COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZAKEN

Le développement des questions et interpellations commence à 10.38 heures. La réunion est présidée par M. Yvan Mayeur.

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 10.38 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Yvan Mayeur.

01 Question de Mme Florence Reuter à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la notion de chèques-cadeaux dans l'article 17,14° de l'arrêté royal du 29 novembre 1969" (n° 7947)

01 Vraag van mevrouw Florence Reuter aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het begrip geschenkcheque in het koninklijk besluit van 29 november 1969" (nr. 7947)

01.01 Florence Reuter (MR): Monsieur le président, madame la ministre, l'article 17, 14° de l'arrêté royal du 29 novembre 1969 pris en exécution de la loi du 27 juin 1969 révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs prévoit que ne constituent pas des rémunérations passibles de cotisations de sécurité sociale notamment les cadeaux en nature, en espèces ou sous forme de bons de paiement dénommés chèques-cadeaux, si leur montant annuel total ne dépasse pas 35 euros par travailleur et 35 euros par enfant à charge du travailleur et s'ils sont distribués à l'occasion des fêtes de Saint-Nicolas, Noël ou de Nouvel An.

Pouvez-vous me confirmer que la notion de chèque-cadeau est générique et qu'elle comprend donc les chèques portant une appellation plus spécifique tels les chèques-fitness, les chèques-lire, les chèques-cinéma, les chèques-awards, etc. dès lors que ces chèques répondent aux conditions posées à l'article susmentionné?

Pouvez-vous aussi me confirmer que ces chèques ne doivent pas être nominatifs dans le chef du membre du personnel qui en bénéficie?

01.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, ma chère collègue, j'imagine que vous voulez parler en réalité de l'article 19, §2, 14°, de l'arrêté royal pris en exécution de la loi du 27 juin 1969, révisant l'arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs.

Je puis en tout cas vous confirmer que la notion chèque-cadeau comprise dans cet article est de nature générale. L'ONSS accepte que ce terme puisse comprendre aussi un chèque-fitness, un chèque-livre, un chèque-cinéma, un chèque-award pour autant que les conditions fixées dans l'article 19, §2, 14°, soient satisfaites. Un aperçu de ces conditions se trouve dans les instructions de l'ONSS pour l'employeur.

Les chèques-cadeaux, sous quelque forme que ce soit, sont donnés à l'occasion de Saint-Nicolas, Noël et nouvelle année. Ils ne peuvent plus être supérieurs à un montant de 35 euros par an et par travailleur, éventuellement à majorer de 35 euros par an pour chaque enfant à charge de ce travailleur.

Ils ne peuvent en outre être échangés que dans des entreprises qui ont préalablement conclu un accord avec les éditeurs de ces chèques. Ils doivent avoir une période de validité limitée et ne peuvent être, ni en tout ni en partie, remboursés en espèces au bénéficiaire.

Si, à l'occasion de la nouvelle année, par exemple, un employeur prévoit que ses travailleurs reçoivent un chèque-cadeau de 35 euros à majorer éventuellement en fonction des enfants, le cadeau au travailleur avec deux enfants à charge (représentant une valeur de 105 euros) ne sera donc pas considéré comme une rémunération pour autant que les autres conditions de l'article 19, §2, 14°, soient satisfaites. Ces chèques ne doivent donc pas non plus être délivrés au nom du travailleur.

01.03 Florence Reuter (MR): Monsieur le président, je remercie Mme la ministre pour sa réponse.

Madame la ministre, je procèderai à des vérifications, mais je suppose qu'une erreur a été commise quant au numéro de l'article et qu'il s'agit bien de l'article 19, §2, 14°, de l'arrêté royal du 29 novembre 1969.

01.04 Laurette Onkelinx, ministre: J'ai vérifié.

01.05 Florence Reuter (MR): Je vous remercie. Cela me rassure.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

02 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het statuut van de lokaal aangeworven personeelsleden van buitenlandse diplomatieke missies in België" (nr. 8290)

02 Question de Mme Sonja Becq à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le statut des agents des missions diplomatiques étrangères en Belgique recrutés localement" (n° 8290)

02.01 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, blijkbaar bestaat er wat onduidelijkheid bij de personeelsleden die lokaal zijn aangeworven in de ambassades, de buitenlandse diplomatieke diensten, over de vraag onder welke regelgeving zij nu eigenlijk vallen. Vallen zij onder de openbare dienst, dan wel onder het statuut van de gewone werknemers, met uiteraard daaraan voor een deel gekoppeld de afgeleide rechten op het vlak van de sociale zekerheid?

Ik zal mijn vragen kort houden. Klopt het dat de lokaal aangeworven personeelsleden niet onder het statuut van de openbare diensten vallen, tenzij het gaat om diplomatieke vertegenwoordigers? Zij die lager of privé werden aangeworven, zouden niet helemaal onder het statuut van de werknemers vallen, zoals in het kader van de arbeidsovereenkomstenwetgeving? Klopt dit? Waaronder vallen zij dan wel? Op welke manier is dit geregeld?

Zij hebben soms het gevoel dat zij zich voor een stuk in een juridisch vacuüm bevinden zodat zij niet goed weten of zij al dan niet recht hebben op bepaalde voordelen zoals andere werknemers. Er bestaat geen duidelijkheid over de, bij wijze van spreken, positieve lijst van de sociale rechten waarop zij een beroep kunnen doen. Hoe wordt dat statuut bepaald? Bestaat daarover duidelijkheid?

Ik zeg voor de volledigheid dat ik deze vraag ook aan mevrouw Milquet heb gesteld omdat dit te maken heeft, enerzijds, met de arbeidsovereenkomstenwet en, anderzijds, met de rechten inzake sociale zekerheid die daarmee samenhangen. Op welke manier kan daaraan eventueel een aanpassing gebeuren, eens men duidelijk weet onder welk statuut en regelgeving deze personen vallen?

02.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, chère collègue, beaucoup d'études ont été effectuées sur le sujet. Je pense notamment à une étude de la Fondation Roi Baudouin. En effet, quand j'étais ministre de l'Emploi, je m'étais intéressée au sujet.

Suivant les informations qui m'ont été fournies, les membres locaux du personnel des missions diplomatiques étrangères qui sont des ressortissants belges ou qui séjournent durant une longue durée en Belgique sont soumis aux dispositions belges sur la sécurité sociale des travailleurs, et en particulier à la loi du 27 juin 1969. Ils bénéficient donc, en règle générale, des mêmes droits que les autres catégories de travailleurs.

Cependant, je sais que cela ne veut pour ainsi dire rien dire. En effet, la difficulté est de faire appliquer et de faire respecter les dispositions en vigueur. Or on sait qu'en fonction du statut particulier des ambassades, certaines difficultés se posent pour faire appliquer les droits et devoirs relatifs aux employeurs et aux travailleurs dans les missions diplomatiques.

Vous m'interrogez aujourd'hui, après avoir déjà interrogé Mme Milquet à ce sujet. Il serait souhaitable d'interroger également le ministre des Affaires étrangères. Je sais que le ministère de ce dernier connaît bien le problème et qu'il tente de faire avancer les choses car il arrive que, sur le terrain, il existe encore des travailleurs qui subissent des conditions d'exploitation insupportables.

02.03 Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, voor alle duidelijkheid: zij zijn dus volledig onderhevig aan de socialezekerheidsreglementering zoals die bij ons bestaat? Dat is een belangrijk punt, dat ook de mensen die er werken een stuk zekerheid biedt.

02.04 Laurette Onkelinx, ministre: (…) La difficulté naît de tout ce qui entoure l'immunité et de la situation particulière des bâtiments.

02.05 Sonja Becq (CD&V): Dank u wel.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

Le président: La question n° 8372 de M. Goutry est reportée à la semaine prochaine.

03 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het bedrag van één miljard euro dat onnodig aan de ziekteverzekering wordt gegeven" (nr. 8473)

03 Question de Mme Sarah Smeyers à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le montant d'un milliard d'euros accordé inutilement à l'assurance maladie" (n° 8473)

03.01 Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de minister, de federale overheid geeft de ziekteverzekering in 2009 ruim een miljard euro meer dan deze verzekering effectief nodig zal hebben. De overheid doet dat midden in een economische crisis, met een begroting die in het rood zal eindigen, terwijl er amper middelen voorradig zijn voor de welvaartsaanpassing van de laagste pensioenen of voor broodnodige lastenverlagingen. Mijn vraag is dan ook hoe u deze keuze verantwoordt?

03.02 Minister Laurette Onkelinx: Ik veronderstel dat de bewering die aan de basis ligt van uw vraag afkomstig is uit een communiqué van het VBO dat in de loop van de week werd gepubliceerd en dat gewag maakte van het feit dat er voor het budget van de ziekteverzekering een miljard euro teveel was toegekend. Ik had graag de studie gehad die tot deze conclusie heeft geleid want die lijkt mij echt zonder enige rationele gegrondheid te zijn.

Het budget van het RIZIV is niet onderhevig aan de gewone regels van de begrotingsopmaak. Het is per definitie absoluut onmogelijk om a priori de uitgaven van de sectoren exact te bepalen. Het budget wordt dus opgemaakt op basis van technische ramingen die vertrekken van precieze statistieken en van de verbruiksgegevens van zorgverstrekkingen in de voorafgaande maanden en jaren. Op die manier slaagt men erin de uitgaven redelijk goed te plannen, maar er bestaan verschillen die te maken hebben met onvoorzienbare elementen, bijvoorbeeld een epidemie. Die elementen zullen altijd bestaan.

De ruwe schattingen houden bovendien rekening met de uitvoering van de maatregelen die reeds tijdens voorgaande begrotingsjaren werden goedgekeurd.

L'application de la norme légale de 4,5% octroie au secteur un montant de 23.084.470.000 euros. Il y a donc un différentiel de l'ordre de 10 millions entre l'application de la norme et les prévisions de dépenses.

Cela dit, ces données brutes doivent être corrigées par la prise de mesures de maîtrise des dépenses, un calcul plus fin de l'entrée en vigueur de l'une ou l'autre initiative, etc. Cet exercice a permis de libérer un espace de l'ordre de 394 millions; ce montant correspond à des dépenses qui ne seront pas décaissées en 2009.

Le gouvernement a décidé d'affecter la plus grosse partie de ce montant au Fonds d'avenir, un peu plus de 202 millions d'euros auxquels viennent s'ajouter 77 millions de montants réservés sur les initiatives 2009, et le solde à de nouvelles initiatives 2009, soit plus de 191 millions d'euros.

Zoals u kunt vaststellen, komt het bedrag van 1 miljard niet overeen met eender welk tastbaar element. Ik vind het jammer dat het op die manier in de openbaarheid werd gegooid. Ik kan voorts moeilijk aanvaarden dat men uitgaven voor de gezondheidszorg als nutteloze uitgaven aanziet. Het beheersen van de uitgaven en de strijd tegen verspilling staan vooraan bij mijn prioritaire acties.

Het is een zaak om deze uitwassen te bestrijden, maar het is heel wat anders om van mening te zijn dat de Staat te veel geld uitgeeft voor de gezondheidszorg. Achter een dergelijke redenering vindt men vaak het idee dat een deel van de terugbetaalde verstrekkingen, zoals voor tandheelkunde of kinesitherapie, comfortverstrekkingen zijn. Ik zal mij steeds verzetten tegen dergelijke projecten, die alleen de rekening voor de patiënt doen toenemen en op die manier de koopkracht verslechteren.

03.03 Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de minister, ik kan alleen maar akte nemen van uw antwoord.

U zegt dat het communiqué van het VBO en Unizo niet klopt. Ik wil echter toch iets rechtzetten. Ik heb niet gezegd dat er op dit moment nutteloze uitgaven gebeuren of dat er te veel geld naar de gezondheidszorg gaat. Mocht er echter een miljoen euro in een spaarpot worden gestoken, dan zou dat in de huidige tijden van economische crisis een nutteloze besteding zijn, zeker omdat er prioriteiten zijn als lastenverlagingen of het welvaartsvast maken van de laagste inkomens en de laagste pensioenen.

U ontkent die cijfers evenwel duidelijk. Ik kan daarvan alleen maar akte nemen en hopen dat het klopt.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

De voorzitter: Vraag nr. 8372 van de heer Goutry wordt uitgesteld tot volgende week.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 10.53 uur.

La réunion publique de commission est levée à 10.53 heures.