Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw	Commission de l'Economie, de la Politique scientifique, de l'Education, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture
van dinsdag 13 januari 2009 Voormiddag ______	du mardi 13 janvier 2009 Matin ______

De behandeling van de vragen vangt aan om 11.12 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Liesbeth Van der Auwera.

Le développement des questions commence à 11.12 heures. La réunion est présidée par Mme Liesbeth Van der Auwera.

01 Questions jointes de

- M. Xavier Baeselen à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "le Jardin botanique de Meise" (n° 9508)

- M. Bart Laeremans à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "le transfert du Jardin botanique national" (n° 9930)

01 Samengevoegde vragen van

- de heer Xavier Baeselen aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de Plantentuin van Meise" (nr. 9508)

- de heer Bart Laeremans aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de overheveling van de Nationale Plantentuin" (nr. 9930)

01.01 Xavier Baeselen (MR): Madame la présidente, madame la ministre, je souhaiterais vous interroger sur la situation actuelle du Jardin botanique de Meise, sans entrer dans le débat relatif à son avenir. En effet, comme on le sait, ce jardin botanique pourra ou ne pourra pas faire l'objet d'un paquet bis, ter ou quater de réformes potentielles de l'État. Je veux donc me centrer sur la situation actuelle, notamment sur son cadre linguistique défavorable aux francophones.

Cette question a suscité pas mal de remous, de réactions et de tensions entre le personnel et la direction actuelle. Il me semble que vous aviez chargé le directeur d'établir un nouveau cadre linguistique: où en sommes-nous dans ce dossier de rééquilibrage au bénéfice des francophones?

01.02 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, het verhaal van de Plantentuin in Meise is bijna eindeloos. Wij zijn daar al jaren mee bezig. Er was ook een duidelijk akkoord, bij de vorige staatshervorming. Niet de vorige regering, maar die daarvoor heeft de bevoegdheid van de Plantentuin overgeheveld. Blijkbaar is er een grote onwil aan Franstalige kant om dat eindelijk af te ronden.

Wij gaan niet in op de inhoud van akkoorden en afspraken. Dat lijkt mij niet nodig, omdat er een akkoord zou zijn. Vrij recent, op 21 oktober 2008, werden in het Vlaams Parlement vragen gesteld aan minister-president Kris Peeters en hij heeft heel duidelijk gezegd dat dit akkoord technisch-inhoudelijk volledig rond was. De kwesties inzake personeel, taalverhoudingen, enzovoort, zouden volgens minister-president Kris Peeters dus zijn afgerond. Het enige wat nog ontbreekt is de handtekening van minister Demotte. Dat blijkt op zich te laten wachten en niemand begrijpt waarom.

Mevrouw de minister, ik heb hierover een aantal vragen.

Ten eerste, kunt u bevestigen dat het dossier inderdaad technisch-inhoudelijk rond is? Kunt u de inhoud van het akkoord meedelen? Bent u daarvan op een of andere manier op de hoogte gebracht?

Ten tweede, hoe kan worden verklaard dat de handtekening uitblijft? Wat is daarvoor de reden? Is dit dossier op een of andere manier gekoppeld aan de fameuze dialoog tussen de Gemeenschappen? Dat zou straf zijn, want het akkoord dateert al van jaren geleden.

Ten derde, kunt u meedelen welk budget de federale overheid de voorbije vijf jaren heeft gespendeerd aan deze Plantentuin, ook al omdat het federale niveau veel krapper bij kas zit dan het Vlaamse niveau? Het zou logisch zijn dat dit snel wordt overgeheveld zodat u aan de Plantentuin geen kosten meer hebt.

01.03 Sabine Laruelle, ministre: Madame la présidente, je tiens d'abord à rappeler la situation particulière du Jardin botanique de Belgique (Meise).

Depuis la loi spéciale du 13 juillet 2001, l'institution doit faire l'objet d'un transfert au profit de la Communauté flamande uniquement dans le cadre d'un accord de coopération à conclure entre la Communauté flamande et la Communauté Wallonie-Bruxelles, le patrimoine scientifique de l'établissement devant rester fédéral.

Cet accord entre Communautés n'a toujours pas vu le jour et le transfert n'est toujours pas effectif. Le Jardin botanique de Meise reste donc toujours un établissement scientifique fédéral, actuellement sous la tutelle conjointe du vice-premier ministre et ministre des Finances en charge de la Régie des Bâtiments et moi-même, en tant que ministre de la Politique scientifique.

Pour répondre à la question de M. Baeselen, nous sommes tous deux compétents pour ce qui concerne le cadre linguistique. Ce problème du cadre linguistique ne date malheureusement pas d'hier. Il est devenu particulièrement aigu avec la restructuration du ministère des Classes moyennes et de l'Agriculture. Je suis bien consciente de ce problème et nous avons entamé une réflexion avec le vice-premier ministre pour établir un nouveau cadre linguistique.

Faisant notamment suite à un courrier de la commission permanente de contrôle linguistique, j'ai demandé au directeur du jardin botanique, en octobre dernier, de me transmettre dans les meilleurs délais un projet de cadre linguistique.

Celui-ci m'a dit être dans l'impossibilité de répondre à la demande en raison de la situation particulière du jardin botanique et en présentant une très longue argumentation. Je ne vous cache pas que le directeur est néerlandophone.

L'argumentation fournie par le directeur du jardin botanique pour ne pas répondre à ma demande d'établissement d'un nouveau cadre linguistique est actuellement analysée par les services du SPP Politique scientifique. Je suis en attente de leur rapport.

Je peux dès à présent vous signaler que l'établissement de ce cadre implique deux mesures préalables. La première est commune à l'ensemble des établissements scientifiques fédéraux et concerne la refonte des degrés de la hiérarchie linguistique suite à la récente réforme concernant la carrière du personnel scientifique des établissements scientifiques fédéraux. Le projet d'arrêté royal fixant les nouveaux degrés de la hiérarchie linguistique est pendant devant la commission permanente de contrôle linguistique. Elle m'alerte en signalant un problème au jardin botanique de Meise mais le projet d'arrêté royal qui pourrait en partie résoudre ce problème est encore à l'étude.

La deuxième mesure est spécifique au jardin botanique et concerne la mise en place d'un plan de personnel approuvé. Le plan de personnel est le document de base pour établir ce cadre linguistique. Ce plan est actuellement soumis à l'avis de l'Inspection des Finances.

Une fois ces deux préalables terminés, nous pourrons avancer dans ce dossier.

Bref, il y a trois éléments: un rapport du directeur du Jardin botanique de Meise qui argumente pour ne pas répondre à ma demande d'établissement d'un nouveau cadre linguistique est analysé au SPP Politique scientifique; un projet d'arrêté royal faisant suite à la réforme du cadre linguistique du personnel scientifique des établissements scientifiques fédéraux est pendant devant la commission permanente de contrôle linguistique; le plan de personnel est soumis à l'approbation de l'Inspection des Finances.

J'espère que nous pourrons rassembler ces trois pièces du puzzle dans les semaines qui viennent afin de rétablir la situation.

Wat de vraag van de heer Laeremans over het ontwerp van samenwerkingsovereenkomst betreft, ik kan u geen antwoord geven aangezien de Gemeenschappen mij niet hebben betrokken noch uitgenodigd bij de onderhandelingen hierover.

Ik weet dat er contacten zijn tussen de twee minister-presidenten Peeters en Demotte, maar ze hebben mij niet uitgenodigd en ik beschik dus niet over informatie. Ik kan ook geen verdere inlichtingen geven over de inhoud ervan noch meedelen of deze onderhandelingen zich vandaag in een eindstadium bevinden.

Wat betreft de middelen die de federale Staat de laatste jaren heeft vrijgemaakt voor de Nationale Plantentuin, voor het wetenschappelijk beleid werd in 2005 in totaal 7.533.000 euro vrijgemaakt. Voor 2009 zal dat 8.858.000 euro zijn. Daarnaast worden door de Regie der Gebouwen ook andere middelen vrijgemaakt voor de gebouwen.

Autrement dit, 7.533.000 euros.

Ik heb ook de cijfers voor 2006, 2007 en 2008, indien u ze wil.

Donc 2005: 7.533.000, 2006: 8.810.000, 2007: 8.086.000, 2008: 7.999.000 et 2009: 8.858.000.

Les chiffres en diminution résultent notamment de la diminution d'achats de services.

01.04 Xavier Baeselen (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je reviendrai vers vous prochainement sur cette question.

On sait que les plantes ne parlent pas. En revanche, il faut leur parler pour qu'elles se portent mieux. Comme les collections resteront fédérales, il est fondamental que la représentation des francophones au Jardin botanique soit importante.

01.05 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

Ik vind het vreemd dat u, ondanks het feit dat u nog gedeeltelijk bevoegd bent, van niets weet, de stand van zaken niet kent en niet op de hoogte bent gehouden, maar tegelijkertijd wel op de een of andere manier de zaak vertraagt.

Ik heb de indruk dat men aan Franstalige kant zegt dit niet zomaar te zullen overhevelen. Eerst moeten nieuwe afspraken worden gemaakt over taalkaders, terwijl dat niet eens het voorwerp uitmaakt van de onderhandelingen tussen het Vlaams Gewest en de Franse Gemeenschap.

Ik begrijp helemaal niet waar dit nu ineens vandaan komt. Ik zal dat verder onderzoeken. Ik zal met de Plantentuin zelf contact opnemen. Ik vrees dat men bijkomende voorwaarden aan het zoeken is om de zaak te vertragen.

Het budget dat naar de Plantentuin gaat bedroeg in 2005 300 miljoen Belgische franken en in 2009 350 miljoen. Dat zijn toch enorme bedragen die het federaal niveau zou kunnen besparen, zou kunnen schrappen van zijn conto als de Plantentuin al zou zijn overgeheveld. Uitstel is niet in het belang van de nu al zo noodlijdende federale kas.

Als ik u was, mevrouw de minister, zou ik alles in het werk stellen om die Plantentuin zo snel mogelijk over te hevelen en u desnoods voldoende te informeren bij de Gemeenschappen zodat u mee vaart kunnen zetten achter dit dossier.

01.06 Sabine Laruelle, ministre: Monsieur Laeremans, je veux rétablir une partie de la vérité. Dans ma réponse à M. Baeselen, j'ai bien précisé qu'un accord entre les deux Communautés était nécessaire. C'est la raison pour laquelle je ne suis pas partie prenante. Si j'étais invitée à une table de discussion, je m'y rendrais avec grand plaisir. Mais il est légalement précisé dans l'accord de 2001 que les collections restent fédérales. Par conséquent, un budget fédéral sera toujours prévu pour l'entretien de celles-ci, etc. En raison d'un protocole inévitable entre les deux Communautés, un cadre linguistique équilibré devra également être constitué. Ce n'est donc pas 8 millions d'euros que nous économiserons! Je suis également persuadée que le jour où une communautarisation effective interviendra, les deux Communautés nous demanderont le budget. Je ne crois pas que nous allons épargner un franc dans l'affaire!

01.07 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Dat weet u niet.

01.08 Minister Sabine Laruelle: Ik beschik wel over de details inzake personeel enzovoort, maar meer kan ik u niet zeggen.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

02 Question de M. Xavier Baeselen à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "le 'déstockage' des collections des musées belges" (n° 9510)

02 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de afbouw van de Belgische museumcollecties" (nr. 9510)

02.01 Xavier Baeselen (MR): Madame la présidente, madame la ministre, fin décembre, on a parlé d'un éventuel avant-projet de loi émanant de l'administration de la Politique scientifique envisageant la possibilité pour les musées nationaux d'aliéner de quelque manière que ce soit ou de détruire certaines pièces de collection. Il semblerait que certains musées soient confrontés à des collections fort importantes qui encombrent parfois les réserves. La question qui se pose est importante et il n'est certes pas facile d'y répondre car tout objet présente toujours un intérêt sur le plan artistique ou scientifique: faut-il tout conserver? Voilà la question qui sous-tend l'avant-projet de loi et qui semble dénoncée par certains qui considèrent que l'on brise ainsi le sacro-saint principe d'inaliénabilité des collections des musées publics.

Qu'en est-il exactement de cet avant-projet de loi? Répond-il effectivement à une demande précise d'un musée – on a notamment cité celui de l'Armée qui est confronté à cet encombrement – de se débarrasser des pièces dites encombrantes?

02.02 Sabine Laruelle, ministre: Madame la présidente, je remercie M. Baeselen pour sa question. Il est vrai que quelques articles de presse assez partiaux ont été publiés. Il y était question de déstockage des musées fédéraux, comme s'il s'agissait d'un période de soldes. Il est vrai qu'un avant-projet de loi existe aujourd'hui. Il a d'ailleurs été élaboré à l'initiative du Musée de l'Armée, département qui ne relève d'ailleurs pas de mes compétences mais de celles du ministre de la Défense, pour envisager la désaffectation possible de certains biens culturels excédentaires ou définitivement détériorés. Ce texte est actuellement en consultation au sein de mon administration.

À ce stade, je n'ai été saisie d'aucune proposition de texte. Je répète que le projet existe suite à l'initiative d'un certain nombre de responsables de musées. Mon département en discute, mais politiquement, je répète que je n'ai encore été saisie d'aucun texte. Je pourrai me prononcer de façon beaucoup plus claire et plus précise lorsque je disposerai d'un texte et d'une base sur laquelle nous pourrons discuter.

Il est évident qu'en tant que ministre de la Politique scientifique, je ne peux prendre d'initiative concernant l'ensemble des musées de Belgique et notamment du Musée de l'Armée; seuls les musées repris comme établissements scientifiques fédéraux (Musées royaux d'Art et d'Histoire, Musées royaux des Beaux-Arts, Musée de l'Afrique centrale, etc.) relèvent de mes compétences.

Cela dit, il n'existe pas véritablement de texte juridique traitant de l'inaliénabilité. Toutefois, des avis ont été rendus par la Cour de cassation en 1968, en 1976 et en 1978; selon ces derniers, un bien appartient au domaine public lorsque, par une décision expresse ou implicite de l'autorité compétente, il est affecté à l'usage de tous sans distinction de personne. Il ne peut perdre son caractère public que par une décision expresse de cette autorité.

Voorzitter: Bart Laeremans.

Président: Bart Laeremans.

Mon administration m'a également fait remarquer que, si tous les biens des musées ou des établissements scientifiques étaient aliénables, il aurait été impossible de remettre les biens, par exemple, aux Juifs spoliés pendant la guerre ni exécuter des décisions judiciaires annulant l'acquisition de biens culturels reçus par un établissement par don ou par legs.

Bien que je ne sois pas juriste, il m'apparaît que ce n'est pas aussi clair que ça. J'attends donc que mon administration me propose un texte. Nous aurons évidemment l'occasion d'en discuter. Ma politique en la matière n'est donc pas encore fixée: j'attends le texte et l'objet du document.

02.03 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, je remercie la ministre. Si j'ai bien compris, la demande initiale provient bien de certains musées en particulier, dont le musée de l'Armée. Je me tournerai donc également vers le ministre de la Défense pour savoir ce qu'il en est en ce qui concerne ce musée. Mais, apparemment, cela correspond donc à une demande réelle et à un problème particulier de stockage.

Si les musées décident d'opérer un choix dans leurs collections, ces pièces n'en disparaîtront pas pour autant: elles peuvent être vendues et poursuivre leur existence. Les articles de presse semblaient, eux, indiquer un déstockage, voire une destruction de pièces, ce qui ne sera pas le cas, je l'espère.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

03 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de kredietverlening aan ondernemers" (nr. 9522)

03 Question de M. Peter Logghe à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "l'octroi de crédits aux entrepreneurs" (n° 9522)

03.01 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik kom nog even terug op de kredietverlening aan ondernemers. In deze tijden van economische crisis is voornoemd thema immers een permanente zorg voor ons allen.

De aanleiding tot mijn vraag is een rapport van de Europese Centrale Bank waarin staat dat de kredietverlening in de hele Europese Unie fel stagneert. Mevrouw de minister, in vergelijking met oktober 2008 zouden de commerciële banken minder dan één miljard euro aan extra leningen hebben verstrekt, wat volgens de Europese Centrale Bank nagenoeg een nulgroei betekent. Voornoemde stagnatie van de kredietverlening doet zich voor het eerst voor sinds het begin van de meting in 1991.

Mijn concrete vragen aan u zijn de volgende. Ik verwijs ook naar mijn vorige vraag ter zake die ik op 15 december 2008 stelde.

Bent u op de hoogte van het bewuste rapport? Mevrouw de minister, welke bedenkingen maakt u bij voornoemd rapport?

Wat is momenteel de toestand op onze interne Belgische markt? Hoe evolueert de kredietverlening momenteel? Ik stel voornoemde vraag, omdat u een maand geleden in de commissie voor het Bedrijfsleven op mijn mondelinge vraag het volgende hebt geantwoord. Ik citeer: “De overheid vreest dat het aantal toegestane kredieten zakt of zou kunnen zakken met ongeveer 20%.” Kan u uw uitspraak ondertussen bevestigen?

Wat is de evolutie van het aantal toegestane kredieten ten opzichte van de voorbije maanden? Mevrouw de minister, worden de bedragen kleiner of worden er meer garanties gevraagd? Op welke basis krijgt u uw gegevens binnen? Zijn de gegevens een maand oud of worden ze wekelijks met de banksector opgevolgd?

Welke maatregelen zal u treffen, mocht blijken dat de kredietschaarste tot ernstige problemen leidt?

In de Nederlandse pers wordt in elk geval gewag gemaakt van een verlaging van de rente de komende maanden.

03.02 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, het rapport waarover u het hebt, is een press release van de European Central Bank omtrent de evolutie van de monetaire massa in Europa.

In voormeld document wordt onder meer vastgesteld dat de groei van de leningen aan de privésector – evolutie op twaalf maanden – een dalende trend kent. Terwijl de leningen aan de privésector in vergelijking met oktober 2008 een groei van 7,8% kenden, is het in november 2008 gemeten percentage gelijk aan 7,1%.

Ik geef enkele elementen ter verduidelijking. Het gaat over een vermindering van de groei van leningen aan de privésector op jaarbasis en niet over een daling ten opzichte van vorig jaar. Het betreft alle landen van de eurozone. De daling is gedeeltelijk te wijten aan technische evoluties binnen de sector, onder meer het doorverkopen van kredietportfolio’s door monetary financial institutions. Het is dus voorbarig om hier conclusies uit te trekken op Europees of Belgisch vlak.

Alle cijfers waarover ik tot op heden beschik wijzen erop dat er geen dalende trend is inzake leningen aan bedrijven tot en met oktober 2008. Ter illustratie, in de studie gepubliceerd door Cefic over de kredietverlening in het derde trimester van 2008 wordt er genoteerd: “Het toegekende kredietbedrag aan de kleine en middelgrote vennootschappen stijgt nog licht tegenover het voorgaande kwartaal. De zelfstandigen daarentegen zien het toegekende kredietbedrag licht dalen, met 0,4%”. Uit de studie kan eveneens worden afgeleid dat het gemiddelde bedrag van de leningen aan bedrijven eerder in stijgende lijn is. Er kunnen evenwel enkele conclusies worden getrokken op basis van de barometer van Cefic die maandelijks peilt naar de opinie van de kleine en zeer kleine ondernemingen. De barometer van december 2008 bevestigt de resultaten van november 2008. De ondernemers ervaren een stijging van de kosten van hun kredieten, een stijging van de vraag naar waarborgen en dat de banken meer informatie inwinnen vooraleer een krediet toe te staan. Deze conclusies worden bevestigd in de bank lending survey uitgevoerd door de Nationale Bank.

Tot nu toe werden de cijfers over de kredietverlening trimesterieel ter beschikking gesteld door de Nationale Bank. Sinds oktober 2008 gebeurt dit op maandelijkse basis. Cefic is verantwoordelijk voor de interpretatie van de cijfers en publiceert een trimestriële studie over de evolutie van de kredietverlening aan bedrijven ongeveer twee maanden na het verstrijken van het trimester. Deze gegevens worden aangevuld met enquêtes uitgevoerd door de Nationale Bank, Febelfin en Cefic, die een idee geven van de meest recente evolutie op de markt van de kredietverlening aan bedrijven.

Wat uw vierde vraag betreft, dient er eerst en vooral te worden opgemerkt dat de referentierentevoeten waarschijnlijk zullen dalen in de eurozone aangezien de inflatie zich onder het niveau van 2% zal stabiliseren in de loop van dit jaar. Deze evolutie wordt geanticipeerd op de geldmarkten waar de euro daalt ten opzichte van de dollar. Deze dalende trend zal een repercussie hebben op de kosten van de kredieten en in het bijzonder wat betreft de leningen aan bedrijven.

Op federaal vlak heeft het Participatiefonds een nieuw product ontworpen, de Initio-lening. De banken hebben altijd de mogelijkheid gehad om hun risico te verminderen door een krediet te combineren met een achtergestelde lening van het Participatiefonds. De ondernemer die totnogtoe eerst via een bank moest passeren om een achtergestelde lening te bekomen, kan sinds 1 december 2008 zijn aanvraag rechtstreeks indienen bij het Participatiefonds en daarna naar de bank gaan.

Ze hebben dus twee mogelijkheden: eerst de bank en daarna het Participatiefonds of eerst de Initio-lening van het Participatiefonds. De bank zal al meer waarborg hebben om de dossiers te analyseren, omdat ze zal weten of het Participatiefonds geld en waarborg geeft of niet en hoeveel. Dit betekent meer zekerheid voor de bank. We hopen met dit product dat er niet meer waarborg wordt gevraagd aan de ondernemers en dat er bijgevolg ook geen daling van de leningen aan de ondernemers zal ontstaan.

Om de middelen van het Participatiefonds te versterken, werd beslist een obligatielening van 300 miljoen uit te keren. De obligatielening is een bevoegdheid van mijn collega Didier Reynders.

03.03 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik wil u danken voor uw uitgebreid antwoord.

Het is volgens mij goed dat we heel nauw bij de zaak betrokken blijven. Ik verneem met enige vreugde dat de gegevens nu maandelijks binnenkomen. Ik zou er zelfs voor pleiten om dit, indien mogelijk, tweewekelijks te organiseren.

Het is immers heel nuttig dat we kort op de bal blijven spelen, te meer omdat er toch een aantal knipperlichten is in de privésector. Ik verwijs naar de woorden van Voka-baas Urbain Vandeurzen gisteren of eergisteren op de jaarlijkse receptie. Hij zei dat er misschien nog geen kredietschaarste in de banksector is, maar dat men toch voelt dat een en ander moeilijker gaat, vooral voor bepaalde sectoren.

Ik ben het met u eens dat er tot en met oktober 2008 geen kredietproblemen waren. Ik heb dat nooit in twijfel getrokken. Ik zeg enkel dat het volgens mijn informatie sinds eind vorig jaar en begin dit jaar een stuk moeilijker gaat.

Ik verneem ook dat het Participatiefonds meer leningen zal kunnen aanbieden en dit ook rechtstreeks zal kunnen. Ik hoop alleen dat de communicatie ten opzichte van de privésector voldoende duidelijk zal zijn om daarvan input te krijgen. Ik hoop dat er voldoende personeel zal zijn om die kredietaanvragen voldoende snel verwerkt te krijgen. Die vraag werd reeds op een ander vlak gesteld door de heer Laeremans.

Ik dank u voor uw antwoord en zal dit blijven opvolgen.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

04 Question de M. Jean-Luc Crucke à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "la bibliothèque spécialisée en astronomie et géophysique de l'Observatoire royal de Belgique" (n° 9623)

04 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de in astronomie en geofysica gespecialiseerde bibliotheek van de Koninklijke Sterrenwacht van België" (nr. 9623)

04.01 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, madame la ministre, je voudrais poser trois questions sur l'Observatoire royal de Belgique et plus particulièrement sur le matériel mis à disposition du public.

1. La bibliothèque spécialisée en astronomie et en géophysique compte, selon les derniers recensements, pas moins de 125.000 ouvrages et une centaine d'abonnements à des revues scientifiques.

La fréquentation de cette bibliothèque est-elle à la hausse ou à la baisse? Combien de visiteurs dénombre-t-on depuis 2005?

2. Le planétarium est souvent une attraction majeure dans ce type d'infrastructures.

Je me suis laissé dire que sa fréquentation était réellement à la baisse. Me le confirmez-vous? Dans l'affirmative, quelles sont les raisons qui peuvent expliquer cette baisse de fréquentation?

3. Le projecteur d'étoiles devient vétuste puisqu'il date de 1926. C'est d'ailleurs l'un des plus vieux d'Europe, ce qui ne signifie pas qu'il est hors d'usage. Malgré tout, son âge me fait dire qu'il pourrait avoir besoin d'un certain rajeunissement. Est-ce envisagé? Dans l'affirmative, quel en serait le coût?

04.02 Sabine Laruelle, ministre: La bibliothèque de l'Observatoire royal de Belgique et celle de l'Institut royal météorologique ont fusionné.

Cette bibliothèque contient effectivement une vaste collection d'ouvrages et de magazines scientifiques. La plupart d'entre eux sont à consulter librement, pourvu que les visiteurs s'enregistrent. Il faut néanmoins souligner que cette bibliothèque constitue en premier lieu une bibliothèque de travail visant à soutenir des activités scientifiques des institutions mêmes et des collaborateurs. Cela implique par exemple que les salariés de l'Observatoire et de l'IRM sont admis à emprunter des ouvrages pour une durée quasi illimitée en fonction de leurs besoins scientifiques.

Le nombre de visiteurs externes s'élève à une centaine de visiteurs chaque année. Les chercheurs qui travaillent temporairement pour des institutions faisant partie du pôle Espace ne sont pas repris dans ces visiteurs externes. Le nombre exact était de 83 en 2005, 101 en 2006, 93 en 2007 et 117 en 2008 mais cette bibliothèque n'est pas destinée à devenir une bibliothèque grand public. Il s'agit réellement d'une bibliothèque scientifique pour des personnes qui mènent des travaux pointus.

Il n'est pas juste de dire que le planétarium connaît une désaffection de son public; en effet, après une baisse continue de sa fréquentation depuis le début des années 80, la courbe d'affluence s'est inversée depuis 2001 et en 2005, le planétarium a pu ainsi se targuer d'enregistrer une progression de 53% en termes de fréquentation par rapport à l'année 2000 mais tout est relatif puisqu'on sait que le nombre de visiteurs était très faible en 2000.

Les chiffres de fréquentation sont les suivants: 30.940 visiteurs en 2005, 30.352 en 2006 et 28.588 en 2007. L'actualité astronomique ou le lancement de nouveaux spectacles expliquent les variations modérées d'année en année et il est également à noter que ces chiffres ne correspondent qu'aux entrées payantes et ne prennent pas en compte les événements spéciaux, tels que la Nuit des chercheurs, Erfgoeddag, le Family Day et la nocturne des musées qui amènent aussi des centaines de visiteurs non comptabilisés.

Il est évidemment indubitable qu'un planétarium de l'envergure de celui de l'Observatoire royal de Belgique devrait accueillir un public plus nombreux. C'est pourquoi le Planétarium s'est engagé dans des projets de revalorisation qui lui permettront d'atteindre – nous l'espérons tous – les objectifs de service public qui sont les siens.

Je tiens à citer un projet pour lequel j'ai pu obtenir un certain nombre de budgets et pour lequel la Loterie Nationale et la Banque nationale participeront aussi au financement. Il s'agit d'un projet d'installation d'un système de projection numérique pleine voûte, couverture de l'entièreté du dôme par un système de projection vidéo piloté en temps réel. C'est le concept du planétarium numérique qui verra le jour grâce aux demandes de subsides. Son coût s'élève à 600.000 euros.

Cette première étape importante devrait être suivie d'une installation de nouveaux sièges et d'un nettoyage de la coupole intérieure. En parallèle, il serait nécessaire de prévoir le remplacement du projecteur d'étoiles mais le coût s'élèverait à 2 ou 3 millions d'euros. Nous avançons donc petit à petit.

Avec l'installation de cette nouvelle technologie digitale et 2009 étant l'année de l'astronomie, nous espérons recréer un engouement un peu plus grand.

04.03 Jean-Luc Crucke (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour cette réponse. Je partage votre point de vue en ce qui concerne la bibliothèque. Le chiffre de 100 visiteurs que j'avais entendu me semblait extrêmement bas. C'est pourquoi je vous ai demandé de le confirmer. Il est vrai que cette bibliothèque est fort spécialisée et n'attire pas le commun des mortels. C'est compréhensible! Cependant, 25.000 ouvrages, ce n'est pas rien en termes de valeur et de collection.

Quant au Planétarium, je note que l'information en ma possession n'était pas exacte. Toutefois, pour l'avoir visité récemment, il me semble que l'on pourrait faire de celui-ci la vitrine du pôle Espace. Il y a, selon moi, moyen d'aller beaucoup plus loin, notamment en essayant de toucher encore davantage les milieux scolaires.

Enfin, en ce qui concerne le projecteur d'étoiles, je comprends tout à fait, au vu de son prix, qu'il faut faire des choix sur le plan budgétaire. J'espère néanmoins que 2009 permettra d'aboutir à une solution qui fera de ce projecteur d'étoiles une référence.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

05 Questions jointes de

- M. Maxime Prévot à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "la gestion des dossiers de calamité agricole liés à la sécheresse de 2006" (n° 9675)

- Mme Nathalie Muylle à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "le traitement des dossiers relatifs à la calamité agricole de 2006" (n° 9919)

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Maxime Prévot aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de afhandeling van de dossiers met betrekking tot de als landbouwramp erkende droogte van 2006" (nr. 9675)

- mevrouw Nathalie Muylle aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de afhandeling van de dossiers inzake de landbouwramp 2006" (nr. 9919)

Président: Jean-Luc Crucke.

Voorzitter: Jean-Luc Crucke.

05.01 Nathalie Muylle (CD&V): Mevrouw de minister, ik vind het spijtig dat de heer Prévot hier niet is. Ik heb uit zijn vraag kunnen opmaken dat zijn benadering van de problematiek enigszins anders is dan mijn benadering.

Ik zal het nu niet meer over het inhoudelijke hebben, mevrouw de minister. Wij hebben daarover al vaak gediscussieerd en wij hebben daarover ook een mening. De beslissing is nu echter genomen en dat betekent dat de verschillende dossiers nu moeten worden afgehandeld.

Ik ken de correcte cijfers van het hele landsgedeelte niet, maar voor mijn provincie zijn er een 600-tal dossiers in afhandeling. In tegenstelling tot wat de heer Prévot in zijn vraag zegt, zijn die dossiers eigenlijk al ingediend en klaar om afgehandeld te worden. Er moet alleen nog een expertise in die dossiers gebeuren.

Daar rijst het probleem. Ik krijg veel signalen, vooral van landbouwers die contact nemen met de diensten van de gouverneur in West-Vlaanderen, dat er vandaag geen experts op de baan willen gaan om die expertise te doen. De dossiers zouden daar al vijf, zes maanden liggen.

Waarom? Normaal heeft een expert bij een expertise recht op een vacatie. Dat is een vergoeding voor de tijd die hij heeft om de expertise te doen. Normaal bedraagt die vacatie 150 euro. Voor de afhandeling van een ramp is dat anderhalve vacatie, dus 225 euro. Bij de afhandeling van een landbouwramp geldt voor teelten onder contract een halve vacatie, dus 112 euro, en voor teelten zonder contract een kwart vacatie, 56 euro.

Men zegt dat geen enkele expert dat voor die centen wil doen. Om die reden liggen die 600 dossiers daar al maanden en worden ze niet afgehandeld.

Mevrouw de minister, ik zie u al knikken. Ik hoop dat het niet zo is, maar klopt die informatie? Is dat de reden waarom de dossiers daar nog altijd liggen? Daarover bestaat op het terrein immers ongerustheid.

Le président: La question jointe de M. Prévot est transformée en question écrite.

05.02 Sabine Laruelle, ministre: Ceci montre en effet son intérêt pour l'agriculture. Sa question est purement électoraliste. Je le mentionnerai d'ailleurs dans ma réponse écrite.

Mevrouw Muylle, ik zal u de cijfers per provincie geven. Deze cijfers geven de toestand weer van midden december 2008, maar sindsdien is er bijna geen verandering in de situatie opgetreden.

Tussen november 2008 en december 2008 waren er 10% meer dossiers.

Wij hebben nu dus 17% van de dossiers afgehandeld. In november 2008 was dat 7%.

Ik geef nu de gegevens per provincie.

Voor Vlaams-Brabant hebben wij 111 dossiers. Wij hebben 5% bij de FOD Economie ingediend. Voor Waals-Brabant werd 40% van de dossiers ingediend. Voor Antwerpen is dat 100%. Alle dossiers zijn dus afgewerkt. Er waren slechts 34 dossiers, wat verschilt van het aantal dossiers in de andere provincies. Voor West-Vlaanderen werd 6% van de dossiers ingediend. Het gaat om 500 dossiers van de boeren, waarvan 6% bij de FOD Economie werd ingediend. Voor Oost-Vlaanderen gaat het om 16% ingediende dossiers. Voor Henegouwen is dat 0%. Er werden 650 dossiers bij de gouverneur ingediend. Geen enkel dossier werd behandeld. Ook voor Luik gaat het om 0%. Voor Luik zijn er 970 dossiers. Misschien is de situatie sinds 15 december 2008 veranderd. Dat weet ik niet. Voor Limburg gaat het om 61%. Er werden 319 dossiers ingediend. Het is dus mogelijk. Voor Limburg waren er 319 dossiers, waarvan 61% werd ingediend. Voor Luxemburg en voor Namen werden respectievelijk 21% 28% van de dossiers ingediend.

De FOD Economie heeft al 3.250.000 euro aan de boeren betaald. Un montant de 3.250.000 euro a déjà été versé aux agriculteurs.

De expertenvergoeding wordt bepaald door het koninklijk besluit van 18 februari 2003. In voornoemd koninklijk besluit wordt de vergoeding van de privé-expert op 150 euro per vacatie van drie uur vastgelegd.

Een omzendbrief van de FOD Binnenlandse Zaken met betrekking tot de landbouwrampen preciseert het aantal vacaties per expertise: 1 vacatie, indien de expertise geen verplaatsing vraagt, en 1,5 of 2 vacaties, indien een verplaatsing is vereist.

Het bedrag van 225 euro, dat u vermeldt, komt overeen met het gewone geval van een expertise met verplaatsing.

Het steeds weerkerende karakter van het dossier, het principe van de forfaitaire vergoeding en de onmogelijkheid om de schattersplaats vast te stellen – het gebeurde in 2006; wij zijn nu 2009; dat is meer dan twee jaar na de feiten –, zorgt ervoor dat de afhandeling van het dossier aanzienlijk kan worden vereenvoudigd.

Voorzitter: Bart Laeremans.

Président: Bart Laeremans.

De controle van de meeste dossiers kan daardoor worden beperkt tot een controle van administratieve aard: nazicht van de voorwaarden tot het verkrijgen van een vergoeding en vergelijking tussen de oppervlakten waarvoor een vergoeding wordt gevraagd en de oppervlakten die werkelijk werden bebouwd in 2006, gegevens meegedeeld in het kader van het GLB. Teneinde de publieke fondsen zo goed mogelijk te besteden, heeft de FOD Economie de voorwaarden herbekeken waarbij een beroep kan worden gedaan op privédeskundigen. De FOD heeft tevens het aantal te behandelen dossiers per vacatie aangegeven.

Ik twijfel er niet aan dat de herziening van de voorwaarden tot toekenning van de vergoeding voor een aantal reacties in de sector en nog meer bij de Boerenbond heeft gezorgd. Nochtans meen ik dat er in deze verband moet bestaan tussen het bedrag van de vergoeding en de werkelijk gepresteerde uren. Aangezien de vergoedingswijze voor de landbouwers sterk vereenvoudigd is, lijkt het mij volledig normaal dat de voorwaarden tot het instellen van een beroep opnieuw werden bekeken, dit vooral wegens de bijzonder moeilijke budgettaire situatie. Ten slotte hoop ik dat de dossiers zo spoedig mogelijk kunnen worden afgehandeld. Zoals ik reeds eerder heb aangegeven, hangt het tempo hier vooral af van het werkritme van de provincie.

Il ne faut pas être payé 150 euros de l'heure pour faire cela! Examinez donc le constat: il s'agit d'un calcul. Des demandes d'expertise au SPF Économie ont déjà été rentrées à concurrence de 46.000 euros. Je ne tiens pas à payer les experts davantage que les agriculteurs: que les choses soient claires!

Nous avons déjà une demande pour 46 postes pour la Flandre orientale et 79 postes pour la Flandre occidentale. À Anvers, 33 demandes ont été enregistrées alors que 34 dossiers étaient en cours, par exemple. Si les provinces n'ont plus la capacité de gérer cela et dans ce cas, elles doivent le dire clairement. Faire plus simple n'est pas possible!

05.03 Nathalie Muylle (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor de informatie. Ik ben weer wat slimmer geworden. De informatie die wij kregen, was niet die informatie. Als ik uw cijfers zie, merk ik op dat er enorm grote verschillen per provincie zijn. Als u zegt dat er voor mijn provincie al 79 vacaties zijn binnengekomen, betekent dat ook dat er daadwerkelijk al zoveel expertises zijn gebeurd. Wij hebben dezelfde situaties meegemaakt met de afhandeling van de algemene rampen. Ik vermoed dat het probleem meer op het organisatorische vlak rijst dan op het vlak dat wij vandaag hebben aangekaart.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

06 Question de M. Jean-Luc Crucke au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le recours d'Electrabel contre l'État belge" (n° 9628)

06 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Klimaat en Energie over "het beroep van Electrabel tegen de Belgische Staat" (nr. 9628)

06.01 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, à la fin de l'année dernière, le Parlement a voté le mécanisme prévoyant une taxation à l'égard du producteur d'électricité GDF-Suez et sa maison-mère Electrabel, taxation à concurrence de 250 millions d'euros. Ce dernier, par communiqué, a fait savoir sa vive opposition à cette décision la considérant à la fois disproportionnée et discriminatoire et a immédiatement annoncé son intention d'introduire un recours devant la Cour constitutionnelle.

À ce jour, ce recours a-t-il été introduit? Nonobstant ce différend, avez-vous poursuivi vos contacts avec GDF-Suez? Dans l'affirmative, comment ce dossier évolue-t-il?

Pour 2009, on annonce une taxation de l'ordre de 500 millions d'euros. Je suppose que l'opposition sera aussi unanime dans le chef d'Electrabel et SPE-Luminus, sauf élément qui serait intervenu depuis le vote au sein du Parlement.

06.02 Paul Magnette, ministre: Monsieur Crucke, je vous remercie pour votre question. Tout comme vous, j'ai appris par la presse que les sociétés qui font l'objet de cette imposition avaient fait part de leur intention de déposer un recours auprès de la Cour constitutionnelle. Mais à ce jour, le gouvernement fédéral n'a reçu aucune notification d'un recours auprès de la Cour à l'encontre de cette contribution de 250 millions établie par la loi-programme du 22 décembre dernier.

Par ailleurs, je vous informe que les 250 millions ont été versés par Synatom dans les caisses de l'État et que celle-ci a récupéré les 250 millions auprès des producteurs d'électricité.

Ce dossier n'a pas fait l'objet de contacts avec les producteurs. Aucun contact n'a été pris non plus pour le renouvellement de cette contribution pour le budget 2009 ni pour l'alimentation, à hauteur d'un autre montant de 250 millions, du nouveau fonds budgétaire créé en vue des investissements et dépenses dans le domaine de l'énergie.

06.03 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. La situation a le mérite d'être claire. L'argent a été encaissé et à ce jour, aucun recours n'a été introduit. C'est ce que je voulais savoir.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

De voorzitter: Ik dank u voor uw beknoptheid, want ik wil toch even signaleren dat de minister om 12.30 uur moet vertrekken.

Collègues, je vous signale que le ministre doit nous quitter vers 12.30 heures.

Daarom vraag ik de collega’s om zo beknopt mogelijk te zijn.

07 Question de M. Jean-Luc Crucke au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'énergie solaire" (n° 9688)

07 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Klimaat en Energie over "zonne-energie" (nr. 9688)

07.01 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le ministre, selon une information dévoilée le 23 décembre 2008 par "Le Monde", un journal qui a l'habitude de vérifier ses sources, l'avantage écologique de l'énergie solaire serait contesté. Est-ce oui ou non une énergie propre? N'étant pas scientifique, je me contente de vous rapporter cette information et de vous demander à vous et à votre cabinet ce que vous en pensez.

Selon les informations rapportées par "Le Monde", la fabrication des panneaux solaires nécessiterait l'utilisation d'un gaz (le trifluorure d'azote ou NF₃) 17.000 fois plus nocif pour le réchauffement de la planète que le dioxyde de carbone. Existe-t-il une étude sur ce sujet? Le corps scientifique a-t-il été sensibilisé à ce problème? Quelles sont les conclusions d'une telle étude?

07.02 Paul Magnette, ministre: Monsieur Crucke, nous lisons les mêmes journaux et cet article m'avait également frappé. J'ai interrogé le SPF Environnement et ses scientifiques à ce sujet. On m'a répondu qu'en effet, un article publié dans la "Geophysical Research Letters" du 31 octobre 2008 fait état de l'augmentation des concentrations atmosphériques en trifluorure d'azote (NF₃), un accroissement important de 11% par an. S'il est vrai que le potentiel de réchauffement est plus de 17.000 fois plus important que celui du CO₂ à concentration similaire, ces mêmes chercheurs estiment son effet réel sur le réchauffement climatique à 0,04% alors que le CO₂ représente plus de 53%.

Il y a donc lieu de prendre sérieusement en compte le NF₃ tout en sachant que le CO₂, le méthane et le protoxyde d'azote restent les gaz les plus dangereux sur le court terme. Dans les travaux de la convention-cadre des Nations unies à Poznan sur les changements climatiques, un groupe de travail spécifique s'est réuni pour discuter des nouveaux gaz dont le NF₃ et il est prévu de les prendre en compte dans le futur accord post-2012 que nous devrons conclure à Copenhague à la fin de l'année. Les modalités de cette prise en compte reposent sur les travaux du GIEC qui synthétisent tous les travaux scientifiques en la matière.

Á l'échelle de la production de panneaux photovoltaïques, le NF₃ est essentiellement utilisé durant la phase de production des panneaux. Plus généralement, il est utilisé dans la production de composants électroniques divers à base de silicium. Il ne fait pas partie intégrante des produits. Il est dès lors du ressort de mes homologues régionaux d'imposer éventuellement des normes en matière d'émission de NF₃ durant la phase de fabrication, puisque les normes produits sont fédérales mais les normes de production, de fabrication sont régionales.

Quant au bilan carbone de la fabrication de panneaux photovoltaïques, il ne cesse de s'améliorer au fur et à mesure des innovations technologiques. Toutes les études prospectives s'accordent pour dire que l'énergie solaire est l'une des principales solutions d'avenir pour le développement durable.

07.03 Jean-Luc Crucke (MR): J'adresse mes remerciements au ministre pour la qualité de ses réponses et leur transparence. Savoir que le NF₃ sera repris dans les protocoles est effectivement une bonne nouvelle. L'évolution scientifique doit aussi permettre d'espérer qu'il s'agit de la voie dont nous pourrons attendre, non pas la solution, mais une des solutions, en matière de production d'énergie.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

08 Question de M. Jean-Luc Crucke au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la non-indexation du prix du gaz de LAMPIRIS sur le cours du pétrole" (n° 9695)

08 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Klimaat en Energie over "de niet-indexering van de gasprijs van LAMPIRIS aan de olieprijs" (nr. 9695)

08.01 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, j'ai pris connaissance d'une publicité de la société Lampiris qui annonce qu'elle n'indexera plus le prix du gaz sur celui du pétrole. Elle ajoute que cela permettra de renforcer la concurrence et de diminuer le coût de 30%.

J'ai pris des informations et il apparaît que cette société se fournit auprès d'un hub gazier néerlandais. Je rappelle que, de manière assez artificielle, le gaz est lié au prix du pétrole. C'est aussi une des bases du contentieux entre les Russes et les Ukrainiens.

Ma question vise tant le ministre de la Protection des consommateurs que le ministre de l'Énergie. Faut-il crédibiliser ce type d'information? Y a-t-il réellement une économie pour le consommateur? Peut-on ranger cette information au rayon des bonnes nouvelles de l'année 2009, sachant que le prix du pétrole a également sensiblement baissé?

Pourquoi les autres producteurs de gaz n'appliqueraient-ils pas la même formule? Cela amènerait une réduction des coûts pour tout le monde.

08.02 Paul Magnette, ministre: Monsieur Crucke, je vous remercie pour cette question qui témoigne de la vaste palette de vos centres d'intérêts et de vos sources de lecture.

J'ai lu, comme vous, que la société Lampiris a annoncé le découplage de son prix de vente du gaz du prix du pétrole.

Plus précisément, elle achète son gaz à Eneco, qui dispose de très peu de clients sur le territoire belge. Le principe retenu pour la fixation des prix est basé sur le prix du mois de livraison au premier jour indexé sur le TTF (Title Transfer Facility) du hub hollandais, qui est comparable au hub de Zeebrugge. Lampiris prend le TTF comme référence parce que la plupart des livraisons viennent des Pays-Bas.

Grâce à cette méthode, Lampiris a opté pour une stratégie de prix d'entrée très bas mais aussi très volatil. Le risque de volatilité est supporté par le client. C'est un choix commercial dans un marché libéralisé, mais ce n'est pas le seul possible. Ce modèle n'est pas forcément aisément transposable pour d'autres fournisseurs parce que le marché des "commodities" est relativement peu liquide et n'offre pas une garantie de disposer au jour le jour des volumes nécessaires au respect des contrats.

Par ailleurs, je vous informe qu'une réunion entre spécialistes de la CREG, de la DG Énergie, du Bureau du Plan et de la Banque nationale s'est tenue pour analyser les mécanismes qui concourent à l'indexation du prix du gaz et informer le gouvernement de ces mécanismes afin que nous ayons une meilleure compréhension de ces différentes stratégies de fixation des prix et que nous puissions vérifier qu'il n'y a pas de marge excessive facturée au client final.

08.03 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse. Bien que sachant qu'on ne pose plus de question après une réponse, vu qu'il est question d'un rapport sollicité par la Banque nationale, entre autres, j'aimerais savoir si le gouvernement a déjà été saisi de ce rapport et, si non, quand il le sera.

08.04 Paul Magnette, ministre: C'est le gouvernement qui a pris l'initiative de demander à ces quatre instances, qui disposent toutes de données intéressantes sur les prix du marché de l'énergie, de les examiner ensemble et de nous remettre une information. Une première réunion a lieu mais d'autres réunions seront nécessaires pour étudier le fond des choses.

Et n'oublions pas que la CREG dispose, depuis la loi-programme de l'année dernière, de pouvoirs de monitoring des prix qui lui permettront d'accéder à des données indispensables pour réaliser ce type de calculs et qui complèteront les données dont disposent le Bureau fédéral du Plan et la DG Énergie, notamment des éléments de comparaison internationale.

08.05 Jean-Luc Crucke (MR): Il ne reste donc qu'à attendre l'information finale, une fois la fin de ces réunions. J'estime intéressante l'initiative prise par le gouvernement.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

09 Questions jointes de

- M. Philippe Henry au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'importation de gaz russe" (n° 9716)

- M. Willem-Frederik Schiltz au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les conséquences de l'arrêt de l'exportation de gaz russe vers l'Europe sur l'approvisionnement en gaz de la Belgique" (n° 9811)

- Mme Marie-Martine Schyns au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le conflit gazier entre la Russie et l'Ukraine" (n° 9846)

09 Samengevoegde vragen van

- de heer Philippe Henry aan de minister van Klimaat en Energie over "de invoer van Russisch gas" (nr. 9716)

- de heer Willem-Frederik Schiltz aan de minister van Klimaat en Energie over "de gevolgen van het stilleggen van de Russische gasexport naar Europa voor de gasvoorziening in België" (nr. 9811)

- mevrouw Marie-Martine Schyns aan de minister van Klimaat en Energie over "het gasconflict tussen Rusland en Oekraïne" (nr. 9846)

09.01 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je ne reprendrai pas l'historique de toutes les étapes du conflit entre la Russie et l'Ukraine qui ont largement été détaillées dans la presse. Le ministre est certainement la personne la mieux informée, notamment suite aux récents contacts qui ont encore eu lieu ces derniers jours.

L'Ukraine approvisionne l'Europe en gaz à raison d'environ 40%. C'est d'ailleurs la raison pour laquelle cette dernière s'est largement préoccupée de cette problématique.

Monsieur le ministre, je voudrais vous poser un certain nombre de questions qui devraient permettre de voir un peu plus clair quant aux implications de la situation au niveau belge.

Ainsi, quelle est la proportion de gaz russe dans l'approvisionnement belge? Certains chiffres ont été cités dans la presse mais peut-être pourriez-vous nous apporter des précisions en la matière? Pourriez-vous également nous dire si cette proportion est appelée à évoluer dans un sens ou dans un autre dans les prochaines années?

Quels sont les stocks de gaz russe emmagasinés sur le territoire européen? Quel est le délai à partir duquel une non-livraison deviendrait problématique au niveau de ces stocks en termes d'approvisionnement européen?

Je sais que cette question ne figurait pas dans ma question écrite, mais pourriez-vous me dire ce qu'il en est pour ce qui concerne les stocks légaux y compris sur le territoire belge? Il s'agit-là, selon moi, d'une information importante. Bien entendu, il n'est pas uniquement question ici du gaz russe, mais du gaz en général.

Par ailleurs, quelle conséquence la mise à mal de la livraison du gaz russe aurait pu avoir sur la livraison belge, y compris de manière indirecte puisque, même si nous n'importons qu'une quantité très limitée de gaz russe, il y aurait forcément eu des impacts sur le marché du gaz d'un point de vue global?

Quel est le calendrier de réalisation des routes alternatives, c'est-à-dire la North Stream et la South Stream? En effet, il serait intéressant de savoir à partir de quel moment on pourrait estimer que le passage par l'Ukraine est moins incontournable qu'aujourd'hui. Où en sont les contacts européens en ce qui concerne cette question? J'ai effectivement pu obtenir quelques informations à ce sujet en lisant la presse mais j'aurais voulu savoir si la Belgique avait été impliquée et de quelle façon. Quel impact cette crise aurait-elle pu avoir sur le prix final du gaz pour le consommateur?

Enfin, la question de la solidarité entre États européens se pose également puisque certains États sont beaucoup plus touchés que la Belgique de manière directe par l'arrêt de cette livraison. C'est forcément une dimension essentielle de la stratégie à mettre en place au niveau européen.

09.02 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs voor de feitelijke uiteenzetting naar de vraag van de heer Henry.

Ik heb drie vragen.

In welke mate meent u dat België te lijden krijgt of zal worden beïnvloed door een eventuele boycot, zoals we die hebben gezien?

Ten tweede, zal er door de toenemende vraag in zo’n situatie bij alternatieve gastoeleveranciers een prijsstijging optreden? Daarmee sluit ik mij aan bij de vraag van de heer Henry wat de impliciete of indirecte gevolgen zijn voor de gasprijzen voor de Belgische en Europese consument.

Ten derde, wat is de invloed van de evenementen die zich hebben voorgedaan, op de visie van Europa en van uzelf op de samenstelling van de energiemix?

09.03 Paul Magnette, ministre: Monsieur Henry, la proportion de gaz russe dans l'ensemble de l'approvisionnement de la Belgique est précisément de 4,6%. Ce chiffre est stable parce qu'il s'agit d'un seul contrat de livraison à une entreprise unique importante située dans le port d'Anvers. Il n'y a pas de gaz russe stocké sur le territoire belge. Des pays comme l'Autriche et la République tchèque disposent de larges capacités de stockage. D'autres pays d'Europe centrale, comme l'Italie, ne disposent que de peu ou pas de capacités de stockage et sont donc très dépendants du gaz russe. Dans la plupart de ces pays, la livraison est problématique et le restera le temps que les flux aient repris. Ceux-ci étaient censés reprendre ce matin à 08.00 heures, au terme de l'accord tripartite entre la Russie, l'Ukraine et l'Union européenne qui a été confirmé hier à l'occasion d'un Conseil européen extraordinaire de l'Énergie qui s'est tenu à Bruxelles et auquel j'ai participé.

J'en profite ainsi pour vous répondre également sur l'implication de la Belgique. C'est l'Union européenne qui a mené ces négociations. C'était logique! La Commission et la présidence tchèque ont conduit ces négociations en tenant bien entendu informés les gouvernements des Vingt-sept États membres, ce qui nous a permis hier de lever les ambiguïtés et de confirmer le préaccord signé samedi de manière à ce qu'il puisse être mis en œuvre dès ce matin.

Par ailleurs, cette crise a été l'occasion d'une réflexion plus approfondie sur les questions de sécurité d'approvisionnement et de solidarité entre États membres. Les conclusions que nous avons adoptées hier au Conseil extraordinaire de l'Énergie appellent la Commission à réviser un certain nombre de textes et de directives, notamment sur les mécanismes d'alerte précoce et de solidarité entre États membres. Elles l'invitent également à entreprendre des travaux de prospective et de réflexion plus larges sur la nécessité d'améliorer l'interconnexion et les infrastructures et d'aller vers une vraie politique peut-être pas totalement intégrée et harmonisée mais coordonnée en matière d'approvisionnement, de transit et de transport de gaz au sein de l'Union européenne.

Pour ce qui est de la Belgique, l'approvisionnement ne devrait pas être mis en difficulté, vu la très faible quantité de gaz russe livrée en Belgique qui est acheminée, pour la plus grande partie, via la Pologne – et non pas via l'Ukraine – et vu le nombre plus élevé de fournisseurs de gaz en Belgique.

Le calendrier pour les routes alternatives est le suivant. Pour le North Stream, on attend une capacité de 27 milliards de m³ à partir de 2011 et 55 milliards de m³ à partir de 2012. Les perspectives sont moins claires pour le South Stream. On nous annonce que cette route serait opérationnelle en 2013, sans donner beaucoup plus de précisions.

Comme je vous l'ai dit, l'Europe est en contact avec la Russie et l'Ukraine et la Belgique fait partie du Groupe Coordination Gaz au sein de l'Union européenne, groupe constitué en exécution de la directive sur les mesures visant à garantir la sécurité de l'approvisionnement en gaz naturel. Une première réunion s'est tenue vendredi dernier en présence des représentants de Gazprom et de Naftogaz. Je vous ai aussi rappelé la réunion d'hier.

Cette crise ne devrait donc pas avoir de répercussion sur le prix final du gaz en Belgique, étant donné la faible part du gaz russe et le fait qu'il soit concentré sur un seul opérateur qui dispose d'un contrat spécifique. Les autres livraisons ne devraient pas être affectées par cette crise dont il faut espérer aujourd'hui qu'elle est derrière nous.

09.04 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je vous remercie pour toutes ces informations. De nouveaux développements sont intervenus depuis le dépôt de ma question. Il conviendra évidemment de suivre de très près tous les points qui ont été soulevés au niveau européen. Il y aura forcément matière à rediscuter ces questions, non seulement pour garantir l'approvisionnement mais aussi pour réfléchir à la solidarité entre États et de déterminer la responsabilité des uns et des autres, etc.

Vous confirmez évidemment qu'en ce qui concerne la Belgique, le problème est extrêmement limité, vu la proportion de gaz russe et qu'il n'a aucun impact ni sur le prix ni sur la sécurité de l'approvisionnement, même si cela contribue à déstabiliser l'ensemble du marché du gaz. Il importe quand même de relativiser la situation, car cet élément n'a pas été clairement mis en évidence dans la presse. De plus, la crise du gaz russe a fait très peur, car elle a des conséquences très graves pour certains pays européens.

Voilà qui montre une fois de plus la nécessité de travailler le plus rapidement possible et de la manière la plus ambitieuse possible sur les questions d'efficacité énergétique, notamment en matière de chauffage pour agir directement sur la consommation finale de gaz.

09.05 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de minister, ik zal zeer kort zijn. Ik ben het niet helemaal eens met de repliek van de heer Henry. Evenmin heb ik u horen antwoorden op de vraag welke lessen u uit deze gebeurtenissen trekt voor de energiemix. Ik neem aan dat het debat nog zeer uitvoerig in deze commissie zal worden gevoerd.

Ik meen uit de gebeurtenissen van de laatste dagen alleszins te mogen concluderen dat er een positief signaal uit Europa komt, waaraan u ongetwijfeld hebt bijgedragen. Men schiet eindelijk wakker op het vlak van de diversificatie van toeleveringsroutes.

Daarnaast ben ik wel bezorgd dat de afhankelijkheid van onstabiele toeleveringsproducenten van gas op langere termijn wel eens een opwaartse druk op de prijzen kan betekenen en de afhankelijkheid van nog meer monopolistische leveranciers zoals het Midden-Oosten kan verhogen.

Met betrekking tot de energiemix heb ik al gezegd dat de onafhankelijkheid essentieel is. Ik denk dat wij dit element moeten meenemen in de discussie die daarover zal worden gevoerd.

09.06 Minister Paul Magnette: Er zijn drie lessen, mijnheer Schiltz. Ten eerste, wij hebben meer diversificatie nodig. Ten tweede, wij moeten zeker ons netwerk versterken en investeren in de interconnectiviteit met de buurlanden. Ten derde, de topprioriteit is en blijft de energie-efficiëntie en de reductie van onze consumptie.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

10 Question de M. Philippe Henry au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le mercato du secteur de l'énergie" (n° 9751)

10 Vraag van de heer Philippe Henry aan de minister van Klimaat en Energie over "de stoelendans in de energiesector" (nr. 9751)

10.01 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, comme on a pu le lire dans la presse, la présidente du comité de direction de Fluxys a annoncé sa démission pour rejoindre vraisemblablement un poste opérationnel important au sien de GDF-Suez. Son remplaçant n'est pas encore connu. Deux hypothèses étaient évoquées dans la presse.

Même s'il faut prendre ces hypothèses pour ce qu'elles sont, la presse parlait de l'ancien patron de Fluxys, M. Walter Peeraer, actuellement directeur général chez Electrabel ou de Mme Marie-Pierre Fauconnier, actuellement directrice à l'administration fédérale de l'Énergie,

Comme on le sait Fluxys est détenu à 39% par GDF-Suez et à 51% par le Holding communal Publigaz. J'aurais donc voulu attirer l'attention sur ces mutations internes au petit monde de l'énergie en Belgique car elles me paraissent préjudiciables à l'indépendance des différents acteurs qui jouent des rôles bien différents, caractérisés par l'intérêt public ou l'intérêt privé. Ces relations créent des conflits d'intérêts, des questions de contrôleurs contrôlés.

J'aurais donc voulu savoir ce que vous en pensiez.

N'estimez-vous pas qu'il faudrait mettre en place des garanties pour assurer l'intérêt général et en particulier celui du consommateur final?

Ne faut-il pas réfléchir à la mise en place d'un code de déontologie visant à instaurer une incompatibilité pour une période donnée entre certaines fonctions?

10.02 Paul Magnette, ministre: Monsieur Henry, la société Fluxys est une société cotée de droit privé, qui est gérée conformément aux règles du Code des sociétés et de la loi Gaz.

Ces règles prévoient une procédure spécifique pour la nomination du président du comité de direction dans le cadre de laquelle le ministre de l'Énergie n'est pas appelé à intervenir.

Pour rappel, la loi Gaz dispose que le président du comité de direction de la société Fluxys est nommé par le conseil d'administration, conformément à l'article 524bis du Code des sociétés, après avoir recueilli, d'une part, l'avis du comité de gouvernance de l'entreprise et, d'autre part, l'avis du comité de rémunération de la société. Ces exigences légales sont traduites dans les statuts et la charte du gouvernement d'entreprise de Fluxys.

En vertu de l'article 19 de ces statuts et des annexes 1 et 3, le président du conseil d'administration demande, au nom du conseil d'administration, un avis au comité de nomination et de rémunération sur le candidat à la fonction. Cet avis porte principalement sur les critères de qualification et de compétence du candidat et formule des recommandations quant à sa rémunération.

Le président du conseil d'administration demande aussi un avis au comité de gouvernance d'entreprise, lequel se prononce sur l'indépendance du candidat après avoir analysé et contrôlé l'ensemble des éléments pertinents.

C'est sur la base de ces deux avis que le conseil d'administration nomme le président du comité de direction.

10.03 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces explications factuelles mais vous ne répondez pas à mes questions.

Cela vous paraît-il acceptable? N'estimez-vous pas que ces mutations posent certaines questions? Je sais que ce n'est pas vous qui nommez les personnes mais n'estimez-vous pas qu'il faudrait renforcer le cadre légal ou adopter un code de déontologie d'une manière telle qu'on garantisse les différents principes?

Il est évident que je ne remets pas en cause ici les compétences personnelles de ces personnes. Je suis certain qu'elles pourront encore se développer en différents endroits. Par ailleurs je ne remets pas en cause non plus leur déontologie personnelle mais ces mutations me paraissent problématiques. Selon moi, pour garantir une saine gouvernance, éviter des conflits d'intérêts, il faudrait éviter ce genre de nominations. Le sujet mérite qu'on y revienne.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

11 Question de Mme Karine Lalieux au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le marketing direct téléphonique" (n° 9817)

11 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Klimaat en Energie over "direct marketing via de telefoon" (nr. 9817)

11.01 Karine Lalieux (PS): Monsieur le ministre, la protection des consommateurs est garantie par une loi que vous connaissez bien et qui sera profondément modifiée: la loi sur les pratiques du commerce. Celle-ci est garante du respect des citoyens par les entreprises commerciales, notamment concernant les informations et la mise en œuvre de certaines pratiques.

Cette dernière interdit, notamment, les pratiques commerciales agressives. En outre, la loi du 8 décembre 1992 relative à la protection de la vie privée dans le traitement des données à caractère personnel protège, quant à elle, le citoyen contre l'utilisation de ce type de données.

Une pratique commerciale, que je qualifierais d'agressive et d'attentatoire aux droits de la vie privée, se répand de plus en plus. Le harcèlement téléphonique pratiqué par certaines entreprises, qui n'hésitent pas à téléphoner à toute heure du jour, de la semaine et du week-end, devient une intrusion intempestive dans la vie de bon nombre de citoyens. Malheureusement, l'inscription sur ce que l'on appelle la liste Robinson ne résout rien. En effet, seules les entreprises adhérentes sont liées par les règles de cette liste. De même l'attention particulière à ne pas laisser ses coordonnées à des firmes lors d'achats et les inscriptions sur des listes rouges sont inopérantes, le numéro restant dans les listes antérieures. De plus, utiliser le service de Belgacom, par exemple, qui permet de refuser les appels masqués est parfois préjudiciable au titulaire du numéro de téléphone, puisqu'aucune discrimination n'est faite entre un appel masqué provenant d'un call-center et un appel masqué ami.

Cette pratique commerciale est agressive et peut être assimilée à du harcèlement, vu le nombre d'appels de ce genre reçus en une journée, même si l'auteur reste généralement inconnu et n'est probablement pas identique à chaque fois. De même, cette pratique constitue sans aucun doute une violation de la vie privée. En effet, bien souvent, aucun consentement à ce marketing direct dont il fait l'objet n'a été donné par le citoyen. Celui-ci est démuni face à un tel harcèlement. Les questions qu'il pose à la personne en ligne restent souvent sans réponse. S'il insiste et demande à être retiré de la liste utilisée, on lui raccroche généralement au nez. De plus, le citoyen n'est absolument pas en mesure d'identifier l'auteur de la communication, ni de prendre connaissance des actions qu'il peut introduire. Enfin, comme souligné précédemment, les mesures qui sont à la disposition du citoyen harcelé sont totalement insuffisantes aujourd'hui.

Monsieur le ministre, vous qui êtes conscient de ce problème, ne pensez-vous pas qu'il est temps de prendre des mesures légales afin d'obliger les opérateurs à mettre en place un système préventif, par exemple au moyen d'un filtre, comme il en existe en matière informatique? Le citoyen pourrait choisir de mettre un tel filtre en place et la violation de celui-ci pourrait dès lors être sanctionnée. De même, la liste Robinson pourrait être rendue opposable par arrêté royal à toutes les entreprises, même aux call-centers étrangers, et plus seulement aux entreprises qui adhèrent volontairement, comme c'est le cas aujourd'hui.

11.02 Paul Magnette, ministre: Le marketing direct par téléphone peut, pour certains consommateurs, devenir intrusif et s'apparenter à une forme de harcèlement que nous avons tous, à un moment ou l'autre, eu à subir. Il n'est pas nécessairement une pratique commerciale agressive au sens de la loi. Le fait qu'un consommateur reçoive un grand nombre d'appels de ce type en une journée ne suffit pas, aux termes de la loi, à en faire une pratique interdite.

Président: Philippe Henry.

Voorzitter: Philippe Henry.

Pour qu'elle soit considérée comme agressive, il faut que ce type de pratique émane à chaque fois du même vendeur. Or l'absence à ce jour de plaintes déposées auprès du service compétent à l'encontre d'un vendeur en particulier nous empêche d'appréhender la réalité de ce que subissent certains consommateurs, au-delà des récits en provenance de nos proches.

Toutefois, afin de protéger les consommateurs contre ce type d'appels, il existe déjà plusieurs formes de protection sur le plan juridique.

Premièrement, pour ce qui concerne les publicités personnalisées au moyen de systèmes automatisés d'appels, sans intervention humaine, le principe de l'opt-in a été retenu, c'est-à-dire que le consommateur doit avoir donné préalablement son consentement express.

De plus, lors de chaque message publicitaire, le consommateur doit être informé de son droit de s'opposer à la réception future de tels messages. Cette mesure a été introduite par transposition de la directive 2002/58 du 12 juillet 2002 dans la loi du 14 juillet 1991.

Deuxièmement, lorsque la publicité personnalisée par téléphone se fait avec intervention humaine, le consentement express préalable n'est pas requis, mais le consommateur dispose d'un droit d'opt-out, c'est-à-dire que le vendeur ne peut plus contacter le consommateur dès que celui-ci a fait connaître son opposition à de pareils coups de fil, mais il semble que de nombreux consommateurs n'aient pas conscience de ce droit. Le législateur belge a retenu l'opt-out là où la directive laissait le choix aux États membres. C'est une question que nous pouvons examiner à nouveau.

La transposition de la directive 2005/29 sur les pratiques commerciales déloyales établit que le fait, pour un vendeur, de solliciter de manière répétée et non souhaitée un consommateur, notamment par téléphone, est considéré comme une pratique agressive. Toutefois ces appels doivent toujours émaner du même vendeur pour être visés par cette interdiction.

Comme la directive laisse cette option, il est envisageable en effet d'imposer plutôt l'opt-in comme mode de réglementation de ces publicités, ce qui est une voie assez proche de la suggestion que vous formulez. Cette obligation pour les professionnels de ne contacter que les consommateurs qui ont expressément accepté de l'être peut être efficace pour lutter contre ce harcèlement téléphonique. Une autre option pourrait être de rendre obligatoire la consultation préalable de la liste Robinson comme modalité de mise en œuvre du principe de l'opt-out.

Toutefois, avant de proposer un texte législatif visant à mieux garantir la protection et le respect de la vie privée des consommateurs, j'ai chargé les services du SPF Économie, en concertation avec la Commission de la protection de la vie privée, de mener une réflexion approfondie sur l'ensemble de la problématique. En effet, à défaut de plaintes, nous ne disposons pas de données suffisamment précise pour choisir la meilleure option. Le rapport devra m'être communiqué d'ici trois mois; nous pourrons y revenir.

11.03 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse très complète et pour l'idée qu'il conviendrait peut-être de changer de système pour passer à un système positif au lieu de négatif. En même temps, il me semble que beaucoup de personnes ignorent leurs droits et la possibilité qui leur est offerte de mettre fin à une telle conversation.

De fait, nous travaillons énormément à l'extérieur. Lorsque je suis restée deux jours chez moi, la situation était terrible: le téléphone fixe, d'ordinaire muet puisque tout le monde connaît mon numéro de portable, a sonné au moins quatre ou cinq fois dans la journée. Ce n'est pas énorme du fait que je suis rarement à la maison. Cependant, j'estime qu'aujourd'hui, il existe des pratiques que, aux termes de la loi, nous ne pouvons pas encore qualifier d'agressives mais qui mettent néanmoins à mal la vie privée des personnes.

Merci pour le rapport dans trois mois. J'imagine que nous tiendrons alors un débat en commission. Merci de votre pro-activité sur la question.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

12 Vraag van de heer Bart Laeremans aan de minister van Klimaat en Energie over "de doorrekening van de verlaagde energieprijzen aan de verbruiker" (nr. 9931)

12 Question de M. Bart Laeremans au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la répercussion de la baisse des prix de l'énergie sur les consommateurs" (n° 9931)

12.01 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, volgens de CREG daalden de kosten van de elektriciteitsproducenten deze maand met 14% en vorige maand met 9%.

Indien die prijsdaling wordt doorgerekend, zou de consument volgens bepaalde media gemiddeld 75 euro op jaarbasis besparen. Volgens Electrabel gaat het om een lager bedrag, gelegen tussen 36 en 48 euro.

Men zou voorlopig niet overgaan tot de doorrekening van de verlaging in de voorschotten. Dat roept heel wat vragen op. Ik dacht dat u zelf ook vragende partij was om die verlaging snel door te rekenen, ook in die voorschotten.

U hebt in het verleden, en ook tijdens de bespreking van uw beleidsnota in de commissie, al gezegd dat u vragende partij was om de verlagingen zo snel mogelijk door te rekenen. Kunt u meedelen hoe sterk de daling van de productiekosten is sinds de crisis van oktober? Beschikt u ondertussen over cijfers van de CREG of van uw eigen diensten, zowel per maand als voor de hele periode? Kan dit worden uitgesplitst over de verschillende elektriciteitsproducenten?

In welke mate heeft dit gevolgen voor de elektriciteitsprijs per gemiddeld gezin? Bent u van oordeel dat de producenten dit zouden moeten doorrekenen in de voorschotten? Ten slotte, in welke mate zal dit worden gecompenseerd door de stijging van de distributietarieven? Is die geplande stijging volgens u terecht?

Ik dank u voor uw antwoord.

12.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Laeremans, de daling van de productiekosten kan alleen worden bekeken op jaarbasis. Deze cijfers zullen binnen enkele weken beschikbaar zijn, uiteraard met een uitsplitsing over de verschillende elektriciteitsproducenten. Ik zal niet nalaten u hiervan op de hoogte te brengen.

De daling zal een gevolg hebben voor de elektriciteitsprijs per gemiddeld gezin en kan eventueel reeds worden doorgerekend in de voorschotten.

De stijging van de distributietarieven waarnaar u verwijst, is nog niet doorgevoerd. De CREG heeft het voorstel van distributietarieven voor 2009 nog niet aanvaard en heeft de tarieven van 2008 verlengd zodat van een stijging nog geen sprake is.

Bovendien ben ik momenteel in onderhandeling met de sector om een bijkomende korting van 30 euro, die beslist werd door de regering, automatisch op de factuur af te rekenen.

Ten slotte, ik heb tijdens de laatste maanden van 2008 onderhandelingen gevoerd met de producenten omdat de producenten-leveranciers de olieprijsvermindering op de energieprijzen zouden doorrekenen.

Dat was absoluut niet evident gezien de prijsvrijheid in het kader van de geliberaliseerde markt. Wanneer u naar andere landen kijkt, zal u merken dat dergelijke onderhandelingen niet evident zijn.

Een persbericht van de FEBEG toont aan dat er een verbintenis van de producenten-leveranciers bestaat om in 2009 een belangrijke verlaging van de prijzen voor de consumenten door te voeren.

12.03 Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik stel vast dat u principieel vindt dat er een prijsdaling zou moeten komen. Dat is ook logisch. Olie, steenkool en gas zijn in prijs gedaald.

Ik blijf alleen op mijn honger qua concrete timing. U zegt dat ze er over enkele weken zal komen. Ik hoop dat u ons op de hoogte zult houden. Ik zal u hoe dan ook opnieuw vragen over de kwestie stellen.

U spreekt over een eventuele doorrekening in de voorschotten. Indien er een substantiële daling is, dan lijkt het evident dat ze ook in de voorschotten wordt doorgerekend en dat het geen jaar of vele maanden duurt, vooraleer de consument de prijsdaling ziet.

De consumenten zouden dat ook niet begrijpen. Ze zien dat de daling aan de pompen van de benzinestations heel drastisch is. Tegelijkertijd blijft de prijs voor elektriciteit echter even hoog. Dat is heel onlogisch.

Ik dring er dus op aan dat u het dossier van nabij opvolgt en dat u ons heel stringent, zodra u de informatie hebt, op de hoogte houdt.

Mijnheer de minister, ik heb nog een bijkomende vraag. Wie bezorgt u de informatie over de prijsdaling? U zegt immers dat u nog enkele weken nodig hebt. Is het de CREG die u de bewuste informatie zal bezorgen? Is dat het Prijzenobservatorium of uw eigen administratie?

12.04 Minister Paul Magnette: Ik zal de prijzen volgen. De CREG draagt echter de eerste verantwoordelijkheid om de monitoring van de prijzen te volgen en om de regering te informeren indien de daling niet substantieel genoeg is.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

13 Question de Mme Valérie Déom au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les publicités détournées de grandes marques ciblant les jeunes enfants" (n° 9908)

13 Vraag van mevrouw Valérie Déom aan de minister van Klimaat en Energie over "de sluikreclame van grote merken voor jonge kinderen" (nr. 9908)

13.01 Valérie Déom (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, à l'occasion de la Saint-Nicolas et des fêtes de fin d'année, de nombreux parents ont arpenté les rayons des magasins de jouets à la recherche d'un cadeau idéal pour leurs enfants ou leurs proches.

Je l'ai moi-même fait et au détour d'un rayon, j'ai constaté que l'offre abondante et diversifiée en matière de jouets fait la joie non seulement des enfants mais aussi des grandes entreprises au comportement éthique douteux. J'ai en effet constaté que la dînette que j'avais quand j'étais toute petite avait largement évolué. Pour le moment, dans la dînette, on propose des produits miniaturisés qui viennent de grandes marques. C'est le guide parfait du consommateur! On y retrouve un pot de choco Nutella, des barres chocolatées Kinder, des bouteilles de Vittel, de Pepsi, de 7-Up, des produits Kwatta et j'en passe! En outre, l'enfant peut faire du faux café avec un faux percolateur Braun, mixer une fausse panade avec un faux mixeur Braun et forer un trou imaginaire avec une foreuse Bosch!

Monsieur le ministre, d'aucuns insistent sur le fait que l'éducation est essentielle en matière de consommation. Mais quelle éducation? J'ai été effarée par ce que j'ai vu dans ces magasins de jouets.

L'intrusion des grandes marques dans les jeux d'enfants, n'est-ce pas là pousser l'éducation un peu loin? N'est-ce pas là inculquer sciemment des comportements de consommation dès le plus jeune âge?

Que les marques de jouets fassent de la publicité pour leurs produits, cela me paraît logique, quoiqu'il y ait un débat sur ce thème, mais que de grandes marques de produits alimentaires ou d'ustensiles ménagers se servent des enfants comme vecteurs publicitaires, je trouve cela très douteux.

Ne doit-on pas y voir une forme de publicité détournée? Cela est-il d'ailleurs permis?

Le comble est que les parents paient pour faire de la publicité auprès de leurs enfants, ce qui est hallucinant!

Éduquer les enfants en matière de consommation, cela ne commence-t-il pas par les protéger et éviter de les transformer en cibles commerciales dès leur plus jeune âge? Une fois encore, je ne peux que déplorer l'attitude de certaines entreprises peu scrupuleuses qui considèrent les enfants comme des cibles commerciales destinées à influencer la manière de consommer de leurs parents. J'aimerais connaître votre avis sur les questions que je viens d'évoquer.

13.02 Paul Magnette, ministre: Madame Déom, je pense en effet que ce type de produits et de pratiques commerciales représentent une forme de publicité déguisée. Cette forme de publicité est très répandue dans notre système commercial, surtout à la rentrée scolaire, ce que vous aurez remarqué sur les plumiers, les fardes et les lattes si vous vous êtes rendue dans une grande surface à cette époque. Cette pratique est nommée pompeusement "co-branding" par les commerciaux, et consiste à associer deux marques ou une marque et un produit, à utiliser ce produit comme support publicitaire, l'objectif étant de gagner en crédibilité et de renforcer le positionnement d'une marque auprès des parents et des enfants.

Juridiquement toutefois, dès le moment où les parents doivent payer pour offrir à leurs enfants ces produits "de marques" à leurs enfants, il ne s'agit plus d'une publicité déguisée au sens strict du terme mais d'un produit à part entière offert à la vente en tant que tel. Le fait pour une entreprise d'apposer sa marque sur un jeu de ce type lorsqu'il est proposé aux enfants relève de sa liberté commerciale. Bien entendu, rien n'oblige à choisir ces jouets: il en existe d'autres qui ne participent pas à cette forme de manipulation de nos inconscients.

La meilleure défense contre cette pratique me semble être encore et toujours l'éducation. Il est très important d'informer les enfants des manipulations dont ils sont l'objet. Il appartient en dernière instance aux parents et à leur responsabilité d'adopter une attitude critique envers ces produits. Rappeler aux parents leurs responsabilités plutôt que d'interdire, c'est aussi diffuser le sens des responsabilités et des devoirs dans notre société qui en manque parfois cruellement.

13.03 Valérie Déom (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cet éclairage juridique. Je partage bien entendu votre dernière remarque concernant la responsabilisation des parents. Je pense que la simple interdiction n'est pas efficace. Toutefois, à l'heure où, dans d'autres institutions et au sein d'autres parlements que le nôtre, l'opportunité de la publicité audiovisuelle adressée aux enfants est discutée, je trouve intéressant que nous menions une réflexion sur la publicité tout court, et notamment sur celle que l'on trouve dans les magasins de jouets. Nous pourrions essayer de sensibiliser davantage les parents à ces phénomènes, dans le but d'éviter aux parents d'aller directement vers ce type de jouets.

À partir du moment où nous menons un débat sur la publicité audiovisuelle pour les enfants, pourquoi n'ouvririons-nous pas une réflexion? Je partage cependant votre avis: l'interdiction ne servirait à rien. Il conviendrait en tous les cas de dire qu'il s'agit de pratiques relevant d'une éthique commerciale douteuse.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

Le président: Mme Van den Bossche n'étant pas là, sa question n° 9935 est reportée.

14 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de Commissie voor Nucleaire Voorzieningen" (nr. 9959)

14 Question de Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la Commission des provisions nucléaires" (n° 9959)

14.01 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, eind vorig jaar hebben we het twee keer gehad over de Commissie voor Nucleaire Voorzieningen. We zijn ondertussen een drietal maanden later en ik wil terugkomen op enkele aspecten uit onze discussie van weleer.

Ten eerste, hoeveel vergaderingen van de commissie hebben uiteindelijk plaatsgevonden in 2008? Welke vergaderingen zijn er op dit moment reeds gepland voor 2009?

Ten tweede, wat is de stand van zaken met betrekking tot het huishoudelijk reglement van de commissie? Wanneer volgt de bekrachtiging per koninklijk besluit?

Ten derde, werden de jaarverslagen voor 2006 en 2007 ondertussen goedgekeurd? Wanneer worden ze overgemaakt aan het Parlement? Ik heb gisteren nog de website geconsulteerd en gemerkt dat alleen het jaarverslag voor 2004-2005 te vinden is op de website van de FOD Economie.

Ten vierde, wat is de stand van zaken met betrekking tot de lijst van rechtspersonen en projecten, die moet opgesteld conform artikel 14, §7van de Synatomwet?

Ten vijfde, wat waren de conclusies van het onderzoek van de commissie met betrekking tot de impact van de financiële crisis? Kunt u het antwoord bezorgen aan het Parlement? U hebt immers in oktober gezegd dat u de commissie schriftelijk zou verzoeken om na te gaan of er een impact was van de financiële crisis.

Ten slotte, welke redenen bestaan er volgens u om de kernprovisies te herlokaliseren onder auspiciën van de Nationale Bank of NIRAS? Dat is ook een van de elementen die vorig jaar in de discussie is aan bod gekomen.

14.02 Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, une commission de l’Économie sans question de Mme Van der Straeten, c’est un peu comme un baiser sans moustache.

In de loop van het jaar 2008 heeft de Commissie voor Nucleaire Voorzieningen driemaal vergaderd. Voor het jaar 2009 is een eerste vergadering gepland in de maand januari. Het is voorzien dat de commissie daarna nog driemaal zal vergaderen. Eventueel kunnen meerdere vergaderingen worden gehouden overeenkomstig de noodwendigheden of de omstandigheden.

Ten eerste, het huishoudelijke reglement werd definitief goedgekeurd door de Commissie voor Nucleaire Voorzieningen. Het koninklijk besluit ter bekrachtiging van dit reglement zal mij binnenkort worden overgemaakt.

Ten tweede, de jaarverslagen van de jaren 2006 en 2007 werden eveneens goedgekeurd door de commissie. Zij worden thans gedrukt in het nodige aantal exemplaren om ze daarna te kunnen overmaken aan het Parlement.

Ten derde, een voorstel van criteria werd opgesteld waaraan de rechtspersonen en projecten, die in aanmerking komen voor leningen binnen de 10% van de 25% van het totaal van de voorzieningen die niet het voorwerp mogen uitmaken van leningen aan de exploitanten, moeten voldoen. Dit voorstel heeft het voorwerp uitgemaakt van verschillende besprekingen. Momenteel wordt het voorstel herwerkt. Het zal dan opnieuw worden besproken op de eerstvolgende vergadering van de commissie. In zijn brief van 29 december 2008 belooft de voorzitter van de commissie mij dan op de hoogte te brengen van de beslissing voor uitvoering van artikel 14, §7.

Ten vijfde, de financiële crisis heeft geen negatieve impact gehad op de nucleaire voorzieningen. Zij worden op een voldoende veilige manier beheerd. Er wordt niet belegd in risicovolle financiële producten. De weerhouden beheerswijze garandeert bovendien het vereiste financiële rendement. De lening van 75% van de nucleaire voorzieningen aan de exploitant Electrabel gebeurt onder voldoende solvabiliteitsvoorwaarden van de firma en met een gewaarborgd rendement. Van de overige 25% wordt thans een klein deel geleend aan SPE onder dezelfde voorwaarden. Een groot deel ervan wordt geleend aan de netbeheerder Elia, ook daar met een gegarandeerd rendement. Het overige deel wordt enerzijds gebruikt voor de eigen financieringsbehoeften van Synatom en anderzijds geplaatst op rekeningen op de korte termijn. Beide houden weinig risico in.

Ten zesde, ik zie momenteel geen enkele reden om de nucleaire voorzieningen te herlokaliseren onder auspiciën van de Nationale Bank of van NIRAS. Zoals ik zonet onder het vorig punt heb gezegd worden de nucleaire voorzieningen veilig beheerd met waarborgen voor voldoende rendement. Het is niet zeker dat andere beheerswijzen tot hetzelfde rendement zullen leiden.

14.03 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat de commissie haar werkzaamheden heeft hervat en toch nog drie keer is samengekomen in de loop van 2008 en vier keer zal vergaderen in 2009.

Omtrent uw andere punten 2 tot en met 5 kan ik eigenlijk niet veel zeggen. U zegt dat alles is goedgekeurd. Ik wacht vol spanning op de jaarverslagen. Ik ben er zeker van dat de jaarverslagen wel aanleiding zullen geven tot nieuwe parlementaire vragen. Ik meen dat we uit de jaarverslagen ook zullen kunnen afleiden wat het rendement was van de beleggingen en of er eventuele bijsturingen gewenst zijn, evenals wat de impact zal zijn geweest van de wetswijziging in 2007.

Voor uw laatste punt vind ik het frappant dat u op drie maanden tijd een tegenstrijdig antwoord kunt geven. In het antwoord dat toen werd rondgedeeld hebt u letterlijk gezegd dat er volgens u redenen bestaan om na te gaan of de kernprovisies niet beter zouden worden geherlokaliseerd bij de Nationale Bank of bij NIRAS, dat u dit dossier nauwgezet opvolgt en, indien nodig, een aantal maatregelen zult nemen overeenkomstig de noodwendigheden. Vandaag zijn er plots geen redenen meer. Ik zal u de vraag over drie maanden nog eens stellen en dan zien of uw standpunt opnieuw veranderd is.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

La réunion publique de commission est levée à 12.49 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.49 uur.