Commissie
voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale
wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw |
Commission de l'Economie, de la Politique
scientifique, de l'Education, des Institutions scientifiques et culturelles
nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture |
van dinsdag 18 november 2008 Namiddag ______ |
du mardi 18 novembre 2008 Après-midi ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.05 uur en voorgezeten door de heer Bart Laeremans.
La séance est ouverte à 14.05 heures et présidée par M. Bart Laeremans.
01 Vraag van mevrouw Meyrem Almaci aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de billijke vergoeding voor lokale radio's" (nr. 8133)
01 Question de Mme Meyrem Almaci au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la rémunération équitable pour les radios locales" (n° 8133)
01.01 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, op dit moment wordt, om het bedrag van de billijke vergoeding te bepalen die radio’s moeten betalen, het ogenblikkelijk gewogen bereik uit de CIM-enquête als basis genomen. Er zijn lokale radio’s die niet bij het CIM zijn aangesloten en zij hebben geen zicht op de cijfers die het CIM gebruikt om het bedrag te bepalen. Toch blijkt dat zij soms zeer hoog scoren in de enquête van het CIM.
Bijgevolg stellen zij vast dat zij soms een zeer hoge billijke bijdrage moeten betalen die naar hun zeggen niet meer in verhouding staat tot hun eerder bescheiden inkomsten, aangezien het hier onafhankelijke en kleine lokale radio’s betreft. Zij beweren ook dat het voor hen onmogelijk is om af te leiden hoe het cijfer eigenlijk tot stand is gekomen, hoe dat werd bepaald. Artikel 6 van het KB op de billijke vergoeding bepaalt dat de jaarlijkse billijke vergoeding verschuldigd voor lokale radio-omroepen, forfaitair wordt vastgelegd op 400 euro.
Er is een probleem als kleine radio’s een grote populariteit in een streek krijgen, wat betekent dat zij zeer populair zijn qua aantal luisteraars, maar dat ze daarom niet meer inkomsten via adverteerders en dergelijke meer aantrekken. In een bepaald ons bekend geval werd voor aanslagjaar 2008, dus dit jaar, het aantal luisteraars vertienvoudigd tegenover de vorige drie jaren. Dat betekent ook dat het bedrag dat die radio moest betalen aan billijke vergoeding, ook met tien werd vermenigvuldigd. Dat zou betekenen dat de radio eigenlijk zou moeten stoppen, omdat die dat bedrag niet kan ophoesten.
Naar aanleiding van dat voorbeeld en de wetgeving zou ik u graag willen vragen of het normaal is dat lokale radiozenders die niet zijn aangesloten bij het CIM, toch een billijke vergoeding moeten betalen op basis van de cijfers die het CIM via een enquête vergaart. Krijgen zij inzage in die cijfers, ja of nee? Op welke manier dan? Hoe vaak gebeurt het dat een lokale zender zijn aantal luisteraars enorm ziet toenemen? Hoe groot is de kans dat het dan gaat om een soort van statistische afwijking? Welke maatregelen worden genomen om te voorkomen dat zij dan ineens veel meer moeten betalen?
Daarnaast is er natuurlijk de sociale rol die lokale radio’s met hun uitzendingen spelen in het gebied waarin zij uitzenden. Wat vindt u daar persoonlijk van? Vindt u dat kleine, onafhankelijke lokale radio’s recht van bestaan hebben gelet op die sociale rol, dat dat belangrijk is, dat dat ondersteuning verdient? Bent u bereid te onderzoeken wat het gewicht is van de billijke vergoeding op die kleine, onafhankelijke lokale radio’s, om te zien of die eventueel verlicht kan worden, zodat zij op zijn minst kunnen blijven bestaan? Ik dank u alvast voor uw antwoord.
01.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, collega, de tarieven van de billijke vergoeding die zijn verschuldigd door de radio-omroepen, zijn vastgelegd in artikel 6 van de beslissing van 10 februari 2003 inzake de billijke vergoeding verschuldigd door de radio-omroepen, genomen door de Commissie Billijke Vergoeding vastgelegd in de wet van 1994 op de auteursrechten.
Ik herinner eraan dat de tarieven van de billijke vergoeding werden vastgelegd in een commissie die paritair is samengesteld uit vertegenwoordigers van de vergoedingsplichtigen, onder meer de lokale radiozenders, en vertegenwoordigers van de betrokken beheersvennootschappen. Het artikel 6 van de beslissing bepaalt dat indien de lokale radio is opgenomen in de CIM-studie, het ogenblikkelijk gewogen bereik als uitgangspunt wordt genomen voor de berekening van de billijke vergoeding en niet langer het forfaitaire minimumtarief. Wat de opname in de CIM-studie betreft, kan worden aangegeven dat niet alleen de radio-omroepen die daar expliciet om vragen of aangesloten zijn bij het CIM, in de studie worden opgenomen. De werkmethode van het CIM bestaat erin dat men een aantal mensen vraagt een dagboek bij te houden inzake radiogebruik. De grotere radio’s komen dan vanzelf naar boven. De methodologie van de CIM-studie wordt uiteengezet op de website van het CIM. Gelet op de hoge kostprijs van de studie, zijn de individuele details per radio slechts beschikbaar voor de leden die aangesloten zijn bij het CIM.
Ik beschik niet over concrete cijfergegevens over het aantal keer dat het luisteraantal is vertienvoudigd. Net als bij elke enquête, moet ook bij de CIM-studie rekening worden gehouden met een zekere foutenmarge. Evenwel kan worden gesteld dat, gelet op de wetenschappelijk verantwoorde opbouw van de CIM-studie, het vrijwel uitgesloten is dat een enquête tot een resultaat zou komen dat tien keer te hoog ligt.
Ik ben het met u eens dat radio-omroepen, voornamelijk de onafhankelijke lokale radio’s, een belangrijke sociale rol spelen. De vastlegging van de tarieven voor de billijke vergoeding door de commissie, opgericht onder artikel 42 van de auteurswet, heeft onder mijn voorganger plaatsgevonden, na lange onderhandelingen. Daarbij werden verschillende alternatieven onderzocht. Toen werd geoordeeld dat het aantal luisteraars voor de berekening van de tarieven onmiskenbaar een relevant gegeven vormt. Evenwel zijn die cijfers niet steeds beschikbaar voor alle lokale radio’s. De CIM-studie bleek daarbij een van de weinige instrumenten te zijn om het aantal luisteraars te bepalen.
Niettemin ben ik er mij van bewust dat omtrent de berekeningswijze van de billijke vergoeding die door de radio-omroepen is verschuldigd, voornamelijk bij de lokale radio’s bezorgdheden blijven bestaan. Volgend jaar komt de commissie Billijke Vergoeding, opgericht onder het artikel 42, opnieuw samen. Ik wil daar de problematiek aankaarten zodat de vertegenwoordigers van de lokale radio’s eventueel recht kunnen krijgen op een eventuele aanpassing van de tarieven.
01.03 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Allereerst dank ik u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Het verheugt mij dat u mijn bezorgdheid deelt.
U spreekt van volgend jaar. Wanneer zal dat dan precies gebeuren? Voor de lokale radio’s het liefst zo snel mogelijk, maar ik begrijp de moeilijkheid om dat te regelen. De vraag is of de radio’s die dit jaar een groot probleem hebben ergens de mogelijkheid hebben om dat aan te kaarten. Dat is mij niet helemaal duidelijk. Ik denk dat het volgend jaar absoluut aan bod moet komen, maar het probleem is dat een aantal van die lokale radio’s ineens een stijging krijgt van de billijke vergoeding en voor een voldongen feit staat. Zij kunnen op geen enkele manier duidelijk maken dat een stijging van het aantal luisteraars nog niet betekent dat ook hun inkomsten stijgen. Zij zitten nu in een problematische situatie.
Het is zeer belangrijk om eens te bekijken wat dat dit jaar betekent voor een aantal radio’s en te onderzoeken of er geen mogelijkheid is om op een of andere manier een oplossing te zoeken voor de radio’s die in de problemen komen. Het verheugt mij dat u mijn bezorgdheid deelt, maar ik zou, in afwachting van die vergadering, toch bekijken op welke manier wij een aantal van die lokale radio’s kunnen bijspringen, omdat er op dit ogenblik gewoon niets is.
01.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Almaci, indien u concrete voorstellen hebt, kunt u die altijd aan mij bezorgen. Ons kabinet neemt in dat soort van discussies vaak de rol van bemiddelaar op zich. Wij doen dat ook in andere dossiers. Het is natuurlijk altijd een afweging tussen, enerzijds, de rechten van een auteur en, anderzijds, de rechten van een gebruiker. Ik ben zeker bereid om, in afwachting van het akkoord na een nieuwe onderhandeling in 2009, die zaken individueel te laten bekijken.
01.05 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Ik zal ze doorgeven. Hartelijk dank.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Ik zou toch willen vragen aan de collega’s om zich zoveel mogelijk aan de spreektijd te houden, want het was de bedoeling om op dit uur al met de bespreking van het wetsontwerp te beginnen. Beperk u alstublieft tot de essentie.
- de heer Peter Luykx aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "zijn economisch plan" (nr. 8355)
- de heer Robert Van de Velde aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "het actieplan 'Quickonomie.be'" (nr. 8367)
- mevrouw Freya Van den Bossche aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "het actieplan 'Quickonomie.be'" (nr. 8601)
- M. Peter Luykx au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "son plan économique" (n° 8355)
- M. Robert Van de Velde au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "le plan d'action 'Quickonomie.be'" (n° 8367)
- Mme Freya Van den Bossche au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "le plan d'action 'Quickonomie.be'" (n° 8601)
02.01 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijn vraag gaat over de onlangs door de minister gelanceerde webstek. Ik zal zo bondig mogelijk zijn.
Mijnheer de minister, sedert uw aantreden is het de Belgische economie alleen slechter gegaan. Ik zou natuurlijk uw invloed overschatten door dat enkel op uw conto te schrijven.
Ook inzake de economie van uw beleid is er volgens mij nog werk aan de winkel. Na zeven maanden ministerschap verschijnt van u een plan voor de economie dat fel lijkt op – laten wij het zo noemen – de borrelnootjes van de economische hervorming, na de borrelnootjes van de staatshervorming.
Ik stel mij ernstige vragen bij dat soort van profilering. Wij zitten toch in een crisis waarbij ongeveer een half miljoen Belgische beleggers forse verliezen leden. Bovendien blijkt uit de meest recente informatie dat er sedert het begin van dit jaar meer dan 16.000 jobs zijn verdwenen.
De opgesomde maatregelen maken op mij alleszins weinig indruk. In eerste instantie wordt er 150.000 euro uitgetrokken voor een campagne die waarschuwt voor overmatige schulden. Ik meen dat de federale overheid zich daarmee alvast zelf een klein beetje dieper in de schulden steekt.
Voorts wordt er een meldpunt opgericht waar bedrijven kunnen klagen wanneer de overheid haar facturen niet tijdig betaalt. Dat lijkt mij enkel een digitale klaagmuur te zijn. Ik meen dat er meer werk aan de winkel is. Open Vld zou er beter op toezien dat de begrotingsopmaak gebeurt op basis van realistische groeiramingen en van wat de overheid effectief aan inkomsten zal ontvangen, zodat er budgetten toegekend kunnen worden.
U pleit voor een streng toezicht op de reclame voor financiële producten. Dat is zeer terecht, maar komt opnieuw ruimschoots te laat. U wilt de faillissementsverzekering beter bekendmaken. Die bestaat natuurlijk al. Dat is een zoveelste remake, net als de beperking van gouden parachutes voor managers. Ook dat is iets wat al bestaat.
Mijnheer de minister, kunt u ons, naast de 1.001 ideetjes, een duidelijke visie geven op een grondig economisch plan op middellange termijn? Wanneer mogen wij dat verwachten? Kunt u vandaag al enkele belangrijke krachtlijnen geven van hoe u die grondige economische hervorming ziet?
02.02 Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal het thans alleen hebben over het deontologisch aspect van de site Quickonomie.be.
02.03 Minister Vincent Van Quickenborne: (…)
02.04 Robert Van de Velde (LDD): Ja, maar dat doe ik met alle plezier. Ik wil met u wel eens van gedachten wisselen over uw economische aanpak.
In dit geval wil ik mij even beperken tot het deontologisch aspect van die site. Hoewel ik de idee zelf zeer inventief vind – het is creatief en goed gevonden –, zijn er toch een aantal dingen die mij van het hart moeten.
Ten eerste, wat betreft de basis. Als ik kijk naar de visie en opdrachten externe communicatie door de kanselarij, pagina’s 8 en 9, dan merk ik een duidelijk onderscheid tussen de campagnes die deels een politieke inslag hebben en de voorlichting, de overheidsvoorlichting, die eigenlijk pas mogelijk is na een beslissing van de regering.
Ik vernam dat de kanselarij het adres Quickonomie.be heeft vastgelegd voor u. Tegelijk merk ik dat men na het intikken van www.ministerq.be op dezelfde site terechtkomt. Ik heb overigens enorm genoten van de muziek en van uw literaire voorkeur.
Het is dus een zeer lovenswaardig initiatief, maar ik vind, eerlijk gezegd, dat u een duidelijke overtreding maakt door een aantal zaken te mengen. Dat is trouwens duidelijk geworden in de pers. In uw antwoord – wellicht is dat het antwoord van uw kabinet – in De Morgen verwijst u of een van uw kabinetsmedewerkers naar de regels die de commissie voor de verkiezingsuitgaven over dergelijke websites heeft vastgelegd, maar in De Standaard van dezelfde dag stond iets anders. Wellicht kreeg iemand van uw kabinet enkele minuten later de inval dat zulks niet waar was, maar dat het ging om de officiële richtlijnen over het gebruik van websites als overheidscommunicatie.
Mijnheer de minister, daarom zou ik van u een duidelijk antwoord willen op de volgende vraag. Is de inslag een Open Vld-idee of een persoonlijk idee dat u met overheidsgeld financiert, of ligt er effectief een regeringsbeslissing aan de basis van uw initiatief?
02.05 Freya Van den Bossche (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijn vraag ligt in de lijn van de vragen van de vorige sprekers.
Waarom werd precies de naam “Quickonomie” aan het bewuste initiatief gegeven? Werd een en ander in de regering overlegd?
Wat is de timing waarbinnen alles zal worden gerealiseerd?
02.06 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, ik zal proberen beknopt te zijn.
Collega’s, ik zal proberen de vragen chronologisch te beantwoorden.
Mijnheer Luykx, dat is uw mening. Wat ik heb getracht te doen, is een tiental maatregelen weer te geven die binnen mijn bevoegdheden liggen en die haalbaar zijn. Ze kondigen misschien niet de grote revolutie aan. Had ik wel de grote revolutie ontketend, had u mij hier vandaag waarschijnlijk gevraagd of die hele aankondigingpolitiek wel noodzakelijk is.
Het zijn tien noodzakelijke maatregelen, die wij moeten treffen. De meeste maatregelen komen er op vraag van de ondernemersorganisaties.
De faillissementsverzekering bijvoorbeeld bestaat inderdaad. In 2007 zijn echter meer dan 7.000 bedrijven en zelfstandigen failliet gegaan. Zij konden een beroep doen op de faillissementsverzekering, maar slechts 600 mensen deden er ook effectief een beroep op. Er is op dat vlak dus een probleem.
Te laat betalen van facturen door de overheid is een zaak die de Bouwunie al lang aanklaagt. Ik heb gemeend mijn collega’s er op te moeten wijzen dat over de betaling van facturen regels bestaan. Er werd ook een instructie gegeven.
Mijnheer Luykx, het gaat dus om tien maatregelen die niet veel geld veronderstellen, maar tegelijkertijd wel trachten onze economie enigszins te versterken en de consument en de ondernemers te beschermen.
U stelde een specifieke vraag over de vergoeding van 150.000 euro voor de campagne in kwestie. De vergoeding is wettelijk vastgelegd. Er is een wet die bepaalt dat een bedrag van 150.000 euro voor een dergelijke campagne wordt gereserveerd. De vergoeding komt uit het fameuze Fonds. Daartoe zijn er bijdragen van de sector. Het gaat dus om geld dat door de sector en niet door de overheid wordt betaald.
Over het Prijzenobservatorium zullen wij straks stemmen. Ook dat wordt vermeld. Onder meer de problematiek van de elektriciteitsprijzen lijkt mij zeker de moeite waard om te onderzoeken.
Behalve punctuele maatregelen hebben wij ook nood aan een groter economisch plan. De juiste timing na het IPA lijkt mij een verstandig idee te zijn. Ik veronderstel dat, indien er een IPA komt, er vragen zullen komen van zowel werkgevers- als werknemerszijde om middelen uit te trekken om zuurstof aan onze bedrijven te geven. De vraag zal er komen van de autosector. Op dat ogenblik zullen wij reëel op de desbetreffende vragen antwoorden.
Bovendien heb ik ook ideeën die veel fundamenteler zijn. Ik denk aan het hele debat over de afslanking van het ambtenarenapparaat. Wij hebben op dat vlak eindelijk de eerste stap gezet. Ze heeft jaren op zich laten wachten. Ik hoop dat ook andere regeringen in de toekomst dezelfde beslissing zullen nemen.
Het moet een combinatie van beide zijn, om onze economie weerbaarder te maken.
Ik kom dan bij de vragen van de heer Van de Velde over de website.
Mijnheer Van de Velde, ik wil eerst antwoorden op de vraag die u stelde over de kostprijs voor het concept, de technische uitvoering en het onderzoeken van de integratie. Het gaat om een totaalbedrag van 61.246,39 euro inclusief btw. Dat is een prijs die in dezelfde grootteorde zit van de website Kafka, die destijds werd gelanceerd en die ook een overheidswebsite was.
Mijnheer van de Velde, de bedoelde site is opnieuw een overheidswebsite. Elke minister heeft een site. Deze site heet bij mij “Quickonomie”. Bij andere ministers heet dat “premier.be”, bij nog andere “fgov.be”. Het is de vrije keuze van de minister – dat staat ook met zoveel woorden bepaald – om de website te noemen zoals het hem belieft.
Mevrouw Van den Bossche, waarom opteerden wij voor de naam “quickonomie”? Wij kozen ervoor, omdat het mij een creatievere naam dan gewoon de naam van de minister lijkt. Dat is de vrije keuze die mij toekomt.
De website, dat zult ook gezien hebben, mijnheer Van de Velde, is gebouwd op het platform van Fedict. Fedict heeft ervoor gekozen om voor websites een gemeenschappelijk platform te gebruiken. De federale portaalsite Belgium.be is daarop gebouwd, die van de premier ook, die van mij ook. Ook de websites van Felink, de Veiligheid van de Staat, het commissariaat-generaal, de FOD Economie, de FOD Financiën, de FOD Buitenlandse Zaken, het ministerie van Defensie, het Geneesmiddelenagentschap en het Instituut voor Gelijkheid van Kansen zullen hiervan op korte termijn gebruikmaken.
Wij houden ons aan de richtlijn van de controlecommissie “Internet als instrument voor overheidscommunicatie”. Ten eerste, de publicatie van maximaal één foto. U hebt het gezien. Ik houd mij strikt aan die richtlijn.
Ten tweede, het beleid mag uitsluitend op een neutrale wijze worden voorgesteld. De tien maatregelen zijn maatregelen die ik heb voorgesteld, ook aan de collega’s, in het kader van de rondetafel.
Ten derde, de algemene persoonlijke beschouwingen. Ik geef toe dat er hier en daar enkele details betrekking hebben op mijn persoonlijke voorkeur. Als u andere overheidssites bekijkt, dan kunt u zien dat soms een minister zegt een aantal kinderen te hebben of graag eens te gaan wandelen. Als u mij echt vraagt om dat ervan af te halen…
De meeste van de details die betrekking hebben op mijn collega’s of medewerkers gaan over de economische interessevelden en economische boeken of economische websites. Dat hebt u gezien. Ik meen dat dit een te gedetailleerde opmerking is om er verder op in te gaan. Het is inderdaad creatief. U hebt dat zelf gezegd. Blijkbaar hebben bepaalde collega’s liever dat alles droog en saai is.
Ik kom dan tot de vraag van mevrouw Van den Bossche. Wat de naamgeving betreft, probeer ik wat creatief te zijn, collega Van den Bossche. Dat begrijpt u toch? Ik hoop dat ik dat toch nog mag doen?
Wat het tijdsschema betreft, ik denk dat de tien maatregelen op korte termijn ontwikkeld zullen worden. De campagne in verband met de schuld komt in het voorjaar. Er is een wetsontwerp goedgekeurd over de gouden parachutes. Met betrekking tot het prijsobservatorium krijgen wij straks een stemming. Ik zal de timing uiteraard strikt opvolgen. Het is de bedoeling, mijnheer Luykx, om die tien maatregelen effectief tot een goed einde te brengen en het niet zomaar bij holle woorden of grote aankondigingen te houden.
Ik weet dat wij in het verleden te veel werk hebben gemaakt van te veel aan te kondigen. Het is misschien beter het iets concreter te doen, dichter bij de realiteit, om zo te trachten de bedrijven te helpen.
Tot daar mijn antwoord, voorzitter.
02.07 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, ik kom zelf uit het bedrijfsleven. Ik werk al twintig jaar lang en leid al geruime tijd een bedrijf van ongeveer 80 mensen. De problemen die aan bod komen op uw webstek, die tien punten, zijn mij absoluut vertrouwd. Wij kennen die problemen al heel lang. Wij wachten nog altijd op de oplossingen die er voor de bedrijven moeten komen.
De goede intenties ten spijt vind ik het toch een schot voor de boeg. Na zeven maanden wittebroodsweken vallen de goede intenties die u vandaag geeft met uw nieuwe webstek wat mager uit. Ik vind het een pleister op de wonde. Het lijkt mij meer een verder registreren van de problemen, het is eerder een meldpunt, dan dat oplossingen worden geboden.
Tot daar mijn repliek. Toch bedankt voor uw antwoord.
02.08 Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de minister, ik wil niet muggenziften. Ik denk dat er in het leven inderdaad belangrijker dingen zijn dan de manier waarop een site is opgebouwd. Aan de andere kant denk ik dat net u, als personificatie van de efficiëntie, het verbeteren en het uitzuiveren van de overheid, een volledig verkeerd signaal geeft.
Ofwel is dit een persoonlijke site, ofwel is dit een overheids-, een regeringssite. Ik lees nogmaals over de deontologie in de overheidscommunicatie: “De communicatieboodschap is neutraal en feitelijk.” Wat er ook nog staat is dat het verschil tussen communicatie over het politieke debat en overheidsvoorlichting duidelijk moet zijn. Wanneer u het logo .be gebruikt, dan geeft u daarmee een duidelijk signaal dat het gaat over overheidsvoorlichting. Die overheidsvoorlichting gebruiken voor persoonlijke doeleinden, voor persoonlijke communicatie gaat niet. Op dat moment krijgt men immers onduidelijkheid.
Wat dat betreft, blijf ik bij mijn standpunt dat u daar “in overtreding bent” en dat het een onduidelijke vorm is van communicatie. Ofwel is het een plan van de regering voor het volk, ofwel is het een persoonlijke site. U hebt de twee met elkaar gemengd.
02.09 Freya Van den Bossche (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ik blijf vinden dat de naam eerder ongelukkig gekozen is. Ik begrijp dat men in campagnetijden al eens vrolijk kan doen maar ik denk dat dit gewoon het beleid vormt en dat men het dan ook bij ernst mag houden. Als een plan goed genoeg is, zal het zichzelf wel verkopen. Waarom er een campagne van maken? Ik blijf het betreuren.
Ik ben voornamelijk benieuwd naar de snelheid waarmee maatregelen zullen worden omgezet in feiten. Wat wij tot nu hebben gemerkt, is dat er bijzonder weinig is gebeurd op het vlak van economie en consumentenbeleid door deze regering. Het zal mij benieuwen of deze maatregelen wel effect zullen sorteren en of ze überhaupt zullen worden genomen. Wij houden ze in ieder geval in de gaten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 8365 van mevrouw Smeyers is uitgesteld. De vraag van de heer Van de Velde werd bij de vorige vraag gevoegd.
03 Question de Mme Véronique Salvi au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "les campagnes publicitaires précédant certaines fêtes annuelles" (n° 8511)
03 Vraag van mevrouw Véronique Salvi aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "reclamecampagnes die aan bepaalde jaarlijkse feesten voorafgaan" (nr. 8511)
03.01 Véronique Salvi (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, le sujet de ma question est plus léger mais extrêmement important pour la population.
Je voulais vous interroger sur le fait que depuis plusieurs semaines, nous sommes assaillis par toute une série de publicités distribuées en toutes-boîtes et vantant les promotions de certains magasins pour les fêtes enfantines, que ce soit Halloween, Saint-Nicolas ou Noël.
Loin de moi l'idée de remettre en question ce genre d'actions. Elles sont bien évidemment nécessaires et importantes. Toutefois, je me demande pourquoi, d'année en année, ces actions débutent de plus en plus tôt.
Monsieur le ministre, j'aurais voulu vous entendre, en tant que responsable de la protection des consommateurs, sur une série d'éléments.
L'envoi de ces publicités est-il soumis à certaines interdictions? Sinon, comptez-vous agir dans ce sens?
Le SPF Économie émet-il des recommandations vis-à-vis de certains magasins, commerçants? Une instance est-elle chargée de faire respecter ces recommandations?
L'organisation d'actions commerciales, comme les marchés de Noël par exemple, n'est apparemment pas encadrée par des normes légales comme c'est le cas des braderies.
J'aurais également voulu vous entendre sur votre projet de révision de la loi sur les pratiques du commerce.
En effet, s'il est important que les commerçants et que les magasins puissent mettre en avant leurs promotions, je pense qu'il est également important que les consommateurs, les jeunes enfants, les parents, les familles puissent être protégés ou informés sur ces actions.
03.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Chère collègue, le Conseil de la consommation a adopté en juin 2000 des recommandations visant à faire respecter des périodes d'attente avant le lancement de promotions recourant à la présence physique de Saint Nicolas et du Père Noël et avant d'émettre des publicités en la matière. Aucune promotion ni publicité ne peut donc être pratiquée avant le 1er novembre pour les fêtes de Saint-Nicolas et de Noël, ni avant une période de six semaines précédant la fête de Pâques. Les promotions recourant à la présence physique du Père Noël ne peuvent commencer avant le 1er décembre. Ces recommandations ne visent ni les produits présentés en magasin ni l'aménagement des points de vente et des sites internet.
Ce code de bonne conduite est davantage un instrument de co-régulation qu'un instrument d'autorégulation, étant donné que les organisations de consommateurs tout comme les représentants des professionnels ont été associés à son élaboration au sein du Conseil de la consommation. La Direction générale Contrôle et Médiation du SPF Économie est chargée de contrôler l'application de ces recommandations qui sont assimilées à des usages honnêtes en matière de pratiques commerciales. En vertu de la loi du14 juillet 1991, les pratiques commerciales déloyales sont interdites. Le non-respect par une entreprise d'un code de conduite pourra être considéré dans certains cas comme une pratique commerciale déloyale dans la mesure où il est contraire aux exigences de la diligence professionnelle.
Il ressort des trois précédentes évaluations réalisées par le Conseil de la consommation et du contrôle effectué par la Direction générale que les recommandations sont de plus en plus respectées par une grande majorité de commerçants et que les infractions diminuent d'année en année. Le SPF Économie ne reçoit presque plus de plaintes ces dernières années. Ainsi, en 2006, trois plaintes ont été introduites et ont donné lieu à l'établissement de trois procès-verbaux d'avertissement. En 2007, seules deux plaintes ont été reçues et un avertissement dressé. Cette année, aucune plainte n'a encore été enregistrée.
L'organisation de marchés de Noël sur des places publiques s'apparente aux marchés publics et devrait donc tomber sous la législation relative au commerce ambulant, laquelle relève de la compétence de ma collègue la ministre des Classes moyennes.
La directive sur les pratiques commerciales déloyales transposée en droit belge dans la loi du 4 juillet 1991 ne permet pas aux États membres de réglementer la publicité pour les fêtes enfantines en imposant, par exemple, des périodes d'attente. Actuellement déjà, le non-respect d'un code peut être sanctionné sur la base de la loi sur les pratiques du commerce.
03.03 Véronique Salvi (cdH): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse.
Monsieur le ministre, si ce genre de question peut effectivement prêter à sourire, en tant que grand-parent – et je pense qu'il y en a plusieurs dans cette assemblée – et en tant que parent, on a également une responsabilité quant à la manière dont les enfants peuvent, à un certain moment, subir l'agression de cette surconsommation.
J'entends bien qu'une série de mesures ont déjà été prises. Il faudrait, selon moi, aller plus loin. Vous avez parlé d'une période de six semaines. Des discussions pourraient éventuellement avoir lieu à ce sujet. Peut-être pourrait-on envisager de la réduire, dans un avenir plus ou moins proche. Pourquoi pas?
Vous avez également fait état du nombre de plaintes, qui est en diminution. Cependant, si c'est effectivement le cas d'un point de vue théorique, peut-être serait-il opportun de s'interroger sur la manière dont les gens sont informés quant à la façon de porter plainte. Dans certaines régions plus paupérisées, les parents, qui sont soumis à ce genre de surconsommation, ne sont pas nécessairement sensibilisés au fait qu'ils peuvent porter plainte. Sur ce point, il serait important de procéder à une information beaucoup plus large dans le cadre de la protection du consommateur.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
04 Question de M. Xavier Baeselen au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la transparence des tickets d'avion des compagnies aériennes opérant sur le territoire belge" (n° 8577)
04 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de transparantie van de vliegtuigbiljetten van de luchtvaartmaatschappijen die op het Belgisch grondgebied actief zijn" (nr. 8577)
04.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, il s'agit de la problématique des tarifs relatifs aux compagnies aériennes publiés sur internet. Il semblerait que vous ayez été saisi de plaintes concernant deux compagnies aériennes opérant au départ du sol belge ou atterrissant sur le sol belge. Je ne vais pas nécessairement les citer ici mais, peut-être, monsieur le ministre, le ferez-vous dans votre réponse. Ces plaintes concernent les suppléments appliqués par ces compagnies aériennes sur leur site internet. Je pense notamment à l'assurance annulation ou encore aux tarifs relatifs à l'enregistrement des bagages qui engendrent automatiquement surfacturation, à travers le site internet, des montants demandés pour les vols.
Monsieur le ministre, combien de plaintes ont-elles été déposées? Pouvez-vous nous en dire plus sur les actions concrètes au niveau des enquêtes qui sont actuellement menées? Enfin, qu'en est-il des sanctions éventuelles auxquelles peuvent déboucher ces plaintes qui ont été déposées auprès de l'Inspection économique, si je ne me trompe?
04.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur le président, cher collègue, j'ai chargé, à la suite des demandes qui nous sont parvenues, la Direction générale Contrôle et Médiation, donc l'Inspection économique, d'entamer une enquête sur les quatre sites internet les plus visités. Nous avons pu constater une violation auprès de deux des quatre sites et nous avons dès lors directement entrepris les démarches nécessaires. Je peux vous communiquer qu'une des entreprises, Jet Air, a déjà apporté les adaptations nécessaires à son site.
À ma demande, la DG Contrôle et Médiation procède à un nouveau contrôle des sites web des compagnies aériennes qui ont fait l'objet d'un contrôle précédent en 2007, lors d'un "sweep day", c'est-à-dire que l'on vérifie le contenu de tous les sites internet, coordonné par la Commission européenne.
Le contrôle portait à ce moment-là sur l'ensemble des obligations à respecter par les compagnies aériennes et les agences de voyage en matière d'offres de prix à distance, avec une attention particulière sur l'indication des prix. Plusieurs infractions ont été constatées et la Commission européenne a décidé de faire un nouveau règlement en vue d'apporter davantage de transparence dans la formation des prix des tickets d'avion. Ce règlement européen est entré en vigueur le 1er novembre de cette année.
Quel était le problème? Un problème de suppléments de prix pour des services optionnels jusqu'en fin de procédure de réservation et de précochage de services optionnels entraînant une augmentation du prix de départ annoncé avait été détecté lors du précédent contrôle. Cependant, ces pratiques n'étaient pas nécessairement explicitement interdites à l'époque.
Depuis le 1er novembre 2008, la nouvelle réglementation impose, premièrement, que le prix définitif à payer soit précisé à tout moment et, deuxièmement, que les suppléments de prix optionnels soient communiqués de façon claire, transparente et non équivoque et que leur acceptation par le client résulte d'une démarche explicite, ce qui n'était pas le cas pour deux de ces quatre sites.
Au total, c'est une vingtaine de sites web que la Direction a ciblés. Ce choix a été réalisé sur la base d'une analyse de risque préalable. Le critère de sélection par excellence était la possibilité pour un consommateur belge, comme vous et moi, de réserver un vol au départ de la Belgique (Bruxelles, Charleroi, Liège, Ostende, Deurne mais pas Wevelgem).
La DG Contrôle et Médiation a enregistré 12 plaintes en 2007 et 17 plaintes en 2008. La plupart des compagnies aériennes sont situées dans d'autres États membres, Ryanair par exemple. Cela signifie qu'en cas de constatation d'infraction, l'intervention des États membres concernés devra être sollicitée. Ce fut d'ailleurs le cas pour Ryanair. Cela pourra dès lors prendre plusieurs semaines avant d'avoir des résultats concrets. Nous avons eu l'écho de la part de l'inspection irlandaise que Ryanair déclarait être prête à adapter son site web dans le respect de la nouvelle réglementation entrée en vigueur le 1er novembre 2008.
La réglementation économique prévoit des sanctions efficaces, proportionnelles et dissuasives pour les manquements en matière de transparence de prix. L'intérêt du nouveau règlement est qu'il impose cette transparence dès le début de la procédure de réservation.
04.03 Xavier Baeselen (MR): Si je comprends bien, pour Jetair, le problème a été solutionné via leur site. Et pour Ryanair, cela devrait l'être incessamment?
04.04 Vincent Van Quickenborne, ministre: Oui.
04.05 Xavier Baeselen (MR): D'accord. Je vous remercie.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
05 Question de M. Xavier Baeselen au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "l'usage des TIC dans les PME" (n° 8578)
05 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "het gebruik van de ICT in de KMO's" (nr. 8578)
05.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, dans son rapport 2007 "Politique de l'entreprenariat", le SPF Économie, PME, Classes moyennes et Énergie nous confiait que diverses enquêtes ont révélé un important retard des petites et moyennes entreprises, plus particulièrement les micro-entreprises, au niveau de l'utilisation complète de toutes les possibilités qu'offrent les nouvelles technologies de l'information.
Les objectifs quantitatifs de cette étude avaient pour but de dresser un tableau de l'application des technologies au sein des PME belges, d'identifier les secteurs qui présentaient le retard le plus important et d'effectuer un sondage relatif aux canaux d'information utilisés par les PME.
L'étude préconise notamment qu'on mène au niveau belge une campagne de sensibilisation qui devra aussi bien éveiller les PME aux avantages et potentiels des technologies de l'information qu'à la nécessaire acquisition de nouvelles compétences en la matière.
Monsieur le ministre, j'imagine que vous avez eu connaissance de cette étude.
Avez-vous déjà entamé une réflexion sur le sujet et envisagé de mener cette campagne de sensibilisation à laquelle on fait référence dans ce rapport?
Quelles mesures concrètes pourriez-vous prendre afin d'encourager les PME et les très petites entreprises à utiliser de façon plus complète toutes les possibilités qu'offrent les technologies de l'information?
05.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Cher collègue, je connais l'étude à laquelle vous faites référence.
Le SPF Économie a examiné les conclusions et recommandations de cette étude. Si le constat dressé est clair, s'agissant notamment des carences particulières relevées à l'époque dans les très petites entreprises de la construction, de l'industrie manufacturière et du commerce de détail, la mise en pratique des recommandations est moins évidente. En effet, l'approche sous-sectorielle recommandée dans l'étude excluait de lancer une communication générique nationale. Au contraire, il faut communiquer via les organisations professionnelles concernées et les centres techniques et de recherche sectoriels.
Jusqu'à ce jour, les accords de partenariat requis n'ont pas abouti. Les discussions pour parvenir à finaliser un tel projet, notamment quant à son financement, sont toujours en cours.
Entre-temps, de nombreuses initiatives privées qui poursuivent les mêmes objectifs ont été prises par diverses fédérations professionnelles, en particulier dans les sous-secteurs de la construction, et interprofessionnelles envers leurs membres.
Dans le cadre de la mise en œuvre de sa stratégie générale, le SPF Économie développe progressivement une douzaine de programmes, dont l'un est orienté vers les PME. Une des actions prioritaires identifiées dans ce programme vise à sensibiliser et stimuler les PME à l'innovation dans la gestion. Je pense en effet que, complémentairement à des actions ponctuelles de partenariats sous-sectoriels tels qu'envisagés ci-dessus, il est essentiel qu'une réflexion et une action plus globale relatives aux dispositions génériques nécessaires à la gestion d'une PME prennent en compte le développement lié aux innovations techniques et non technologiques (management, financement).
Plus que savoir manipuler une technologie particulière, vite obsolète, c'est une ouverture à l'innovation continue qui est requise dans le chef des entrepreneurs. C'est au travers du contenu des connaissances en gestion professionnelle que cet objectif peut notamment être rencontré.
J'ajouterai que j'ai eu pas mal de visites et de rencontres sur le terrain avec des entreprises et des fédérations. Je pense notamment à l'organisation Agoria, qui a un programme plus spécifique pour les petites entreprises visant à les stimuler à utiliser davantage les ICT (TIC).
En même temps, je me réfère à la nécessité, dans l'enseignement tant en université qu'en haute école, pour tout le monde, de se rendre compte que la connaissance et l'utilisation des TIC est nécessaire.
Quelle politique mener? Il faudra augmenter le degré de pénétration de l'ordinateur et d'internet. Cela reste un problème dans notre pays au vu de la comparaison avec la France ou les Pays-Bas. Nous avons besoin d'un plan internet, d'un plan PC dans notre pays, qui se dirige vers les employés, les consommateurs, mais aussi vers les entreprises.
Deuxièmement, notre gouvernement et nos administrations doivent faciliter leurs contacts et leur interaction avec les petites entreprises. Par exemple, par la possibilité de déclarations par internet peut-être, de rendre plus facile et moins chères les communications et les interactions concernant les déclarations.
Troisièmement, il faudrait mieux utiliser notre carte d'identité électronique. Je suis un peu déçu du fait que, bien que l'utilisation de cette carte existe au niveau local, particulièrement dans les communes et les villes, au niveau fédéral voire régional, nous n'avons pas ressenti la nécessité ou l'opportunité de l'utiliser. Au-delà de ce que me répond l'administration, j'estime qu'il faut davantage d'ambition.
Nous la développons actuellement. Dans le secteur de l'aviation, les billets-papiers sont remplacés par des tickets électroniques; pourquoi ne pas agir de même dans le secteur du football ou des concerts? La Belgique pourrait servir d'exemple pour d'autres pays.
05.03 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, j'avais déjà eu l'occasion de vous interroger sur l'adoption par la France d'un plan ambitieux dans le domaine des technologies de l'information.
Cette étude relative au développement des technologies d'information dans les petites et moyennes entreprises démontre que la Belgique a besoin – même si son positionnement n'est pas mauvais sur la scène européenne – d'un plan plus ambitieux. J'espère que le ministre pourra s'y atteler, tant pour les particuliers que pour les entreprises, secteur par secteur.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De behandeling van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 14.49 tot 18.48 uur.
Le développement des questions et interpellations est suspendu de 14.49 à 18.48 heures.
- mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de Commissie voor nucleaire voorzieningen" (nr. 8189)
- mevrouw Muriel Gerkens aan de minister van Klimaat en Energie over "de opvolging en de controle van het beheer van de voorzieningen voor de ontmanteling van de kerncentrales van het Synatomfonds" (nr. 8213)
- de heer Peter Logghe aan de minister van Klimaat en Energie over "de Commissie voor nucleaire voorzieningen" (nr. 8239)
- Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la Commission des provisions nucléaires" (n° 8189)
- Mme Muriel Gerkens au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le suivi et le contrôle de la gestion des provisions pour le démantèlement des centrales nucléaires du fonds Synatom" (n° 8213)
- M. Peter Logghe au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la Commission des provisions nucléaires" (n° 8239)
06.01 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag handelt over de Commissie voor nucleaire voorzieningen waar we ook over hebben gesproken in de commissievergadering van 7 oktober. We hebben het toen onder meer gehad over de twee dossiers waarbij de kernprovisievennootschap verzet heeft aangetekend bij de minister. U heeft toen geantwoord dat die dossiers tijdens de vorige legislatuur werden besproken en dat de wetswijziging een antwoord is op dit verzet.
Ondertussen - al een tijdje geleden - heeft een voormalig lid van die commissie in De Standaard gesteld dat die dossiers niet afgerond zijn. Het gaat dan onder andere over de Elia-lening. Een eerste schijf van die lening vervalt in 2009 en een tweede schijf vervalt in 2020, dixit een anoniem voormalig lid van de commissie in De Standaard van 28 oktober.
Mijn vragen zijn de volgende. Ten eerste, wanneer werd het advies van het Opvolgingscomité over de financiële investeringen van de kernprovisievennootschap in het gedeelte van de voorzieningen dat niet het voorwerp mag uitmaken van leningen van de kernexploitant, besproken in de regering? Welke beslissing is hierover genomen? Indien hierover geen beslissing werd genomen, wanneer zal dan hierover een beslissing worden genomen?
Ten tweede, wat betreft het advies over de categorieën van activa waarin de kernprovisievennootschap het deel van de fondsen dat zij niet mag lenen aan kernexploitanten investeert overeenkomstig artikel 14 paragraaf 5: wanneer is dit besproken in de regering? Welke beslissing is hierover genomen? Indien geen beslissing werd genomen, wanneer zal er dan een beslissing worden genomen?
Ten derde, zijn er andere adviezen waartegen verzet werd aangetekend bij de minister en waar wij dus geen weet van hebben wegens het niet voorhanden zijn van jaarverslagen?
Ten vierde, welke stappen heeft de minister genomen om de onafhankelijkheid en de werking van de Commissie voor nucleaire voorzieningen te versterken, bijvoorbeeld naar aanleiding van de 250 miljoen die uit Synatom gehaald wordt of voorgeschoten wordt?
Ten vijfde. Welke adviezen heeft het NIRAS in 2006, 2007 en 2008 bezorgd aan het opvolgingscomité/de Commissie voor nucleaire voorzieningen over het bestaan en de toereikendheid van de provisies? Welke waren hiervan de belangrijkste elementen?
06.02 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal mijn vragen zo kort mogelijk houden. Mevrouw Van der Straeten heeft inderdaad in haar mondelinge vragen vroeger en nu al heel wat aangeraakt. Ik zal het dus bij mijn concrete vragen houden.
Voorzitter:
Sofie Staelraeve.
Présidente: Sofie Staelraeve.
Mijnheer de minister, wat stond er op de agenda van de vergadering van de commissie voor Nucleaire Aangelegenheden van 6 november? Hopelijk meer dan alleen de goedkeuring van de verslagen van 2006 en 2007 en het huishoudelijk reglement. Kunt u mij een duidelijk beeld geven van de actuele samenstelling van de commissie voor Nucleaire Aangelegenheden? Wie zit daarin? Zijn dat ook mensen van Synatom? Wat is het uiteindelijke doel van het Synatomfonds? Hanteert de regering daarin geen dubbelzinnige houding? Wat als u binnenkort met de regering beslist om de kerncentrales verder open te houden na 2015? Tot wat dient het fonds?
Ik heb nog een bijkomende vraag die ik niet heb kunnen indienen omdat mijn vraag al van halverwege oktober dateert. Kunnen andere energieverstrekkers gebruikmaken van dit Synatomfonds? Is hierover al overleg in de regering gepleegd? Wat is het uiteindelijke doel van dit Synatom-fonds?
06.03 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, het advies van het voormalige Opvolgingscomité, thans de Commissie voor nucleaire voorzieningen, over het gedeelte van de voorzieningen dat niet het voorwerp mag uitmaken van leningen aan de exploitant, overeenkomstig artikel 14, ten vijfde van de wet van 11 april 2003, werd besproken onder de vorige regering.
Deze besprekingen zijn uitgemond in een wijziging van artikel 14, alinea 5. Dit artikel staat nu expliciet leningen toe aan andere rechtspersonen dan kernexploitanten onder bepaalde voorwaarden. Voorts werd een artikel 15 toegevoegd, dat voor 10% van 25% van de nucleaire voorzieningen leningen toestaat aan een op te stellen lijst van rechtspersonen en projecten. Ik meen daaruit te mogen afleiden dat de vorige regering een uitspraak heeft gedaan over de adviezen van het Opvolgingscomité en dat de huidige regering derhalve geen verdere stappen meer moet ondernemen.
De Commissie voor nucleaire voorzieningen heeft geen andere adviezen verstrekt waartegen verzet werd aangetekend. De onafhankelijkheid van de Commissie voor nucleaire voorzieningen is naar het schijnt nog altijd verzekerd. Zij telt thans negen leden, zes vertegenwoordigers van de Belgische Staat en drie vertegenwoordigers van de kernprovisievennootschap. De drie vertegenwoordigers van Synatom hebben geen blokkeringsmeerderheid en de beslissingen van de Commissie worden bij eenvoudige meerderheid genomen. Gezien voornoemde vertegenwoordigers maar een derde van de stemmen hebben, is het weinig waarschijnlijk dat hun aanwezigheid de onafhankelijkheid van de commissie kan beïnvloeden.
Bovendien preciseert de wet van 15 april 2007 dat de commissie slechts een advies- en controlebevoegdheid heeft over de aanleg en het beheer van de nucleaire voorzieningen. De wet van 25 april 2007 voorziet er ook in dat vertegenwoordigers van de Staat bij meerderheid van vier van de zes leden, aangewezen door de Staat, verzet kunnen aantekenen bij de minister van Energie tegen elk advies of besluit van de commissie.
Voorts wil ik er nog op wijzen dat het voorschot van 250 miljoen euro dat aan de Staat moet worden betaald voor de nucleaire voorzieningen, een beslissing van de regering is. De betaling van de 250 miljoen ligt in de lijn van het kader van de wet van 11 maart 2003 betreffende de nucleaire provisies waarbij de kernexploitanten a rato van hun aandeel in de productie van elektriciteit, de provisies volstorten. Het Synatomfonds wordt aangewend als een initieel instrument. Het niveau van de nucleaire provisie zal hierdoor voor geen cent worden aangetast.
Het eensluidend advies van NIRAS over het bestaan en de toereikendheid van de nucleaire voorzieningen moet slechts om de drie jaar worden gegeven na ontvangst, vanwege de kernprovisievennootschap, van de methode van de aanleg van de voorzieningen en de latere wijzigingen. Zo heeft NIRAS haar tweede advies verstrekt in de loop van het jaar 2007.
NIRAS heeft de berekeningsmethodologie en de evaluatie van de kosten zonder marges goedgekeurd, alsook een aantal opmerkingen geformuleerd over de onzekerheidsmarges en verduidelijkingen gevraagd met betrekking tot de ontmanteling van de kerncentrales in serie op een zelfde site en inzake de fysieke en radiologische inventaris van deze centrales. Volgens het verslag en het onderzoek van NIRAS is er dus geenszins sprake van onvoldoende provisies.
Tot zover de antwoorden op de vragen van mevrouw Van der Straeten. Ik kom tot de vragen van de heer Logghe.
De Commissie voor nucleaire voorzieningen heeft in 2008 een eerste keer vergaderd op 14 februari. De punten op de agenda van deze vergadering waren de voorstelling van de criteria voor de evaluatie van projecten die mogelijk gefinancierd worden met leningen uit 10% van 25% van de nucleaire voorzieningen, juridisch advies over het statuut en de aansprakelijkheid van de leden en de betaling van de facturen van NIRAS.
De commissie heeft een tweede keer vergaderd op 6 november 2008. De volgende punten stonden toen op de agenda. De bespreking van de juridische adviezen voor het statuut van de aansprakelijkheid van de leden, de bespreking van de vragen van Synatom betreffende de datum waarop zij haar driejaarlijks rapport moet bezorgen, de bespreking van de jaarlijkse informatie van Synatom aan de commissie, de impact van de fusie Suez-Gaz de France op de middelen van Electrabel, de bespreking van de criteria voor de evaluatie van de hogergenoemde projecten en de goedkeuring van de jaarverslagen 2006-2007.
Ik heb het verslag van de vergadering tot nu toe nog niet gekregen. Het zal op de volgende vergadering van 28 november worden goedgekeurd.
De commissie heeft een advies- en controlebevoegdheid over de aanleg en het beheer van de voorzieningen voor de ontmanteling van de kerncentrales en het beheer van bestraalde splijtstoffen. Zij moet advies verstrekken over de methoden voor het aanleggen van de voorzieningen en de periodieke evaluatie van de geschiktheid van die methoden, over de herziening van het maximaal percentage van de voorzieningen dat mag worden geleend aan de kernexploitanten en over de categorieën van activa waarin de kernprovisievennootschap het deel van de voorzieningen dat niet mag worden geleend aan de kernexploitanten, mag investeren.
De commissie oefent controle uit op de gegevens die de kernprovisievennootschap ter beschikking stelt omtrent de toereikendheid van de provisies, de correcte toepassing van de methoden voor het aanleggen van de provisies, de voorwaarden van de leningen aan de kernexploitanten en aan de rechtspersonen buiten de kernexploitanten, de politiek van de kernexploitanten inzake voorrechten en hypotheken en de beschikbaarheid van de tegenwaarden van hun leningen aan rechtpersonen buiten de kernexploitanten. De commissie zal haar rol moeten blijven vervullen, zelfs ingeval van een eventuele beslissing tot verlenging van de huidige kerncentrales.
06.04 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik betreur dat u de mening bent toegedaan dat door de wet te wijzigen is voldaan aan het verzet dat werd aangetekend. Uw voorganger, minister Verwilghen, was van mening dat het voorwerp van het verzet weggevallen zou zijn. Hij heeft ervoor geopteerd om meer personen van de kernprovisievennootschap in de Commissie voor nucleaire voorzieningen te laten zetelen, waardoor zij tegelijkertijd rechter en partij zijn.
Ik betreur dat u die mening deelt en niet van de mogelijkheid gebruikmaakt om dit recht te zetten, nu u verantwoordelijk bent.
Mijn tweede vraag gaat al een tijdje mee. Ik wacht op de jaarverslagen die hopelijk werden goedgekeurd in de vergadering van 6 november. Daardoor zullen wij kennis kunnen nemen van wat de voorbije jaren is gebeurd in de Commissie voor nucleaire voorzieningen, wat dan ongetwijfeld opnieuw stof zal bieden voor nieuwe vragen om verduidelijking.
06.05 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord, dat echter niet alle vragen beantwoordt.
Ik blijf wat op mijn honger zitten wat de finaliteit van de Commissie voor nucleaire voorzieningen betreft. Zolang de regering geen klaarheid schept inzake kernenergie blijft ook het Synatomfonds in dezelfde hoek zitten.
Ik zal dit dossier blijven opvolgen. Voor het overige heb ik niets toe te voegen aan de opmerkingen van mevrouw Van der Straeten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 8194 van mevrouw Genot wordt uitgesteld.
07 Vraag van de heer Bruno Tobback aan de minister van Klimaat en Energie over "de terugbetaling door de elektriciteitsproducenten van de te veel aangerekende CO2-emissierechten" (nr. 8232)
07 Question de M. Bruno Tobback au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le remboursement par les producteurs d'électricité des droits d'émission de CO2 surfacturés" (n° 8232)
07.01 Bruno Tobback (sp.a+Vl.Pro): Mevrouw de voorzitter, met deze vraag kom ik terug op een discussie die wij al eerder hebben gevoerd naar aanleiding van een studie van de CREG, die in mei 2008 werd gepubliceerd en die handelde over de prijs van de toegekende CO2-emissierechten en de mate waarin deze de elektriciteitsprijzen in België tussen 2005 en 2007 heeft beïnvloed. Meer in concreto gaat het over de vaststelling van de CREG dat de gratis toegekende emissierechten door de producenten wel in de prijs voor bedrijven en kmo’s werden doorgerekend. Aldus zou volgens de CREG in voornoemde twee jaar een windfall profit van ongeveer 1,2 miljard euro zijn gerealiseerd.
Mijnheer de minister, ik stelde u op 20 mei 2008 al dezelfde vraag. U antwoordde toen dat u met de producenten zou overleggen om dit recht te zetten. Bij ontbreken van een akkoord zou de regering wettelijk optreden.
Op 7 oktober 2008 – dus niet zo heel lang geleden – heeft mevrouw Douifi u in de commissie voor het Bedrijfsleven nog eens naar een stand van zaken gevraagd. Zij kreeg toen van u het antwoord dat u denksporen zoals in Engeland, dus windfall profit taxes, zou overwegen, wanneer de CREG haar studie heeft afgerond.
Inmiddels heeft de CREG haar studie afgerond. Zij stelt vast dat er inderdaad een verrekening van de gratis toegekende rechten is gebeurd. Het zou volgens de CREG correct zijn om een windfall profit tax door te rekenen op de winsten die worden gemaakt door de gratis emissierechten door te rekenen. Dat zou kunnen tijdens de periode 2008-2012.
Het is u ongetwijfeld ook niet ontgaan dat de voorbije maanden voor heel wat bedrijven – voornamelijk kleine bedrijven – zware maanden zijn geweest. Er is dus des te meer reden om minstens een aanzienlijk deel van de te veel betaalde CO2-emissierechten op een of andere manier terug te storten, vooral in de wetenschap dat genoemde 1,2 miljard door een bedrijf als Electrabel in zijn winstgevendheid slechts beperkt zou worden gevoeld.
Mijnheer de minister, ik heb twee concrete vragen.
Nu u de studie heeft, ondersteunt u de conclusie van de CREG inzake de mogelijkheid en de legitimiteit van een windfall profit tax voor de jaren 2008 tot 2012?
Welke gevolgen zult u aan de studie geven? Zult u een dergelijke heffing uitwerken?
Op welke manier kan u de te veel betaalde rechten aan de bedrijven en de gebruikers teruggeven?
07.02 Paul Magnette, ministre: Monsieur Tobback, comme vous l'avez rappelé, Mme Douifi avait posé cette question il y a un peu plus d'un mois. Je lui ai présenté les grands principes généraux dans ma réponse. Je ne les répéterai pas, puisque vous connaissez le contenu de cette réponse.
Pour le reste, le dialogue entre les entreprises et les producteurs se poursuit quant à la manière de régler ce problème.
07.03 Bruno Tobback (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, dit wordt een spel natuurlijk, maar ik moet u verwittigen dat in dat spel het Parlement uiteindelijk altijd wint. Ik citeer letterlijk: “We zullen denksporen zoals in Engeland overwegen wanneer de fase binnen de CREG resultaat zal hebben opgeleverd, wat vandaag niet het geval is.” Dat was op 7 oktober. Vandaag, 18 november, is dat wel het geval. Daarom vraag ik u het volgende. Wat zult u met die studie doen waarover u in dit Parlement hebt gezegd – al wat u zegt, wordt genoteerd – dat u erover zou oordelen en u zich erop zou baseren zodra zij beschikbaar was. Zodra het resultaat er was, zou u denksporen zoals in Engeland overwegen. Met andere woorden, die studie is nogal expliciet over wat u daarin kunt overwegen. De vraag is heel eenvoudig. Zult u, wat daarin wordt voorgesteld, doen of niet doen? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?
Ook nu weer, mijnheer de minister, is regeren meer dan te vragen dat men kijkt naar wat u doet. U moet er ook een uitleg over geven. Ik stel u een vraag die ingaat op een verklaring die u zelf hebt gedaan. Ik vraag dat u daarop antwoordt. Als u op 7 oktober zegt dat u zult antwoorden nadat de CREG haar studie heeft afgerond, dan mag ik nu naar dat antwoord vragen. Ik stel vast dat u daarop niet antwoordt.
Voorzitter: Willem-Frederik Schiltz.
Président:
Willem-Frederik Schiltz.
De voorzitter: Mijnheer de minister, wilt u daarop nog repliceren?
07.04 Paul Magnette, ministre: Il y a peut-être un malentendu en ce qui concerne le rapport ou l'étude de la CREG. En effet, entre-temps cette dernière a émis de nouvelles évaluations et propositions sur le sujet. Mais elle reconnaît encore aujourd'hui que ces conclusions sont provisoires et prudentes puisque, étant donné les chiffres dont elle dispose, elle n'est pas en mesure de procéder à un calcul exact et précis.
Tant que nous n'aurons pas un tel calcul, que la CREG devrait être en mesure de produire en se servant des moyens qui ont été mis à sa disposition il y a quelques mois dans le cadre de la loi portant des dispositions diverses, nous ne pourrons pas plus nous engager dans un processus contraignant. Dès le début, j'ai dit que dès que la CREG avait soulevé le problème, je faisais entamer un dialogue entre les entreprises et les producteurs d'électricité. Le jour où nous disposerons d'une estimation sûre et fiable de la CREG qui démontrerait que les estimations préalables qu'elle a faites dans son premier rapport et qu'elle a rappelées récemment sont fiables, nous pourrons procéder en envisageant des moyens contraignants. Donc, rien n'a effectivement changé depuis la réponse que j'ai donnée à Mme Douifi.
07.05 Bruno Tobback (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, ik noteer dat het wetsontwerp van Electrabel vandaag niet goedgekeurd werd, maar dat zij wel haar 1,2 miljard voorlopig nog mag houden.
L'incident est clos.
08 Vraag van mevrouw Sofie Staelraeve aan de minister van Klimaat en Energie over "het Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost (FRGE)" (nr. 8246)
08 Question de Mme Sofie Staelraeve au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le Fonds de Réduction du Coût global de l'Énergie (FRCE)" (n° 8246)
08.01 Sofie Staelraeve (Open Vld): Mijnheer de minister, ik wens u een aantal vragen te stellen over het Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost. Het Fonds werd opgericht einde 2006 en het geeft middelen aan kansarmen om een aantal aanpassingen aan hun woningen op het vlak van energie te financieren.
De werking van het Fonds is gebaseerd op lokale entiteiten, die tegelijk ook borg moeten staan voor de ontleende bedragen. Vandaar een aantal vragen aan u over de werking. Het betekent voor gemeenten vaak dat er een borgstelling moet gebeuren van 95% van het ontleende kapitaal en dat het een belangrijk financieel risico is voor eventuele gemeenten of samenwerkingsverbanden van gemeenten die zich kandidaat willen stellen als lokale entiteit.
Kloppen de geruchten dat de federale overheid de borg zou overnemen? Wat werd hierover afgesproken, heel precies, in het kader van de bespreking van de begroting 2009? Wat is uw opinie daarover? Dat is een eerste reeks.
Ten tweede, klopt het dat voor regionale projecten een groter bedrag aan werkingsmiddelen zou worden toegekend dan voor projecten die door een enkele gemeente of stad zouden worden ingediend?
Ten derde, hoeveel van de al toegekende middelen uit het Fonds werden geleend aan mensen uit de sociale doelgroep zoals bepaald in het KB? Voor welke energiebesparende maatregelen werden die tot nu toe aanvaard?
Ten vierde, hoeveel socialehuisvestingsmaatschappijen hebben tot op vandaag al een aanvraag ingediend bij het Fonds? Ik dank u voor uw antwoord.
08.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Staelraeve, een evaluatie van de huidige conceptuele werking van het FRGE heeft uitgewezen dat de vereiste lokale borgstelling een van de remmende factoren is in de ontwikkeling van de lokale entiteiten.
Naar aanleiding van die evaluatie en teneinde te remediëren aan de problemen waarmee het FRGE wordt geconfronteerd, werd mij door de raad van bestuur van het FRGE een voorstel van nieuw beheerscontract bezorgd, dat erop gericht is de toegangsvoorwaarden te versoepelen en de lokale werklast en verantwoordelijkheid te doen afnemen. Een van de aspecten die hierbij aan bod komen, is inderdaad de lokale borgstelling.
Het is mijn overtuiging dat het beheerscontract zoals het door de raad van bestuur van het FRGE is goedgekeurd, effectief de ontwikkeling van de lokale entiteiten zal bespoedigen en het FRGE de mogelijkheid zal bieden om zijn taak ten volle waar te maken. Dat wordt immers bevestigd door de steden en gemeenten waarmee het FRGE momenteel besprekingen lopen heeft.
Ten tweede, de werking die gepaard gaat met het nieuwe beheerscontract, impliceert voor de steden en gemeenten wel een grotere vrijheid bij het vastleggen van hun eigen doelstellingen. Daarbij zullen de werkings- en investeringsmiddelen steeds op basis van dezelfde objectieve criteria en volgens een gelijkaardige verdeelsleutel worden toegewezen.
Ten derde, uit de evaluatie van de werking van de lokale entiteiten in Oostende is gebleken dat 17% van hun leningen werd verstrekt voor woningen die bewoond werden door iemand die behoort tot de doelgroep van behoeftigen. De ingrepen die ermee gefinancierd werden, betroffen in 29% van de gevallen een condensatieketel, in 29% van de gevallen hoogrendementglas en de overige 42% werd aangewend voor combinaties van beide maatregelen met dak- en muurisolatie.
Socialehuisvestingsmaatschappijen kunnen momenteel alleen een beroep doen op de middelen van het Fonds via een lokale entiteit. In Oostende werd tot op heden samengewerkt met twee socialehuisvestingsmaatschappijen en één sociaalverhuurkantoor.
08.03 Sofie Staelraeve (Open Vld): Mijnheer de minister, ik wil nog even terugkomen op het eerste deel van uw antwoord. U verwees daarin naar het beheerscontract, maar het is mij onduidelijk wat er inzake de borg precies in staat. Wordt de borg opgenomen door de federale overheid of niet? Wat is er daarover afgesproken tijdens de begrotingsbesprekingen?
08.04 Paul Magnette, ministre: Une des options était en effet que l'État fédéral prenne cette garantie à sa charge mais ce n'est pas la seule.
On pourrait tout aussi bien imaginer que les Régions se portent garantes ou certaines municipalités ou d'autres opérateurs qui pourraient être reconnus comme entités locales, comme les CPAS ou les sociétés de logements sociaux, quand elles en ont les capacités financières.
Si on assouplit ce mécanisme, c'est pour que d'autres que l'entité locale elle-même puissent se porter garants. On peut imaginer toute une panoplie de mécanismes différents.
08.05 Sofie Staelraeve (Open Vld): Mijnheer de minister, tegen wanneer denkt u daarover meer duidelijkheid te hebben? U zegt dat er verschillende mogelijkheden zijn en dat er daarover nog wordt gepraat.
08.06 Paul Magnette, ministre: J'ai fait des propositions en vue des déclarations du premier ministre sur la relance socio-économique qui devrait aboutir d'ici quelques semaines.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de impact van de sluiting van de hoogoven in Seraing op het akkoord dat in het overlegcomité werd afgesloten" (nr. 8265)
09 Question de Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'incidence de la fermeture du haut-fourneau à Seraing sur l'accord conclu au comité de concertation" (n° 8265)
09.01 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik kom terug op de beslissing van 1 februari 2008 van het overlegcomité. Er werd besloten om een constructie uit te werken met het oog op de toekenning van extra gratis emissierechten aan ArcelorMittal.
Namens het overlegcomité werd een brief gericht aan de ceo van ArcelorMittal om het akkoord tussen de Gewesten en de federale overheid voor te stellen.
Ik heb u daarover een schriftelijke vraag gesteld waarop u antwoordde dat het akkoord werd toegelicht in die brief, en ik citeer: "…met die randvoorwaarde dat de sites van ArcelorMittal tot 2012 en later in België niet mogen sluiten tenzij de staalsector een daling zou kennen die van die aard is dat er een significante impact zou zijn op de uitvoerbaarheid van zijn activiteiten in België".
De Franse versie is ietwat anders. Er staat: "…avec la condition
marginale qu'il est interdit à ArcelorMittal de fermer des sites jusqu'en 2012,
et ultérieurement, en Belgique avant que le secteur de l'acier ne connaisse une
baisse de nature à avoir un impact significatif sur la faculté d'exécution de
ses activités en Belgique".
Op 23 oktober werd op een buitengewone ondernemingsraad aangekondigd dat de HF6 in Seraing wordt stilgelegd tot minstens eind februari. Die aankondiging kwam er luttele dagen nadat de emissierechten waren verdeeld over de sectoren in Wallonië.
Het akkoord bereikt in het overlegcomité voorzag ook in een inspanning voor de federale overheid.
Mijnheer de minister, ik heb de volgende vragen voor u.
Ten eerste, kunt u verduidelijken wat er precies gesteld is in de brief aan de ceo van ArcelorMittal als voorwaarde voor het verkrijgen van extra rechten? Vooral had ik graag geweten wat daarvan de exacte bewoordingen zijn.
Ten tweede, deze vraag heb ik u al eens gesteld, en ik vraag het opnieuw. Kunt u die brief bezorgen aan het Parlement?
Ten derde, kunt u verduidelijken of die constructie vervalt als ArcelorMittal niet voldoet aan de voorwaarden, met name nu de HF 6 in Seraing tijdelijk gesloten wordt?
Ten vierde, op welk overlegcomité werden de trekkingsmodaliteiten van het bereikte akkoord bepaald? Hoe zien die modaliteiten eruit?
Tot slot, u herinnert zich zeker dat u hier ook gezegd hebt ervoor te zullen zorgen dat er geen bijkomende impact zal zijn op de elektriciteitsprijzen. Ondertussen zijn we enkele maanden, bijna een jaar, later. Graag zou ik daarom willen weten welke maatregelen u ondertussen genomen hebt om te voorkomen dat er een bijkomende impact zou zijn op de elektriciteitsprijzen, ingevolge het akkoord bereikt in het overlegcomité op 1 februari 2008.
09.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Van der Straeten, ik heb uiteraard kennis genomen van de beslissing van ArcelorMittal inzake de tijdelijke sluiting van de hoogoven 6 in Seraing.
Eerst en vooral wil ik u erop attenderen dat de Gewestelijke bevoegde autoriteiten autonoom beslissen over de toewijzing van emissierechten aan installaties die vallen onder het toepassingsgebied van het Europees systeem van emissiehandel. De federale overheid, bevoegd voor het beheer van het nationaal register, heeft op dit ogenblik van de Waalse bevoegde autoriteit nog geen opdracht gekregen om bijkomende emissierechten toe te wijzen aan de installatie hoogoven 6 te Seraing op naam van ArcelorMittal. In het Belgisch toewijzingsplan 2008-2012 wordt die hoogoven immers door de Waalse bevoegde autoriteit als een nieuwkomer beschouwd.
Ook zijn de Gewestelijke bevoegde autoriteiten bevoegd om een regeling te treffen inzake de modaliteiten van de trekkingsrechten voor nieuwkomers. Op dit ogenblik heeft het overlegcomité daarover nog geen beslissing genomen.
De federale overheid heeft de nodige maatregelen genomen die aan de CREG moeten toelaten om in een monitoring van de prijzen te voorzien. Het moet dus mogelijk zijn om de impact van bepaalde beslissingen op de elektriciteitsprijzen te laten nagaan, waardoor de CREG op haar beurt de passende aanbevelingen kan formuleren om aan een mogelijke prijsstijging van elektriciteit te remediëren.
09.03 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik vind dat u zich er een beetje te gemakkelijk vanaf maakt. Ik heb geen vragen gesteld over de verdeling van de emissierechten. Ik heb geen enkele vraag gesteld die betrekking heeft op de gewestelijke bevoegdheid in deze materie. Ik heb u vragen gesteld over het akkoord dat in het overlegcomité werd bereikt, waar namens de eerste minister – ik weet niet welke eerste minister dat op dat moment was, of het al de heer Leterme was of iemand anders – als voorzitter van het overlegcomité een brief is bezorgd aan ArcelorMittal met een voorwaarde van het bereikte akkoord. Het gaat hier over het federale aspect in dit geval. Mijn vraag was de volgende. Als de voorwaarde niet meer voldaan is, zoals dat vandaag het geval is, vervalt dan het bereikte akkoord in het overlegcomité? U hebt daarop niet geantwoord.
Wij zullen dit in de bespreking van het ontwerp over gastransit inpassen. Dat was een cadeau aan GDF Suez. Dit was overduidelijk een cadeau aan ArcelorMittal.
09.04 Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, je n'ai pas grand-chose à répliquer.
Je le répète: la tâche du fédéral est d'assurer une bonne répartition entre le fédéral et les différentes Régions. Ensuite, chacune des Régions mène sa politique et donne les autorisations qu'elle estime devoir donner.
09.05 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): In de brief die verstuurd werd, is een randvoorwaarde aangekondigd, met name dat de sites niet gesloten mogen worden. Mijn vraag is dus hoe de federale overheid en de eerste minister, die de briefschrijver was in deze materie, dat zullen afdwingen. Volgens mij is dat geen bevoegdheid van de Gewesten.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
10 Question de Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la position belge sur la directive énergies renouvelables en ce qui concerne les biocarburants" (n° 8477)
10 Vraag van mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers aan de minister van Klimaat en Energie over "het Belgisch standpunt over de richtlijn hernieuwbare energie met betrekking tot de biobrandstoffen" (nr. 8477)
10.01 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, la directive européenne sur les énergies renouvelables est en discussion entre le Parlement européen, la Commission et le Conseil. La question des biocarburants y est abordée tant pour définir les objectifs quantitatifs que les critères liés à leur production. Ce trialogue va reprendre durant ce mois de novembre pour aboutir à un compromis en décembre sous la présidence française.
La Commission a fait une proposition sur les biocarburants en janvier de cette année. La commission Énergie du Parlement a réagi dans un avis, en septembre dernier, en relativisant les objectifs quantitatifs, demandant la mise en place d'objectifs intermédiaires et la mise en route immédiate de la deuxième génération d'agrocarburants. Elle demandait également l'application des critères de développement durable.
À l'approche de la fin de la présidence française, chaque État membre a l'occasion de définir sa position. Je me pose des questions quant à celle de la Belgique. Pourriez-vous me préciser la position défendue par la Belgique en ce qui concerne cet objectif de 10% de biocarburants dans la part totale des carburants affectés aux transports en 2020? Avez-vous des objections à la fixation d'objectifs intermédiaires? Ces objectifs intermédiaires ou partiels ne pourraient-ils lancer le développement de la deuxième génération de biocarburants?
Quel est le pourcentage de diminution d'émissions des gaz à effet de serre exigé selon la position belge?
Soutenez-vous sérieusement l'inclusion d'un critère ILU (indirect land use) dans la certification des biocarburants? Ce critère est essentiel pour qu'effectivement leur développement ne soit pas contradictoire avec la diminution des émissions de gaz à effet de serre. D'après mes informations, la Belgique ne soutient pas l'intégration de ce critère ILU. Est-ce exact? Si oui, pourquoi?
10.02 Paul Magnette, ministre: Madame Snoy, la Belgique soutient la possibilité de recourir à d'autres sources d'énergies renouvelables que les biocarburants de première génération pour atteindre l'objectif des 10% et un système de critère de durabilité ambitieux. Les objectifs intermédiaires en termes d'énergies renouvelables sont prévus dans le cadre de l'objectif global de 20% en 2020 qui inclut le transport. Nous soutenons ce principe.
Le Parlement européen a proposé d'adjoindre des objectifs intermédiaires propres à l'objectif spécifique du transport, assortis d'obligation de recours à l'électricité verte par le biais de véhicules électriques et de biocarburants qualifiés de deuxième génération.
Deux obstacles majeurs nous ont conduits à ne pas soutenir ces sous-objectifs. En premier lieu, les propositions du Parlement relatives aux véhicules électriques ne sont pas assorties d'une étude prospective d'impact. Nous souhaitons l'émergence de cette filière, mais nous ignorons les possibilités de développement rapide en Belgique. Ensuite, il n'existe pas de définition claire des biocarburants de deuxième génération. En d'autres termes, nous n'avons aucune garantie que les biocarburants du futur seront systématiquement meilleurs pour l'environnement.
La Belgique soutient la proposition initiale de la Commission, qui vise une réduction de l'émission des gaz à effet de serre de l'ordre de 35% par rapport aux filières de fabrication des carburants fossiles. Mais nous avons proposé de revoir cette valeur à la hausse, en raison des améliorations attendues dans les prochaines années. In fine, la proposition actuelle prévoit une valeur de 50% en 2014, révisable à la hausse. La Belgique privilégie, dans une première phase, les filières européennes de production en restant intransigeante sur les critères de durabilité et de contrôle. Il me semble prématuré de se lancer dans la course aux pourcentages si nous ne connaissons pas l'évolution de la charge en carbone du comparateur fossile.
La proposition actuelle du Conseil prévoit la prise en compte des effets indirects du changement d'affectation des sols. Il est ainsi prévu un mécanisme favorisant le recours aux terres dégradées pour la production de la matière première des biocarburants afin d'éviter la concurrence avec les terres destinées aux cultures alimentaires.
En outre, dès 2014, la Commission doit produire un rapport précis en vue d'estimer les effets indirects des changements d'affectation des sols à l'échelle des pays producteurs de matières premières. La Belgique a toujours soutenu la prise en compte des effets indirects.
En ce qui concerne plus particulièrement la nouvelle méthodologie proposée par le Parlement européen, nous nous interrogeons, à ce stade, sur sa pertinence, parce qu'elle donne de nouveau un avantage concurrentiel aux biocarburants produits à l'extérieur du territoire européen.
10.03 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je vous remercie.
J'entends votre réponse à propos des objectifs intermédiaires mais note le paradoxe. D'une part, vous soutenez qu'on peut avoir des objectifs intermédiaires pour les énergies renouvelables dans leur ensemble mais, d'autre part, vous ne les voulez pas pour les biocarburants.
Je ne suis donc pas convaincue par votre réponse. Je ne vois pas pourquoi on ne peut pas avoir des clauses pour les biocarburants, quitte à ce qu'on travaille dès aujourd'hui sur une définition claire de ce qu'est la deuxième génération de biocarburants.
Dire aujourd'hui qu'on avance sur des objectifs intermédiaires, c'est une sorte d'appel d'air qui provoque malheureusement des investissements pas toujours très durables surtout dans les pays en voie de développement. Je trouve cela regrettable.
Je prends par ailleurs note que vous soutenez l'objectif de 35% de réduction des émissions de gaz à effet de serre. Vous reconnaissez que c'est insuffisant.
Vous donnez votre appui aux filières européennes. Nous aussi et nous soutenons l'imposition de critères très stricts. Je reconnais que c'est déjà le cas en Belgique. Néanmoins, je ne vois pas en quoi le fait de prendre en compte l'ILU favoriserait les importations. Au contraire, c'est dans ce pays que le danger de déforestation est le plus important.
Un nombre croissant d'études met en avant le fait que la culture des biocarburants, qu'il s'agisse de l'huile de palme ou du soja, provoque à des endroits déplacés de la déforestation car les endroits dédiés aux cultures alimentaires sont consacrés aux biocarburants et qu'il faut donc aller chercher d'autres endroits pour les cultures alimentaires. Cette inclusion de l'ILU me paraît tout à fait essentielle.
L'incident est clos.
- de heer Peter Logghe aan de minister van Klimaat en Energie over "het windenergiepark en het Synatomfonds" (nr. 8480)
- de heer Philippe Henry aan de minister van Klimaat en Energie over "de financiering van de offshore windmolens" (nr. 8487)
- de heer Peter Luykx aan de minister van Klimaat en Energie over "de uitbouw van het windenergiepark op de Thorntonbank en de toegankelijkheid van het Synatomfonds" (nr. 8489)
- de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Klimaat en Energie over "de financiering van de windmolenparken" (nr. 8505)
- mevrouw Katia della Faille de Leverghem aan de minister van Klimaat en Energie over "de vraag van C-Power om gelden uit het Synatomfonds te ontlenen" (nr. 8562)
- mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de financiering van offshore windmolenparken" (nr. 8574)
- de heer Bruno Tobback aan de minister van Klimaat en Energie over "de financiering van offshorewindenergie vanuit de voorziene fondsen binnen Synatom" (nr. 8599)
- M. Peter Logghe au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le parc éolien et le fonds Synatom" (n° 8480)
- M. Philippe Henry au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le financement de l'éolien offshore" (n° 8487)
- M. Peter Luykx au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le développement du parc éolien sur le Thorntonbank et l'accès au fonds Synatom" (n° 8489)
- M. Jean-Luc Crucke au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le financement des parcs éoliens" (n° 8505)
- Mme Katia della Faille de Leverghem au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la demande de C-Power visant à emprunter des capitaux provenant du fonds Synatom" (n° 8562)
- Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le financement d'éoliennes offshore" (n° 8574)
- M. Bruno Tobback au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le financement de la production d'énergie éolienne offshore par le biais du fonds Synatom" (n° 8599)
11.01 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik zal mij oefenen in bondigheid.
Mijnheer de minister, de zaak van het windenergiepark op de Noordzee van C-Power heeft al het voorwerp uitgemaakt van een bespreking in de plenaire vergadering van vorige week.
Ik zal mij beperken tot de vragen. Ten eerste, u weet dat C-Power dringend geld nodig heeft om het windpark verder uit te bouwen. Erkent u die problematiek? Is er ondertussen overleg gepleegd?
Ten tweede, het is een vrij dringende zaak. Hebt u al maatregelen uitgewerkt? Zo ja, op welke termijn zullen die maatregelen worden afgekondigd?
Ten derde, de vraag van C-Power om ook van het Synatomfonds gebruik te kunnen maken, brengt mij tot de vaststelling dat blijkbaar alleen Electrabel geld kan ontlenen uit het Synatomfonds. Dat is eens te meer voor een stuk concurrentiebedreigend.
Ten vierde, windenergie – dit is eigenlijk een politieke vraag, een vraag naar een politieke stellingname – was toch een van de energiebronnen die u wilde uitbouwen om de broeikasgassen terug te dringen? C-Power maakt zich sterk dat het over afzienbare tijd aan 600.000 mensen energie kan verstrekken. Waarom krijgt die alternatieve energiebron dan niet de steun die ze verdient?
11.02 Jean-Luc Crucke (MR): Je serai bref également puisque les questions sont identiques. C-Power a manifestement tiré la sonnette d'alarme concernant son investissement dans trente éoliennes. Six sont financées par les crédits obtenus, à savoir 152 millions, mais la situation financière s'est dégradée et Dexia, qui avait été le recours au moment du financement mais aussi dans le consortium international, a fait savoir à C-Power qu'il fallait trouver d'autres sources de financement. La crise aidant, de manière assez logique, C-Power se tourne vers le fonds Synatom. J'ai vu d'ailleurs que vous aviez donné une réponse à cette demande de rencontre et de financement.
Partagez-vous l'inquiétude de C-Power qui évoque avril 2009 comme date limite pour trouver ce financement? Est-on réellement dans une période d'urgence? Faudra-t-il absolument avoir répondu à C-Power en avril 2009? Deuxièmement, peut-on modifier la législation pour que C-Power puisse obtenir non pas un don ou une subvention mais bien un prêt, ce qui est son but? Il s'agit de trouver sur le marché ou à défaut par le biais du fonds une possibilité de financer ces trente éoliennes.
Enfin, avez-vous rencontré les dirigeants de C-Power? Quel a été le contenu de l'entretien? Quel suivi y avez-vous donné?
11.03 Katia della Faille de Leverghem (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag sluit aan bij de vraag van collega Crucke. Blijkbaar heeft C-Power, de ontwikkelaar die verantwoordelijk is voor de bouw van windmolens op de Thorntonbank, een financieringsprobleem. Na de eerste fase zoekt men nu nog 500 miljoen euro voor een volgende fase. Toch zijn de vijf banken die het project zouden moeten financieren, plots niet meer geneigd om in de huidige financiële crisis de bedragen te leveren. C-Power heeft het geld nodig tegen april 2009, zoniet wordt de bouw van het windmolenpark opgeschort. Ik dacht dat het windmolenpark klaar zou moeten zijn in 2010.
Om snel aan de nodige financiële middelen te geraken, vraagt C-Power nu om geld te mogen lenen uit het Synatomfonds, dat bestemd is voor de financiering van de kernuitstap en 5,2 miljard euro zou bevatten. Volgens verklaringen in de pers zou de minister niet meteen negatief antwoorden op een verzoek van C-Power. Men zou openstaan voor een gesprek, maar er blijkt vandaag geen reglement te bestaan over hoe de middelen van Synatom moeten worden besteed. De minister zou nu aan het fonds hebben gevraagd om een voorstel van reglement op te stellen.
Het Synatomfonds is echter wel degelijk bestemd om de kosten te kunnen dragen die zullen voortvloeien uit de ontmanteling van de kerncentrales. Het op dit ogenblik voorziene bedrag zal daarvoor zeker niet toereikend zijn. Het is immers nooit de bedoeling geweest dat het fonds zou dienen voor de financiering van andere energievormen. Indien dat wel het geval zou worden, dient het voor alle producenten te gelden en niet alleen voor C-Power.
Ik heb daarover drie concrete vragen.
Wat is het precieze bedrag dat zich nu in het fonds bevindt? Hoe wordt dat bedrag belegd?
Ten tweede, waarom is er tot nu toe geen reglement voor de mogelijke bestedingen van die gelden? Volgens welke criteria werden ze tot nu toe besteed? Wanneer zal een dergelijk reglement er zijn? Wie zal hierover beslissen?
Ten slotte, hoe verklaart u uw bereidheid om te investeren vanuit het Synatomfonds in C-Power, hoewel het doel van het fonds volledig anders is? Indien het toch zou worden toegelaten, geldt dat dan ook voor andere producenten en andere vormen van hernieuwbare energie? Volgens welke criteria?
11.04 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, vorige week hebben wij hierover in de plenaire vergadering vragen gesteld aan de eerste minister. Ik wil een kleine nuance toevoegen aan de vraagstelling. Ik heb eens nagevraagd bij de European Wind Energy Association (EWEA) welke financieringsproblemen er op dit moment in het algemeen bestaan voor offshore wind. Ik heb vernomen dat vooral die windparken onder druk komen te staan die een beroep moeten doen op een project gebonden financiering.
Het toeval wil natuurlijk dat bij ons in België C-Power, de enige firma die op dit moment aan het bouwen is, een beroep moet doen op projectgebonden financiering. Dat is de reden van de problemen die rijzen in relatie met de financiële crisis.
De eerste minister was vrij duidelijk in zijn antwoord. Hij zei dat er helemaal geen probleem is, dat wij daarvoor artikel 14, 7e van de Synatomwet kunnen gebruiken.
Ten eerste, mijnheer de minister, kan volgens u artikel 14, 7e van de Synatomwet inderdaad hiervoor gebruikt worden?
Ten tweede, wat is de stand van zaken vandaag wat de uitvoering van artikel 14, 7e betreft? Ik hoef u er niet aan te herinneren dat de commissie nauwelijks samengekomen is en dat er geen reglementering is. Heeft de commissie ondertussen de modaliteiten voor de uitvoering van dit artikel bepaald? Zo ja, wanneer worden zij van kracht? Zo neen, wanneer zal dat het geval zijn?
Ten derde, iedereen spreekt nu over Synatom, maar er zijn natuurlijk nog ander pistes. Ik wil u vragen welke andere pistes mogelijk zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan een staatsgarantie. In het kader van het Europees Klimaat- en Energieplan 2020-20 zijn de regels voor staatssteun immers sterk versoepeld. Biedt dit een mogelijkheid voor de financiering? Zeer concreet, kan C-Power daar een beroep op doen? Wat is de conclusie voor C-Power?
Ten vierde, en ten slotte, er zijn misschien nog dingen waaraan u denkt en waaraan ik niet denk.
11.05 Bruno Tobback (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ik zou de discussie breder willen opentrekken dan alleen maar de noodkreet van C-Power. Er is immers een algemeen probleem. Dat is namelijk dat, net zoals het algemene investeringsklimaat, het financieringsklimaat en het hele speelveld voor alles wat alternatieve energieën moeten zijn en voor grote, alternatieve energieprojecten op dit ogenblik niet florissant zijn. Bovendien worden ze ernstig bezwaard door het feit dat het in een aantal gevallen projecten zijn waarvan de afloop niet 100% zeker is, waarvan de technologie constant evolueert en die in vele gevallen ook nog eens pionierprojecten zijn, zoals de eerste zes windmolens van C-Power die nu actief zullen worden.
In het algemeen is het absoluut nodig om tot minstens een level playing field te komen, indien wij willen dat wij de 20%-doelstelling waarmaken en indien wij willen dat in ons land nieuwe technologieën worden ontwikkeld en er, behalve de spelers die ons dag in dag uit de keel dichtknijpen, eventueel ook een aantal nieuwe spelers op de markt komt.
Ook is er een investeringsklimaat nodig waarin dergelijke, nieuwe projecten worden gestimuleerd en minstens evenveel steun kunnen verwachten als de andere spelers die vandaag al op de markt aanwezig zijn.
Ik wijs u op één aberratie. Ze is ook in de discussie over C-Power aan bod gekomen. In tegenstelling tot eender wie die een gas- of kerncentrale bouwt, moet iedere investeerder in een windmolenpark op zee grotendeels opdraaien voor de kosten van zijn eigen aansluiting op het elektriciteitsnet. In de wetenschap hoeveel de kosten van de aansluiting zijn en in de wetenschap dat wij investeringen in een dergelijk project willen stimuleren, is het voorgaande op zich al een aberratie.
De tijd is dus meer dan rijp om te bekijken hoe de middelen, zoals de middelen van Synatom – wat ik een logische piste vind –, die in de federale overheid aanwezig zijn, opnieuw kunnen worden besteed aan projecten die in het beleidskader van de federale overheid passen, namelijk investeren in hernieuwbare energie en het halen van de 20%-doelstelling.
Ik weet niet of het zinvol is om met de Synatomgelden in individuele energieprojecten te investeren. Ik zou er niettemin heel erg op willen aandringen dat de regering zoekt naar manieren om dat geld en andere investeringsmiddelen te besteden aan hernieuwbare energie en ook aan commercieel leefbare, hernieuwbare energie in België en door Belgische producenten.
Ziet u middelen op dat vlak? Ziet u een mogelijkheid voor Synatom? U hebt zelf de deur al gedeeltelijk opengemaakt.
Hoe ziet u een en ander concreet gebeuren?
Wat zijn de eventuele, andere pistes?
11.06 Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, chers collègues, j'ai pris connaissance du fait que la société C-Power se pose des questions quant au financement des prochaines étapes de la réalisation de son parc, ce à un moment critique de l'évolution du chantier. J'ai également pris divers contacts pour voir comment elle pouvait être soutenue.
Vous savez que ces types de projets sont déjà largement soutenus par les certificats fédéraux, par une intervention partielle dans le coût du câble marin, par le "balancing" comme on dit, c'est-à-dire par un système de gestion des écarts de production d'électricité pour les installations off-shore. Ce sont des projets de très grande ampleur qui n'auraient pas pu être mis en place sans ce type de soutien financier qui crée une forme de "level playing field", ainsi que la stabilité juridique et l'assouplissement de règles, comme cela a été le cas récemment grâce à l'adoption d'un arrêté royal visant à modifier, en fonction des progrès technologiques, la puissance des turbines installées sans devoir passer par de lourdes procédures pour lesquelles il faudrait une nouvelle autorisation.
Divers contacts ont donc été pris même si la société C-Power n'a pas sollicité immédiatement de rendez-vous avec moi, monsieur Crucke. J'ai pris connaissance de la situation par des contacts indirects. Des pistes à long terme ont été évoquées, notamment dans le cadre de l'adoption du paquet énergie-climat de la Commission européenne. Madame Van der Straeten, ce sont des questions qui sont posées et des propositions que la Belgique a formulées. Des pistes sont envisagées notamment avec la Banque européenne d'investissement. Mais cela concerne le long terme alors que le problème qui se pose éventuellement pour C-Power est un problème à plus court terme.
Het verwondert mij dan ook niet dat ter ondersteuning van de financiering van deze projecten de fondsen van de kernenergievennootschap Synatom in het vizier komen. Het is juist daarom dat ik in een brief aan de Commissie voor nucleaire voorzieningen heb gevraagd om mij de stand van zaken mee te delen, maar ik heb nog geen antwoord ontvangen. Wel heb ik vernomen dat aan de criteria wordt gewerkt en dat een antwoord wordt voorbereid.
De Commissie voor nucleaire voorzieningen moet oordelen of het project van C-Power aan de criteria voldoet. C-Power zou dan ook Synatom moeten contacteren om het project voor te dragen, want het is Synatom dat projecten die voorliggen en in aanmerking komen aan de commissie moet voorleggen. Wettelijk is het tevens mogelijk het percentage van 10% van de 25% dat buiten de kernenergie-exploitanten wordt belegd, te herzien. Het bedrag dat C-Power nodig heeft zal immers meer dan 90% van de 25% bedragen.
Naar ik vernomen heb, zou er momenteel geen geld beschikbaar zijn, maar dat zou in september 2009 wel het geval zijn. Ik zal er alleszins op toezien dat het dossier met de grootste zorg wordt behandeld.
De voorzitter: Ik vraag om bondig te zijn in de replieken, gezien het vergevorderde uur
11.07 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik zal heel bondig zijn. Ik verneem van u dat de Commissie voor nucleaire voorzieningen uw brief nog moet beantwoorden en dat C-Power best contact opneemt met Synatom of met deze commissie.
Ik wil u vragen om bij de Commissie voor nucleaire voorzieningen nogmaals aan te dringen zodat C-Power geen windblaas wordt en er vooruitgang kan worden geboekt met deze noodzakelijke hernieuwbare energie.
Ik verneem van u ook dat er halfweg 2009 opnieuw geld beschikbaar zou zijn. Ik veronderstel dat u bedoelt dat het dan beschikbaar zou kunnen zijn bij Synatom.
Ik hoop dat u de zaak opvolgt, net zoals ik dat doe.
11.08 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, merci pour votre réponse. Ce dossier doit être suivi et votre réponse va dans cette direction. Manifestement, il est impossible de faire du vent sans argent, mais il faut (…) de l'argent à bref délai, si je puis dire.
11.09 Katia della Faille de Leverghem (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ga niet in herhaling vallen. Ik wil repliceren met een vraag.
Als het Synatomfonds straks geen geld meer heeft, geld dat voorzien was om de afbraak van de kerncentrales te bekostigen, is dan misschien de achterliggende bedoeling – zo lees ik tussen de lijnen – om de kerncentrales langer op te houden?
11.10 Paul Magnette, ministre: Ce n'est pas qu'il n'y a pas assez d'argent. Une partie peut être prêtée et en attendant que le prêt soit remboursé, il est difficile d'en octroyer un autre. C'est cela que j'ai voulu dire en disant qu'il n'y avait pas de moyens actuellement disponibles pour les prêts.
11.11 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Het is een ad-hocoplossing. Het is zeker geen structurele oplossing. Een structurele oplossing moet zeker bestaan uit het creëren van een gunstig investeringsklimaat. Wat ter zake nog veel belangrijker is, is de versoepeling van de regels inzake overheidssteun in het kader van het 20-20-20-klimaatplan. U zegt dat dit op lange termijn is, maar dat is niet zo, aangezien men nog altijd vastbesloten is om een akkoord te bereiken in november of december 2008.
Mijnheer de minister, op het ogenblik dat dit rond is, vraag ik u dezelfde daadkracht aan de dag te leggen als in het ontwerp inzake de gastransit, waarin er vlotjes miljoenen opzij gezet worden voor GDF Suez. Ik hoop dat dergelijke projecten op dezelfde daadkracht kunnen rekenen. Het structurele zal veeleer in de overheidssteun zitten. Als de regering probleemloos geld kan vrijmaken voor de banken en andere zaken, dan meen ik dat zij dringend hetzelfde moet doen en een zelfde engagement moeten leveren voor projecten inzake hernieuwbare energie.
11.12 Bruno Tobback (sp.a+Vl.Pro): Ik sluit mij aan bij de laatste bedenking van mevrouw Van der Straeten. Ik hoop dat de kerstman, in de persoon van de minister, ook eens langskomt bij degenen die het nodig hebben en niet alleen bij degenen die al hebben.
L'incident est clos.
- mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de groep deskundigen die de energiemix zal bestuderen" (nr. 8547)
- de heer Flor Van Noppen aan de minister van Klimaat en Energie over "de expertencommissie die de ideale energiemix voor België bestudeert" (nr. 8569)
- de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Klimaat en Energie over "de door de regering aangewezen experts die een advies moeten uitbrengen over de 'energiemix'" (nr. 8595)
- Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le groupe d'experts qui étudieront le mix énergétique" (n° 8547)
- M. Flor Van Noppen au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la commission d'experts qui étudie le bouquet énergétique idéal pour la Belgique" (n° 8569)
- M. Jean-Luc Crucke au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les experts désignés par le gouvernement pour rendre un avis sur le 'mix énergétique'" (n° 8595)
12.01 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, wij hebben hierover ook gesproken op 8 juli, vlak vóór de vakantie. U hebt toen in de commissie gezegd dat u graag naar de commissie zou komen om het akkoord over het mandaat en de samenstelling van de groep deskundigen die de energiemix zal bestuderen, toe te lichten. Het akkoord is ondertussen bereikt in de Ministerraad, met name op 14 november. Ik heb dat gelezen in persberichten en nadien ook in de krant.
Ik heb de volgende vragen. Ten eerste, kunt u de terms of reference of het mandaat bezorgen aan het Parlement? Wat is hierin juist bepaald?
Ten tweede, het is een metastudie. Welke verschillende studies moeten worden beoordeeld en/of samengevat? Zijn het dezelfde of andere dan dewelke u hebt opgesomd in uw antwoord van 8 juli? Dat ging toen om de studie van de Commissie 2030, de studie van het Planbureau over de energievooruitzichten tegen het jaar 2050, de prospectieve studie van de algemene directie Energie en de studie van de CREG over de productiecapaciteit.
Ten derde, op basis van welke eigenschappen werden de deskundigen geselecteerd? Is bij de samenstelling gewaakt over de onafhankelijkheid van de deskundigen? Op welke wijze?
Ten vierde, er werd herhaaldelijk gesteld, ook in het regeerakkoord, dat er onder andere experts van het IPCC zouden zetelen. Wie van het IPCC zetelt er in de groep?
Ten vijfde, wanneer moet de studie zijn afgerond?
Ten slotte, wat is het uitgetrokken budget?
12.02 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, je serai bref. Comme l'a dit ma collègue Van der Straeten, le comité d'experts chargés de rendre un avis sur le mix énergétique a été désigné par le gouvernement.
Monsieur le ministre, ce comité à peine créé a suscité une série de réactions quant à l'indépendance de ses membres. Pour moi, c'est clair: je ne ferai pas le procès d'une personne que je ne connais pas personnellement.
Puisque cette critique a été soulevée, je vous demanderai de motiver le choix desdites personnes relativement à leurs compétences. "Right man on right place"! Pouvez-vous motiver la décision prise?
Ensuite, pourriez-vous nous garantir qu'ils travailleront dans la plus totale autonomie, ainsi que dans la plus totale transparence?
Enfin, on dit que Mme Fauconnier serait liée au PS et/ou à Elia. Qu'en est-il?
12.03 Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, madame Van der Straeten, monsieur Crucke, les études qui seront soumises à ce groupe sont bien celles que j'avais mentionnées, madame, et que vous rappelées.
Het verslag zal het antwoord op de volgende vragen bevatten. Ten eerste, kan er een algemene tendens worden afgeleid uit de vier studies in termen van evolutie van de vraag, waarbij men rekening houdt met de vermindering aan energieverbruik en de evolutie van de energieprijs?
Ten tweede, gelet op het feit dat bepaalde van die studies België als afzonderlijk beschouwen en andere een en ander bekijken in een open Europees kader, hoe moet de eigen binnenlandse productiecapaciteit dan evolueren en wat is de impact van de uitwisseling van elektriciteit op de Belgische markt?
Ten derde, wat is in die context het potentieel inzake ontwikkeling en exploitatie van de verschillende energiebronnen, in het licht van de wil van de regering om de uitbouw van een net voor gedecentraliseerde elektriciteitsproductie te ondersteunen?
Pour ce qui est des membres de cette commission, vous en avez lu les noms dans la presse. Quatre personnes représentent les autorités publiques. Nous n'avons pas choisi les membres nous-mêmes mais bien les autorités, à savoir le Bureau fédéral du Plan, la Banque nationale, la DG Énergie et la CREG, à qui nous avons demandé de nous faire des propositions de noms pour pouvoir atteindre ensuite un équilibre linguistique. Sur ces listes, nous avons en général choisi le premier nom, pour autant que cela permette d'arriver à l'équilibre linguistique.
Il est bien vrai que Marie-Pierre Fauconnier, directrice générale de l'Énergie au SPF Économie, figure dans ce groupe. Il est vrai qu'elle a travaillé au cabinet de Laurette Onkelinx et qu'elle doit avoir, j'imagine, des convictions socialistes. Mais, comme tout haut fonctionnaire, elle exerce ses fonctions en toute impartialité.
Les autres membres sont des universitaires: le professeur Jacques Percebois, de l'université de Montpellier, le professeur Luigi De Paoli, de l'université Bocconi de Milan, le professeur De Ruyck de la VUB et le professeur Wolfgang Eichhammer du Fraunhofer Institute en Allemagne, lequel nous a été proposé par M. Van Ypersele comme quelqu'un de proche du IPCC.
Een voorlopig verslag zal mij ten laatste op 30 juni 2009 worden voorgelegd. Ik zal dat document bezorgen aan de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling en aan de subcommissie Energie van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven om een debat over de energiemix te organiseren. Ik zal eveneens de Ministerraad en het Parlement over dat voorlopig verslag informeren. Het eindverslag van de energiemix zal mij uiterlijk op 15 oktober 2009 worden overhandigd.
Alleen de internationale experts zullen worden vergoed voor de verplaatsingskosten, gedaan bij hun deelname aan de vergaderingen van de groepswerkzaamheden. De verplaatsingskosten zijn ten laste van de algemene uitgavenbegroting van de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie, algemene directie Energie.
12.04 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ten eerste ben ik blij, als het ontwerpverslag er is, dat het wordt doorgestuurd naar de geëigende organen om er daar een discussie over te voeren.
Ten tweede, ik heb niet gesproken in termen over mevrouw Fauconnier als zou zij vroeger op het kabinet hebben gewerkt, waardoor er een probleem zou zijn van belangenvermenging.
Ik heb wel een ander probleem, en ik wil het niet op de persoon spelen. De algemene directie Energie is de auteur van de prospectieve studie, welke studie volgens mij nog altijd niet klaar is, en welke studie wordt meegenomen in de metastudie. De CREG is auteur van de studie over de productiecapaciteit, die wordt meegenomen in de metastudie en die ook aan die vragen wordt onderworpen. Volgens mij zijn die twee instellingen op dat punt op een bepaald moment rechter en partij. Dat vind ik niet goed voor de onafhankelijkheid. U weet hoe dat gaat met zulke studies. Iedereen wordt onder een vergrootglas gehouden. Die vragen zullen zeker terugkomen. Ze zijn niet goed voor de onafhankelijkheid en de neutraliteit van de studie. Daar heb ik toch wel een ernstig probleem mee.
Ik stel vast dat er niemand in zit van het IPCC. Ik betreur dat, omdat er anders inzake het aspect klimaatverandering iemand zou zitten die daar duidelijk aan zou denken.
Eveneens betreur ik dat er geen budget
voorzien is, tenzij voor verplaatsingsonkosten. Aan de buitenlandse experts
wordt dus gevraagd dat zij voor niets zouden werken. Ik vind dat dat niet kan,
vermits we aan die mensen toch veel werk vragen, zoals studies doornemen en er
een rapport over schrijven. Om dan niets te betalen… Hoe zegt men dat? If you pay peanuts, you get monkeys.
De voorzitter: Bedankt, mevrouw Van der Straeten.
12.05 Jean-Luc Crucke (MR): Je remercie le ministre pour sa réponse et les motivations dont il nous a fait part. Ce qui m'importe vraiment, c'est que le résultat soit celui de l'excellence et qu'il ne soit plus discutable par après. Nous avons besoin d'éviter les contentieux.
Quant à Mme Fauconnier, je voudrais rassurer le ministre, si besoin en est. Tout le monde peut avoir ses convictions politiques. J'ai connu des professeurs d'université qui en avaient également, cela ne les a pas empêchés d'être de bons ministres. Ce serait plus délicat qu'elle soit liée avec Elia.
12.06 Paul Magnette, ministre: Nous avons pris contact avec de très nombreuses personnes. Madame Van der Straeten, si nous devions écarter tous les gens qui ont d'une manière ou d'une autre participé à la rédaction d'un des rapports en Belgique, nous ne trouverions plus aucun expert belge! Il faudrait aussi exclure ceux du Bureau fédéral du Plan, si on suit votre logique.
Pour ce qui est des experts internationaux, si vous éliminez tous ceux qui ont travaillé avec l'un des grands groupes actifs sur le territoire et qui néanmoins jouissent d'une crédibilité scientifique internationale, il n'y a plus personne. Nous avons essayé d'être le plus scrupuleux possible dans notre choix. J'ai dû rejeter, en dernière minute, des noms que j'avais retenus pour l'excellence de leurs travaux sur le sujet, parce qu'ils avaient été engagés pour une tâche de consultance par l'un ou par l'autre.
12.07 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Die redenering klopt. Wat de prospectieve studie en de studie over de productiekans betreft, zijn er twee eindverantwoordelijken van wie de studie zal worden besproken. Aangezien uw panel klein is – ik vind het goed dat het geen te uitgebreid panel is –, zou dit volgens mij problemen kunnen opleveren.
L'incident est clos.
13 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Klimaat en Energie over "het fonds voor lekkende olietanks" (nr. 8570)
13 Question de M. Peter Logghe au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le fonds pour l'assainissement des pollutions générées par les fuites des citernes à mazout des particuliers" (n° 8570)
13.01 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal het zo kort mogelijk proberen te houden om u uit het lijden te verlossen, zoals men zegt.
Bodemverontreiniging en bodemsanering hebben ervoor gezorgd dat pomphouders in ons land een echt financieel probleem hadden. Voor de pomphouders werd een bodemsaneringsfonds in het leven geroepen, waardoor financiële kosten van de sanering van verontreinigde grond door een collectief opgebouwde pot worden gedragen. Ik verneem via de pers dat u zinnens bent om voor particulieren een gelijkaardig initiatief voor te bereiden en uit te bouwen.
Ten eerste, op welke termijn wilt u hiermee naar het Parlement komen, mijnheer de minister?
Ten tweede, wat wilt u eigenlijk bereiken met het project? Is het de bedoeling dat de sanering van lekkende stookolietanks van alle particulieren in het hele land wordt gedragen? Wilt u dat hiermee betalen?
Ten derde, op welke manier wilt u zo’n collectieve pot aanleggen? Is het de bedoeling dat iedereen daarvoor betaalt, ongeacht of hij een stookolietank in de tuin of garage heeft staan of niet? Is het de bedoeling dat alleen de eigenaars van een woning met een tank betalen?
Ten vierde, denkt u er soms aan om dat via de brandverzekering te regelen? Ik weet vanuit mijn verleden als verzekeraar dat er bepaalde pistes bestonden bij brandverzekeraars om in een soort van waarborguitbreiding naar bodemsanering te voorzien.
Ten laatste, op welke manier zal het toekomstig bodemsaneringsfonds worden gecontroleerd? Het is niet moeilijk een pot aan te leggen, maar de uitgaven uit de pot zullen natuurlijk wel de nodige controle vereisen. Hoe zult u dat organiseren?
13.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, particuliere bezitters van een ondergrondse stookolietank zijn aansprakelijk voor eventuele bodemverontreiniging.
Door deze verplichte sanering bestaat de kans dat particulieren in zware financiële problemen geraken bij een onvrijwillig lek van de stookolietank.
Om dit te vermijden, worden er al sinds 2000 pogingen ondernomen om in navolging van Bofas, het bodemsaneringsfonds voor benzinestations, een bodemsaneringsfonds voor stookolietanks op te richten.
Persoonlijk ben ik van mening dat een dergelijk fonds zo snel mogelijk moet worden opgericht. Het tankenpark in België wordt ouder en zonder een actief beheer ervan worden de milieurisico's groter.
De financiële gevolgen voor personen die worden geconfronteerd met vervuiling door lekkende tanks zijn evenmin te onderschatten. Dit fonds dat de saneringskosten, die niet door de verzekering worden gedekt, op zich moet nemen, moest aanvankelijk door alle mazoutgebruikers worden gestijfd. Andere financieringspistes worden momenteel bestudeerd.
Omdat grondsaneringen een bevoegdheid is van de Gewesten, blijven we de discussie met hen aangaan om een oplossing te vinden. Ik wil evenwel niet vooruitlopen op de zaken zolang niet alle elementen zijn overlegd en overeengekomen.
13.03 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik verneem van u dat er inderdaad discussies en onderhandelingen aan de gang zijn met de Gewesten en dat u zo snel mogelijk met een project naar het Parlement wil komen. Hebt u reeds een termijn in gedachten of op het oog binnen dewelke u wilt starten? Of is het nog te vroeg om een maand of jaartal daarop te kleven?
13.04 Minister Paul Magnette: Zoals u weet verlopen onderhandelingen met de Gewesten niet altijd gemakkelijk.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 19.58 uur.
La réunion publique de commission est levée à 19.58 heures.