Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw

Commission de l'Economie, de la Politique scientifique, de l'Education, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture

 

van

 

dinsdag 10 februari 2009

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

mardi 10 février 2009

 

Matin

 

______

 

 


Le développement des questions et interpellations commence à 11.09 heures. La réunion est présidée par Mme Kattrin Jadin.

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 11.09 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Kattrin Jadin.

 

01 Samengevoegde vragen van

- de heer Bart Laeremans aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "het personeelsplan en het nieuwe taalkader bij de Nationale Plantentuin van Meise" (nr. 10740)

- de heer Michel Doomst aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de Nationale Plantentuin van Meise" (nr. 10833)

- de heer Bruno Tobback aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de personeelssituatie in de Nationale Plantentuin" (nr. 10865)

- de heer Luk Van Biesen aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de stand van zaken bij de Nationale Plantentuin van Meise" (nr. 10956)

01 Questions jointes de

- M. Bart Laeremans à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "le plan de personnel et le nouveau cadre linguistique au Jardin botanique national de Meise" (n° 10740)

- M. Michel Doomst au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le Jardin botanique national de Meise" (n° 10833)

- M. Bruno Tobback à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "la situation du personnel du Jardin botanique national" (n° 10865)

- M. Luk Van Biesen à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "l'état d'avancement du dossier relatif au Jardin botanique de Meise" (n° 10956)

 

01.01  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, wij hebben u een tijdje geleden al vragen gesteld over de problematiek van de Plantentuin van Meise. Op basis van uw antwoord toen en van bijkomende informatie die ik inmiddels heb ingewonnen, heb ik nog heel wat vragen.

 

U stelt onder meer dat ter voorbereiding van de realisatie van een taalkader, een personeelsplan voor de Plantentuin zou bestaan. Het plan zou momenteel ter goedkeuring bij de Inspectie van Financiën voorliggen. Ik heb dat nagevraagd. Een dergelijk personeelsplan zou gewoon niet bestaan en is bij de diensten van de Plantentuin ook niet gekend. Nochtans hadden zij het plan in voorkomend geval moeten opstellen.

 

Bovendien is ook het opleggen van een nieuw taalkader niet opgenomen in de bijzondere wet die de overheveling van de Plantentuin vastlegt.

 

Het is bijzonder vreemd dat de minister nu nog aan zo’n nieuw taalkader werkt, terwijl die instelling al een paar jaar niet langer federale materie had moeten zijn, indien er een akkoord was geweest. Dat akkoord laat alsmaar op zich wachten. Het is eigenaardig dat men daarop nu plots nog een taalkader wil plakken.

 

Ik heb een aantal vragen.

 

Kunt u mededelen wat wordt bedoeld met het personeelsplan dat momenteel ter goedkeuring bij de Inspectie van Financiën zou voorliggen? Wie heeft het plan opgesteld? Kunt een kopie van het plan aan de commissie bezorgen?

 

Ten tweede, kunt u mededelen waarom er een nieuw federaal taalkader zou moeten worden opgemaakt voor een instelling die reeds lang had moeten zijn overgeheveld en waarvoor dus eigenlijk nooit een nieuw kader nodig had moeten zijn? Wat zou voornoemd taalkader moeten inhouden? Volgens welke principes zal het taalkader worden opgesteld? Ik heb het onder meer over de centrale dienst en de uitvoeringsdienst. Welke gevolgen zou het kader voor de op dit moment bestaande taalverhoudingen hebben?

 

Ten derde, er werd tussen beide Gemeenschappen een integraal akkoord voorbereid, waarin afspraken over het personeel werden gemaakt. Enkel de handtekeningen ontbreken nog. Ik heb mij laten vertellen dat voor het overige het akkoord rond was. Kunt u mij mededelen wat de afspraken in kwestie zijn? Is het taalkader dat u nu plant een uitvoering van het bewuste preakkoord? Wordt het daarentegen in overleg met de Gemeenschappen voorbereid, of juist niet?

 

Ten vierde, de directeur van de Plantentuin heeft u laten weten dat hij in de onmogelijkheid verkeert u een ontwerp van taalkader te bezorgen. Zijn argumenten werden door uw diensten, met name de diensten van het departement Wetenschapsbeleid, onderzocht. Kunt u mij de argumentatie van de directeur bezorgen? Wat is uw reactie op zijn argumentatie?

 

Ten vijfde, in uw antwoord spreekt u over de hervorming van de graden van de taalhiërarchie analoog aan de hervorming bij het andere personeel van de wetenschappelijke instellingen. Kan u dit toelichten? Welke concrete gevolgen zal dit hebben voor het personeel van de Plantentuin?

 

Op welk probleem heeft de Vaste Commissie gewezen? Hoe zal dit worden opgelost?

 

Mevrouw de minister, ten zesde, in uw antwoord stelde u ook dat er steeds een federaal budget zou blijven bestaan voor het onderhoud van de collecties. Dat staat echter helemaal niet zo in de wet. De Vlaamse Gemeenschap zou de collecties in bruikleen krijgen en dus zelf moeten instaan voor het onderhoud. Federaal zou men daarvoor dus niet meer moeten gaan subsidiëren. Om welk budget zou dat alsnog gaan? Kan u meedelen welk gedeelte van de financiering van het afgelopen jaar, dat was bijna 8 miljoen euro, daarvoor werd aangewend?

 

Ten slotte, in 2001 werd aangekondigd dat een te indexeren bedrag van 5,6 miljoen zou worden overgedragen aan de Gemeenschappen op basis van het personeelsbestand.

 

Welk bedrag zou dit zijn in 2009 als er nu een overheveling zou plaatshebben?

 

01.02  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik begreep daarnet uw ongeduld. Ik hoop dat u het onze nu toch ook wel stilaan begrijpt naar aanleiding van de blijkbaar toch zo moeilijk te nemen stappen om de overheveling van de Plantentuin van Meise, die sinds 2000 is overgeheveld, nu in een concreet stappenplan om te zetten.

 

Het lijkt wel een staat van onderontwikkeling. Wij zijn daarin in acht jaar niet geslaagd. Vroeger stuurden wij missionarissen naar het buitenland om iets geregeld te krijgen. Ik vraag mij af of wij nu in het binnenland ook missionarissen moeten uitsturen. Op acht jaar tijd is de Plantentuin niet op een deftige manier geregeld kunnen worden. Ik vraag mij af hoe wij heel de staatshuishouding gaan rond krijgen als dit nog niet lukt.

 

Zo lijkt de Plantentuin bijna een jungle te worden. Blijkbaar is nu de Tarzan van dienst een college van internationale experts dat een methode gaat vastleggen om de eigenaar te bepalen van de delen van het wetenschappelijk patrimonium die moeten overgeheveld worden. Zo kunnen wij hier nog jarenlang niet vooruitgaan in een essentieel en eenvoudig dossier.

 

Wat is nu eigenlijk de bedoeling van nog eens een college van experts om dat rond te krijgen. Ik heb ook geen geweldig groot vertrouwen in Europese en internationale experts. Als die zich ermee bemoeien, wordt het nog moeilijker.

 

Hoe, door wie en met wie is dat college van experts uiteindelijk samen te stellen?

 

Is er nu eindelijk een termijn voor ogen tegen wanneer daarover resultaten moeten worden verwacht?

 

Wat is de reden waarom er nog steeds geen inventaris werd opgesteld? Wat waren de twistpunten binnen de wetenschappelijke raad die de overheveling tot nu toe hebben tegengehouden?

 

01.03  Bruno Tobback (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijn vraag gaat ook eerder over de discussie rond de personeelssituatie en het taalkader. Ik kan mij echter voor een deel bij de heer Doomst aansluiten. Ik wil niemand ongerust maken. Met de splitsing van de universiteit van Leuven werd de bibliotheek destijds gesplitst met de even boeken aan de ene kant en de oneven boeken aan de andere kant. Ik weet niet of dit met de Plantentuin haalbaar is. Ik denk het eigenlijk niet.

 

(…): (…).

 

01.04  Bruno Tobback (sp.a): Ik kom even terug op de discussie over het taalkader.

 

Ik heb begrepen, mevrouw de minister, dat volgens een advies van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht de Plantentuin een uitvoeringsdienst is die weliswaar in een eentalig gebied ligt maar waarvan de werking het hele land bestrijkt. Dit heeft gevolgen voor het opstellen van het taalkader. Die interpretatie van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht blijkt te worden betwist. Anderen beweren immers dat het hier gaat om een centrale dienst met autonomie van beheer.

 

Ik had graag van u geweten wat uw standpunt is en wat volgens u het concrete statuut is van de Nationale Plantentuin? Is die interpretatie niet definitief duidelijk als u zegt dat er een personeelsplan is voorgelegd aan de Inspectie van Financiën? Een personeelsplan is immers verschillend naar gelang van het soort dienst. Er is een verschillend soort personeelsplan voor een uitvoeringsdienst dan voor een centrale dienst met autonomie van beheer. In dat laatste geval wordt in een managementstructuur voorzien met functies voor mandaathouders. Wat is de vorm waarin dat personeelsplan ter goedkeuring is voorgelegd? Komt die overeen met uw interpretatie van het statuut? Zo niet blijven wij rondhangen in een kluwen, mijnheer Doomst, waarover uiteindelijk een of andere internationale expert zich zal moeten komen buigen. Totnogtoe ben ik het met u eens dat de stellingen en de evoluties onder de Belgische experts niet geweldig vooruitgaan.

 

01.05  Luk Van Biesen (Open Vld): Mevrouw de minister, ik heb mij graag aangesloten bij deze reeks van vragen, omdat de zaak van de Nationale Plantentuin een zielige processie geworden is.

 

Het geduld van menig rechtaard democraat is een beetje op. Er is nu opnieuw een probleem over het taalkader. Er is nog altijd niets definitief geregeld over de investeringen die moeten gebeuren om de gebouwen in stand te houden. Er is een heel lange weg van acht of negen jaar afgelegd, voor de finalisering. Ik zal de vragen over het taalkader niet herhalen. Ze werden door de collega’s al gesteld.

 

Ik heb een wetsvoorstel klaar. Indien wij vandaag geen vooruitgang boeken in dit dossier, zal ik een wetsvoorstel indienen en vragen dat alle Vlaamse partijen het mee ondertekenen, om de totale overdracht van de Plantentuin naar Vlaanderen te regelen, zonder dat er voorwaarden zijn om tot een akkoord te komen tussen de Gemeenschappen. Zij zijn blijkbaar niet in staat om over een dergelijk dossier tot een akkoord te komen.

 

Er zijn in het Overlegcomité al herhaaldelijke keren gesprekken geweest, in 2001, 2004, 2006 en 2007. Er wordt geen enkele stap in de goede richting gezet. Ik aanhoor graag uw antwoord op deze reeks van vragen over het taalkader. Indien het antwoord niet voldoet, zal ik aan de collega’s vragen om mee een wetsvoorstel te tekenen, om de definitieve overdracht van de Plantentuin te regelen. Dan hebben wij geen akkoorden meer nodig tussen de Gemeenschappen.

 

01.06  Sabine Laruelle, ministre: Madame la présidente, on ne peut pas empêcher les parlementaires de déposer des propositions de loi. Je vous invite donc, chers collègues, à y aller gaiement! Permettez-moi quand même de vous renvoyer à l'accord de 2001 qui est relativement clair, même si c'est peut-être ce qui contribue à créer la difficulté; il prévoit que le patrimoine reste fédéral, que les bâtiments sont transférés et qu'une convention entre les Communautés est nécessaire pour régler le problème.

 

Zoals ik onlangs nog heb gedaan in mijn antwoord op een vorige parlementaire vraag hierover, wil ik de bijzondere situatie schetsen van de Nationale Plantentuin van België.

 

Sinds de bijzondere wet van 13 juli 2001 zou deze instelling in het kader van een samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse Gemeenschap - met minister Peeters, u welbekend - en de Franstalige Gemeenschap naar de Vlaamse Gemeenschap worden overgeheveld terwijl het wetenschappelijk patrimonium van de instellingen eigendom zou moeten blijven van de federale overheid.

 

Hoewel hierover een of meer ontwerpen bestaan op het niveau van de Gemeenschappen werd, voor zover ik weet, hierover nog geen tekst ter goedkeuring voorgelegd aan de respectievelijke Parlementen. Zolang de overdracht nog niet is gebeurd, blijft de Nationale Plantentuin van België een federale wetenschappelijke instelling die vandaag onder het gezamenlijk toezicht staat van de vice-eersteminister en minister van Financiën en de minister voor Wetenschapsbeleid.

 

Als federale wetenschappelijke instelling blijft de Nationale Plantentuin van België onderworpen aan de regels die gelden voor dit soort instellingen en in het bijzonder de bepalingen betreffende het taalkader.

 

Ik ben dus inderdaad met vice-eersteminister Reynders bevoegd voor het opstellen van het taalkader van de Nationale Plantentuin van België. Het probleem van het taalkader binnen deze instelling is niet nieuw. Door de herstructurering van het ministerie van Middenstand en Landbouw in 1995 is het probleem van het taalkader prangend geworden.

 

De recente uitspraken van de Raad van State en de herinnering van het Vast Comité voor Taaltoezicht hebben de noodzaak van een dergelijk taalkader voor de Plantentuin onderstreept, los van de vraag tot overdracht.

 

Naar aanleiding van een schrijven van het Vast Comité voor Taaltoezicht heb ik inderdaad in oktober 2008 de directeur van de Plantentuin gevraagd mij zo snel mogelijk een voorstel over het taalkader te doen. Hij heeft mij geantwoord dat de bijzondere situatie van de Plantentuin hem verhindert mijn verzoek in te willigen.

 

Hij voegde hierbij een heel lange argumentatie die momenteel wordt bestudeerd door de POD Wetenschapsbeleid. Ik wacht nog steeds op hun verslag, maar het lijkt erop dat we de bezwaren van de directeur zullen moeten overwinnen.

 

Ik heb erop gehamerd dat we alles in het werk moeten stellen om tot een taalkader te komen. Ik kan u reeds meedelen dat hiervoor twee voorafgaande maatregelen nodig zijn. De eerste geldt voor alle federale wetenschappelijke instellingen en betreft de herziening van de graden van de taalhiërarchie ingevolge de recente hervormingen van de loopbaan van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen.

 

Het ontwerp van KB tot vaststelling van de nieuwe graad binnen de taalhiërarchie is momenteel hangende bij het Vast Comité voor Taaltoezicht.

 

Het tweede geldt alleen voor de Nationale Plantentuin en betreft de invoering van een goedgekeurd personeelsplan. Het personeelsplan is het document dat als basis dient voor een taalkader. Het personeelsplan voor de Plantentuin ligt momenteel ter goedkeuring voor bij de inspectie van Financiën.

 

Eens die verplichte voorafgaande maatregelen zijn genomen, kunnen wij de uitbreiding van het taalkader overwegen. Ik hoop dat er snel meer duidelijkheid zal komen. Dat is in ieder geval mijn wens.

 

Het aantal behandelde dossiers komt volgens de leiding van de Plantentuin neer op 75% Nederlandstalige dossiers en 25% Franstalige dossiers.

 

Wat de meer diepgaande vragen over de regels van het taalkader die worden toegepast betreft, kan ik zeggen dat het moeilijk is die hier te herhalen. Daarom verwijs ik liever naar de bestaande regelgeving ter zake. Dat houdt in dat het personeelsbeleid van de Plantentuin moet streven naar een evenwicht tussen Nederlandstalig en Franstalig personeel.

 

U stelt mij een vraag over het ontwerp van samenwerkingsovereenkomst en over de recente verklaring van de minister-president van de Franse Gemeenschap, Rudy Demotte, over de opmaak van een inventaris van de collectie van de Plantentuin door een college van internationale deskundigen. Ik wens eraan te herinneren dat het wetenschappelijk erfgoed van de Plantentuin deel uitmaakt van het federaal erfgoed, wat het ook moet blijven, uit respect voor al degenen die in de loop der tijden hebben bijgedragen aan de opbouw van dat erfgoed en in het bijzonder de talrijke wetenschappers en de vele Franstalige actoren en instellingen.

 

Het is alleen de federale overheid die eisen kan stellen over haar eigen erfgoed. Ik kan dus alleen verbaasd zijn dat de minister-president over een overeenkomst tracht te onderhandelen met de minister-president van de Vlaamse Gemeenschap over iets dat zelfs niet van haar is.

 

Aangezien ik niet werd uitgenodigd en betrokken bij de onderhandelingen tussen de Gemeenschappen, heb ik geen gegevens over de inhoud van die gesprekken, noch over de stand van zaken van die onderhandelingen. Ik kan u wel meedelen dat ik als minister voor Wetenschapsbeleid er samen met vice-eersteminister Didier Reynders op zal toezien dat de rechten en eisen van de federale overheid op haar wetenschappelijk erfgoed worden verdedigd.

 

01.07  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Wat wij hier zien, is natuurlijk op en top België, in al zijn kleurrijke en nefaste facetten. Er is inderdaad een wet van 2001, met ook een politiek akkoord tot overheveling, waarbij wordt gezegd dat de Gemeenschappen niet in staat blijken te zijn om het te doen. Dat is niet juist, collega's. De Vlaamse Gemeenschap heeft niet anders gedaan dan aangedrongen. Het volstaat om de debatten te lezen uit het Vlaams Parlement, maar er is een obstructie vanuit de Franstalige Gemeenschap. Dat is natuurlijk het grote gevaar. Als men een overheveling laat afhangen van een akkoord tussen de Gemeenschappen, volstaat het dat een Gemeenschap op de rem staat en altijd nieuwe voorwaarden koppelt aan de overheveling, om de overheveling onmogelijk te maken. Dat gebeurt nu. Ik stel vast dat het hele verhaal van de Plantentuin opnieuw is toegevoegd aan de communautaire onderhandelingen over het komende akkoord, na de regionale verkiezingen. Daardoor zullen wij uiteindelijk, als Vlamingen, twee keer moeten betalen voor iets dat al lang had moeten overgeheveld zijn. Dat is onwaarschijnlijk. Daar bestaan eigenlijk geen woorden voor.

 

Ten tweede, wat het patrimonium en het personeel betreft, blijven wij het absurd vinden dat men nu, op een moment dat de instelling al had moeten overgeheveld zijn, toch nog een federaal taalkader wil opleggen. Ik heb gezocht naar de redenen. Zou het kunnen dat men op de valreep een aantal Vlamingen weg wil uit de Plantentuin en wil vervangen door Franstaligen? Het blijkt inderdaad die richting uit te gaan. Wat nu gebeurt, mevrouw de minister, wordt bij het personeel van de Plantentuin ervaren als een pesterij om nog snel de taalverhoudingen te wijzigen. U bevestigt dat in feite. U zegt dat de verhouding in het werkvolume 75/25 is, wat zich dus ook in de taalverhoudingen moet vertalen. Op dit moment zijn de taalverhoudingen 82/18. U wil dat blijkbaar nog snel wijzigen met een taalkader. Dat is heel verregaand en dat zal natuurlijk op terechte en grote weerstand botsen. Er zijn geen redenen voor om dat te doen, tenzij puur vanuit een francofone strategie om alles zoveel mogelijk te verhinderen.

 

U zegt dat er, gezien de Raad van State en gezien de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, een taalkader moet komen. Dat is niet juist, want een instelling die moet worden overgeheveld, gaat volgens andere normen werken dan met taalkaders. Die gaat werken op basis van een akkoord tussen de twee Gemeenschappen. Dat akkoord bestond, het was helemaal klaar en het behoefde alleen nog een ondertekening door de twee ministers-presidenten. Het is dus absurd om daar nu een taalkader op te leggen.

 

Als de directeur u een beargumenteerd schrijven stuurt waarom hij geen voorbereidingen voor het taalkader kan treffen, begrijp ik niet dat u vele weken nodig hebt om dat te beantwoorden. De directeur heeft u slechts enkele bladzijden tekst bezorgd. Ik heb u een maand geleden ondervraagd, op 13 januari. Toen hebt u gezegd dat het ter onderzoek voorligt bij de dienst Wetenschappen. We zijn nu vier weken verder en blijkbaar heeft men nog altijd geen antwoord geformuleerd. Ofwel werken ze daar te traag, ofwel is er onwil bij de dienst Wetenschappen. Ik begrijp het niet, mevrouw de minister. U had uw eigen diensten moeten aanmanen om sneller te antwoorden. Ik vraag nog altijd zowel het document van de directeur als het antwoord van de dienst Wetenschappen.

 

La présidente: Chers collègues, je rappelle que, selon le Règlement, les répliques ne doivent pas dépasser deux minutes, même si les sujets passionnent certains!

 

01.08  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de voorzitter, ik zal het kort houden in de hoop dat wat voor ons ligt, ook geen lang parcours meer vergt. Ik blijf het onbegrijpelijk vinden dat wij er op 8 jaar tijd niet in slagen wat wettelijk vastgelegd is uit te voeren. Ik wil wel opnieuw een wet goedkeuren, maar het probleem is niet een wet goed te keuren, maar ze uit te voeren. Het lijkt mij geen plantengriep, het lijkt mij een chronische ziekte, als wij dat niet opgelost krijgen op 8 jaar tijd.

 

Ik wil erop aandringen, mevrouw de minister, dat er voor het taalkader en het personeelsplan streefdata komen, limieten waarvoor wij eindelijk een antwoord krijgen.

 

Inzake het patrimonium weet ik wel dat er federale claims zijn op het geheel. Maar voer alstublieft de wet uit. Wij hebben er geen probleem mee dat die correct wordt uitgevoerd. Wij vragen alleen dat er eindelijk in plaats van plannen uitvoering komt.

 

01.09  Luk Van Biesen (Open Vld): Mevrouw de minister, ik vind uw antwoord niet echt bevredigend, in die zin dat u mijns inziens te veel het accent legt op het feit dat de federale overheid nog veel bevoegdheden heeft. Er is een overdracht geschied. Er moet alleen nog een samenwerkingsakkoord komen. Het probleem is blijkbaar dat de twee Gemeenschappen dat akkoord niet kunnen sluiten en dat de federale overheid zich nog in de discussie meent te moeten moeien om nieuwe taalkaders op te leggen.

 

Ik kan het met die zienswijze niet eens zijn. Wij zullen ons met onze fractie erover bezinnen wat wij met het dossier verder doen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

01.10  Karine Lalieux (PS): (…)

 

La présidente: C'est une excellente question, madame Lalieux. En effet, une foulée de questions viennent de s'ajouter. Je crains malheureusement que certains membres ne doivent nous quitter puisque arrive l'heure de midi. Nous avons donc proposé au ministre de déplacer ce point et de fixer un nouvel agenda avec lui. Nous attendons sa réponse.

 

02 Vraag van mevrouw Liesbeth Van der Auwera aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de benoeming van de voorzitter van de Nederlandstalige uitvoerende Kamer van het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars" (nr. 10786)

02 Question de Mme Liesbeth Van der Auwera à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "la nomination du président de la Chambre exécutive d'expression néerlandaise de l'Institut Professionnel des Agents Immobiliers" (n° 10786)

 

02.01  Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb mijn vraag vorige week ingediend, maar heb ondertussen via de pers kunnen vernemen dat de voorzitter opnieuw benoemd is. Ik neem dus aan dat de problemen daar zijn weggewerkt. Ik trek mijn vraag dan ook in.

 

De voorzitter: Waarvan akte.

 

Voorzitter: Bart Laeremans.

Président: Bart Laeremans.

 

02.02  Dalila Douifi (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik vraag het woord in verband met de regeling van de werkzaamheden. Een collega zei net dat er contact opgenomen werd met het kabinet van minister Van Quickenborne om af te spreken wanneer hij komt om zijn artikelen uit de wet houdende diverse bepalingen te behandelen.

 

Wij kunnen hier natuurlijk niet zomaar blijven wachten, met alle respect voor de vraagstellers en de antwoorden van mevrouw de minister. Het ziet er echter naar uit dat we deze middag de punten van Van Quickenborne niet meer zullen behandelen. Ik wil dus vragen dat wanneer er een voorstel komt van het kabinet en wanneer er afspraken worden gemaakt, wij zo snel mogelijk op de hoogte zouden worden gebracht. Dit is toch niet echt een manier van werken, ons laten wachten en dan een mededeling doen over wanneer dat zal behandeld worden.

 

De voorzitter: Mag ik even signaleren dat er nog een viertal vragen moeten worden behandeld? Dat duurt maximaal twintig minuten.

 

02.03  Dalila Douifi (sp.a): Mijnheer de voorzitter, wij willen wel en wij zijn ook voorbereid. Ik zou dan wel willen dat u de meerderheid vraagt of zij straks nog in aantal zal zijn. Ik hoor allerlei dingen zeggen.

 

02.04  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, comme l'a dit Mme Douifi, et nous venons de l'exposer lorsque j'étais à votre place, nous avons demandé s'il était possible de reporter ce point à une date ultérieure.

 

Vous avez vu la question: elle a pris un certain temps et il reste une série d'autres questions qui viennent de s'ajouter à l'agenda. Il est vraisemblable que nous ne traiterons pas ce point avant midi et demi. Étant donné que nous avons un agenda assez serré cet après-midi, nous proposerons au ministre d'éventuellement venir traiter ce point à une date ultérieure à sa meilleure convenance.

 

De voorzitter: U hebt gelijk wat de vragen betreft, maar niet inzake de timing. Vier vragen zijn normaal gezien op 20 minuten wel behandeld. Om 11.50 uur, of ten laatste om 12.00 uur, kunnen wij aan het ontwerp beginnen. Er staan nu nog vier vragen op de agenda: twee van de heer De Groote, een van de heer De Vriendt en een van de heer Henry.

 

02.05  Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, une chose. Peu importe combien de temps durent les questions. Quand on n'indique pas sur l'agenda une heure pour un ministre, les parlementaires ne savent pas organiser leur agenda. Vous vous plaigniez tout à l'heure, mais je suis désolée: l'agenda que vous avez fait pour ce matin et cet après-midi est ingérable pour des parlementaires. Voilà le vrai problème!

 

De voorzitter: Excuseer, de agenda voor deze namiddag is vastgelegd…

 

02.06  Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, il n'était pas indiqué l'heure de présence du ministre. Partout, on indique à quelle heure arrive le ministre dans les agendas.

 

De voorzitter: Dat is juist, ja. De volgende keer zullen we daarmee rekening houden.

 

02.07  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, je rejoins Mme Lalieux. On ne va pas commencer le débat avec le ministre à midi. Nous avons tous des obligations. Ou bien on dit carrément qu'il est prévu de poursuivre sur l'heure du midi, avec des sandwiches. Ce n'est pas ce qui a été prévu.

 

Il me semble impossible de clôturer les questions en un quart d'heure. Qu'on reporte à la meilleure convenance du ministre et de la commission.

 

De voorzitter: Wij hebben aan de diensten van de minister gevraagd of de zaak uitgesteld kan worden tot volgende week. We wachten het antwoord nu nog af. Waarschijnlijk zal het wel uitgesteld worden. We zullen de commissieleden verwittigen als het voor de minister inderdaad een probleem is.

 

Ik ben het met u eens. Het was ook niet gemakkelijk. Het ontwerp houdende diverse bepalingen is dringend. Wij moesten vandaag in principe de drie ministers zien.

 

02.08  Jean-Luc Crucke (MR): (…)

 

De voorzitter: Ja, dat is juist. Dat is een goede les voor de toekomst.

 

03 Vraag van de heer Patrick De Groote aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de verzekeringen van het kunstpatrimonium van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België" (nr. 10905)

03 Question de M. Patrick De Groote à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "les assurances couvrant le patrimoine artistique des Musées royaux des Beaux-Arts de Belgique" (n° 10905)

 

03.01  Patrick De Groote (N-VA): Mevrouw de minister, ik zal mij beperken tot mijn vragen.

 

De voorzitter: Collega’s, mag ik u verzoeken uw disputen buiten uit te vechten?

 

03.02  Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik had mijn vraag al drie keer kunnen stellen. Blijkbaar werkt het hier echter zo.

 

Mevrouw de minister, ik heb een aantal vragen. Welke musea en depots van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten worden verzekerd?

 

Over hoeveel depots beschikt het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten?

 

Welk gedeelte van bedoeld kunstpatrimonium van het Koninklijk Museum is tegen schade verzekerd? Is dat de permanente collectie? Zijn dat de buitenlandse stukken in bruikleen of is dat het geheel?

 

Gaat het om omniumverzekeringen of worden er afzonderlijke verzekeringen tegen brand, diefstal, waterschade of vandalisme gesloten? Kan u een overzicht van de eventuele polissen geven?

 

Hoe hoog liggen de verzekeringskosten voor de kunstwerken?

 

Wat is het aandeel van de verzekeringskosten van de kunstwerken in het algemeen budget?

 

Waren de kunstwerken in het tijdelijk depot van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, dat onlangs enorme schade leed, verzekerd?

 

Ten slotte, is er al een beter zicht op de omvang van de schade aan de kunstwerken, zowel op financieel vlak als op het vlak van het aantal kunstwerken? Zo niet, tegen welke datum zal de omvang bekend zijn?

 

Ik stel mijn vragen in opvolging van een vorige week gestelde vraag.

 

03.03 Minister Sabine Laruelle: De Koninklijke Musea voor Schone Kunsten tellen in totaal 24 opslagplaatsen, 8 voor de verzameling oude kunst en 16 voor de verzameling moderne kunst. Aangezien de Staat zijn eigen verzekeraar is, is geen enkel museum – ik heb het dan over het museum voor Oude Kunst, het museum voor Moderne Kunst, het Wiertzmuseum en het Meuniermuseum –, geen enkele opslagplaats en geen enkel kunstwerk verzekerd.

 

Daartegenover staat dat elk kunstwerk dat extern wordt uitgeleend, bijvoorbeeld in het kader van voorlopige tentoonstellingen, van bij het begin tot het einde wordt verzekerd. Hierdoor worden alle risico’s gedekt, uiteraard op kosten van de ontlener. De premies hiervoor schommelen tussen 0,5 en 3 promille, afhankelijk van de waarde van een kunstwerk.

 

Tot nu toe werden 657 kunstwerken, op een totaal van 842 schilderijen op hout en doek, nagekeken. 152 schilderijen werden het voorwerp van een tijdelijke consolidatie van de picturale laag.

 

03.04  Patrick De Groote (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Heb ik goed gehoord dat geen enkel museum echt verzekerd is?

 

03.05 Minister Sabine Laruelle: De Staat is zijn eigen verzekeraar.

 

03.06  Patrick De Groote (N-VA): De Staat is de eigen verzekeraar?

 

03.07 Minister Sabine Laruelle: Ja, behalve voor tentoonstellingen en zo. Daarvoor neemt men een verzekering, tussen 0,5 en 3 promille van de waarde van het stuk.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van de heer Patrick De Groote aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "het kunstwerk 'Het Laatste Oordeel' van Diest" (nr. 10906)

04 Question de M. Patrick De Groote à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "l'oeuvre d'art 'Le dernier jugement' de Diest" (n° 10906)

 

04.01  Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag gaat over het kunstwerk Het Laatste Oordeel van Diest. Ik heb daarover de vorige keer ook al een vraag gesteld.

 

In 1927 verkocht de stad Diest aan het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten het vijftiende eeuwse kunstwerk op eik, Het Laatste Oordeel, voor een bedrag van 300.000 Belgische frank. Het verhuisde naar de reserve in Brussel. In 1957 kwam het naar aanleiding van de inrichting van een nieuw museum en door tussenkomst van de minister van Openbare Werken en burgemeester van Diest, Omer Vanaudenhove, terug naar de stad Diest, zij het dan uiteraard in bruikleen. Het kunstwerk werd intussen door de Leuvense professor, Jan Karel Steppe, toegeschreven aan Gerard Brunen.

 

Onder het mom van opname in de boekenreeks The Flemish Primitives werd het in 2007 teruggezonden naar het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten om het schilderij aan een wetenschappelijk onderzoek te onderwerpen. Het maakt nu deel uit van een tentoonstelling aldaar. Volgens u zou het werk evenwel zijn teruggekeerd naar het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten met, ik citeer u: “… met champignons op meerdere panelen”.

 

Vandaar mijn vragen, mevrouw de minister. Kunt u mij een kopie van het schaderapport met betrekking tot Het Laatste Oordeel overhandigen? Hoeveel heeft de restauratie gekost? Hoelang heeft die geduurd? Hoeveel tijd verliep er tussen de recuperatie van het werk van het stedelijk museum van Diest en het hangen van het werk in de permanente tentoonstelling? Wanneer wordt in een degelijke restauratie van het werk voorzien? Zal het werk deel uitmaken van de permanente tentoonstelling of bestaat de mogelijkheid dat het werk terug in bruikleen wordt gegeven aan de stad Diest om in perfecte klimatologische omstandigheden te worden tentoongesteld?

 

Zijn er nog soortgelijke gevallen waarbij het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten stukken zou willen terugkrijgen die in bruikleen werden gegeven en die zich in een erbarmelijke toestand bevinden of bevonden?

 

04.02 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, zoals ik vorige week reeds zei, de Koninklijke Musea hebben op 3 juli 2007 eindelijk Het Laatste Oordeel kunnen recupereren. Het kunstwerk bevond zich in slechte staat. Het verslag dat ik hierover heb ontvangen en dat ik ter inzage bijhoud, maakt melding van opstuwingen van de verflaag en schimmel op veelvuldige plaatsen.

 

Er werd onmiddellijk werk gemaakt van de restauratie. Deze werd beëindigd in oktober 2007, drie maanden later, en kostte 5.892,58 euro. Ik wil u meedelen dat de musea dit nog niet hebben doorgefactureerd aan de stad.

 

Het schilderij wordt sindsdien tentoongesteld in het Museum voor Schone Kunsten. Het is niet uitgesloten dat het ooit opnieuw wordt uitgeleend aan de stad Diest. U begrijpt allicht dat, vanwege de aandacht die het toen heeft gekregen, zowel ikzelf als de directeur-generaal van de Koninklijke Musea hiertoe weinig bereid zijn.

 

Het Laatste Oordeel is spijtig genoeg geen alleenstaand geval. Het geldt ook voor andere schilderijen, zoals Treffen van een Ruiterij van C. Breydel, eveneens uitgeleend aan de stad Diest, en Nicodemus door Jezus Onderricht van Jacob Jordaens, uitgeleend aan de stad Doornik. Deze zijn eveneens teruggehaald om ze te restaureren.

 

04.03  Patrick De Groote (N-VA): Mevrouw de minister, het laatste oordeel daarover is nog niet geveld. Ik vond het vorige week echter toch wel wat minnetjes. U gaf een aanmaning over het feit dat Gemeenschappen en provincies het geenszins beter conserveerden dan de Nationale Musea. U haalde het voorbeeld van Het Laatste Oordeel van Diest aan. U vergelijkt hierbij een stedelijk museum met de mogelijkheden en de budgetten die de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België hebben. Dan is het zeer dringend dat het Koninklijk Museum zijn erfgoed gaat inperken en een beetje gaat verdelen onder de cultuurgemeenschappen.

 

Gisteren raakte ook bekend dat de Gentse universiteit archeologische stukken terugschenkt aan Griekenland, zonder dat de Griekse autoriteiten op de hoogte waren van het bestaan van deze stukken. Misschien kan dit u inspireren om een dergelijke geste te doen naar onze cultuurgemeenschappen.

 

Een Koninklijk Museum kan eigenlijk wel overeenkomsten sluiten om schilderijen te laten hangen, zoals bijvoorbeeld in Diest, uiteraard tegen maximale voorwaarden op het vlak van veiligheid en kwaliteitsbewaring. Het lijkt dat de band met de Gemeenschap waar het thuishoort nog steeds beter is en het lijkt mij beter om inspanningen te doen, mogelijke overeenkomsten te sluiten. Dat is beter dan het zo te laten en te gaan stockeren.

 

04.04 Minister Sabine Laruelle: Ik maak geen vergelijking, ik antwoord alleen op uw vraag.

 

04.05  Patrick De Groote (N-VA): Ja, maar u hebt de voorgaande keer toch wel duidelijk een vergelijking gemaakt, mevrouw de minister.

 

04.06 Minister Sabine Laruelle: Ik heb geen vergelijking gemaakt, ik heb alleen gezegd – en u hebt dat herhaald – dat de kwaliteit van de dienst Federaal Wetenschapsbeleid hoog is. Ik heb u daarvoor bedankt.

 

04.07  Patrick De Groote (N-VA): U heb mij inderdaad bedankt, maar dat staat nergens in mijn tussenkomst vermeld hoor.

 

04.08 Minister Sabine Laruelle: Ik heb geen vergelijking gemaakt.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de M. Xavier Baeselen à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "le catalogue d'œuvres d'art belge" (n° 10877)

05 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de catalogus met Belgische kunstwerken" (nr. 10877)

 

05.01  Xavier Baeselen (MR): Madame la ministre, mon intention était d'évoquer les œuvres d'art en général, que leur auteur soit flamand ou francophone, la culture en général dans les musées fédéraux. En France, un constat assez alarmant a été dressé au sujet du nombre d'œuvres d'art des musées nationaux. C'est plus simple en France où la culture est toujours nationale, ce qui permet des inventaires précis des œuvres d'art prêtées par les musées français à des administrations, des ambassades, parfois pour des expositions temporaires. Cette étude a démontré que 3.400 pièces sur le total des œuvres prêtées ont été détruites, principalement par des guerres, 150 ont fait l'objet d'une plainte pour vol et 16.500 œuvres ne sont pas localisées et manquent à l'appel.

 

Ma question porte sur les musées sous tutelle fédérale: existe-t-il un inventaire précis des œuvres prêtées aux administrations, aux ministères ou aux ambassades? Dans le cas contraire, faudrait-il dresser un tel inventaire? S'il en existe un, fait-il état d'œuvres introuvables? Combien d'œuvres seraient-elles dans ce cas? Quelle serait leur importance? Que fait la Belgique pour les retrouver?

 

05.02  Sabine Laruelle, ministre: Monsieur le président, les musées fédéraux tiennent depuis toujours des inventaires de leurs collections. Ceux-ci mentionnent notamment la localisation des œuvres.

 

En ce qui concerne les dépôts, seuls les Musées royaux des Beaux-Arts étaient tenus, jusqu'il y a peu, de prêter ou de mettre en dépôt des tableaux dans les différentes administrations et ambassades belges. Cette obligation leur a occasionné beaucoup d'ennuis. On vient par exemple de parler de la récupération du "Jugement dernier".

 

Lorsque mon administration a été certaine que toutes les œuvres prêtées étaient identifiées et localisées, j'ai abrogé l'arrêté qui les obligeait à faire ces dépôts. Cette arrêté abrogatif date du 24 juillet 2008 et a été publié au Moniteur belge le 6 août 2008.

 

Dans les autres musées fédéraux, mon administration insiste depuis 2000 pour qu'il ne soit plus procédé à des dépôts mais uniquement à des prêts pour un événement précis, généralement des expositions temporaires, et moyennant, dans tous les cas, une convention.

 

Il reste évidemment des problèmes d'identification de certains biens dans les réserves et j'espère y remédier par le dépôt prochain d'un avant-projet de loi sur les trésors fédéraux.

 

05.03  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, je suis ravi de la réponse de la ministre pour laquelle je la remercie. Si j'entends bien, toutes les œuvres sont donc rentrées au bercail. Il n'y a plus de dépôt à durée illimitée au bénéfice des administrations, mais uniquement des prêts sur base de conventions pour des expositions spécifiques.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de landbouwramp van 2006" (nr. 10952)

06 Question de M. Wouter De Vriendt à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "la calamité agricole de 2006" (n° 10952)

 

06.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, de zomer van 2006 was voor heel veel landbouwers een ramp, eerst door de extreme droogte, daarna door wateroverlast. De gewassen op veel akkers gingen stuk. Zeer snel na de zomer werden die weersomstandigheden ook als een ramp erkend. Wij stellen echter vast dat de administratieve afhandeling toch wel wat vertraging oploopt.

 

Uit een recente vraag van een West-Vlaams provincieraadslid aan gouverneur Paul Breyne blijkt dat slechts 6% van de West-Vlaamse schadedossiers over de landbouwramp van 2006 werd afgewerkt. In Antwerpen en Limburg werden volgens het raadslid wel al alle dossiers afgerond. De West-Vlaamse administratie is volgens de gouverneur klaar met haar werk.

 

Volgens de gouverneur blijkt dat de dossiers blijven liggen wegens het ontbreken van een controle door een expert. De experts hebben een nieuwe vergoedingsregeling afgewezen. Daardoor moest blijkbaar een nieuw akkoord worden gesloten tussen de experts en de federale overheid. Recent werd een alternatieve procedure ingevoerd, waardoor de dossiers over drie maanden zouden zijn verwerkt.

 

Mevrouw de minister, u bent als minister van Landbouw volgens de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen, bevoegd voor de afhandeling van procedures inzake landbouwrampen. Kunt u een toelichting geven over de afhandeling van de landbouwramp van de zomer 2006? Kunt u specifiek de rol van de experts toelichten en de problemen die er blijkbaar zouden zijn met de vergoedingsregeling? Wanneer werden de problemen met de vergoedingsregeling vastgesteld? Klopt het dat de experts niet akkoord gingen met de vergoedingsregeling die door de federale overheid werd voorgesteld? Werd een alternatief voorstel geformuleerd of niet?

 

Wat is de alternatieve procedure, waarvan sprake? Welke rol is hierbij weggelegd voor de federale overheid? Loopt de afhandeling van de dossiers alleen vertraging op in West-Vlaanderen of zijn er ook problemen in andere provincies? Zijn de oorzaken daarvan alleen te wijten aan problemen met de experts? Wanneer zullen de getroffen landbouwers een antwoord krijgen op hun dossiers? Wanneer zullen zij voor de geleden schade worden vergoed?

 

06.02  Sabine Laruelle, ministre: Monsieur le président, je tiens à préciser qu'il y a moins de trois semaines, j'ai déjà répondu à une question très similaire de Mme Muylle, een West-Vlaams parlementslid, reprenant les mêmes sources. Je propose qu'à l'avenir tous les parlementaires de la même province se joignent pour poser une seule question. Cela facilitera et clarifiera les choses et je ne serai ainsi pas obligée de les répéter tous les quinze jours!

 

Ik deel u mee dat een aantal elementen van de vraag inzake de experts al werd gegeven in een antwoord aan mevrouw Muylle tijdens de commissievergadering van 13 januari 2009.

 

Het klopt dat de West-Vlaamse deskundigen momenteel weigeren te werken volgens de voorwaarden die eind augustus 2008 werden bepaald door de FOD Economie. Mijn diensten zijn sinds oktober op de hoogte van het probleem.

 

Zoals al werd aangegeven, zorgen het repetitief karakter van het dossier, het principe van de forfaitaire schadeloosstelling en de onmogelijkheid de schade tweeënhalf jaar na de feiten vast te stellen voor een vlottere afhandeling in vergelijking met andere landbouwrampen.

 

De controle kan zich voor de meeste dossiers beperken tot een louter administratieve controle, waarbij geen enkel onderzoek op het terrein nodig is. Op de terreinen is immers niets meer te zien van de situatie in juli en augustus 2006.

 

Er moet dan ook een rechtstreeks verband bestaan tussen het bedrag van de schadeloosstelling en het werkelijke geleverde werk. Daarom herhaal ik nogmaals dat ik weiger meer geld te betalen aan de experts dan aan de landbouwers. Tot op heden werd maar liefst 46.000 euro uitgegeven aan experts.

 

Indien de experts hardnekkig blijven weigeren te werken volgens de vastgelegde voorwaarden, zal ik daaruit mijn conclusies trekken. De diensten van de gouverneurs en de FOD Economie zullen zich dan zodanig organiseren dat de dossiers kunnen worden afgehandeld zonder tussenkomst van experts.

 

Ik betreur sterk dat de landbouwers de dupe zijn van de houding van de experts, des te meer aangezien het probleem zich niet voordoet in de andere provincies. Ik neem mijn provincie als voorbeeld. We hebben ongeveer hetzelfde aantal dossiers en in de provincie Namen werd al meer dan 60% van de dossiers afgehandeld.

 

Op basis van de jongste stand van zaken, die eind januari werd doorgegeven, is slechts 6% van de dossiers uit West-Vlaanderen - 30 van de 500 bij de FOD Economie ingediende dossiers - afgehandeld, terwijl voor heel Vlaanderen meer dan 40% van de aanvragen tot schadeloosstelling al werd behandeld. Het is dus duidelijk dat de houding van de experts hierin een beslissende rol speelt.

 

Ik wil ten slotte meedelen dat het mijn enige wens is dat de landbouwers zo snel mogelijk schadeloos worden gesteld. Zoals ik al herhaaldelijk meedeelde, hangt de vooruitgang echter hoofdzakelijk af van het werkritme van de provinciebesturen.

 

06.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, uw antwoord bewijst dat mijn vraag wel degelijk nuttig is, vermits er nog geen doorbraak is in het dossier en vermits de problemen nog altijd aanslepen. U hebt nu net zelf gezegd dat er nog altijd geen doorbraak is. U zegt dat u zelf zult optreden als de problemen met de experts blijven aanslepen. Dan zult u voor een alternatief zorgen. Ik wil u toch voorstellen om dat snel te doen. Het gaat om een ramp uit 2006, terwijl we nu bijna aan de zomer van 2009 zijn. Die betrokken landbouwers moeten nu al drie jaar wachten op een regeling voor hun problemen.

 

Er is nog altijd geen doorbraak, dus vandaar mijn vraag. Als er over een maand nog altijd geen doorbraak is en als het probleem dan nog altijd hetzelfde is, dan zal ik opnieuw een vraag moeten indienen. Zo simpel is het.

 

06.04  Sabine Laruelle, ministre: Vous pouvez me poser la question toutes les semaines, tous les quinze jours, toutes les trois semaines et tous les mois! Je comprends qu'un parlementaire qui vient d'une province s'attache uniquement à poser des questions relatives à cette province, mais je vous dis qu'à regarder l'ensemble du pays, des problèmes n'apparaissent que dans trois ou quatre provinces. Je suis persuadée qu'ils proviennent non du mécanisme mis en place, mais uniquement de la bonne volonté ou non du gouverneur et des services provinciaux.

 

En province de Namur, sur 950 dossiers introduits, plus de 60% sont traités. Pour l'ensemble de la Flandre, plus de 40% des dossiers sont traités.

 

Une chose est vraie.

 

Het klopt: West-Vlaanderen krijgt als enige 6%. Luik krijgt 0% en Henegouwen krijgt 0%. Dat kan niet.

 

06.05  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, u moet zich niet zo opwinden omdat ik u een parlementaire vraag stel over een problematiek die tot uw bevoegdheid behoort en die u nog altijd niet hebt opgelost.

 

06.06  Sabine Laruelle, ministre: Votre gouverneur n'a pas résolu le problème. Voilà la vérité!

 

De voorzitter: In elk geval zou het nuttig zijn om de gouverneur en de diensten op de hoogte te stellen dat er een probleem is.

 

06.07  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Als de minister blijft antwoorden, moet ik natuurlijk elke keer repliceren.

 

De voorzitter: U hebt dat recht.

 

06.08  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, ik ga akkoord, het is een West-Vlaams probleem. U zegt echter zelf dat, als het probleem met de experts blijft aanslepen u zelf zult moeten optreden. Ik stel u voor om dat dan effectief te doen.

 

06.09  Sabine Laruelle, ministre: Je ne paierai pas plus cher les experts que les agriculteurs. Pas besoin d'experts pour régler ces problèmes!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de M. Philippe Henry à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "la mise en œuvre d’un code de déontologie en matière de recherche sur les nanotechnologies" (n° 10988)

07 Vraag van de heer Philippe Henry aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "het tot stand brengen van een code voor de deontologie inzake het onderzoek betreffende de nanotechnologieën" (nr. 10988)

 

07.01  Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, les nanotechnologies constituent un domaine de développement et de recherche particulièrement énorme, qui pourrait vraisemblablement amener dans les années qui viennent de nombreux développements dans toutes sortes de secteurs à l'échelle mondiale. Évidemment, ce sont aussi de nouvelles technologies qui peuvent apporter beaucoup de changements et qui posent donc beaucoup de questions, qui amènent un certain nombre de risques pas toujours maîtrisés notamment en termes d'impact sur la santé et l'environnement.

 

Dans ce sens-là, la Commission européenne a émis une recommandation le 7 février 2008 concernant un code de bonne conduite pour une recherche responsable en nanosciences et en nanotechnologies, raison pour laquelle je vous adresse la question en tant que ministre de la Recherche. Cette recommandation émet de nombreux principes, en particulier celui d'établir à l'échelle nationale un code de bonne conduite qui associe l'ensemble des acteurs concernés par la recherche en nanotechnologies et aussi d'informer annuellement la Commission des mesures prises, des résultats et de leur évaluation.

 

Madame la ministre, avez-vous connaissance de cette recommandation de la Commission?

Notre pays a-t-il souscrit à ces recommandations? De quelle façon?

Un code de déontologie en termes de recherche sur les nanotechnologies a-t-il été mis en place?

Quelles sont les informations qui ont été transmises à la Commission?

 

07.02  Sabine Laruelle, ministre: Monsieur le président, avant toute chose, je dois préciser que les principales activités de recherche en ce domaine sont soutenues principalement par les Régions et les Communautés, ces recherches étant bien souvent à la fois des recherches fondamentales et appliquées. La limite entre ces deux types de recherches n'est cependant pas toujours très pertinente en matière de nanotechnologie.

 

Par ailleurs, il y a également lieu de souligner que d'autres départements que la Politique scientifique sont concernés par les nanotechnologies et les nanosciences; je pense évidemment à l'Économie et l'Emploi, mais aussi à la Santé publique. Je ne peux bien sûr pas m'engager au nom de mes collègues en charge de ces départements.

 

En ce qui concerne la Politique scientifique, aucune mesure particulière n'a été prise en la matière. En effet, après analyse du SPP Politique scientifique, il appert que ce sont les Régions et les Communautés qui sont concernées par le code de déontologie envisagé par la recommandation européenne.

 

Néanmoins, en matière de nanotechnologies et de nanosciences, la Politique scientifique, via la deuxième phase des pôles d'attraction technologique, aussi connus sous le nom de Programmes de stimulation au transfert de connaissance dans des domaines d'importance stratégique, soutient actuellement deux projets en cours: le projet FOMOS sur "les propriétés fonctionnelles des systèmes mixtes nano-organiques/oxydes métalliques" et le projet NACER sur "les nano-céramiques et leurs composites: élaboration par technologie de frittage assisté par champ électrique".

 

Il est évident que les principes définis par la recommandation feront l'objet d'une attention toute particulière de la part de mon département.

 

07.03  Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, quelques remarques. Bien entendu, je ne doute pas que ce soient les Régions et les Communautés les premières concernées, mais voilà qui pose un problème: qui prendra l'initiative? On retombe sur les questions qui se posent à chaque recommandation internationale.

 

Avez-vous parfois des discussions entre ministres de la Recherche? Ici, il s'agit bien d'un code national qui est évoqué par la Commission.

 

Deuxièmement, ce domaine concerne également d'autres départements, tel l'Économie; vous avez raison. Cependant, ma question ne concernait que la Recherche vu que le code porte sur ce sujet. Il est évident que j'aurai d'autres questions pour le ministre de l'Économie concernant; par exemple, le contrôle des produits mis sur le marché; je songe particulièrement aux cosmétiques.

 

Le fédéral n'a donc finalement que peu d'implication et cela mérite interrogation. En effet, c'est peut-être un sujet qui, à cause de l'implication de différents domaines de recherche (santé, technologie, etc.), pourrait engendrer des programmes de recherche, tant sous l'aspect technologique que sous l'aspect de la maîtrise des risques, le tout développé à partir du fédéral.

 

C'est un élément qui ressortait de notre discussion au Comité d'avis sur les questions technologiques: le fédéral devrait s'impliquer davantage. Je vous répercute cette conclusion.

 

Je ne suis pas satisfait par ce vide total du fait de la multiplication d'entités compétentes: rien au niveau fédéral, rien au niveau des Régions.

 

07.04  Sabine Laruelle, ministre: Je ne peux pas vous parler de ce qui se passe dans les Régions et les Communautés. Je peux vous décrire ce qui se passe au niveau fédéral. Nous avons les pôles d'attraction technologiques et il est évident qu'il faudrait les amplifier et en consacrer un en totalité aux nanotechnologies. Le projet est dans les cartons. Dès que nous aurons un budget disponible, la priorité sera d'instituer un pôle d'attraction technologique dédié aux nanotechnologies qui sont un domaine très particulier.

 

07.05  Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Il faudra examiner encore une fois la coordination entre les niveaux de pouvoir.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 12.07 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.07 uur.