Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de algemene
Zaken en het Openbaar Ambt |
Commission
de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique |
van woensdag 21 januari 2009 Voormiddag ______ |
du mercredi 21 janvier 2009 Matin ______ |
La séance est ouverte à 10.24 heures et présidée par Mme Corinne De Permentier.
De vergadering wordt geopend om 10.24 uur en voorgezeten door mevrouw Corinne De Permentier.
01 Samengevoegde interpellaties van
- de heer Ben Weyts tot de eerste minister over "het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde" (nr. 254)
- de heer Bart Laeremans tot de eerste minister over "de splitsing van de kieskring en het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde" (nr. 255)
- de heer Jean-Marie Dedecker tot de eerste minister over "de splitsing van de kieskring en het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde" (nr. 261)
- M. Ben Weyts au premier ministre sur " le dossier Bruxelles-Hal-Vilvorde" (n° 254)
- M. Bart Laeremans au premier ministre sur "la scission de la circonscription et de l'arrondissement judiciaire de Bruxelles-Hal-Vilvorde" (n° 255)
- M. Jean-Marie Dedecker au premier ministre sur "la scission de la circonscription et de l'arrondissement judiciaire de Bruxelles-Hal-Vilvorde" (n° 261)
01.01 Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de eerste minister, men kan zich de afgelopen dagen zeker afvragen welke zin de democratie in België nog heeft. Er is een regering die bestuurt zonder Vlaamse meerderheid en diezelfde Vlaamse meerderheid eist en masse de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde.
Als diezelfde democratische Vlaamse meerderheid wordt ingezet en een wetsvoorstel goedkeurt, wat ondertussen al anderhalf jaar is geleden, wordt die democratische meerderheid gewoon geblokkeerd door allerhande belangenconflicten.
Het is onze these – en die van velen – dat de Vlaamse partijen perfect het derde belangenconflict, dat is ingeroepen door het Waals Parlement, naast zich kunnen neerleggen. Daarvoor zijn verschillende argumenten.
Op juridisch vlak is er een discriminerend aspect en een ongrondwettelijkheid. Er is een discriminatie tussen Vlaanderen en Franstalig België, waardoor Vlaanderen slechts één belangenconflict kan inroepen, terwijl Franstalig België er vier of zelfs vijf kan inroepen. Er is de individuele discriminatie tussen parlementsleden, waardoor een Vlaams parlementslid maar over één belangenconflict kan stemmen, terwijl een Franstalig parlementslid, door het dubbelmandaat, in het Waals Parlement en in het Parlement van de Franse Gemeenschap over eenzelfde belangenconflict kan stemmen, weze het met een ander petje op.
Ten tweede, een belangenconflict kan vanzelfsprekend enkel worden ingeroepen wanneer een parlement zijn belangen geschaad weet. Dat is in deze kwestie expliciet niet het geval. Het Waals Parlement heeft geen enkel belang bij de al dan niet splitsing van BHV. Ik dacht dat ik het nooit zou zeggen, maar ik geef José Happart gelijk. Hij heeft toegegeven dat het Waals Parlement geen belang heeft.
Net vanwege die discriminaties en ongrondwettigheid zal ik samen met mijn partij de beslissing van het Waals Parlement om een belangenconflict in te roepen, trachten aan te vechten bij het Grondwettelijk Hof, maar dit terzijde.
Mijnheer de eerste minister, de N-VA en verschillende oppositiepartijen vragen eigenlijk dat het Parlement zou overgaan tot de stemming van de wetsvoorstellen over BHV. Wij vragen eigenlijk niet meer dan wat wij samen aan onze kiezers hebben beloofd. Wij vragen ook niet meer dan wat CD&V en Open Vld nog recentelijk hebben goedgekeurd in de gemeenteraden van, onder andere, Affligem en Lennik.
Ik lees een artikel voor uit de resolutie die zij vorige week hebben goedgekeurd: “De raad vraagt de Vlaamse leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers uitdrukkelijk niet te zwichten voor de chantage van de Franstaligen, zelfs indien zij gebruikmaken van belangenconflicten, alarmbel- en andere procedures.” Dat vraagt de N-VA, dat vraagt de hele Vlaamse oppositie en dat vragen de CD&V en Open Vld van Vlaams-Brabant.
Wat doet deze regering? Wat doen CD&V en Open Vld? Zij kondigen met klaroengeschal aan dat ze bereid zijn om verregaande toegevingen te doen en te onderhandelen over BHV, en dat allemaal in een commissie binnen het overlegcomité.
In een euvele poging om het Vlaams gezicht te redden zegt Kris Peeters dan vanuit de Vlaamse regering dat wij niet zullen onderhandelen over BHV. Na zijn passage bij Unizo heeft Kris Peeters zich heel snel kunnen aanpassen aan zijn politieke omgeving en aan de gebruiken ervan. Hij zegt namelijk dat de Vlaamse regering niet zal onderhandelen over BHV. Hij vergeet dan wel te zeggen dat niet alleen de Vlaamse regering zich heeft geëngageerd om niet te onderhanden over BHV en om geen toegevingen te doen over BHV, maar dat ook de Vlaamse regeringspartijen dat hebben gedaan.
Ik citeer uit de beslissing van de Vlaamse regering van 5 september 2008: “Inzake de splitsing van het kiesarrondissement BHV ligt de oplossing voor de Vlaamse regering en voor de Vlaamse regeringspartijen, conform hun regeerakkoord, louter in de behandeling en de finale goedkeuring van de voorstellen ter zake in het federaal Parlement”.
In dit Parlement zeggen CD&V en Open Vld echter dat zij wel zullen onderhandelen over BHV, dat ze wel absurde toegevingen willen doen zoals spreken over de uitbreiding van Brussel, over uitbreiding van de faciliteiten en over minder tweetaligheid in Brussel. Als dit een televisiespelletje zou zijn, zouden de echte CD&V’ers en Open Vld’ers nu rechtstaan.
Zij willen blijkbaar verregaand onderhandelen over BHV. Het wordt zelfs nog erger als we de samenstelling van die zogenaamde commissie bekijken, volgens de regeerverklaring alleszins nog altijd binnen het overlegcomité.
Bij mijn weten is het overlegcomité nog altijd een overlegorgaan tussen de regeringen van deelstaten en de federale overheid. Nu zie ik in de aangekondigde samenstelling dat er daarin alleen parlementsleden zetelen en dan nog enkel van het federale niveau.
Een van de aan Franstalige zijde gekozen parlementsleden is de heer Delpérée. Mijnheer de premier, wij kennen de heer Delpérée van onze escapades en onderhandelingen in Hertoginnedal. We hebben nog samen gediscussieerd over de orthopedische driewielers. Wij vroegen dat Vlaanderen volledig bevoegd zou worden voor de uitrusting en de toekenning van instrumenten aan personen met een handicap.
Vlaanderen is daarvoor grosso modo bevoegd. Na een discussie van zes uren was de heer Delpérée uiteindelijk bereid om misschien in de nabije toekomst te spreken over de toekenning aan Vlaanderen van de bevoegdheid inzake de orthopedische driewielers.
Als we dan toch iets anders zouden kunnen toegeven, ergens in de Vlaamse rand misschien, dan kon daar voor Delpérée over worden gesproken. Daarnaast zijn er de heren Doulkeridis, Philippe Moureaux en Olivier Maingain. Ik ga daar zeker niet al te veel woorden aan vuilmaken. Ik veronderstel dat u voor de Franstalige vacature voor de job een advertentie hebt geplaatst “gezocht: Vlamingenhaters” en dat die personen uit het vergelijkend examen als eerste zijn uitgekomen.
Ik ga mij zeker niet uitspreken over collega’s, maar het is toch wel duidelijk dat aan de Vlaamse kant de participanten in tegenstelling tot hun Franstalige collega’s geen of een beperkte ervaring hebben uit de voorbije maanden of het afgelopen jaar in Hertoginnedal of in de commissies en werkgroepen die in de nasleep van Hertoginnedal zijn opgericht. Ik kan maar vaststellen dat uit die commissie enkel een zeer kreupel konijn dreigt te komen en dat toch allemaal om de Franstaligen terwille te zijn.
Premier, gaat u nu inderdaad onderhandelen – het gaat over parlementsleden, maar wel in een commissie die door de regering wordt samengesteld – onder uw bevoegdheid? Waarover gaan zij spreken? Wat staat er op de agenda? Wat is de timing? Wie is trouwens de voorzitter van die commissie? Zijn CD&V en Open Vld als regeringspartijen inderdaad bereid verregaande toegevingen te doen inzake Brussel, inzake de uitbreiding van Brussel, de tweetaligheid van Brussel, de faciliteitengemeenten, de rechten van de Franstaligen in Vlaanderen? Wat is daar allemaal de bedoeling van, van heel dat gedoe?
01.02 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de eerste minister, u zult misschien wel begrijpen dat wij bijzonder ongerust zijn met heel dat verhaal. Er is reeds veel gezegd, maar ik moet toch ook nog eens verwijzen naar het belangenconflict dat nu door het Waalse Parlement is ingediend.
Happart zelf heeft verklaard in De Standaard: “Ik blijf van mening dat het Brussels Parlement de eerste belanghebbende is. Ik zie niet goed in welk belang het Waalse Gewest in Brussel-Halle-Vilvoorde heeft.” Hij geeft dus toe dat ze er geen belang bij hebben en dat het belangenconflict dus kaduuk is, geen enkele zin heeft en ongeldig is.
Wij gaan natuurlijk in de Kamer de ongeldigheid van dat belangenconflict bepleiten. Het heeft geen enkele zin dat vier parlementen of binnenkort misschien wel vijf parlementen zich hiermee kunnen bemoeien. Dat is puur rechtsmisbruik van het systeem van belangenconflicten. Op die manier wordt elk parlementair werk gesaboteerd. De democratie wordt gewoon buitenspel gezet.
Mijnheer de eerste minister, het ergste is nog wel dat dat schijnt te gebeuren op vraag van CD&V en Open Vld, dus van de Vlamingen. Wij praten dus de Franstaligen een belangenconflict aan en wij praten hen aan dat hun belangen zijn geschaad, terwijl zij zelf zeggen dat dat niet het geval is.
Ik ben heel blij dat de N-VA zich ondertussen heeft aangesloten bij die kritiek. Acht maanden geleden, in mei 2008, was het heel anders. Toen hebben zij niet gekikt toen er ten onrechte een tweede belangenconflict werd ingeroepen. Wij zijn echter zeer blij dat zij vandaag anders reageren.
Ten tweede zijn wij ongerust vanwege de houding van uw partij, mijnheer de eerste minister. Die is opnieuw vervallen in de grootst mogelijke dubbelzinnigheid. De januskop van CD&V is terug, de klassieke Janus, het hoofd met de twee gezichten. Op het Belgische niveau wordt er immers gezegd dat er wel moet worden onderhandeld en op Vlaams niveau wordt elke onderhandeling uitgesloten, vorige week nog in het Vlaams Parlement. Kris Peeters zegt dat zij daaraan niet meedoen, dat zij met die onderhandelingen niets te maken hebben. Op Belgisch niveau zegt CD&V precies het tegenovergestelde.
Mijnheer de eerste minister, het lot wil – u kan er ook niets aan doen dat u in hetzelfde gezin werd geboren – dat uw familie, het broederpaar Van Rompuy die januskop perfect symboliseert. Ik zie u, het staat niet in het verslag, maar ik zal het maar zeggen, de duim omhoog steken.
Eric Van Rompuy, die in het Vlaams Parlement en op Vlaams niveau en op de Gordel met de truitjes de grote stoere bink uithangt, zegt dat er zal worden gesplitst zonder toegeving, dat er geen prijzen zullen worden betaald.
Herman Van Rompuy zegt precies het tegenovergestelde en kwam hier in de Kamer met oudjaar vertellen dat er wel degelijk prijzen moeten worden betaald, dat er in elk geval zal worden onderhandeld, met alle gevolgen van dien.
Ten derde is er die absurde en waanzinnige samenstelling van de werkgroep. Aan Franstalige zijde wordt niet alleen het FDF maar ook de MR vertegenwoordigd door Maingain. De Franstaligen plaatsen hun radicale elementen bovenaan op het schild, terwijl die in Vlaanderen in een cordon worden geduwd. Dat is het verschil tussen onze en hun strategie. Maingain is werkelijk een rabiate Franstalige dragonder.
Daarnaast zit in die werkgroep Moureaux, de meest sluwe PS’er, de meest militante francofoon van de PS. Dan is er Delpérée. Ook die man van Ecolo is toch wel een francofoon militant. Dat is reeds gebleken uit al zijn redes in het Brussels Parlement. Dat is in elk geval een groep van vier toppolitici.
Daartegenover – ik viel van mijn stoel toen ik die samenstelling las – zagen wij geen Luk Van Biesen, die zich toch heeft geprofileerd in dat dossier, geen Michel Doomst, die hier aanwezig is, hij mocht er niet bij zijn.
Godbetert, niemand minder dan het meest doodbrave kamerlid dat men zich kan voorstellen, Mia De Schamphelaere, die gewoonweg geen partij is voor die Franstalige kopstukken, – ik heb alle respect voor haar – is er wel bij, net zoals Maggie De Block van de Open Vld, die geen enkel Vlaams profiel heeft en dat dossier ook gewoonweg niet beheerst. Dat zijn watjes tegenover die Franstalige toppolitici. Ook een professor Vandenberghe weegt niet op tegen die mensen, noch Annemie Neyts, die openlijk op televisie is komen verklaren dat zij tegen de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde is. Die zet men daartegenover!
Als ik even in een beeldspraak mag vervallen, u plaatst tegenover vier wolven vier brave geitjes en het resultaat van zulke gesprekken is op voorhand geweten. Er zal bloed vloeien onder de deuren, dat is nogal logisch, zij zullen worden platgewalst of opgegeten door die vier wolven. Ik begrijp het niet. Het is pure waanzin dat men dat nog maar ernstig durft te nemen of op die manier durft te formuleren. Ik begrijp jullie absoluut niet meer.
Ten slotte zegt u dat er valt te onderhandelen. U kent het dossier, mijnheer de eerste minister, u weet dat, als er over een ding niet kan worden onderhandeld – want daar is geen marge voor –, dan is het over Brussel-Halle-Vilvoorde, want daar kunnen geen prijzen voor worden betaald. Het enige wat wij doen, is de Grondwet naleven en ervoor zorgen dat de Vlamingen vanuit een ander Gewest niet voortdurend meer worden geterroriseerd en te maken krijgen met politici die hun Gewest willen uitbreiden en alles doen om de Franstaligen in Vlaams-Brabant aan te zetten om zich zeker niet aan te passen.
Wij nemen de Franstaligen geen enkel recht af met die splitsing. Er mogen dus geen prijzen worden betaald, integendeel, als er prijzen moeten worden betaald, dan is het door de Franstaligen. Zij hebben tientallen jaren misbruik gemaakt van de situatie en die hebben de zaak helemaal op hun kop gezet. Ik begrijp bijgevolg niet, mijnheer de eerste minister, waarom er prijzen moeten worden betaald. U moet hun gewoon zeggen dat het Parlement zijn werk moet doen. Als zij dat niet willen aanvaarden, is dat hun probleem, maar zeker niet het onze.
Ik kom tot mijn vragen. De eerste vraag is beantwoord. Klopt het dat de Vlaamse partijen de Franstaligen hebben gevraagd het belangenconflict in te dienen?
Vindt u het logisch en democratisch dat de Franstaligen over vier, misschien wel vijf instanties beschikken, als u de Duitstaligen meetelt om zo een belangenconflict in te dienen en de Vlamingen slechts over één instantie? Is dat nog normaal? Vindt u dat de democratie op die manier nog kan functioneren?
Vanaf wanneer starten de vergaderingen van de speciale werkgroep? Wie leidt die? Hoe regelmatig komt men bijeen? Wat is de finaliteit en het statuut van die werkgroep?
Welke prijzen worden aan Vlaamse zijde naar voren geschoven in ruil voor de splitsing? Hoe acht u dat, als eerste minister, verenigbaar met de noodzaak om de greep van Brussel op Vlaams-Brabant in te perken, terwijl u die tegelijkertijd op een andere manier weer zult uitbreiden?
Ten slotte, hoever staat het met het dossier van het gerechtelijk arrondissement?
De voorzitter: Wij hebben geen nieuws van collega Dedecker.
01.03 Eerste minister Herman Van Rompuy: Beste collega’s, ik wou eerst twee zaken in herinnering brengen.
Ten eerste, voor de problematiek van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde is een eerste spoor van wat nu gaande is, al getrokken in het kader van het zogenaamde eerste pakket van de staatshervorming. Dat is eigenlijk een wetsontwerp geworden waarover nooit werd gestemd. In de memorie van toelichting was een zin overeengekomen met verschillende partijen, ik citeer: “Ten slotte zal ook de problematiek van de kieswetgeving worden onderzocht door het bestuderen van dusdanig gevoelige punten, omwille van de uiteenlopende zienswijzen, als de instelling van een federale kieskring, het laten samenvallen van de regionale en federale verkiezingen, en een onderhandelde oplossing om een antwoord te bieden op het arrest van het Grondwettelijk Hof inzake Brussel-Halle-Vilvoorde.” Die tekst is overeengekomen in februari 2008.
Ten tweede, in de federale regeringsverklaring van 31 december staat een andere zin, ik citeer: “Anderzijds moet snel in het overlegcomité, dat belast is met een belangenconflict over de wetsvoorstellen over de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, een groep worden belast met het uitwerken van voorstellen voor oplossingen, zoals trouwens in de Senaat in mei jongstleden werd gevraagd. De besluiten hiervan moeten vanaf de zomer van 2009 worden besproken en uitgevoerd.”
Dat zijn de twee zinnen die ik wens te citeren. De eerste zin is tot stand gekomen onder de regering-Verhofstadt III, en de laatste is recent tot stand gekomen. Het zijn twee teksten die ik in herinnering wou brengen.
Ik wou in elk geval ook een feit in herinnering brengen. Ik herinner mij maar al te goed dat ik in juni en juli van vorig jaar, op vraag van toenmalig premier Leterme, heb deelgenomen aan een werkgroep die handelde over Brussel-Halle-Vilvoorde. Wij hebben 5, 6 of misschien zelfs 7 keer vergaderd. Naast mij zat de heer Bart De Wever, voorzitter van de N-VA, met wie ik een heel goed persoonlijk contact heb trouwens. Dat waren vergaderingen waaraan ik een goede herinnering bewaar en dan heb ik het niet alleen over wat we hebben besproken over BHV, maar vooral ook over wat daarnaast werd besproken.
In het kader van de belangenconflictprocedure die lopende was – ik laat in het midden of we hebben onderhandeld of hebben gesproken– is de minimumlijn dat we hebben gesproken over Brussel-Halle-Vilvoorde en niet met de minsten. Als men dat nu doet, is dat bijna vloeken in de kerk, maar toen kon dat.
Men heeft mij altijd gezegd dat herinneringen het slechtste zijn wat men in de politiek kan hebben. Beter is heel veel te vergeten. Ik herinner mij dat toen de agendering van Brussel-Halle-Vilvoorde in mei van vorig jaar aan de orde was – dat was in een andere politieke constellatie, mijnheer Weyts; dat zal ik niet ontkennen – we toen perfect wisten – ook uw partij wist dat op dat ogenblik – dat zodra de agendering zou worden goedgekeurd, om een uur ’s nachts, onmiddellijk daarna het belangenconflict zou worden ontlokt door het Parlement van de Franse Gemeenschap in Brussel. Personne n’était dupe; iedereen wist in welk stuk we op dat ogenblik speelden. Het was trouwens omdat er een belangenconflict was dat men heeft verantwoord dat in de tussenliggende periode, tijdens het belangenconflict, er zou worden gesproken/onderhandeld over Brussel-Halle-Vilvoorde.
Sommigen spreken over een januskop en zeggen dat men zich moet herinneren wat men ooit aan de kiezer heeft beloofd.
(…): (…)
01.04 Eerste minister Herman Van Rompuy: Ik spreek niet tegen u, maar tegen onze goede collega Ben Weyts die dankzij mij in de Kamer zit, trouwens.
(…): (…)
01.05 Eerste minister Herman Van Rompuy: Ik moest het wel hebben aanvaard, klein detail.
Hoe dan ook, ik herinner collega Ben Weyts eraan dat wij in het kader van het toenmalig belangenconflict een houding hebben aangenomen die wij ook hier aannemen.
Ik wil even ingaan op het formele karakter van de procedure waarmee wij bezig zijn. Nogmaals, het wettelijk voorgeschreven overleg tussen de Kamer en de COCOF – we zijn nog altijd in de laatste dagen van dat belangenconflict – bracht geen oplossing, als gevolg waarvan de zaak werd doorgestuurd naar de Senaat zonder oplossing in de Kamer, met het oog op het uitbrengen van een gemotiveerd advies aan het overlegcomité. Op 20 november bracht de Senaat volgend gemotiveerd advies uit: “De Senaat neemt akte van de diverse standpunten. De Senaat stelt vast dat het zoeken naar een oplossing van het probleem waarvan de behandeling in de Kamer van volksvertegenwoordigers aanleiding geeft tot een belangenconflict, samenloopt met de onderhandelingen tot institutionele hervorming”.
Op de eerste daaropvolgende vergadering van het overlegcomité op 17 december, enkele dagen voor de politieke crisis, heeft de toenmalige eerste minister voorgesteld de zaak te agenderen op de volgende vergadering. Die volgende vergadering heeft plaatsgehad op 16 januari binnen de termijn van dertig dagen. Het overlegcomité heeft dan vastgesteld dat er geen overeenstemming is bereikt.
De notificaties van die vergadering zijn sinds gisteren, 20 januari, bij de leden van het overlegcomité. Net zoals de vorige keer, net op dezelfde manier, heeft men vijf werkdagen om opmerkingen over te maken, tot en met 27 januari. Indien er geen opmerkingen zijn, wordt die notificatie van het belangenconflict op woensdag 28 januari overgezonden aan de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers. Het komt de Kamer toe vast te stellen dat er een einde is gekomen aan dat belangenconflict.
Ondertussen heeft, zoals u weet, het Waals parlement op 14 januari een motie aangenomen waarin het een belangenconflict inroept tegen de BHV-voorstellen, en wel vanaf het ogenblik dat de procedure van het door de COCOF ingeroepen belangenconflict eindigt, met andere woorden, vanaf 29 januari.
Morgen zal ik de groep van acht leden installeren om, in het raam van het belangenconflict over wetsvoorstellen over de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde “voorstellen van oplossingen” uit te werken, waarmee ik letterlijk citeer wat ik zonet heb gezegd. Het gaat om acht parlementsleden, vier Nederlandstaligen en vier Franstaligen. Waar zij vergaderen, hoe vaak zij vergaderen en wie die vergaderingen leidt, dat laat ik aan hen over.
Ik voeg er trouwens aan toe dat ik geen enkele kwalificatie geef, en ik wil mij zelfs uitdrukkelijk distantiëren van wat hier over bepaalde personen is gezegd. Laat mij er alleen aan toevoegen dat enkele leden van Franstalige kant die daar aanwezig zullen zijn, ook op Hertoginnedal aanwezig waren. Tevens waren zij aanwezig op gezamenlijke vergaderingen in juni van vorig jaar, tussen Vlamingen en Franstaligen, waarbij er werd gesproken over Brussel-Halle-Vilvoorde, in aanwezigheid, overigens, van eminente leden die thans niet meer tot de federale meerderheid behoren. Meer zal ik daar niet over zeggen.
Inzake de splitsing van het gerechtelijk arrondissement, wacht ik het eventuele standpunt van de werkgroep af.
01.06 Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de eerste minister, collega’s, ik maak mij toch een beetje zorgen, vooral over de selectiviteit van uw geheugen, mijnheer de eerste minister. Het geeft soms de indruk goed te zijn, maar ik denk dat het goed selectief is.
Wij kunnen lang discussiëren over punten en komma’s, maar de essentie is gewoon de vraag wat het zal zijn. CD&V en Open Vld hebben binnen de Vlaamse regering een engagement genomen. Dat was zeer recent, in september 2008, enkele maanden geleden dus. Ik herhaal het nog eens: “Inzake de splitsing van het kiesarrondissement BHV ligt de oplossing voor de Vlaamse regering en voor de Vlaamse regeringspartijen, conform het regeerakkoord, louter in de behandeling en de finale goedkeuring van de voorstellen ter zake in het federaal Parlement”.
Mijnheer de eerste minister, ik weet wel dat u niet verantwoordelijk kunt worden gesteld voor de Vlaamse regering, maar u behoort toch nog steeds tot de Vlaamse regeringspartij CD&V. Dit is ook uw engagement, een engagement dat ook in uw naam is aangegaan.
Hier, in dit federale Parlement beslissen CD&V en Open Vld iets totaal anders. Ik maak mij daarover grote zorgen. De maskers zijn inderdaad afgevallen. Het is duidelijk, mijnheer Doomst, dat CD&V en Open Vld nu gaan voor een onderhandeling over BHV, voor gesprekken over de uitbreiding van Brussel, over de uitbreiding van de rechten van Franstaligen in de faciliteitengemeenten en in de brede Vlaamse rand, over nog minder tweetaligheid in Brussel enzovoort.
Ten tweede wil ik toch iets opmerken met betrekking tot het belangenconflict. Het is toch een vreemde discussie die wij trouwens ook reeds in de parlementaire geledingen hebben gevoerd. Ofwel heeft men grote problemen met de postbedeling. Ofwel kent men de wet niet.
Er is de laatste periode van dertig dagen in een belangenconflictprocedure. De Senaat maakt zijn advies inzake een belangenconflictprocedure over aan het overlegcomité. Vervolgens heeft het overlegcomité dertig dagen tijd om zich daarover uit te spreken. De Senaat heeft op 20 november zijn advies bezorgd aan het overlegcomité. U zegt dan dat het overlegcomité pas zijn brievenbus heeft opengedaan op 17 december. Dat maakt zelfs allemaal niets uit, want die termijn begint te lopen vanaf 20 november.
Trouwens, het Kamerreglement geeft mij daarin gelijk. Het Kamerreglement zegt in artikel 102, ten vijfde: “Indien het overlegcomité binnen de gestelde termijn geen beslissing heeft genomen of de Kamer voor het verstrijken van die termijn ervan op de hoogte is gebracht dat het Comité geen uitspraak kan doen, mag de Kamer de handeling hervatten.” Het is dus duidelijk. Die termijn begint te lopen vanaf het moment dat de Senaat zijn advies heeft verstuurd.
Er is dus veel gepraat om duidelijk te maken dat CD&V en Open Vld, in tegenstelling tot uitspraken van Kris Peeters, wel willen onderhandelen over BHV, minder tweetaligheid in Brussel, de uitbreiding van de faciliteiten en de uitbreiding van Brussel, en dat onder uw leiding, mijnheer de eerste minister.
U hanteert immers de voorbije weken een specifieke tactiek. U doet het voorkomen alsof u met al die beloftes die wij samen in het kartel hebben gemaakt, niets te maken hebt. U geeft de indruk dat u met het kartelprogramma niets te maken hebt en dat het van iemand anders is, met name van Leterme, Vandeurzen en Thyssen. U was echter onze kopman in BHV. Onze beloftes waren uw beloftes. Ik begrijp dus niet hoe u hierin kunt meegaan.
Wij dachten dat wij met deze regering alles al hadden gehad, dat CD&V en Open Vld niet dieper konden zakken. Altijd staat er echter iemand klaar met een spade om een putje te maken en dieper in de modder te zakken. U zegt dat de commissie oplossingen zal zoeken voor BHV. Welnu, de oplossing is de stemming, mijnheer de eerste minister. De oplossing is de toepassing van de democratie, de regel die zegt dat de democratische meerderheid beslist. De oplossing is niet de politiek van de gebroken beloftes. De oplossing is niet onze mensen in Vlaams-Brabant in de steek laten.
01.07 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Ik ben ook bijzonder ontgoocheld over uw antwoord, mijnheer de eerste minister, al had ik niets anders verwacht. U zegt nu: het stond eigenlijk al in het akkoord van de vorige regering. Dat is juist. Daarom waren wij er absoluut niet voor te vinden. N-VA heeft destijds een flater begaan door die regering te steunen, maar goed, gedane zaken nemen geen keer.
Er was wel gezegd dat er tegen 15 juli een oplossing moest zijn. Die was er niet. Dan heeft de Vlaamse regering als reactie gezegd: nu is het absoluut gedaan, nu wordt er niet meer onderhandeld over Brussel-Halle-Vilvoorde. Dat zei niet alleen de Vlaamse minister-president, Kris Peeters, maar ook Marianne Thyssen en heel CD&V zeiden dat. U bent nu het grote boegbeeld van CD&V en vandaag zegt u: er gaat toch opnieuw worden onderhandeld. Met alle gevolgen van dien en met alle te betalen prijzen van dien.
U zegt eigenlijk weinig over het belangenconflict. U zegt zelfs dat het allemaal kon worden gerekt tot 16 januari. Dat is niet juist. Het is overgezonden door de Senaat op 20 november, dus op 20 december was de termijn eigenlijk al afgelopen. Er wordt hier geweldig gegoocheld met data om toch maar het parlementaire werk te kunnen saboteren.
U hebt nog niet geantwoord op mijn concrete vragen. Door wie is het uitgelokt? Uw stilzwijgen wijst erop dat het inderdaad door CD&V is gevraagd. U hebt er blijkbaar helemaal geen probleem mee dat het Parlement keer op keer buitenspel wordt gezet en dat het systeem van belangenconflicten eigenlijk misbruikt wordt om de normale democratie niet te laten spelen.
Wel interessant in uw antwoord is dat u nu zelf die werkgroep gaat installeren. U gaat die met uw gezag bekleden. Die werkgroep wordt dus een verlengstuk van de regering. Dat is heel belangrijk. Nog eens, ik kan niet begrijpen dat tegenover vier Franstalige kopstukken met geweldig veel ervaring… U hebt het zelf gezegd: vorige zomer zaten zij mee aan tafel, maar sommigen zitten al twintig of vijfentwintig jaar aan tafel! Moureaux is een ervaren rot die al wel dertig jaar aan de top van de politiek staat bij de Franstaligen. Daartegenover zet u godbetert Maggie De Block en Mia De Schamphelaere.
Nogmaals, met alle respect voor die mensen, zij zijn niet ervaren in communautaire debatten, onderhandelingen en gesprekken. Totaal niet! Zij zijn gewoon een soort vloermat waar de anderen op kunnen dansen. Het is onbegrijpelijk wat u hier doet. Ik val er gewoon van achterover.
Wij hebben een motie ingediend om te zeggen dat de meerderheid en de regering de onwettigheid van dat belangenconflict moet erkennen. Ik betreur ten zeerste dat collega Doomst daar een eenvoudige motie tegenover plaatst, want dat betekent dat er eigenlijk niets aan de hand is.
Mijnheer de eerste minister, ik ga u ter lectuur een boek overhandigen dat ik zelf heb geschreven over de Vlaamse rand rond Brussel. Het gaat over de verbrusseling en alles wat ermee samenhangt. Het gaat ook over Brussel-Halle-Vilvoorde. U wordt er ook in vermeld. U komt ook aan bod, in een interessante zin, niet echt in een afbrekende zin. Ik nodig u uit die passage te zoeken.
01.08 Eerste minister Herman Van Rompuy: En te corrigeren?
01.09 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Dit is al de tweede druk.
01.10 Eerste minister Herman Van Rompuy: Voor de derde druk dan.
01.11 Bart Laeremans (Vlaams Belang): In de derde druk kan ik melding maken van deze interpellatie. Ik overhandig u dit boek graag, in de hoop dat u het zult lezen. Er staan heel nuttige passages in over de strategie die u het beste zou volgen.
Ik hoop dat u het met mij minstens over het essentiële eens kunt zijn en dat u de Vlaamse belangen in Vlaams-Brabant zult behartigen, en niet de Belgische of de francofone.
La présidente: Avant de clôturer ce point, bien qu'il ne soit pas d'usage de redonner la parole aux intervenants, puisque nous sommes dans un processus démocratique, je vais donner la parole au collège Jambon qui voulait poser une petite question.
01.12 Jan Jambon (N-VA): Mevrouw de voorzitter, het zal geen vraag zijn, maar een rechtzetting van het feitenrelaas dat de eerste minister heeft gegeven.
Mijnheer de eerste minister, het klopt dat mijn partij in hoofde van Bart De Wever een belangrijke rol heeft gespeeld in de onderhandelingen om te proberen tot een grote staatshervorming te komen op 15 juli. Het klopt ook dat een voorwaarde daarbij was gesteld dat parallel met een werkgroep staatshervorming ook een werkgroep Brussel-Halle-Vilvoorde op tafel zou komen. De Vlamingen waren onder mekaar tot de conclusie gekomen dat er zeer weinig marge was om te onderhandelen. Daarom is die werkgroep ook nooit – ten minste, als ik goed ben ingelicht; daar ga ik vanuit – tot onderhandelingen gekomen, dus daar werd nooit over onderhandeld.
De zaak was – toen op 15 juli de boel vastliep – dat langs Vlaamse zijde werd geconstateerd dat er geen ruimte is om te onderhandelen. Alle pistes waren uitgeprobeerd, maar er was geen ruimte om te onderhandelen. Het enige heil om uit dat moeras van Brussel-Halle-Vilvoorde te geraken, was rigoureus de parlementaire procedure volgen. Er was een akkoord onder alle Vlaamse partijen. Mijnheer Doomst, u weet dat zeer goed, want uw partijvoorzitster heeft dat akkoord mee ondertekend en het werd daarna bezegeld in de Vlaamse regering door alle partijen.
Mijnheer de eerste minister, door het nieuw regeerakkoord van uw regering, is dat gewijzigd. U zegt nu namelijk dat er terug over zal worden onderhandeld. Nochtans hadden wij onder de Vlaamse partijen afgesproken om daar niet meer over te onderhandelen, maar de parlementaire procedure te laten volgen.
01.13 Eerste minister Herman Van Rompuy: We kunnen niet over het verleden blijven doorbomen. Het is meer vervelend voor u dan voor mij.
Wat we nu doen, is net hetzelfde. Niemand weet wat de uitkomst zal zijn, zoals we toen ook niet wisten wat de uitkomst zou zijn van de gesprekken/onderhandelingen die toen hebben plaatsgevonden.
Ik kan mij er niet over uitspreken wat er finaal van de dialoog zal terechtkomen, noch over het resultaat van de gesprekken over BHV, die moeten worden besloten na de regionale verkiezingen.
Wij spreken nu over BHV. We onderhandelen voort, in het kader van de dialoog, om stapsgewijs tot een staatshervorming te komen. Het is net hetzelfde proces als datgene dat in juli werd onderbroken. Net hetzelfde.
Dat is vervelend voor u, maar het is zo.
01.14
Jan Jambon (N-VA): (…)
La présidente: Monsieur Jambon, j'ai été très accommodante mais normalement, c'est terminé. Si c'est pour commencer le débat du Café du commerce, je ne suis pas d'accord. Vous vouliez dire un mot mais vous n'êtes pas dans les interpellateurs, ce n'est pas prévu. Le premier ministre a eu la gentillesse de vous fournir des éléments de réponse mais nous allons en rester là. Ce n'est pas prévu par le Règlement, j'en suis désolée.
01.15 Jan Jambon (N-VA): Mevrouw de voorzitter, in het kader van een interpellatie heeft de indiener 10 minuten spreektijd, daarna krijgt de regering 10 tot 20 minuten. Vervolgens duren de replieken van de indieners tot 5 minuten en mogen er nog maximaal drie andere sprekers het woord nemen. Naast de interpellanten mogen nog andere sprekers het woord nemen, maximaal drie en gedurende maximaal 5 minuten. Dat voorziet het Reglement.
La présidente: À partir du moment où le premier ministre a répondu et que les répliques ont eu lieu, il ne peut normalement plus vous répondre puisque le dernier mot appartient à l'assemblée parlementaire.
01.16 Herman Van Rompuy, premier ministre: Ce n'est pas la dernière fois que nous en discutons.
La présidente: De fait, je pense que nous ne sommes pas au bout de nos peines.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Ben Weyts en luidt als volgt:
“De Kamer,
gehoord de interpellaties van de heren Ben Weyts en Bart Laeremans
en het antwoord van de eerste minister,
vraagt de regering
geen onderhandelingen op te starten over de splitsing van BHV en over toegevingen zoals de uitbreiding van de faciliteiten voor Franstaligen in de Vlaamse rand, de uitbreiding van Brussel, enz..."
Une première motion de recommandation a été déposée par M. Ben Weyts et est libellée comme suit:
“La Chambre,
ayant entendu les interpellations de MM. Ben Weyts et Bart Laeremans
et la réponse du premier ministre,
demande au gouvernement
de ne pas entamer de négociations sur la scission de BHV ni sur des concessions telles que l’extension des facilités au bénéfice des francophones de la périphérie flamande, l’élargissement de Bruxelles, etc.“
Een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Bart Laeremans en luidt als volgt:
“De Kamer,
gehoord de interpellaties van de heren Ben Weyts en Bart Laeremans
en het antwoord van de eerste minister,
vraagt de regering
- vast te stellen dat het systeem van belangenconflicten misbruikt wordt om de democratie in dit land te fnuiken;
- het federale parlement ongehinderd en onverwijld zijn werk te laten doen in het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde."
Une deuxième motion de recommandation a été déposée par M. Bart Laeremans et est libellée comme suit:
“La Chambre,
ayant entendu les interpellations de MM. Ben Weyts et Bart Laeremans
et la réponse du premier ministre,
demande au gouvernement
- de constater qu’il est recouru abusivement au système des conflits d’intérêts dans le but de miner la démocratie dans ce pays;
- de permettre au Parlement fédéral de poursuivre son travail sans entraves et sans délai dans le dossier de Bruxelles-Hal-Vilvorde.“
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Leen Dierick en door de heer Philippe Collard.
Une motion pure et simple a été déposée par Mme Leen Dierick et par M. Philippe Collard.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
- M. Jean-Luc Crucke au premier ministre sur "la conformité au code antidopage" (n° 9687)
- M. Georges Gilkinet au premier ministre sur "les différentes règles coexistant en matière de lutte antidopage" (n° 9702)
- de heer Jean-Luc Crucke aan de eerste minister over "de conformiteit met de antidopingcode" (nr. 9687)
- de heer Georges Gilkinet aan de eerste minister over "de verschillende naast elkaar bestaande regels inzake drugsbestrijding" (nr. 9702)
La présidente: M. Crucke, retenu dans une autre commission, transforme sa question en question écrite.
02.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, un point d'ordre avant tout: lundi, j'ai déposé une autre question sur un sujet plus important puisqu'il s'agit de la construction d'une nouvelle centrale nucléaire à Chooz, à nos frontières, ce qui me semble peu acceptable. La question a bien été enregistrée, mais elle semble avoir disparu alors que j'aurais voulu qu'elle soit à l'ordre du jour d'aujourd'hui. Ce sera donc pour une prochaine fois.
Monsieur le premier ministre, on savait que votre prédécesseur était fan de sports; peut-être l'êtes-vous aussi, mais de façon plus discrète puisque je vous ai déjà vu sur un vélo au Gordel, manifestation moins sportive. Ma question porte sur la lutte antidopage.
L'Agence mondiale antidopage (AMA) a officialisé au mois de novembre la liste des mauvais élèves parmi les fédérations internationales et agences antidopage qui ne respectent pas encore les règles du Code mondial. La Belgique figure parmi les derniers de la classe et est pointée du doigt pour avoir la particularité d'additionner dans son périmètre le cumul de quatre législations antidopage différentes, à savoir celles des Communautés flamande, germanophone, française et de la Région de Bruxelles-Capitale.
Ne rien modifier en la matière pourrait entraîner de graves conséquences sur la capacité d'organiser en Belgique des compétitions de haut niveau, déjà existantes ou à accueillir sur notre territoire. De même, ces sanctions pourraient toucher le laboratoire de Gand, actuellement accrédité par le Comité international olympique (CIO).
Certes, je sais que les compétences en matière de santé et de politique du sport qui sont en jeu sont principalement gérées par les Communautés, mais il conviendrait que l'État fédéral jouât un rôle d'ensemblier et mît les uns et les autres autour de la table afin que la Belgique se mette en conformité avec le Code mondial antidopage édicté par l'Agence.
Monsieur le ministre, comptez-vous prendre des initiatives en la matière dans le cadre des réunions du comité de concertation? Si cette question était mise sur la table par une des entités fédérées, seriez-vous favorable à ce qu'elle soit traitée dans le cadre du comité de concertation?
Derrière cette question "légère", via laquelle je veux vous interpeller quant à notre modèle fédéral, j'aimerais aussi savoir si vous ne pensez pas qu'une évolution s'avère indispensable pour rendre possible ce type de coopération sous l'égide de l'État fédéral, mais au profit de l'ensemble de nos citoyens et d'un meilleur fonctionnement entre les entités fédérées?
02.02 Herman Van Rompuy, premier ministre: Comme vous l'avez dit vous-même, la lutte contre le dopage est une compétence exclusive des Communautés. Ce sont donc principalement elles qui sont visées par le rapport de l'Agence mondiale antidopage. Le cumul des législations est une conséquence logique de notre modèle fédéral, ce qui n'exclut pas la possibilité d'une coordination et d'une coopération efficaces entre les entités compétentes. Il y a deux formes de coopération à l'ordre du jour: d'une part, la coopération entre les Communautés, sur laquelle il ne m'appartient pas de me prononcer et, d'autre part, la coopération entre les Communautés et l'État fédéral.
Pour cette dernière forme de coopération, le gouvernement fédéral ne pendra pas l'initiative car il s'agit d'une compétence communautaire. Je respecte scrupuleusement le partage des compétences, sinon j'aurais de très grands problèmes avec d'autres collègues. Cependant, les Communautés peuvent prendre une initiative pour mettre le sujet à l'ordre du jour du comité de concertation ou de la conférence interministérielle compétente, notamment en matière de mauvais classements et des façons d'y remédier. Chaque niveau de pouvoir pourra alors en discuter dans les limites de ses compétences. S'ils le font, je m'en réjouirai.
L'implication du niveau fédéral sera limitée à ses propres compétences en rapport avec l'utilisation de produits dopants (Santé publique, Justice, Intérieur). Non seulement je ne m'opposerai pas à ce que le sujet soit à l'ordre du jour du comité de concertation mais je m'en réjouirai. Cela dit, je dois respecter scrupuleusement les compétences de chacun et les compétences en la matière appartiennent à titre principal aux Communautés.
02.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, monsieur le premier ministre, une absence d'opposition est un minimum. C'est d'ailleurs la raison pour laquelle j'ai voulu interroger notre modèle fédéral en ce qui concerne une question – je l'ai dit – qui peut sembler anodine, mais qui n'est pourtant pas sans avoir d'impact social et économique, ce peut-être encore plus en Flandre qu'en Wallonie. En effet, il est également question du prestige de la Belgique, de sa capacité à accueillir de grandes compétitions sportives, comme ce fut le cas, hier, avec le Championnat d'Europe de football et comme ce sera peut-être le cas demain avec une Coupe du monde.
En la matière, le rôle d'un premier ministre fédéral est aussi de pouvoir "mettre de l'huile dans les rouages", quitte à ce que cela puisse provoquer des réactions ou des questions. La finalité est que notre État fonctionne, que sa place soit reconnue dans le monde entier, ici en matière sportive, mais aussi au niveau de questions plus importantes sur le plan social et en termes de vie quotidienne des gens.
Cela dit, j'ai pris acte du fait que, si cette question était mise à l'ordre du jour à l'initiative des Communautés, vous ne vous y opposeriez pas.
02.04 Herman Van Rompuy, premier ministre: Je m'en réjouirais!
02.05 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le premier ministre, je répète que si vous pouviez, par votre action, "mettre un peu d'huile dans les rouages", cela serait très positif.
02.06 Herman Van Rompuy, premier ministre: Je suis très motivé par le sujet!
02.07 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): J'en prends bonne note, même si vous êtes moins démonstratif en la matière que M. Leterme. Vous êtes un grand amateur de sport.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Ben Weyts aan de eerste minister over "de federale infolijn" (nr. 9708)
03 Question de M. Ben Weyts au premier ministre sur "la ligne téléphonique d'information fédérale" (n° 9708)
03.01 Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de eerste minister, mijn vraag handelt over de nieuwe federale infolijn die via bepaalde kanalen werd aangekondigd.
De Vlaamse overheid heeft al zeer lang een infolijn, genaamd 1700. Ik meen zelfs dat door Kris Peeters of door Yves Leterme veel middelen werden aangewend voor de promotie van de nieuwe naam 1700. Via die infolijn kunnen burgers allerhande vragen stellen en opmerkingen maken over het beleid. Dat gaat in hoofdzaak over Vlaamse materies, maar vanzelfsprekend kunnen niet alle burgers het onderscheid maken tussen wat federale en Vlaamse materie is. In de praktijk beantwoordt de infolijn ook heel wat vragen over federale dossiers.
Uit het Staatsblad, het Bulletin van aanbestedingen, blijkt dat er via de kanselarij een aanbesteding werd uitgeschreven voor wat men noemt de uitbouw en bemanning van een eigen federaal contactcentrum. Die federale infolijn zou bovendien enkel werken tijdens de kantooruren, terwijl de Vlaamse infolijn altijd open is tot 19.00 uur. De federale infolijn heeft blijkbaar enkel een doorverwijsfunctie naar andere diensten, terwijl de Vlaamse infolijn over de software beschikt om zelf vragen te beantwoorden en de burger te woord te staan.
Waarom sluit de federale overheid zich niet aan bij de Vlaamse infolijn, bij 1700, als er al een uniek nummer bestaat dat bekend is bij heel de Vlaamse bevolking? Die lijn is een echt succesnummer. Dat zou volledig passen in de logica die Yves Leterme ons altijd heeft diets gemaakt, met name dat de federale overheid zich ten dienste dient te stellen van de deelstaten en vooral van de burger.
Ten tweede, klopt het inderdaad dat de nieuwe federale infolijn louter een doorverwijsfunctie zal hebben?
Ten derde, vindt u dat zulks past in een regeringsbeleid van administratieve vereenvoudiging en klantvriendelijkheid? Het is toch niet aan de burger om zijn weg te zoeken in het overheidskluwen of bevoegdheidskluwen? U verwacht eigenlijk dat de burger weet welke overheid waarvoor bevoegd is, en dus weet waarvoor hij moet bellen naar 1700 en waarvoor naar de federale infolijn.
Ten vierde, er zou met andere unieke contactcentra worden samengewerkt. Wat impliceert dat? Wat houdt dat in?
Ten vijfde, welke middelen werden er uitgetrokken voor het oprichten van de federale infolijn? Acht u het niet raadzaam om die middelen te sparen en uit te gaan van een samenwerking met minstens de infolijn van de Vlaamse deelstaat? Dat zou u heel wat belastinggeld besparen, vermoed ik.
03.02 Eerste minister Herman Van Rompuy: Mevrouw de voorzitter, goede collega Weyts, u zult van mij aannemen dat ik hierin geen grote specialist ben, maar ik weet dat u, in een vroeger leven, daarmee heel intensief bezig bent geweest.
Ik moet eerst preciseren dat er in het Bulletin der aanbestedingen van 23 december een aankondiging gepubliceerd werd van een overheidsopdracht voor een multimodaal contactcentrum voor de volledige federale overheid. Het gaat hier om een soort call for interest, een soort van oproep tot deelnemen. Het gaat dus helemaal nog niet over een publicatie van het bestek, met het oog op het indienen van een offerte. Het is echt een voorbereidende fase.
Ik moet er vooraf ook op wijzen dat de federale infolijn geacht wordt alle inwoners van het land te woord te staan, in verschillende landstalen. Voor de infolijn van de Vlaamse overheid is dat niet het geval. Ik weet dat u allusie hebt gemaakt op wat mijn voorganger heeft gezegd in verband met “ten dienste staan van”, maar ik neem aan dat u, met uw suggestie dat de federale overheid zich moet aansluiten bij de infolijn van de Vlaamse overheid, niet beoogt dat de Vlaamse infolijn meertalig zou moeten worden. Ik zou daaraan echt niet durven denken. Het woord “aansluiten” gaf aanleiding tot verwarring, maar met uw hoofdschudden is dat misverstand al uit de wereld geholpen.
Omwille van die taalreden, en wegens andere, meer operationele redenen, zoals het feit dat niet alle overheden ter zake even ver gevorderd zijn, is het creëren van één infolijn voor alle overheden vandaag niet mogelijk. Op termijn zouden wij wel moeten streven naar een gezamenlijke infolijn voor alle overheden. Daarover ben ik het wel met u eens. Het klopt dat de federale infolijn vooral een doorverwijsfunctie zal hebben.
Het is de bedoeling om een samenwerkingsinitiatief te creëren met de bestaande sectorale contactcentra van de federale overheidsdiensten, de zogenaamde FOD’s.
Het front office van de federale infolijn zou worden uitbesteed. Die dienst zou de basisinformatie verstrekken aan de hand van frequently asked questions. Via het netwerk van de federale communicatieverantwoordelijke zou aan de federale overheidsdiensten worden gevraagd om de frequently asked questions en de basisinformatie te leveren. Meer specialistische of complexere vragen zouden worden doorverwezen naar de bestaande federale contactcentra.
Door samenwerking tussen alle bestaande federale informatiediensten, moet de federale overheid inderdaad toegankelijker worden.
Hoeveel het federaal contactcentrum zal kosten, hangt af van het bestek dat –- ik herhaal het – nog niet werd gefinaliseerd, laat staan dat er een offerteaanvraag werd uitgeschreven. Nogmaals, het ging om een call for interest.
Het gezond verstand leert ons dat de samenwerking tussen alle federale diensten een betere coördinatie en een besparing moet opleveren, tegenover de huidige toestand, waarin elke dienst afzonderlijk optreedt. Dat neemt niet weg dat er opstartkosten zullen zijn. In een eerste fase spreken we over 500.000 euro, die binnen de middelen van de directie externe communicatie van de FOD Kanselarij moeten worden gevonden.
Zoals u uit het onderzoek van de realisaties van de verschillende deelstaten ongetwijfeld weet, hoeft goede informatie aan de burger geen disproportionele budgettaire kosten te hebben.
Ik ben het met u eens dat we op termijn moeten streven naar een gezamenlijke infolijn voor alle overheden. Zoals met andere hervormingen, zijn daarvoor tussenstappen nodig.
03.03 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de premier, ik dank u voor het antwoord. Ik ben blij dat er nog enkel sprake is van een voorbereidende fase. Het kalf is dus nog niet verdronken. U zegt dat u wil streven naar een gezamenlijke infolijn. Wel, u kunt dat nu doen. Wat houdt u tegen? Ik heb u ook gevraagd in welke mate er contacten zijn geweest met de Vlaamse overheid. Daar heb ik geen antwoord op gekregen. Wij zullen dat eens navragen in het Vlaams parlement.
Ten tweede, er gaan nutteloze kosten worden gemaakt en er zal voor totale verwarring worden gezorgd. Inderdaad, u gaat een nieuw nummer lanceren en de burgers zullen niet meer weten tot wie of wat ze zich moeten richten. Dat zal ongetwijfeld ook een cijfercombinatie zijn, nummer huppeldepup, en daarnaast de infolijn 1700. Voor de burger is dat gewoon een stap achteruit.
Als argument haalt u het gebruik van de verschillende landstalen aan, maar dat speelt absoluut niet ter zake want er is vanzelfsprekend een territoriale bevoegdheid. De Vlaamse infolijn is enkel bevoegd voor het Vlaamse landsdeel; de taalwetgeving zou trouwens niets anders toelaten. Dat is dus geen argument. Ik weet niet hoe het zit aan Franstalige zijde maar daar kan dan de Franstalige infolijn gelden als chapeau voor de info van de federale overheid. Het is dus verspilling van geld en contraproductief, dat allemaal – laten wij eerlijk zijn – door de ijdelheid van een FOD die ook een apart informatienummer wil, terwijl er een bestaand nummer is. U spreekt van een opstartkost van 500.000 euro. Daar zullen we nog heel wat aan mogen toevoegen. Dit zijn totaal onproductieve en nutteloze kosten.
03.04 Eerste minister Herman Van Rompuy: Ik repliceer nog heel kort. Ik meen – dit is een belangrijke precisering – dat het zich nog in een stadium bevindt van studie. Er wordt nagegaan wat interessante oplossingen kunnen zijn. Hoe dan ook – om uw terminologie te gebruiken, maar dan iets meer gesofisticeerd – is het beter zich niet holderdebolder – u had het over huppeldepup – te associëren met een initiatief dat aan de ene kant van de taalgrens volstaat. Ik meen dat het interessanter is dat men ook wat op dit ogenblik op het federale vlak bestaat coördineert. Op dit ogenblik is dat nog niet gecoördineerd. Men moet daar eerst stroomlijn in aanbrengen voor men een nieuwe stap doet.
Ik herhaal: ik sluit niet uit dat wij naar een gezamenlijke infolijn kunnen gaan, voor alle overheden, wanneer de zaken aan de verschillende kanten zijn uitgeklaard.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
La présidente: Ceci clôt les questions au premier ministre. Nous allons accueillir à présent M. Vanackere, ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles. J'ai reçu une demande de report de M. Xavier Baeselen qui se trouve en commission de l'Infrastructure. Par conséquent, sa question no 9949 est reportée. Je ne vois pas M. Christian Brotcorne. Je vais donc donner la parole à Mme Katia della Faille.
04 Vraag van mevrouw Katia della Faille de Leverghem aan de vice-eerste minister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "het geslachtsneutraal maken van het vaderschapsverlof in de ambtenarij" (nr. 10099)
04 Question de Mme Katia della Faille de Leverghem au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur "la non-discrimination sexuelle du congé de paternité dans la fonction publique" (n° 10099)
04.01 Katia della Faille de Leverghem (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, nagenoeg iedereen is het erover eens dat ook lesbische meemoeders moeten kunnen meegenieten van tien dagen vaderschapsverlof wanneer hun partner van hun kindje bevalt. Er is evenwel nog geen federale wetgeving goedgekeurd die dit principe veralgemeent. Zoals u weet, heeft de Vlaamse regering besloten om deze regeling evenwel al in te voeren voor de statutaire en contractuele ambtenaren.
Ook in de federale ambtenarij zou deze regeling mogelijk zijn. De minister kan kiezen voor een wijziging van de reglementering via KB. Dit heeft evenwel het nadeel dat het nog een tijdje zal duren terwijl het hier gaat om een nagenoeg budgettair neutrale maatregel waarbij iedereen het ondertussen eens is dat het gaat om een discriminatie die absoluut moet worden weggewerkt. De andere, snellere mogelijkheid is het delegeren van deze opdracht aan de FOD P&O zodat via een circulaire aan de voorzitters van de andere FOD’s kan worden toegestaan dat zij de doelgroep van het vaderschapsverlof verbreden tot lesbische meemoeders.
Mijnheer de minister, ik kreeg graag een antwoord op de volgende vragen. Is de minister bereid om op zeer korte termijn het vaderschapsverlof geslachtsneutraal te maken voor de contractuele en statutaire ambtenaren? Zo ja, wanneer zal de minister deze maatregel nemen? Zo neen, welke bezwaren heeft de minister tegen deze maatregel?
Zal de minister opteren voor een circulaire om deze maatregel te implementeren? Zullen ook de werknemers van de overheidsbedrijven onder deze maatregel vallen?
04.02 Minister Steven Vanackere: Mevrouw de voorzitter, collega’s, u weet ongetwijfeld dat artikel 15bis van het KB van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen met betrekking tot het vaderschapsverlof spreekt over de persoon met wie de ambtenaar op het tijdstip van de gebeurtenis samenleeft, en die heugelijke gebeurtenis is in dit geval de bevalling.
Er is in de tekst zelf dus geen sprake van het geslacht van de persoon. Tot op heden heeft de administratie een interpretatie gegeven aan het begrip van samenleven verwijzend naar heteroseksuele koppels. De statutaire en contractuele personeelsleden werden op een gelijke manier behandeld. Ik ben bereid een bredere interpretatie aan dat begrip te geven.
Voor de statutaire ambtenaren voor wie het KB van 1998 van toepassing is, is er geen aanpassing van de tekst van het KB nodig. De nieuwe interpretatie die dus geslachtsneutraler zou zijn, zou gewoon in een omzendbrief kunnen worden geschreven om de problematiek op te lossen, vermits er in de tekst van het KB geen verwijzing is naar het geslacht.
Ik moet toch wijzen op het volgende. De wet van 3 juli 1978, betreffende de arbeidsovereenkomsten, die van toepassing is op de contractuele personeelsleden, heeft een andere inhoud. In artikel 30, §2, staat duidelijk geschreven: “De werknemer heeft het recht van het werk afwezig te zijn ter gelegenheid van de geboorte van een kind waarvan de afstamming langs zijn zijde vaststaat”. Met andere woorden, er is een asymmetrie tussen de situatie van de statutaire ambtenaren en zij die in een contractueel dienstverband zijn tewerkgesteld.
U zult begrijpen dat ik geen onevenwichtigheid en onbillijkheid wil creëren tussen de statutaire en contractuele personeelsleden van de federale openbare diensten. Dat is de reden waarom ik eerst overleg wil plegen met mijn collega, de minister van Werk, die bevoegd is voor eventuele wijzigingen aan de wet van 3 juli 1978.
Met andere woorden, u hebt uit mijn uiteenzetting begrepen dat ik geen bezwaar heb tegen het geslachtsneutraal maken van het vaderschapsverlof. Zoals ik daarnet heb gezegd, vind ik het echter belangrijk de gelijkheid tussen de statutaire en contractuele personeelsleden ter zake te bewaren.
Thans kom ik tot de overheidsbedrijven. Voor de NMBS geldt de volgende regeling. In het geval van een statutair personeelslid bedraagt het vaderschapsverlof, dus het gelegenheidsverlof bij bevalling, tien dagen. Dat wordt toegekend voor de bevalling van de echtgenote of de persoon met wie de bediende samenleeft. Er wordt dus voor de statutaire personeelsleden van de NMBS geen onderscheid gemaakt naar geslacht. Voor het niet-statutair personeel is de wettelijke regeling van toepassing en moet het vaderschap voor het betrokken kind vaststaan.
Voor de personeelseden van Belgacom is dezelfde wetgeving van toepassing als die voor de contractuele ambtenaren en de niet-statutaire werknemers van de NMBS-groep. Dat wil zeggen dat de wetgeving het momenteel niet toelaat de notie van vaderschapsverlof uit te breiden naar meemoeders. Belgacom is zo’n uitbreiding echter wel genegen. Het principe past ook perfect in zijn diversiteitspolitiek. Het komt uiteraard de wetgever toe de huidige wetgeving in die zin te wijzigen.
Ik maak een politieke samenvatting. Ik ben bereid een bredere interpretatie te geven om een en ander geslachtsneutraal te maken. Ik denk dat u er begrip voor zult opbrengen dat wij blijkbaar twee stappen zullen moeten zetten. Het betreft gedeeltelijk een wetgevende stap, waardoor de gelijkheid tussen de verschillende personeelsleden kan worden gerespecteerd. Ik geloof dat dit ook een belangrijk beginsel is, naast het terechte verlangen inzake deze problematiek op een geslachtsneutrale manier te kunnen spreken over het zogenaamde vaderschapsverlof of het verlof voor de partner.
04.03 Katia della Faille de Leverghem (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw mooie antwoord. Ik had het niet beter kunnen dromen. Het siert u ook dat u het goede voorbeeld van Vlaanderen ook wilt uitdragen en implementeren in ons federaal Parlement.
Ik heb begrepen dat er een asymmetrie is tussen de statutairen en de contractuelen en ik begrijp ook dat u overleg moet plegen met mevrouw Milquet.
Ik wil u ook meegeven dat ik intussen een wetsvoorstel in die zin heb ingediend, samen met collega’s van andere partijen want er bestaat daarvoor een groot draagvlak. Mevrouw Milquet heeft in haar antwoord op mijn vraag naar aanleiding van de bespreking van haar beleidsnota gezegd dat zij akkoord was om dit wetsvoorstel heel snel te behandelen. U zult in haar dus een goede gesprekspartner vinden.
Die discriminatie moet absoluut worden weggewerkt. Ze is immers onlogisch als wij het burgerlijk huwelijk openstellen voor koppels van gelijk geslacht alsook de adoptiemogelijkheid. Dit is dan een nieuwe stap in de goede richting.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 11.27 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.27 uur.