Commissie voor de Justitie

Commission de la Justice

 

van

 

woensdag 10 december 2008

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 10 décembre 2008

 

Matin

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 11.40 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Mia De Schamphelaere.

Le développement des questions et interpellations commence à 11.40 heures. La réunion est présidée par Mme Mia De Schamphelaere.

 

01 Vraag van mevrouw Katrien Schryvers aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "het tijdstip vanaf wanneer een kind kan worden erkend" (nr. 8747)

01 Question de Mme Katrien Schryvers au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "le moment à partir duquel un enfant peut être reconnu" (n° 8747)

 

01.01  Katrien Schryvers (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb een vraag over het tijdstip waarop een kind kan worden erkend.

 

Artikel 328, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, zegt naar mijn mening duidelijk dat een kind kan worden erkend wanneer het is verwekt.

 

De praktijk blijkt echter wel heel uiteenlopend te zijn.

 

Vast staat dat door middel van een geneeskundig getuigschrift moet worden bewezen dat de moeder zwanger is vooraleer de erkenning kan worden aanvaard. Gemiddeld wordt dat attest afgeleverd na vijf tot zes maanden zwangerschap.

 

Sommige ambtenaren van de burgerlijke stand aanvaarden een medisch getuigschrift waaruit zonder meer blijkt dat de moeder zwanger is en waarin een vermoedelijke bevallingsdatum wordt opgegeven.

 

Daartegenover zijn er mij heel wat ambtenaren van de burgerlijke stand bekend die eisen dat een gynaecoloog heeft vastgesteld dat de moeder al zes maanden zwanger is. Die vereiste wordt volgens hen gerechtvaardigd door de wettelijk veronderstelde levensvatbaarheidgrens, die op 180 dagen is vastgesteld, in combinatie met een 19de-eeuwse rondzendbrief in verband met doodgeboren kinderen, waaruit blijkt dat voor foetussen van minder dan zes maanden geen akte van de burgerlijke stand mag worden opgesteld. Dat verklaart de weigering of het standpunt dat maar na zes maanden een erkenning kan worden genoteerd.

 

Die voorwaarden, wanneer worden die gesteld, hebben tot gevolg dat de vader van een buitenhuwelijks kind zijn kind slechts kan erkennen na zes maanden zwangerschap. Dat heeft vanzelfsprekend heel grote consequenties. Immers, indien hij overlijdt binnen die eerste zes maanden, heeft hij zijn kind niet kunnen erkennen en komt er bijgevolg geen afstammingsband langs vaderszijde tot stand op het moment van de geboorte. Daardoor draagt het kind de naam van de moeder en krijgt het geen erfrecht in de nalatenschap van de vader.

 

Slechts in geval na de geboorte een gerechtelijk onderzoek naar het vaderschap wordt ingesteld, kan alsnog een afstammingsband worden vastgesteld. Dat is dan weer een hele procedure die veel tijd en centen kost. Bovendien ontstaan er tussentijds dan toch heel wat problemen inzake de afhandeling van de nalatenschap.

 

Mijnheer de minister, daaromtrent heb ik dan ook de volgende vragen.

 

Vanaf welk tijdstip kan een kind worden erkend?

 

Mag de ambtenaar van de burgerlijke stand weigeren om een akte van erkenning op te maken, louter op grond van het feit dat de moeder nog geen zes maanden zwanger is?

 

Zult u een initiatief nemen om die problematiek te verduidelijken? Zo ja, in welke zin?

 

01.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Schryvers, deze vraag verwijst naar het lijden van niet-getrouwde vaders die het rouwproces doormaken van hun levenloos geboren kind vóór dit de in het Burgerlijk Wetboek vastgestelde levensvatbaarheidsgrens van 180 dagen heeft bereikt.

 

Dezelfde problematiek betreft alle betrokken ouders die vandaag hun levenloos geboren kind vóór de termijn van 180 dagen niet kunnen laten erkennen door de burgerlijke stand.

 

Een door ons gesteund wetsvoorstel zal eerstdaags het artikel 80bis van het Burgerlijk Wetboek aanvullen met een alinea 4 die de ouders van een levenloos geboren kind of foetus, ofwel levend maar niet levensvatbaar, tussen de 160ste en 180ste dag van de zwangerschap de mogelijkheid biedt op hun verzoek een akte te laten opstellen door de burgerlijke stand, een voornaam te geven aan het kind en een begrafenis te organiseren.

 

De niet-getrouwde vader die het kind al of niet erkent, zou bijgevolg op grond van artikel 180bis van het Burgerlijk Wetboek de mogelijkheid hebben zijn naam te laten vermelden in de akte van het levenloos geboren kind.

 

De rechtsleer liet tot op heden alleen de erkenning van het verwekte kind toe wanneer dit levend en levensvatbaar wordt geboren, maar deze rechtsleer bepaalt geen enkel tijdstip waarop deze erkenning kan gebeuren.

 

In de praktijk zijn er echter ambtenaren van de burgerlijke stand die een geneeskundig attest vragen waaruit blijkt dat de vrouw minstens zes maanden zwanger is. Artikel 326 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat een kind verondersteld is verwekt te zijn tussen de 300ste en de 180ste dag vóór zijn geboorte.

 

De niet-getrouwde vader krijgt bijgevolg geen toestemming om het kind te erkennen voor deze termijn van 180 dagen. De ongelijkheden die in de praktijk zouden worden toegepast door de diensten van de burgerlijke stand wat betreft de mogelijkheid voor de vaders om een verwekt kind voor de geboorte te erkennen, zijn uiteraard schadelijk.

 

In de algemene discussie over de opportuniteit van de verlaging van de levensvatbaarheidsgrens zal eventueel worden overwogen tegelijkertijd de erkenning van het verwekte kind door de niet-getrouwde vader op te nemen in het Burgerlijk Wetboek.

 

Wij zijn momenteel bezig met het organiseren van ontmoetingen met artsen en psychologen die hun expertise hieromtrent met ons zullen delen.

 

01.03  Katrien Schryvers (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik denk dat er toch een groot onderscheid is – wellicht is de vraag in die zin niet helemaal goed begrepen – met enerzijds de problematiek van een levenloos geboren kind waaraan men een naam wil toekennen, waarvan men een overlijdensakte wil laten opmaken en anderzijds de problematiek vanaf wanneer dit kan. Dat zijn terechte vragen die worden gesteld door een aantal mensen. Daar zou het goed zijn te onderzoeken of men niet naar een vroegere datum moet gaan dan de honderdtachtig dagen waarin momenteel wordt voorzien.

 

Mijn vraag was echter veel algemener over de erkenning van een kind, van elk kind, ook en a fortiori als het levend wordt geboren. Dan is het vanzelfsprekend heel belangrijk dat vaststaat wie de vader is en dat het de naam van de vader krijgt. Mijn vraag was vanaf wanneer een kind kan worden erkend. Volgens ons is het Burgerlijk Wetboek heel duidelijk: vanaf het moment waarop het is verwekt.

 

De rondzendbrief inzake de levensvatbaarheid ervan stelt sommige ambtenaren voor het probleem of men de erkenningsakte kan opmaken voor honderdtachtig dagen zwangerschap of niet. Dat heeft vanzelfsprekend een enorme consequentie wanneer die aanstaande vader overlijdt vooraleer het kind is geboren of, vooral, vooraleer het kind is erkend.

 

Dus wanneer tijdens de eerste zes maanden van de zwangerschap de vader die het kind volgens het Burgerlijk Wetboek wel mocht erkennen, maar dat niet mocht van de ambtenaar van de burgerlijke stand, maar wanneer die vader overlijdt, dan ontstaan er enorme consequenties voor dat kind. Het is enorm belangrijk dat daarover duidelijkheid wordt gegeven, dat er richtlijnen worden gegeven aan de ambtenaren van de burgerlijke stand ter zake en dat het overal op dezelfde manier gebeurt.

 

01.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw de voorzitter, ik geef toe dat ik de scope van de vragen niet goed heb begrepen.

 

Bent u er voorstander van dat een vader een kind zou kunnen erkennen voor de geboorte?

 

01.05  Katrien Schryvers (CD&V): Dat kan nu reeds. Vanaf het moment dat het wordt verwekt, zegt het Burgerlijk Wetboek.

 

01.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: U zegt dat er verschillende praktijken zijn van ambtenaren van de burgerlijke stand en dat het van gemeente tot gemeente verschilt vanaf wanneer men het kind kan erkennen. Mag ik dat laten onderzoeken?

 

01.07  Katrien Schryvers (CD&V): Het andere probleem dat u aanhaalt is er vanzelfsprekend aan gelinkt en is ook enorm belangrijk.

 

01.08 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Daarover is mijn antwoord duidelijk.

 

01.09  Katrien Schryvers (CD&V): Uw antwoord daarover is zeer duidelijk. U geeft ook wel voor een stuk een antwoord op mijn vraag. Het is ter zake echter belangrijk om nog veel duidelijkheid te creëren.

 

Het probleem is dat het Burgerlijk Wetboek zegt dat een kind kan worden erkend vanaf het moment dat het is verwekt, dus gedurende de negen maanden, terwijl een circulaire zegt dat er pas een akte van de burgerlijke stand kan worden opgemaakt voor een kind vanaf het moment dat het levensvatbaar is, dus na 180 dagen. Daar zit voor een stuk de problematiek.

 

Dat is de reden waarom sommige ambtenaren zeggen dat men zes maanden zwanger moet zijn vooraleer men die erkenningakte gaat opmaken. Als in die periode de vader overlijdt, is dat kind niet erkend.

 

De voorzitter: Dat kan zeer belangrijk zijn wanneer de vader getroffen is door een levensbedreigende ziekte.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.51 uur.

La réunion publique de commission est levée à 11.51 heures.