Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw

Commission de l'Economie, de la Politique scientifique, de l'Education, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture

 

van

 

dinsdag 17 februari 2009

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mardi 17 février 2009

 

Après-midi

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 16.40 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Bart Laeremans.

Le développement des questions et interpellations commence à 16.40 heures. La réunion est présidée par M. Bart Laeremans.

 

De voorzitter: Collega’s, er staan 30 agendapunten met vragen geagendeerd. Bovendien betreft het vaak samengevoegde vragen zodat we al snel boven de 50 vragen zitten. Dit is nog nooit voorgekomen in onze commissie.

 

Het is de bedoeling de agenda uit te putten omdat het volgende week krokusvakantie is, weliswaar in de mate dat de commissieleden aanwezig zijn. In het andere geval en zonder verwittiging wordt hun vraag geschrapt. De minister is bereid door te gaan, desnoods tot 20 uur.

 

Om te vermijden dat de zaken uit de hand zouden lopen, zal er vandaag voor het eerst worden gewerkt met een timer zodat de spreker zelf merkt wanneer hij de toegestane spreektijd overschrijdt. U hebt 2 minuten om uw vraag te stellen, na 1 minuut begint het oranje lampje te pinken, na 2 minuten kleurt het rood.

 

Als we geen respect hebben voor het Reglement, maken we het onszelf alleen maar moeilijk en zijn we misschien tot 22 uur bezig.

 

Ik stel voor het systeem met de timer uit te testen. Indien elkeen beknopt is en het Reglement respecteert, hoeven we het toestelletje in de toekomst niet meer te gebruiken.

 

01 Vraag van mevrouw Nathalie Muylle aan de minister van Klimaat en Energie over "het heffen van een taks op brandstoffen waarin geen biobrandstoffen zijn gemengd" (nr. 10230)

01 Question de Mme Nathalie Muylle au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la taxation des carburants auxquels n'ont pas été mêlés des biocarburants" (n° 10230)

 

01.01  Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de minister, het betreft de hele discussie rond biobrandstoffen. Een paar weken geleden, op 19 januari, stond in de Waalse krant "L’Écho" dat de federale regering eventueel van plan zou zijn om een taks te heffen op brandstoffen waarin geen biobrandstoffen zouden gemengd zijn. Ik ga u niet lastig vallen met de cijfers over de huidige productie, u kent die veel beter dan ik of u zou ze toch veel beter moeten kennen. Niet alleen van de producenten die de quota hebben gekregen en die hopeloos gefrustreerd zijn omdat ze met meer dan 70 procent van hun producten naar de buitenlandse markt moeten gaan maar ook van petroleummaatschappijen, niet het minst van de Belgische petroleumunie, die vooral gericht zijn op de Belgische markt horen wij dat de markt niet toegankelijk is wat prijs en andere settings betreft. Ik denk dus dat we echt met een probleem zitten.

 

Is die taks een piste die de regering volgt? Als dit geen piste is, hoe ziet u daar dan enige evolutie komen? De situatie op de markt zoals ze vandaag is kan immers niet blijven duren.

 

01.02  Paul Magnette, ministre: Madame Muylle, une question tout à fait similaire a été posée par M. Logghe voici environ un mois. Je dispose d'une réponse détaillée. Je vais vous la transmettre tout en vous répondant brièvement maintenant.

 

Het in België ingevoerde systeem is vrijwillig. Dit wil zeggen dat de inverbruikstelling van biobrandstof wordt georganiseerd via verlaagde accijnzen op mengsels van biobrandstof en brandstof in tegenstelling tot brandstoffen zonder bijmenging waarop de volledige accijnzen moeten worden betaald. Door de vorige regering is evenwel het principe van verplichte bijmenging goedgekeurd in de programmawet van 27 april 2007 waarbij de Koning de datum van die verplichte bijmenging nog moet bepalen.

 

In het kader van die verplichte bijmenging voor de bestaande quotaregeling onderzoekt de regering momenteel meerdere pistes voor een betere invulling van de quota zoals het invoeren van een verplichtend stelsel, het heffen van een taks op de niet-bijmenging van biobrandstoffen enzovoort. De uitwerking van eventuele maatregelen moet in ieder geval grondig worden getoetst aan het toepasselijk Europees en nationaal recht. Voor de precieze modaliteiten is het nog te vroeg aangezien de pistes nog worden onderzocht binnen de regering, waarbij er uiteraard regelmatig overleg is met de betrokken sectoren.

 

01.03  Nathalie Muylle (CD&V): Dat was een heel kort en heel weinigzeggend antwoord op mijn vraag.

 

Mijnheer de minister, de federale regering zal samen met uw collega’s een beslissing moeten nemen. Ofwel gaat men over tot die verplichte bijmenging aan de hand van de quota die nu zijn vastgelegd ofwel gaat men die verplichting opleggen en maakt men de markt vrij. Ik begrijp dat de regering dan een verantwoordelijkheid heeft tegenover de mensen die de quota hebben gekregen.

 

Vandaag hebben we echter een situatie waarin de producenten afzetten op de buitenlandse markt en waarin een deel van de petroleumbedrijven niet – of niet competitief – aan het product geraakt. Het is uw doelstelling om de bijmenging te bereiken tegen 2010 om zodoende de doelstelling voor 2020 te bereiken. We zullen dus iets moeten doen bewegen op die markt want de bestaande impasse kan niet blijven duren.

 

01.04  Paul Magnette, ministre: Sur le principe, je suis d'accord avec vous, mais dans la pratique c'est très difficile à faire. Trouver le bon équilibre entre les moyens incitants et les moyens de contrainte, tout en faisant en sorte d'utiliser la production nationale sans que ce soit contraire aux règles de droit européen, c'est extrêmement compliqué à faire. C'est la raison pour laquelle on n'a pas de solution. Ce n'est pas par manque de volonté. Les marges de droit européen, de droit national, protéger les investissements qu'on a réalisés dans les producteurs en Belgique demandent un équilibre entre les deux qui n'est pas facile à trouver.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van mevrouw Nathalie Muylle aan de minister van Klimaat en Energie over "de lamentabele houding van België op het vlak van Bio-ethanol" (nr. 10231)

02 Question de Mme Nathalie Muylle au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'attitude lamentable de la Belgique en ce qui concerne le bio-éthanol" (n° 10231)

 

02.01  Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de voorzitter, als het goed is, ga ik meteen verder met mijn tweede vraag, want eigenlijk staat die ermee in verband. Ik zal het heel kort doen.

 

Ik zal de inleiding niet geven. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de E85, mijnheer de minister, de homologatie en de detaxatie? Het is misschien niet de bedoeling maar bepaalde autoconstructeurs, onder andere Ford, hebben nogal wat uitspraken gedaan over ons beleid ter zake.

 

02.02 Minister Paul Magnette: De federale overheid is op de hoogte van de vraag omtrent de invoering van de zogenaamde E88 door verschillende autobouwers. Aangezien de toegewezen productiequota voor bio-ethanol ruimschoots de volumes overschrijden die nodig zijn voor een bijmenging van 5,75 procent, wordt er inderdaad gedacht aan het uitwerken van een kwaliteitsnorm E85. Hiervoor zijn evenwel een aantal maatregelen nodig, die niet tot mijn bevoegdheid behoren, zoals het uitwerken van een Belgische norm voor het product – bevoegdheid van de minister van Economie –, een fiscale vrijstelling van accijnzen die hiervoor eventueel wordt gevraagd – bevoegdheid van de minister van Financiën – en de eventuele budgettaire impact ervan.

 

Binnen mijn bevoegdheden zal ik erop toezien dat een en ander gebeurt binnen het bestaande kader van de biobrandstoffenwetgeving, die garandeert dat de productieketens worden gecontroleerd en bepaalde duurzaamheidscriteria worden nageleefd.

 

02.03  Nathalie Muylle (CD&V): Dat is positief. Ik zal mij richten tot de bevoegde ministers.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van mevrouw Sofie Staelraeve aan de minister van Klimaat en Energie over "de werkgroep rond het sociaal energiebeleid" (nr. 10345)

03 Question de Mme Sofie Staelraeve au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le groupe de travail chargé de la politique énergétique sociale" (n° 10345)

 

03.01  Sofie Staelraeve (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, zowel in uw beleidsnota als in die van uw collega Marie Arena staan tal van maatregelen op het vlak van sociaal energiebeleid.

 

In diverse discussies in commissie- en plenaire vergaderingen werd door collega's al herhaaldelijk gewezen op het probleem van dergelijke maatregelen. Er is een grote nood aan coherentie en coördinatie met de Gewesten.

 

Dit werd ook op regeringsniveau aangekaart. Er werd beslist om een werkgroep op te richten die deze energiemaatregelen moet analyseren en op elkaar afstemmen. Bij mijn weten is die werkgroep nog maar een keer bijeengekomen.

 

Mijnheer de minister, klopt die informatie? Is de werkgroep reeds bijeengekomen? Was dat een keer of meerdere keren? Wat is de planning van de werkzaamheden? Wat zijn de eerste concrete vaststellingen van die werkgroep? Betrekt u bij deze werkgroep ook diverse partijen zoals de Gewesten, de distributienetbeheerders en de OCMW's?

 

Welke stappen zullen worden gezet aan de hand van de vaststellingen van die werkgroep? Zullen zij leiden tot concrete bijsturingen, veranderingen of afstemmingen? Zult u de resultaten van die werkgroep aan het Parlement voorstellen? Dat is een vraag waarop ik graag een positief antwoord krijg.

 

03.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Staelraeve, op de Ministerraad van 5 september 2008 werd beslist om een werkgroep op te richten die ermee werd belast het geheel van de maatregelen van het federaal sociaal energiebeleid te bespreken.

 

Deze werkgroep is een eerste keer samengekomen op 3 oktober 2008. Er werd vastgesteld dat, in overeenstemming met het regeerakkoord, de maatregelen op federaal en regionaal niveau op het vlak van de toekenning van toelagen en premies zoveel mogelijk moeten worden geharmoniseerd en geoptimaliseerd om zowel de energiefactuur als het energiegebruik van de zwaksten in de samenleving te verminderen.

 

Belangrijk zijn de realisaties die er op dit vlak reeds zijn gebeurd sinds 1 januari 2009. Een eerste realisatie was de invoering van een korting van 105 euro die een versterking en een harmonisering op drie vlakken betekent, met name een zelfde bedrag voor verwarming met mazout, aardgas en elektriciteit. De korting geldt voor gezinnen met een jaarlijks netto belastbaar inkomen tot 26.000 euro. Er is een instelling belast met de aanvragen en de uitbetalingen, met name de FOD Economie, DG Energie.

 

Een tweede realisatie is de invoering van een minimale interventie voor gezinnen die beroep doen op het sociaal stookoliefonds, zelfs als de prijs minder bedraagt dan 56 eurocent per liter. Deze minimale interventie bedraagt 14 eurocent per liter voor een bestelling van 1.500 liter mazout.

 

Ten derde, de verwarmingsperiode loopt over een volledig kalenderjaar.

 

Ten vierde, in het kader van het relanceplan werd afgesproken om de werking van het FRGE te versterken. Tevens werd een versterkte samenwerking met de Gewesten voorzien door een betere vertegenwoordiging in de raad van bestuur van het FRGE.

 

Dat ook andere partijen bij het overleg worden betrokken, is niet uitgesloten maar de vraag moet uiteraard worden voorgelegd aan de werkgroep zelf. Ikzelf en ook mijn collega’s die bevoegd zijn voor armoedebestrijding hebben reeds regelmatig contact met de energiesector en al zijn geledingen. Er is dus reeds een aantal belangrijke realisaties, maar met het oog op de verdere werkzaamheden van de werkgroep zullen wij zeker niet nalaten het sociaal energiebeleid verder te versterken en te harmoniseren.

 

Mijn diensten zijn daarom bezig met het verzamelen van gegevens die verder zullen worden geanalyseerd. Er zal dienaangaande ook rekening worden gehouden met de engagementen die zijn genomen in het federale plan voor armoedebestrijding, waarbij bijvoorbeeld op het vlak van sociale tarieven voor gas en elektriciteit zal worden gekeken naar een mogelijke uitbreiding van de categorieën beschermde klanten op het gewestelijk vlak.

 

Zodra er over verdere resultaten van de werkgroep een akkoord is bereikt binnen de regering zal ik uiteraard niet nalaten hierover het Parlement in te lichten.

 

03.03  Sofie Staelraeve (Open Vld): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord.

 

U zegt dat de werkgroep maar één keer is bijeengekomen en meteen heeft vastgesteld waar hij vertrokken is: dat er harmonisering en coördinatie moet komen. Maar ik hoor geen echt concrete stappen of planning.

 

Ik hoor ook niet dat er diverse partijen bij betrokken zijn. U verwijst wel naar uw collega’s, die inderdaad regelmatig contact hebben wat dat betreft. Maar blijkbaar zit men pas in de fase van het verzamelen van informatie. Ik hoor niets over toekomstige vergaderingen van de werkgroep. Ik hoor ook geen concrete data waarop de resultaten kunnen worden gepresenteerd. Ik meen dat wij ook op dat vlak iets ambitieuzer mogen zijn en een eindpunt mogen vastleggen waarop er niet alleen een uitbreiding van de bestaande maatregelen komt maar echte coördinatie. Coördinatie is ook kijken waar er middelen moeten worden verschoven of waar er minder middelen nodig zijn.

 

Een sociaal beleid geeft precies middelen aan de mensen die dat het meeste nodig hebben. Het hoeft niet noodzakelijk zo te zijn dat die mensen nu al voldoende krijgen. Ik vind het kortom een beetje beperkt alleen te zeggen: wij zullen onderzoeken waar wij willen uitbreiden en tot daar loopt de coördinatie. Ik hoop dat de werkgroep dit verder zal aanpakken.

 

03.04  Paul Magnette, ministre: Ce n'est pas élargir pour le principe d'élargir, mais bien pour harmoniser. C'est ce que nous avons fait avec les plafonds pour les réductions forfaitaires, nous souhaitons arriver aux définitions les plus simples et les plus uniformes possibles.

 

Nous souhaitons avoir les mêmes critères pour les différentes sources d'énergie et les mêmes plafonds de revenus plutôt que d'avoir d'un côté des plafonds de revenus et d'un autre côté des statuts. Nous voulons les mêmes services de manière à avoir une seule politique sociale de l'Énergie, quels que soient les revenus et les catégories. C'est dans ce sens que nous travaillons.

 

Par ailleurs, le fait de tenter d'aller dans le même sens que les plans de lutte contre la pauvreté, c'est aussi de l'harmonisation et de la simplification pour éviter d'avoir une politique sociale de l'énergie et une autre, plus spécifique, de lutte contre la pauvreté.

 

Il n'y a qu'une réunion du groupe de travail, c'est vrai, mais je prends des mesures dans le cadre de mes compétences et je prends des mesures en bilatéral avec les autres ministres concernés. L'objectif est d'avoir le paquet le plus clair et le plus cohérent possible, le pus vite possible.

 

03.05  Sofie Staelraeve (Open Vld): Mijnheer de minister, daarover kunnen we in discussie gaan. Ik begrijp dat de harmonisatie en het op elkaar afstemmen van voorwaarden een middel van coördinatie is.

 

Volgens mij betekent afstemmen niet noodzakelijk een verruiming. Afstemmen kan ook betekenen: zien of men efficiënt bezig is, en dus concluderen dat bepaalde zaken misschien worden teruggeschroefd omdat zij niet efficiënt zijn. Dat lijkt mij ook een definitie van coördinatie te zijn.

 

Ik houd het in het oog. Ik stel vast dat u zegt dat u eraan voort werkt. Regelmatig zal ik er dan maar op terugkomen, en dan horen we wel wat de resultaten zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Nathalie Muylle aan de minister van Klimaat en Energie over "zonnebankcentra" (nr. 10922)

- mevrouw Nathalie Muylle aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "zonnebankcentra" (nr. 10907)

04 Questions jointes de

- Mme Nathalie Muylle au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les centres de bronzage" (n° 10922)

- Mme Nathalie Muylle au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "les centres de bronzage" (n° 10907)

 

04.01  Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de voorzitter, uiteindelijk gaat het om slechts één vraag. Denkelijk is er een vergissing geweest. Ik zal mij dan ook op slechts één vraag concentreren.

 

Mijnheer de minister, vanaf 1 augustus 2008 zijn er nieuwe, wettelijke regels voor het gebruik van zonnebanken in ons land. Ik zal de negen nieuwe punten in de wetgeving niet voor u opsommen. Het ging echter vooral over de beperking van de straling van de zonnebanken, de identificatie, het weren van jongeren jonger dan 18 jaar, het weren van het zonnebankgebruik voor mensen met een heel gevoelig huidtype, het wegwerken van de manipuleerbare besturingssystemen en de aanwezigheid in de centra. Dat zijn zowat de belangrijkste zaken.

 

Op zichzelf zijn de genomen maatregelen heel goed. Het was ook noodzakelijk dat zij werden genomen. Nu blijkt echter dat de cijferresultaten van de 45 controles die de FOD Economie heeft laten doen, alarmerend waren. Van de 45 gecontroleerde centra werden 21 centra door het parket geverbaliseerd, waarbij 42 zonnebanken in beslag werden genomen. Ook moesten 48 zonnebanken dringend worden aangepast. Twaalf centra kregen een minnelijke schikking. Elf centra kregen een waarschuwing.

 

Ik weet dat ik niet op de hiernavolgende manier de vergelijking mag maken. Er zijn echter 3.000 zonnebankcentra in ons land met gemiddeld een tiental zonnebanken per centrum. U weet dus over welk volume het gaat. Voornoemde cijfers zijn dus vrij alarmerend.

 

Mijnheer de minister, wat zult u doen met de resultaten van de verrichte en nog te verrichten controles?

 

04.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw Muylle, tussen augustus en december 2008 werden er 45 zonnecentra en 336 zonnebanken gecontroleerd. Uit de resultaten is gebleken dat slechts één zonnecentrum volledig conform het koninklijk besluit van 20 juni 2002 houdende voorwaarden voor de exploitatie van zonnecentra werd uitgebaat.

 

Voornoemde cijfers moeten worden genuanceerd. In de 44 zonnecentra die niet conform werden uitgebaat, waren er elf centra die slechts administratieve inbreuken vertoonden. Tegen de bedoelde centra werd een proces-verbaal van waarschuwing opgesteld.

 

Van de 336 gecontroleerde zonnebanken vertoonden 192 banken een maximumstralingsintensiteit hoger dan 0.3. Van voormelde 192 banken hadden 72 banken een aanvaardbare afwijking en moesten 120 banken worden aangepast. In totaal werden er 23 processen-verbaal opgesteld, waarvan er 21 rechtstreeks naar de betrokken parketten werden doorgezonden. In twaalf gevallen werd een proces-verbaal opgesteld, waarbij een bedrag tot minnelijke schikking werd voorgesteld.

 

Uit de controles achteraf is gebleken dat de meeste van de voornoemde centra zich aan de voorwaarden van het koninklijk besluit hebben aangepast. Ondanks het feit dat de centra vooraf voldoende werden geïnformeerd, blijkt dat de sector op de controles van de overheid wacht om zich aan te passen.

 

Naar gelang van de beschikbare middelen om de controles uit te voeren, zullen de onderzoeken in de sector van de zonnecentra worden voortgezet.

 

De sancties voor de overtredingen kunnen, naargelang de ernst van de overtreding en binnen de voorwaarden bepaald in de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van producten en diensten, gaan van een waarschuwing of een pv met voorstel tot een minnelijke schikking, tot een tijdelijke inbeslagname van de niet-conforme banken in het centrum, totdat ze zijn aangepast. De controles zijn tijdrovend. Naast de controle van alle administratieve voorwaarden moet elke bank worden gemeten, om na te gaan of de maximale stralingsintensiteit niet wordt overschreden.

 

Voor de controles van de zonnecentra werden zeven meters aangekocht, tegen 6.000 euro per meter, voor de meting van de stralingsintensiteit. Bovendien moet de veiligheid van de controlerende ambtenaren worden gewaarborgd. Ondanks het feit dat beschermingsmiddelen werden aangekocht voor de ambtenaren, blijven zij deels blootgesteld aan de uv-stralingen tijdens het meten van de banken. Een continue en te lange blootstelling zou de gezondheid van de ambtenaren in gevaar kunnen brengen. Hoe dan ook blijft de actie onverminderd voortlopen.

 

04.03  Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor al die informatie. U zegt dat er veel voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen, ook voor de mensen die de controles doen. Ik meen dat het belang van de controles essentieel is. U hebt het nogmaals bevestigd, uit de cijfers blijkt dat heel wat administratieve plichtplegingen in orde kunnen worden gebracht. In de nieuwe maatregelen is de straling essentieel. Als de straling wordt overschreden, dan is dat dramatisch voor de volksgezondheid.

 

Uw collega, mevrouw Onkelinx, werkt samen met de Gewesten aan allerhande plannen. Men doet elke dag onderzoek naar huidmelanomen. Men investeert daarin volop. Het is dus essentieel dat de controles streng worden toegepast en worden opgedreven, want er zijn 3.000 dergelijke centra. Ik meen dat zij zo snel mogelijk, binnen de mate van het mogelijke, moeten worden bezocht, om te kunnen bijsturen, want volgens mij is dat essentieel in het belang van de volksgezondheid.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Interpellation de M. Philippe Henry au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les suites données à l'incident nucléaire de l'IRE à Fleurus" (n° 273)

05 Interpellatie van de heer Philippe Henry tot de minister van Klimaat en Energie over "de gevolgen die zijn gegeven aan het nucleair incident bij het IRE in Fleurus" (nr. 273)

 

05.01  Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, le 23 août dernier, il y a déjà six mois, une fuite accidentelle d'iode radioactif se produisait à l'IRE. Fort heureusement, les dommages provoqués par cet incident sur la santé des travailleurs comme sur celle des habitants demeurèrent limités.

 

Cet événement a permis de mettre en évidence une cascade de défaillances humaines et techniques ainsi que des dysfonctionnements au sein de l'IRE, de l'Agence fédérale de contrôle nucléaire (AFCN) et, plus généralement, dans les procédures de communication et de coordination entre ces organismes et à destination de la population, notamment pendant les premières heures qui ont suivi l'accident.

 

Le 3 septembre 2008, vous étiez invité à vous exprimer à la Chambre avec votre ancien collègue, ministre de l'Intérieur, M. Dewael, sur ces dysfonctionnements, au cours d'une séance spéciale des commissions réunies de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique et de la Santé, de l'Environnement et du Renouveau de la société. De nombreuses questions et interpellations, tant de la majorité que de l'opposition, furent posées. Un sentiment commun s'exprima sur la nécessité de faire la lumière complète sur cet incident produit dans un secteur particulièrement sensible et ce, dans un délai relativement bref.

 

Depuis lors, malheureusement, la transparence absolue érigée unanimement comme ligne de conduite stricte lorsque l'attention médiatique était la plus intense fait aujourd'hui défaut dans le suivi de l'incident. En effet, pas grand-chose n'est annoncé au niveau des mesures. Par ailleurs, au sein des groupes de la majorité, je constate le non-respect de la motion de recommandation adoptée lors de la séance plénière du 16 octobre 2008, motion qui avait pourtant été déposée par ces partis de la majorité.

 

Cette motion recommandait la mise sur pied, dès le début de la nouvelle année parlementaire, d'une sous-commission de la Sécurité nucléaire qui serait chargée d'assurer le suivi des recommandations formulées par le groupe de travail Sécurité nucléaire et adoptées en séance plénière du 26 avril 2007, d'examiner les études et audits recommandés par le gouvernement et d'en assurer le suivi et de formuler des recommandations au gouvernement en vue de l'amélioration de la sécurité nucléaire de toutes les installations nucléaires de notre pays et du suivi régulier de ces recommandations.

 

Nous approchons du congé de Carnaval. Les activités de production de l'IRE ont repris depuis deux mois. Or il n'y a pas encore eu de réunion de cette sous-commission de la Sécurité nucléaire.

 

Monsieur le ministre, puisque mes collègues de la majorité semblent si peu prompts à concrétiser leurs engagements et que les belles promesses publiques sont oubliées, je vous interpelle à nouveau. Mon interpellation fait d'ailleurs suite à une petite discussion que nous avions eue lors du débat budgétaire.

 

Vous n'aviez pas pu entrer dans les détails. Il est très important pour la crédibilité du parlement et du gouvernement qu'un suivi sérieux soit apporté à ces constatations et aux promesses de réaction qui ont été faites. C'est l'occasion pour vous de revenir sur un certain nombre de points précis.

 

Premièrement la prise systématique d'échantillons d'herbe aux alentours des installations nucléaires à risque a-t-elle été déjà mise en place ou le sera-telle bientôt? Qu'en est-il de votre volonté exprimée en commission de bénéficier de données continues?

 

Qu'en est-il de l'enquête de l'Agence fédérale de contrôle nucléaire, sur base de ses compétences de police, à l'IRE? Pouvez-vous nous en préciser les résultats? L'Agence a-t-elle pu identifier les responsables de l'incident? Si oui, quels actes ont-ils été posés par le gouvernement ou le conseil d'administration de l'IRE sur base de ces conclusions? Des sanctions seront-elles prises, comme vous l'aviez demandé en commission?

 

Qu'en est-il de l'investigation du professeur Fallais de l'Université de Liège? A-t-il pu déterminer les causes de l'incident? Si oui, quelles sont-elles? Si non, quand pouvons-nous espérer les connaître?

 

Qu'en est-il de la mise en œuvre du masterplan contenant l'ensemble des mesures à prendre consécutives à l'audit de 2007 et à la révision décennale de 2008? Serait-il possible d'en connaître l'échéancier?

 

Les procédures régissant les cas d'alerte, surtout celles relatives à la transmission d'informations entre l'IRE, l'Agence et sa filière de contrôle, ont-elles été revues de fond en comble, comme vous l'aviez également annoncé en commission? Concrètement, quelles ont été les mesures prises par vos services sur ce point précis de la transmission d'informations?

 

Plus largement, qu'en est-il de l'évaluation du plan d'urgence nucléaire et radiologique tel que décrit dans l'arrêté royal du 17 octobre 2003? Celle-ci a-t-elle bien été effectuée? Y aura-t-il des modifications de l'arrêté royal afin d'en améliorer éventuellement le fonctionnement?

 

Voilà, monsieur le ministre, les questions plus précises sur lesquelles je souhaitais vous interroger quant au cadre général du suivi de cet incident.

 

05.02  Paul Magnette, ministre: Merci, monsieur Henry. En ce qui concerne la sous-commission sur la Sécurité nucléaire, ce n'est pas à moi de vous répondre. De même, en ce qui concerne l'enquête de l'AFCN et la transmission d'informations en cas d'alerte, les questions plus précises doivent être posées au ministre de l'Intérieur qui est le seul à avoir la tutelle sur l'Agence. Je n'ai pas reçu de résultats de l'enquête réalisée par l'Agence.

 

Je peux par contre vous répondre à propos de l'IRE. L'Institut a été réorganisé en profondeur. Un nouveau directeur général venait d'entrer en fonction en juin 2008, quelques semaines avant que se produise l'incident. Suite à celui-ci et à son traitement, l'organigramme de l'IRE a été complètement revu. Il est désormais basé sur trois "business unit" qui sont distinctes, et sur une série de groupes de travail multidisciplinaires, ayant des objectifs précis, comme par exemple un groupe de travail "alarme" et un groupe de travail "monitoring".

 

Ces mesures ont été prises pour accélérer l'émergence d'une plus grande culture de sûreté, de sécurité et de communication et stimuler fortement l'initiative des membres du personnel. Tout l'organigramme a été revu. On peut parler de sanctions ou non. C'est une question d'interprétation. En tout cas beaucoup de personnes ont changé de structure.

 

Je peux aussi vous répondre quant à l'investigation du professeur Fallais, puisqu'elle a été menée à mon initiative. Ainsi, l'enquête sur la cause primaire de l'incident a été conduite par des experts extérieurs à l'IRE, comme cela avait été promis, le professeur Fallais de l'Ulg et le professeur Van den Winkel de la VUB. Elle a été validée par le responsable de l'assurance qualité de l'IRE.

 

Cette investigation a permis de démontrer de manière précise la nature de l'isotope dégagé lors de l'incident, de l'iode 131, ainsi que le mécanisme par lequel il a été produit – une réaction chimique qui a été clairement identifiée dans ce rapport. Ceci a été décrit dans un rapport final signé par l'IRE le 17 septembre 2008 et transmis à l'AFCN.

 

En ce qui concerne la mise en œuvre du masterplan contenant l'ensemble des mesures consécutives à l'audit de 2007 et à la révision décennale de 2008, il a bien été adapté. Les délais ont été raccourcis suite à l'incident. Pour les détails, vous devez interpeller le ministre de l'Intérieur.

 

Le masterplan comprend à présent un plan d'actions "qualité" ainsi que l'engagement de la direction générale de l'IRE pris suite à l'incident. Il comprend aussi une série d'actions concrètes sur le renforcement de la culture de sûreté au sein de l'IRE et la prise en charge durable des actions correctives et préventives, suite à l'incident survenu au mois d'août.

 

Des investissements nécessaires et substantiels doivent être consentis: plus d'un million d'euros pour l'amélioration des systèmes d'alarme et de monitoring, 600.000 euros pour l'amélioration et l'efficacité de la cheminée et de ses filtres pour les rejets gazeux, un million d'euros pour modifier le système de collecte des effluents et 2 millions d'euros pour la sécurisation physique des installations.

 

Par ailleurs, le masterplan est annexé à l'arrêté du 3 novembre 2008 de l'Agence autorisant sous conditions la reprise des activités. Concrètement, il est mis en œuvre par l'IRE sous le contrôle strict de l'Agence qui veille à sa bonne exécution et au respect des délais.

 

05.03  Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, je suis fort peu satisfait de votre réponse dans la mesure où, si vous donnez quelques éléments factuels au sujet de l'enquête du professeur Fallais, vous n'avez pas répondu à plusieurs de mes questions.

 

Je comprends que vous ne puissiez répondre au nom du parlement. C'est d'ailleurs la raison pour laquelle j'ai également interpellé mes collègues. Nous continuerons d'intervenir sur ce point dans différents lieux, notamment en Conférence des présidents.

 

En outre, vous ne répondez pas non plus à mes questions relevant des compétences du ministre de l'Intérieur, ce qui réduit forcément le champ des réponses.

 

Il est quand même dommage qu'après six mois, le gouvernement ne puisse pas nous donner une vision claire et globale.

 

Vous avez parlé de sanctions en disant que des réorganisations internes avaient été opérées. Selon moi, des sanctions, c'est ce qui est vécu comme tel par les personnes qui les décident et par celles qui les reçoivent. Si on procède à une réorganisation sans la qualifier de sanction, c'est qu'il ne s'agit pas réellement d'une sanction. Permettez-moi donc d'être un peu surpris de cette définition fort floue.

 

Cela dit, je me félicite de la réorganisation. Je ne peux émettre de jugement quant à son opportunité, ni dire si elle est suffisante. En tout cas, elle était certainement nécessaire. Mais cela ne répond pas à la question des sanctions, ce qui me semble extrêmement problématique. En effet, au regard des incidents et des nombreuses interventions, on peut dire que beaucoup de problèmes se sont posés, à différents niveaux. Je répète que l'absence de sanctions ne me satisfait pas.

 

Beaucoup de choses restent à faire et des réponses pourront être apportées, notamment par le biais de la sous-commission. Les investissements que vous avez pointés sont évidemment positifs; il reste à voir s'ils sont suffisants.

 

Pour conclure, six mois après un incident extrêmement grave, des problèmes importants en termes d'information et de gestion se sont révélés au sein de l'IRE. Le temps de révision du système a été très long même s'il est vrai qu'aujourd'hui, les activités ont repris.

 

Nous nous trouvons maintenant face à une campagne de publicité du secteur nucléaire dans son ensemble à laquelle participe d'ailleurs l'IRE.

 

Un grave problème de confiance me semble posé et les pouvoirs publics doivent pouvoir assurer que les différents opérateurs de ce secteur aussi sensible sont à même de fournir des garanties en matière de transparence, de sécurité et de bonne communication.

 

Monsieur le ministre, je regrette l'état des lieux que vous dressez! On ne pourra toutefois compléter les conclusions et constats qu'après la mise en place de la commission et après avoir interrogé le ministre de l'Intérieur sur les points auxquels vous n'avez pu répondre.

 

Monsieur le président, en conclusion de cette interpellation, je dépose une motion de recommandation demandant la concrétisation de ces différents engagements.

 

Motions

Moties

 

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

 

Une motion de recommandation a été déposée par M. Philippe Henry et Mme Tinne Van der Straeten et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu l’interpellation de M. Philippe Henry

et la réponse du ministre du Climat et de l’Énergie,

demande au gouvernement

1. qu'une enquête indépendante soit menée afin de savoir exactement ce qui est à la base de l'incident survenu sur le site de l'IRE à Fleurus et comment il se fait que les filtres n'ont pas retenu les émanations;

2. que l'IRE publie l'entièreté de ses courbes de relevé des quinze derniers jours afin de voir précisément quand le problème a commencé et jusque quand il a duré, de même que son intensité;

3. l'installation rapide d'un nouveau système capable de détecter les rejets d'iode, dès la moindre anomalie, qui soit indépendant de l'IRE et transparent, accessible au grand public en temps réel et non en décalage, comme le sont les actuelles balises Telerad;

4. que des normes instantanées maximales d'émissions soient définies et que des études de l'herbe, du lait et des légumes soient systématisées;

5. que l'entreprise ne redémarre qu'après décontamination complète et garantie quant à la maîtrise parfaite du processus et à la diffusion instantanée des chiffres des rejets d'iode dans l'atmosphère;

6. qu'une étude épidémiologique complète soit effectuée dans un rayon de cinq kilomètres, réalisée en profondeur et dans la durée auprès des populations concernées;

7. que des nouvelles pilules d'iode soient distribuées au plus vite en même temps qu'une information complète et indépendante, et qu'une date de péremption soit imprimée sur chaque paquet, ne fût-ce que pour sa vertu pédagogique et l'obligation qu'elle entraîne d'un renouvellement régulier des stocks;

8. qu'une évaluation de la manière dont les informations ont ou n'ont pas circulé soit effectuée;

9. que l'AFCN fasse également l'objet d'une évaluation stricte et que les débriefings qui s'y organiseront soient rendus publics;

10. de convoquer le conseil d'administration de l'IRE, et plus particulièrement son président, afin qu'il reconnaisse qu'il n'a pas été à la hauteur de ses engagements;

11. de dégager les moyens pour procéder aux engagements et aux investissements qui s'imposent à très court terme en matière de sécurité;

12. de convoquer une réunion d'évaluation de l'application du plan d'urgence nucléaire et radiologique pour le territoire belge associant, outre les représentants du ministère de l'Intérieur, de la province du Hainaut, de l'AFCN et de l'IRE, au moins des représentants de la province de Namur et des communes contiguës concernées;

13. de mettre en œuvre une réforme du plan d'urgence nucléaire et radiologique et une révision de tous les plans provinciaux d'urgence et d'intervention prévoyant l'association étroite et immédiate des provinces et communes contiguës à la zone d'incident concernées;

14. d'assurer sans délai et via un toutes-boîtes une information complète et transparente des citoyens dans une zone de dix kilomètres autour de l'IRE quant à la nature de l'incident, aux risques réels encourus et aux mesures prises pour le futur;

15. de communiquer dans un délai de deux mois tous les résultats de l'enquête indépendante;

16. que les sanctions soient prises en conséquence de tous les points susmentionnés;

17. d'organiser un contrôle parlementaire permanent en instituant un Comité N sous la responsabilité du parlement. À l'instar des Comités P et R, la création d'un Comité N introduit de facto, une obligation de résultat du gouvernement et donc du ministre compétent et de l'Agence."

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Philippe Henry en mevrouw Tinne Van der Straeten en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellatie van de heer Philippe Henry

en het antwoord van de minister van Klimaat en Energie,

vraagt de regering:

1. dat een onafhankelijk onderzoek zou worden uitgevoerd om na te gaan wat de precieze oorzaak is van het incident op de site van het IRE te Fleurus en hoe het komt dat de filters de uitstoot niet hebben tegengehouden;

2. dat het IRE alle curven van de metingen met betrekking tot de voorbije twee weken openbaar zou maken, opdat duidelijk zou worden wanneer het probleem precies begonnen is en tot wanneer het heeft geduurd, alsook wat de ernst ervan was;

3. dat snel werk zou worden gemaakt van een nieuw systeem waarmee, van bij de minste afwijking, een jodiumuitstoot kan worden gedetecteerd, dat onafhankelijk zou zijn van het IRE, transparant zou zijn en waarvan de gegevens onmiddellijk toegankelijk zouden zijn voor het grote publiek, en niet pas achteraf, zoals nu het geval is met de Teleradmetingen;

4. dat ogenblikkelijke maximale uitstootnormen zouden worden vastgesteld en dat systematisch gras-, melk en groentenstalen zouden worden geanalyseerd;

5. dat het bedrijf pas zijn activiteiten zou hervatten na een volledige decontaminatie en nadat alle waarborgen kunnen worden geboden met betrekking tot een volkomen beheersing van het proces en tot de onmiddellijke verspreiding van de cijfers inzake de jodiumuitstoot in de atmosfeer;

6. dat een volledig, grondig en langdurig epidemiologisch onderzoek zou gebeuren in een straal van vijf kilometer bij de betrokken bevolking;

7. dat zo snel mogelijk nieuwe jodiumpillen zouden worden verdeeld, samen met volledige en onafhankelijke informatie, en dat op elke verpakking een vervaldatum zou worden gedrukt, al was het maar om pedagogische redenen en om ervoor te zorgen dat de stocks regelmatig zouden worden vernieuwd;

8. dat de informatieverspreiding, of het gebrek daaraan, zou worden geëvalueerd;

9. dat ook het FANC aan een strenge evaluatie zou worden onderworpen en dat de toekomstige debriefings openbaar zouden worden gemaakt;

10. dat de raad van bestuur van het IRE, met inbegrip van de voorzitter ervan, zou worden bijeengeroepen opdat die laatste zou erkennen dat hij niet bij machte was om zijn verbintenissen gestand te doen;

11. dat de nodige middelen zouden worden vrijgemaakt om op zeer korte termijn de nodige indienstnemingen en veiligheidsinvesteringen mogelijk te maken;

12. dat een evaluatievergadering zou worden bijeengeroepen met betrekking tot de toepassing van het nucleaire en radiologische noodplan voor het Belgisch grondgebied, waarop naast de vertegenwoordigers van de FOD Binnenlandse Zaken, van de provincie Henegouwen, van het FANC en van het IRE op zijn minst ook vertegenwoordigers van de provincie Namen en van de aangrenzende gemeenten aanwezig zouden zijn;

13. dat het nucleair en radiologisch noodplan zou worden herzien, alsook alle provinciale nood- en interventieplannen in die zin dat de aan de incidentzone grenzende provincies en gemeenten onmiddellijk en van nabij bij de follow-up zouden worden betrokken;

14. dat alle inwoners in een zone van tien kilometer rond het IRE via een huis-aan-huisfolder onverwijld volledig en duidelijk zouden worden geïnformeerd over de aard van het incident, de reële risico’s en de met het oog op de toekomst genomen maatregelen;

15. dat alle resultaten van het onafhankelijk onderzoek binnen een termijn van twee maanden zouden worden meegedeeld;

16. dat sancties zouden worden genomen op grond van alle voormelde punten;

17. dat een vaste parlementaire controle zou worden ingevoerd door de oprichting van een Comité N, onder de verantwoordelijkheid van het Parlement. In navolging van het Comité P en I doet de oprichting van een Comité N de facto een resultaatsverbintenis ontstaan voor de regering en dus voor de bevoegde minister en het Agentschap."

 

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Karine Lalieux et par MM. Jean-Luc Crucke et Willem-Frederik Schiltz.

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Karine Lalieux en door de heren Jean-Luc Crucke en Willem-Frederik Schiltz.

 

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

 

06 Question de M. Jean-Luc Crucke au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le retrait des pièces de un et de deux centimes d'euro" (n° 10583)

06 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Klimaat en Energie over "het uit de handel nemen van de muntstukken van 1 en 2 eurocent" (nr. 10583)

 

06.01  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, vous avez certainement lu dans la presse – ou via des rapports plus conséquents – les articles concernant les deux expériences pilotes menées à Visé et à Waregem qui visaient à supprimer les pièces de 1 et 2 centimes dans ce qu'on appelle la politique de l'arrondi. Selon les commentaires donnés dans la presse, il semble que cette opération a été perçue, tant par les commerçants que les consommateurs, comme étant positive. Cela a donc entraîné plus d'avantages que d'inconvénients.

 

Monsieur le ministre, je voulais avoir votre opinion sur le sujet.

 

Peut-on tirer des conclusions définitives sur l'expérience?

Peut-on considérer que les consommateurs donnent un blanc-seing pour que cette politique de retrait du marché des pièces de 1 et 2 centimes soit mise en pratique?

 

Je sais qu'il faudra sans doute un aval européen mais ma question a pour but de prendre le pouls des consommateurs et de la Belgique en la matière. L'étape suivante sera de militer au plan européen.

 

06.02  Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, monsieur Crucke, je peux vous confirmer que les commerçants qui se sont livrés à cette expérience pilote se sont déclarés satisfaits. Le débat autour du retrait des pièces de 1 et 2 centimes n'est pas nouveau puisqu'en 2004, le ministre des Finances estimait qu'il était urgent de retirer ces pièces du marché.

 

À cette époque, le Conseil de la Consommation s'était penché sur le sujet et avait estimé que le dossier posait un certain nombre de problèmes qui n'ont pas été véritablement résolus depuis lors.

 

Il existe encore beaucoup d'inconnues sur les contours exacts de la règle de l'arrondi. Comme vous l'avez dit, les pièces étant en vigueur dans la zone euro, elles ne pourraient être retirées qu'avec un accord européen. Sans même se retirer derrière cette question, on peut considérer que d'autres questions pratiques subsistent. Si cette règle était adoptée, s'appliquerait-elle à l'ensemble des produits et services? Des exceptions seraient-elles prévues pour certains produits de faible valeur, comme certains timbres ou encore pour des situations particulières telles que des services prestés par un dispensateur de soins conventionné pour lequel un tarif qui peut intégrer ces centimes existe aujourd'hui? La règle concernerait-elle tous les paiements? Quel serait l'impact d'une telle mesure sur l'inflation réelle et sur l'inflation perçue par les consommateurs?

 

De plus, il convient de tenir compte de plusieurs dispositions du droit belge, lors de la mise en place de ces règles. Comment règle-t-on le problème en matière de comptabilité et de TVA?

 

Autrement dit, comment imputer les centimes en moins ou en plus? Comment garantir que le prix indiqué soit le prix à payer, comme l'impose l'article 3 de la loi sur les pratiques du commerce?

 

Pour finir, l'article 1235 du Code civil, qui stipule que "tout paiement suppose une dette", semble difficilement compatible avec un arrondissement systématique vers le haut. En effet, les 1 ou 2 centimes d'euro payés en plus peuvent être considérés comme des paiements indus, susceptibles de restitution.

 

Autant de questions pratiques – et de principes – qui restent aujourd'hui ouvertes, même si l'expérience a permis, en tout cas du côté des commerçants, de susciter une certaine satisfaction.

 

06.03  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, je suis un peu surpris par la réponse du ministre, pas en ce qui concerne les commerçants, mais ce n'est pas le but de ma question, qui expriment à travers les deux organismes, UNIZO et UCM, au moins un sentiment positif à l'égard de la règle, mais ma question visait bien les consommateurs. Si je me suis permis de la poser, c'est qu'on entend parfois la même idée que celle que vous avez donnée dans votre réponse: il demeure divers problèmes, difficultés ou incertitudes.

 

Selon l'idée soulevée par le communiqué de l'agence Belga du 22 janvier 2009, votre réponse suscite elle-même des questions. En effet, et je vous lis un extrait: "Selon une enquête réalisée à l'issue d'expériences pilotes, tant les commerçants que les consommateurs sont favorables à l'idée de l'arrondi. L'étude sera transmise au comité de pilotage, composé des représentants des commerçants et des consommateurs, de représentants de la Banque Nationale, des ministères de l'Économie et des Finances ainsi que directement aux deux ministres concernés".

 

De deux choses l'une. Ou bien cette enquête, que je n'ai pas lue et il me semble intéressant de pouvoir la communiquer aux parlementaires, recèle des éléments qui répondent globalement positivement à la question et il convient de poursuivre vers l'étape européenne, ou bien elle contient autre chose que ce qu'on peut lire. Au niveau de ma connaissance en tant que parlementaire, la tendance est de penser que le feu est au vert mais, en entendant votre réponse, le feu semble plutôt à l'orange.

 

Il s'agit donc de clarifier cette situation et, pour ce faire, j'aimerais avoir connaissance de ce document pour en débattre de manière plus scientifique.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Questions jointes de

- M. Jean-Luc Crucke au ministre du Climat et de l'Énergie sur "IRENA" (n° 10579)

- M. Philippe Henry au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la création d'une agence mondiale pour les énergies renouvelables" (n° 10619)

- Mme Nathalie Muylle au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'Agence Internationale pour les Énergies Renouvelables (IRENA)" (n° 10895)

07 Samengevoegde vragen van

- de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Klimaat en Energie over "IRENA" (nr. 10579)

- de heer Philippe Henry aan de minister van Klimaat en Energie over "de oprichting van een wereldagentschap voor hernieuwbare energie" (nr. 10619)

- mevrouw Nathalie Muylle aan de minister van Klimaat en Energie over "het Internationaal Agentschap voor Hernieuwbare Energie (IRENA)" (nr. 10895)

 

07.01  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, l'Agence internationale pour les énergies renouvelables (IRENA) a été officiellement créée le 26 janvier 2009, à Bonn en Allemagne, ce qui est assez révélateur et intéressant pour l'économie belge.

 

Elle est dotée d'un budget conséquent de 25 millions de dollars et vise à promouvoir le solaire, l'éolien, la biomasse, les biocarburants, la géothermie mais aussi le transfert de technologies Nord-Sud, qui en soi est un plus.

 

Dans ma question, j'ai indiqué que cinquante pays s'étaient engagés à soutenir l'Agence. Depuis lors, j'ai pu vérifier ces chiffres et il s'avère que ce ne sont pas moins de 75 pays qui ont signé cette convention. Toutefois, aucun des documents que j'ai pu lire ne mentionne la Belgique.

 

Monsieur le ministre, la Belgique s'est-elle engagée dans l'Agence? Si non, pourquoi? N'y aura-t-il pas à l'avenir un risque de confusion avec l'Agence internationale de l'Énergie qui, elle, existe depuis longtemps? Comment peut-on clarifier les choses en la matière?

 

07.02  Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question va dans le même sens que celle de M. Crucke. Cette Agence a été créée avec des engagements variables de différents pays. L'Allemagne semble particulièrement motivée. D'autres pays, tels que les États-Unis, sont absents mais rejoindront – si ce n'est déjà fait – l'Agence prochainement. Par contre, la Belgique n'est pas annoncée comme signataire de cet accord.

 

Depuis, le commissaire à l'Énergie, Andris Pielbags, a demandé aux États membres de l'Union européenne de participer à l'Agence, en s'appuyant sur l'intérêt d'un tel organe et sur le fait qu'il dispose d'un budget de 25 millions de dollars.

 

Développer les énergies renouvelables semble être un objectif très important. C'est d'ailleurs une priorité pour l'Union européenne. En outre, au vu de la crise économique que nous traversons actuellement, je considère que c'est aussi un enjeu important! Je m'interroge dès lors sur l'absence de la Belgique.

 

Monsieur le ministre, quelle en est la raison? Des contacts ont-ils été pris par la Belgique avec les autres pays participants ou non pour connaître leurs différentes motivations? Enfin, envisagez-vous de rejoindre cette nouvelle Agence IRENA?

 

07.03  Paul Magnette, ministre: Monsieur Crucke, monsieur Henry, la Belgique n'a pas signé à ce stade mais elle a participé à la conférence de fondation du 26 janvier dernier en tant qu'observateur. La raison pour laquelle nous n'avons pas signé est que la répartition des compétences dans notre cher pays implique divers niveaux de pouvoir et que les consultations sur l'adhésion de la Belgique sont toujours en cours.

 

Lors de la conférence de fondation du 26 janvier 2009, selon les informations fournies par les autorités allemandes, 75 pays ont signé le traité, dont 15 pays membres de l'Union européenne. Parmi les pays membres du G20, seules la France, l'Allemagne, l'Italie, la Turquie, la Corée du Sud et l'Argentine ont signé. Le budget est effectivement estimé à 25 millions de dollars et la cotisation provisoire de la Belgique est estimée à 530.000 euros.

 

Comme je l'ai dit, le gouvernement fédéral est favorable à l'adhésion dans la mesure où cette Agence présente un caractère généraliste, universaliste et que son activité est centrée sur le soutien aux pays en développement. Il n'y a donc pas doublon par rapport au travail de l'Agence internationale de l'Énergie. Nous veillerons à éviter toute redondance si l'accord avec les autres niveaux de pouvoir nous engage à signer ce traité et à adhérer à cette organisation.

 

07.04  Jean-Luc Crucke (MR): Je remercie le ministre pour sa réponse. Si j'ai bien compris, l'IRENA comptera incessamment un signataire supplémentaire mais elle doit apprendre à se faire désirer et à apprécier la complexité institutionnelle belge.

 

07.05  Philippe Henry (Ecolo-Groen!): C'est toujours ennuyeux quand le système politique belge freine les décisions. Cela doit nous alerter. Vous n'avez pas parlé d'un calendrier et cela ne me rassure pas du tout. Nous vous interrogerons à ce sujet. Je me réjouis que le gouvernement fédéral soutienne l'idée, c'est déjà important mais il serait dommage de ne pas s'impliquer assez rapidement dans ce nouveau projet pour l'unique raison de la répartition interne des pouvoirs.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de Mme Karine Lalieux au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le Fonds de Traitement du Surendettement" (n° 10627)

08 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Klimaat en Energie over "het Fonds ter bestrijding van de Overmatige Schuldenlast" (nr. 10627)

 

08.01  Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, dans son dernier cahier, la Cour des comptes donne son avis, qui est sans appel: le Fonds de Traitement du Surendettement est structurellement sous-financé, ce que nous savions déjà. Nous avons déjà eu des discussions tant avec vous qu'avec le ministre de l'Économie lors de la note de politique générale.

 

Il faut y remédier si on ne veut pas voir disparaître cet outil essentiel de politique contre le surendettement. Tout à l'heure, lors du vote de certains amendements du projet "Plan de relance", j'entendais au sein de cette commission, une certaine unanimité sur la nécessité de lutter contre le surendettement.

 

L'une des pistes évoquées par la Cour des comptes est d'exiger le paiement des cotisations non versées de 2003. Cela ne va pas résoudre le sous-financement structurel de ce fonds, loin de là, mais cela permettrait au moins de lui donner un peu d'air.

 

Monsieur le ministre, avez-vous analysé cet avis de la Cour des comptes?

 

Envisagez-vous de suivre ses recommandations? Pensez-vous recevoir l'appui de votre collègue, ministre de l'Économie puisque vous en parliez tous les deux dans vos notes de politique générale?

 

Je pense qu'il est plus que temps d'agir en la matière.

 

08.02  Paul Magnette, ministre: Madame Lalieux, le fonds est en effet financé par les prêteurs et bien que les mesures visant à réduire les demandes au fonds ont été prises déjà en 2005 et en 2006, le fonds fait à nouveau face à un problème structurel de financement.

 

L'origine de ce problème est multiple. C'est à la fois l'évolution des défauts de paiement en matière de crédits. C'est aussi l'augmentation du nombre de personnes ayant recours au règlement collectif de dettes et c'est aussi le fait que les cotisations dues pour l'année 2003 n'ont pas été collectées auprès des prêteurs, qui sont donc en infraction par rapport aux dispositions légales comme le précise le cahier que vous avez mentionné de la Cour des comptes.

 

J'ai donc chargé le gestionnaire du fonds de réclamer, conformément aux dispositions légales et dans les plus brefs délais, cette contribution afférente à l'année 2003.

 

Par ailleurs, je ne comprends pas l'opposition manifestée par l'Union professionnelle du crédit relayée par certains membres du gouvernement à l'idée d'augmenter la contribution du secteur du crédit. En effet, ce sont des montants d'une importance tout à fait acceptable. La moyenne des contributions pour 2008 est de 5.131 euros et la moyenne des contributions des cinq plus gros contributeurs au fonds est de 244.000 euros. Ces montants sont dérisoires pour ces institutions et sont, selon moi, proportionnels et performants par rapport à l'objectif visé puisque le système mis en place a permis de réduire singulièrement les coûts du recouvrement et d'améliorer la qualité du risque des portefeuilles des prêteurs. Je pense que c'est dans leur intérêt d'accepter cette contribution telle que recalculée.

 

08.03  Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse complète.

 

J'espère que le gestionnaire chargé du fonds va leur réclamer avec force. J'espère que si vous n'obtenez pas ces contributions, il y a des possibilités de contrainte et que vous aurez tout le gouvernement avec vous pour alimenter ce fonds, nécessaire pour lutter contre le surendettement.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Klimaat en Energie over "een participatie van Electrabel in windmolenprojecten" (nr. 10654)

09 Question de M. Peter Logghe au ministre du Climat et de l'Énergie sur "une participation d'Électrabel à des projets d'éoliennes" (n° 10654)

 

09.01  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal proberen mijn vraag zo kort mogelijk te houden want ze dateert al van 28 januari en intussen zijn er al een aantal evoluties merkbaar of is er al voldoende over geschreven in de pers.

 

Mijn vraag had betrekking op het tweede windmolenpark voor de Noordzee, waar het Nederlandse bedrijf Belwind energiebedrijven in ons land uitnodigde om een minderheidsparticipatie te nemen. Electrabel aast naar het schijnt op een belang en waardoor het zijn achterstand in de offshore windenergie zou willen inlopen.

 

Mijn vragen zijn, heel concreet, de volgende. Electrabel, dat eigenlijk al een vrij grote monopoliepositie bezit op het vlak van stroomproductie, zou dus azen op bijkomende participaties, ditmaal in windmolenprojecten. Hoe staat u hier tegenover? Heeft u enig idee hoe groot de participatie van Electrabel in het tweede windmolenpark wel zou zijn?

 

Ten tweede, dringt zich over deze kwestie geen overleg op met de sector van de producenten van duurzame en propere energie, of is het de bedoeling dat Electrabel zijn monopoliepositie ook kan doortrekken in deze sectoren? Welke andere maatregelen zult u treffen om de monopoliepositie van sommige producenten verder af te bouwen?

 

U mag dit gerust opvatten als een algemene vraag naar een stand van zaken in de sector van de windmolenparken. Gelet op de recente financiële problemen en gelet op het feit dat windmolenparken voor ons land zeer belangrijke energie-actoren zijn die moeten helpen op het vlak van hernieuwbare energie, is dit, denk ik, toch geen onterechte vraag. Ik verwijs ook naar de vragen van de collega’s die hierop zullen volgen.

 

09.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, de verschillende dossiers inzake de aanvragen voor het verkrijgen van domeinconcessies in de Noordzee zijn thans in behandeling. Zij worden vooronderzocht door de CREG en zijn het voorwerp van mededinging tussen projecten en van verschillende adviezen waarvan dit van de Algemene Directie Energie.

 

De beste projecten worden aangehouden voor de toekenning van een dergelijke concessie op het openbare domein, namelijk de beste projecten uitgedrukt in industriële, technologische en commerciële termen die tevens stevig en financieel betrouwbaar zijn.

 

Er was nooit sprake van om a priori een willekeurige operator uit deze wettelijke procedure uit te sluiten. Het staat Electrabel net als iedere andere financiële investeerder dan ook vrij om participaties te nemen in bestaande projecten. Ik heb ook vernomen dat deze procedure of zogenaamde tender nog niet is afgesloten.

 

In het geval van de offshore wordt dus niet met de operatoren onderhandeld. Zij zijn het voorwerp van onderlinge mededinging. De beste projecten worden aangehouden volgens criteria die door de wet worden bepaald.

 

De acties die worden gevoerd om het aandeel van de historische operator in te perken in de elektriciteitsproductie in België worden overigens geregeld door andere vormen van maatregelen, zoals de overdracht of uitwisseling van productiecapaciteit, de vermindering van de deelneming van de historische operator aan de transmissienetbeheerders, de heffing op niet-benutte sites, het afromen van monopoliewinsten, enzovoort.

 

Inzake hernieuwbare energie, en dus eveneens offshore, bestemd om een belangrijke rol te spelen, zijn, gelet op de ambitieuze doelstellingen die ons werden opgelegd op het Europees niveau, alle initiatieven welkom. Zij worden aangemoedigd door steunmaatregelen van de federale overheid.

 

09.03  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. U hebt zelf gezegd dat ons land ambities heeft op het vlak van hernieuwbare energie. Ik denk dat mijn vraag iets te vroeg is gekomen. Ik zal met veel aandacht luisteren naar de vragen van mijn collega’s over de financiering van het windmolenpark. Ik denk dat daar momenteel de grootste problemen zitten. Ik kijk uit naar de vragen van mijn collega’s en vooral naar het antwoord erop.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Samengevoegde vragen van

- de heer Willem-Frederik Schiltz aan de minister van Klimaat en Energie over "de financiering van het windmolenpark op de Thorntonbank" (nr. 10666)

- de heer Bruno Tobback aan de minister van Klimaat en Energie over "de financiering van off-shore windenergie" (nr. 10958)

- de heer Maxime Prévot aan de minister van Klimaat en Energie over "de stand van zaken met betrekking tot het windparkproject in de Noordzee" (nr. 10977)

- mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de offshore wind" (nr. 11177)

10 Questions jointes de

- M. Willem-Frederik Schiltz au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le financement du parc éolien sur le Thorntonbank" (n° 10666)

- M. Bruno Tobback au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le financement de l'énergie éolienne offshore" (n° 10958)

- M. Maxime Prévot au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'état d'avancement du projet de parc éolien en mer du Nord" (n° 10977)

- Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le vent offshore" (n° 11177)

 

10.01  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, bent u zeker dat de vraag van mevrouw Van der Straeten daarbij hoort? Die gaat over wind, niet over windenergie. Of wel, mevrouw Van der Straeten?

 

De voorzitter: Ik vermoed van wel. U maakt misschien even veel wind.

 

10.02  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Uiteraard. Dat was de bedoeling.

 

Mijnheer de minister, de eerste fase in Oostende op de Thorntonbank is afgerond. Er staan nu zes windmolens en ik heb begrepen dat die operationeel zijn en de eerste elektriciteit in het net is geïnjecteerd en dat er ook een contract is afgesloten met Eneco over de afname van de daar opgewekte stroom. Zeer heuglijk nieuws, maar nu komt het tweede luik van het project zoals u wel zult weten: de 24 volgende windmolens.

 

Er is een probleem: Seapower heeft geen geld. De 500 miljoen die het nodig heeft om het project verder te kunnen financieren, dreigt op te drogen. De banken worden huiverachtig, gelet natuurlijk op de economische crisis. Seapower heeft in de pers en elders gesteld dat het geld nodig is tegen uiterlijk april 2009. De Europese Commissie komt met tien miljoen euro over de brug, maar dat is natuurlijk een heel klein deeltje van wat nodig is. De Europese Commissie wil dit, zoals u weet, financieren uit de reserves op de Europese begroting. Nu is Seapower ook komen aankloppen bij de federale regering om te kunnen putten uit het Synatomfonds.

 

Zal er bijkomende financiering komen vanuit de federale regering voor het windmolenpark op de Thorntonbank?

 

10.03  Bruno Tobback (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik wil mij daarbij aansluiten. Ik had een vraag gesteld naar aanleiding van de publicatie van de Europese ranking van de windenergie per land, waarop we blijkbaar bijzonder laag scoren. Als ik vorige week, een paar weken geleden en nu gisteren opnieuw de discussies hoor over de problemen inzake financiering, onder andere ook van Belwind, om die projecten rond te krijgen, dan heb ik niet de indruk dat we daarmee snel hoger zullen scoren in de index.

 

Ik sluit mij aan bij wat de heer Schiltz vraagt. Zijn er manieren om vanuit de nucleaire provisies waarover de regering al in maart 2007 had beslist een deel ervan te reserveren voor investeringen in duurzame energie, te investeren in die offshore windparken? Een concreet voorstel. In alle landen die hoog scoren in de ranking, blijkt dat de aansluiting op het net, die in België ten laste is van de investeerders, daar wordt gedragen door de overheid. Het zou misschien logisch zijn via de nucleaire provisies aan Elia toe te laten om de volledige aansluiting van op zee tot het Belgische hoogspanningsnet te financieren, waardoor men een groot deel van de financieringslast en van het risico voor de verschillende projecten wegneemt van de investeerders en bovendien de zekerheid heeft dat alle investeerders ook op gelijke voet kunnen worden aangesloten op het net.

 

Mijnheer de minister, concreet, zult u er geld in steken?

 

Ten tweede, kan dat vanuit Synatom?

 

Ten derde, lijkt het u niet logisch om dat te doen door de aansluiting op het hoogspanningsnet te financieren voor elk van de projecten, welke ze ook zijn en wie ze ook krijgen?

 

De voorzitter: De heer Prévot is blijkbaar afwezig.

 

10.04  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag gaat in dezelfde richting. Gisteren werden de berichten bekend over toenemende financiële problemen, ook van de andere investeerders op de Noordzee. In 2004-2005 werd er al een zone afgebakend binnen de Noordzee waar windmolenparken kunnen worden gebouwd. Nu blijkt dat het daarbij blijft, maar dat er niet wordt nagedacht over een aantal essentiële dingen.

 

Mijn vragen zijn grosso modo dezelfde. Aanvullend wil ik de volgende vragen stellen.

 

Ten eerste, inzake de aansluiting op het net. Collega Tobback heeft ernaar verwezen. De kosten daarvan lopen op tot 100 miljoen, alleen al voor de Thorntonbank, waarvan 25 miljoen wordt gedragen door Elia. Welke mogelijkheden zijn er om de overige 75 miljoen te financieren?

 

Wordt er gedacht aan een structurele oplossing om ook de andere windmolenparken aan te sluiten, bijvoorbeeld via een stopcontact op zee? Op welke manier kan de financiering daarvan tot stand komen?

 

Ten tweede, er zijn natuurlijk ook investeringen nodig in het net. Het gaat toch om een belangrijke versterking. Welke zijn er nodig? Wat is er daarvoor al gebeurd? Wat is de timing?

 

Ten slotte, er zijn heel wat domeinconcessies, waarvan de toewijzing nog moet gebeuren. Hoeveel vragen zijn er momenteel ingediend, voor hoeveel concessies? Op welke manier wordt er getrancheerd indien er meerdere aanvragen zijn per concessie? Wat is daarvoor de timing?

 

De voorzitter: Mevrouw Van der Straeten, u bleef binnen de toegestane spreektijd.

 

10.05 Minister Paul Magnette: Mijnheer Schiltz, mijnheer Tobback, mevrouw Van der Straeten, wij hebben allemaal kennis genomen van de financieringsproblemen waarmee de windenergieverstrekkers hebben af te rekenen als gevolg van de financiële crisis. Momenteel zijn er dan ook indicaties dat de bestaande projecten wegens de financiële crisis een achterstand zouden oplopen.

 

Daar waar tot nu toe de regelgeving voorziet in tal van steunmaatregelen voor dergelijke ontwikkelingen, en dus ook bijkomende zekerheden voor de kredietsector, lijkt een eventueel bijkomende steun voor die sector niet uit te sluiten. Dergelijke steun kan veel vormen aannemen, maar binnen mijn bevoegdheden denk ik dan aan de versterking van de investering door mogelijkheden en middelen van de transportnetbeheerder in de aansluiting van offshore windenergie op zee en op het land.

 

Ik heb dan ook kennis genomen van de inspanningen die werden geleverd op het Europees niveau in het kader van het European Energy Programme for Recovery, dat bestemd is om spitstechnologie inzake offshore-CCS en interconnectie van gas en elektriciteit te steunen. Een gedeelte van die steun, 10 miljoen euro, zou bestemd zijn voor actuele projecten op de Thorntonbank, maar inzake offshore heeft België tijdens bilaterale contacten met de Europese Commissie reeds aangegeven dat de voorziene steun onvoldoende is.

 

België wenst immers ook te worden opgenomen in de North Sea Grid, aangezien dat een logische verbinding vormt met het Thorntonbankproject, dat reeds voldoende ver is gevorderd. België zal tevens pleiten voor de opname van het Stevinproject, dat een opwaardering van het elektriciteitsnet van Elia beoogt om toe te laten dat de Europese ambities inzake aansluiting van offshore parken en interconnecties over zee kunnen worden gerealiseerd. Deze voorstellen tot aanvulling werden geïnduceerd door het formeel DGE-overleg van 2 februari 2009. De Europese Raad van maart zal hierover een beslissing moeten nemen.

 

Betreffende Synatom herinner ik eraan dat een gedeelte van deze fondsen onderworpen is aan zeer strikte regels inzake waarborgen, betrouwbaarheid en veiligheid van de leningen, hetgeen logisch is, aangezien het hier gaat over het geld van de nucleaire provisies voor de ontmanteling. Dienaangaande bekijken we of er met het geld van Synatom geen gezamenlijke projecten mogelijk zijn die ten voordele van alle bestaande of toekomstige concessiehouders, zoals leningen voor investeringen in de aansluiting van offshore windenergie op zee en op het land of financiële tussenkomsten in de realisatie van kabelprojecten of voor de versterking en uitbreiding van de capaciteit op het transmissienet. Een zogenaamd stopcontact op zee zou in dat kader kunnen worden bekeken als een project waarvoor bijkomend Europees of Belgisch geld wordt gezocht.

 

De vraagstukken met betrekking tot de aansluitingen op zee en op land worden momenteel uitgediept in het Belgium North Sea Wind Energy Platform, dat in mijn kabinet is opgericht en binnenkort wordt uitgebreid met de transportnetbeheerder Elia, met de CREG en met de toekomstige concessiehouders.

 

Op dit ogenblik is het de bedoeling zeven domeinconcessies toe te kennen, die de gehele zone bestrijken. Drie ervan zijn reeds toegekend. Voor ongeveer veertien dossiers loopt het onderzoek nog. Met het oog op sommige eisen met betrekking tot de veiligheidszones, de secundaire navigatiewegen, de aanleg van aansluitingskabels en dergelijke, kunnen de individuele zones waarvoor reeds een domeinconcessie bestaat, nog veranderen. Het is nog steeds de CREG die de dossiers van de verschillende promotoren onderzoekt. Deze instantie formuleert vervolgens een voorstel aan de minister. In het geval van instemming, wordt de concessie bij koninklijk besluit toegekend door de algemene directie Energie.

 

Het spreekt voor zich dat de beste projecten worden geselecteerd, op basis van criteria zoals de beste aanwending voor de toegestane zone, het geïnstalleerde vermogen en de effectieve productie, de keuze van de beste technologie, de industriële en financiële betrouwbaarheid van het project en de naleving van alle milieuregels.

 

Wat de timing betreft, hoop ik dat de lopende dossiers kunnen worden afgesloten en de concessies in september of oktober van 2009 kunnen worden afgeleverd.

 

Wat de EWA-ranglijst betreft, is er voor de federale bevoegdheden inzake offshore windenergie geen sprake van het verminderen van onze doelstellingen.

 

10.06  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor het omstandige antwoord. Ik heb daar verder geen bemerkingen bij. Ik dank u voor uw antwoord en ik zal uiteraard uitkijken naar eventuele verdere initiatieven.

 

10.07  Bruno Tobback (sp.a): Ik dank ook de minister voor het uitgebreide antwoord en de inspanningen die duidelijk worden geleverd. Ik wil er nogmaals op aandringen om te kijken naar dat fameuze stopcontact op zee en de manier om dat door Elia te laten financieren. Dit laat niet alleen toe om vanuit Synatom geld aan Elia te lenen, wat in principe een veilige lening zou moeten zijn die perfect binnen de criteria van het fonds valt, maar bovendien vermijdt dit ook dat men aan zes verschillende concessiehouders zes keer de kost voor het leggen van een kabel zal aanrekenen. Op die manier wordt de realisatie van die zes projecten trouwens bemoeilijkt qua financiering, wordt de kostprijs opgedreven en zal de timing waarschijnlijk ook nog eens op de lange baan worden geschoven.

 

Ik wil nogmaals aandringen maar ik begrijp dat u zelf ook wel bereid bent om dit op zeer korte termijn ernstig te bekijken. Voor ieder van de financieringsdossiers is dit uiteraard een zeer belangrijk element. Het gaat om een zeer groot aandeel in de totale kost.

 

10.08  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, maar ik ben er absoluut niet van overtuigd dat men goed aan het werk is. Ik heb trouwens ook de uitspraken gelezen van de Vlaamse ministers. Zij hebben gezegd dat zij zelf zullen zorgen voor de kabel en de aansluiting op het net, als het op het federale niveau niet begint op te schieten. U hebt verwezen naar het (…) programma. Wij zullen daarop terugkomen in een vraag die verder op de agenda staat, maar ik wil er nu toch al op vooruitlopen.

 

Ik betreur ten zeerste dat er amper 10 miljoen euro in zit voor de Belgische offshorewind, zeker als het gaat over de aansluiting. Wij weten dat er minstens 75 miljoen euro te kort is. Het zou dus minstens zeven keer zoveel moeten zijn. De mogelijkheid van een financiering via Synatom is een denkspoor, maar volgens mij zal er gewoon niet genoeg geld zijn en zal men aanvullend moeten bekijken, binnen de Europese steunmaatregelen, die ver zijn uitgebreid naar aanleiding van het Europese klimaatplan, welke de bijkomende mogelijkheden zijn. Men zal meer dan actief daarnaar op zoek moeten gaan.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Questions jointes de

- M. Jean-Luc Crucke au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'énergie éolienne" (n° 10726)

- Mme Rita De Bont au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le retard accumulé par la Belgique en matière d'énergie éolienne" (n° 10746)

- M. Flor Van Noppen au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'énergie éolienne en Belgique" (n° 10750)

11 Samengevoegde vragen van

- de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Klimaat en Energie over "windenergie" (nr. 10726)

- mevrouw Rita De Bont aan de minister van Klimaat en Energie over "de achterstand die België inzake windenergie heeft opgelopen" (nr. 10746)

- de heer Flor Van Noppen aan de minister van Klimaat en Energie over "windenergie in België" (nr. 10750)

 

11.01  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, après des années de ce qu'on peut appeler un relatif statu quo, selon le "Standaard" ou "Het Nieuwsblad", nous aurions perdu une place dans le classement des pays européens qui investissent dans l'énergie éolienne pour nous retrouver à la quatorzième place. Nous restons donc dans le milieu du peloton, mais le milieu bas.

 

En fouillant davantage, nous constatons que ce n'est pas l'ambition pour l'éolien qui manque, mais la concrétisation des projets: un projet sur dix aboutirait à sa phase finale de production énergétique.

 

J'aimerais avoir votre réaction face à ces données brutes. Ces statistiques sont-elles confirmées?

 

Si c'est le cas, remarque-t-on des disparités de type régional? Je ne suis pas amateur de telles comparaisons, mais la matière étant grandement régionalisée, autant analyser l'information pour comparaison. J'imagine que Bruxelles rencontre plus de complications, mais il ne faut pas manquer d'ambition, mais se montrer proactifs. Ce sera pour le prochain gouvernement.

 

Si ces constats sont conformes aux statistiques disponibles, comment le ministre de l'Énergie peut-il intervenir? Quel est son rôle, son pouvoir, la sensibilité qu'il peut y apporter? Quel est l'état des concertations que vous avez pu entamer avec les Régions, pour autant que ces concertations aboutissent aux résultats escomptés?

 

11.02  Rita De Bont (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Crucke. Wij blijven in het middenpeloton, zegt hij. Wij zijn van de 13de naar de 14de plaats gezakt en daarmee laten wij Polen achter ons. Ik vond dat toch ontgoochelend omdat wij redelijk veel hoop hadden gesteld op windenergie voor onze hernieuwbare energievormen. Wij hebben weinig bergen, vooral in Vlaanderen. De zon laat het ook dikwijls afweten, maar wind hebben wij gewoonlijk voldoende. Ook dat wordt niet benut zoals het was gepland.

 

Naar verluidt zou het vooral de politieke moed zijn, het politieke niveau, die een verdere ontwikkeling van deze windenergieprojecten tegenhoudt. Volgens Johan Albrecht, de milieueconoom van de Universiteit Gent, zou maar een op de tien voorgestelde projecten voor windturbines worden uitgevoerd. De rest wordt afgeblokt omdat er geen vergunningen worden toegekend of als gevolg van protest van actiecomités. Het is natuurlijk zo dat wij in een vrij dichtbevolkt land leven.

 

Wij hebben wel meer mogelijkheden op zee en hiermee sluit ik mij dan ook een beetje aan bij de vorige vragenstellers. Ook op zee lopen onze projecten achter op de voorziene planning en dit vooral wegens een financieringsprobleem. Er is al verwezen naar de financiering van de verbinding tussen de projecten en tussen het vasteland. Ik weet niet of daarvoor al een definitieve oplossing werd gevonden en of de federale Staat van plan is om daarin meer middelen te investeren. Daarnaast is er ook een financieringsprobleem voor de 54 andere turbines die nog tot stand zouden moeten komen.

 

Momenteel kijkt men in de richting van Europa. Europa zou het onder andere mogelijk maken om meer te investeren in buitenlandse projecten. Hierbij heb ik toch wel enkele vragen. U hebt het al gehad over de financiële bijdrage van Europa. Moeten wij wel onze hoop stellen op Europa? Is het niet in de eerste plaats onze eigen verantwoordelijkheid om meer prioriteit te leggen in het binnenland en om meer middelen vrij te maken voor de hulp aan onze eigen offshore windenergieprojecten? Dat is misschien vrij moeilijk voor het federale niveau, gezien het begrotingstekort van 3 procent. Ook in Vlaamse regeringskringen stelt men zich de vraag of het geen goed idee zou zijn dat de Vlaamse regering dit dossier naar zich toetrekt indien het federale niveau zich deze extra investering niet kan veroorloven.

 

Of, zoals Vlaams minister Crevits bepleit, is het niet beter de bevoegdheid over de Noordzee over te hevelen naar het Vlaams niveau zodat daar een allesomvattend beleid kan worden gevoerd?

 

Ik heb nog een derde vraag waarvan u zult zeggen: daar is zij weer. Waar meent u al onze elektriciteit vandaan te zullen halen als ook de kerncentrales moeten sluiten en er geen nieuwe mogelijkheden worden onderzocht?

 

Ik wil daarmee overgaan tot mijn slotvraag. Wanneer kunnen wij te weten komen wat voor ons land de ideale energiemix zal zijn?

 

11.03  Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik meen dat de problematiek al voldoende geschetst is door de voorgaande sprekers. Dat er financiële problemen zijn inzake de realisatie van offshorewindparken is een feit. Nu stelt Vlaams minister Vandenbroucke voor dat Vlaanderen dan maar zelf het nodige geld op tafel legt om de verbinding tussen de offshoreparken en het vasteland te realiseren.

 

Ik kom onmiddellijk tot mijn vragen. Wat vindt u van het voorstel van Vlaams minister Vandenbroucke om Vlaanderen de verbinding tussen de offshoreparken en het vasteland te laten prefinancieren? Wat is volgens u de meerwaarde van een federaal beleid inzake offshore-energie, terwijl het volledige beleid inzake hernieuwbare energie bij de Gewesten zit? Vindt u het niet logisch dat de bevoegdheid over offshorewindenergie wordt overgeheveld naar de Gewesten?

 

U rekent erop dat de energieproducenten in 2009, 250 miljoen zullen storten in uw Begrotingsfonds. Weet u reeds op welke manier die middelen zullen worden besteed? Overweegt u dat geld te investeren in offshorewindenergie?

 

11.04  Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, chers collègues, si je peux me prononcer sur l'ensemble, je ne ferai pas de commentaires sur les politiques menées au niveau de l'éolien onshore qui relève de la compétence régionale. Je concentrerai ma réponse sur l'éolien offshore tout en faisant une réflexion méthodologique générale.

 

Il s'agit de classements bruts. Si on tient compte de la capacité démographique et géographique de chacun des pays, on peut relativiser les choses.

 

Si on examine l'état de la situation en termes de progression annuelle, on peut dire que la situation en Belgique s'améliore sensiblement puisqu'il est question d'une progression de 30% des capacités installées en 2007 et de 40% en 2008. On se situe donc dans une phase ascendante importante. Ce sera d'ailleurs bientôt également le cas pour la mer du Nord puisque les chantiers sont en cours malgré les problèmes financiers auxquels il a déjà été fait référence et au sujet desquels j'ai déjà répondu. Je ne reviendrai donc pas sur ces questions.

 

Par ailleurs, nous connaissons aujourd'hui nos objectifs dans le cadre du paquet Énergie Climat européen qui nous ont été assignés par la Commission européenne. Ces objectifs s'expriment en termes de consommation et non en termes de production. J'ai déjà dit que je considérais que la réalisation d'objectifs sur notre territoire nous permettra d'acquérir une meilleure indépendance énergétique, mais aussi de bénéficier de tous les effets positifs en termes socio-économiques. Mais, à ce stade, les différents niveaux de pouvoir ne sont pas encore arrivés à un accord sur cette question.

 

De ontwikkeling van de hernieuwbare energie in België lijkt mij volledig los te staan van de toekomst van de Belgische kernenergie. Het merendeel van de aan de gang zijnde studies over de toekomstgerichte energie wijst erop dat de groei van het aandeel van de hernieuwbare energie hoofdzakelijk afhangt van de kostendifferentiatie in verhouding tot de fossiele energie en niet tot de kernenergie.

 

Inzake de ideale energiemix zal de Belgische ad hoc expertengroep Gemix eind juni 2009 een voorlopige verslag voor goedkeuring door de stakeholders afleveren. Het eindverslag zal midden oktober 2009 worden afgeleverd.

 

À l'heure actuelle, le raccordement des parcs éoliens est à charge des promoteurs des projets, avec une participation fédérale via le gestionnaire du réseau de transport d'un tiers, limitée à 25 millions d'euros. Si de nouvelles initiatives devaient être prises en vue de promouvoir l'extension de l'énergie éolienne offshore, afin de contribuer au financement de ces raccordements, chaque initiative positive devrait faire l'objet d'un examen sérieux, que ce soit au niveau européen, belge ou régional.

 

J'ai pris connaissance des propos du ministre Vandenbroucke, mais j'ai appris aussi de collègues de M. Vandenbroucke au gouvernement flamand qu'ils ne sont pas tentés de le suivre dans ses intentions tant que l'énergie éolienne offshore relève de la compétence fédérale.

 

Jusqu'à présent, le cadre réglementaire destiné à promouvoir l'énergie éolienne a bien fonctionné, puisque toutes les zones entrant en ligne de compte pour une concession domaniale ont fait l'objet d'une demande par des opérateurs. La production des premières éoliennes de C-Power devrait démarrer à court terme. Deux projets ont obtenu leur concession domaniale. Pour les autres, l'examen est en cours. Je l'ai signalé dans ma réponse à la question précédente.

 

Étant donné que les frais relatifs au soutien à ces projets sont essentiellement répercutés via les certificats d'électricité verte offshore et des participations dans le coût du raccordement au réseau sur terre, ils sont en fait répartis entre tous les consommateurs belges.

 

Pour conclure, la demande de régionalisation de la compétence concernant l'utilisation du plateau continental belge n'est pas à l'ordre du jour, bien que certains collègues du ministre Vandenbroucke et d'autres ici en rêvent à haute voix. Mais c'est un vieux sujet qui revient régulièrement.

 

Je précise par ailleurs que les 250 millions d'euros du secteur énergétique à verser dans le fonds budgétaire 2009 seront destinés aux investissements et aux dépenses dans le domaine de l'énergie en général, avec la possibilité d'un apport du secteur privé. Le gouvernement examinera les différents projets. En ce qui me concerne, l'énergie offshore fera partie des projets qui devront être examinés avec grande attention.

 

11.05  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, la réponse du ministre ne manque pas d'intérêt. Mais je n'ai pas reçu de réponse aux questions que j'ai posées.

 

Monsieur le ministre, vous n'infirmez pas les chiffres. Je parle en termes de résultats et non de responsabilité. Nous avons bien compris que cela ne relevait pas concrètement de votre responsabilité. Oui ou non ces chiffres sont-ils conformes? J'ai tendance à penser que, si vous ne les infirmez pas, c'est qu'ils le sont. Il y a donc réellement une difficulté sur le terrain. J'ai entendu d'autres collègues donner certaines explications (phénomène "nimby", etc.). Il ne faut pas continuer à se voiler la face. On est une fois de plus dans ce complexe belgo-belge, où on a tendance à rejeter la faute sur les autres. On ne s'avoue pas que cela ne va pas.

 

Je reviendrai avec une autre question, car j'aimerais avoir des éclaircissements.

 

Je pense que vous avez un rôle "moraliste", bien que je n'apprécie pas tellement ce terme. Monsieur le ministre, vous devez également tenter d'aller au bout de la réflexion et d'encourager les Régions à faire de même. Je n'ai pas entendu cela dans votre réponse.

 

11.06  Paul Magnette, ministre: Si j'ai bien compris vos ambitions professionnelles, vous aurez bientôt l'occasion de poser la question directement à mon homologue régional en Région wallonne!

 

11.07  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le ministre, vous savez que dans ce pays, il ne faut jamais préjuger de l'avenir.

 

11.08  Rita De Bont (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. U spreekt zich uiteraard niet uit over de overdracht van de bevoegdheden over de Noordzee naar de Gemeenschappen. U zit ook niet aan de onderhandelingstafel tussen de Gemeenschappen want ik denk dat die er niet meer is. Of anders doet u het misschien zonder dat wij het weten. In ieder geval bent u nog vrij positief, want u zegt dat men er 30 procent op vooruit is gegaan. Uiteraard is 30 procent nog steeds niet veel als men van niets begint. Bovendien er is nog een hele weg af te leggen. Ik vraag mij werkelijk af of wij die doelstellingen zullen halen. De klok tikt intussen verder. De federale middelen, die toch geïnjecteerd zullen moeten worden als u de bevoegdheden niet overhevelt, worden almaar schaarser. Ik denk dus dat wij dit toch heel kritisch zullen moeten blijven opvolgen.

 

11.09  Flor Van Noppen (N-VA): Meneer de minister, net zoals mevrouw De Bont heb ik geen antwoord gekregen waarom de offshore windenergie niet naar de regio’s kan worden overgeheveld. Verder kreeg ik ook geen antwoord op begrotingsfondsen en de mogelijke investeringen in offshore windmolenparken. Ik denk dat de mensen stilaan zullen beginnen denken dat u hierop geen antwoord wil geven omdat men in Wallonië geen kusten heeft.

 

De voorzitter: Wat was dat laatste, meneer Van Noppen? Omdat men in Wallonië geen…?

 

11.10  Flor Van Noppen (N-VA): …geen kusten heeft.

 

De voorzitter: Dat is onmiskenbaar zo.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de M. Jean-Luc Crucke au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les importations de courant" (n° 10727)

12 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Klimaat en Energie over "de invoer van stroom" (nr. 10727)

 

12.01  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, pour cette question, mes informations proviennent d'Elia. Selon le gestionnaire du réseau haute tension, la consommation d'électricité a diminué de 1%. Ce chiffre est à la fois rassurant et inquiétant: il peut être justifié par des économies d'énergie ou par la crise économique.

 

Elia a avancé un élément inquiétant par rapport aux importations, elles se seraient accrues de 60% en 2008 par rapport à 2007. Tout le monde sait que si on importe, on est plus dépendant des coûts, qui sont généralement à la hausse plutôt qu'à la baisse.

 

Je pourrais faire référence à la dernière étude déposée par la CREG, dont vous avez certainement connaissance, qui souligne cette dépendance par rapport à l'importation.

 

Pour la petite histoire, on n'importe plus majoritairement depuis la France mais bien des Pays-Bas.

 

Monsieur le ministre, comment justifier ces importations plus conséquentes?

 

A-t-on pu chiffrer le coût supplémentaire lié à ces importations et qui est reporté sur le consommateur?

 

Le but de ma question n'est pas de rentrer dans le débat sur le nucléaire mais comment remédier, raisonnablement, à cette tendance qui ne peut se perpétuer sous peine d'engager l'économie du pays.

 

12.02  Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, monsieur Crucke, selon le gestionnaire de réseau Elia, en 2008, la consommation totale d'électricité au sein de la zone de réglage Elia s'est élevée à 88 térawatts heure contre 88,9 en 2007, soit une baisse de 1%.

 

Au cours de l'année écoulée, la production a atteint 77,6 térawatts heure, soit une baisse de 6,6% par rapport à l'année précédente. Le solde a effectivement été compensé par une hausse des importations, qui sont passées de 6,6 à 10,6%, ce qui, en termes relatifs, représente effectivement une hausse de 60%. Il ne faut donc pas croire que nous avons importé 60% de notre électricité.

 

Elia constate également que les importations ont surtout été importantes au cours du premier semestre et que la hausse concerne essentiellement les importations depuis les Pays-Bas.

 

Pour les comprendre, il faut regarder la production belge qui était en baisse, particulièrement en avril et mai où elle se situait sous les 8 térawatts heure. Cette baisse a pu être compensée par une augmentation des importations.

 

Cette augmentation n'est pas anormale, étant donné que l'objectif est aussi d'augmenter la liquidité sur le marché européen, entre autres par le renforcement des connexions transfrontalières comme cela s'est réalisé ces dernières années grâce aux investissements du gestionnaire de réseau de transmission.

 

12.03  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le ministre, je reste sur ma faim!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Questions jointes de

- Mme Muriel Gerkens au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la campagne publicitaire pro-nucléaire cofinancée par Synatom" (n° 10804)

- Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la participation du CEN à la campagne de promotion du Forum nucléaire belge" (n° 10814)

- M. Philippe Henry au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la participation de l'IRE et de Belgoprocess à la campagne de publicité pro-nucléaire" (n° 10829)

- M. Jean-Luc Crucke au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le Forum nucléaire et la publicité" (n° 10978)

- M. Flor Van Noppen au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la campagne du Forum nucléaire" (n° 11203)

13 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Muriel Gerkens aan de minister van Klimaat en Energie over "de door Synatom mede-gefinancierde reclamecampagne pro kernenergie" (nr. 10804)

- mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de deelname van het SCK aan de promotiecampagne van het Belgisch Nucleair Forum" (nr. 10814)

- de heer Philippe Henry aan de minister van Klimaat en Energie over "de deelname van het IRE en Belgoprocess aan de reclamecampagne pro kernenergie" (nr. 10829)

- de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Klimaat en Energie over "de reclame van het Nucleair Forum" (nr. 10978)

- de heer Flor Van Noppen aan de minister van Klimaat en Energie over "de campagne van het Nucleair Forum" (nr. 11203)

 

13.01  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je ne suis pas la première à vous interroger sur le sujet mais, depuis des semaines, nous pouvons lire des encarts dans les journaux, des affiches dans les abribus, sur les murs des maisons. Il s'agit d'une publicité du Forum nucléaire soi-disant pour informer les citoyens sur l'énergie nucléaire mais en réalité en faveur de cette énergie nucléaire.

 

Je ne vais pas revenir ici sur le côté manipulateur de cet outil mais je suis perturbée par le fait que le Forum nucléaire qui finance cette campagne très importante est composé de membres, acteurs industriels dans le domaine de l'énergie nucléaire, tels que Electrabel, Suez, AREVA, etc. On va dire que cela fait partie de leurs missions mais dans ce Forum nucléaire, il y a aussi d'autres membres actifs, cotisant beaucoup, tels que l'IRE, Belgoprocess, CEN et Synatom.

 

Vous savez que nous avons déjà des craintes sur le fonds Synatom qui doit conserver des réserves pour le démantèlement des centrales nucléaires et qui est une filiale de GDF-Suez. Synatom a dans ses missions des missions d'intérêt général public, notamment celles de conserver cet argent pour le démantèlement des centrales nucléaires, je le répète. Or Synatom participe à une campagne promotionnelle pour l'énergie nucléaire, ce qui ne fait pas partie de ses missions.

 

Dès lors, mes questions sont les suivantes.

 

Est-il correct pour un tel organisme de financer cette campagne par l'intermédiaire du Forum nucléaire? Je sais que vous avez répondu au Sénat qu'il ne finançait pas cette campagne directement puisque c'était le Forum qui la finançait. Néanmoins, Synatom est membre actif de ce forum et a donc un droit de regard sur ces agissements. Cela signifie qu'il a dit oui à la campagne. On pourrait dès lors demander à Synatom de se retirer du Forum nucléaire.

 

Êtes-vous intervenu? Comptez-vous intervenir sur cette utilisation détournée de fonds d'intérêt général pour le démantèlement des centrales au bénéfice de la promotion du nucléaire?

 

Savez-vous à combien s'élèvent les frais de cette campagne?

 

Enfin, pensez-vous réellement que l'enquête de l'ONDRAFT sur le sort des déchets soit un hasard au vu de cette campagne et au vu de la présence de l'ONDRAFT dans le Forum nucléaire?

 

Pensez-vous toujours, comme lors de la réponse que vous m'avez donnée en séance plénière, que cette campagne de consultation pourra se faire de manière éthique vis-à-vis des citoyens qui y participeront? Vous m'aviez indiqué que vous comptiez entourer cette enquête d'organisations telles que Greenpeace, Inter-environnement, etc. Je doute que ce soit encore possible.

 

13.02  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dacht dat de oorspronkelijke naam van het Nucleair Forum het Belgisch Nucleair Forum was. Ik heb in de kranten gezien dat het adjectief Belgisch is weggevallen. Ik vraag mij af of daar een bepaalde agenda achter zit.

 

Het wordt meer en meer duidelijk dat de drijvende kracht achter het forum Electrabel is. Ik betreur dan ook dat er verschillende instellingen inzitten die gelieerd zijn aan de overheid. Zij laten zich op sleeptouw nemen in een campagne die in hoofdzaak een campagne van Electrabel is. Op die manier wordt de campagne deels met overheidsmiddelen gefinancierd.

 

Ik heb via een Kempense connectie vernomen – ik ben van de Kempen dus ik hoor wel eens een en ander van daar – dat u in een Franse colère bent geschoten en dat u ondertussen al brieven hebt gestuurd aan Belgoprocess, het SCK en het IRE om te vragen wat hun deelname in die campagne precies is: een financiële of een andere bijdrage, en vooral of de deelname aan die campagne in overeenstemming is met de statuten van die respectievelijke instellingen.

 

Het SCK krijgt een ruime overheidsdotatie. Er is ook al lange tijd sprake van dat het SCK een beheersovereenkomst zou opmaken. Dat is een afspraak tussen u en het SCK over wat zij met die dotatie gaan doen. Een en ander is afhankelijk van wat gebeurt met een bepaald project waarover wij later nog vragen zullen stellen.

 

Zolang die beheersovereenkomst er niet is, vraag ik mij af of het SCK de handen vrij heeft om naar eigen goeddunken haar overheidsdotatie te besteden.

 

Mijnheer de minister, ik heb hierover een aantal vragen.

 

Ten eerste, wat is precies de bijdrage van het SCK aan de promotiecampagne van het Belgisch Nucleair Forum? Hoeveel middelen van de dotatie worden daarvoor gebruikt?

 

Ten tweede, was u op de hoogte? Ik neem aan van niet, anders zou u geen brief hebben gestuurd. Was u op de hoogte van die campagne en de deelname van het SCK en bij uitbreiding de andere instellingen aan die campagne?

 

Ten derde, wat is de stand van zaken met betrekking tot de beheersovereenkomst van het SCK?

 

13.03  Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, mes collègues ont bien décrit la situation. Une campagne gigantesque, extrêmement chère, pose question quant à son financement et à son principe même, plus spécialement pour ce qui concerne différentes institutions publiques.

 

Ma question portait plus spécifiquement sur l'IRE et Belgoprocess. Je fais également référence à mon interpellation précédente dans laquelle j'estime que l'argent de l'IRE peut servir à bien d'autres choses que de mener une campagne pour le nucléaire. En outre, sur le principe même de neutralité et d'objectivité, cela pose problème, étant donné que cette campagne peut être qualifiée assez facilement de manipulatoire. Il suffit d'aller sur le site internet du Forum nucléaire – j'y suis moi-même allé – pour se rendre compte que, sous l'apparence d'un débat objectif à deux colonnes, on est clairement dans un processus manipulatoire. Cette campagne tente de modifier l'opinion pour finalement pouvoir modifier une loi. L'implication de différents organes publics me pose problème, pas uniquement d'un point de vue financier.

 

Une question similaire se pose pour Belgoprocess, organisme responsable des déchets dans lequel nous devons avoir pleinement confiance et qui doit démontrer une certaine neutralité et objectivité. Il est interpellant de voir, comme pour l'IRE, un organisme engagé par rapport à un choix vis-à-vis de la filière nucléaire.

 

Monsieur le ministre, mes questions rejoignent celles de mes collègues. Êtes-vous au courant de cette campagne? Quelle est l'implication financière des différentes composantes, en particulier l'IRE et Belgoprocess? Quelles actions avez-vous entreprises pour mettre fin à la participation des institutions publiques à cette campagne? Quel est votre avis quant à la participation des différentes entreprises publiques?

 

Au-delà de ce que j'ai écrit dans ma question, j'ai appris plus récemment que vous aviez été saisi de plaintes qui, finalement, ont été renvoyées à votre collègue, M. Van Quickenborne. Nous ne manquerons pas de l'interroger demain. Pourquoi la transmission des plaintes a-t-elle nécessité un délai si important? Même si ces plaintes relèvent de la compétence de votre collègue, il semblerait qu'elles aient peu de chances d'aboutir, étant donné qu'il y a doute sur l'intérêt commercial. Je m'adresse à ce propos au ministre de la Protection des consommateurs car cette analyse est fort interpellante même s'il se peut qu'elle soit juridiquement correcte. Si c'est la conclusion à laquelle on arrive, cela voudrait dire qu'il y a, à tout le moins, un manquement dans la législation actuelle en termes de protection des consommateurs, ce qui est inquiétant!

 

Monsieur le ministre, ces éléments ne m'étaient pas connus lorsque j'ai déposé ma question. J'ignore dans quelle mesure vous pourrez y répondre. En tout cas, nous y reviendrons, notamment lors de la question adressée à M. Van Quickenborne.

 

13.04  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, je ne répèterai pas ce qui a été dit par mes collègues Ecolo et Groen! et j'espère, monsieur le ministre, que vous ne vous étonnerez pas d'entendre s'exprimer un membre du MR.

 

Monsieur le ministre, à partir du moment où de l'argent public est utilisé, il est légitime de se poser la question de savoir si vous en avez été avisé et si vous avez approuvé son utilisation; votre réponse doit être claire.

 

Cette campagne continue - cela ne se fait pas en un jour. Quelle est votre position à ce sujet avant, pendant et après, si nécessaire? Je sais qu'il ne s'agit pas là d'une question simple mais il faut pouvoir informer les citoyens.

 

Avez-vous des contacts avec les responsables du Forum. Si oui, quelle est la nature de ces contacts avant, pendant et après?

 

Au niveau des coûts, j'ai entendu le chiffre de 2 millions d'euros. Ce montant est-il réaliste? Savez-vous que la commission des Dépenses électorales doit être informée? En effet, si le ministre est lié à cette campagne, …

 

(…): (…)

 

13.05  Jean-Luc Crucke (MR): Non. Pour l'instant le MR ne gère pas l'Énergie, même si cela pourrait être le cas un jour. Mais pour l'heure, un ministre est en charge.

 

Selon moi, on joue avec le feu, même si ce dossier revêt des aspects très intéressants. Il convient de ne pas fermer les yeux!

 

13.06  Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in tegenstelling tot de meeste van mijn collega’s vind ik het wel een zeer interessante campagne. Het is een campagne waarbij de nucleaire sector het aandurft om de confrontatie aan te gaan met de consument.

 

In dat verband heb ik twee korte vragen.

 

Wat vindt u van de campagne van het Nucleair Forum?

 

Is het correct dat u van het SCK en Belgoprocess geëist hebt dat ze ontslag nemen uit het Nucleair Forum? Zo ja, waarom en op welke grond?

 

13.07  Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, je commencerai par la courte question de M. Van Noppen en disant que j'estime que cette campagne est biaisée: associer le nucléaire à l'avenir et le reste au passé, proposer des questions caricaturales comme "vous êtes contre parce que vous êtes à 100% pour l'énergie verte". Clairement, cette campagne n'est pas une campagne de débat mais de propagande.

 

C'est pourquoi elle a induit immédiatement pour moi des questions de principe. J'ai reçu un courrier en date du 29 janvier 2009 m'informant de l'intention de lancer cette campagne et j'ai eu confirmation du lancement par un courrier du 3 février, c'est-à-dire le lendemain de la conférence de presse du lancement. Il va de soi que mon accord n'a pas été sollicité, qu'il n'a d'ailleurs pas à l'être puisque le Forum n'est pas sous tutelle du ministre. Le Forum est une association qui compte plusieurs membres, dont Synatom, le SCK-CEN, Belgoprocess, l'IRE, Electrabel, SPE, Agoria, etc. Il s'agit donc de l'association des acteurs du nucléaire avec un certain mélange quant à leur nature.

 

Cette campagne est une initiative strictement privée juridiquement – je répondrai quand même clairement à toutes vos questions – d'une organisation privée, dont des membres sont totalement privés et dont d'autres bénéficient de subventions publiques. Et rien n'empêche une organisation privée de mener une campagne même de propagande sur l'énergie nucléaire. Rappelons d'ailleurs que certaines centrales subsisteront jusqu'en 2025.

 

Mais il convient de vérifier si de l'argent public a été utilisé ou pas. Le coût exact ne m'a pas été transmis et il n'a pas à l'être. Comme vous, j'ai lu que le montant avoisinait les 2 millions d'euros, ce qui ne paraît pas une estimation exagérée vu l'ampleur de la campagne. Elle se veut une campagne d'information, mais l'est assez peu: elle renvoie à un site internet, ce qui suppose d'avoir accès à internet. Il faut donc garder un esprit critique sur de telles campagnes.

 

Voyons à présent les sociétés membres de ce Forum et pas strictement privées afin d'étudier dans quelle mesure on peut considérer que de l'argent public aurait été utilisé, ce qui est la question importante.

 

Synatom est une société anonyme de droit privé. Elle est une filiale à 100%, à 1 action près, de la firme Electrabel, entièrement aux mains du privé. L'État possède une "golden chair", sans valeur commerciale, et a deux représentants au sein du conseil d'administration. L'utilisation par le forum de l'argent mis à disposition par ses membres n'ayant pas fait l'objet de discussions au sein du conseil d'administration de Synatom, il n'y a pas eu de décision à propos de cette campagne prise au sein de ce conseil d'administration où le gouvernement a une représentation.

 

Par ailleurs, la loi du 11 avril 2003 charge Synatom de gérer les provisions nucléaires pour le démantèlement des centrales et pour la gestion des matières fissiles irradiées. Cette gestion est surveillée par la commission des provisions nucléaires, qui veille à ce que ces provisions soient utilisées uniquement pour les buts auxquels elles sont destinées. Ainsi, une utilisation pour le paiement de la cotisation au Forum nucléaire belge est donc exclue et il ne doit pas y avoir eu pareille utilisation pour financer la campagne; c'est vérifiable.

 

Pour ce qui concerne le SCK-CEN, l'IRE et Belgoprocess, sociétés privées bénéficiant de fonds publics, dès ma prise de connaissance de cette campagne, je leur ai adressé une lettre en leur posant les questions suivantes.

 

Quel est le montant de leur contribution à l'ASBL Forum nucléaire pour les années 2008 et 2009? Ont-ils payé une participation supplémentaire pour le financement de la campagne d'information du Forum? Estiment-ils que cette campagne et d'une manière générale leur participation au Forum correspondent à l'objet social de leur institution? Voici les réponses assez précises que j'ai reçues de SCK-CEN et de l'IRE, pas encore de Belgoprocess, et que je peux vous communiquer.

 

La cotisation annuelle du SCK-CEN au Forum est d'habitude de 3.838 euros. C'est donc une contribution limitée. Cependant, des montants supplémentaires pour le programme 2009 dit "de communication et de frais de fonctionnement du nouveau siège" s'élèvent à 111.641 euros pour 2008 et à 150.000 euros pour 2009. Selon le SCK-CEN, leur participation au Forum est utile car elle permet de nouer des contacts commerciaux avec des sociétés privées comme Areva ou Westinghouse. La campagne est à leurs yeux une campagne d'information qui rencontre leur mission d'information des autorités. En outre, en tant que membre du Forum, le SCK-CEN fournit de l'information sur la connaissance en physique nucléaire et énergétique qu'il obtient dans le cadre de sa recherche scientifique menée conformément à ses statuts. Il trouve donc à nouveau ici que cette participation est utile.

 

Pour l'IRE, la cotisation annuelle est de l'ordre de 3.800 euros par an et les montants supplémentaires pour le programme cité plus haut s'élèvent à 2.000 euros pour 2008 comme pour 2009. La campagne qui est focalisée sur la production d'énergie ne correspond pas au statut et aux missions de l'IRE mais l'IRE estime également qu'il y a un certain intérêt à sa participation au Forum considéré comme une fédération professionnelle et qui permet un retour d'expérience et la valorisation de son activité.

 

J'ai reçu une réponse de Belgoprocess le 12 février dernier mais le nouveau directeur général m'informe que cette question sera à l'ordre du jour du prochain conseil d'administration et que les éléments de réponse précis à mes questions ne pourront m'être fournis qu'après cette date.

 

Après toutes ces réponses, on peut conclure ce qui suit. On ne peut pas dire qu'il n'y a pas eu d'argent public utilisé pour financer la campagne d'information étant donné que le budget de l'IRE et du SCK-CEN reposent en partie sur des subventions. Cela dit, quand on voit les montants – des contributions de l'ordre de 2.000, 3.000 euros, 100.000 euros maximum –, si contribution il y a eu sur cette part de leur budget, elle est vraiment minime. Toute minime qu'elle soit, cela pose un problème de principe.

 

Il semble utile que les choses soient plus claires à l'avenir. Je recommande plus de discernement dans l'utilisation de l'argent public par ces deux institutions et je demanderai aux commissaires du gouvernement du SCK-CEN et de l'IRE de faire en sorte que les contributions données au Forum, s'ils estiment qu'elles sont utiles pour remplir leurs missions générales, soient octroyées en fonction d'objectifs très précis correspondant à leurs missions particulières et pas pour de grandes campagnes générales.

 

Pour Belgoprocess, je ne manquerai pas de vous dire ce qu'il en est dès que j'aurai reçu des réponses définitives. Étant donné que Belgoprocess est une filiale à cent pour cent de l'ONDRAF et que l'ONDRAF se doit de conserver sa neutralité, il me semble opportun que Belgoprocess arrête de financer ce genre de campagnes et cesse même de participer au Forum. Mais avant de me prononcer, j'attends la décision et l'argumentaire éventuel de leurs conseils d'administrations. Il faut leur laisser l'occasion de s'exprimer et de faire valoir leur point de vue.

 

En ce qui concerne la coïncidence temporelle avec la campagne d'information de l'ONDRAF, madame Gerkens, je ne crois pas au hasard. Ceci étant, la campagne de l'ONDRAF était prévue de très longue date. Je vous ai déjà répondu à ce propos en séance plénière. Elle répond à des vœux émis par le gouvernement dès 2004 d'avoir un débat sur la gestion des déchets nucléaires et de le faire selon une méthodologie qui soit rigoureusement suivie.

 

Les consultations publiques de l'ONDRAF servent à collecter de l'information, de manière à savoir quelle est la perception de cette question par les citoyens. Ce n'est pas une grande campagne d'information publique. Il s'agit plutôt d'enquêtes par panel pour connaître les opinions des citoyens. La méthodologie en est clairement énoncée. Il y a un comité d'accompagnement qui compte des experts scientifiques indépendants et des représentants de certaines ONG comme Greenpeace. Nous avons toutes les raisons de penser que cela sera fait de manière correcte.

 

Wat de laatste vraag van mevrouw Van der Straeten betreft, heb ik laten nagaan of het mogelijk is om een beheersovereenkomst af te sluiten zonder vermelding van het Myrrha-project. Een eerste poging tot een dergelijke overeenkomst werd opgesteld. Deze werd voorgelegd aan het SCK dat een aantal tegenvoorstellen heeft geformuleerd. Deze tegenvoorstellen konden niet helemaal mijn goedkeuring wegdragen. Er werd daarop een nieuw voorstel geformuleerd. De discussies tussen mijn kabinet, de administratie en het SCK zijn aan de gang.

 

13.08  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, un élément de votre réponse me rassure. En effet, comme nous, vous considérez cette campagne d'information comme étant plutôt une campagne de propagande, pour ne pas parler de manipulation. Nos points de vue se rejoignent donc sur ce point.

 

Nous nous rejoignons également pour dire qu'il est question d'argent destiné au service public qui a été utilisé pour la campagne.

 

Je me pose plus de questions quant à la fermeté des dispositions. Si le Forum nucléaire n'intègre pas dans son fonctionnement que puisqu'il a des acteurs qui servent des intérêts publics, il ne peut pas les associer à des éléments de publicité et si nos organismes qui y sont n'obtiennent pas cela dans le fonctionnement, ils doivent effectivement se retirer du Forum. Il y a d'autres lieux où les acteurs du nucléaire se retrouvent régulièrement pour évoquer notamment la sécurité.

 

En ce qui concerne Synatom, je voudrais insister sur la nécessité de l'aboutissement d'une proposition de loi que j'ai déposée. Indépendamment de cela, il faut "sortir" Synatom d'Electrabel, Suez-GDF et l'intégrer dans un organisme. J'avais pensé à l'ONDRAF qui est un organisme qui fonctionne bien et qui pourrait convenir. Il pourrait également s'agir de la Banque nationale. Peu importe! À partir du moment où il est géré uniquement par un acteur du nucléaire, vous dites vous-même que vous ne pouvez pas intervenir. J'espère que la commission de suivi, la commission des provisions comme dénommée maintenant, mettra en évidence que la dépense pour le Forum nucléaire n'a pas de raison d'être ou n'est en tout cas pas conforme aux missions. Néanmoins, Synatom est membre actif du Forum nucléaire. Un problème se pose donc. L'on manque de possibilités de contrôle.

 

Enfin, en ce qui concerne la consultation, l'intention était sans doute louable. Mais chacun sait que ce sont les déchets nucléaires qui constituent le point faible du nucléaire au regard du citoyen belge. Quand on consulte les gens et qu'on les informe en même temps en disant que les déchets nucléaires constituent un dé à coudre qu'il suffit d'enterrer, quel sens une telle consultation peut-elle encore avoir? Si un citoyen voit que les déchets nucléaires ne sont qu'un dé à coudre qu'il suffit de mettre dans une boîte dans le sous-sol, lors de la consultation ONDRAF, il vous répondra qu'il faut procéder ainsi et qu'il ne faut plus se tracasser. Pour moi, cette consultation est biaisée. Il faut l'arrêter maintenant et la recommencer dans un an ou deux.

 

13.09  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, het verheugt mij dat wij op dat vlak op dezelfde lijn zitten. Ook de teneur van uw antwoord verheugt mij, maar ik vind de bedragen van het SCK om van te duizelen. Ik vind 110.000 euro voor 2008 niet niets.

 

(…): (…)

 

13.10  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): 111.000 plus 150.000 euro is in totaal bijna 300.000 euro. Ik heb nog meer een probleem met de aanwezigheid van Belgoprocess in het Nucleaire Forum, gezien de onafhankelijkheid die NIRAS aan de dag moet leggen. Ik heb al die elementen in uw antwoord gehoord. In principe zou ik redelijk tevreden moeten zijn met uw antwoord, maar the proof of the pudding is in the eating.

 

U hebt hier onder meer gezegd dat het goed zou zijn dat wij de informatie zouden krijgen dat Belgoprocess effectief uit het Nucleaire Forum stapt en dat u de regeringscommissarissen opdracht zult geven om dergelijke bedragen tegen te houden, als die beslissingen worden genomen, maar dan moet dat ook wel worden opgevolgd. Ik zal dat ook zelf nauwgezet opvolgen of u er werkelijk op staat dat minstens Belgoprocess, maar ook alle andere, zich uit de campagne terugtrekken.

 

Uw antwoord daarover was in principe duidelijk. Nu moeten ook de daden en de uitvoering van wat u hebt gezegd bijna onmiddellijk hierop volgen.

 

13.11  Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, cela ne vous étonnera pas si j'embraye dans le sens de mes deux collègues. Je vous remercie pour ces différents éléments de réponse, notamment sur les points que vous considérez comme problématiques.

 

Pour ma part, je ne considère pas que la question financière soit le seul enjeu. Il est clair que l'utilisation de l'argent public est une question centrale mais la participation de certains organes, même sans participation financière, est extrêmement problématique. Quand le Forum nucléaire, tel qu'il est organisé aujourd'hui, organise une telle campagne, cela me pose problème. De votre côté, vous ne pouvez simplement vous contenter de le constater. Il faut qu'on puisse agir pour que cela n'arrive plus et faire acter qu'il y a là un problème majeur.

 

Quand toute l'expertise d'un secteur se retrouve dans une campagne unilatérale, c'est extrêmement problématique pour tout débat contradictoire. La participation à une telle campagne de différents organes qui ont une mission publique doit être dénoncée, au-delà de la question financière, et elle est inacceptable. Nous attendons de votre part que vous le leur fassiez savoir, que vous envisagiez les sanctions possibles et que vous fassiez en sorte que cela ne puisse se reproduire.

 

Pour terminer, j'ajoute que cela met vraiment en difficulté la crédibilité de plusieurs de ces institutions quant à la neutralité et l'objectivité dont elles devront faire preuve dans les années à venir. Cette situation est vraiment problématique.

 

13.12  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le ministre, manifestement, cette campagne pose plus de questions qu'elle n'apporte de réponses. Je ne parlerai pas de consultation, car il n'en est pas question, mais il y a peut-être un débat. Derrière cette appellation de Forum nucléaire belge, le citoyen a l'impression d'identifier une compétence publique. Cela génère un dilemme, cela fait naître des susceptibilités et cela biaise les réponses que nous pouvons apporter. Il faut pouvoir remédier à cela et établir un certain nombre de responsabilités. Je n'ai pas dit que le ministre était responsable, votre réponse était d'ailleurs très claire.

 

Quand j'ai vu la publicité pour la première fois, je me suis dit que j'avais dû manquer quelque chose en commission ou être inattentif.

 

Il y a de l'argent public dans cette campagne, vous l'avez dit vous-même. Par rapport à cela, il y a deux problèmes. Si on demande des budgets supplémentaires, dans un cas, les montants sont importants et dans les autres cas, ils le sont moins. On est quand même en droit de se demander à quoi ils vont servir.

 

Si vous me demandiez plus d'argent pour une campagne, je voudrais savoir à quoi est destinée cette campagne. Cela voudrait dire que soit on n'a pas posé la question – ce qui me pose problème –, soit on a posé la question et on n'a pas mesuré l'amplitude de la campagne – ce qui mérite alors de clarifier les procédures. Je ne peux pas accepter que le ministre n'ait pas été informé.

 

Vous devriez vous poser des questions quant à vos partenaires, que vous devez rencontrer. Vous dites que vous allez faire le nécessaire pour que cela n'arrive plus. Cela ne me semble pas suffisant comme réponse. Je voudrais que l'on investigue.

 

13.13  Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de minister, ik denk dat dit een reactie was van de verschillende spelers van het Nucleair Forum omdat het debat over kernenergie hier nooit ten gronde is gevoerd. Dat is de reactie erop. Heel de opinie heeft er een beeld van maar ze krijgen geen objectieve informatie.

 

De laatste vraag die ik heb gesteld hield verband met de eisen voor ontslag nemen. Ik had vernomen dat via NIRAS een extra punt aan de agenda van de raad van bestuur van Belgoprocess was gezet, namelijk de evaluatie van het lidmaatschap van Belgoprocess van het Nucleair Forum.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Voorzitter: Karine Lalieux

Présidente: Karine Lalieux.

 

14 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "Myrrha" (nr. 10815)

- de heer Bart Laeremans aan de minister van Klimaat en Energie over "het bestelde advies inzake het Myrrha-project" (nr. 10824)

- de heer Flor Van Noppen aan de minister van Klimaat en Energie over "de evaluatie van Myrrha door het Agentschap voor Nucleaire Energie" (nr. 10838)

14 Questions jointes de

- Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "Myrrha" (n° 10815)

- M. Bart Laeremans au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'avis demandé au sujet du projet Myrrha" (n° 10824)

- M. Flor Van Noppen au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'évaluation de Myrrha par l'Agence pour l'énergie nucléaire" (n° 10838)

 

14.01  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, de vorige vraag ging over het SCK. Wanneer wij het over het SCK hebben, denk ik altijd aan Myrrha.

 

Ik ben eens gaan kijken in de verslagen van de voorbije vergaderingen. Wij hebben over Myrrha immers al op verschillende momenten en met verschillende personen van gedachten gewisseld. Ik heb in het verslag gelezen dat de laatste vraag van 7 oktober 2008 dateerde. De vraag ging toen over de externe evaluatie die u hebt gevraagd.

 

In bedoelde vraag heb ik gelezen dat het toen ging over een ontwerp van opdracht dat werd opgesteld. Er waren besprekingen aan de gang om een akkoord te bereiken over de terms of reference voor de externe evaluatie van het Myrrhaproject.

 

Ik had graag geweten wat momenteel de stand van zaken is.

 

Ten eerste, is de opdracht effectief aan het Nucleair Agentschap in Parijs toegekend?

 

Ten tweede, wat is het mandaat? Zijn de terms of reference beschikbaar en consulteerbaar? Zo ja, waar zijn zij beschikbaar? Indien zij niet beschikbaar zijn, kunnen zij dan ter beschikking worden gesteld?

 

Ten derde, wanneer wordt een conclusie verwacht?

 

Ten vierde, hoeveel kost de studieopdracht in kwestie?

 

Ten slotte, is er een begeleidingscomité voor de voornoemde studieopdracht? Wie zetelt in het bedoelde begeleidingscomité?

 

14.02  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, de vraag was interessant. Wij hebben in het verleden ook al vragen gesteld over het dossier. Het is tijd dat er nu concrete antwoorden worden gegeven op de vraag naar de precieze opdracht van de OESO in Parijs.

 

De juiste inhoud van de opdracht is tot op heden niet bekend. Kan u mededelen wat de opdracht in kwestie inhoudt? Welke, precieze vragen werden aan voornoemde instelling gesteld? Kan u ons de vragen bezorgen?

 

Wie maakt deel uit van de expertencommissie? Ik neem aan dat een welbepaalde groep werd aangeduid? Wanneer starten haar werkzaamheden of zijn zij misschien al gestart? Zo ja, sinds wanneer zijn zij gestart?

 

Tegen wanneer moet het advies ten laatste worden uitgebracht? Wat is ter zake afgesproken?

 

Op welk gedeelte van de begroting slaan de kosten van de opdracht? Welk bedrag wordt voor de opdracht gevraagd?

 

Ten vijfde, wat is de reactie van de minister op het advies van de Federale Raad voor Wetenschapsbeleid van december 2008?

 

Mijn vijfde vraag staat enigszins los van de andere vragen. De Federale Raad voor Wetenschapbeleid heeft zich echter duidelijk ten gunste van het Myrrhaproject uitgesproken. Ik had derhalve graag geweten of de minister een standpunt heeft over het heel uitdrukkelijke advies van de Federale Raad voor Wetenschapsbeleid.

 

14.03  Flor Van Noppen (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb, net als de heer Laeremans en mevrouw Van der Straeten, al meerdere vragen over het Myrrhaproject gesteld. Ik heb ook beloofd de zaak te zullen opvolgen. Belofte maakt schuld. Daarom heb ik de volgende vragen.

 

Is het ANE reeds officieel aangesteld om de desbetreffende evaluatie te doen? Zo ja, wanneer is zij aangesteld?

 

Wat kost het bedoelde onderzoek?

 

Welke specialisten van het ANE maken deel uit van de Evaluatiecommissie? Wat is hun nationaliteit en hun domein van expertise?

 

Tegen wanneer moet het ANE klaar zijn met de evaluatie?

 

Tegen wanneer kan de regering eindelijk een beslissing nemen over het al dan niet ondersteunen van het Myrrhaproject?

 

14.04 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, het nucleair energieagentschap werd inderdaad reeds belast met de opdracht voor de uitvoering van een onafhankelijke evaluatie van het Myrrha-project. De opdracht werd officieel opgestuurd op 9 januari 2009 en beslaat in feite de volgende twee grote aspecten.

 

Ten eerste, de beantwoording van een aantal vragen over strategische aspecten, zoals onder meer de geschiktheid van Myrrha voor de dekking van de toekomstige stralingsbehoeften, de noodzaak van Myrrha voor de productie van medische isotopen, de overeenstemming van het ontwerp en de karakteristieken van Myrrha met objectieven van de machines, enzovoort.

 

Ten tweede, de beantwoording van een aantal vragen over technische en financiële aspecten, zoals onder meer het realisme van het tijdschema van Myrrha, de juistheid van de kostprijsschattingen door Myrrha voor zowel de gebouwen als de uitbating, de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van Myrrha, enzovoort.

 

De terms of reference vormen een hoogtechnisch document dat veel invalshoeken heeft. Ik verkies het daarom voorlopig te behandelen als vertrouwelijk document om te beletten dat het verkeerd zou worden geïnterpreteerd en dat die interpretatie op een of andere manier de onafhankelijke evaluatie van het nucleair energieagentschap zou kunnen beïnvloeden. Het rapport dat het agentschap zal opstellen over zijn evaluatie, zal worden gepubliceerd. De terms of reference zullen er deel van uitmaken.

 

De werkzaamheden zijn gestart onmiddellijk na de toekenning van de opdracht. Het agentschap heeft ongeveer zes maanden de tijd gekregen om een ontwerprapport op te stellen voor zijn evaluatie. De eerste conclusies kunnen dus worden verwacht tegen begin juli 2009.

 

De eerste stap in de opdracht van het nucleair energieagentschap is de samenstelling van de groep van experts. Het agentschap is daar volop mee bezig. Van zodra het agentschap daarmee klaar is, zal het ons de namen meedelen. Om het onafhankelijk karakter van de evaluatie te waarborgen, is het de uitsluitende verantwoordelijkheid van het agentschap om de groep van experts samen te stellen. Het zal daarbij gaan om buitenlandse experts die niets te maken hebben met het Myrrha-project. Er werd wel gevraagd dat de experts voldoende deskundigheid zouden bezitten in de disciplines die in de evaluatie en in het Myrrha-project aan bod komen.

 

De kostprijs van de studieopdracht is nog niet gekend. Als het nucleair energieagentschap zijn groep van experts zal hebben samengesteld, zal het aan mijn administratie een kostprijsvoorstel bezorgen. Dat voorstel kan eventueel nog aangepast worden. Daarna zal de definitieve kostprijs gekend zijn. Voor de betaling van de evaluatie van het nucleair energieagentschap zal worden gebruikgemaakt van de werkingskosten van het SCK. Zij werden ingeschreven in de begroting van het jaar 2009.

 

Er is geen begeleidingscomité voorzien voor de studieopdracht. De opdracht is voldoende duidelijk geformuleerd. De studie gebeurt op onafhankelijke wijze door het agentschap. Zij vergt geen echte begeleiding. Wel zal zij van nabij worden opgevolgd door de algemene directie Energie.

 

Ik heb met belangstelling kennis genomen van het positieve advies van de Federale Raad voor Wetenschapsbeleid van december 2008. Ik beschouw dat als een van de belangrijke elementen die samen met de evaluatie van het nucleair energieagentschap in rekening zullen worden gebracht bij het nemen van een beslissing over het project.

 

De regering zal dus een beslissing kunnen nemen in het najaar van 2009. Eerst moet de evaluatie van het agentschap beschikbaar zijn. Daarna heb ik tijd nodig om de evaluatie te bestuderen en te analyseren. Op basis hiervan zal ik een ontwerp van nota aan de Ministerraad opstellen, met een voorstel van beslissing.

 

14.05  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, als wij de terms of reference pas mogen zien op het moment dat het ontwerprapport of de conclusies ter beschikking zijn, is het natuurlijk moeilijk om een oordeel te vellen op basis van het antwoord dat u hebt gegeven. U kunt een aantal aspecten aanhalen die erin staat en een aantal andere dingen eruit weglaten en onvolledig zijn, maar daarom niet ongewild. In die zin moeten we het daar blijkbaar dan mee doen. Ik zal het daar ook mee doen: ik zal braaf afwachten. Ik ben daar zeer geduldig in.

 

Ik zou nog wel iets willen zeggen over de kostprijs ervan. Wanneer wij vandaag worden geconfronteerd met windenergieproducenten die te maken krijgen met financiële problemen of kosten als de aansluiting op het netwerk waarvoor nauwelijks in geld is voorzien, dan vraag ik mij af of wij in tijden van economische crisis dan per se 300 miljoen zouden moeten uitgeven aan het Myrrhaproject. Dat is echter een voorbarige conclusie, want u zult toch sowieso wachten op het rapport.

 

14.06  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Ik moet natuurlijk mijn goede collega tegenspreken, want die 300 miljoen zijn peanuts in vergelijking met wat het Myrrhaproject kan bieden. Dat is een zeer klein bedrag wanneer men ziet dat men met het Myrrhaproject ertoe zou kunnen komen maar een fractie van 2 procent van de grondstof nodig te hebben om kernenergie te maken op termijn. Dan denk ik dat dat zeer goed is besteed.

 

Ten tweede, daarmee samenhangend ook, het afvalprobleem wordt enorm gereduceerd. In plaats van honderdduizenden jaar zou nog driehonderd jaar gevaarlijke straling bestaan, als we de studies daarover mogen geloven. Dat is een wereld van verschil. Daar zou zij als ecologiste toch zeer bekommerd om moeten zijn en zeer blij om moeten zijn. Ik vind die bedragen zeer nuttig besteed.

 

Ik heb meer vragen bij het nut van de studie die nu is besteld. Dat is vooral een vertragingsmanoeuvre om het hele dossier over de verkiezingen te tillen. Ik blijf dat betreuren. Het hele Myrrhaproject was voldoende doorgelicht door de Europese Commissie en had groen licht gekregen alsmede ondersteuning van de Europese Commissie. Nu blijkt ook uit de timing van de minister dat de studie pas in juni klaar zou zijn. Hij moet dat dan nog allemaal bestuderen. Is dat voor het najaar? Dan moet er nog een advies worden geformuleerd. Duidelijk is dat dat ten vroegste voor de begroting 2010 is, als het meevalt, als men dan niet nog een aantal zaken op de lange baan schuift.

 

Wanneer uiteindelijk heel deze zaak leidt tot het wegtrekken van Myrrha uit Mol, dan zult u daarin een zeer grote verantwoordelijkheid hebben, mijnheer de minister. Ik blijf op dat vlak zeer achterdochtig. Ik hoop dat hieromtrent zo snel mogelijk duidelijkheid wordt geschapen, nu blijkt dat België de zaken eigenlijk zoveel mogelijk saboteert en Vlaanderen het beter naar zich toe trekt. Vlaanderen heeft trouwens voor de komende jaren genoeg geld opzijgezet voor wetenschappelijk onderzoek.

 

Le président: Il faut respecter les règles. Votre temps de parole est passé.

 

14.07  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Uiteraard. Vlaanderen heeft geld genoeg opzijgezet voor dit soort studies en voor wetenschappelijk onderzoek. Wij hopen dan ook dat Vlaanderen het dossier naar zich toe zal trekken.

 

14.08  Flor Van Noppen (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik neem nota van uw antwoord. Mevrouw Van der Straeten, in deze tijden van economische crisis bent u toch zo sociaal bewust. Het Myrrhaproject kan een massa werkgelegenheid creëren in De Kempen. U moet de realiteit onder ogen durven zien.

 

Mijnheer de minister, in de toekomst zal ik nog vragen stellen over dit onderwerp.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "het Europees Relanceplan en de Belgische energieprojecten" (nr. 10944)

15 Question de Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le Plan de relance européen et les projets belges en matière d'énergie" (n° 10944)

 

15.01  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik wil inhaken op wat mijn goede collega net heeft gezegd over werkgelegenheid en waar jobs kunnen worden gecreëerd. Dat zal zeker niet in de nucleaire sector zijn, maar wel in de sector van de hernieuwbare energie. Vandaar mijn vraag over het Europees relanceplan dat op 28 januari 2009 door de Europese Commissie werd bekendgemaakt. Daarin staat dat Europa 5 miljard euro wil investeren in energie- en breedbandinternetprojecten. Voor energie trekt de Europese Commissie 3,5 miljard uit in drie specifieke domeinen, namelijk CCS, offshorewindenergie en betere gas- en elektriciteitverbindingen.

 

Op de lijst die is gepubliceerd op de website van de heer Barroso heb ik gezien dat België drie keer voorkomt. Voor de pijplijn Duitsland-België-Verenigd Koninkrijk, voor een bedrag van 35 miljoen euro; voor de connectie Frankrijk-België wordt 100 miljoen euro uitgetrokken en voor offshorewindprojecten op de Thorntonbank 10 miljoen euro.

 

Wat het tweede project betreft, de connectie Frankrijk-België, zou het geld echter integraal naar Frankrijk gaan en niet naar België. Zowel de interconnecties in België als in Frankrijk moeten evenwel worden versterkt. Het is mij dan ook niet duidelijk waarom enkel Frankrijk hiervoor een budget zou ontvangen.

 

Daarstraks heb ik er al naar verwezen, en ik herhaal het. Wij hebben in de aanloop naar het Europees Klimaatplan verschillende keren van gedachte gewisseld over de doelstellingen en de kostprijs van het Klimaatplan. Ik heb toen telkens gehoord, niet alleen van u maar ook van uw Vlaamse collega, dat het Klimaatplan zo duur was voor België, vooral dan wat hernieuwbare energie betreft. Ik ben dan ook zeer verbaasd dat wanneer de Europese Commissie geld uitdeelt, er voor de offshorewindprojecten voor België slechts 10 miljoen euro is opgenomen. Ik zou verwachten dat de Belgische overheid vooral zou hebben gelobbyd om de offshorewindprojecten in de lijst te laten opnemen.

 

Mijn vragen zijn de volgende.

 

Ten eerste, wat is het standpunt van België inzake de energieprojecten? Wat is het Belgische standpunt inzake de verdeling van de middelen voor de energieprojecten, waarbij offshorewindprojecten slechts 500 miljoen krijgen, tegenover 1,2 miljard voor CCS?

 

Ten tweede, wat is het Belgische standpunt specifiek wat de Belgische projecten betreft? Welke van de drie domeinen heeft voor België de hoogste prioriteit, en wat is daarvoor de reden?

 

Ten derde, op welke wijze werden de Belgische projecten die zijn gepubliceerd op de website van de Europese Commissie, geselecteerd? Door wie werd die selectie gedaan en aan de hand van welke criteria? Wie wordt daarover geconsulteerd?

 

Ten vierde, welke andere voorstellen zal België doen? Hoe worden bijkomende projecten geselecteerd? Door wie? Aan de hand van welke criteria? Wie wordt daarover geconsulteerd?

 

Ten vijfde, op welke wijze kan het Europees herstelprogramma een antwoord bieden voor de financieringsonzekerheid van de Belgische offshorewindprojecten?

 

15.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Van der Straeten, België steunt in het algemeen het herstelplan, maar heeft recent in bilaterale contacten met de Europese Commissie ter zake aangegeven dat het actuele bedrag van 45 miljoen euro, waarin momenteel voor Belgische projecten is voorzien, weinig blijkt.

 

Zoals u in uw vraag aanhaalde, heeft België ook gewezen op de inspanningen die het dient te leveren in het kader van het klimaat- en energiepakket en die veel hoger zijn, in verhouding tot het bnp, dan in andere landen. België heeft er dan ook op aangedrongen om meer fondsen te krijgen, in het bijzonder voor hernieuwbare energie. België heeft ook bedenkingen geuit bij het aandeel van de CCS-projecten in het plan, zowel wat de maturiteitscriteria, als wat de geografische spreiding en de financiële ondersteuning betreft.

 

Zoals gezegd, ben ik dus van mening dat het voorziene bedrag ter ondersteuning van Belgische projecten op dit ogenblik niet toereikend is en dat verder ruimte dient te worden gecreëerd voor bijkomende financieringen. Tezelfdertijd dient België verder te ijveren voor het binnenhalen van de volgende projecten die reeds zijn geïdentificeerd in het plan.

 

Ten eerste, het project oost-westas. De aanleg van deze additionele pijpleiding is van primordiaal belang voor de gasbevoorrading van Groot-Brittannië, België, Duitsland en Oost-Europese landen, in geval van toevoeronderbrekingen en heeft een cruciale rol in de ontwikkeling van de geïntegreerde gasmarkt.

 

Ten tweede, het project noord-zuidas omvat de versterking van de transmissiecapaciteit tussen Frankrijk en België. Zoals u in uw vraag correct opmerkte, heeft de Commissie aangegeven dat de financiering van dit project enkel slaat op het Franse aandeel in het project. België heeft er bij de Commissie op aangedrongen om dit voorstel te herzien, met het oog op de opname van het Belgische aandeel in het project. Daarom heeft België bij de Commissie aangedrongen op een versterking van de compressorencapaciteit in Winksele en op toevoeging van de nieuwe leiding Winksele-Blagny aan het huidige noord-zuidproject in de lijst van de Commissie.

 

Ten derde, het Thorntonbankproject omvat de financiering van 10 miljoen euro en wordt door de Commissie beschouwd als een project van technologische innovatie, in het bijzonder omdat voor de eerste maal een gravitaire basisfundering werd gebruikt voor de bouw in diep water. De Belgische projecten werden door de Commissie geselecteerd op basis van hun bijdrage tot de doelstellingen inzake diversificatie en bevoorradingszekerheid, zoals geïdentificeerd in het Second Strategic Energy Review van de Commissie. De specifieke criteria voor toetsing zijn opgenomen in het reglement 35/2, inzake financiële bijstand voor het economisch herstelplan.

 

Zoals ik reeds in punt twee heb verduidelijkt, wenst België dat het Belgische aandeel in het voorliggend noord-zuidproject wordt opgenomen. Daarnaast wenst België te worden opgenomen in het North Sea grid, aangezien dit een logische verbinding vormt met het Thorntonbankproject, dat reeds voldoende ver is gevorderd.

 

Ten slotte zal België pleiten voor de opname van het Stevinproject, dat een opwaardering van het elektriciteitsnet van Elia beoogt, om toe te laten dat de Europese ambities inzake aansluiting van offshore en internconnectie over zee kunnen worden gerealiseerd.

 

Deze voorstellen tot aanvulling werden geëndosseerd op het formele DGE-overleg van 2 februari 2009. De gehanteerde criteria voor selectie zijn deze die zijn opgenomen in het reglement. België heeft aangegeven voorstander te zijn van het vrijmaken van meer fondsen voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntiemaatregelen. In punt 4 van mijn antwoord heb ik reeds duiding gegeven bij de aanvullende projecten waarvoor België pleit. De Europese Raad van maart zal hierover een beslissing moeten nemen.

 

15.03  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, de Europese top moet daarover in maart een beslissing nemen. Ik hoop dus dat uw standpunt ook het standpunt is van de regering en dat de eerste minister daar geen andere dingen gaat vertellen. Met betrekking tot energiestandpunten durft het immers nogal eens te verschillen binnen deze regering.

 

Ten tweede, het Stevinproject is op zich niet slecht maar het is zeker onvoldoende. Ik hoop dus dat de doelstelling van de regering er werkelijk in bestaat om de voorziene 10 miljoen te vertienvoudigen en dat er naast het Stevinproject ook wordt gekeken naar bijvoorbeeld het stopcontact op zee en dat die projecten maximaal worden verdedigd in het herstelprogramma. Ik hoop dat het niet bij vrijblijvende intenties blijft.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van de heer Bart Laeremans aan de minister van Klimaat en Energie over "de doorrekening van de verlaagde energieprijzen aan de verbruiker" (nr. 10949)

16 Question de M. Bart Laeremans au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la répercussion de la baisse des prix de l'énergie sur les consommateurs" (n° 10949)

 

16.01  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, wij hebben u in januari ook al eens ondervraagd over de problematiek van het doorrekenen van verlaagde energieprijzen aan de verbruiker ten gevolge van de daling van de energiekosten. Volgens bepaalde krantenberichten zou de terugval van de elektriciteitsprijzen deze maand nog versnellen. Men spreekt van een daling van 23 procent na een daling van achtereenvolgens 9 procent en 14 procent in januari en december.

 

Men verwijst hierbij naar cijfers van de CREG. De terugval is duidelijk groter dan de producenten in december hadden verwacht en voorspeld.

 

Op 13 januari kondigde u aan, toen ik u vorige keer ondervroeg, dat u over enkele weken over nieuwe cijfers zou beschikken, uitgesplitst over de verschillende producenten. Is dit inmiddels het geval? Hebt u die cijfers? Kunt u ze toelichten?

 

Welke gevolgen heeft dit voor de facturatie en de tussentijdse facturen voor de consument? Wat zou een gemiddeld gezin op jaarbasis kunnen besparen ten gevolge van deze prijsdalingen?

 

16.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, mag ik eerst opmerken dat de krantenberichten verwijzen naar de Vlaamse regulator, de VREG, die op zijn beurt verwijst naar berekeningen en ramingen van de federale regulator, de CREG met betrekking tot de energiecomponent van de elektriciteits- en aardgasfactuur.

 

Ik beschik momenteel nog niet over meer exacte cijfers, maar ik zal aan de federatie Febeg vragen om een geactualiseerde versie van de in december 2008 aangekondigde prijsverminderingen te geven en kijken of ze in de lijn liggen van wat door de regulatoren wordt vastgesteld of ingeschat.

 

Bovendien zullen deze prijsverminderingen, alleszins voor elektriciteit, nog worden versterkt door de korting van 30 euro.

 

Het moet tot slot de bedoeling zijn dat de prijsverminderingen niet alleen zichtbaar zijn bij het opstellen van de jaarlijkse afrekeningfactuur, maar ook door de aanpassing van de tussentijdse betalingen reeds voelbaar zijn in de eerste helft van 2009.

 

16.03  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, ik dank de minister voor het antwoord. Ik had nochtans begrepen dat de CREG u die informatie zelf zou bezorgen. De CREG beschikt toch over een aantal cijfers. Hebt u die nog niet van de CREG ontvangen?

 

16.04  Paul Magnette, ministre: Monsieur Laeremans, la CREG dispose d'estimations basées sur les indices actuels mais pas encore des chiffres des répercussions. Toutefois, je lui demande de suivre l'évolution.

 

16.05  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Ik hoop dat we de volgende keer, over een maand, over meer cijfers en gegevens kunnen beschikken, zodat we weten wat de repercussies zijn voor de gezinnen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Klimaat en Energie over "windmolens in steden" (nr. 10963)

17 Question de M. Peter Logghe au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les éoliennes en milieu urbain" (n° 10963)

 

17.01  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik kom nog eens terug op windmolens.

 

Voorzitter: Bart Laeremans.

Président: Bart Laeremans.

 

Ik las onlangs dat het Amerikaanse bedrijf AeroVironment speciale windmolens heeft ontwikkeld voor het gebruik in steden. Zij worden boven op gebouwen geïnstalleerd en de rotor – ik ken er allemaal niets van, maar de technische fiche leert mij dat – helt naar voren zodat het systeem optimaal gebruik kan maken van de natuurlijke versnelling van de wind door de aerodynamische eigenschappen van het gebouw. Met andere woorden, de windstromen die er zijn worden eigenlijk optimaal gebruikt.

 

Mijn vragen, mijnheer de minister, zijn de volgende. Kent u deze toepassing? Lijkt deze stedelijke toepassing van windmolens, gelet op de sterke verstedelijking van onze gewesten, geen ideale mogelijkheid om het percentage van hernieuwbare en propere energie te verhogen? Vooral ook nu we weten dat de offshoreparken toch wel een aantal fundamentele financiële problemen kennen.

 

Heeft u enig idee, mijnheer de minister, van de kostprijs van deze stedelijke windmolens?

 

Kunt u een inschatting geven van de verwachte opbrengst van dit soort toepassingen? Of moet dit nog worden onderzocht?

 

Eens de windmolenparken op de Noordzee – ik ging nog uit van de veronderstelling dat het op korte termijn mogelijk was om die windmolenparken in de Noordzee te bouwen en te laten werken maar gelet op de financiële problemen wordt dit een stuk moeilijker –, volledig gebouwd en in werking zijn, wordt het misschien noodzakelijk om uit te wijken naar deze stedelijke toepassingen? Op welke manier volgt de Belgische overheid dit project?

 

Ik dank u voor uw aandacht en voor het antwoord.

 

17.02 Minister Paul Magnette: Zoals u weet, behoort hernieuwbare energie, met uitzondering van de offshore windenergie op de Noordzee, tot de louter gewestelijke bevoegdheden. Aangezien er nog geen steden in de Noordzee zijn, zal de keuze voor de beste technologische denkpisten om onze objectieven te bereiken tegen 2020 essentieel afhangen van de bevoegdheid van mijn gewestelijke ambtgenoten en van de ontwikkelaars van projecten te land.

 

17.03  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, dat was een bijzonder kort antwoord. Ik begrijp wel dat het niet behoort tot de bevoegdheid van de minister, maar het lijkt mij toch nuttig om met alle gewestelijke actoren van tijd tot tijd eens samen te zitten. Gelet vooral op de financiële problemen van de offshoreparken, lijkt het mij geen overbodige luxe, mijnheer de minister, om een en ander van iets dichterbij op te volgen, ook al behoort het niet onmiddellijk tot uw bevoegdheid.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de Commissie voor Nucleaire Voorzieningen" (nr. 10971)

18 Question de Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la Commission des provisions nucléaires" (n° 10971)

 

18.01  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik kom hierop terug omdat uw laatste antwoord van 13 januari 2009 bijzonder vaag was.

 

U zei dat de jaarverslagen waren goedgekeurd, dat ze zouden worden gedrukt en dat u binnenkort een koninklijk besluit zou worden bezorgd. Bij het nalezen en het in het oog houden van de website van de FOD Economie vind ik helemaal geen aanwijzing wanneer ik die documenten kan verwachten.

 

Bovendien zou NIRAS de tarieven voor het beheer en de opslag van nucleair opslag fors willen optrekken, voor zover dat nog niet is gebeurd.

 

Ik wil daarom de volgende vragen stellen. Ten eerste, wanneer zullen de jaarverslagen 2006 en 2007 beschikbaar zijn? Wanneer worden ze bezorgd aan de federale Wetgevende Kamers en op welke wijze worden ze passend bekendgemaakt?

 

Ten tweede, wat is de stand van zaken met betrekking tot het huishoudelijk reglement van de Commissie? Wanneer volgt de bekrachtiging per koninklijk besluit?

 

Ten derde, wat is de stand van zaken met betrekking tot de lijst van rechtspersonen en projecten die conform artikel 14, §7, van de Synatom-wet moet worden opgesteld?

 

Ten vierde, wanneer zijn de volgende vergaderingen van de Commissie voor nucleaire voorzieningen gepland?

 

Ten vijfde, kunt u de nieuwe politiek van NIRAS toelichten? Meer specifiek, moet de Commissie voor nucleaire voorzieningen haar methodiek en berekeningen herzien? Is er in genoeg provisies voorzien in het nieuwe scenario?

 

18.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw Van der Straeten, er zijn blijkbaar wat problemen geweest om de jaarverslagen te drukken. Deze zijn nu opgelost en ik verwacht de verslagen nu iedere dag, samen met de nodige exemplaren voor de Wetgevende Kamers. Iedereen die het wenst kan dan een exemplaar opvragen bij het secretariaat van de commissie.

 

Het huishoudelijk reglement werd mij vorige week overgemaakt. Het koninklijk besluit is nu aan het staatshoofd ter ondertekening voorgelegd. Na ondertekening door de Koning zal het KB in het Belgisch Staatsblad worden gepubliceerd.

 

Op de vergadering van 16 januari 2009 zijn de criteria opnieuw besproken. Zodra de besprekingen zijn beëindigd, zal ik niet nalaten u hiervan op de hoogte te brengen. De volgende vergadering gaat door op 18 februari 2009.

 

Indien de tarieven voor het beheer en de opslag van het nucleair afval wijzigen, is het aan de kernprovisievennootschap om haar methodiek en berekeningen te herzien. De procedure zoals bepaald in de wet van 11 april 2003, voorziet in een driejaarlijkse evaluatie van de methodologie en de daarbij behorende voorzieningen. NIRAS heeft een eensluidend advies verleend over de rapporten voor 2004 en 2007 van de kernprovisievennootschap aan de Commissie voor nucleaire voorzieningen. Het volgend driejaarlijks rapport wordt in 2010 verwacht.

 

Op het moment van de evaluatie van het rapport zullen alle nieuwe elementen deel uitmaken van de analyse. Pas wanneer NIRAS en de Commissie voor nucleaire voorzieningen over het rapport voor 2010 beschikken zullen zij in staat zijn om met kennis van zaken een advies te formuleren.

 

18.03  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik wil de minister er toch eens op wijzen dat het hier gaat over 5 à 6 miljard en dat de ene na de andere vraag hier wordt beantwoord met een nog vager antwoord. U kunt zeggen dat er een probleem was met het drukken van de verslagen maar ik heb ondertussen vernomen dat er slechts onlangs via een schriftelijke procedure goedkeuring is gegeven aan het jaarverslag.

 

Mijnheer de minister, dat doet mij concluderen dat u mij op 13 januari gewoon hebt belogen. Men was toen helemaal niet aan het drukken en er waren helemaal geen problemen om die jaarverslagen te drukken. Er was gewoon nog geen beslissing. Pas onlangs is via een schriftelijke procedure de goedkeuring van de jaarverslagen gebeurd.

 

Ik wil het nog een week aanzien. Anders, mijnheer de minister, zal ik via de openbaarheid van bestuur alle verslagen van alle vergaderingen sinds het laatste jaarverslag opvragen. Ik vind het niet te doen dat we bijna vier jaar verder zijn sinds het laatste jaarverslag en dat dit de facto oncontroleerbaar is. Misschien moeten we hier eens een boompje opzetten over de controle op de Commissie voor nucleaire voorzieningen. Als het over de CREG gaat is het kot te klein en mag er niets worden gezegd. De Commissie voor nucleaire voorzieningen wordt hier echter nauwelijks gecontroleerd want we hebben nauwelijks inzage in welk document daar ook maar wordt geproduceerd.

 

Ten slotte, wat betreft het NIRAS is er ook niet geantwoord. Het bleef supervaag. We zullen zien of daarover iets te lezen valt in die beruchte jaarverslagen als ze er uiteindelijk zijn. Volgens mij is daar wel wat meer aan de hand dan wat u hier in de commissie komt vertellen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

19 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de consultatie in het kader van het Afvalplan NIRAS" (nr. 10990)

19 Question de Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la consultation organisée dans le cadre du Plan Déchets de l'ONDRAF" (n° 10990)

 

19.01  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, aanvankelijk was ik niet van plan om daarover een vraag te stellen, omdat er al een vraag werd gesteld in de plenaire vergadering, waarop uitgebreid werd geantwoord. Toch heb ik mijn vraag ingediend, naar aanleiding van de vergadering die heeft plaatsgevonden op 5 februari, door het NIRAS georganiseerd, om de verschillende maatschappelijke actoren en wetenschappers te informeren over de opzet van de consultatie. Ook naar die vergadering hebt u verwezen in uw antwoord in de plenaire vergadering, mijnheer de minister.

 

Nadien was er onder andere bij de milieubeweging zeer forse kritiek te horen. In een reactie stelde de milieubeweging dat de agenda van de consultatie op voorhand vastlag en dat een aantal belangrijke en zeer dringende thema’s niet aan bod mocht komen, zoals een discussie over de financiering van het afval, de kwaliteitscontrole en de karakteristieken van de afvalcategorieën.

 

Bovendien wijst de milieubeweging erop dat het wetenschappelijk onderzoek nog volop aan de gang is. In januari 2006, bijvoorbeeld, hebben er nog boringen plaatsgevonden in Essen, in het raam van het onderzoek naar mogelijke opslag van kernafval.

 

Bovendien heb ik met zeer veel interesse een artikel gelezen in het Nederlandse tijdschrift Natuur, Wetenschap en Techniek, met een deltaplan over kernenergie, met een pleidooi voor nieuwe kerncentrales in Nederland met opslag van kernafval in Mol vanaf 2025. In de commissie hebben wij het er al over gehad dat er sowieso een samenwerking is tussen België en Nederland inzake het onderzoeksprogramma naar langlevend afval.

 

Mijnheer de minister, mijn vragen zijn de volgende.

 

Op welke wijze past de consultatie in de wettelijke procedure? Ik dacht dat het mij duidelijk was, na uw antwoord in de plenaire vergadering, waarin u zei dat de consultatie nog niet de wettelijke procedure is. Na de vergadering van 5 februari weet ik echter niet goed wat ik moet denken.

 

Ten tweede, wanneer zou de wettelijke procedure worden aangevat?

 

Ten derde, deelt u de bezorgdheid van de milieubeweging? Hoe zult u garanderen dat de consultatie zowel het tussentijds beheer als het langetermijnbeheer van langlevend afval betreft en dat de discussie niet louter beperkt wordt tot de bovenste kleilaag?

 

Ten vierde, wat is de stand van zaken betreffende het wetenschappelijk onderzoek?

 

Ten slotte, wat is de stand van zaken omtrent de Nederlands-Belgische samenwerking? Waar kan het eindverslag van de workshop die plaatsvond in 2008 worden geconsulteerd?

 

19.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Van der Straeten, het consultatieproces voorzien door NIRAS is voorafgaand aan de wettelijke procedure van raadpleging voorzien door de wet van 13 februari 2006. Het gaat deze wettelijke procedure helemaal niet vervangen. De openbare consultatie die nu door NIRAS wordt georganiseerd heeft als doel de waarden, de principes en de bekommernissen te identificeren die belangrijk zijn voor de bevolking en voor het beheer op lange termijn van de afvalstoffen.

 

NIRAS zal de resultaten van deze maatschappelijke consultatie meenemen in de ontwikkeling van het afvalplan en van het strategisch milieueffectenrapport, documenten die worden opgesteld voor de wettelijke procedure. Door zo’n consultatie te organiseren ontmoet NIRAS een zorg voor transparantie en informatie over het probleem van afvalstoffenbeheer op lange termijn. Externe en onafhankelijke communicatiespecialisten zullen de procedure opvolgen en toezien op de objectiviteit van de methode. De brede raadpleging die door NIRAS wordt georganiseerd is een initiatief waarvoor ik hen alleen maar kan feliciteren.

 

NIRAS voorziet de wettelijke procedure aan te vatten midden 2009. In het kader van de wettelijke procedure zal NIRAS een ontwerpplan van het afvalplan en een ontwerpregister van het strategisch milieueffectenrapport ter advies aan het wettelijk voorziene adviescomité voorleggen. Zoals de wet van 13 februari 2006 bepaalt, heeft dit advies betrekking op de reikwijdte en het detailleringniveau van de informatie die in het strategisch milieueffectenrapport dient te worden vermeld.

 

Het opstellen van een strategisch milieueffectenrapport impliceert steeds dat alternatieven worden bekeken. De laatste formele stand van zaken van het wetenschappelijk onderzoek naar geologische berging werd uitvoerig beschreven in het rapport-Safier II. Op vraag van de toenmalige regering werd dit rapport in 2002 onderworpen aan een internationale review.

 

Het afvalplan dat NIRAS momenteel voorbereidt, zal gebaseerd zijn op de huidige nationale en internationale kennisbasis. Er is geen plan voor een gezamenlijke berging van Belgisch en Nederlands afval in de Boomse klei. Het eindverslag van de workshop van 2008 georganiseerd door Nederlandse instellingen is een openbaar document dat via COVRA beschikbaar is.

 

19.03  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik wil de minister danken voor zijn antwoord en ik wil de link leggen met vragen die we eerder hebben behandeld over het Belgisch Nucleair Forum. Er kan geen onafhankelijkheid zijn van de NIRAS, zolang haar dochter Belgoprocess actief participeert in het Belgisch Nucleair Forum, vooral de publiekscampagne. Wil de NIRAS voortdoen met haar consultatie en met het afvalplan, dan zal Belgoprocess onverbiddelijk uit de publiekscampagne moeten stappen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

20 Samengevoegde vragen van

- de heer Flor Van Noppen aan de minister van Klimaat en Energie over "het functioneren van de directeur-generaal van de directie Energie" (nr. 11042)

- de heer Peter Logghe aan de minister van Klimaat en Energie over "de onhoudbare situatie van de directeur-generaal van de directie Energie" (nr. 11190)

20 Questions jointes de

- M. Flor Van Noppen au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le fonctionnement du directeur général de la direction Énergie" (n° 11042)

- M. Peter Logghe au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la situation intenable du directeur général de la DG Énergie" (n° 11190)

 

20.01  Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de Raad van State behandelt op dit moment een verzoek om de benoeming van Marie-Pierre Fauconnier, directeur-generaal van de Algemene Directie Energie, teniet te doen omwille van fouten in de selectieprocedure van Selor.

 

In zijn advies geeft de auditeur de klagers gelijk en raadt aan de benoeming in kwestie te annuleren. Het advies van de auditeur wordt doorgaans gevolgd.

 

Behalve voornoemde procedurekwestie ligt mevrouw Fauconnier nog om andere redenen onder vuur. Zij ligt namelijk onder vuur omwille van haar overduidelijke PS-signatuur, die vragen oproept over haar onpartijdigheid als hoge ambtenaar, en omwille van het cumuleren van een rist mandaten. Ik geef een korte bloemlezing op basis van de mandatenlijst van 2007 in het Belgisch Staatsblad en op basis van berichten in de media.

 

Ten eerste, zij is voorzitter van Brugel, de Brusselse energieregulator. Zij is ook regeringscommissaris bij het IRE in Fleurus. Zij is tevens commissaris bij Apetra, commissaris bij het NIRAS en lid van Gemix, de onafhankelijke groep experts die de energiemix moet onderzoeken. Zij is bovendien bestuurslid bij het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie en lid van de Commissie Nucleaire Voorzieningen en de Nationale Klimaatcommissie.

 

Een mens zou zich afvragen hoe een vrouw als mevrouw Fauconnier nog tijd over heeft om een overheidsdienst te leiden.

 

In dat verband heb ik dan ook de volgende vragen.

 

Heeft de Raad van State in voornoemde zaak reeds een uitspraak gedaan? Zo ja, wat was het verdict?

 

Kan mevrouw Fauconnier, gezien de commotie in de media, volgens u blijven functioneren als directeur-generaal van de Algemene Directie Energie?

 

Bevestigt u dat de hiervoor opgesomde mandatenlijst correct en volledig is? Zo niet, kan u de lijst corrigeren en eventueel zelfs aanvullen?

 

Is het geen probleem dat de directeur-generaal van de Algemene Directie Energie ook voorzitter van een onafhankelijke energieregulator is? Dat is nochtans een cumul die door de Europese Commissie wordt afgekeurd.

 

Blijft u bij uw standpunt dat zij haar rol binnen Gemix in alle onafhankelijkheid kan uitvoeren? Vreest u niet dat zij ten minste alle schijn tegen heeft?

 

20.02  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de heer Van Noppen heeft de vinger op de zere plek gelegd.

 

Er is niet alleen de lopende procedure bij de Raad van State tegen de aanstelling van mevrouw Fauconnier tot directeur-generaal van de Algemene Directie Energie. Er zijn ook de vele cumuls die zij uitoefent, waarvan diverse taken moeilijk of niet met haar functie verenigbaar zijn.

 

Zo is er bijvoorbeeld de cumul met haar functie als hoofd van de raad van bestuur van Brugel, zoals ook de heer Van Noppen daarnet aanhaalde. Brugel is een energieregulator die in alle onafhankelijkheid zou moeten kunnen opereren, wat hier te enen male onmogelijk blijkt.

 

Ze ligt ook onder vuur, verneem ik, in de PS zelf, waar men haar toch een paar keer erop heeft gewezen dat zij maximaal drie mandaten mocht cumuleren. Mevrouw Fauconnier stoort zich daar blijkbaar allemaal niet te erg aan.

 

De reden van deze vraag is de volgende. Wij vernemen dat er een nieuw directoraat-generaal Energie en Telecommunicatie zou worden opgericht, dat – wie verwondert er zich nog over – zou worden geleid door dezelfde mevrouw Fauconnier, indien zij wordt ontslagen als directeur-generaal Energie.

 

Zijn er inderdaad ondertussen heel wat protesten gerezen tegen die uitgebreide reeks cumulaties? Kan zij nog normaal functioneren met al die functies?

 

Ten tweede, is een functie in de raad van bestuur van Brugel deontologisch en statutair verenigbaar of mogelijk met haar functie als directeur-generaal Energie?

 

Ten derde, wat is haar rol in de expertencommissie Gemix in verband met de ideale energiemix? Kunt u mij daar een antwoord op geven?

 

Ten vierde, klopt het dat mevrouw Fauconnier ook genoemd wordt om Fluxys of Fluxys International te gaan leiden?

 

Ten slotte, wat is er van aan van het nieuwe directoraat-generaal Energie en Telecommunicatie? Waar is dat nieuwe directoraat voor nodig? Zal dat leiden tot nieuwe aanwervingen? Of is het nodig voor een rationalisatie, wie weet.

 

Wat met de bestaande directoraten-generaal? Wie wordt effectief genoemd als mogelijke directeur-generaal? Wat zal de rol zijn van mevrouw Fauconnier in het hele verhaal?

 

20.03 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, ik beschik niet over het arrest van de Raad van State.

 

Net zoals dat geldt voor alle topmanagers, is de lijst van de mandaten van de directeur-generaal openbaar en wordt daarvan elk jaar aangifte gedaan bij het Rekenhof. Na kennis te hebben genomen van de juridische analyse, die door de juridische diensten van de FOD Economie werd verwezenlijkt, blijkt er geen belangenconflict te zijn. In dat geval zouden de persoonlijke belangen van de persoon in het spel moeten zijn. Noch bestaat er enige onverzoenbaarheid tussen de functies.

 

Deze analyse werd bevestigd door de Brusselse overheid, evenals door de voorzitters van de twee gewestelijke regulatoren, die de aanwervingjury voor voorzitter van het Brugelproject hebben uitgemaakt.

 

Gemix is een reflectiegroep die is opgericht overeenkomstig de regeringsverklaring. Deze tijdelijke groep bestaat uit verschillende experts in wie ik mijn vertrouwen bevestig. De oprichting van een nieuw directoraat-generaal Energie en Communicatie staat niet op de agenda.

 

20.04  Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de minister, ik weet niet hoe ik dit hele plaatje in elkaar moet passen. De bevoegdheden van onder andere de CREG worden overgeheveld naar andere instanties waar de PS de dienst uitmaakt. Ik begin stilaan te zien dat de PS het hele energieplaatje domineert en begint te beheren.

 

20.05  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik wou dat ik u kon bedanken voor uw antwoord maar ik blijf wat op mijn honger. Gemix is samengesteld uit experts die u vertrouwt. Men zou toch kunnen denken dat de groep een zekere mate van onafhankelijkheid heeft. Maar goed, daar krijg ik niet onmiddellijk een antwoord op.

 

Waar ik ook geen antwoord op heb gekregen, is de vraag of mevrouw Fauconnier in aanmerking komt om Fluxys International te gaan leiden en wat waar is van de andere geruchten. Wat is daar van waar? Wij krijgen hier een vrij nietszeggend en kort antwoord. Wij zullen deze zaak verder volgen, dat is zeker.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

21 Question de Mme Karine Lalieux au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les retraits d'argent" (n° 11150)

21 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Klimaat en Energie over "de geldafhaling" (nr. 11150)

 

21.01  Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question nous change un peu du thème de l'énergie! Dexia et ING ont annoncé qu'elles mettraient en place un nouveau système de retrait de sommes élevées d'argent (de 500 à 2.500 euros). Elles utiliseront le même système que celui en vigueur pour les retraits ordinaires, à savoir jusque 500 euros par jour et 1.000 euros par semaine.

 

Ainsi, après avoir prévenu l'agence la veille, le client devra aller au self-banking pour récupérer jusqu'à 2.500 euros au vu de tous, ce qui amène une certaine insécurité, tant pour le client qui retire l'argent que pour les autres personnes présentes à ce moment-là.

 

Nous sommes habitués au fait que les banques diminuent sans cesse davantage les services aux clients. Cette habitude est encore renforcée avec la crise financière. Dexia a, par exemple, annoncé une réduction de personnel. Parallèlement à cette crise, de très nombreux fournisseurs demandent à être payés cash et non plus en fin de mois. Dès lors, de plus en plus de commerçants, notamment dans le secteur de l'immobilier, doivent sortir des grosses sommes d'argent pour les payer, ce qui engendre une grande insécurité. Les banques présentent cela comme un effet de la modernisation. Il s'agirait aussi de sécuriser leurs propres employés. Ce transfert de l'insécurité vers le client est inacceptable, d'autant plus lorsqu'on sait à quel point les banques demandent d'utiliser le self-banking.

 

Monsieur le ministre, je sais que vous ne pouvez pas poser une action directe sur le plan législatif vis-à-vis de ces banques. Ne pourrait-on cependant pas entamer un véritable dialogue avec le secteur bancaire, comme lorsqu'il a souhaité tarifer les retraits au self-banking, ce qui se pratique d'ailleurs aujourd'hui? Il y va de la sécurité de nombre de personnes, aux points de retrait comme dans les rues.

 

21.02  Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, madame Lalieux, en effet, le retrait de sommes élevées d'argent, allant jusqu'à 2.500 euros, au self-banking de Dexia (banque désignée ici), peut sans doute répondre aux besoins de certains consommateurs; je pense aux personnes qui ne peuvent se libérer durant les heures de travail et qui soit disposent d'un pouvoir d'achat important soit doivent répondre aux demandes de leurs fournisseurs d'être payés en cash. Par contre, il est inacceptable d'instaurer l'obligation de tels retraits à travers le self-banking. Ce serait particulièrement inadapté pour les personnes qui ne veulent ou ne peuvent pas le faire.

 

Quant à la sécurité, comme vous, je pense qu'elle sera davantage mise à mal: d'une part, aucune forme de sécurité n'existe dans les guichets automatiques internes, accessibles à tout porteur d'une carte de débit; d'autre part, la nouvelle d'une telle pratique de la part des banques se répandra largement avec le risque d'entraîner une recrudescence de la criminalité aux abords desdits guichets automatiques.

 

Je partage aussi votre sentiment concernant le droit du consommateur de choisir son mode de paiement et de pouvoir retirer et bénéficier de son argent comme il l'entend. Incités à avoir recours au paiement électronique, les consommateurs s'y sont adaptés et il ne faudrait pas à présent qu'on les fasse en plus passer à la caisse. C'est pourquoi il me semble essentiel de relancer la concertation avec les banques, entre autres en ce qui concerne le nombre de retraits, le type de retraits, la transparence des tarifs et des services.

 

21.03  Karine Lalieux (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie et j'espère que, bien vite, vous organiserez une concertation avec les banques afin d'essayer de mettre fin à de telles pratiques. Et encore, la personne devra quand même aller chercher une carte spéciale au guichet: ainsi, non seulement elle devra faire la file au guichet, elle devra se libérer dans la journée et sera "insécure" pour aller chercher son propre argent. Il s'agit là d'un procédé anti-commercial de la part de la banque.

 

21.04  Paul Magnette, ministre: Surtout d'une banque qu'on a rachetée!

 

21.05  Karine Lalieux (PS): Monsieur le ministre, j'avais oublié ce détail.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 19.27 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 19.27 uur.