloed op de vaststelling van die vergoedingen.

 

Het feit dat het nettoloon als grondslag van de berekeningen van die vergoedingen wordt genomen is vastgelegd na sociaal overleg. Het komt de sociale partners toe dit eventueel aan te passen. Aangezien de regels inzake vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing steeds rekening houden met de werkelijke ingehouden bedrijfsvoorheffing betekent dit dat voor die maand die vrijstelling negatief kan worden beïnvloed, terwijl in de andere maanden, waarin geen Vlaamse forfaitaire vermindering meer moet worden toegekend, diezelfde vrijstelling positief kan worden beïnvloed.

 

De federale regering gaat ervan uit dat de Vlaamse regering de gevolgen van haar beslissing met kennis van zaken heeft geëvalueerd en dat zij de prioriteit heeft gegeven aan de onmiddellijke beschikbaarheid van de Vlaamse forfaitaire vermindering voor de werknemers in één bepaalde maand, eerder dan gesplitst over het hele jaar. Deze beslissing kan uiteraard ook gevolgen hebben op de mogelijkheid voor de werkgevers de niet-doorstorting van de bedrijfsvoorheffing te genieten.

 

Ik heb een aantal vragen over een dergelijke toestand gekregen. Ik zal met de Vlaamse regering overleggen of het mogelijk is om een aanpassing door te voeren. Het is echter ook in andere gevallen mogelijk om met hetzelfde probleem te maken te krijgen.

 

Wij zullen de zaak dus verifiëren en met de Vlaamse regering bespreken. Ik herhaal dat er tot nu toe een correcte toepassing door de Vlaamse regering is.

 

11.04  Martine De Maght (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is een gegeven dat u uitvoering hebt gegeven aan de vraag van de Vlaamse regering. In het geval in kwestie gaat het echter om bedrijfsvoorheffing waarvoor u op federaal niveau verantwoordelijk bent. Ik verwacht dan ook enigszins dat er misschien overleg zou hebben plaatsgevonden, waardoor er op de problemen die vandaag rijzen, kon worden geanticipeerd.

 

Schat ik een en ander misschien fout in? De praktijk wijst vandaag immers uit dat de betrokken bedrijven verlies hebben op de lastenverlaging die normaal gezien kon worden doorgevoerd. Dat is effectief het geval.

 

De jobkorting is met de beste bedoelingen ingevoerd, maar zij is vandaag ten nadele van de bedrijven.

 

11.05 Minister Didier Reynders: Een vermindering van de bedrijfsvoorheffing voor de lage lonen maar ook voor ploegen- of nachtarbeid heeft soms dergelijke consequenties. Het heeft geen dubbel voordeel voor dezelfde begunstigden.

 

11.06  Martine De Maght (LDD): De jobkorting is ten voordele van de werknemer maar ten nadele van de werkgever.

 

11.07 Minister Didier Reynders: Het is geen nadeel. Er is minder vrijstelling en dus minder voordeel.

 

11.08  Martine De Maght (LDD): Het is maar hoe u het definieert.

 

11.09 Minister Didier Reynders: De vraag om de jobkorting in een maand uit te voeren, kwam van de Vlaamse regering. Nu vraagt zij om een correctie over verschillende maanden door te voeren. Dat is een keuze. Wij zullen zien. Ik ben niet tegen een overleg met de Vlaamse regering. Ik zal met de federale regering nagaan of het mogelijk is om iets te doen.

 

11.10  Martine De Maght (LDD): Misschien moet er vooraf een betere inschatting worden gemaakt van de mogelijke consequenties van dergelijke kortingen. Het is inderdaad een verhaal van overleg.

 

11.11 Minister Didier Reynders: Met een dergelijke kennis van het hele, fiscale stelsel bij een Nederlandstalige collega is het voor mij niet nuttig om commentaar te geven. De zaak is voor u blijkbaar heel eenvoudig.

 

11.12  Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ga niet helemaal akkoord met uw bewering dat het om een vereenvoudiging van het stelsel gaat.

 

11.13 Minister Didier Reynders: Dat was een joke.

 

De voorzitter: Het is omgedraaid.

 

11.14 Minister Didier Reynders: Er zijn zoveel vragen om een vereenvoudiging door te voeren. In het onderhavige geval is dat misschien niet het geval.

 

11.15  Jenne De Potter (CD&V): Dat verheldert al een heel deel van uw antwoord. Ik excuseer mij, omdat ik uw joke niet had onderkend.

 

Er zijn echter een aantal problemen met het stelsel, die perfect hadden kunnen worden vermeden indien de korting wel maandelijks en niet in eenmaal was doorgerekend. Ik heb het over problemen met de aanvullende vergoeding en over problemen op andere gebieden.

 

Ik maak het nodige voorbehoud bij de beslissing om een bepaalde jobkorting in een maal in de bedrijfsvoorheffing door te rekenen. Ik zou ervoor willen pleiten om een dergelijke korting in de toekomst gespreid door te rekenen, waardoor alle, voornoemde problemen zouden kunnen worden vermeden.

 

11.16 Minister Didier Reynders: Ik heb een vraag voor u. Misschien hebt u in dat verband wel informatie.

 

Waarom heeft de Vlaamse regering de vraag gesteld om de korting in een maand in plaats van gespreid over verschillende maanden door te rekenen? Ik weet het antwoord niet.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van de heer Robert Van de Velde aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "PLDA en NCTS" (nr. 11775)

12 Question de M. Robert Van de Velde au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les systèmes PLDA et NCTS" (n° 11775)

 

12.01  Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in een intern rapport van de Vereniging der Expediteurs van Antwerpen en de gewestelijke directie wordt melding gemaakt van 65.000 transitdossiers die in het NCTS-programma reeds in write-off staan, maar waarvan de goederen niet zijn aangekomen.

 

Daarnaast zouden in het PLDA – PaperLess Douane en Accijnzen – enkele honderdduizenden dossiers niet zijn aangezuiverd. De lokale afdelingen zitten met een ernstig probleem. Wat moet er gebeuren? Blijkbaar zou een steekproefsgewijze controle op de PLDA-dossiers niet aanvaard zijn en zullen ze stuk voor stuk moeten worden aangezuiverd.

 

Zonder verder uit te wijden – ik kan mij immer voorstellen dat u weet waarover het gaat –, vraag ik mij toch een aantal zaken af. Betekent dit tevens dat niet kan worden gecontroleerd of de invoerders aan al hun financiële verplichtingen hebben voldaan? Welke inspanningen worden momenteel geleverd vanuit de centrale administratie om dit probleem adequaat op te lossen?

 

Het oude systeem, de emergency procedure, blijft nog altijd bestaan. Dossiers die nu in principe via het systeem worden ingevoerd, worden nog steeds manueel ingevoerd. Dat zorgt voor heel wat werk en vertraging, om het nog niet te hebben over het competitief nadeel ten opzichte van andere havens en doorvoercentra.

 

Dat betekent dat Antwerpen op dit moment op administratief vlak een grote achterstand heeft. Welke inspanningen worden geleverd?

 

Ik kon in het rapport ook vaststellen dat, omdat een steekproefsgewijze controle op die PaperLess Douane en Accijnzendossiers niet wordt toegestaan, ze stuk voor stuk moeten worden ingevoerd een aangezuiverd. Mijn vraag is welke concrete afspraken werden gemaakt met Europa.

 

12.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van de Velde, de invoering van het invoergedeelte in PLDA in november 2007 vertoont inderdaad een aantal opstartproblemen met betrekking tot de integratie van NCTS in de summiere aangifte bij invoer. Er diende daarom geregeld te worden overgegaan tot het uitroepen van een noodprocedure. Hierdoor kon de aanzuivering van NCTS en van de summiere aangifte bij invoer niet altijd op geautomatiseerde wijze gebeuren. De plaatselijke douane dient die aangifte manueel aan te zuiveren. Dat was in de opstartperiode van PLDA niet altijd mogelijk zodat een achterstand in de aanzuivering is ontstaan.

 

De aangifte inzake NCTS en de invoeraangifte werden wel degelijk verwerkt, alleen de achterstand in de manuele aanzuivering moet nog worden weggewerkt.

 

De applicatie PLDA is thans voldoende stabiel om de opgelopen achterstand in te halen. Er werd reeds in november 2008 een taskforce opgericht te Antwerpen voor het aanzuiveren van de NCTS-aangifte. Voor het niet aanzuiveren van de summiere aangifte bij invoer zal op 19 maart 2009 een eerste vergadering op de centrale administratie met de betrokken dienst worden belegd met als doel het uitwerken van een aanpak om deze achterstand weg te werken.

 

Om de impact van de handel zoveel mogelijk te beperken zal de douane eerst zelf een intern onderzoek opstarten en alsnog de nodige manuele aanzuiveringen verrichten. Voor de overblijvende niet aangezuiverde aangiften zal de douane de handel beperken. Daarbij zullen de aangiften per aangever worden samengenomen om de last voor de handel tot een minimum te beperken.

 

Er werd met de Europese Commissie daaromtrent geen afspraak gemaakt, omdat alleen de Belgische douane voor die aanzuiveringen moet tussenkomen. Er is dus geen nood aan zo’n akkoord of afspraak.

 

12.03  Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, als ik het goed begrijp, is er dus financieel geen enkel gevolg.

 

12.04 Minister Didier Reynders: Volgens de douane niet, neen. Ik heb geen element dat er daar financiële gevolgen zouden zijn.

 

12.05  Robert Van de Velde (LDD): Dus alle dossiers zijn correct, betaald, aangezuiverd enzovoort.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 11800 van mevrouw Van der Auwera vervalt vermits mevrouw Van der Auwera niet aanwezig is.

 

13 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de conclusies van de Ecofin-raad" (nr. 11846)

13 Question de Mme Tinne Van der Straeten au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les conclusions du Conseil Ecofin" (n° 11846)

 

13.01  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wij hebben over dit onderwerp met mekaar gesproken tijdens de plenaire vergadering van 5 maart. Het ging toen over de voorbereiding van de Ecofin-raad. Ik zou nu willen terugkomen op de conclusies van de Ecofin-raad.

 

In de plenaire vergadering hebben wij het gehad over de conclusies met betrekking tot de financiering van een internationaal klimaatbeleid. U hebt toen beloofd dat u uw stem zou verheffen tijdens de vergadering om toch duidelijkheid te krijgen over concrete cijfers en concrete opties alvorens de klimaatonderhandelingen in december 2009 in Kopenhagen zullen starten.

 

De Ecofin-raad heeft zich echter niet uitgesproken over die concrete cijfers. In de conclusies wordt er vooral gesproken over private financiering als aanvulling op publieke financiering. Ik heb ook gezien dat de Ecofin-raad nogal veel geloof hecht aan CDM.

 

De aangenomen conclusies lijken mij erg ver te staan van het Belgische gecoördineerde standpunt. Onze rol, en zeker de rol van de ministers van Financiën, is niet uitgespeeld, aangezien op de Lentetop van vorige week werd besloten dat in juni nog zal worden teruggekomen op dit onderwerp.

 

Ik had graag het volgende geweten.

 

Ten eerste, wat hebt u gedaan? Welke inspanningen hebt u gedaan om het Belgische standpunt te verdedigen en ingang te doen vinden binnen de Ecofin-raad?

 

Ten tweede, hebt u aangedrongen op het opnemen van concrete cijfers en concrete opties in de conclusies? Hoe diep was het water bij de andere landen? Welke lidstaten hebben dit gesteund en welke niet? Waarom is dit niet gelukt?

 

Ten derde, wat was uw standpunt met betrekking tot CDM? Wat was hier het Belgische standpunt?

 

Ten slotte, mijnheer de voorzitter, deze vraag is eigenlijk gedateerd omdat ze is uitgesteld geweest, wat was de impact van de Ecofin-conclusies op het beslissingsproces op de Lentetop? Misschien kunnen we meer algemeen spreken over de impact van Ecofin op de beslissingsprocedure die nog moet volgen in juni. Welke inspanningen zullen nog worden ondernomen om te komen tot duidelijke besluitvorming in juni? Welke rol kan België daar spelen?

 

13.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Van der Straeten, voor de Ecofin-conclusies over de internationale financieringsaspecten van de strijd tegen de klimaatverandering heeft België de consensus gesteund die uit de bus kwam tijdens de vergadering.

 

Het is momenteel voorbarig om concrete cijfers en opties op te nemen in de conclusies. Voor de EU moet er eerst meer interne analyse gebeuren, zowel betreffende de globale bijdrage van de Europese Unie als over de verdeling van de lasten tussen de lidstaten.

 

Verschillende West-Europese en Oost-Europese lidstaten zijn van oordeel dat de Europese Raad de verschillende financieringsopties ruim op tijd voor de onderhandelingen van Kopenhagen moet onderzoeken. Dit moet gebeuren op basis van een analyse van de Commissie over de financiële implicaties van de mogelijke financieringsmechanisme voor het post-2012-regime. De discussie over de verdeling van de financiële lasten over de lidstaten moet wel een interne EU-aangelegenheid blijven.

 

Binnen de Ecofinraad bestond er geen twijfel over het feit dat het Clean Development Mechanism (CDM) een belangrijke rol te vervullen heeft. Dit mechanisme laat immers toe om de ontwikkelingslanden actief te betrekken bij de ontwikkeling van de koelstofmarkt door op kostenefficiënte wijze de overdracht van propere technologieën te financieren.

 

Er werd wel overeengekomen dat het CDM moet worden hervormd door onder meer een sectorale aanpak en programmatische benadering in te voeren, om op die manier een betere deelname van de ontwikkelingslanden te bevorderen. Het is niet de bedoeling dat de EU enkel het CDM gebruikt om zijn eigen reductiedoelstellingen te behalen: het CDM moet wel degelijk aanvullende financiële stromen naar de ontwikkelingslanden bewerkstellingen.

 

Op de Lentetop zullen de Ecofinconclusies slechts een onderdeel vormen. Dat was een vraag van enkele weken geleden, juist voor de Ecofintop, over de vorm van het beslissingsproces betreffende klimaatveranderingen. De conclusies van de Europese Raad betreffende klimaatverandering zullen zoals nu het geval was, kort worden gehouden en moeten daarom samen met de Ecofinconclusies die specifiek de internationale financiering van de strijd tegen de klimaatverandering behandelen, met de conclusies van de Milieuraad die de verdere conclusies van de EU bepalen voor een post-2012-klimaatakkoord en met de conclusies van de Raad voor Algemene Zaken – Interne Betrekkingen – worden gelezen om een volledig beeld te krijgen van de EU-positie op het gebied van de strijd tegen klimaatverandering.

 

Vooraleer een definitief Belgisch standpunt te bepalen, is het wat dat betreft ook belangrijk om de nodige Belgische financiële inspanningen en de financieringsmogelijkheden te kennen. Het federaal Planbureau heeft daarover al een elementaire nota opgemaakt in de context van het energieklimaatpakket en het veilen van de EU-emissierechten, maar die berekeningen moeten verder worden verfijnd, aangezien de nota geen rekening houdt met alle macro-economische aspecten.

 

De verschillende raadsconclusies vormen een eerste stap in het bepalen van de EU-positie voor een post-2012-klimaatakkoord. Zoals reeds vermeld in mijn antwoord op uw tweede vraag, zal er binnen de EU nu ernstig werk worden gemaakt van een verdergaande analyse van de bijdragen die de EU zal moeten leveren om tot een klimaatakkoord te komen in Kopenhagen.

 

Binnen de Ecofinfilière zal deze kwestie verder worden opgevolgd door de EFC en het EPC. We hebben twee comités die zijn belast met dergelijke berekeningen en we zullen het nog over de financiering hebben voor de beslissing van Kopenhagen.

 

13.03  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik val toch een beetje van mijn stoel. Ik zit er nog op, maar figuurlijk gesproken, ben ik er misschien wel drie keer afgevallen. Tijdens de plenaire vergadering hebt u mij gezegd dat ik mij geen zorgen hoefde te maken, dat ik op u kon rekenen en dat u het Belgisch standpunt zou verdedigen. Nu komt u mij vertellen dat u de consensus hebt gesteund, dat het te voorbarig is om cijfers op te nemen en dat er meer interne analyse nodig is. Dat was niet het Belgisch standpunt, dat ik van minister De Gucht, de eerste minister en de heer Magnette heb gehoord. Nu bevestigt u eigenlijk dat u, net zoals de andere ministers van Financiën, gewoon oerconservatief bent en geen enkele moeite doet om uw andere collega’s te overtuigen van de noodzaak om toch met concrete cijfers te komen. Ik zou u met aandrang willen vragen om u op de volgende vergaderingen te houden aan het Belgische, gecoördineerde standpunt en dat wel degelijk met luide stem te verdedigen.

 

13.04 Minister Didier Reynders: De eerste minister en de minister van Buitenlandse Zaken namen gedurende de top hetzelfde standpunt in. Wij waren met drieën op de top. U kunt dat dus niet zeggen.

 

Ik herhaal dat wij in de komende maanden naar precieze cijfers zullen gaan, voor de beslissing in Kopenhagen. Het heeft dus geen zin om op de grond te vallen. U kunt beter op uw stoel blijven zitten tot december, tot de beslissing in Kopenhagen. We zullen verdergaan met een echte financieringsaanpak, maar niet op basis van een algemene redenering. Het moet op basis van precieze studies gebeuren. Dat was het standpunt van de minister van Buitenlandse Zaken, van de eerste minister en van mezelf.

 

13.05  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Die ministers hebben andere antwoorden gegeven op juist dezelfde vragen die ik hun heb gesteld. Bovendien moet u niet doen alsof die financiering uit de lucht komt gevallen. Er zijn studies en cijfers. U hebt net zelf verwezen naar de studie die door het Planbureau is gemaakt en die uiteraard nog verder kan worden verfijnd, maar de opties en mogelijkheden liggen op tafel. Op een bepaald moment zal er moeten worden getrancheerd. Ons land zal daarin een belangrijke rol moeten spelen, ook gezien het voorzitterschap dat er zit aan te komen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Samengevoegde vragen van

- de heer Jenne De Potter aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het nieuwe koninklijk besluit over de renteberekening op spaardeposito's" (nr. 11851)

- de heer Peter Logghe aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het nieuwe KB over de renteberekening op spaardeposito's" (nr. 11891)

14 Questions jointes de

- M. Jenne De Potter au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le nouvel arrêté royal relatif au calcul du taux d'intérêt sur les dépôts d'épargne" (n° 11851)

- M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le nouvel arrêté royal relatif au calcul des intérêts sur les dépôts d'épargne" (n° 11891)

 

14.01  Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, bij koninklijk besluit van 7 december 2008 inzake de voorwaarden tot vrijstelling van de inkomsten uit spaardeposito’s, werd de berekeningswijze van de vergoeding aangepast. Volgens het nieuwe koninklijk besluit mag de basisrentevoet die de instelling voor de ontvangen spaardeposito’s toekent, niet hoger zijn, ofwel dan 3%, ofwel dan het percentage voor de basisherfinancieringstransacties van de Europese Centrale bank, dat van toepassing is op de 10e van de maand die het lopende kalendersemester voorafgaat. Per spaardeposito is op hetzelfde ogenblik slechts één basisrentevoet van toepassing.

 

Daartegenover staat dat de getrouwheidspremie niet lager mag zijn dan 25% en niet hoger dan 50% van de basisrente.

 

Voor de hoogte van de getrouwheidspremie werd in een overgangsregeling voorzien. Vanaf 1 april 2009 worden de bestaande spaardeposito’s, wat de premie betreft, vergoed met het tarief van de getrouwheidspremie die van toepassing is op die datum. Dat tarief wordt gegarandeerd voor de nog lopende periode van aangroei of getrouwheid.

 

Welnu, in de praktijk hebben vorig jaar, toen de financiële crisis dagelijks in de media was, verschillende banken een relatief hoge basisrente en getrouwheidspremie gegarandeerd, al dan niet voor nieuwe tegoeden. De gegarandeerde basisrentevoet en de getrouwheidspremie zouden in bepaalde gevallen zelfs gelden tot eind 2010 en kon volgens de oude bepaling maximaal 4% bedragen.

 

Omdat de Europese Centrale Bank haar basistarief ondertussen fors heeft doen dalen, zal die maximale basisrentevoet beduidend lager zijn.

 

Wat is nu het probleem? Het koninklijk besluit van 7 december voorziet niet in een overgangsregeling voor de basisrentevoet, waardoor de banken door dit koninklijk besluit verplicht worden de beloftes die zij hebben gemaakt en de contracten die zij hebben gesloten, te verbreken. Niet alleen is dat slechte reclame voor de banken, het kon ook nooit de bedoeling zijn geweest van de nieuwe berekeningswijze.

 

Vandaar mijn vraag, mijnheer de minister. Zult u – zo spoedig mogelijk wat mij betreft – het koninklijk besluit van 7 december 2008 wijzigen opdat ook de basisrentevoet die voor 1 april 2009 contractueel werd gegarandeerd, gedurende een bepaalde periode nog volgens de oude regels kan worden toegekend?

 

14.02  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik ga onmiddellijk over tot mijn vraagstelling, gelet op de vrij volledige toelichting van collega De Potter. Ik kom onmiddellijk tot de kern van de problematiek.

 

Het gaat deels over het consumentenvertrouwen. Klanten met een bepaalde rekening aan een bepaalde intrestvoet gaan er van uit dat zoiets wordt voortgezet. Dit wordt hier onderuit gehaald. Sommige klanten hebben het over contractbreuk. Dat is een vrij zwaar woord, dat geef ik toe.

 

Denkt u niet dat het koninklijk besluit het consumentenvertrouwen in de financiële instellingen, dat de laatste maanden al danig onder druk stond, nog verder de dieperik wordt ingeduwd?

 

Op welke manier zal u ervoor zorgen dat de burgers en de ondernemingen hun geloof in de overheid niet helemaal verliezen? Wie zegt dat de rentevoeten voor de staatsobligaties niet eenzijdig zullen worden aangepast? Welke garanties geeft u dienaangaande?

 

Indien het koninklijk besluit ongewijzigd blijft en er niet in een overgangsregeling wordt voorzien, welk zinnig argument heeft u dan nog een massale kapitaalvlucht tegen te gaan? Het spreekt toch vanzelf dat een pak klanten zullen overwegen om opnieuw richting buitenland te trekken?

 

14.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, collega’s, de gestelde vragen gaan over de garanties die door bepaalde kredietinstellingen werden aangeboden met betrekking tot de hoogte van de basisrente op de premies van gereglementeerde spaarrekeningen.

 

Het koninklijk besluit van 7 december 2008 tot wijziging van de voorwaarden tot vrijstelling van de inkomsten uit spaardeposito’s, dat in werking treedt op 1 april 2009, bevat nieuwe bepalingen met betrekking tot de hoogte van de basisrente en de getrouwheidspremie. Het besluit bevat tevens een overgangsregeling voor de lopende premieperiode.

 

De vanaf 1 april 2009 toegepaste basisrentevoet dient te beantwoorden aan de nieuwe beperkingen. Voor de overgangsregeling voor de premies dient men een onderscheid te maken tussen enerzijds, de periode van verwerving en anderzijds, de vergoeding. Voor bestaande deposito’s blijft de oorspronkelijke periode van verwerving van de aangroei- en de getrouwheidspremie verder lopen. Op het punt van de vergoeding: de bestaande deposito’s worden vanaf 1 april 2009 vergoed met het tarief van de getrouwheidspremie die van toepassing is op die datum.

 

In de nieuwe regeling dient de getrouwheidspremie die van toepassing is op het ogenblik van de storting of bij het begin van een nieuwe getrouwheidsperiode voor de volledige getrouwheidsperiode gegarandeerd te blijven.

 

Dit in tegenstelling tot de bestaande regeling die geen enkele verplichting bevat inzake garantie van de hoogte van de basisrente op de premies. Kredietinstellingen kunnen het tarief van de basisrente en/of de premies dankzij de huidige regeling dagelijks wijzigen. De spaarder geniet bijgevolg in de toekomst van een betere garantie vermits de verhoogde getrouwheidspremie verplicht van toepassing moet blijven gedurende de ganse premieperiode, wat voorheen niet het geval was.

 

De bestaande tekst van artikel 2 van het koninklijk besluit WIB 92 bevat geen bepaling die de kredietinstelling verplicht om de contractueel aangeboden basisrente en/of premies te garanderen. Een vrij beperkt aantal banken hebben op vrijwillige basis de hoogte van de basisrente en/of de premies van gereglementeerde spaarrekeningen gegarandeerd voor nieuwe stortingen gedurende een bepaalde periode. Het nieuwe koninklijk besluit voorziet echter, omwille van redenen van transparantie en in het belang van de klant, in een gelijke behandeling van alle bedragen op een spaarboekje, zowel bestaande bedragen als nieuwe stortingen. Deze nieuwe regeling maakt een einde aan de gedifferentieerde benadering van de tegoeden op eenzelfde spaarboekje.

 

Het toelaten van een overgangsperiode zou hier bovendien hebben geleid tot een tijdelijke concurrentiële ongelijkheid tussen kredietinstellingen. Het spreekt vanzelf dat de kredietinstelling voor de niet-belastbaarheid van de eerste schijf van intrest steeds de voorwaarde dient na te leven in artikel 2 van het koninklijk besluit WIB 92. De instellingen weten dat deze voorwaarden steeds via koninklijk besluit kunnen worden gewijzigd. Vermits het gaat om fiscale bepalingen van openbare orde geldt de eventuele contractuele garantie in het raam van de niet-belastbaarheid dan ook slechts onder voorbehoud van overeenstemming met de fiscale wetgeving inclusief de latere wijzigingen.

 

Er kon overigens worden vastgesteld dat bepaalde instellingen die de aangeboden basisrente of premies hebben gegarandeerd, er op hebben gewezen dat de rentevoeten golden onder voorbehoud van een eventuele wijziging van de fiscale reglementering. Sommige instellingen hadden dat al geschreven. Het is immers onmogelijk een garantie te geven zonder een voorbehoud van een eventuele wijziging van de fiscale reglementering.

 

Président: André Flahaut.

Voorzitter: André Flahaut.

 

14.04  Jenne De Potter (CD&V): Iedereen begrijpt natuurlijk de filosofie en de redenering van het koninklijk besluit. Er zitten inderdaad goede elementen in om de getrouwheidspremie afhankelijk te maken van de basisrentevoet. Maar dat was niet het punt.

 

Men zegt dat de banken een bepaalde basisrentevoet kunnen garanderen, maar nu worden zij door een koninklijk besluit verplicht om nog lager te gaan.

 

Ik verwijs naar de boutade die u ooit zelf heeft gebruikt: een contract is een contract. Dat zei u naar aanleiding van het contract met BNP Paribas. Dit principe kan hier ook wel spelen. De consument wordt door het koninklijk besluit benadeeld.

 

14.05  Peter Logghe (Vlaams Belang): U slaagt erin om een regeling die de klant geld kost, voor te stellen als een regeling waarbij de klant voordeel heeft.

 

Ik versta de filosofie perfect. Ik sluit mij aan bij collega De Potter.

 

Ik lees uw antwoord nog eens rustig na en zal de zaak verder blijven opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van de heer Jenne De Potter aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de berekening van de bedrijfsvoorheffing op interimarbeid" (nr. 11849)

15 Question de M. Jenne De Potter au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le calcul du précompte professionnel sur le travail intérimaire" (n° 11849)

 

15.01  Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de randnummers 16 tot 18 van bijlage III van het KB WIB '92 voorzien in bijzondere regels voor de berekening van de in te houden bedrijfsvoorheffing indien het loon niet per maand maar respectievelijk per veertien dagen, per week of per werkdag wordt uitbetaald. Men zou dan ook verwachten dat de bedrijfsvoorheffing, berekend op het loon van een interimwerknemer, volgens dezelfde regels wordt omgerekend naar maandbasis en dat de normale bedrijfsvoorheffingschalen van toepassing zijn.

 

Naar het schijnt zou in de praktijk slechts 11,11% bedrijfsvoorheffing worden ingehouden. Interimarissen krijgen dan later te horen dat dit in vele gevallen veel te weinig is. De onaangename verrassing dat de interimarissen fors moeten bijbetalen, komt natuurlijk bij de belastingafrekening. Volgens mij moet de bedrijfsvoorheffing zo nauw mogelijk aansluiten bij de uiteindelijk verschuldigde belasting.

 

De uitzendsector zou zich steunen op randnummer 30b van bijlage III van het KB WIB '92 om "de bedrijfsvoorheffing eenvormig zonder vermindering te bepalen op 11,11% voor de bezoldigingen, betaald aan personen behorende tot een bijzondere categorie bepaald door de ambtenaar die belast is met de algemene leiding van de Administratie der Directe Belastingen en die, gelet op de omstandigheden, volgens bijzondere regels worden bezoldigd".

 

Mijnheer de minister, ik heb een aantal vragen ter zake.

 

Dient de bedrijfsvoorheffing van de interimarissen volgens de randnummers 16 tot 18 van bijlage III van het KB van WlB '92 te worden omgerekend en ingehouden volgens de normale bedrijfsvoorheffingschalen of steunt de uitzendsector zich op een beslissing van de ambtenaar belast met de algemene leiding van de Administratie der Directe Belastingen om slechts 11,11% in te houden? Zo ja, kan die beslissing ter beschikking van de commissie worden gesteld? Kan er wel sprake zijn, in het geval van uitzendarbeid, van een beroepswerkzaamheid waarbij de interimarissen volgens bijzondere regels worden bezoldigd? Als de eenvormig berekende bedrijfsvoorheffing wordt ingehouden volgens randnummer 30b, moet de Vlaamse jobkorting dan eveneens begrepen worden onder "zonder vermindering" zoals vermeld in bijlage III?

 

15.02 Minister Didier Reynders: De bedrijfsvoorheffing op bezoldigingen uit interimarbeid wordt berekend volgens de toepassingsregel 30b van de bijlage III van het KB WIB '92, zoals vervangen door het KB van 5 december 2008. Uitzendkrachten behoren immers tot de categorie van personen over wie de algemene leiding van de Administratie der Directe Belastingen, sector Taxatie, heeft beslist, dat zij, gelet op de omstandigheden waarin zij hun beroepswerkzaamheden uitoefenen, volgens bijzondere regels worden bezoldigd.

 

Die beslissing werd in het verleden door de directeur-generaal van de Administratie der Directe Belastingen genomen en komt in de commentaar van het WIB '92, meer bepaald onder nummer 274, sinds de bijwerking van 1 juni 1975.

 

Waarschijnlijk is dat bijzondere regime destijds ingevoerd, omdat het in de regel personen betrof die slechts sporadisch werden tewerkgesteld in een stelsel van uitzendarbeid.

 

Er kan eventueel worden onderzocht of het nog opportuun is om de uitzendarbeid verder onder de vernoemde bijzondere categorieën te behouden, bijvoorbeeld voor personen die vrijwel ononderbroken gedurende het hele jaar in een stelsel van uitzendarbeid zijn tewerkgesteld.

 

In het geval van de vermelde toepassingsregel 30b is er op bezoldigingen uit uitzendarbeid een tarief van 11,11% bedrijfsvoorheffing toepasselijk en dit zonder verminderingen.

 

Gelet op artikel 1 van het KB van 11 januari 2001 tot toekenning van de Vlaamse forfaitaire vermindering op het stuk van de bedrijfsvoorheffing, wordt alleen de bedrijfsvoorheffing vastgesteld, overeenkomstig de nummers 11 tot 18 van de toepassingsregels, opgenomen in de vermelde bijlage III, verminderd met de Vlaamse forfaitaire vermindering, zoals die werd ingevoerd door het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 30 juni 2006 en werd gewijzigd bij de decreten van 23 mei 2008 en 19 december 2008.

 

Bijgevolg is de Vlaamse forfaitaire vermindering van de bedrijfsvoorheffing niet van toepassing op de bedrijfsvoorheffing die is verschuldigd op bezoldigingen uit uitzendarbeid op basis van de vernoemde regel 30b. De Vlaamse forfaitaire vermindering kan wel worden toegepast op de inkomsten uit uitzendarbeid van een uitzendkracht wanneer die laatste zijn uitdrukkelijk schriftelijk akkoord geeft voor de toepassing van de gewone regels voor de bedrijfsvoorheffing zoals ze zijn omschreven in de toepassingsregels 11 tot en met 18 van vermelde bijdrage III.

 

15.03  Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wil erop aandringen om te onderzoeken of het slechts inhouden van 11,11%, zoals beslist door de ambtenaar belast met de algemene leiding, nog opportuun en nuttig is en kan worden gewijzigd. Ik ben ervan overtuigd dat men de bedrijfsvoorheffing zo nauw mogelijk moet laten aansluiten bij de uiteindelijke belasting, iets wat bij uitzendarbeid niet altijd het geval is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van de heer Jenne De Potter aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de maandelijkse btw-teruggave" (nr. 11850)

16 Question de M. Jenne De Potter au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la restitution mensuelle de la TVA" (n° 11850)

 

16.01  Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, tijdens de bespreking van het ontwerp van economische herstelwet in de commissie ben ik tussengekomen omtrent de uitbreiding van de maandelijkse teruggavenprocedure, een goede maatregel die wij met plezier hebben gesteund. Daarbij heb ik gewezen op het feit dat de maandelijkse teruggave voorbehouden is voor BTW-plichtigen die logischerwijze maandelijks een periodieke BTW-aangifte indienen.

 

Tot op heden hadden BTW-plichtigen die geopteerd hebben om kwartaalaangiften in te dienen weinig belang om te opteren voor een maandaangifte. Ik ga ervan uit dat dit nu wel zou kunnen veranderen, gelet op het feit dat de maandelijkse teruggave wordt uitgebreid. Wellicht zullen heel wat aannemers die nu kwartaalaangiften indienen, geïnteresseerd zijn in die maandelijkse teruggave. Zij moeten dus kunnen overstappen van het ene systeem, van kwartaalaangiften, naar het andere, naar maandaangiften. Met uitzondering in geval dat de jaaromzet uitstijgt boven 1.000.000 euro of 200.000 euro voor de sector minerale oliën, mobiele telefonie of landbouwvoertuigen die kunnen overschakelen eens zij de drempels overschrijden, hebben alle andere overgangen slechts uitwerking op 1 januari van het kalenderjaar volgend op de datum van aanvraag. Bijgevolg kunnen de huidige kwartaalaangevers pas met goed gevolg overschakelen naar maandaangiften vanaf de periodieke aangifte vanaf januari 2010, in te dienen uiterlijk op 20 februari 2010.

 

In het verslag van het wetsontwerp bevestigt de staatsecretaris dat er een overgangsmaatregel zou komen, zodat men ook in de loop van 2009 zou kunnen overschakelen van het ene systeem naar het andere. Op dat moment was het koninklijk besluit nog niet gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

 

In tegenstelling tot het positief antwoord van de staatssecretaris, stel ik vast dat het koninklijk besluit niet in een overgangsmaatregel voorziet. Het is dus niet voorzien dat men in de loop van het jaar kan overschakelen, waardoor het positief effect van de maatregel deels verloren gaat.

 

Mijnheer de minister, vandaar mijn vraag of u bereid bent, net als uw staatssecretaris, om alsnog een KB uit te vaardigen waarin voorzien wordt in een dergelijke overgangsmaatregel?

 

16.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer De Potter, de vrijwillige overgang naar de regeling maandaangifte heeft overeenkomstig artikel 18 van het koninklijk besluit nr. 1 steeds uitwerking op 1 januari van het kalenderjaar, volgend op de datum van de aanvraag.

 

In afwachting van de aanpassing van dat artikel, aanvaardt de administratie dat de indieners van kwartaalaangiften die behalve hun aangifteregelingen zouden voldoen aan de andere basisvoorwaarden voor het gewijzigde stelsel van de maandelijkse teruggave, bij het verstrijken van ieder kalenderkwartaal kunnen overgaan naar de regeling maandaangiften, en dat ten vroegste met ingang van 1 april 2009.

 

Door die maatregel werden er derhalve geen ondernemingen gediscrimineerd.

 

De btw-controlekantoren zijn daarvan reeds ingelicht.

 

Die tolerantie zal eveneens bekendgemaakt worden via de gegevensbank Fisconet Plus, dus, vanaf 1 april 2009.

 

16.03  Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de minister, ik begrijp dat de administratie tolerant zal zijn, maar ik had toch liever gezien dat er daarvoor een wettelijke of een reglementaire basis was in het KB. In principe moet ook de administratie zich houden aan de reglementering. Hoe dan ook, als de administratie tolerant is en als er geen probleem is inzake gelijke behandeling, dan kan ik mij daarin vinden. Toch had ik liever een reglementering gezien in het KB zelf, en niet een louter administratieve beslissing.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van de heer Patrick De Groote aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het btw-tarief voor pleziervaartuigen" (nr. 11872)

17 Question de M. Patrick De Groote au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le taux de TVA appliqué aux bateaux de plaisance" (n° 11872)

 

17.01  Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de minister, verschillende Europese landen hebben een gunstige btw-wetgeving inzake pleziervaartuigen, onder andere Frankrijk.

 

De btw ligt in Frankrijk al lager dan in België, 19,6% in plaats van 21% bij ons. Dat lijkt niet veel uit te maken, maar het gaat toch telkens om bedragen van 100.000 euro. Dat maakt toch al snel een groot verschil.

 

In Frankrijk betaalt men niet eens dat lager btw-tarief van 19,6%, maar slechts 9,8%, bijna de helft. Een schip dat vaart onder Franse vlag, moet voor de periode dat het in buitenlandse wateren vaart, immers geen btw betalen. Dat is uiteraard heel moeilijk vast te stellen. Men betaalt de btw immers bij aankoop en niemand zal zich achteraf bezighouden om te controleren hoeveel tijd iemand in buitenlandse wateren vaart.

 

Daarom heeft de Franse wetgever de periode dat een schip zogezegd in buitenlandse wateren vaart, forfaitair vastgelegd op de helft van de tijd. Een pleziervaartuig onder Franse vlag betaalt slechts 9,8% en geen 21%, zoals het geval zou zijn onder Belgische vlag.

 

Ook Spanje en Italië hebben een soortgelijke regeling. Het gevolg daarvan is dat steeds meer mensen in België hun boot in Frankrijk kopen of hun boot in België kopen via een Franse leasingmaatschappij of een Franse financieringsfirma. De boot wordt dan in feite gekocht door een Frans bedrijf, dat geen btw moet betalen, waarna de Belg via die omweg de boot verwerft met toepassing van de Franse btw-wetgeving.

 

Belgische handelaars doen hieraan uiteraard mee. Voor hen betekent het wat meer papierwerk, maar omgekeerd vraagt de Franse wetgeving meer uitrusting en kunnen de handelaars dan ook meer materiaal voor de uitrusting van de boot verkopen.

 

De grote verliezers in het verhaal zijn de Belgische verzekeraars en de financieringsinstanties en daarnaast de Belgische Staat. De Belgische Staat loopt hierdoor niet alleen btw-inkomsten mis, maar ook inkomsten uit vlaggenbrieven, zeebrieven naar gelang van de grootte van het schip, immatriculatieplaten, belastingen op de inverkeerstelling enzovoort.

 

Ik heb de volgende vragen. Overweegt u om een soortgelijke btw-regeling in te voeren in België? Hebt u de mogelijkheid om zicht te krijgen op het aantal Belgen dat met pleziervaartuigen onder buitenlandse vlaggenbrief vaart? Indien ja, welke mogelijkheid en om hoeveel Belgen gaat het?

 

Ik dank u alvast voor uw antwoord.

 

17.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer De Groote, de plaats van de dienst bestaande in de verhuur van een pleziervaartuig door een verhuurder die in België is gevestigd, is de plaats waar het gebruik van dat vaartuig plaatsvindt, in de mate waarin dat vervoermiddel buiten de gemeenschap wordt gebruikt.

 

Het bewijs van het gebruik buiten de gemeenschap dient door de verhuurder te worden verstrekt op de wijze toegelicht in punt 12 van de circulaire nr. 4-1980.

 

Bepaalde lidstaten zoals Frankrijk, aanvaarden de facto dat de pleziervaartuigen die worden verhuurd door in die lidstaten gevestigde verhuurders, gedeeltelijk buiten de gemeenschap worden gebruikt. Zodoende worden de huurgelden er de facto gedeeltelijk niet belast.

 

In de gevallen waarin het gehuurde vaartuig wordt gebruikt buiten de gemeenschap, in zo'n mate dat het gebruik het forfaitair niet te belasten percentage van de huurprijs, zoals dat wordt toegepast in Frankrijk en Italië, overstijgt, kan en zal het bewijs van dat gebruik worden geleverd door de belanghebbende.

 

Aangezien het forfait dus enkel zal worden ingeroepen wanneer het werkelijk gebruik van het vaartuig buiten de gemeenschap lager ligt dan het forfaitair niet te belasten percentage van de huurprijs, zal de toepassing ervan in de praktijk resulteren in het niet heffen van een deel van de opeisbare btw.

 

De invoering van een dergelijke forfait biedt zodoende geen oplossing voor een gebeurlijke derving van btw-inkomsten, zoals door u gesignaleerd.

 

Overeenkomstig de eerste paragraaf van het vanaf 1 januari 2013 geldende artikel 56, lid 2 van richtlijn 2006/112/EEG is de plaats van een andere dan kortdurende verhuur van een pleziervaartuig aan een niet-belastingplichtige overigens de plaats waar de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.

 

Volledigheidshalve vestig ik uw aandacht erop dat de leasing van een pleziervaartuig dat in de praktijk inderdaad vaart, neerkomt op een vorm van financiering voor de verwerving van een pleziervaartuig en op het vlak van de btw dient te worden aangemerkt als een verhuur, zolang de koopoptie niet gelicht is.

 

Het antwoord op uw tweede vraag is ontkennend. Eventueel kunt u navraag doen bij mijn collega bevoegd voor Mobiliteit en Vervoer.

 

17.03  Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Vraag van mevrouw Meyrem Almaci aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het mogelijk tweede relanceplan" (nr. 11932)

18 Question de Mme Meyrem Almaci au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'éventuel deuxième plan de relance" (n° 11932)

 

18.01  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, intussen is er deze morgen kernkabinet geweest en moet mijn vraag een beetje geactualiseerd worden. Mijn vraag was initieel opgesteld op basis van het kernkabinet van 13 maart waar verschillende economische deskundigen waaronder Luc Coene toelichting kwamen geven bij de economische toestand in ons land. Naar aanleiding van dat bezoek werden verschillende voorstellen door collega’s en u zelf de pers in gestuurd. Ondertussen is dat opgevolgd door het kernkabinet van vandaag. Naar aanleiding van uitspraken in het verleden ga ik echter mijn vragen nog stellen.

 

Deelt u de mening van de heer Luc Coene dat er ten vroegste in 2013 opnieuw een begroting in evenwicht zal zijn, dit enkel onder de voorwaarde dat er verregaande besparingen worden doorgevoerd? Wat is uw standpunt op dat vlak, wetend dat er intussen het rampzalige rapport is van de Hoge Raad voor Financiën en dat ook het IMF voor ons land een diepe recessie en dus een tekort verwacht?

 

Hoever staat men met het aangekondigde plan om voor de begroting voor 2010 terug naar een evenwicht te gaan? Wanneer zullen de besprekingen daaromtrent plaatsvinden? Dat is al herhaaldelijk aangekondigd.

 

Ik weet dat er in deze commissie zeer vaak discussie is over cijfers. Van welk cijfer – vandaag, niet gisteren of morgen – wordt er bij het departement Financiën uitgegaan wat betreft de negatieve groei of de groei tout court wat de begroting voor dit jaar en volgend jaar betreft? Zal de begroting op basis daarvan worden bijgestuurd? Hoever is de staatsschuld ondertussen verder opgelopen? Welke rente zal er moeten worden betaald voor de stijgende staatsschuld? Is er een berekening inzake de stijging van de staatsschuld en de daaraan gekoppelde rente?

 

Ik heb nog een aantal vragen waarvan ik weet dat u niet voor alles bevoegd bent. Ik zou echter graag uw opinie kennen, onder meer wat betreft de stand van zaken van de onderhandelingen. Wat is uw standpunt als minister van Financiën wat betreft de onderhandelingen over de btw-verlaging voor restaurants, de onderhandelingen inzake tijdelijke werkloosheid en andere maatregelen? Wat is de stand van zaken? Wanneer zullen de besprekingen verder gaan? Wanneer zullen er beslissingen worden genomen? Is dat effectief voor na het Paasreces? Wanneer zal het kernkabinet knopen doorhakken? Wat zijn de gevolgen daarvan? Komt er een relanceplan bis of niet?

 

18.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw Almaci, op basis van het verslag van de Hoge Raad voor Financiën zullen we een beslissing nemen inzake het stabiliteitsprogramma. Er is nog geen beslissing, ik denk dat we dat volgende week in de Ministerraad zullen doen. Ik heb geen andere informatie over precieze cijfers voor de volgende jaren. Wij hebben nog geen beslissing genomen.

 

Wat betreft de schuld, de netto federale staatsschuld bedroeg eind 2008 302.850.000.000 euro. In het kader van de begrotingscontrole ging de administratie van de thesaurie uit van een stijging van die staatsschuld tot 316.800.000.000 euro voor eind 2009.

 

De intrestlasten op economische basis bedroegen in 2008 12.017.000.000 euro. Voor 2009 wordt een bedrag van 12.159.000.000 euro voorzien.

 

Uw andere vraag moet u misschien aan een andere collega stellen, bijvoorbeeld over de evolutie van de verschillende onderhandelingsprocessen in verband met werkloosheid.

 

In verband met de vermindering van de btw voor restaurants ben ik vanmorgen gestart met een overleg met de verschillende verenigingen van die sector, om een voorstel op tafel van de regering te leggen met een verlaagd btw-tarief van 6 procent voor alle restaurantdiensten, maar met als gevolg een vermindering van de prijs voor de consument en ook een versterking van de strijd tegen zwartwerk, fiscale en sociale fraude. Wij zullen verder gaan met de voorbereiding van de regeringsbeslissing.

 

Dan zal ik ook een overleg hebben met andere collega’s binnen de regering die belast zijn met de strijd tegen zwartwerk, bijvoorbeeld Werk en Sociale Zaken.

 

18.03  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik had uiteraard nog graag een stand van zaken gehad met betrekking tot de besparingen die eventueel zouden worden doorgevoerd. Ik heb daaromtrent ook een vraag gesteld aan de eerste minister. Ik hoop dat de eerste minister op dat aspect zal antwoorden.

 

Ik kan uitgaan van het feit dat niet alleen u als minister van Financiën maar verschillende ministers voorstellen hebben gedaan en dat u ook reeds bent overgegaan tot overleg met de sector, dat er wel degelijk iets als een relanceplan is of zal zijn. De vraag is natuurlijk of het een plan met visie zal zijn en een geheel of een set van losse maatregelen, waarvoor ik een beetje vrees.

 

Ik zal de eerste minister daarover verder ondervragen en de staatssecretaris van Begroting. Ik wacht met veel nieuwsgierigheid de resultaten van de beslissingsronde de komende weken af.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

19 Question de M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le calcul du précompte sur les revenus des allocataires sociaux" (n° 11955)

19 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de berekening van de voorheffing op de inkomsten van uitkeringsgerechtigden" (nr. 11955)

 

19.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, les différents sauts d'index intervenus au cours de l'année 2008 et leur corrélation au seuil déterminant le précompte payé chaque mois ont conduit à de mauvaises surprises pour de nombreux allocataires sociaux. Ceci a conduit à la diminution de leur revenu net par rapport au mois écoulé ou à l'année précédente, alors qu'on sait que nombre d'entre eux vivent sous le seuil de pauvreté ou à la limite de celui-ci.

 

Je vous ai déjà interrogé à plusieurs reprises sur la question spécifique du précompte sur le pécule de vacances de ces allocataires, suite à une réponse ponctuelle, insatisfaisante à nos yeux, intervenue au cours de la dernière année.

 

Je suis de nouveau interpellé par de nombreux allocataires qui se plaignent de voir leur revenu net de pension diminuer vu l'augmentation du précompte, et notamment par une personne qui a perdu 100 euros sur une pension qui dépasse à peine les 1.000 euros. Le précompte étant une avance sur l'impôt, il importe qu'il soit calculé au plus juste, d'autant plus quand les revenus sont peu élevés, et encore plus quand il s’agit de pensionnés.

 

Monsieur le ministre, vos services ont-ils eux-mêmes été alertés par la recrudescence de ce type de situation? Je suppose que vous devez être interpellé dans ce cadre. Estimez-vous ces situations normales? Sinon, des réponses sont-elles envisagées par vous-même ou par le gouvernement pour répondre à ce problème structurel et atteindre cet objectif d’un calcul plus juste du précompte pour les plus bas revenus?

 

19.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur Gilkinet, j'ai répondu tout à l’heure à des questions concernant des erreurs de calcul faites au détriment de certains contribuables, lesquelles ont été rectifiées depuis. Mes services n’ont pas reçu d’informations concernant des contribuables pensionnés se plaignant au sens où vous l’entendez. Si vous disposez de cas concrets, je vous prie de m’en faire parvenir les références.

 

19.03  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Je n’y manquerai pas, monsieur le ministre. L’objectif est de trouver des réponses convenant à tous les cas. Comme je vous le disais, en matière de précompte, particulièrement pour des pensionnés touchant de petites pensions, il convient de trouver les formules de calcul les plus justes. En effet, lorsque les contribuables doivent suppléer ou au contraire retoucher deux ans plus tard, il est parfois trop tard. Cet effet rend la confection de budgets calculés à l‘euro près particulièrement difficile.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

20 Question de M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les conditions de travail des agents de douane de Namur" (n° 11956)

20 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de werkomstandigheden van de douanebeambten te Namen" (nr. 11956)

 

20.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, je vous ai récemment interrogé sur les conditions de travail des agents de douane de Namur, logés sur le site des papeteries Intermills à Saint-Servais depuis novembre 2007. Depuis lors, divers nouveaux éléments sont à prendre en compte: la visite sur place du fonctionnaire dirigeant des Douanes et Accises, les résultats des analyses d'air et un rapport de stabilité qui indiquerait que le parking du site ne peut plus être utilisé par des camions, ce qui est paradoxal en fonction de l'activité sur place.

 

Par ailleurs, je me suis procuré un extrait de l'étude de risque de la pollution du sol réalisée après la signature du bail par vous-même et qui indique qu'aucune étude de caractérisation des risques n'a été réalisée préalablement à l'installation des agents des douanes sur le site.

 

Tout cela indique que les conditions de travail sont loin d'être optimales, qu'elles comportent des risques pour la santé des travailleurs, que la Régie des Bâtiments n'aurait jamais dû signer ce bail et qu'elle devrait au contraire s'en dégager pour trouver une autre localisation, plus adéquate et plus sécurisante pour les agents des douanes en province de Namur.

 

Monsieur le ministre, en ce qui concerne les études de risque de pollution des sols pour le site concerné, estimez-vous normal qu'elles aient été entreprises après signature du bail par l'État belge?

 

Comment expliquez-vous que la réalisation d'une étude de caractérisation, assortie d'une étude de risque sur l'environnement et la santé de l'être humain, n'ait pas été entreprise à l'époque?

 

Est-ce dans les normes habituelles de la Régie des Bâtiments d'accepter la prise en location d'un bien caractérisé notamment par la présence de cuivre et de benzoapirène au-delà de la valeur d'intervention?

 

Disposez-vous d'un rapport de la visite récente du fonctionnaire dirigeant des Douanes et Accises sur place? Quelles sont ses conclusions quant aux conditions de travail et à l'adéquation des lieux aux missions des Douanes et Accises? Il semble que c'est la première fois qu'il venait sur place.

 

Confirmez-vous l'existence d'un rapport de stabilité interdisant désormais l'usage du parking de ce site par des camions? Quelles conséquences en tirez-vous?

 

Quelles sont les conclusions des analyses d'air réalisées sur place? Les estimez-vous conformes aux conditions de travail à offrir aux travailleurs en général? Quel est notamment votre avis quant à la présence de substances cancérigènes et de nombreux champignons dans ces bureaux?

 

La Régie des Bâtiments a-t-elle pris contact avec le propriétaire des lieux en vue de la couverture par le propriétaire du tas de terre identifié comme problématique en termes de pollution?

 

Quel est votre diagnostic actualisé quant à la relation contractuelle entre la Régie des Bâtiments et le propriétaire du site? Envisagez-vous de rompre ce bail vu les nombreux vices du bien loué et de reloger les services des Douanes et Accises en province de Namur? Quel est votre calendrier à ce sujet?

 

20.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, tout d’abord, je renvoie M. Gilkinet aux réponses données à sa question n° 11062 du 11 février 2009. Certains éléments sont identiques.

 

Une information judiciaire étant en cours au sujet de ce dossier et la réunion du 16 mars dont vous faites état s’inscrivant directement dans ce cadre, vous comprendrez qu’il n’est pas souhaitable que j’y réponde, en vertu du principe de non-ingérence du politique dans les affaires judiciaires.

 

J’espère que vous n’avez pas obtenu d’informations sur le contenu de ces réunions par téléphone ou par d’autres moyens.

 

Je constate simplement que les informations dont vous disposez sont parcellaires ou résultent d’interprétations subjectives. Je laisse le soin aux autorités judiciaires de se prononcer sur le sujet.

 

20.03  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je comprends votre prudence. Si un jour, il y a une commission d’enquête à ce sujet, on ne pourra pas dire que vous en aviez dit plus que ce que vous ne le pouviez!

 

Néanmoins, vous admettrez qu’une information judiciaire en cours sur le dossier est un fait nouveau, par rapport à la précédente question que je vous avais posée. Sans connaître le contenu du dossier, j'estime que ce n'est certes pas banal.

 

En tant que ministre de tutelle de la Régie des Bâtiments et des services concernés, je suppose que vous suivez le dossier attentivement et que vous en tirerez toutes les conclusions. En l’occurrence, pour avoir fait un tour sur place, je ne comprends pas comment l’État belge via la Régie des Bâtiments a signé un contrat de bail pour un bâtiment manifestement non conforme.

 

Je pense que nous avons commis une erreur en signant ce contrat de bail coûteux. Peut-être la justice nous permettra-t-elle de nous en dégager? J’espère obtenir des informations à ce sujet dès que l’enquête sera terminée.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

21 Question de Mme Valérie Déom au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le budget des festivités du 75e anniversaire de la Loterie Nationale" (n° 11989)

21 Vraag van mevrouw Valérie Déom aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het budget voor de festiviteiten voor de 75e verjaardag van de Nationale Loterij" (nr. 11989)

 

21.01  Valérie Déom (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, à l'occasion de ses 75 ans, la Loterie Nationale a décidé de mettre les petits plats dans les grands afin de fêter dignement son anniversaire avec, en point d'orgue de cette célébration, l'organisation d'une série de dix concerts de musique classique.

 

Évidemment, le fait que la Loterie célèbre son 75e anniversaire n'a en soi rien de choquant. Par contre, permettre une telle débauche de moyens - la presse du 14 mars citait un budget colossal de 1,7 million juste pour les dix concerts de musique classique - choque. En période de crise, alors même que les recettes de la Loterie diminuent et que les libraires, partenaires historiques de la Loterie, éprouvent de plus en plus de difficultés, le financement de telles festivités pose question.

 

Des syndicats et autres représentants du réseau des libraires se montrent d'ailleurs excédés face à des festivités qui, selon l'administrateur délégué de la Loterie, seraient d'ailleurs organisées "pour" le réseau des revendeurs. En fait, on leur proposait deux places de concert classique, avec un buffet debout pour les libraires. Il semblerait donc que cette action fût destinée aux libraires.

 

Monsieur le ministre, j'en viens à mes questions.

- Confirmez-vous le budget de 4,63 millions d'euros réservé par la Loterie en vue de l'ensemble des festivités organisées pour son 75e anniversaire?

- Confirmez-vous la volonté de l'administrateur délégué de la Loterie d'organiser notamment une série de concerts classiques?

- Dans l'affirmative, comment peut-on réserver un tel budget pour des festivités présentées officiellement "en faveur" du réseau des distributeurs alors que ce même réseau désapprouve cette initiative et connaît de grandes difficultés financières?

- Ne pourrait-on pas plutôt utiliser les sommes prévues pour soulager les libraires et autres distributeurs via des initiatives concertées avec les deux fédérations des libraires, comme l'augmentation temporaire des commissions des distributeurs à concurrence du montant prévu pour la tournée des dix concerts?

- Enfin, est-il exact que plusieurs membres du comité de direction se sont opposés au projet de concerts présenté par l'administrateur délégué?

 

21.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, chère collègue, les activités qu'organise la Loterie Nationale dans le cadre de la célébration de son 75e anniversaire ne peuvent être uniquement réduites à une série de concerts. Il s'agit en l'occurrence d'un concept global d'activités que la Loterie Nationale proposera sous le dénominateur "la Loterie Nationale, créateur de chance" à tous ses partenaires, donc tant à ses relations commerciales, ses joueurs et ses points de vente qu'aux meneurs d'opinion publique, au sens large, et aux institutions sociales, les bénéficiaires des bonnes causes, ainsi que les plus défavorisés.

 

Le programme total comprend le lancement de deux nouveaux jeux, avec une campagne publicitaire y associée, un documentaire télévisé, une exposition qui donnera au grand public la possibilité de découvrir la collection artistique et historique de la Loterie Nationale, la publication d'un ouvrage populaire sur l'histoire de la Loterie de 1934 à nos jours, une séance académique qui doit attirer l'attention des décideurs politiques et de la presse sur l'évolution de la législation en Europe et en Belgique, ainsi qu'un programme artistique avec une série de concerts dans dix grandes villes en Belgique, offerts aux points de vente, aux relations locales, aux clients et aux joueurs.

 

Le programme artistique unique de ces dix concerts que la Loterie Nationale offrira aux plus ou moins 10.000 invités comprend une composition spéciale intitulée "Creating Chance" qui sera interprétée par un orchestre symphonique et un jazz big bang, une combinaison encore jamais vue de cette ampleur en Belgique.

 

Étant donné qu’une longue préparation est nécessaire pour assurer une organisation de qualité, ce programme et les dix sites ont déjà été approuvés par le conseil d’administration du 9 septembre 2008.

 

Avec l’organisation de cette série de concerts dans dix sites répartis dans les différentes provinces, la Loterie Nationale renoue avec une tradition du passé, à savoir être proche des gens en offrant à ces joueurs et aux points de vente un programme artistique unique sans que ceux-ci ne soient obligés de faire un déplacement jusqu’à Bruxelles vers une seule et unique salle de concert prestigieuse. Pour les exploitants des points de vente dont les journées de travail sont très longues et commencent très tôt le matin, une telle activité organisée près de chez eux leur offre en effet plus de confort.

 

En ce qui concerne votre demande de prévoir également, pour ces points de vente, une action qui leur ferait bénéficier directement d’un avantage financier, sachez que la Loterie Nationale y a pensé.

 

Les deux produits supplémentaires lancés exclusivement pour le réseau de vente traditionnel à l’occasion de la célébration des 75 ans de la Loterie Nationale assureront, avec l’appui de la campagne publicitaire, un chiffre d’affaires supplémentaire, chiffre d’affaires sur lequel les points de vente reçoivent non seulement leur commission habituelle de 6% mais à laquelle s’ajoutera un bonus supplémentaire s’ils atteignent leur objectif.

 

L’enveloppe que la Loterie Nationale avait réservée dans son budget 2009 pour ses activités s’élève à 5 millions d’euros. Une première estimation budgétaire qui avait fait l’objet d’une discussion lors du comité de direction du 4 décembre s’élevait à 4,63 millions d'euros, montant qui prévoyait des marges de sécurité et des réserves suffisantes. Entre-temps, ce budget ne correspond déjà plus du tout à la réalité en raison de l’évolution des différents sous-projets. À la lumière du changement de la situation économique, le comité de direction a en effet plaidé en faveur d’une discipline budgétaire rigoureuse et, dans l’intervalle, ce budget a déjà pu être réduit de 30% pour atteindre 3,3 millions d’euros au lieu des 4,63 cités, dont 1,3 million pour les dix concerts. En outre, ce budget sera entièrement autosuffisant et couvert grâce aux revenus des deux nouveaux produits lancés.

 

Pour conclure, je voudrais assurer que la Loterie Nationale n’oubliera pas non plus sa mission sociale dans son programme prévu pour son 75e anniversaire. Elle a libéré un budget supplémentaire de 2 millions d’euros de ses moyens propres qui sera utilisé pour toute une série de projets répartis dans tout le pays dans le cadre de la lutte contre la pauvreté.

 

Un appel à projets dans le domaine de l’aide aux sans-abri a été lancé au mois de janvier. Quarante-trois projets seront évalués par un jury et les lauréats seront annoncés prochainement. Pour plus de détails au sujet de l’intégralité du projet, vous pouvez consulter le site web qui lui est consacré: http://un-abri-pour-tous.be/

 

J’ajouterai qu’en ce qui concerne les 10 concerts, cela permet aussi de passer commande d’un certain nombre d’artistes en Communauté française comme en Communauté flamande. Comme vous le savez, une bonne partie des subsides de la Loterie nous sont régulièrement réclamés pour venir en aide à un certain nombre de prestataires dans le domaine artistique y compris dans le domaine de la musique classique.

 

Je pense que l’effort fait par la Loterie dans ce domaine rejoint tout à fait les demandes régulièrement formulées par de très nombreux mandataires des différents horizons politiques et des différentes Communautés.

 

21.03  Valérie Déom (PS): Monsieur le président, je remercie M. le ministre pour cet inventaire détaillé des activités qui vont être menées dans le cadre du 75e anniversaire de la Loterie Nationale.

 

Si j'ai bien compris, les deux nouveaux jeux sont réservés aux libraires. Je ne peux que m'en féliciter, puisque cette demande avait été exprimée par les libraires, en contrepartie du lancement sur internet des jeux classiques de la Loterie.

 

Par ailleurs, vous avez mis en évidence une demande des libraires et des diffuseurs pour accéder à ces concerts. D'après un sondage de Prodipresse, 98% des libraires francophones sont totalement opposés à cette dépense et demandent en échange ce dont je parlais dans ma question. Vous semblez donc faire un geste, mais les personnes auxquelles il est destiné ne semblent pas demandeuses.

 

Vous confirmez aussi que le comité de direction dans son ensemble était relativement opposé à la tenue de ces concerts pour un montant de 1,7 million. Vous me dites qu'il a été ramené à 1,3 million. Mais c'est quand même 1,3 million d'euros!

 

21.04  Didier Reynders, ministre: Ce sont bien des euros.

 

21.05  Valérie Déom (PS): Me confirmez-vous l'opposition du comité de direction à l'organisation de ces concerts?

 

21.06  Didier Reynders, ministre: Je ne sais pas si vous pratiquez souvent la commission des Finances, mais je viens de vous répondre pour tous ces points. Je ne vais pas passer mon temps à vous confirmer ou non ce que je viens de vous dire…

 

21.07  Valérie Déom (PS): Mais la diminution…

 

21.08  Didier Reynders, ministre: Je viens de vous le dire.

 

21.09  Valérie Déom (PS): J'entends bien, mais la diminution n'entraîne pas la suppression de l'opposition du comité de direction.

 

J'ai ici un fax dans lequel le comité de direction note: "Nous souhaitons vous informer par la présente que nous sommes totalement opposés à la proposition d'organiser une tournée de concerts dans le cadre des 75 ans de la Loterie Nationale pour un budget de 1,7 million d'euros."

 

21.10  Didier Reynders, ministre: Vous avez de la chance. Je dis simplement que le comité de direction a fait en sorte que l'on réduise le budget global à 1,3 million. Je viens de vous le dire! Je veux bien vous le répéter.

 

21.11  Valérie Déom (PS): Cela ne me pose pas de problème.

 

Par ailleurs, certaines informations ont rapporté que le président du conseil d'administration de l'ASBL Brussels Jazz Orchestra serait l'avocat de M. Pittevils Cela ne pose-t-il pas question?

 

21.12  Didier Reynders, ministre: Vous me poserez la question la prochaine fois.

 

21.13  Valérie Déom (PS): Je reviendrai certainement pour vous poser cette question et bien d'autres encore!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

22 Questions jointes de

- Mme Juliette Boulet au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'état de délabrement du palais de justice de Binche" (n° 12022)

- Mme Colette Burgeon au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'état déplorable du palais de justice de Binche" (n° 12097)

22 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de slechte staat van het gerechtsgebouw van Binche" (nr. 12022)

- mevrouw Colette Burgeon aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de erbarmelijke toestand van het gerechtsgebouw van Binche" (nr. 12097)

 

22.01  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, vous aurez vu comme moi ce reportage sur l'état de délabrement du palais de justice de Binche

 

Il est totalement impossible d'y travailler tellement il est dans un mauvais état: des plafonds qui tombent, des infiltrations d'eau. C'est aussi le palais de tous les animaux, peut-être le nouveau zoo de Binche. Tout ceci pourrait prêter à rire, mais ça ne l'est plus du tout pour le personnel qui y travaille chaque jour, et met sa santé en danger.

 

Les dernières traces d'entretien du bâtiment, selon la juge de paix, datent de 1972. Depuis son entrée en fonction en 2002, elle dit se battre pour que les choses bougent, mais, visiblement, rien n'avance et le bâtiment devient totalement invivable. Ceci met aussi en danger les citoyens qui se rendent à la justice de paix. Les syndicats ont invité les pompiers à venir visiter le bâtiment qui ont détecté de nombreux manquements mettant en péril la sécurité des gens: pas de portes coupe-feu et une issue de secours sans issue!

 

Dans les heures qui ont suivi le reportage, une information est partie de votre département: il paraîtrait qu'un budget de la Régie des Bâtiments prévoie un montant de 1,2 million d'euros, déjà attribué, et qu'il ne manque plus que le permis de bâtir.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous confirmer que ce budget est bien alloué?

Est-il destiné à la rénovation du bâtiment ou à la construction d'un nouvel espace pour la justice de paix de Binche?

Depuis quand ce budget est-il alloué et qu'est-ce qui empêche de débuter les travaux?

Auriez-vous l'occasion de faire preuve de votre autorité pour accélérer la procédure? Que comptez-vous mettre en place à cette fin?

Qu'en est-il de la relocation du personnel pendant la période des travaux?

Une solution est-elle envisagée avec les autorités communales?

 

22.02  Colette Burgeon (PS): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, le palais de justice de Binche est dans un état lamentable: fuites d'eau, mérule dans la salle d'audience, vieilles pièces d'archives non entretenues, rats, puces qui squattent les lieux. Bref, le personnel travaille dans l'insalubrité.

 

Des promesses avaient été faites à l'actuelle juge de paix lors de sa prise de fonction fin 2002, mais force est de constater qu'elles n'ont pas été suivies d'effets.

 

Le commandant des pompiers de Binche vient de dresser un rapport sur l'état des lieux et préconise la fermeture pure et simple du bâtiment.

 

Quelles mesures la Régie des bâtiments compte-t-elle mettre en œuvre pour solutionner rapidement ce problème?

 

Il semblerait qu’un bâtiment communal soit loué par la ville. Ce loyer serait remboursé par le SPF Finances.

 

Pour le moment personne n’y emménage. Alors que du plâtre tombe désormais du plafond, un bâtiment avait été mis à disposition du tribunal par la ville de Binche il y a un an. Mais jusqu’à présent, il reste vide. Je souhaiterais en connaître les raisons.

 

Même si faire des travaux demande du temps, pourquoi n’a-t-on pas fait déménager immédiatement les gens puisque cela fait plusieurs années qu’on signale le problème?

 

22.03  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, chères collègues, je vous renvoie pour l’exposé de l’ensemble des opérations réalisées par la Régie depuis 2003 à la réponse que mon collgue Stefaan De Clerck a donnée en mon nom en séance plénière du Sénat le 19 mars à Mme Olga Zrihen.

 

Pour le reste, je peux vous confirmer qu’un montant de 1.110.366,72 euros TVA comprise destiné à couvrir la dépense engendrée par les travaux de réhabilitation de la justice de paix de Binche, avenue Charles Deliège, 54 a été engagé sur le budget d’investissement de la Régie des bâtiments en novembre 2007.

 

Ce budget est réservé depuis fin 2007 mais, conformément à la législation wallonne, les travaux ne pourront débuter qu’après l’octroi du permis d’urbanisme.

 

Il faut savoir que le bâtiment étant classé, ce projet a fait l’objet d’un certificat de patrimoine obtenu fin 2008 après presque 5 années de mises au point et de réunions avec les services de la Région wallonne. La délivrance de ce document a enfin permis d’introduire la demande de permis d’urbanisme qui est actuellement soumis à la ville de Binche pour enquête publique. Dès l’octroi du permis attendu incessamment les travaux pourront débuter. Quant à l’hébergement des services de la justice de paix durant les travaux de la rénovation - environ 24 mois - il est prévu de longue date dans une partie de l’immeuble situé avenue Vanderpepen, 71 pris en location par la ville de Binche. Le déménagement est programmé dans les toutes prochaines semaines.

 

22.04  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, les choses vont bientôt et enfin bouger. Je suis étonnée par cette lenteur de l’ensemble des démarches à faire pour cette situation connue depuis 2002. Comment se fait-il qu’il faille attendre quasiment sept ans pour qu'enfin les choses soient traitées convenablement?

 

Par ailleurs, à un certain moment, ne pouvez-vous faire usage de votre autorité, en tant que vice-premier ministre et ministre en charge de la Régie des Bâtiments pour que les choses s'accélèrent et que les travailleurs n'aient pas à travailler dans des conditions pareilles?

 

22.05  Didier Reynders, ministre: Je devrais octroyer le permis à la place de la Région, par exemple?

 

22.06  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): En tout cas, en adressant un courrier à la Région wallonne ou un coup de téléphone. Comment se fait-il qu'il faille attendre cinq années pour enfin voir les choses bouger sur le terrain? C'était en 2002 et vous aviez déjà cette compétence.

 

22.07  Didier Reynders, ministre: Non, non, mais je vous expliquerai. Quand je m'occupe de quelque chose, cela peut paraître très long, mais pas à ce point.

 

22.08  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Mais voilà déjà quand même une bonne législature que vous avez cette compétence à votre actif. Des choses sont à faire, des procédures doivent être activées, que ce soit au nom de la sécurité des travailleurs, de la sécurité et de la santé des citoyens qui se rendent quotidiennement dans ces bâtiments. Et puis aussi, au nom de l'efficacité énergétique, vous avez un rôle à jouer.

 

22.09  Colette Burgeon (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, merci pour vos réponses. Ce qui m'étonne, c'est qu'il ait fallu tous ces articles et même une conférence de presse de la juge pour qu'on bouge. Si le bâtiment est loué depuis un an, et nécessite encore des travaux pour permettre le déménagement, pourquoi n'a-t-on pas entrepris immédiatement les travaux de première nécessité pour accélérer le déménagement, même en attendant le permis de bâtir? Au moins, ils se seraient trouvés dans un bâtiment plus correct.

 

Deuxièmement, ce qui est vécu à Binche se vit certainement ailleurs; peut-être pas avec une telle ampleur. Sans doute conviendrait-il de se montrer attentif aux autres bâtiments. Cela ne fait pas très sérieux vis-à-vis de la politique; après, on s'étonnera encore de perdre de la crédibilité. Il vaudrait mieux ne pas attendre de telles réactions pour réparer les bâtiments. Voilà qui nous grandirait.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

23 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de internationale bankregels" (nr. 12110)

23 Question de M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les règles internationales applicables au secteur bancaire" (n° 12110)

 

23.01  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, een korte vraag met waarschijnlijk een aantal korte antwoorden, veronderstel ik.

 

Ik heb u een schriftelijke vraag gesteld in verband met de Basel II-normen, verscherping of versoepeling. Het gaat om de vraag van 19 februari U antwoordde dat “op dat moment” – dus op 19 februari – “op internationaal niveau de bestaande kapitaalseisen van risicovolle transacties zoals effectiseringen, verrichtingen in de handelsportefeuille, gestructureerde producten en liquiditeitslijnen, worden geanalyseerd met het oog op de versterking ervan.” U schrijft verder: “Waar nodig zullen de kapitaalsvereisten worden aangepast om te verzekeren dat voor specifieke transacties het risico juist wordt weerspiegeld. Dit zal zeker leiden tot een globale verhoging van kapitaalsvereisten voor banken"

 

Mijnheer de minister, daarover heb ik de volgende vragen.

 

Wanneer mogen wij de resultaten van dit internationaal overleg verwachten?

 

Wanneer, op welke termijn, wil u de resultaten, de globale verhoging van die kapitaalsvereisten voor banken, in België implementeren?

 

Blijven er volgens uw inschatting verschillen bestaan tussen kapitaalsvereisten voor banken en voor verzekeringsmaatschappijen op dit vlak? Ik ken de huidige toestand, maar hoe evolueert dat op Europees vlak?

 

Mijn laatste vraag is de belangrijkste, denk ik, in het raam van de Kaupthing-ervaring. Hoe zit het met de buitenlandse vestigingen van banken in ons land, die een buitenlandse licentie hebben? Bestaat er een middel, op een of andere manier, om die nieuwe kapitaalsvereisten ook verplichtend te maken voor die buitenlandse vestigingen?

 

23.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, de herziening van de kapitaalsvereisten inzake specifieke producten wordt zowel op het niveau van Basel, het Basel-comité voor banktoezicht, als op het Europees niveau, gerealiseerd.

 

Op dit moment vinden er op Europees niveau volop onderhandelingen plaats tussen het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie om de tekst aangaande aanpassing aan de zogenaamde Capital Adequacy Directives, CAD’s genoemd – dat is de richtlijn die op Europees niveau de kapitaalsvereisten vastlegt voor banken en beleggingsondernemingen, hierna de instellingen genoemd –, te finaliseren.

 

Een van de elementen in de onderhandeling is de startdatum van die aanpassingen. Verwacht wordt dat ten laatste begin 2011 die nieuwe regels door de Europese instellingen, en dus ook door de Belgische banken, toegepast dienen te worden.

 

De aanpassingen aan de CAD zoals die nu voorliggen, bevatten al een aantal bijsturingen van de kapitaalvereisten die nodig werden als gevolg van de financiële crisis maar zijn zeker nog niet het finale antwoord. Daarvoor zijn verdere aanpassingen nodig waarvan een aantal momenteel in het Basel-comité worden voorbereid.

 

De werkzaamheden van het Basel-comité gericht op de vermelde verdere aanpassingen van de kapitaalvereisten zijn onderverdeeld in verschillende work streams met elk een eigen vooropgestelde timing. Zo werden bijvoorbeeld de aanbevelingen van het Basel-comité inzake effectiseringen verwacht tegen midden 2010. De herziening van het marktrisico raamkader wordt verwacht tegen eind 2010. Ook de invoering van een bijkomende forfaitaire kapitaalratio, een zogenaamde leverage ratio, wordt onderzocht.

 

Al deze verdere aanpassingen zullen in het Europees rechtskader worden geïntegreerd alvorens ze in Belgisch recht worden omgezet. De invoering van deze bijkomende bepalingen wordt nog besproken waarbij er bekommernis is om door een onaangepaste timing van de invoering van deze maatregelen de financiële crisis te bestendigen.

 

Voor de verzekeringssector wordt momenteel in de EU gestreefd naar een compromis over de solvancy II-richtlijn. Dit geheel nieuwe toezichtkader voor de verzekeringsondernemingen zal nieuwe en aangepaste solvabiliteitsvereisten invoeren waarbij de solvabiliteitsmarge in verhouding staat tot de reële risico’s waaraan een onderneming onderhevig is, ook deze verbonden aan bijvoorbeeld de gestructureerde producten. De invoering van dit vernieuwde toezichtkader voor de verzekeringssector is niet voorzien voor 2012.

 

Wat betreft de bijkantoren van kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte wordt het statuut van deze niet-EER-bijkantoren in België quasi volledig gelijkgesteld met dat van kredietinstellingen naar Belgisch recht, inclusief wat het prudentieel toezicht door de CBFA betreft. Dit betekent dat het reglement eigen vermogen en de toekomstige aanpassingen daaraan ook op deze instellingen van toepassing zijn.

 

23.03  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, dank u voor uw volledig en omstandig antwoord. Ik begrijp goed dat er heel wat tijd over gaat vooraleer men op Europees vlak allemaal op dezelfde lijn zit. Ik ben ervan overtuigd dat die kapitaalvereisten internationaal gekaderd zullen zijn zodanig dat we internationale verankering vinden. Ik kijk uit naar de resultaten van een en ander.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

24 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de inhoudingsplicht in de bouwsector" (nr. 12111)

24 Question de M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'obligation de retenue dans le secteur de la construction" (n° 12111)

 

24.01  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb deze vraag ook aan u gesteld op vraag van de minister van Vereenvoudigen, de heer Van Quickenborne. Die vond dat de vraag eigenlijk niet voor hem was bestemd, maar voor u. Ik probeer de vraag kort te schetsen.

 

Sinds 1 januari 2009 moeten medecontractanten van aannemers of onderaannemers in de bouwsector verplicht bij een betaling nagaan of de aannemers of onderaannemers geen schulden hebben. Hebben zij schulden, dan moet er een inhouding van de som gebeuren. U kent dat allemaal veel beter dan ik. Die inhouding gebeurt op een federaal rekeningnummer. Bij vergetelheid of niet betaling van de in te houden som zouden zelfs bepaalde sancties worden voorzien of opgelegd.

 

Wordt die nieuwe maatregel ondertussen opgevolgd door de sector? Heeft u daar zicht op? Kunnen de federale diensten meten hoeveel keer de bedoelde federale webstek werd gebruikt? Een medecontractant of een onderaannemer moet gaan kijken naar de federale webstek of er schulden staan. Kan men meten op federaal niveau hoeveel keer die webstek wordt geconsulteerd met het oog op het vaststellen van de financiële stand? Zijn er al sancties opgelegd?

 

De derde vraag is eigenlijk voor minister Van Quickenborne. Vindt u dat een vereenvoudiging ten opzichte van vroeger?

 

Ten vierde, heeft men vooral al een zicht op de inhoudingen die zijn gebeurd en voor welke bedragen?

 

24.02 Minister Didier Reynders: Ter herinnering, het met het akkoord van de sector nieuw opgezette inhoudingsmechanisme is het gevolg van het arrest van 9 november 2006 van het Europese Hof van Justitie dat oordeelde dat de inhoudingsplicht en de hoofdelijke aansprakelijkheid geen automatisch preventief en algemeen karakter meer mochten hebben. Dit nieuwe mechanisme dat op het fiscale vlak vanaf 1 januari 2009 van toepassing is, bepaalt dat de verplichting tot inhouding en storting van 15 procent van het verschuldigde bedrag, overeenkomstig artikel 403 nieuw van het Wetboek van Inkomstenbelasting 1992, van toepassing is bij betalingen aan een aannemer die fiscale schulden heeft, ongeacht of deze aannemer al dan niet is geregistreerd.

 

Het is niet mogelijk geweest om in de toegestane korte tijdsspanne een antwoord te verstrekken op de door u gestelde vragen om het exacte aantal uitgevoerde raadplegingen op de via internet toegankelijke site inzake inhoudingsplicht te bepalen.

 

Op datum van 18 maart 2009 is voor een bedrag van 2.733.270,20 euro aan stortingen uitgevoerd bij het bijzondere ontvangstkantoor der directe belastingen. De goede uitvoering van de inhoudingsplicht in het huidige systeem of volgens de oude regelgeving wordt door de fiscale administratie nagekeken in het kader van het nazicht van de toestand van de betrokken belastingplichtige. Indien nodig worden de vastgelegde sancties toegepast.

 

24.03  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, heb ik het goed begrepen dat er een bedrag van 2.733.000 euro is gestort, maar nog volgens de oude regeling?

 

24.04 Minister Didier Reynders: Per 18 maart, volgens de twee, denk ik.

 

24.05  Peter Logghe (Vlaams Belang): De twee samen. Hebt u liefst dat ik de eerste vraag nog eens schriftelijk bij u indien, over het aantal consultaties van de bedoelde federale webstek? Dat zou ik ook graag weten en die vraag doe ik u nog schriftelijk toekomen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

25 Question de M. André Flahaut au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la suppression du bureau (succursale) des Douanes et Accises de Nivelles et la fusion avec la succursale d'Ottignies" (n° 12008)

25 Vraag van de heer André Flahaut aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de sluiting van het kantoor (bijkantoor) der Douane en Accijnzen van Nijvel en de fusie met het bijkantoor van Ottignies" (nr. 12008)

 

25.01  André Flahaut (PS): Monsieur le ministre, je sais qu'une réponse a déjà été apportée, puisqu'une décision administrative devait encore être précisée quant à la fusion des bureaux des Douanes et des Accises de Nivelles, Ottignies et Louvain-la-Neuve.

 

Nous sommes quelques bourgmestres à avoir signalé combien cette fusion était regrettable, et ce pour plusieurs raisons: les bâtiments sont disponibles à Nivelles, l'intercommunale est disposée à maintenir les mêmes conditions de prix, les accès sont plus aisés dans une zone où sont établies beaucoup d'entreprises.

 

J'espère que vous n'allez pas confirmer la décision de votre administration et que vous allez maintenir les douanes et accises à Nivelles.

 

25.02  Didier Reynders, ministre: Vous m'aviez notamment indiqué que l'intercommunale du Brabant wallon était disposée à reconduire, et sans hausse de prix, un bail. Elle proposait de revoir éventuellement les surfaces susceptibles d'être occupées.

 

C'est sur cette base qu'une réorganisation entre Nivelles et Ottignies aura lieu et que j'ai aussi demandé à mon administration de réunir les différents acteurs afin de maintenir une antenne sur place.

 

Nous pourrons ainsi répondre aux préoccupations émises, non seulement par les mandataires politiques, mais aussi par les acteurs économiques.

 

25.03  André Flahaut (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie beaucoup.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 17.31 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.31 uur.