Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de algemene Zaken en het Openbaar Ambt

Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

 

van

 

woensdag 21 januari 2009

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 21 janvier 2009

 

Après-midi

 

______

 

 


La séance est ouverte à 14.59 heures et présidée par M. Josy Arens.

De vergadering wordt geopend om 14.59 uur en voorgezeten door de heer Josy Arens.

 

Le président: Mme Lalieux étant souffrante, elle souhaite quitter la séance au plus vite. Si personne n'émet d'objection, je lui donne la parole pour sa question n° 9816.

 

01 Question de Mme Karine Lalieux à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "les régularisations depuis l'entrée en fonction de la ministre" (n° 9816)

01 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "de regularisaties sinds het aantreden van de minister" (nr. 9816)

 

01.01  Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, chers collègues, je vous remercie. Ma question sera très brève.

 

Madame la ministre, je ne reviens pas aujourd'hui sur la régularisation, étant donné que les rencontres bilatérales ont lieu cette semaine avec le premier ministre.

 

D'après les derniers chiffres du CGRA et les déclarations de l'ancien ministre chargé de cette problématique, M. Patrick Dewael, parues dans la presse francophone voici 15 jours, nous régularisons entre 10.000 et 11.000 personnes par an pour des motifs humanitaires.

 

Puisque M. Dewael parle de sa gestion des dossiers, je souhaiterais également connaître la vôtre. Madame la ministre, combien de personnes ont-elles été régularisées depuis votre entrée en fonction? Quels sont les critères précis sur lesquels le CGRA s'est basé pour régulariser ces personnes? In fine, madame la ministre, par critère, combien de personnes ont-elles été régularisées?

 

S'il est trop compliqué de citer tous les chiffres, vous pouvez simplement me communiquer votre tableau si vous en avez un. Je n'y vois naturellement aucun inconvénient.

 

01.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, madame Lalieux, l'Office des étrangers publie chaque année, en toute transparence, dans son rapport annuel, les statistiques sur le nombre d'étrangers dont le séjour a été régularisé pour motifs humanitaires. Les rapports annuels de l'Office des étrangers peuvent être consultés sur internet.

 

Pour toutes les matières qu'il gère, l'Office des étrangers tient des statistiques mensuelles et annuelles. Les compteurs ne sont pas remis à zéro lors de l'entrée en fonction d'un nouveau ministre. Comme j'ai maintenu les critères de régularisation de mon prédécesseur, il y a une continuité dans les chiffres. Pour l'année 2008, 8.369 personnes ont été régularisées. Que ce chiffre soit moins important que celui des années précédentes s'explique par le fait que les régularisations sur la base d'une procédure d'asile déraisonnablement longue sont devenues moins nombreuses. Ceci est la conséquence de la réforme de la procédure de l'asile et de la résorption de l'arriéré de l'asile au niveau du CGRA.

 

Ces chiffres ne laissent pas présager de la situation en 2009 parce que, cette année, il faut s'attendre à une augmentation de ces chiffres à la suite de la résorption de l'arriéré de la Commission permanente de recours des réfugiés. L'arriéré équivaut à environ 6.000 dossiers.

 

En ce qui concerne les critères précis à la base de ces régularisations, je présume une confusion dans l'énoncé de votre question, le CGRA n'ayant aucune compétence en matière de régularisation de séjour.

 

Les dossiers de régularisation pour motifs humanitaires relèvent de toute évidence de la compétence de l’Office des étrangers.

 

Comme je viens de l’indiquer, j’ai maintenu les critères de régularisation fixés par mon prédécesseur. Par conséquent, des personnes qui ont connu une procédure d’asile déraisonnablement longue – quatre ans pour des familles isolées sans enfants scolarisés ou trois ans pour des familles avec enfants scolarisés – devant les instances d’asile (le CGRA) peuvent obtenir un titre de séjour pour des motifs médicaux et des circonstances humanitaires urgentes.

 

Étant donné que les statistiques disponibles portent sur le nombre de décisions de régularisation par motif et le nombre de personnes concernées par la décision, je ne suis pas en mesure de vous communiquer le nombre de personnes régularisées par critère. Je puis cependant vous transmettre, par écrit, une ventilation selon le motif pour les 4.995 décisions favorables qui ont été prises et qui, pour rappel, concernent plus de 8.000 personnes.

 

01.03  Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, je remercie la ministre pour ces chiffres précis.

 

Dois-je déposer une question écrite pour obtenir la ventilation en question ou est-ce que la ministre me la fera parvenir?

 

01.04  Annemie Turtelboom, ministre: Nous vous l’enverrons par mail.

 

01.05  Karine Lalieux (PS): Je vous remercie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "het werkbezoek te Londen" (nr. 9661)

02 Question de M. Michel Doomst à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "sa visite de travail à Londres" (n° 9661)

 

02.01  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op dinsdag 18 november bent u op een interessant werkbezoek geweest in Londen. Naast het versterken van de samenwerking tegen illegale migratie, werd in Groot-Brittannië ook de nieuwe apparatuur voor identificatie, dataopslag en scanning gedemonstreerd.

 

Wat zijn de resultaten van dat werkbezoek?

 

Zullen er in de nabije toekomst concrete initiatieven worden genomen, naar aanleiding van de ervaringen daar, eventueel in overleg met andere landen van de Schengenzone?

 

Hebt u informatie over de kostprijs van de irisscanapparatuur?

 

02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de bedoeling van mijn bezoek aan het Verenigd Koninkrijk was de samenwerking tussen beide landen en de strijd tegen illegale migratie de versterken. België heeft immers te kampen met een grote migratiedruk van nationaliteiten die via ons land illegaal in Groot-Brittannië willen geraken. Het gaat dus om echte transitmigratie door personen die geen asiel willen vragen, die niet geïnteresseerd zijn in regularisatie en die ons land puur als transitland gebruiken.

 

Zo werden tijdens het eerste semester van 2008 1.653 Indiërs geïntercepteerd die op illegale wijze het Verenigd Koninkrijk wilden bereiken. Dat was een stijging van 60%, vergeleken met het eerste semester van 2007. Niet alleen Indiërs, maar ook Pakistanen, Afghanen en zogenaamde Palestijnen trekken door België naar Groot-Brittannië.

 

De aanpak van dit fenomeen legt een substantiële druk op de Belgische diensten. De politiediensten en de Dienst Vreemdelingenzaken investeren heel veel tijd, personeel en middelen in die intercepties. Groot-Brittannië blijft echter een aantrekkelijk land door zijn belangrijke minderhedengemeenschappen, bijvoorbeeld de Indische en de Pakistaanse, de afwezigheid van een identiteitskaart voor iedereen – die is nu geïntroduceerd, maar daarop kom ik zo dadelijk terug – en de mogelijkheden tot illegaal werk.

 

Daarom vond ik het noodzakelijk dat er aan Britse kant meer inspanningen werden gedaan om het werk van onze diensten te faciliteren, optimaliseren en compenseren. Op die manier creëren wij een win-winsituatie voor beide landen. Wij geven immers een sterk signaal aan de mensenhandelaars, de criminele organisaties en de illegale immigranten dat transit naar en binnenkomen in Groot-Brittannië steeds moeilijker wordt en niet loont.

 

Ik denk dat ik geslaagd ben in mijn opzet door met mijn collega Philip Woolas op een aantal concrete punten een overeenstemming te bereiken.

 

Zo heb ik bereikt dat België de Britse gegevensbank kan consulteren voor de identificatie van Indiërs op Belgisch grondgebied. Deze identificatie is noodzakelijk om documenten te verkrijgen met het oog op een terugkeer naar het land van oorsprong.

 

Op dit ogenblik werden reeds 30 gegevens overgemaakt en ik meen dat de volgende 220 nog deze week worden doorgestuurd. De bedoeling is dat zij nagaan of die vingerafdrukken in hun databank zitten. Indien dat het geval is, dan helpen zij ons met de identificatie.

 

Verder hebben we afgesproken dat Groot-Brittannië ons land zal helpen bij de terugkeer van moeilijk verwijderbare nationaliteiten door advies en facilitatie bij het sluiten van nieuwe readmissie-akkoorden. Een eerste vergadering werd vastgelegd in Brussel op 5 februari. Ons land heeft met bepaalde landen goede relaties, terwijl hun land dat met andere landen heeft. De bedoeling is om mekaar zo te helpen.

 

We zijn overeengekomen dat de Britse ordediensten transits van Belgische begeleide verwijderingen via Heathrow beter zullen omkaderen, net zoals de Belgische ambtenaren dat al doen op Zaventem. Dat was niet het geval op Heathrow. Op die manier kunnen we het aantal mensen dat terugkeert naar hun land van oorsprong via het Verenigd Koninkrijk doen stijgen.

 

Om deze afspraken verder te verfijnen en snel te kunnen omzetten in de praktijk, werd besloten om kort na de ministeriële ontmoeting een strategische vergadering van topambtenaren te organiseren. Deze ontmoetingen zullen niet eenmalig zijn, maar zullen op regelmatige tijdstippen plaatsvinden. Dit zal toelaten om de samenwerking te evalueren.

 

Daarnaast heb ik het initiatief van Groot-Brittannië om identiteitskaarten aan vreemdelingen af te leveren heel sterk toegejuicht. België is op dit moment een transitland omdat het Verenigd Koninkrijk een heel grote aantrekkingspool is omwille van het ontbreken van identiteitskaarten.

 

Groot-Brittannië is in november 2008 van start gegaan met de geleidelijke invoering van identiteitskaarten voor vreemdelingen. U weet dat privacy een groot discussiepunt is in Groot-Brittannië. Op die manier zal de enorme poolfactor die Groot-Brittannië is, worden weggenomen. Daarvan hebben wij immers het meeste last. Eens die factor weggenomen is, zal ook de druk op ons land afnemen.

 

Ik heb ook onderstreept dat de overheveling van de door Groot-Brittannië gebruikte technieken inzake biometrische identificatie en irisscan belangrijk zijn voor de grenscontrole. Wij doen dit trouwens ook al in Oostende.

 

Als lid van de Schengenzone hebben wij ons echter ingeschreven in een communautair proces. Een dergelijke maatregel kan enkel worden genomen en efficiënt zijn indien dit gebeurt in samenspraak met de andere landen uit de Schengenzone.

 

Bovendien lopen er op dat niveau al verschillende initiatieven. Op Europees niveau zal in 2009 het VIS - Visa Information System - worden geïntroduceerd. Andere voorstellen liggen nog ter discussie bij de Commissie, zoals het installeren van een Entry-Exit System, facilitatie voor bonafide reizigers en een elektronisch reisautorisatiesysteem.

 

Wij wachten de uitkomst van de studie door de Commissie af om eventuele voorstellen te formuleren.

 

Ten slotte, tijdens het bezoek aan de luchthaven van Heathrow werd een voorstelling gegeven van de irisscan. De kostprijs van deze apparatuur bedraagt 18.000 pond, ongeveer 25.000 euro. Het hele systeem zou 1,8 miljoen euro kosten.

 

Eens de passagier geregistreerd is, is het gebruik op Heathrow gratis. De registratie is vrijwillig, kan gebeuren op de luchthaven en neemt slechts vijf tot tien minuten in beslag.

 

02.03  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord.

 

Ik denk inderdaad dat met de invoering van identiteitskaarten voor vreemdelingen in Groot-Brittannië aan de essentie van het probleem wordt gewerkt. Ik hoop dat dit aan bod zal komen op de strategische vergaderingen die volgen en waarbij de hoge ambtenaren betrokken zullen zijn.

 

Had u het gevoel dat de verschillende technieken en controlemechanismen voldoende op mekaar zijn afgestemd? Werken wij op dat vlak ook voldoende congruent met Groot-Brittannië?

 

02.04 Minister Annemie Turtelboom: Er is een essentieel verschil, met name dat het Verenigd Koninkrijk een eiland is. Dat maakt natuurlijk dat zij hun buitengrenzen maximaal controleren en afschermen. Dat maakt de situatie in hun geval helemaal anders dan bijvoorbeeld in België.

 

Ik onderhoud heel nauwe contacten met mijn Britse, Franse, Nederlandse, Duitse en Luxemburgse collega’s omdat onze buurlanden essentieel zijn om hun migratieverhaal goed op te volgen op het terrein. Vaak moeten ook heel stomme praktische zaken worden gedeblokkeerd omdat men niet op de hoogte is.

 

Dat is de reden waarom ik dergelijke bezoeken heel interessant vind. We zullen zien wat het effect van bijvoorbeeld de vingerafdrukken zal zijn. Alle begin is moeilijk. Als wij elkaars databanken kunnen consulteren, zullen we de eerstkomende zes maanden nog geen resultaten boeken, maar misschien wel binnen twee jaar. Dat is waar we naartoe moeten werken.

 

02.05  Michel Doomst (CD&V): Ik dank u voor uw antwoord.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Questions jointes de

- M. Xavier Baeselen à la ministre de l'Intégration sociale, des Pensions et des Grandes villes sur "l'expulsion effective de dealers de drogues en situation illégale" (n° 9527)

- M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "la collaboration de la ville d'Anvers avec l'Office des étrangers" (n° 9557)

- Mme Sarah Smeyers à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "l'expulsion prioritaire des illégaux trafiquants de drogue" (n° 9586)

- M. Michel Doomst à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "l'accord entre la ville d'Anvers et l'Office des étrangers" (n° 9662)

03 Samengevoegde vragen van

- de heer Xavier Baeselen aan de minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden over "de effectieve uitwijzing van illegaal in het land verblijvende drugsdealers" (nr. 9527)

- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de samenwerking van de stad Antwerpen met de Dienst Vreemdelingenzaken" (nr. 9557)

- mevrouw Sarah Smeyers aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "de prioritaire uitwijzing van illegalen drugsdealers" (nr. 9586)

- de heer Michel Doomst aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "het akkoord tussen de stad Antwerpen en de Dienst Vreemdelingenzaken" (nr. 9662)

 

03.01  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, de stad Antwerpen heeft een overeenkomst afgesloten met de dienst Vreemdelingenzaken om mensen zonder geldige verblijfsvergunning die criminele feiten plegen en betrapt worden op het dealen van drugs in specifieke zones in de stad onmiddellijk het land uit te zetten. Blijkbaar bestaat er een gelijkaardige overeenkomst met de stad Charleroi.

 

Daarover wil ik u een aantal fundamentele vragen stellen. Wij hebben dat bericht gelezen maar wij kennen de details niet en hopen daarover vandaag wat meer duidelijkheid te krijgen.

 

Het is duidelijk dat die onmiddellijke uitwijzing met daadwerkelijke verwijdering van het grondgebied eigenlijk een soort straf is. Het gaat niet langer om een gewone administratieve maatregel. Het is mij niet duidelijk of er eerst een gerechtelijke uitspraak komt voor die maatregel wordt genomen.

 

Vandaar een aantal concrete vragen.

 

Ten eerste, u steunt blijkbaar een dergelijk beleid? Ik noem het een beleid à la tête du client, wanneer met bepaalde burgemeesters en bepaalde steden dergelijke overeenkomsten worden afgesloten om veel strenger op te treden tegen bepaalde vormen van criminaliteit dan in andere steden.

 

Ten tweede, wordt er op die manier geen ongeoorloofd onderscheid gemaakt op basis van woonplaats? Een persoon die een misdrijf begaat, zal blijkbaar op een andere manier behandeld worden naargelang van het feit of hij in de ene of de andere stad woont?

 

Ten derde, hoe zijn de betrokken misdrijven precies omschreven? Met andere woorden, om welke misdrijven gaat het wel of niet? Is dat heel duidelijk? Gaat het om zware criminaliteit? Gaat het om drugcriminaliteit? Gaat het om alle vormen van dealen van drugs en om alle vormen van illegaal drugbezit, of wordt er toch ergens een onderscheid in gemaakt?

 

Ten vierde, gaat men dan ook een systeem van snelrecht toepassen? Of verschijnen die mensen absoluut niet voor de rechter? Ik meen dat dit een cruciale vraag is. Als zij wel voor een rechter verschijnen, zijn er dan nog mogelijkheden om in beroep te gaan en zich grondig te verdedigen?

 

Ten vijfde en tot slot, wordt er bij het nemen van zulk een maatregel ook rekening gehouden met eventuele familiebanden, met studies, met de feitelijke integratie van de beschuldigde in onze samenleving?

 

Tot daar mijn concrete vragen.

 

03.02  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb eigenlijk dezelfde intro. De Antwerpse burgemeester, Patrick Janssens, heeft een akkoord met u en met de dienst Vreemdelingenzaken om drugdealers die hier illegaal verblijven onmiddellijk op te sluiten in een gesloten centrum en prioritair uit te wijzen. Eenzelfde maatregel geldt in Charleroi.

 

De maatregel past in het drugbestrijdingbeleid van de stad Antwerpen. Burgemeester Janssens rekent erop dat de uitwijzingsgarantie illegale daders zal afschrikken. Volgens u is een gericht uitwijzingsbeleid nodig om de overbevolking in de gesloten centra tegen te gaan.

 

Ik heb een viertal vragen voor u, mevrouw de minister.

 

Waarom gelden deze maatregelen enkel in Antwerpen en Charleroi? Zou het niet beter zijn met alle burgemeesters dergelijke overeenkomsten te sluiten? Wordt het probleem van die illegale drugdealers op die manier niet verplaatst naar andere steden en grootstedelijke gebieden? Waarom viseert men enkel drugdealers en geen andere illegale grote criminelen?

 

De maatregel wordt volgens u ook ingegeven door de overbevolking in gesloten centra. Ik vraag me dan ook af of het niet beter zou zijn in meer opvangplaatsen te voorzien in die gesloten centra en alle illegalen sneller te repatriëren zodat er een grotere doorstroming ontstaat in die gesloten centra.

Ik dank u alvast voor uw aandacht.

 

03.03  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, met wat hier voorligt, leggen we de vinger op de wonde. Vanuit de lokale praktijk stel ik vast dat we het niet makkelijk hebben om het verkeerde druggebruik aan te pakken. Het grote probleem, en de bron van alle ellende, is het aan banden leggen van de drugdealers die vanuit hun winstbejag tal van kettingen organiseren met alle rampzalige gevolgen vandien.

 

Ik ben dus ook nieuwsgierig naar wat er op dat vlak met Antwerpen is overeengekomen. Ik kan begrip opbrengen voor de Dienst Vreemdelingenzaken dat een stedelijk milieu dikwijls een mooie dekmantel is voor dergelijke dealerpraktijken. Inspanningen die men ter plaatse doet, worden eigenlijk lamgelegd als er geen gevolg aan wordt gegeven. Graag verneem ik meer over de inhoud van het akkoord. Ik wil ook de wens uiten om alle deuren open te gooien om dit ook voor andere steden en gemeenten mogelijk te maken.

 

03.04  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, je vous prie d'excuser mon retard, car je siégeais en commission de la Justice.

 

Madame la ministre, ce dossier révélé par la presse flamande se faisait l'écho d'un accord intervenu entre certaines villes, notamment celle d'Anvers, et vos services quant à l'enfermement immédiat et l'expulsion prioritaire d'un certain nombre d'illégaux arrêtés par la police pour des trafics de stupéfiants, mesure avec laquelle je suis fondamentalement d'accord.

 

Si des personnes en situation irrégulière reçoivent des ordres de quitter le territoire et, de plus, commettent des délits sur le territoire national, il me semble logique et prioritaire de procéder à l'expulsion de ces personnes qui ne devraient plus se trouver sur le territoire national.

 

Je voulais donc connaître la nature de cet accord. De quand date-t-il? Y a-t-il des précédents de cette affaire à Anvers? Depuis lors, d'autres dossiers du même type ont-ils été ouverts? De quand datent-ils?

 

Quelles sont les instructions concrètes données à la police, qui arrête des personnes en possession d'un ordre de quitter le territoire et qui ont été prises en flagrant délit d'infraction? Il m'arrive personnellement d'être en contact avec des policiers qui mettent la main sur des personnes qui ont l'ordre de quitter le territoire. La logique voudrait que la mesure soit exécutée ou alors il ne faudrait plus délivrer de tels ordres. À partir du moment où des ordres de quitter le territoire sont délivrés, la sanction devrait être appliquée! Or, ce n'est pas toujours le cas! Si les forces de l'ordre sont amenées à constater la présence sur le territoire de personnes qui ne doivent pas y être, la machine d'État doit, alors, se mettre en route et l'ordre d'expulsion doit être exécuté. Combien d'ordres de quitter le territoire ont-ils été délivrés depuis janvier 2008?

 

J'ignore si vous êtes déjà en mesure de répondre à cette question.

 

Combien d'expulsions forcées ont-elles été exécutées depuis janvier 2008? On entend beaucoup de chiffres sur le nombre de demandeurs d'asile, sur la nécessité de créer des places d'accueil d'urgence. Il serait intéressant de disposer de chiffres sur le nombre d'exécutions d'ordres de quitter le territoire. Dans une politique d'immigration, une politique d'asile, il y a toujours deux volets: d'une part, l'accueil et, d'autre part, l'expulsion si on n'a plus l'autorisation de séjourner sur le territoire.

 

03.05 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, het is logisch dat de politiediensten en de gesloten centra hun werking op elkaar afstemmen. Het zou weinig zinvol zijn dat bepaalde politiezones op regelmatige basis mensen die illegaal op ons grondgebied verblijven, opsporen, terwijl er voor die mensen geen plaats zou zijn in de centra.

 

Ongeveer een jaar geleden zijn er al afspraken gemaakt tussen de dienst Vreemdelingenzaken en Charleroi. Op 21 november 2008 heeft ook DVZ met Antwerpen de afspraak gemaakt om twee plaatsen per werkdag vrij te houden. Dat zijn eenvoudige mondelinge werkafspraken. Hoe de betrokken steden die plaatsen invullen, is hun bevoegdheid; dat kan zijn voor drugsdealers, andere misdadigers of gewoon voor mensen die zich illegaal op ons grondgebied bevinden. Dit laatste punt is uiteindelijk het enige dat voor de dienst Vreemdelingenzaken geldt.

 

Het gaat hier niet om een gunstregime of om een beleid “à la tête du client”. Wij staan altijd open om ook met andere politiezones werkafspraken te maken met DVZ, om de controles die men doet ten aanzien van illegalen op hun grondgebied of in hun stad en het aantal vrijplaatsen in de centra, zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. Trouwens, dat er bepaalde werkafspraken worden gemaakt met bepaalde politiezones, betekent natuurlijk absoluut niet dat er geen plaatsen meer zijn in de gesloten centra. Het gaat voor een stuk om de optimalisering van het beleid van een bepaalde stad en van de manier waarop de dienst Vreemdelingenzaken dit beleid kan faciliteren.

 

Het is dus weinig waarschijnlijk dat door deze eenvoudige afspraken het probleem van mensen die illegaal zijn of van illegale drugsdealers zou verschuiven naar andere steden.

 

Deze zomer heb ik hetzelfde gedaan met de stad Oostende. Ik verwijs naar de vorige vraag van Michel Doomst over de opstoot van illegaliteit in Oostende door de transitmigratie. Wij hebben toen een aantal specifieke werkafspraken gemaakt met de stad Oostende. U doet sommige acties omdat er teveel overlast was in de stad en wij houden op dat moment plaatsen vrij in de gesloten centra. Wij hebben op die manier hetzelfde gedaan met de stad Oostende.

 

Ik ben zeer sterk vragende partij om met zoveel mogelijk steden dergelijke afspraken te kunnen maken. Het zijn mondelinge werkafspraken. Dat wordt uiteraard geëvalueerd. Als wij op een bepaald ogenblik zouden merken dat die twee plaatsen, die wij nu voor de stad Antwerpen vrijhouden, altijd leeg blijven, dan gaan wij om evidente redenen die werkafspraken herzien. Blijkt manifest elke keer dat het te weinig is, dan gaan wij het ook herzien.

 

Mijn administratie wil een zo goed mogelijke invulling van de plaatsen in de gesloten centra. De nodige inspanningen worden onophoudelijk geleverd om het verblijf in de centra zo kort mogelijk te houden en de terugkeer naar het land van oorsprong zo snel mogelijk uit te voeren omdat dat het meest menselijke is voor de personen zelf.

 

En ce qui concerne la question concrète de M. Baeselen, le nombre total d'ordres de quitter le territoire délivrés en 2008 sera disponible au plus tôt à la fin du mois de janvier. Comme déjà signalé, environ 17.000 ordres de quitter le territoire ont été délivrés durant les dix premiers mois de l'année 2008 et plus de 5.000 éloignements forcés ont été réalisés durant toute l'année 2008. Ce chiffre ne tient évidemment pas compte des personnes dont le rapatriement s'est fait sur une base volontaire.

 

Ik kan er ten slotte ook aan herinneren dat een gedwongen verwijdering een administratieve maatregel is die in de wet is voorzien voor iedere persoon die illegaal op ons grondgebied is. Men moet dus eigenlijk geen ander misdrijf begaan hebben dan het feit dat men hier illegaal is voor men teruggestuurd kan worden naar het land van oorsprong. Indien de betrokkene familiebanden heeft met een Belg of een vreemdeling met legaal verblijf of als hij hier studeert, kan hij uiteraard een verblijfsaanvraag indienen. De feitelijke integratie zal dan mee in overweging worden genomen.

 

Ik wou daar nog één ding aan toevoegen. U vroeg of men niet eerst veroordeeld moet zijn. De stad Antwerpen heeft afspraken gemaakt met Justitie. Het is uiteraard aan de minister van Justitie om concreet in te gaan op die werkafspraken. Ik ga hier alleen in op de vraag hoe wij de politiek van een stad maximaal kunnen faciliteren als iemand hier illegaal is, uiteraard binnen onze wetgeving en alle keuzes die wij als wetgever maken.

 

03.06  Xavier Baeselen (MR): Je remercie la ministre pour ses réponses et pour les chiffres fournis. Je l'ai dit en introduction de ma question: la politique d'asile, c'est en partie l'accueil. Le gouvernement s'est penché récemment sur la question de l'accueil d'urgence des demandeurs d'asile. Il faut à la fois créer des places pour accueillir les personnes durant le temps nécessaire à l'examen de leur demande et donner l'asile aux personnes se trouvant dans les conditions prévues par la loi. Mais la politique d'asile, c'est aussi le retour volontaire et l'expulsion forcée quand ils s'avèrent nécessaires. Je note que, pour les dix premiers mois de l'année, environ 14.000 ordres de quitter le territoire ont été délivrés en Belgique. Nous avons eu 5.000 retours forcés, et des retours volontaires pour lesquels on ne dispose pas de chiffres exacts à cette date. Lorsque la police arrête sur le terrain des personnes porteuses d'un ordre de quitter le territoire, l'État et les forces de l'ordre doivent avoir le sentiment que les choses suivent. Les protocoles d'accord conclus me semblent donc tout à fait logiques et ne doivent pas nécessairement être dénoncés.

 

03.07  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. U bent niet echt diep ingegaan op het juridisch aspect. Ik had de vraag oorspronkelijk aan de minister van Justitie gesteld omwille van de juridische aspecten van de hele zaak. Eigenlijk worden illegale vreemdelingen op twee manieren behandeld. Diegenen die verdacht of beschuldigd worden van een crimineel feit krijgen prioriteit om uitgewezen te worden. Eigenlijk zou er gerechtelijke toetsing moeten zijn om na te gaan of de feiten waarvan men beschuldigd wordt ook bewezen zijn. Men kan natuurlijk mensen oppakken en misschien zullen in 90% of 95% van de gevallen de feiten achteraf ook bewezen worden, maar wie zegt dat iedereen die opgepakt is en illegaal hier is ook die feiten heeft gepleegd? Eigenlijk is er geen rechterlijke toetsing en toch gaan mensen wanneer ze opgepakt worden terechtkomen in het systeem van de heel snelle, prioritaire uitwijzing terwijl dat bij anderen niet het geval is. Ik kan er begrip voor opbrengen dat als illegalen opgepakt worden men daar de nodige gevolgen aan moet geven. Als men dat echter doet op basis van het criterium dat men een misdrijf heeft gepleegd moet dat natuurlijk echter ook bewezen zijn. Dat zal uiteraard pas bewezen zijn als er een rechterlijke uitspraak is. Dat vind ik dus toch een delicaat punt in heel de operatie.

 

03.08  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. U zegt dat u bereid bent om met andere steden dezelfde overeenkomst te sluiten. Dat is een goed idee maar ik vrees dat er dan wel een nijpend tekort aan plaatsen zal zijn. Zie ik dat soms verkeerd? Als iedere stad twee of meer plaatsen per dag voorbehouden krijgt, dan denk ik dat er geen andere illegalen meer moeten opgevangen worden. Voor de rest vind ik het natuurlijk een zeer goede maatregel om de drugsproblematiek die er is aan te pakken.

 

03.09  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, bedankt voor het antwoord. Het is goed dat u de hand ook naar andere steden en gemeenten uitsteekt. Ik weet alleen niet of ze uw hand genoeg voelen. U zegt dat we wachten op initiatieven. In die zin is het misschien goed als ook vanuit de DVZ de hand nog eens gereikt wordt om te zeggen wat er kan. Men weet wel ongeveer waar het dealprobleem zich vooral situeert. Met die dealcentra kan dan in eerste orde een afspraak worden gemaakt. Wij hebben in elk geval het aanvoelen dat men ongeveer wel weet waar de dealklepels hangen.

 

03.10 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, nog een kleine aanvulling bij wat collega Van Hecke zegt. Het punt is natuurlijk dat voor ons het feit dat iemand illegaal op het grondgebied is de reden is voor het terugsturen. De toetsing gebeurt bij mijn administratie niet op het juridische luik. Als men bij wijze van spreken bij mijn administratie een illegale drugsdealer aanbrengt, dan gaat men die nooit naar een gesloten centrum brengen. De toetssteen voor mijn administratie is of men hier legaal of illegaal is.

 

Het samenwerkingsakkoord met Oostende bijvoorbeeld is geconcentreerd op de transitmigratie. Wat doen we met de stad Antwerpen? Kiest de stad Antwerpen als prioriteit drugs als een andere stad als prioriteit prostitutie neemt? Dat is dan de autonomie van de lokale burgemeester en de lokale politie. Voor mijn administratie is het criterium echter of men hier legaal dan wel illegaal is. Het criterium voor mijn administratie is niet of iemand bepaalde feiten heeft gepleegd of niet. Het is niet zo dat ik bewust minder op dat punt ben ingegaan, dit is gewoon de enig mogelijke lijn die mijn administratie kan volgen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de Mme Zoé Genot à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "l'accès à l'aide juridique dans les centres fermés" (n° 9743)

04 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "de toegang tot rechtsbijstand in de gesloten centra" (nr. 9743)

 

Le président: Madame Genot, j'ai annoncé votre question en luxembourgeois. C'est une minorité oubliée en Belgique. Or, je sais que vous aimez les minorités et j'espère que vous m'aiderez un jour à défendre celle-ci!

 

04.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, vous ne pouvez l'ignorer, l'article 23 de la Constitution belge garantit le droit de mener une vie conforme à la dignité humaine. Les droits sociaux qui sont protégés par cet article comprennent entre autres le droit à l'assistance juridique.

 

Ce droit à l'aide juridique est d'autant plus important dans le contexte de la détention où le risque de porter atteinte aux droits de l'homme est plus élevé. En effet, l'étranger en centre fermé est détenu sur décision administrative sans contrôle juridictionnel automatique. S'il n'est pas suffisamment informé de ses droits, il peut se retrouver dans un "no man's land" juridique: détenu par l'administration, sans assistance extérieure, attendant simplement son expulsion.

 

Il n'existe cependant pas de texte concernant l'organisation concrète de cette aide juridique, ni sur les informations qui doivent être transmises aux détenus, ni sur les décisions qui doivent être envoyées aux avocats, ni sur les modalités et les délais de désignation. Chaque centre fermé organise donc comme il l'entend l'aide juridique en collaboration avec le barreau le plus proche.

 

Une petite dizaine d'associations qui, dans le cadre de leurs activités, sont régulièrement amenées à visiter les centres fermés de notre pays viennent de publier un rapport qui présente un état des lieux de la situation de l'aide juridique dans ces centres. À la lecture de ce rapport, un constat inquiétant s'impose: l'accès à l'aide juridique est loin d'être garanti!

 

À chaque fois que je me rends en centre fermé, je demande aux gens depuis combien de temps ils sont là et s'ils ont déjà vu leur avocat. En général, ils ne l'ont jamais vu. Certains ont eu un contact téléphonique avec lui et ce ne sont que les plus chanceux qui ont vu leur avocat prendre en main leur dossier. Il arrive très régulièrement que sur trois personnes dans la même situation, deux d'entre elles sortent grâce à l'intervention de leur avocat en chambre du conseil tandis que la troisième, moins chanceuse, ne sort pas car son avocat était moins dynamique. Cet accès à l'aide juridique est problématique. Pourtant, il conditionne vraiment la procédure qui leur sera appliquée.

 

Madame la ministre, comme je ne doute pas que vous ayez lu ce rapport et étudié très attentivement les recommandations qu'il émet, je souhaiterais vous poser les questions suivantes.

 

En ce qui concerne l'introduction de plaintes par les personnes détenues, le rapport recommande d'adapter l'arrêté royal du 2 août 2002 et l'arrêté ministériel du 23 septembre 2002 en vue de prévoir les aménagements suivants:

- rendre moins strictes les conditions de recevabilité d'une plainte;

- allonger le délai pour l'introduction d'une plainte et faciliter la procédure d'introduction d'une plainte;

- permettre que les avocats puissent introduire une plainte au nom de leur client et puissent être entendus par la Commission.

 

Envisagez-vous de faire ces adaptations? Si oui, dans quel délai?

 

Le rapport vous demande aussi d'inscrire dans l'arrêté royal du 2 août 2002:

- l'obligation pour le personnel des centres fermés de s'assurer que tout nouvel étranger bénéficie, dès le premier jour de sa détention, de l'assistance effective d'un avocat;

- la définition des missions du service social des centres fermés afin de la rendre conforme à la déontologie des travailleurs sociaux;

- le droit des ONG à visiter et à soutenir, dans leurs démarches juridiques et administratives, les étrangers détenus en centres fermés.

 

Comptez-vous adapter l'arrêté royal en ce sens? Si oui, dans quel délai?

 

Le rapport met en évidence l'absence de texte concernant l'organisation concrète de l'aide juridique, d'informations devant être transmises aux détenus, de délais de transmission, de décisions devant être envoyées aux avocats, de modalités et de délais de désignation. Comptez-vous prendre un arrêté qui réponde à ces différents points et dans quel délai ?

 

Le rapport recommande d'adapter les articles 71 et 72 de la loi du 15 décembre 1980 pour réformer la procédure de requête de mise en liberté devant la chambre du conseil, de sorte que:

- le contrôle par la chambre du conseil des décisions de privation de liberté des étrangers prises par l'Office des étrangers soit un contrôle de légalité, d'opportunité et de proportionnalité;

- ce contrôle soit automatique;

- ce recours soit suspensif de l'ordre de quitter le territoire, conformément à la jurisprudence "Thabita" de la Cour européenne des droits de l'homme.

Comptez-vous soumettre au parlement un projet de loi procédant à ces adaptations? Si oui, dans quel délai?

 

Le rapport recommande de confier l'accompagnement social des personnes détenues en centre fermé, y compris les tâches relatives à l'accès au système de l'aide juridique, à des assistants sociaux qui soient statutairement indépendants de l'Office des étrangers et dépendants du SPF Intégration sociale. Que pensez-vous de cette adaptation?

 

04.02  Annemie Turtelboom, ministre: Chère collègue, le secrétariat permanent traite les plaintes et contrôle les conditions de recevabilité. Je n'ai pas l'intention de changer ces conditions. Allonger le délai de cinq jours pour l'introduction de la plainte n'apporte presque rien, la plupart des plaignants formulant leur plainte immédiatement après les faits, lorsqu'ils s'en souviennent le mieux. De plus, cela permet une procédure rapide.

 

En ce qui concerne l'emploi des langues, je ne vois pas de raison de changer la situation actuelle, étant donné que  chaque plaignant peut introduire une plainte, soit dans une des langues nationales officielles belges, soit dans sa langue maternelle.

 

Quant à la possibilité pour des avocats d'introduire une plainte au nom de leur client, mon prédécesseur M. Dewael en avait décidé ainsi. Je n'ai pas l'intention de revenir sur ce point.

 

Dans le cas où une permanence est organisée dans le centre par le secrétariat permanent, la plainte est remise par l'occupant qui introduit la plainte auprès du collaborateur du secrétariat permanent. Si la plainte ne peut pas  être déposée pendant une permanence, celle-ci est transmise au secrétariat permanent, à la demande de l'occupant, par l'intermédiaire du directeur du centre.

 

Plusieurs dispositions de l'arrêté royal du 2 août 2002 ont été partiellement annulées par un arrêt du Conseil d'État du 10 décembre 2008. Cet arrêté royal devra dès lors être mis en conformité le plus rapidement possible avec l'arrêt du Conseil d'État. À cette occasion, les propositions de rapport modifiant l'arrêté seront également évaluées. Il n'est en tout cas pas recommandé de donner automatiquement à toute ONG le droit d'accéder au centre. Le système actuel qui permet aux ONG d'accéder au centre moyennant l'autorisation du ministre ou du directeur général est assez largement utilisé. Une vingtaine d'ONG ont obtenu cette autorisation.

 

L’Office des étrangers prend les mesures nécessaires pour s’assurer que leur droit à l’aide juridique est effectivement respecté. Ainsi, plusieurs brochures d’information éditées dans les langues les plus courantes ont été distribuées et des DVD ont été diffusés. Une adaptation de la loi est également prévue prochainement afin de porter le délai de recours en extrême urgence à cinq jours calendrier au lieu de 24 heures. Les étrangers maintenus disposeront donc d’au moins cinq jours ouvrables pour contacter un avocat qui pourra préparer leur défense.

 

J’insiste sur le fait que l’Office des étrangers respecte toujours les règles légales générales en matière de motivation et de notification des décisions. La possibilité d’introduire un recours et le délai pour son introduction sont toujours mentionnés dans la décision. Du reste, la mise en œuvre concrète de l’assistance juridique relève de la responsabilité des avocats. Une modification de l’arrêté royal à ce sujet ne s’avère donc pas nécessaire dans l’immédiat. En toute hypothèse, ce point sera examiné et repris dans la modification prévue de l’arrêté royal de 2002.

 

En ce qui concerne les articles 71 et 72 de la loi de 1980, nous vous renvoyons à la récente directive Retour qui permet un maintien de 18 mois, au lieu de cinq actuellement, moyennant la possibilité d’une révision judiciaire. Dans un premier temps, la procédure de recours des articles 71 et 72 sera évaluée à la lumière de cette directive qui doit être transposée dans la loi d’ici fin décembre 2010. Éventuellement, il peut également être tenu compte des observations reprises dans le rapport.

 

En ce qui concerne l’accompagnement social des personnes détenues, les assistants sociaux actuels attachés à l’Office des étrangers remplissent parfaitement cette tâche. De plus, ils maîtrisent mieux la situation spécifique des centres fermés et les problèmes des résidents que des assistants sociaux indépendants de l’Office des étrangers. En outre, les étrangers peuvent toujours demander l’assistance des différentes ONG qui ont un droit de visite.

 

04.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je suis quelque peu déçue par la réponse de la ministre parce que ce rapport est l’occasion de mener une réflexion. On sait qu’il n’est déjà pas facile, pour le citoyen, de faire valoir ses droits. Alors, imaginons les problèmes que rencontrent des étrangers qui viennent de descendre de leur avion, sont en détention, ne peuvent voir personne et peuvent seulement essayer de joindre par téléphone l’avocat qu’on leur a désigné qui, bien souvent, n’a pas du tout envie de s’occuper de leur cas?

 

Il s'agit d'un problème de droit important. J'espère que le fait de parler de cette modification de cet arrêté royal de 2002 permettra une réflexion en profondeur afin de garantir un droit à une véritable aide juridique. Il est inacceptable à mes yeux que, dans des centres, on avoue que certaines personnes n'ont jamais vu d'aide, que certains dossiers ne sont pas réellement suivis, voire que certains sans-papiers restent sans statut et sans demande d'asile, et ce à cause d'un problème juridique.

 

C'est en partie aussi de la responsabilité de la Justice. C'est pourquoi j'interrogerai également votre collègue M. De Clerck quant à l'aspect judiciaire. Le problème mériterait une réflexion en profondeur de votre part.

 

Par contre, je suis franchement fâchée à vous entendre parler de maintien de 18 mois selon la directive Retour. Je dispose ici de certaines de vos réponses parlementaires en cette commission: elles indiquent clairement que, malgré la directive Retour autorisant une détention de 18 mois, la Belgique n'irait pas dans ce sens. J'espère donc que cette position n'a pas changé.

 

04.04  Annemie Turtelboom, ministre: C'est vrai et je le confirme: je n'ai pas l'intention de prolonger la période de détention en centre fermé. Cela ne sert à rien.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "het onderzoek naar de Belgiëroute" (nr. 9585)

05 Question de Mme Sarah Smeyers à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "l'enquête à propos de la filière belge" (n° 9585)

 

05.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de minister, de Nederlandse Immigratie- en Naturalisatiedienst, IND, voert op dit moment een onderzoek uit naar de zogenaamde Belgiëroute, het systeem dat door veel gezinsherenigers wordt gebruikt om de Nederlandse regelgeving inzake gezinshereniging te omzeilen.

 

Die gezinsherenigers verhuizen tijdelijk naar België, laten hun familie naar België overkomen en verhuizen daarna samen opnieuw naar Nederland. Hun doel daarbij is de Nederlandse regels op gezinshereniging te omzeilen, omdat de meer soepele Europese regels dan van toepassing zijn.

 

Volgens de Nederlandse staatssecretaris Albayrak steeg het aantal gevallen van dergelijke constructie via de Belgiëroute tussen 2005 en 2007 met ongeveer 140 gevallen. Het systeem zit dus duidelijk in de lift.

 

Hoe zit het systeem juridisch precies in elkaar? Kan het correct worden toegepast? Kan de federale overheid iets doen om dat tegen te gaan? Kan zij andere maatregelen nemen met betrekking tot de criteria voor gezinshereniging?

 

Werd de federale overheid al gecontacteerd door de Nederlandse Immigratiedienst met betrekking tot dat onderzoek? Zijn er contacten met de Nederlandse overheid om het systeem te bestrijden?

 

Bent u voorstander van een oplossing op Europees niveau om de problematiek ten gronde te bestrijden? Zal de hele regering initiatieven nemen om een dergelijke oplossing uit te werken?

 

05.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, collega’s, er bestaan drie verschillende vormen van gezinshereniging met eigen procedureregels.

 

Een eerste vorm is de gezinshereniging met een onderdaan van een land dat niet behoort tot de Europese Unie. De Europese richtlijn 2003/86 regelt die vorm van gezinshereniging.

 

Een tweede vorm is de gezinshereniging met een burger van de EU die gebruik heeft gemaakt van zijn recht op vrij verkeer, een van de basispijlers van Europa, en aldus verblijft in een andere EU-lidstaat dan dewelke waarvan hij zelf onderdaan is. Die gezinshereniging wordt geregeld door richtlijn 2004/38 van 29 april 2004.

 

Een derde vorm is de gezinshereniging met een burger van de EU die verblijft in zijn eigen land, namelijk een nationale onderdaan. Hiervoor bestaat geen enkele Europese reglementering. Elke lidstaat kan zelf de regels bepalen.

 

Zo hebben Nederland en Duitsland bijzonder strenge regels voor de gezinshereniging met hun eigen onderdanen. De voorwaarden voor de gezinshereniging met een Nederlander of een Duitser die in zijn eigen land verblijft, zijn zelfs strenger dan de Europese regels voor een gezinshereniging met een EU-burger die in een andere lidstaat verblijft. Het gevolg hiervan is dat de Nederlanders en Duitsers die gehuwd zijn met een vreemdeling, die strenge regels proberen te omzeilen door zich een tijdje pro forma te vestigen in andere lidstaten, bijvoorbeeld België. Op die manier kan de vreemde echtgenoot aanspraak maken op de regels voor de gezinshereniging met een EU-burger die in een andere lidstaat verblijft. Bovendien kan het koppel gemakkelijk terugkeren naar Nederland, dat zich niet meer kan beroepen op de strengere nationale regels om het verblijf van de echtgenoten te weigeren. Zo ontstaat het fenomeen dat de Belgiëroute wordt genoemd.

 

Ik hamer er wel op dat het geen exclusief fenomeen betreft. De routes bestaan tussen Nederland en België, maar er zijn evengoed dergelijke routes tussen andere Europese landen. U zult mij dus altijd horen zeggen dat het enige niveau waar het probleem fundamenteel en op lange termijn opgelost kan worden, het Europees niveau is. Wij hebben wel de Belgiëroute, maar tussen Duitsland en Nederland bestaat er ook zo’n route, terwijl die niet bestaat tussen Duitsland en België. Zolang er geen volledige uniformiteit is tussen alle Europese landen, zullen die routes blijven bestaan.

 

Wat de mogelijke maatregelen betreft, België is verplicht de richtlijnen met betrekking tot het vrij verkeer van EU-burgers te respecteren. Het vrij verkeer is trouwens een van de basispijlers van Europa. Aan Nederlanders en hun familieleden die zich in België willen vestigen, moet een verblijfrecht op grond van de richtlijn worden toegekend. Zoals steeds zal een verblijfsvergunning enkel worden toegekend aan de niet-EU-familieleden na onderzoek van het dossier door de dienst Vreemdelingenzaken en na een effectieve woonstcontrole.

 

Aangezien Nederland de verschillende behandeling heeft ingevoerd voor de gezinshereniging met een eigen onderdaan enerzijds en de gezinshereniging met een andere EU-burger die in Nederland verblijft anderzijds, is er sprake van omgekeerde discriminatie. De Belgische Grondwet verbiedt een dergelijke discriminatie.

 

Wat betreft uw vraag naar het contact met de Nederlandse diensten, mijn diensten worden op de hoogte gesteld van het onderzoek uitgevoerd door de IND, de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Tijdens de afgelopen maanden hebben, zoals gebruikelijk, verschillende vergaderingen plaatsgevonden tussen de Belgische en Nederlandse diensten. Die resulteerden in een strengere controle op fraude, meer bepaald op het gebruik van nepadressen en valse werkgeversattesten.

 

De kwestie van het vrij verkeer van familieleden van EU-onderdanen is in september 2008, als gevolg van het arrest van het Europees Hof van Justitie in de zaak-Metock, ook aangehaald op de JBZ-raad, de Europese Ministerraad voor ministers van Justitie, Binnenlandse Zaken en Migratie.

 

Ik moet zeggen dat wij op elke Europese Ministerraad op voorhand een vergadering met de collega's van Nederland en Luxemburg hebben. Ik werk heel nauw samen met mijn collega staatssecretaris Albayrak uit Nederland, zeker ook in dit dossier dat ons beiden na aan het hart ligt. Wij hebben dat trouwens ook beiden aangehaald op de JBZ-raad in september 2008.

 

Het arrest herinnert de lidstaten, in dit geval Ierland, eraan dat zij geen andere voorwaarden kunnen opleggen aan de uitoefening van het recht op vrij verkeer en verblijf dan deze die zijn vastgelegd in de richtlijn van 2004/38. Meerdere lidstaten hebben toen op de JBZ-raad aangehaald dat zij worden geconfronteerd met misbruiken zoals het fenomeen van de Belgiëroute.

 

Ik herhaal nogmaals dat er in Europa veel van dergelijke routes zijn. Er zijn toen verschillende pistes aangereikt om hiertegen te kunnen optreden. De meest radicale piste was een herziening van de richtlijn 2004/38 en de verstrenging van de voorwaarden voor de gezinshereniging. Gezien het recente arrest en de positie van het Europees Parlement is deze optie op dit ogenblik niet haalbaar.

 

Wat hebben mijn Nederlandse collega en ikzelf dan gevraagd? Wij hebben aan de commissie een evaluatie van de omzetting van deze richtlijn gevraagd. De commissie is daarop ook ingegaan. Op basis daarvan zou de commissie dan aanbevelingen doen over de problematiek van het misbruik van rechten. De raad wacht dus op deze studie om te zien of nieuwe maatregelen in de strijd tegen het oneigenlijk gebruik van wettelijke procedures zullen worden genomen.

 

Men zit hier echter in het spanningsveld tussen het vrij verkeer van personen, dat een van de basispijlers van Europa is, en de bestrijding van fraude. Het kan absoluut niet de bedoeling zijn dat een Nederlander die omwille van een fiscaal gunstig regime in Antwerpen komt wonen zich niet mag herenigen met de liefde van zijn leven. Ik denk dat dat zeer onrechtvaardig zou zijn.

 

Ik ben de eerste om te zeggen dat wij moeten strijden tegen de fraude. Dat is ook de reden waarom zowel mijn collega als ikzelf dit dossier heel nauw volgen op de Europese Ministerraad.

 

05.03  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Uiteraard mag een hereniging met de liefde van zijn leven niet worden verhinderd. Daarover gaat het ook niet.

 

Ik ben blij dat u samen met veel anderen pleit voor een uniforme Europese regel. Dat is ook de enige manier om dat tegen te gaan. Ik weet ook dat er allerlei routes zijn. Alle regels die strenger zijn dan de Europese regels zullen wel via een of andere route worden omzeild. Het probleem moet globaal worden aangepakt.

 

Er moet een evenwicht worden gezocht tussen het vrij verkeer, dat inderdaad een zeer belangrijke pijler van het verenigd Europa is, en de richtlijn.

 

Ik merk dat u dit ter harte neemt en dat u regelmatig contacten ter zake hebt. Dat doet mij plezier. Dat getuigt van goede wil. Ik hoop dan ook dat er daadwerkelijk iets uit de bus komt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Sarah Smeyers aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "de bespreking van het migratiedossier op het kernkabinet" (nr. 9587)

- mevrouw Sarah Smeyers aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "het huidige regularisatiebeleid" (nr. 10047)

06 Questions jointes de

- Mme Sarah Smeyers à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "l'examen du dossier migration par le conseil des ministres restreint" (n° 9587)

- Mme Sarah Smeyers à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "la politique de régularisation actuelle" (n° 10047)

 

06.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, eigenlijk gaat het om een en dezelfde vraag.

 

Mevrouw de minister, het regularisatiebeleid van de regering-Leterme en de huidige regering-Van Rompuy of liever het gebrek aan regularisatiebeleid, werd herhaaldelijk, onder andere ook door mij, onder vuur genomen. Het ging dan in het bijzonder over het uitblijven van uw circulaire met de regularisatiecriteria.

 

Door de blijvende onenigheid in de regering met betrekking tot deze criteria, leven op dit moment duizenden mensen in onzekerheid over de rechtmatigheid van hun verblijf. U antwoordde op een van mijn vorige vragen dat er momenteel wel degelijk nog een regularisatiebeleid gevoerd wordt door de dienst Vreemdelingenzaken, namelijk op basis van de huidige, oude, bestaande criteria.

 

Naar aanleiding daarvan denk ik aan één concreet geval dat volgens mij op vele gevallen van toepassing is. Dat is dan ook mijn vraag. Het is een getuigenis van een jonge Iraniër die reeds acht jaar op het grondgebied verblijft, die een masterdiploma heeft behaald, maar die bij gebrek aan papieren niet kan beginnen werken. Zijn regularisatieaanvraag loopt reeds meer dan drie jaar en werd naar verluidt bevroren door DVZ met de motivatie dat hij, eens er een circulaire zou zijn, wellicht in aanmerking zou komen voor regularisatie volgens de nieuwe criteria. Die criteria laten echter op zich wachten.

 

Enerzijds worden er dus geen mensen uitgewezen omdat ze kunnen voldoen aan eventuele nieuwe regularisatiecriteria. Anderzijds krijgen deze mensen geen verblijfsdocumenten omdat die nieuwe criteria er nog steeds niet zijn. Die mensen worden dus eigenlijk aan hun lot overgelaten, zonder papieren, zonder rechten en zeker zonder rechtszekerheid. Dat is in tegenspraak met uw beweringen van destijds dat er wel degelijk een regularisatiebeleid gevoerd wordt.

 

Mevrouw de minister, ik weet dat u wel degelijk moeite doet om die circulaire erdoor te krijgen, maar dat het binnen de regering blijkbaar nog steeds moeilijk ligt. Vandaar mijn vragen.

 

Kunt u bevestigen dat het in bepaalde regularisatiedossiers het geval is dat er een uitspraak wordt uitgesteld, wellicht soms met goede bedoelingen? Is dat dan niet in tegenspraak met de bewering die u destijds deed?

 

Wat moeten betrokkenen doen in afwachting van de definitieve beslissing over hun aanvraag?

 

Ten slotte, wanneer meent u een einde te kunnen maken aan deze onzekerheid? Wanneer kan met andere woorden die circulaire verwacht worden?

 

06.02 Minister Annemie Turtelboom: Ten eerste, wijs ik erop dat wij elke dag beleid voeren. Elk jaar regulariseren wij 9.000 tot 12.000 mensen, wij voeren een verwijderingsbeleid, wij geven visa voor gezinsherenigingen en voor studenten. Wij sluiten ook heel regelmatig nieuwe readmissieakkoorden, en kinderen worden niet meer opgesloten in gesloten centra maar worden ondergebracht in open huizen. Ik wil benadrukken dat wij het tweede land zijn in Europa dat dit doet en dat wij ter zake een voortrekkersrol spelen. Er is een investeringsprogramma van 1 miljoen euro voor de humanisering van de gesloten centra en wij hebben de dienst Economische Migratie opgericht.

 

Op het kernkabinet is alleen de organisatie van de werkzaamheden in acht dossiers besproken. Een van die dossiers is het dossier Asiel en Migratie. Omdat er minstens vijf ministers bij het pakket betrokken zijn en omdat er een nieuwe eerste minister is, zet de regering de bilaterale contacten voort die al gestart waren onder eerste minister Leterme.

 

Ik heb steeds gezegd dat ik ontgoocheld ben dat wij tot nu toe geen akkoord hebben bereikt inzake het dossier van Asiel en Migratie. Daardoor blijft een aantal dossiers geblokkeerd waarover een grote eensgezindheid bestond. Ik denk bijvoorbeeld aan de gezinnen met kinderen die al lang in ons land zijn en die echt wel geïntegreerd zijn.

 

De concrete oplossingen die ik uitwerk, reserveer ik uiteraard voor de onderhandelingstafel. Immers, als er iets is wat wij geleerd hebben, is het dat deadlines ons niet vooruithelpen en ook dat grote verklaringen in de pers in een zo moeilijk dossier als asiel en migratie geen stappen vooruit maar veeleer stappen achteruit met zich brengen.

 

In verband met de regel van voorzichtigheid heb ik al vele keren in dit Parlement gezegd dat DVZ de regel van voorzichtigheid gebruikt voor mensen die lang in een procedure zitten zoals die omschreven is in het regeerakkoord en alleen voor die gevallen.

 

06.03  Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de minister, u hoeft hier geen concrete oplossingen te geven, of toch niet als er een garantie is dat er binnen afzienbare tijd iets zal gebeuren. U zegt ook geen deadlines te willen bepalen.

 

06.04 Minister Annemie Turtelboom: (…)

 

06.05  Sarah Smeyers (N-VA): Ja, maar dat is nu al jaren bezig. Ik weet wel dat u van goede wil bent, maar als u er helemaal over zwijgt, weten de mensen helemaal niets en weten ook de parlementsleden niet waaraan zich te verwachten.

 

Het is toch niet onlogisch dat die vraag iedere keer weer opduikt.

 

Ik ga akkoord met het voorzichtigheidsprincipe. Ik weet dat wij volledig op dezelfde lijn zitten inzake mensen die hier volkomen geïntegreerd zijn en die volgens uw beleidsnota en uw vooraf bepaalde individueel te onderzoeken criteria wel in aanmerking zouden komen om hier te mogen blijven. Ik volg uw voorzichtigheidsprincipe. Ik volg niet dat dit ten onbeperkte tijde kan gehandhaafd blijven. Ik zie dat als een zeer tijdelijke overgangsmaatregel, maar die overgang is ondertussen al jaren bezig.

 

06.06 Minister Annemie Turtelboom: Negen maanden. Men heeft altijd een legislatuur om een regeerakkoord uit te voeren. Het zijn nog maar negen maanden.

 

06.07  Sarah Smeyers (N-VA): Juni 2007 en ondertussen is het bijna februari 2008.

 

06.08 Minister Annemie Turtelboom: Dan moesten we deadlines voor het communautaire aspect zien te bereiken. Hadden we in juni 2007 effectief kunnen starten met de uitvoering van het regeerakkoord, dan hadden we misschien al iets gehad. Geef toe dat om andere besognes van andere partijen die dat zeer belangrijk vonden, we ook zeer veel tijd in de politiek hebben verloren. Dat was niet mijn partij, maar misschien wel de uwe.

 

06.09  Sarah Smeyers (N-VA): Wij hebben daar niks in bereikt, maar hebben daar op het einde toch tijdelijk ook onze conclusies uit getrokken. Ik denk dat het toch niet erg nobel is om als regering te zeggen dat we punt per punt zullen oplossen. Dit moet gewoon parallel: het communautaire en die andere punten moeten gewoon verweven worden, iedere minister zijn bevoegdheid. Het gaat hier nu over uw probleem, dat toch al maanden aansleept. Ik heb er vorige week in plenaire vergadering nog een vraag over gesteld, maar u was er niet.

 

06.10 Minister Annemie Turtelboom: Ten eerste, de vraag was niet aan mij gesteld.

 

06.11  Sarah Smeyers (N-VA): Omdat u er niet was heb ik ze niet aan u gesteld.

 

06.12 Minister Annemie Turtelboom: Nee, excuseer mij. De vraag was gericht aan premier Van Rompuy, niet aan mij.

 

06.13  Sarah Smeyers (N-VA): Omdat de diensten gemeld hadden dat u er niet was.

 

06.14 Minister Annemie Turtelboom: Mag ik even? Daar til ik zwaar aan. Ik kom altijd naar het Parlement als het Parlement mij dat vraagt. Ik denk dat ik altijd heel veel tijd steek in het beantwoorden van vragen. Men is het niet altijd eens met mij, maar men kan niet zeggen dat ik geen moeite doe om vragen niet heel consciëntieus te beantwoorden. Ik vind dat niet meer dan evident.

 

Ten eerste, de vraag was niet aan mij gericht vorige week. Ik had geen enkele vraag in plenaire vergadering. Dan is het ook evident dat een minister daar niet is, als hij geen vragen of wetsontwerpen heeft. Stel mij morgen een vraag in plenaire vergadering en ik zal er zijn.

 

Punt twee, ik was officieel verontschuldigd voor de Europese Ministerraad in Praag.

 

Als parlementsleden vinden dat ik de Europese dossiers niet meer moet opvolgen en dat wij migratie kunnen oplossen door op een manier te denken als een “fort België”, dan moeten zij dat ook zeggen. Maar nogmaals, de vraag was niet aan mij gericht en ten tweede was ik officieel verontschuldigd. Als men dan op een platte manier opmerkingen maakt in de plenaire – ik heb het verslag gelezen – dan pik ik dat niet en vind ik dat onder de gordel.

 

06.15  Sarah Smeyers (N-VA): Ik heb daar geen opmerkingen over. U moet nu niet op de kast springen. De diensten hadden mij gezegd dat u verontschuldigd was. Ik wou er een vraag over stellen. Het is dan maar normaal dat ik ze niet aan u stel. Ik heb daar ook niets over gezegd. Ik heb aan mijnheer Van Rompuy gevraagd of hij het dossier verder opvolgt. Hij heeft gezegd van niet, dat hij zijn verkennersrol er verder zal in opnemen. Ik wou daar eigenlijk toe komen via deze omweg maar ik wou u niet het bloed onder de nagels halen, wat blijkbaar wel het geval is. Dan is het goed, het is uw enige bevoegdheid, ik wil daar gewoon concrete maatregelen in zien. Dat is toch niet meer dan normaal.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de Mme Zoé Genot à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "la délivrance des passeports congolais" (n° 9744)

07 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "het uitreiken van Congolese paspoorten" (nr. 9744)

 

07.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, il me revient que de nombreux ressortissants congolais qui introduisent une demande d’application de l’article 9bis de la loi du 15 décembre 1980 et qui doivent, dans ce cadre, produire un passeport de leur pays sont confrontés à un problème administratif récurrent.

 

En effet, depuis plusieurs mois, l’ambassade du Congo en Belgique ne délivre plus de passeport en invoquant une pénurie de ce document. Les problèmes entourant la délivrance des passeports congolais ne sont ni nouveaux ni propres à l’ambassade congolaise en Belgique. L’instabilité politique et les guerres que connaît le pays depuis quelques années ne contribuent pas à la résolution de cette problématique.

 

En Belgique, en lieu et place du passeport demandé, les ressortissants congolais peuvent obtenir, moyennant le paiement d’une somme de 150 euros, une attestation. Le problème est que cette attestation délivrée par l’ambassade est systématiquement et catégoriquement refusée par l’Office des étrangers. Les ressortissants congolais sont donc des victimes impuissantes d’un problème administratif digne d’un roman kafkaïen.

 

Pouvez-vous me dire, madame la ministre, si vous étiez au courant de l’existence de ce problème? Que comptez-vous faire pour le résoudre au plus vite?

 

07.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, chère collègue, je confirme que l’introduction d’une autorisation de séjour en application de l’article 9bis de la loi de 1980 exige effectivement la présentation d’un document d’identité.

 

La circulaire du 21 juin 2007 précise qu’à cet égard sont uniquement acceptés un passeport internationalement reconnu ou un titre de voyage équivalent ou une carte d’identité nationale. La loi prévoit en outre que le ministre ou son délégué peut juger de façon discrétionnaire de l’impossibilité de se procurer en Belgique le document d’identité requis.

 

À cet égard, je dois vous confirmer que l’attestation tenant lieu de passeport délivré par l’ambassade du Congo à Bruxelles n’a pas été acceptée comme document d’identité au sens de l’article 9bis de la loi. Ce document n’apporte en effet pas suffisamment de garanties juridiques. Aujourd’hui, la République démocratique du Congo est de nouveau en mesure de délivrer des passeports mais de nouvelles difficultés semblent survenir.

 

Le nouveau passeport congolais ne présente pas toutes les garanties de sécurité et n’est donc pas reconnu actuellement. Les autorités congolaises ont promis la fabrication d’un nouveau passeport sécurisé. Si la situation actuelle perdure, il faudra constater que les Congolais séjournant actuellement en Belgique sont réellement dans l’impossibilité de produire un passeport national. La situation sera réévaluée d’ici peu. 

 

07.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, je suis contente d'apprendre que vous avez essayé, dans le cadre d'un dialogue que je qualifierai de constructif, avec les autorités congolaises, de trouver une solution à ce problème et qu'une série de tentatives ont déjà été faites de part et d'autre.

 

Toujours est-il qu'à l'heure actuelle, les intéressés sont toujours dans l'incapacité d'entamer la procédure puisqu'ils ne peuvent produire le document probant. À mon avis, il faut donc qu'une décision soit prise rapidement, en tout cas pour les cas qui datent déjà de plusieurs mois afin de permettre aux intéressés d'introduire cette procédure. En effet, on ne peut regretter l'illégalité, etc. et, en même temps, empêcher les gens d'entamer une procédure.

 

Madame la ministre, quand comptez-vous prendre une mesure afin les personnes qui se trouvent déjà depuis plusieurs mois dans ce "no man's land" juridique puissent faire l'objet d'une décision leur permettant d'introduire une procédure. Je comprends tout à fait que des discussions puissent avoir lieu avec les autorités congolaises. Mais, malheureusement, les personnes concernées sont totalement impuissantes face à cette situation. Dans ces conditions, peut-être serait-il opportun de prendre une mesure temporaire, en tout cas pour les personnes précitées en attendant que la situation avec les autorités congolaises s'améliore.

 

07.04  Annemie Turtelboom, ministre: Nous allons procéder à une nouvelle évaluation le plus rapidement possible. Mais la meilleure solution serait que les autorités congolaises soient en mesure de délivrer une carte d'identité sécurisée.

 

En tout cas, je peux vous assurer que je suivrai le dossier.

 

07.05  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): J'espère donc que les mesures nécessaires pourront être prises rapidement et que si les autorités congolaises s'avèrent incapables de délivrer une carte d'identité sécurisée, une solution temporaire pourra être trouvée.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de Mme Zoé Genot à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "le suicide de Javanovic Nenad au centre fermé de Vottem" (n° 9746)

08 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "de zelfmoord van Javanovic Nenad in het gesloten centrum te Vottem" (nr. 9746)

 

08.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, j'évoque ici le cas de M. Jovanovic Nenad, rom de nationalité serbe sans papiers, qui s'est suicidé au centre fermé de Vottem. C'est le troisième décès dans un centre fermé en un peu plus d'un an! Il semblerait que M. Jovanovic, détenu à Vottem depuis le 28 septembre 2008, ait demandé à plusieurs reprises de rencontrer le psychologue du centre mais cette demande serait restée sans réponse.

 

Une fois de plus se repose le problème de la prise en charge, en centre fermé, de personnes malades ou présentant des troubles psychologiques ou psychiatriques. Les rapports d'ONG ou d'institutions internationales ont pourtant tenté d'alerter les pouvoirs publics sur ce problème et sur la nécessité de revoir en profondeur le fonctionnement des centres fermés à l'égard des détenus vulnérables.

 

Nous avons eu plusieurs fois l'occasion d'en discuter, notamment à la suite du suicide d'un jeune homme au centre fermé de Merksplas qui, lui aussi, a été identifié comme personne à risque psychologique.

 

Madame la ministre, une enquête a-t-elle été ouverte sur le suicide de M. Jovanovic? Quel était le suivi psychosocial de M. Jovanovic à Vottem entre le 26 septembre et le 12 octobre 2008? Y a-t-il eu un encadrement suffisant des détenus pendant le week-end au centre fermé de Vottem?

 

Vous avez dernièrement parlé d'un projet de construire un centre fermé d'une capacité de 160 personnes pour les personnes difficiles à maîtriser. Où en est ce projet? Qu'entendez-vous par "personnes difficiles à maîtriser"? Les personnes présentant des troubles psychiatriques rentrent-elles dans cette catégorie? Que pensez-vous de l'idée de mettre en place un "screening" pour identifier les personnes vulnérables et fragiles psychologiquement parmi les demandeurs d'asile? Elles pourraient ainsi être confiées à des mains capables de les accueillir adéquatement, à savoir à des acteurs de la santé.

 

08.02  Annemie Turtelboom, ministre: Madame Genot, le 12 octobre 2008, après la découverte du corps de M. Jovanovic, la direction du centre a immédiatement appelé la police qui est venue effectuer les devoirs d'enquête et procéder aux premières auditions, notamment celles de l'agent qui a découvert le corps et du directeur de garde. Selon l'information dont je dispose, les services compétents n'ont pas jugé nécessaire de mener une enquête judiciaire.

 

M. Jovanovic a été écroué au centre fermé de Vottem le 26 septembre 2008 pour séjour illégal. Le 7 octobre 2008, il a introduit une demande d'asile et l'audition était prévue pour le 14 octobre. Durant son séjour dans le centre, l'intéressé n'avait reçu aucune visite à part celle de son avocat, le vendredi 10 octobre 2008.

 

Sur le plan de son comportement, le rapport des membres du personnel mentionne qu'il était correct tant avec les agents qu'avec les autres résidents et qu'il participait volontiers aux activités organisées. M. Jovanovic fréquentait régulièrement les cours de français et s'entretenait souvent avec les agents présents. Pour eux, rien ne laissait présager un tel acte de sa part.

 

Le jour même, il avait indiqué qu'il voulait changer d'aile, car il y connaissait des personnes en provenance de la même région que lui. La direction du centre le lui a accordé. C'est dans l'attente du transfert que les faits se sont produits.

 

S'agissant du suivi psychologique, l'intéressé a été vu par l'assistante sociale du centre le 27 septembre, le 7 et le 8 octobre 2008. Au cours du premier entretien, M. Jovanovic a exprimé le souhait de voir le psychologue. Il l'a motivé par le fait de son séjour en prison pendant dix ans. Le psychologue avait prévu de le voir le lundi 13 octobre. Rappelons que chaque centre est doté d'un psychologue affecté au suivi des résidents. Il n'est pas présent dans le centre pendant le week-end, au contraire des éducateurs.

 

Quant au projet d'un centre fermé pour les personnes difficiles à maîtriser, il est en cours d'examen. Les démarches administratives nécessaires à l'approbation du projet n'ont, jusqu'à présent, pas donné les résultats escomptés. Mes services continuent d'y travailler. Par "personnes difficiles à maîtriser", on entend toutes les personnes qui ne supportent pas le régime de groupe, celles qui perturbent trop la vie de groupe ou celles qui sont psychologiquement perturbées. Les anciens détenus sont également concernés par ce projet, puisqu'ils posent régulièrement des problèmes de comportement.

 

Il n'y a aucun risque d'amalgame entre les fauteurs de troubles et les gens souffrant de troubles psychiatriques. En effet, le projet prévoit des ailes distinctes et donc une séparation en fonction des cas. De toute façon, j'ai l'intention de mettre en place une organisation destinée à assurer le suivi individuel des différents cas rencontrés. En conséquence, la gestion de ce suivi sera individualisée sur la base des besoins des résidents. Le "screening" est très difficile à réaliser si les personnes ne sont pas placées dans les structures adaptées. La création d'un centre spécifique tentera de répondre à ce problème.

 

08.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Manifestement, il y a un problème d'accès à la prise en charge psychologique vu qu'il faut plus de quinze jours pour que ce suivi puisse être programmé. Dans ce cas-ci, il a été programmé trop tard. Aussi dévoués et précis soient-ils, le personnel, les assistants sociaux ne sont pas des professionnels de la santé psychiatrique. Il est donc indispensable que toute personne entrant dans un centre fermé soit vue par un spécialiste de la santé mentale capable de décréter que la personne peut être accueillie dans un centre fermé ou si elle a sa place dans un centre de santé mentale, dans une institution outillée pour la prise en charge psychologique.

 

Je voudrais insister pour qu'on n'attende pas un énième suicide. Dans les centres, il y a aussi nombre de tentatives de suicide et d'autres cas devant lesquels les gardiens sont désarmés. Ce "screening" doit être réalisé d'office et ces personnes ne doivent pas être orientées vers un centre fermé spécial pour les personnes difficiles à maîtriser mais vers une prise en charge médicale adéquate pour elles. Je ne crois pas que les centres fermés soient le lieu adéquat pour traiter des personnes atteintes de maladies psychiatriques graves.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: La question no 9542 de Mme Clotilde Nyssens est reportée. La question no 9803 de M. Jan Jambon est transformée en question écrite. La question no 9862 de M. Ben Weyts est transformée en question écrite également. La question no 9874 de Mme Leen Dierick est reportée. Les questions no 9920 et no 9923 de M. Hans Bonte sont reportées. La question no 10048 de Mme Véronique Salvi est reportée.

 

La réunion publique de commission est levée à 16.17 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.17 uur.