Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw

Commission de l'Economie, de la Politique scientifique, de l'Education, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture

 

van

 

woensdag 10 december 2008

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 10 décembre 2008

 

Matin

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 11.18 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Bart Laeremans.

Le développement des questions et interpellations commence à 11.18 heures. La réunion est présidée par M. Bart Laeremans.

 

01 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de koppelverkoop" (nr. 8365)

01 Question de Mme Sarah Smeyers au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la vente couplée" (n° 8365)

 

01.01  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de Belgische wet op de handelspraktijken verbiedt koppelverkoop onder alle omstandigheden. De wet gaat ervan uit dat koppelverkoop altijd nadelig is voor de consument. Volgens advocaat-generaal Verica Trstenjak van het Hof van Justitie strookt die aanname niet met de Europese regels. Zij adviseerde de Europese rechters om in die zin een vonnis te vellen. Zij stelde dat de koppelverkoop enkel verboden mag worden als ondubbelzinnig vaststaat dat de koppelverkoop effectief in het nadeel van de consument is.

 

Mijnheer de minister, u staat bekend als een grote voorstander van de afschaffing van het verbod op koppelverkoop. Wij hebben u onlangs een eventuele wetswijziging in die zin horen toejuichen. Mocht u koppelverkoop in ons land effectief toelaten, op welke manier wilt u de consument dan beschermen tegen de zogenaamde lokvogelpraktijken? Op welke manier wilt u de consument behoeden voor de aanschaf van bepaalde producten die hij eigenlijk niet wenst te kopen?

 

01.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, collega, in het raam van de twee prejudiciële vragen die aan het Europese Hof van Justitie werden gesteld, besluit de advocaat-generaal inderdaad dat het principiële verbod in ons land in strijd is met de richtlijn op de oneerlijke handelspraktijken van 2005.

 

Zoals u zelf zegt, herhaalt de advocaat-generaal wat ik zelf reeds maanden, zelfs jaren zeg, namelijk dat het principieel verbod op koppelverkoop negatief is voor de koopkracht van de mensen. Door het verbod op koppelverkoop betalen Belgische consumenten immers te veel voor producten en diensten. Het is nu wachten op het arrest van het hof zelf dat in maart of april wordt verwacht.

 

Een voorontwerp van globale hervorming van de wet op de handelspraktijken is voor advies voorgelegd aan verschillende economische actoren. Intussen werd zowel het advies van de Raad voor het Verbruik als van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO bekomen.

 

Dit voorontwerp dat als een basisdocument voor de discussie in de regering moet worden beschouwd, voorziet in de afschaffing van het verbod op het gezamenlijk aanbod. Ik voer met mijn collega's in de regering gesprekken op basis van de verschillende adviezen en het ontwerp.

 

Het is duidelijk dat de consument recht heeft op meer koopkracht. Als wij koppelverkoop willen toestaan, zijn er twee belangrijke voorwaarden, met name de keuzevrijheid en de transparantie voor de consument. Het zal uiteraard afhangen van de discussies met mijn collega's hoe dit concreet vorm zal krijgen in het definitieve wetsontwerp.

 

Het is dus te vroeg om mij uit te spreken over wat de precieze modaliteiten zullen zijn op het ogenblik dat koppelverkoop wordt toegelaten. Dat moet een beslissing zijn, niet alleen van mij maar van de hele regering.

 

Er zijn twee belangrijke elementen. Als wij koppelverkoop toelaten, moet er keuzevrijheid voor de mensen zijn. Er moet ook transparantie zijn over de prijzen en de prijzen van de afzonderlijke producten. Dit zijn zaken die de consument ook ten goede komen.

 

U zult waarschijnlijk ook wel gezien hebben dat de actie die een bepaalde autoverdeler onlangs heeft gevoerd – bij de aankoop van een auto, kreeg men er een tweede gratis bij – een succes was. Dat was terecht omdat mensen van deze actie konden genieten. Dat is ook altijd de reden geweest waarom ik vind dat koppelverkoop onder bepaalde voorwaarden moet worden toegestaan.

 

Het blind verbieden daarvan, mevrouw Smeyers, is misschien iets waaraan bepaalde middenstanders halsstarrig vasthouden, maar dat is niet goed voor de consumenten en zelfs ook niet voor de creatieve middenstander die in de grote meerderheid is in ons land.

 

01.03  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord.

 

Hoewel het nog te vroeg is en het tot maart-april 2009 wachten worden zal, vroeg ik mij af of bepaalde uitzonderingen opgenomen blijven dan wel of u van een totaalverbod spreekt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Ik stel vast dat nagelaten werd om de vraag nr. 8812 van de heer Logghe te koppelen aan de vraag van mevrouw Smeyers, waarvoor mijn excuses. Er is een zeker verschil, maar toch lijkt het mij logisch deze vraag nu te behandelen.

 

02 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de toegelaten overtreding van het verbod op koppelverkoop" (nr. 8812)

02 Question de M. Peter Logghe au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la tolérance vis-à-vis de l'infraction à l'interdiction de la vente couplée" (n° 8812)

 

02.01  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag vertoont enig verschil, maar mijn inleiding is in elk geval dezelfde als die van mevrouw Smeyers.

 

Het verbod op koppelverkoop is in ons land absoluut. Het kan niet en het mag niet. Tot zolang de wet niet is aangepast, wordt iedereen geacht de wet te respecteren. Het verbaast mij dat Telenet niet toelaat dat andere bedrijven een box met smartcard aanbieden, zodat alleen haar eigen digibox of digicorder kan worden gebruikt. Telenet verhindert dat men zijn eigen digitale kabelontvanger met smartcardrecorder kan gebruiken.

 

02.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik hoor het woord smartcardreader, maar dat is volgens mij niet conform de richtlijnen van de politieke partij van de vraagsteller.

 

De voorzitter: Dat is uw interpretatie, mijnheer de minister. Er bestaat zoiets als objectieve reclametermen.

 

02.03  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik heb mij de hele nacht suf gepiekerd om een vertaling te vinden. Ik geef toe dat ik traag ben, maar die vertaling komt er nog wel.

 

Ik kom tot mijn vragen. U kent de problematiek natuurlijk. Is hier sprake van een ontoelaatbare overtreding van het algemene verbod op koppelverkoop, waardoor Telenet een bepaalde concurrentievoorsprong behoudt of neemt? Neemt u maatregelen?

 

Ik stel vast dat wij ons in een grijze zone bevinden tussen het verbod op koppelverkoop en het wachten op het wetsontwerp of het initiatief van de regering. Wat doet u intussen? Neemt u die overtreding van het verbod op koppelverkoop ernstig?

 

02.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, er is vandaag inderdaad een principieel verbod op koppelverkoop maar er bestaan natuurlijk – dit zou anders België niet zijn – nu al een aantal uitzonderingen. Een van de uitzonderingen is vervat in artikel 55.1 van de wet op de handelspraktijken en bepaalt dat producten of diensten, die een geheel vormen, toegelaten zijn. Binnen de telecomsector, mijnheer Logghe, wordt deze uitzondering verder omschreven in artikel 112 van de telecomwet. Het gaat meer bepaald om de, ik citeer: “… intermediaire, interactieve producten aangeboden middels een geïntegreerde technologie”.

 

Het is in de eerste plaats het BIPT dat betrokken is bij de telecom. De FOD Economie heeft in dit geval het instituut gevraagd om verdere toelichting, gelet op de technologische evoluties in deze markt. Zodra de toelichting van het BIPT wordt ontvangen – ik weet niet precies binnen welke termijn dit zal gebeuren -, zal de FOD Economie een verder onderzoek voeren. Indien blijkt dat de praktijk van de genoemde onderneming niet zou stroken met de wettelijke bepalingen dan moet er, zoals u zegt, worden opgetreden.

 

02.05  Peter Logghe (Vlaams Belang): Dit is een duidelijk antwoord. Ik kijk met u uit naar het vervolg van dit spannende smartcardverhaal.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de M. Jean-Luc Crucke au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "le marché publicitaire" (n° 8594)

03 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de reclamemarkt" (nr. 8594)

 

03.01  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, en période de difficultés économiques et financières, les premiers budgets des entreprises sacrifiés, tant publiques que privées, sont souvent liés à la publicité et au marketing. Chacun établit sa liste de priorités, mais dans certains cas, ce budget peut s'avérer important en termes de recettes. Je pense notamment aux radios ou télévisions publiques qui vivent de la publicité.

 

Or, en la matière, la manne n'est pas exponentielle. Certains en vivent et récolteront moins, parce qu'on fera moins de publicité. Certains autres considèrent qu'en faire est un luxe!

 

Le SPF Économie s'est-il penché sur le phénomène de la publicité? Dispose-t-il d'analyses permettant de déterminer si les budgets consacrés au marché publicitaire seront revus à la baisse? Dans l'affirmative, quel est le pourcentage que les entreprises, qu'elles soient créancières ou débitrices, peuvent s'attendre à inscrire dans leur budget? D'autres domaines sont-ils plus sensibles à cet aspect?

 

03.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur le président, monsieur Crucke, le budget du SPF Économie ne prévoit pas de poste publicité ou marketing. Il va de soi que des dépenses sont budgétées pour la mise à disposition d'informations économiques et pour des campagnes d'information et de prévention.

 

Vu l'ampleur que prennent encore les conséquences de la crise économique, il est difficile de se prononcer sur leurs effets sur les dépenses publicitaires des entreprises et de dire quelles entreprises seront atteintes. Toutefois, dans certains secteurs dont notamment les médias, les effets sur la publicité et le marketing se font déjà ressentir. Les journaux, par exemple, constatent actuellement une vraie baisse de demandes d'insertions en termes d'offres d'emplois. En Flandre, différents groupes publicitaires comme Corelio ou De Persgroep, ont décidé de licencier du personnel. Une réunion de crise avec le ministre-président flamand a eu lieu afin de déterminer la façon dont on peut aider le secteur des médias, qui est directement lié à la publicité et au marketing. Je suis sûr que d'autres entreprises connaîtront des problèmes.

 

Il semble prématuré de donner des chiffres sur l'impact de la crise sur le budget publicitaire des entreprises belges. Un autre aspect qui complique l'évaluation concrète des conséquences de la crise est le choix dont dispose l'entreprise en matière de publicité, prendre des décisions à court terme ou à long terme, choix qui dépendra de la stratégie de l'entreprise.

 

Selon Media Database, le montant global dépensé en 2007 pour la publicité s'élevait à 3,1 milliards d'euros. Les entreprises déterminent en général leur budget publicitaire longtemps à l'avance, de sorte qu'il est difficile de déduire des chiffres disponibles quel sera l'impact de la crise. D'après les chiffres provisoires du dernier trimestre 2008, le budget publicitaire a gardé le même niveau en octobre et a diminué légèrement en novembre, surtout parce que les constructeurs de voitures semblent faire moins de publicité pour le moment. Des projections très provisoires pour 2009 mentionnent une diminution de 10 à 15% pour les revenus publicitaires bruts. Les budgets pour la publicité dans les journaux et à la radio se maintiendraient au même niveau, alors que les budgets pour la publicité à la télévision, les affiches et les spots dans les cinémas diminueraient.

 

Présidente: Kattrin Jadin

Voorzitter: Kattrin Jadin

 

03.03  Jean-Luc Crucke (MR): Je remercie le ministre pour sa réponse. Dans son préambule, il dit qu'il n'est pas facile et qu'il est peut-être prématuré de donner des chiffres précis; je peux comprendre! Nous sommes en effet au début d'un phénomène qui ira croissant. Toutefois, le chiffre d'affaires évoqué de 3,1 milliards d'euros n'est pas banal.

 

Monsieur le ministre, je vous suggère d'inviter le SPF Économie à mener une étude précise sur le dossier. Comme je l'ai dit dans ma question, cela concerne certainement les entreprises privées – pour faire des choix, il faut fixer des priorités – mais aussi les entreprises publiques. Vous parlez de 10 à 15%, la marge est importante! Vous avez cité le cas du gouvernement flamand par rapport à des médias. C'est également vrai pour la Communauté française de Belgique. Je pense notamment à la RTBF et aux télévisions locales dont le budget publicité représente parfois 50% des recettes. Les budgets pour l'année 2009 ne seront dès lors probablement pas conformes. Autant les en avertir à temps pour qu'elles puissent rectifier la ligne! On va au-delà de certaines critiques parfois émises vis-à-vis du gouvernement fédéral!

 

03.04  Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur Crucke, vous voulez davantage de chiffres et d'analyses.

 

03.05  Jean-Luc Crucke (MR): Oui, il me semble intéressant d'avoir une analyse précise sur la manière dont on peut raisonnablement évaluer les budgets publicité sur l'année 2009 en fonction de la crise. Je prends pour exemple une télévision locale de ma région: 50% provient des recettes publicitaires! Si l'on réduit ce budget publicitaire de 10 à 15%, cela revient quasiment à réduire le budget de 20%. Cela modifie tout le budget! C'est le rôle du SPF Économie d'attirer l'attention de ceux qui déterminent les budgets sur cette réalité.

 

03.06  Vincent Van Quickenborne, ministre: Nous tenterons de mettre en place une étude.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van de heer David Geerts aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de werking van het NIS" (nr. 8558)

04 Question de M. David Geerts au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "le fonctionnement de l'INS" (n° 8558)

 

04.01  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb een vraag over de datagegevens van het NIS. Blijkbaar heeft de Vlaamse administratie een aanvraag gedaan om een aantal cijfers te kunnen krijgen in verband met de ongevallengegevens voor 2006-2007, net zoals het BIVV die verzamelt. Blijkbaar is de aanvraag van de Vlaamse administratie geweigerd omdat de privacycommissie heeft gezegd dat die gegevens niet ter beschikking konden worden gesteld.

 

Ik kom onmiddellijk tot mijn vragen, mevrouw de voorzitter.

 

Ten eerste, was de vraag van de Vlaamse administratie zo anders dan in de voorgaande jaren, toen de cijfers wel ter beschikking werden gesteld, waardoor de privacycommissie nu een negatief advies heeft gegeven? Wat was de termijn voor de behandeling van het advies van de privacycommissie? Hebt u zelf, als minister bevoegd voor het NIS, contact gehad met uw bevoegde collega om te komen tot een meer werkbare procedure voor de terbeschikkingstelling van de data van het NIS? Op welke manier bent u gebonden door het advies van de privacycommissie of kunt u op basis van een gemotiveerd advies daarvan afwijken? Welke oplossing acht u, samen met uw collega, mogelijk om uit die administratieve mallemolen te geraken, bijvoorbeeld met een standaardformulier of iets dergelijks?

 

04.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Geerts, door artikel 15 van de wet op de statistiek wordt de levering van gegevens aan de Vlaamse Gemeenschap net als aan alle andere instanties onderworpen aan het advies van de commissie voor de Bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dat geldt voor alle individuele gegevens.

 

De aanvraag waarvan sprake werd door de commissie op 8 februari 2008 voor juridisch en technisch advies doorgestuurd naar het NIS. Die ontving ze op 11 februari 2008.

 

Het advies werd verleend op 25 februari 2008 en de commissie nam een definitieve beslissing op 19 maart 2008.

 

Die beslissing was positief, onder een aantal voorwaarden die de levering van de gegevens in overeenstemming bracht met de principes van bovengenoemde wet. Het ging onder meer over het verbod van doorgave aan derden en de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

 

In principe konden de gegevens vanaf dan worden geleverd. Dat bleek echter niet mogelijk omdat de Vlaamse Gemeenschap de gestelde voorwaarden niet kon vervullen. Pas op 30 september 2008 zond de Vlaamse Gemeenschap mij het bijhorende vertrouwelijkheidscontract toe.

 

Na verificatie ervan door het NIS heb ik zelf het contract getekend op 7 november 2008, dus na vijf weken. Het was de Vlaamse Gemeenschap die maanden heeft gewacht om mij het vertrouwelijkheidscontract toe te zenden. Wat we zelf doen, doen we beter.

 

Wat betreft de duurtijd van de procedure, werden alle wettelijke termijnen in acht genomen. Om de procedure zo snel mogelijk te laten verlopen, heeft het NIS in samenwerking met de privacycommissie een standaardprocedure ontworpen die gebruikmaakt van standaardformulieren.

 

Alle informatie daarover, evenals de formulieren zelf zijn beschikbaar op de website van de privacyommissie en van het NIS.

 

04.03  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw heel concreet en duidelijk antwoord.

 

Ik denk dat we moeten terugkoppelen naar uw uitspraak “wat we zelf doen, doen we beter” en kijken wat er is misgelopen. Ik zal nagaan of het antwoord van de betrokken administratie overeenstemt met hetgeen ik hier heb gehoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 8621 van de heer Luykx is uitgesteld. Ik zie dat de heer Vanvelthoven ook niet aanwezig is voor het stellen van zijn vraag nr. 8699.

 

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Peter Luykx aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de aanpassing van de auteurswet met betrekking tot bladmuziek" (nr. 8801)

- mevrouw Liesbeth Van der Auwera aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de controle op het kopiëren van muziekpartituren door muziekmaatschappijen" (nr. 9042)

05 Questions jointes de

- M. Peter Luykx au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la modification de la loi relative aux droits d'auteur en ce qui concerne les partitions musicales" (n° 8801)

- Mme Liesbeth Van der Auwera au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "le contrôle de la reproduction de partitions musicales par les sociétés de musique" (n° 9042)

 

05.01  Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de minister, ik ken de inhoud van de vraag van de heer Luykx niet precies, maar het was aanvankelijk de bedoeling om deze vraag in de plenaire vergadering te stellen. Het is echter geen probleem dat ze nu in de commissie aan bod komt.

 

U weet dat wij vorige week uw ontwerp op het afschaffen van de vergoedingen die verschuldigd zijn voor het gebruik van muziekpartituren in het onderwijs hebben goedgekeurd. Dat is een heel goede zaak. Het was dringend nodig, zeker na wat wij hebben meegemaakt met SEMU, die een echte heksenjacht op het onderwijs had geopend, wat de controles betreft. De gesprekken en onderhandelingen over de bedragen die betaald moesten worden, verliepen niet echt vlot. Wij zijn dan ook blij met het ontwerp.

 

In de eerste reacties die ik heb ontvangen, bijvoorbeeld van harmonieën, muziekensembles en amateurkoren, hoor ik echter de vrees dat de heksenjacht nu op hen gericht zal worden.

 

Ik heb de volgende vragen.

 

Bent u van plan om die zaak goed op te volgen zodat alles op een redelijke manier kan gebeuren? Hebt u een onderzoek gedaan om ook voor die doelgroep een en ander af te schaffen? Zult u de gesprekken die gevoerd worden met SEMU opvolgen vanuit uw kabinet of worden ze vanuit een andere instantie opgevolgd?

 

05.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Van der Auwera, ik kan u bevestigen dat de aanpassing van de auteurswet, die vorige week in de commissie voor het Bedrijfsleven werd goedgekeurd, enkel en alleen een aanpassing is van de voorheen reeds bestaande uitzondering voor het gebruik van auteursrechtelijke werken en illustraties bij het onderwijs en onderzoek.

 

Voor alle andere sectoren – muziekverenigingen, koren, orkesten – blijft de bestaande regeling van kracht. De reden daarvoor is zeer duidelijk. De Europese richtlijn laat ons niet toe om voor andere sectoren dan het onderwijs en onderzoek, reproducties van bladmuziek vrij te stellen. Hoe graag ik het ook zou willen, wij zouden daarvoor eerst de Europese regels moeten veranderen.

 

Ik weet en besef dat de beheersvennootschap van de muziekuitgevers ook bij dergelijke verenigingen controles uitvoert. Controle op de naleving van de auteurswet kan door de beheersvennootschap zelf gebeuren via door de minister erkende agenten. De bevoegdheid van deze agenten is echter beperkt. Zij kunnen enkel vaststellingen doen binnen de grenzen die voor een normaal burger ook toegelaten zijn. Dit betekent concreet dat zij geen politiebevoegdheid hebben zodat zij bijvoorbeeld geen inbeslagnames kunnen verrichten en enkel publiek toegankelijke lokalen kunnen bezoeken.

 

De auteurswet heeft een wettelijk vermoeden gecreëerd waardoor de vaststelling van deze erkende agenten de nodige bewijswaarde krijgt. De gecontroleerde kan echter nog altijd het tegendeel bewijzen. Daarnaast kunnen gerechtsdeurwaarders en officieren van Justitie eveneens vaststellingen doen.

 

De controledienst Beheersvennootschappen, die een onderdeel is van de FOD Economie, gaat na of de beheersvennootschappen via erkende agenten of via andere wegen de wet op de statuten van de beheersvennootschap niet overtreden. Via de controledienst zullen wij alle eventuele klachten over controles door SEMU uitgevoerd bij muziekverenigingen, nauwgezet en nauwgezetter opvolgen. Ik heb daartoe ook de opdracht gegeven aan mijn diensten.

 

05.03  Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de minister, ik begrijp dat er niet in een uitzondering voorzien is in die Europese richtlijn. Derhalve zijn wij een beetje aan handen en voeten gebonden.

 

Ik dacht dat er in Duitsland wel een uitzondering is voor amateurkoren. Ik neem akte van uw antwoord. Ik hoop dat er uitvoering aan wordt gegeven. Ik hoor u zeggen dat er “nauwgezet en nauwgezetter” door de controledienst zal worden gewaakt over de werking van SEMU en hetgeen zij doen ten opzichte van die sector. Zodra er klachten komen, neem ik dan ook aan dat er krachtig zal worden opgetreden. U weet ook dat de sector van de koren, muziekensembles en harmonieën cultuur op een laagdrempelige manier naar de mensen wil brengen. Vaak bestaat dit uit vrijwilligers die meestal niet over geweldige budgetten beschikken. Ik hoop dat er nauwgezet wordt toegekeken.

 

05.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Van der Auwera, u weet dat de regering op dit ogenblik een ontwerp voorbereidt in verband met controle op de beheersvennootschappen en transparantie door de beheersvennootschappen. Wij zullen dit kort na Nieuwjaar naar het Parlement brengen.

 

Ik wil in dat wetsontwerp ook instrumenten geven aan de controledienst, dus aan de dienst van mijn FOD, om ervoor te zorgen dat de praktijken van de beheersvennootschappen aanvaardbaar zijn.

 

Ik stel voor dat wij ter gelegenheid van de behandeling van dat ontwerp nog eens terugkomen op uw vraag. Ik kan u dan ook zeggen wat de laatste stand van zaken is.

 

Ik deel immers absoluut uw bekommernis. Die beheersvennootschappen zijn er in de eerste plaats om de auteurs te vergoeden en niet zozeer voor zichzelf. Ik heb soms de indruk dat het andersom gebeurt in dit land.

 

Wij moeten ook goed nagaan of men wel praktijken gebruikt die door de beugel kunnen. Indien dit niet het geval is, moet er daartegen streng opgestreden worden.

 

05.05  Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben zeer blij dat u goed aanvoelt waar het probleem ligt in het gegeven van die beheersvennootschappen. Wij wachten dan ook op uw ontwerp en uiteraard zullen wij het dan terug hierover hebben. Ik ben reeds blij dat wij een minister hebben die weet waar het schoentje knelt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Samengevoegde vragen van

- de heer Hans Bonte aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de stand van zaken in het onderzoek naar de misleidende praktijken van Citibank in de commercialisering van Lehman Brothers-producten" (nr. 8830)

- de heer Peter Logghe aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de inspectie bij Lehman Brothers" (nr. 9028)

- de heer Hans Bonte aan de eerste minister over "de merkwaardige evolutie in het regeringsbeleid ten aanzien van de gedupeerden bij Citibank ten gevolge van de verkoop van Lehman Brothers-producten" (nr. 9067)

06 Questions jointes de

- M. Hans Bonte au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "l'état d'avancement de l'enquête sur les pratiques trompeuses de Citibank dans le cadre de la commercialisation des produits de Lehman Brothers" (n° 8830)

- M. Peter Logghe au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "l'inspection concernant Lehman Brothers" (n° 9028)

- M. Hans Bonte au premier ministre sur "l'évolution étonnante de la politique du gouvernement à l'égard des épargnants dupés de Citibank à la suite de la vente de produits de Lehman Brothers" (n° 9067)

 

06.01  Hans Bonte (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, ik wil, zoals ik de vorige keer heb aangekondigd, wat opvolging geven aan een bijzonder moeilijk dossier dat zich in het hart van de kredietcrisis bevindt, met name het dossier van de gedupeerden van Citibank. Ik ben telkens benieuwd wat u daarover zult zeggen, ook buiten het Parlement. Het omgekeerde is misschien ook waar. In elk geval lijkt het dossier mij niet de goede weg op te gaan, toch niet wanneer ik uw vroegere aankondiging en uw antwoord heb gehoord dat het over 4.000 gedupeerden zou gaan die dit jaar op Lehman Brothers-producten hebben ingetekend. U hebt in antwoord op een vorige vraag drie periodes afgebakend waarin de Lehman Brothers-producten werden gecommercialiseerd.

 

Nu verneem ik, middels uw persmededeling van vorige donderdag, dat de inspectie haar werk grondig doet – zo kennen we de Inspectie – waarbij individuele klachten worden behandeld en onderzoeksdaden worden gesteld om na te gaan in welke mate er bewijzen kunnen worden verzameld in verband met inbreuken op allerlei wetgeving, die hieromtrent moet worden gerespecteerd. Uit de mededeling leer ik dat 116 dossiers werden overgezonden aan het parket en dat u nog zult nagaan of de Belgische overheid juridische instrumenten heeft om Citibank eventueel nog op een andere manier voor zijn verantwoordelijkheid te plaatsen. Dat is wat bij mij is blijven hangen uit uw mededeling.

 

De vragen die ik daaromtrent wil stellen, liggen voor de hand, mijnheer de minister.

 

Kunt u het cijfer van 116 dossiers, dat u in de media hebt aangehaald, bevestigen? Welke inbreuken werden er meer precies vastgesteld? Ik ga ervan uit dat een inspectie niet zomaar dossiers naar het parket overlegt. Er zullen dus ongetwijfeld inbreuken zijn vastgesteld. De vraag is welke. De vraag is ook of het Parlement, zoals vroeger gebruikelijk was, een verslag kan krijgen van het dossier dat de inspectie heeft overgezonden? Ik denk dat het tot de spelregels in ons democratisch bestel behoort om dat hier effectief te bekijken.

 

Mijnheer de minister, mijn laatste vraag heeft betrekking op de sibillijnse zin in uw persmededeling dat nog zal worden onderzocht welke bijkomende stappen nodig zijn.

 

Voor mij is het zonneklaar. Er werden 116 inbreuken gepleegd. Ze werden deels via de inspectiediensten bewezen. Ook het parket zal zijn werk moeten doen. Een en ander toont aan dat er een fundamenteel probleem is inzake de manier waarop in de bewuste periode de producten in kwestie werden gecommercialiseerd.

 

Belangrijk in dat verband is de datum van commercialisering. Ook op dat vlak heb ik bijkomende gegevens. Ik blijf mij dan ook als medewerker aanbevelen, waar medewerking aan het onderzoek nuttig zou zijn.

 

In elk geval wil ik weten wat de politieke conclusie is die uit voornoemde 116 inbreuken en de handelwijze van de betrokken bank wordt getrokken. In dat verband is het nuttig de stand van zaken op te vragen in het onderzoek dat de heer Reynders aan de CBFA heeft bevolen. Hij heeft bedoeld onderzoek ook aangekondigd. Immers, wanneer tijdens de bewuste periode 116 inbreuken worden gepleegd, is er een fundamenteel mankement in de werkwijze van de betrokken bank.

 

Hoe zullen de bankcommissie, de regering en u zich ten opzichte van de bewuste bank opstellen, gelet op het feit dat, zoals wij in de media konden zien, Citibank niet moet weten van pogingen om een algemene inspanning voor alle gedupeerden te leveren, zoals andere banken doen? Citibank België krijgt zelfs de ruimte niet van Citigroup om ook maar iets te doen. Welke politieke conclusie verbindt u op dat vlak aan het toch wel hallucinante cijfer van 116 inbreuken?

 

06.02  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, de heer Bonte heeft het probleem in zijn huidige vraag en in vroegere vragen al voldoende geschetst.

 

Ik kom even terug op de bespreking en de voorstelling van uw beleidsnota op woensdag 3 december 2008. U had het toen onder andere over een inspectie – ik wil concreet op de zaak ingaan – die door de overheid was bevolen en zou worden of werd uitgevoerd bij de buitenlandse zakenbank Lehman Brothers of bij Citibank naar aanleiding van de bij Lehman Brothers onderschreven producten.

 

Uw inspectie ging meer bepaald over het eventueel vaststellen van ongeoorloofde publiciteit.

 

Mijnheer de minister, ik heb heel concreet de volgende vragen.

 

U beloofde tijdens voornoemde voorstelling van uw beleidsnota op 3 december 2008 dat de inspectie op het einde van de week erna klaar zou zijn. Wij zijn nu bijna op het einde van de week erna. Is de inspectie afgerond? Wat zijn de resultaten van de inspectie?

 

Wordt de directie van Lehman Brothers en eventueel van andere bankinstellingen wegens misleidende publiciteit vervolgd?

 

Welke stappen worden nog in het dossier gezet?

 

Ik kan niet anders dan mij aansluiten bij de vrij harde woorden van de heer Bonte. Er loopt inderdaad duidelijk iets verkeerd. Ik ben benieuwd hoe de Belgische overheid verder op het dossier zal reageren.

 

06.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitter, collega’s, vorige woensdag heeft de algemene directie Controle en Bemiddeling van de FOD Economie een grondig en tegensprekelijk gevoerd onderzoek in het dossier-Citibank overhandigd aan het parket te Brussel. De administratie is de mening toegedaan dat de manier waarop de producten van Lehman Brothers door Citibank werden gepromoot en aan de man gebracht, niet strookt met de eerlijke handelspraktijken. Meer dan dat kan ik overigens over de concrete inhoud van het dossier niet zeggen. Mijnheer Bonte, mijnheer Logghe, hoe graag ik het ook zou willen, zelfs ik heb geen inzage in het dossier als zodanig, omdat er in strafzaken zoiets bestaat als het geheim van het onderzoek. Artikel 28quinquies § 1 van het Wetboek op de Strafvordering zegt heel uitdrukkelijk dat niemand anders dan de betrokken partijen, zijnde de partij die het dossier indient, en de partij die zich in de verdediging stelt – in dit dossier Citibank -, het dossier mogen inzien. Mocht ik het dossier op een of andere manier kunnen inkijken, dan zou ik mij schuldig maken aan het schenden van het geheim van het onderzoek. Dan zouden wij het de partij die nu wordt aangeklaagd, te gemakkelijk maken om het dossier verder af te wikkelen.

 

De algemene directie heeft mij vorige week op de hoogte gebracht van het feit dat het onderzoek wat Citibank betreft werd afgerond en dat het dossier aan het parket werd overgelegd. Het is nu aan het parket om zelf het verdere verloop van het dossier te bepalen. U hebt gezien dat men gisteren een mededeling heeft gedaan waarin werd gevraagd aan alle betrokkenen of gedupeerden om klacht in te dienen bij het parket en/of de administratie om op die manier nog meer getuigenissen te kunnen verzamelen.

 

Ik kan u zeggen dat sinds de start van het onderzoek 20 ambtenaren van mijn inspectiedienst aan het dossier hebben meegewerkt. Het is het dossier waaraan tot op heden door mijn inspectie de meeste tijd is besteed, dit om aan te geven dat de politiek het dossier bijzonder ernstig neemt. Het heeft iets meer tijd in beslag genomen, dat geef ik toe. In totaal werden 116 klagers individueel verhoord - dat zijn de exacte cijfers – en ook 18 kantoorhouders van Citibank. De verantwoordelijken van de betrokken bank werden ook geconfronteerd met de gedane vaststellingen. Ik sluit niet uit – maar ik druk mij zeer voorzichtig uit met het oog op wat ik daarnet heb gezegd – dat het parket nog meer mensen zal ondervragen in het dossier.

 

De administratie zal alle klagers – of die klachten nu zijn binnengekomen bij de FOD Economie of via andere kanalen – zo goed mogelijk informeren over de verdere stappen die zij eventueel kunnen zetten. Zo kunnen kopers die zich benadeeld voelen, een verklaring van benadeelde afleggen bij het secretariaat van het bevoegde parket. Door die verklaring verkrijgt de betrokkene het statuut van benadeelde en wordt hij of zij op de hoogte gehouden van de gevolgen die de gerechtelijke overheden aan het dossier zullen verlenen.

 

Inzake Deutsche Bank kan ik u zeggen dat de inspectiedienst op dit ogenblik een gelijkaardig onderzoek voert. Dat betekent ook het ondervragen van verschillende klagers en van diensten verwant met de bank. Daar is op dit ogenblik het onderzoek nog aan de gang en werd vooralsnog geen stap gezet naar het parket.

 

06.04  Hans Bonte (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, ik vind het bijna ongelooflijk. De bankcrisis is wat ze is, en zal nog wel haar repercussies hebben. In deze periode laat u het daar echter bij.

 

Ik ben er absoluut voorstander van dat wij – u, samen met ons als Parlementsleden – zo ver mogelijk van de individuele dossiers van de klagers en van de aan het parket bezorgde dossiers af blijven, om niet de geringste indruk te wekken dat de geheimhouding geschonden is.

 

Iets totaal anders is het als een minister voor Ondernemen of een Belgische regering vaststellen dat er op een dergelijk massale manier inbreuken gepleegd worden op een fundamentele wet. De inspectie doet haar werk, klaagt dat aan en gaat er zelfs mee tot naar het parket. Het parket roept alle andere benadeelden op om zich ook bekend te maken. Op dat moment valt de regeringsverantwoordelijkheid blijkbaar stil, buiten het faciliteren van de eventuele klagers.

 

Graag zou ik willen weten waar het onderzoek zit dat ook de CBFA voert, op aandringen van de minister van Financiën en de regering.

 

Ik zal u namelijk een zaak meegeven. Daarstraks hebben we over groepsvorderingen gesproken, waar we inhoudelijk op het eerste gezicht nogal op dezelfde lijn zitten. Van die 116 kunnen we uitgaan, anders doet de inspectie dat niet. Daarvan kunnen dus de bewijzen worden geleverd dat er iets aan de hand is. Bij die 3.900 achterblijvers zijn er evenveel of toch een pak mensen die evenzeer het slachtoffer zijn van diezelfde praktijken, maar die misschien geen bewijzen kunnen leveren.

 

Het komt er dus op neer dat men in het gros van de gevallen moet bewijzen dat men iets niet gekregen heeft. Ik nodig u uit om dat eens te bewijzen.

 

In elk geval, men stelt vast dat er een bank is in de samenleving die zo’n ravage aanricht, ook onder spaarders, en zegt dan dat men niet weet in welke richting men verder moet gaan. Ik weet in welke richting men moet gaan.

 

Mijnheer de minister, ik heb hier een grafiek bij. Spreads heet dit. Dat is zeer bekend. Ook bij de bankcommissie kent men dat. Dit geeft aan wat de risicoprofielen zijn van bepaalde banken en bepaalde bankproducten. Dat gaat hier over de spreads van Lehman Brothers. Dat is het echte risicoprofiel waarop beleggers en banken zich baseren.

 

Op het moment dat hier staat dat er een enorm risico is in verband met Lehman Brothers, dat was op 31 maart 2008, dan ziet men andere banken afhaken, Deutsche Bank haakte toen af, ging Citibank een aantal nieuwe producten zeer sterk commercialiseren, met de inbreuken die in die 116 dossiers zitten. De bankcommissie wist dat. Met andere woorden, de Belgische overheid kon het ook weten.

 

Met andere woorden, de Belgische overheid heeft genoeg materiële bewijzen om een bank die op dergelijke manier commercialiseert ter verantwoording te roepen. Ik hoop dat die dag komt. Als die niet komt, zal het resultaat zijn dat men van 116 misschien naar 300 gaat en dat men 3700 gedupeerden links zal laten liggen.

 

06.05  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb daaraan heel weinig toe te voegen. Men kan zich de vraag stellen en twijfelen of de oude normale, trage procedures van de rechtbank, van het parket, die natuurlijk procedures volgen, vooral om de rechten van de verdediging niet te schaden, nog wel adequaat zijn en aangepast zijn om snel en correct te reageren.

 

Ik sluit mij aan bij hetgeen collega Bonte daarnet heeft gezegd. Het is spijtig dat het wetsontwerp groepsvorderingen nog niet door dit Parlement is geraakt. Dit zou misschien een eerste toetssteen zijn geweest.

 

Ik blijf wat op mijn honger zitten in verband met de coördinatie en het onderzoek door de CBFA. Is men hier niet op twee pistes bezig en is men op die manier niet bezig kapstokken te missen links en rechts?

 

Ik volg in elk geval dit dossier met veel aandacht.

 

06.06 Minister Vincent Van Quickenborne: Wat het wetsontwerp betreft, hoe sneller het er kan komen, hoe beter. Ik heb een concreet voorstel gedaan. Ik ben in dat dossier natuurlijk niet alleen bevoegd. Het is een beslissing die de regering moet nemen, via een ontwerp, dat dan naar het Parlement moet. Dat zijn de procedures van deze rechtsstaat, maar ik heb een concreet voorstel gedaan. Als mijn collega’s Magnette en Vandeurzen daarmee akkoord gaan, dan kan dat voor mij nog voor de kerstvakantie op regeringsniveau behandeld worden. Ik heb dat juist gedaan, zoals de heer Bonte terecht zegt, omdat het belangrijk is dat wij een instrument hebben voor de mensen die, in deze crisistijd, het slachtoffer zijn van dat soort praktijken, waarmee men snel en accuraat kan optreden. Ik ben echter niet oppermachtig in deze regering. Ik ben een van de vijftien regeringsleden.

 

Mijnheer Bonte, op uw vraag of deze regering niets doet, moet ik u antwoorden dat wij ons in dit dossier aan de regels moeten houden, met name dat het parket een onderzoek moet voeren. U weet dat. Ik heb wel – ik heb dat ook gezegd in de presentatie van mijn beleidsnota gisteren – aan mijn inspectiedienst, die de mensen en middelen heeft die hij heeft, gevraagd om nadat het onderzoek naar Deutsche Bank gevoerd is, een systematische controle, een sweep, te doen op reclame van gelijkaardige beleggingsproducten.

 

Ik heb trouwens nu al gezien dat bepaalde banken in de publiciteit die zij voeren al een veel grotere voorzichtigheid aan de dag leggen. Men deelt al heel spontaan mee, op elke affiche of in elke brochure, dat het niet gaat over producten die men zelf heeft uitgegeven, maar dat die van een derde komen en dat het risico op een eventueel faillissement of een moeilijke betaling altijd bestaat.

 

In het voorjaar van 2009 – dat heb ik ook gisteren gezegd in de voorstelling van mijn beleidsnota – zullen wij een dergelijke algemene sweep doen op de sector, op de publiciteit op het internet, maar ook op de publiciteit aan loketten en in kranten, op dat soort gestructureerde beleggingsproducten, omdat wij willen dat de wetgeving op de handelspraktijken wordt gerespecteerd.

 

Wat de producten zelf betreft, dat behoort tot de bevoegdheid van collega Reynders. U kunt zeggen dat het spijtig is dat verschillende ministers bevoegd zijn, maar als men zo verder redeneert, dan moet er bij wijze van spreken maar één minister meer zijn. Dat is helaas niet het geval. Dat is nooit zo geweest en het zal nooit zo zijn. Ik weet niet in welke mate u collega Reynders al hebt ondervraagd over het onderzoek dat de CBFA voert naar de producten en de manier waarop die producten op de markt zijn gebracht. Misschien heeft men op een bepaald ogenblik signalen gegeven. Ik verwijs naar hetgeen de heer Bonte heeft gezegd, namelijk dat, als de spreads zeer hoog zijn en het risicoprofiel van een bepaalde bank dus wijzigt, dat dan ook de boodschappen die gegeven moeten worden door degenen die de producten verkopen, gewijzigd moeten worden.

 

Er zijn natuurlijk ook andere argumenten. Men kan dan zeggen dat de creditratings van een bank op een bepaald moment nog niet veranderd waren en pas veel later veranderd werden. Dat is een heel debat. De CBFA, hoe graag ik dat ook zou willen, behoort niet tot mijn bevoegdheid. Ik moet daarin bijzonder voorzichtig zijn, maar ik heb in elk geval in mijn domein datgene gedaan wat ik absoluut moest doen, namelijk veel mensen daarop laten werken en het dossier bijzonder ernstig nemen. Het eerste resultaat daarvan is hetgeen ik u daarnet heb meegedeeld.

 

06.07  Hans Bonte (sp.a+Vl.Pro): Mevrouw de voorzitter, ik zal kort zijn, maar het Parlement heeft het laatste woord.

 

Mijnheer de minister, er zijn inderdaad vijftien ministers, maar ik herinner mij nog de tijd dat de regering – zoals het hoort – één en ondeelbaar was in de uitspraken die een minister deed. Ik weet dat we in totaal andere tijden leven, waarbij de gevechten op straat worden gevoerd.

 

06.08 Minister Vincent Van Quickenborne: (…)

 

06.09  Hans Bonte (sp.a+Vl.Pro): Ik zeg niet dat het allemaal stappen voorwaarts geweest zijn in de werking van de instellingen, maar ik voel mij nu inderdaad opnieuw verplicht om voor een cynische Didier Reynders te gaan staan.

 

Het frustreert mij dat de regering in het algemeen geen beleid ontwikkelt dat tot doel heeft om de banken die een loopje nemen met de wetgeving – Citibank is daarvan het mooie voorbeeld en uw diensten leveren het bewijs – aan te pakken. Ik ben het absoluut eens dat we veel moeten doen ter bescherming van de individuele klant. Als uw inspectiediensten hard hebben gewerkt, is dat het beste bewijs dat zoiets een goede entree is, maar eigenlijk verzamelen zij informatie omtrent inbreuken en hopen zij dat men die mensen kan vergoeden.

 

Een totaal andere kwestie, die ons als overheid toch wel mag bezighouden, is de vraag hoe het komt dat al die inbreuken gebeuren en banken systematisch dergelijke fouten maken. Daarvoor bestaat er een instrument, met name de CBFA en daarvoor is er een regering, maar dat beleid komt absoluut niet van de grond. Het zou uw taak moeten zijn, mijnheer de minister, als minister bevoegd voor economie, om op zijn minst toe te zien op het functioneren van die belangrijke, essentiële ondernemingen in onze economie, die nu een grote schade hebben aangericht. Het is uw verantwoordelijkheid, mijnheer de minister, om ook op basis van de gegevens die u hebt via uw inspectiediensten, aan te dringen op een correcte bedrijfsvoering, ook in de financiële sector.

 

Ik voel mij nu opnieuw verplicht om de vraag aan de heer Reynders te stellen of misschien aan de “hoeder aller spaarders”, zoals ik de heer Leterme zichzelf hoor noemen. Zo blijven wij bezig, maar staan ze buiten wel in de kou.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "het verhogen van de verzekeringscapaciteit van de Nationale Delcrederedienst" (nr. 8859)

07 Question de M. Peter Logghe au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "le renforcement de la capacité d'assurance de l'Office national du ducroire" (n° 8859)

 

07.01  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dit is een heel korte vraag over de Nationale Delcrederedienst.

 

U hebt aangekondigd dat de Nationale Delcrederedienst zijn verzekeringscapaciteit wil verhogen tot 30 miljard euro. Dat is een verhoging met 8 miljard. Het is een poging om onze ondernemingen bij te staan bij de uitvoer naar verre landen en op die manier hun concurrentiepositie te versterken.

 

Ik heb daarover een paar vragen. De eerste vraag mag u wat mij betreft gerust schriftelijk beantwoorden. Hoeveel tussenkomsten zijn er geweest door de Nationale Delcrederedienst de afgelopen jaren? Als ik dat op papier kan krijgen, graag.

 

Gebeurt de verhoging met 8 miljard euro op basis van redelijke overwegingen? Zo ja, op basis van welke redelijke overwegingen? Waren er indicaties, mijnheer de minister, dat de vastgelegde verzekeringscapaciteit te klein was?

 

Voor welke landen werden en worden er tussenkomsten gevraagd? Zit daar een trend in of is dat te verscheiden om van een trend of een evolutie te kunnen spreken?

 

07.02 Minister Vincent Van Quickenborne: De verhoging van de capaciteit hangt niet af van het aantal bij de Nationale Delcrederedienst ingediende dossiers, maar van het bedrag van de dossiers, van het bedrag van de vastleggingen. De activiteit van de Nationale Delcrederedienst is door meer bekendheid en meer exportactiviteit van onze bedrijven naar verre landen de voorbije jaren sterk toegenomen. Daardoor is het totaal aan verzekerde bedragen sterk gestegen, van 1,1 miljard euro in 1990 naar bijna 10 miljard euro in 2007. De exacte cijfers zal ik straks gewoon meegeven.

 

Op 31 augustus 2008 zat men nog op 1,9 miljard euro onder het plafond van 22 miljard euro die beschikbaar was. Met andere woorden, met zat toen dicht bij dat plafond. Dat had tot gevolg dat de raad van bestuur op 4 november heeft beslist om het plafond met 8 miljard euro te verhogen. In het verleden heeft men meermaals beslist om dat plafond te verhogen. Ik geef u straks ook die bedragen.

 

De verhoging van de capaciteit is een algemene verhoging van het plafond en geen specifieke verhoging voor bijzondere landen. Het gaat dus om zogenaamde verre bestemmingen, de niet-OESO-landen. De Nationale Delcrederedienst is vooral daar actief. De algemene verhoging wordt omgezet in een verhoging van de verschillende plafonds voor de diverse landen. Het gaat niet over specifieke landen.

 

De rest van de antwoorden geef ik u mee.

 

07.03  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitleg. Ik dacht dat er sprake was van een trend, bijvoorbeeld met China of Indonesië, maar dat is blijkbaar niet het geval.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Willem-Frederik Schiltz aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "dj-licenties" (nr. 8902)

08 Question de M. Willem-Frederik Schiltz au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "les licences de D.J." (n° 8902)

 

08.01  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag situeert zich in de periferie van het auteursrecht, en meer bepaald de dj-licenties.

 

Sinds een jaar is een dj-licentie vereist. Jongeren of ouderen die disc-jockeyactiviteiten willen ontplooien, moeten een licentie aanvragen en betalen daarvoor 251 euro en 6% BTW.

 

Zoals u weet, beschikt een dj over een instrumentarium. Vaak wordt de muziek die hij draait, gedownload van het internet. Wanneer het een dj betreft, gebeurt dit meestal legaal. Hij betaalt dus kosten voor de aankoop van de lege cd’s, voor de muziek die hij aankoopt en daarbovenop moet hij nu ook een licentie betalen.

 

Via allerlei sociale netwerken, vooral op het internet, stel ik vast dat er daaromtrent grote consternatie is. Vooral bij amateurdisc-jockeys zorgt deze licentie voor grote verontwaardiging.

 

Ik wil daarom een aantal vragen stellen. In hoeverre meent u dat die licentie de artiesten, zijnde de auteurs van de muziek in kwestie, beschermt? Denkt u dat deze maatregel het illegaal downloaden zal tegengaan? Wat is het effect van die licentie op de bescherming van het auteursrecht? Acht u het niet mogelijk dat een dergelijke licentie die de kosten voor het uitoefenen van de activiteit van disc-jockeys verhoogt, een pervers effect zal hebben en dat men om die kosten te drukken meer illegale downloads zal doen? Waarom wordt precies een bedrag van 251 euro en 6% BTW aangerekend?

 

08.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Schiltz, de auteurswet van 1994 voorziet in diverse artikelen een exclusief reproductierecht voor auteurs, uitvoerende kunstenaars, artiesten en platenproducenten.

 

Dit komt erop neer dat de artiesten voor elke reproductie hun uitdrukkelijke toestemming moeten verlenen, tenzij men onder een uitzondering valt. De wetgever heeft in een aantal uitzonderingen voorzien voor reproducties van op geoorloofde wijze openbaar gemaakte werken en prestaties die in familiekring geschieden en enkel daarvoor bestemd zijn.

 

Gezien de reproducties die worden gemaakt door dj’s om gebruikt te worden buiten de familiekring daar niet onder vallen, is de toestemming van de rechthebbende dus nodig. Wanneer de rechthebbende bij een beheersvennootschap is aangesloten, wordt die toestemming via de beheersvennootschap verleend. Dat is de algemene systematiek.

 

Naar alle waarschijnlijkheid is het systeem waarnaar u verwijst, ingevoerd om dj’s die om efficiëntie- en veiligheidsredenen legaal aangekochte werken kopiëren op andere dragers, de nodige rechtszekerheid te verschaffen aangezien deze vorm van kopiëren niet onder de uitzondering van reproductie in de familiekring valt.

 

Vandaar dat SABAM dat soort systeem van licenties heeft opgesteld. Onrechtstreeks willen de rechthebbenden waarschijnlijk effectief het illegaal downloaden tegengaan door legale kopieën van MP3’s te promoten. Ik sluit niet uit dat in bepaalde welomschreven gevallen de licentie mogelijkerwijze net een aanzet zou kunnen zijn om illegaal te downloaden maar uiteindelijk komt het gezien het exclusieve recht om te oordelen welke invulling zij geven aan het verleende exclusieve reproductierecht enkel aan auteurs, artiesten en plantenproducenten toe. Het is aan hen om dat te bepalen.

 

De wetgever heeft op basis van de huidige auteurswet, die op haar beurt gebaseerd is op internationale bedragen – we zitten dus vast - geen enkele bevoegdheid om invloed uit te oefenen op de wijze van uitoefening van het auteursrecht door de rechthebbende of de beheersvennootschap zolang dit gebeurt binnen de grenzen van de wet.

 

Gegeven het feit dat het een exclusief recht betreft, wordt het bedrag dat tegenover de toelating voor de reproductie staat eenzijdig vastgelegd door de auteurs, artiesten en platenproducenten en de respectievelijk beheersvennootschappen die deze rechthebbenden vertegenwoordigen. De grenzen van het redelijke mogen hierbij niet worden overschreden. Zo mogen de auteurs, artiesten en platenproducenten geen misbruik maken van hun dominante positie op de markt bij het bepalen van deze tarieven.

 

Kort gezegd, de methode waarmee men dat soort rechten vertaalt is een bevoegdheid van de artiesten, de auteurs, de platenproducenten en hun vertegenwoordigers, de beheersvennootschappen. Het systeem dat men heeft opgezet kan misschien wel perverse effecten hebben maar dat is dan voor hun verantwoordelijkheid.

 

08.03  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Het is mij natuurlijk geheel onbekend dat de grenzen van het auteursrecht nogal stringent zijn, zoals u vermeldt onder meer omwille van internationale verdragen. Toch vind ik persoonlijk dat het systeem van die beheersvennootschappen stilaan onder zware druk begint te staan. Iemand die amateur is en op een scoutsfeestje draait, moet ook die licentie kopen. Iemand die elke week grof geld verdient in clubs heeft dezelfde licentie. Proportioneel kan men zich daar dus vragen bij stellen. Alleszins bedankt voor de verheldering dienaangaande.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.16 uur.

La réunion publique de commission est levée à 12.16 heures.