Commissie
voor de Financiën en de Begroting |
Commission des Finances et du Budget |
van woensdag 12 november 2008 Namiddag ______ |
du mercredi 12 novembre 2008 Après-midi ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.07 uur en voorgezeten door de heer Luk Van Biesen.
La séance est ouverte à 14.07 heures et présidée par M. Luk Van Biesen.
01 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Financiën, over "de vervanging van de fiscale aftrek voor energiebesparende investeringen door directe premies" (nr. 7912)
01 Question de M. Dirk Van der Maelen au secrétaire d'État, adjoint au ministre des Finances, sur "le remplacement de la déduction fiscale pour les investissements économiseurs d'énergie par des primes directes" (n° 7912)
01.01 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, op 10 oktober jongstleden kwam u met het voorstel om de fiscale aftrek voor energiebesparende investeringen, zoals isolatie, efficiënte condensatieketels, hoogrendementsbeglazing, zonnepanelen, enzovoort, te vervangen door een directe korting op de factuur.
Dit zou ook mensen wier inkomen te laag is om een beroep te doen op de fiscale aftrek toelaten om een ondersteuning te krijgen. De tegemoetkoming komt ook veel sneller. Men moet immers geen twee jaar wachten op de afrekening van de fiscus.
Mijnheer de staatssecretaris, ik ben dat idee zeer genegen. Meer nog, ik heb reeds op 11 januari van dit jaar een wetsvoorstel hierover ingediend. Tot nog toe weigerden de meerderheidspartijen echter het voorstel mee goed te keuren. Ik was dan ook blij met uw pleidooi in de pers en op uw persoonlijke website. Het is echter blijkbaar bij een pleidooi in de pers gebleven. In de uitkomst van de begrotingsbesprekingen vond ik van uw voorstel niets terug. Vandaar wil ik u de volgende vragen stellen.
Ten eerste, waarom heeft de regering niet beslist om de bestaande fiscale aftrek voor energiebesparende investeringen te vervangen door een directe premie?
Ten tweede, zult u de omzetting van de fiscale aftrek in directe premies, een maatregel waarin u en ik ons kunnen vinden, opnieuw op de agenda plaatsen van de Ministerraad?
01.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mijnheer de voorzitter, de begrotingkostprijs van de maatregelen in verband met belastingvermindering voor energiebesparende investeringen voor 2009 wordt op meer dan 400 miljoen geraamd. Dat is een raming, want het is niet mogelijk om dat precies te berekenen.
Een terugbetaling op de factuur voor dezelfde investeringen zou zeker nog meer bedragen. In het geval van terugbetaling op de factuur zou de begroting 2009 dus twee maal worden bezwaard; een eerste maal voor de vermindering op belastingen met betrekking tot de investeringen van 2007, aanslagjaar 2008, die in 2009 zouden worden terugbetaald en een tweede maal voor de vermindering op de factuur. Het was dus budgettair niet mogelijk dit jaar – met de bijzondere budgettaire moeilijkheden van volgend jaar –aan deze maatregelen te werken.
Ten tweede, wat de omzetting van de fiscale aftrek in directe premies betreft, op deze maatregel zal ik volgend jaar terugkomen als er budgettaire ruimte is. Dan kunnen wij daarover opnieuw praten.
Ten derde, tenzij wij de ontvangsten verhogen, bijvoorbeeld door de energie nog meer te belasten, en de opbrengst daarvan besteden aan de maatregelen die u voorstelt en die ik voorstel, lijkt het mij in de huidige budgettaire omstandigheden moeilijk om deze maatregel aan de Ministerraad voor te leggen. Het hangt dus af van de budgettaire ruimte.
01.03 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de staatssecretaris, ik ben verwonderd, maar niet over uw antwoord.
Van een regering mag men verwachten dat wanneer zij iets voorstelt, zij daarover heeft nagedacht en rekening heeft gehouden met de budgettaire kostprijs en met andere implicaties. Dat deze regering dat niet doet, is al gebleken met de vliegtuigtaks.
Ik stel echter vast dat u iemand bent die eerst spreekt en pas nadien begint na te denken. Ik vind het voor een staatssecretaris van Financiën raar dat hij zich lanceert op een piste – dezelfde piste als degene waarop ik zit, namelijk een directe korting in plaats van een fiscale aftrek – terwijl hij nog niet heeft ingeschat wat zijn budgettaire mogelijkheden of onmogelijkheden zijn.
In de toekomst zullen wij al wat u zegt met een zekere achterdocht benaderen en ons afvragen of u wel alle consequenties van de voorstellen of ideeën die u lanceert hebt doordacht voor de lancering ervan. In dit geval hebt u dat klaarblijkelijk niet gedaan.
Het incident is gesloten.
02 Question de M. Josy Arens au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la vente frauduleuse de cigarettes en Belgique" (n° 8114)
02 Vraag van de heer Josy Arens aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de frauduleuze verkoop van sigaretten in België" (nr. 8114)
02.01 Josy Arens (cdH): Monsieur le secrétaire d'État, la semaine dernière, une enquête de l'International Consortium of Investigate Journalists (ICIJ) publiait un rapport inquiétant au sujet de la vente de cigarettes de contrebande en Europe.
Le problème n'est pas neuf. En avril dernier, plus de 101 millions de cigarettes introduites illégalement en Belgique avaient déjà pu être saisies en région liégeoise.
Cependant, le rapport épingle une nouvelle marque dans ce commerce clandestin: la cigarette "Jin Ling". Cette cigarette, inconnue il y a trois ans, est fabriquée en Russie et introduite illégalement en Europe par les voies d'un réseau européen de contrebande extrêmement bien organisé.
Le commerce illégal de cette marque se serait à ce point développé qu'il concurrencerait celui des cigarettes de marque qui constitue habituellement l'objet principal des saisies douanières en Europe.
L'échelle et la croissance étonnante des fraudes dites "Jin Ling" en font l'un des développements majeurs du crime organisé, ce qui a poussé les douanes d'Europe à riposter en lançant début 2008 l'"Opération Jin Ling": l'Office européen de lutte anti-fraude (OLAF) a affecté une "task force" internationale à ce problème.
La Belgique ne serait qu'un pays de transit entre les marchés colossaux de l'Allemagne et de la Grande-Bretagne. Cependant la plus récente saisie de cigarettes "Jin Ling" sur le territoire belge – qui daterait de 2008 d'après le rapport de l'ICIJ – s'élèverait tout de même à deux millions de cigarettes.
Monsieur le secrétaire d'État, pouvez-vous me confirmer ces informations? Les saisies effectuées de cette marque de cigarette ont-elles menées à une enquête judiciaire? Où en est cette enquête?
Avez-vous des informations sur la réalité éventuelle du commerce de cette cigarette en Belgique?
La Belgique a-t-elle prévu un plan précis pour lutter contre le commerce et le transit frauduleux de cette cigarette sur le territoire?
Le rapport ICIJ fait état d'un lien possible entre les réseaux de contrebande Jin Ling en Europe et d'autres réseaux criminels, éventuellement terroristes. La Belgique a-t-elle des informations à ce sujet?
Ceci est peut-être délicat, mais j'aimerais en savoir plus.
02.02 Carl Devlies, secrétaire d'État: Monsieur le président, cher collègue, les services de recherche de l'administration des douanes et accises sont, depuis longtemps, chargés de la lutte contre la contrebande des cigarettes de la marque Jin Ling. Pour ce faire, ils collaborent avec l'Office européen de lutte anti-fraude (OLAF).
L'administration des douanes et accises n'a pas connaissance d'une enquête judiciaire au sens strict du terme menée sous la conduite d'un juge d'instruction.
Jusqu'à présent, les services de recherche des douanes et accises ont intercepté à quatre reprises des cigarettes "Jin Ling" de contrebande. Il s'agit en tout de 9.226.200 cigarettes depuis septembre 2007.
Dans l'ensemble, la quantité de cigarettes mise en vente sur le marché belge est relativement faible et, en tout cas, bien moindre qu'au Royaume-Uni par exemple. Des chiffres exacts relatifs à la part de cigarettes "Jin Ling" ne sont pas disponibles. L'enquête menée en Belgique par les services de recherche des douanes et accises s'effectue de manière permanente, en accord avec les partenaires européens. En outre, une collaboration étroite sera à l'avenir plus spécifiquement menée avec l'OLAF. Pour des raisons évidentes liées au secret de l'enquête, l'administration belge des douanes et accises ne peut publier d'informations concrètes à ce sujet.
De manière générale, on peut constater que, dans le passé, des groupes terroristes ont, à plusieurs reprises, déjà eu recours à la contrebande dans le but de financer leurs activités.
02.03 Josy Arens (cdH): Monsieur le président, je remercie le secrétaire d'État pour cette réponse, au travers de laquelle j'entends que la Belgique serait plutôt un pays de transit pour ce type de contrebande. Je me réjouis de voir que les douanes suivent de très près l'évolution de ce dossier.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 8334 van de heer Bogaert is uitgesteld.
03 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de toegang tot de elektronische gegevens van zelfstandigen" (nr. 8353)
03 Question de Mme Sonja Becq au secrétaire d'État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État, adjoint au ministre de la Justice, sur "l'accès aux données électroniques concernant les travailleurs indépendants" (n° 8353)
03.01 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik kom terug op een vraag die ik u een aantal maanden geleden heb gesteld.
In het kader van de strijd tegen fiscale en sociale fraude werd mij meegedeeld dat het niet zo evident is om via elektronische weg te beschikken over een aantal gegevens vanuit de fiscale overheid om een match te kunnen maken en een aantal zaken te kunnen nagaan.
Dat was in het papieren tijdperk heel wat evidenter. Er bestond toen effectief mogelijkheid en toegang tot dossiers via papieren weg. Het is moeilijker via de elektronisch weg. Er rijst nog een aantal problemen inzake toegangscode en toegankelijkheid voor de ambtenaren van Sociale Zaken. Zij moeten over een toegangscode beschikken, opdat zij niet zomaar gegevens zouden kunnen krijgen via elektronische weg, vandaar mijn vervolgvraag.
Ik had gezegd dat ik u over drie maanden opnieuw zou vragen of u effectief resultaten hebt geboekt. Is er al een veilige toegang en een toegangscode, zodat ook de inspectie van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen toegang kan hebben tot fiscale dossiers? Hoe staat het op dit moment met de onlineconsultatie waarnaar u in uw antwoord verwees?
03.02 Staatssecretaris Carl Devlies: Mevrouw Becq, ik verwijs graag naar mijn vorig antwoord waarin ik het had over het college van ambtenaren dat verantwoordelijk is voor de coördinatie van de strijd tegen fiscale en sociale fraude en waaraan de problematiek die door u werd aangebracht, zou worden voorgelegd.
Dat is gebeurd. De gegevensuitwisseling tussen Financiën en RSVZ is een van de actiepunten geworden van het college. In totaal zijn er momenteel 58 actiepunten operationeel. De gegevensuitwisseling tussen Financiën en het RSVZ is het zevende actiepunt en kan worden verdeeld in drie onderdelen.
Op de eerste plaats is er de aanpassing van de bestaande consultatiemogelijkheid van de fiscale gegevens door de inspectiediensten van het RSVZ aan de technologische evolutie.
Ten tweede is er de verbetering van de consultatiemogelijkheden van de gegevens van Financiën voor de diensten van het RSVZ door het gebruik van de gegevensstroom, Taxi As en Cadnet, mits toelating van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer.
Ten derde is er de uitbreiding van de gegevensuitwisseling tussen de RSVZ en Financiën. Hierbij wenst men te onderzoeken of de bijdragegrondslag kan worden verhoogd door de taxatie van niet-aangegeven beroepsinkomsten in het geval van dubbele activiteit in België en het buitenland. In veel gevallen is de administratie der belastingen niet op de hoogte van het feit dat een zelfstandige een gelijktijdige activiteit als zelfstandige in het buitenland uitoefent. Het RSVZ beschikt in een aantal gevallen wel over die gegevens en zou die kunnen meedelen aan Financiën met het oog op taxatie. Als gevolg hiervan zou de bijdragegrondslag voor de berekening van de bijdragen in het sociaal statuut der zelfstandigen worden verhoogd in het geval de betrokkene aan het Belgisch sociaal statuut der zelfstandigen is onderworpen.
Ondertussen werd het actieprogramma geïmplementeerd en werd een werkgroep opgericht onder de leiding van de administrateur-generaal van Financiën, die als een soort van PMO fungeert. Voor elk project is er een projectleider en daarbij nog een PMO die vaak verantwoordelijk is voor meerdere projecten en die deel uitmaakt van het college Fraudebestrijding. Hier is dat de administrateur-generaal van Financiën.
De werkgroep is reeds samengekomen en heeft al een aantal afspraken gemaakt. Vermoedelijk zullen de drie punten binnen een vrij beperkte periode kunnen worden uitgevoerd. In de loop van de volgende maanden zouden alle punten moeten kunnen worden gerealiseerd. Ik denk dat vooral punten één en twee aan uw bekommernissen tegemoetkomen. Natuurlijk moet wel een aantal procedures worden nageleefd en een en ander kan niet van vandaag op morgen. Als de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer bijvoorbeeld moet worden geconsulteerd, vergt dat enige tijd. In elk geval dienen de actiepunten volledig te worden uitgevoerd, alvorens men overgaat tot het tweede actieplan, dat gepland is voor de zomer van volgend jaar.
03.03 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, uw antwoord is hoopgevend. Ik hoor dat er verschillende stappen zijn, maar ik vind het belangrijk dat het deel uitmaakt van uw actieplan. Zelfs al is het desbetreffende punt, het zevende, dan is dat geen probleem als die verschillende punten gelijktijdig worden uitgevoerd en vanuit de verschillende commissies.
Ik hoor ook dat er een uitsplitsing gebeurt en dat men momenteel bezig is afspraken te maken.
Stilletjes had ik gehoopt dat dat vandaag in orde zou zijn geweest. Ik begrijp wel dat er ondertussen verschillende stappen zijn gezet. Over een paar maanden zal ik ofwel spontaan horen dat het allemaal in orde is, ofwel zal ik opnieuw een vraag stellen naar de stand van zaken in verband met de informatie-uitwisseling, de versterking ervan en de resultaten op grond daarvan, in het geheel van sociale en fiscale fraudebestrijding. Dat is immers uiteindelijk toch wel het doel. Het kan voor een stuk een vereenvoudiging zijn, maar het moet ook de fraudebestrijding versterken.
L'incident est clos.
De voorzitter: Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de vragen aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding toegevoegd aan de eerste minister en de staatssecretaris toegevoegd aan de minister van Justitie.
De behandeling van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 14.33 uur tot 15.14 uur.
Le développement des questions et interpellations est suspendu de 14.33 heures à 15.14 heures.
- mevrouw Freya Van den Bossche aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de algemene beleidsmaatregelen inzake verzekeringen" (nr. 8053)
- de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Financiën, over "honderdduizenden mensen zonder verzekering" (nr. 8263)
- Mme Freya Van den Bossche au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les mesures de politique générale en matière d'assurances" (n° 8053)
- M. Peter Logghe au secrétaire d'État, adjoint au ministre des Finances, sur "les centaines de milliers de personnes qui n'ont pas d'assurance" (n° 8263)
04.01 Freya Van den Bossche (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs graag naar de algemene beleidsverklaring van de minister, waarin duidelijk staat dat de regering een prioriteit maakt van verzekeringsproducten die aan eenieders verwachtingen beantwoorden. Men heeft het ook over transparantie op het vlak van producten en tarieven, die borg moet staan voor de toegankelijkheid van verzekeringen.
Dat verzekeringen niet altijd even toegankelijk zijn, blijkt intussen uit de cijfers die door de Belgische Vereniging voor Verzekeringsondernemingen zijn vrijgegeven. Het blijkt ook dat collega’s uit de regering van minister Reynders, meer specifiek de collega’s van Open Vld, daarover aan de alarmbel trekken en zeggen dat er duidelijk een probleem is. Ze weten niet goed wat dan de oplossing zou moeten zijn, maar ik heb gelezen dat de voorzitter van die regeringspartij voorstelde om mensen te verplichten bepaalde verzekeringen aan te gaan.
In die zin is het voor mij natuurlijk vooral belangrijk te weten wat de intentie van de regering is en niet zozeer wat het profiel is van elk van de partijen. Daarom wil ik duidelijke vragen stellen over de beleidsintenties.
Ten eerste, kunt u een raming geven van het aantal onverzekerden of onverzekerde gezinnen in België met betrekking tot de verplichte autoverzekering, de brandverzekering en de familiale verzekering?
Ten tweede, bent u voorstander van de invoering van een verplichte burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering, de familiale verzekering? Zo ja, zult u initiatieven nemen om tot een verplichting over te gaan?
Ten derde, bent u ook voorstander van de invoering van een verplichte brandverzekering? Zo ja, zult u dan initiatieven nemen om daartoe over te gaan?
Ten vierde, bent u voorstander van de invoering van een verplichte hospitalisatieverzekering? Zo ja, zult u initiatieven om een dergelijke verplichting in te voeren?
Ten vijfde, wat is de stand van zaken en de timing inzake het ontwerp van reparatiewet betreffende de hospitalisatieverzekering, dat u al hebt aangekondigd in de commissie en waarvan een eerste ontwerp door de Ministerraad is goedgekeurd eind mei van dit jaar? We wachten er dus al een half jaar op.
04.02 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal de probleemstelling van collega Van den Bossche natuurlijk niet herhalen. Honderdduizenden burgers hebben blijkbaar geen brandverzekering of familiale verzekering. Een meerderheidspartij haalde inderdaad de pers met het bericht dat men geen basisverzekering heeft en dat men dat eigenlijk zou moeten verplichten.
Ik zou mijn vraagstelling willen beperken tot de particuliere brandverzekering, mijnheer de minister.
Iedereen is overtuigd van het belang van de brandverzekering. De schade aan de eigen woning wordt gedekt, maar de schade van de buren eveneens. Dat is toch zeer nuttig. Neemt de regering een wettelijk initiatief om de brandverzekering voor particulieren verplicht te maken, mijnheer de minister?
Ten tweede, is het nuttig om een brandverzekering verplicht te maken, wanneer men weet dat men mensen contractueel kan verplichten om een brandverzekering te nemen, bijvoorbeeld in een huurcontract?
Ten derde, het verplicht maken van een brandverzekering zal extra kosten met zich meebrengen. Men zal bijvoorbeeld een controleorgaan in het leven moeten roepen. Wie zal de controle uitoefenen?
Ten vierde, als u de brandverzekering verplicht maakt, doekt u dan het Rampenfonds volledig op? Wat als men zich heeft verzekerd, maar tegen manifest onvoldoende of te lage kapitalen?
Ten vijfde, het kan goed zijn om de brandverzekering verplicht te maken, maar de lakmoesproef zal er toch komen wanneer de jaarlijkse premiebetaling moet worden gecontroleerd. Hoe zult u dat organiseren? Is de regering van plan om in deze eventueel met een verzekeringssticker te werken? Wie zal de jaarlijkse premiebetaling controleren?
04.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik heb vele commentaren gehoord van sommige partijen in verband met de verzekeringen. Ik zal een standpunt geven over de huidige toestand.
Ik beschik niet over officiële cijfers, maar in het algemeen wordt aangenomen dat op 4,5 miljoen gezinnen ongeveer 90% over een B.A. familiale verzekering en ongeveer 95% over een brandverzekering beschikt. Er waren vragen over die twee categorieën van verzekering.
Voor die laatste verzekering is het zeer moeilijk om een juist beeld te krijgen. Er zijn immers meer verzekeringsovereenkomsten dan woningen. Die situatie is begrijpelijk gelet op het feit dat er voor een gebouw meerdere verzekeringsovereenkomsten kunnen worden gesloten, door de eigenaar, de huurder en dergelijke meer.
1% tot 1,5% van de voertuigen zou niet zijn verzekerd voor B.A. auto.
Ik vestig uw aandacht op het feit dat de verzekeringsplicht slecht gerechtvaardigd is als er een uitzonderlijke risico-intensiteit bestaat of een ernstig risico dat zo algemeen verbreid is dat het een groot maatschappelijk probleem kan vormen. Er moet uiteraard een hoger belang in het spel zijn.
Dat lijkt mij niet het geval te zijn voor de brandverzekering en de familiale verzekering, die heel veel voorkomen. De gevallen waarin er geen verzekering wordt genomen, hebben vaak te maken met een persoonlijke keuze, zoals het vermogen om het risico zelf te dekken. Een klein aantal heeft te maken met een informatieprobleem. In ondergeschikte mate heeft het te maken met een probleem van toegankelijkheid van de verzekering.
Voor de hospitalisatieverzekering gaat het waarschijnlijk niet over een informatieprobleem, gezien de grote informatiecampagnes die de ziekenfondsen hebben gevoerd naar aanleiding van de invoering van de bijkomende hospitalisatieverzekeringen mits een matige bijdrage.
Er blijft nog het probleem van toegankelijkheid voor een bepaald aantal personen. In dat verband kan ik stellen dat de instelling van de bemiddelingscommissie voor de ziektekostenverzekering ten minste een gedeeltelijke oplossing voor het probleem zou moeten bieden.
Bovendien heb ik de problematiek van de verzekerbaarheid van personen die als gevolg van een gezondheidstoestand zijn blootgesteld aan een verhoogd risico, voorgelegd aan de Commissie voor Verzekeringen. Zodra ik over haar advies beschik, zal ik dat zeker meedelen aan de leden van de commissie.
De invoering van een verplichte verzekering is overigens alleen de moeite waard als de controle ter zake zonder overdreven kosten kan worden uitgevoerd. De controle op het aangaan van een brandverzekering door elke eigenaar of huurder lijkt ons moeilijk, zo niet een illusie, tenzij er een fiscale stimulans wordt ingevoerd, bijvoorbeeld een fiscale aftrek van de premie. Dat lijkt ons een erg duur systeem voor een reeds veel voorkomende verzekering.
Hetzelfde geldt voor de familiale verzekering en de hospitalisatieverkering. Kortom, indien een verzekeringsplicht wordt ingevoerd, dan moeten er ook sancties ter zake kunnen worden genomen. Ik meen dat de huidige sanctie voor niet-dekking, te weten de niet-vergoedbaarheid, de meest logische is. Ik zie niet in door welke andere sanctie ze zou kunnen worden vervangen.
Het wetsontwerp tot wijziging, wat de ziekteverzekeringsovereenkomsten betreft, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst en de wet van 20 juli 2007 tot wijziging, wat de private ziekteverzekeringsovereenkomsten betreft, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, is momenteel hangende bij de Raad van State. Ik zal, op basis van het advies van de Raad van State, misschien enkele aanpassingen voorstellen en dan indienen in het Parlement.
Ik moet u zeggen dat ook de heer Arens een schriftelijke vraag in dezelfde richting had. Het antwoord is hetzelfde als dat op de vraag van de heer Logghe.
04.04 Freya Van den Bossche (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, wij wachten op het wetsontwerp, dat echt wel dringend is, lijkt mij. Ik begrijp uit het antwoord van de minister dat hij een andere mening is toegedaan dan de collega’s van Open Vld. Het is toch gemakkelijk wanneer er verwarring ontstaat, omdat iedereen anders communiceert, het aan de bevoegde minister te vragen. Dat weten wij dan ook alweer.
Wat er nog gaat gebeuren om de toegankelijkheid van die verzekeringen te verhogen, heb ik nog niet gehoord. Misschien moet daar iets langer over worden nagedacht. Wij zullen ook met onze eigen voorstellen naar het Parlement komen.
04.05 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik deel de bezorgdheid van collega Van den Bossche. Het is toch eigenaardig te noemen dat de ene liberale partij zich uitspreekt voor de verplichting van een aantal verzekeringen en dat de andere liberale partij, die van de minister, zich uitspreekt – evengoed op basis van een aantal logische argumenten, lijkt mij – tegen de verplichte verzekering.
Ik neem er akte van, mijnheer de minister, dat er dus geen wettelijk initiatief komt vanuit de regering om een aantal basisverzekeringen verplicht te maken. Ik neem ook akte van het feit dat u dat slechts ziet zitten voor de gevallen waar een verplichting geen bijkomende kosten zou teweegbrengen.
In elk geval, ik volg de zaak verder op. Ik zie ook wel iets in de piste van de fiscale aftrekbaarheid van de premie als men de verzekering verplicht maakt.
Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag over het Rampenfonds. Ik meen dat er voorlopig niets gebeurt met dat Rampenfonds en dat het gewoon blijft vegeteren en blijft tussenkomen in de gevallen waar er geen dekking is door de verzekeraars. Maar ook daarover zal ik u te gepasten tijde opnieuw ondervragen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 8058 van de heer Schoofs in omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 9068 van de heer Brotcorne werd ook omgezet in een schriftelijke vraag.
05 Vraag van de heer Jan Jambon aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de studie over de verzelfstandiging van het douaneagentschap" (nr. 8192)
05 Question de M. Jan Jambon au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'étude sur l'automatisation de l'agence des douanes" (n° 8192)
05.01 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dit is een vraag die wij al op voorhand hadden aangekondigd. Ik ondervraag u regelmatig over de evolutie van de studie naar de verzelfstandiging van het douaneagentschap. Die studie was beloofd voor eind oktober. Wij zijn nu midden november.
Kunt u mij een overzicht geven van de bevindingen van die studie? Kunt u mij het implementatieplan uiteenzetten dat in deze studie is uitgewerkt? Welke timing is daaraan verbonden? Kun wij de studie inkijken? Zit er al enige vordering in de algemene regeling voor de shift, of zult u toch werk moeten maken van een afzonderlijke regeling voor douane en accijnzen?
05.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Jambon, de studie is grotendeels afgerond. De bestaande Coperfin-processen werden, waar nodig, aangepast, aangevuld en gehergroepeerd. Ook de gevolgen op het vlak van personeel zijn in kaart gebracht. Een nieuwe organisatiestructuur is uitgetekend, rekening houdend met de samenwerkingsverbanden tussen de verschillende administraties.
De gevolgen op het vlak van ICT, logistiek en budget vereisen nog verdere detaillering. Vast staat reeds dat de investeringen inzake ICT volledig kunnen worden gevaloriseerd.
Aan een voorstel van plan ter implementering zal eerstdaags worden begonnen. Er heeft trouwens reeds een eerste overleg plaatsgevonden met de handel over de grote lijnen van de studie op 10 oktober 2008. Een volgende overlegronde is gepland voor november 2008, dus nog in deze maand. Binnen de FOD Financiën is ook het proces van interne afstemming aan de gang over de studie.
Ik verwacht dat de studie volledig zal zijn afgerond tegen eind november. Het definitief rapport zal u worden bezorgd.
Het probleem van de shiftwerking is vanzelfsprekend in de studie opgenomen. In afwachting van de realisatie ervan, wordt momenteel bekeken hoe de besprekingen kunnen worden versneld met het departement van Ambtenarenzaken, dan wel of er een apart dossier voor Douane kan worden ingediend. We wachten daarvoor nog op het einde van het overleg met Ambtenarenzaken, om na te gaan of het mogelijk is om voor Douane een apart dossier in te dienen.
05.03 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord. Ik begrijp dat we de studie tegen het einde van de maand zullen kunnen inkijken, waarvoor dank.
Kunt u al een idee geven? Gaat men daadwerkelijk naar een verzelfstandiging van het agentschap Douane en Accijnzen of zal het een oplossing à la belge zijn.
05.04 Minister Didier Reynders: Als het mogelijk is wel, ja.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- de heer Philippe Henry aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de belasting op de afgeschreven centrales" (nr. 8085)
- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de bijdrage van 250 miljoen euro van de elektriciteitsproducenten" (nr. 8277)
- M. Philippe Henry au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la taxe sur les centrales amorties" (n° 8085)
- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la contribution de 250 millions d'euros des producteurs d'électricité" (n° 8277)
06.01 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): (…) Nous en avons déjà abondamment parlé à divers endroits de ce Parlement mais je voudrais revenir sur un point précis portant sur la fiscalité. Si la contribution des producteurs d'électricité est nécessaire, nous l'estimons insuffisante en regard des bénéfices réels accumulés au fil du temps. Cette première décision a été prise par le gouvernement et je m'interrogeais sur le mécanisme. Je vous ai adressé une question à ce sujet, monsieur le ministre, qui a été réorientée vers le ministre Magnette qui m'a renvoyé vers vous. Je me tourne donc à nouveau vers vous pour vous poser enfin ma question.
Puisque le fonds Synatom a été choisi comme moyen technique de prélèvement – d'ailleurs, en choisissant de prélever d'abord cette somme de 250 millions et ensuite de faire réalimenter le fonds par les producteurs d'électricité, cela me paraît de nature à fragiliser ce fonds et cela pose des questions de principe et des questions juridiques sur l'utilisation de ce mécanisme –, d'un point de vue fiscal, le ministre de l'Énergie a parlé précédemment de recettes non fiscales. J'ai cherché à comprendre ce que cela signifiait exactement puisque c'était utiliser un fonds provisionné à des fins bien précisées de démantèlement des centrales nucléaires.
D'une part, pourquoi avoir choisi ce mécanisme précisément au lieu de l'instauration d'une taxe pure et simple? Quelles sont les implications comptables et fiscales de ce choix dans le chef de Suez? Autrement dit, ce mécanisme de provision implique-t-il aussi par ailleurs pour le groupe une économie d'impôts sur le reste de leur comptabilité?
Le président: Je vous prierai d'attendre un instant car la question no 8277 de M. Dirk Van der Maelen me semble être identique à la vôtre. Nous allons attendre le retour de M. Van der Maelen de la commission des Relations extérieures, où on parle du Congo, pas encore de Fortis. Je vous demanderai quelques minutes de patience.
We kunnen wel
zeggen dat vraag nr. 13 is omgezet in een schriftelijke vraag. Punt 26 op de
agenda, vraag nr. 8288 de M. Ducarme, wordt uitgesteld.
Punt 27, vraag
nr. 8299 van M. Deseyn over de controle van containers in de haven wordt
ook uitgesteld. Punt 31, vraag nr. 8379 van mevrouw Katrien Partyka over
het inroepen van de wet van 20 juli voor het opzeggen van
hospitalisatieverzekeringen, wordt ook uitgesteld. Punt 34, vraag nr. 8384
van mevrouw Partyka over het toezicht op en de reclame voor beleggingsproducten
van meer dan 50.000 euro, wordt ook uitgesteld.
Mijnheer Van der
Maelen, wij hebben uw vraag nr. 8277 over de bijdrage van 250 euro van de
elektriciteitsproducenten moeten samenvoegen met punt 14 omdat de vraag van de
heer Henry bijna woordelijk dezelfde was.
Daarom geef ik u
graag het woord om uw vraag nr. 8277 aan de minister te stellen.
06.02 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik had deze vraag reeds eerder ingediend, maar ze werd verwezen naar de minister van Energie Magnette. Hij verklaarde zich echter onbevoegd wat betreft het antwoord over de fiscale aspecten van de bijdrage van 250 miljoen euro vanwege de kernenergieproducenten. Daarom richt ik mij opnieuw tot u.
De regering besliste in het voorjaar om de producenten van nucleaire energie om een vrijwillige bijdrage van 250 miljoen euro te vragen om haar begroting te stijven. Ter zake zouden onderhandelingen worden gevoerd.
Deze onderhandelingen draaiden op niets uit. De producenten weigerden een bijdrage te betalen. Daardoor was de regering verplicht maatregelen te nemen. In plaats van via transparant wetgevend werk een mottenballentaks in te voeren op de superwinsten die de producenten maken op de productie van elektriciteit met kerncentrales die in het verleden door de Belgische consument via hoge vaste tarieven werden afgeschreven zoals wij vragen, verkoos de regering de bijdrage rechtstreeks te verwerven.
De regering legt een bijdrage op aan Synatom dat de provisies voor de ontmanteling van onze kerncentrales beheert en die dit op haar beurt zal doorrekenen aan de nucleaire producenten Electrabel en SPE.
Ik heb drie vragen. Kunnen de nucleaire producenten Electrabel en SPE de bijdragen die zij verplicht moeten storten aan Synatom aftrekken van hun vennootschapsbelasting? Indien dit het geval is, wat zijn dan de netto-inkomsten voor de Staat? Is deze heffing recurrent?
06.03 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, en ce qui concerne les questions de M. Henry et de M. Van der Maelen relatives au mécanisme retenu pour la contribution de 250 millions d'euros mise à charge des producteurs d'électricité, je ne renverrai pas à mon collègue en charge de l'Énergie. Toutefois, si je ne me trompe, le mécanisme prévu dans le texte d'un avant-projet de loi tient compte d'un fonds existant. Je ne m'étendrai donc pas à nouveau sur des matières débattues dans ce Parlement. Le mécanisme est connu.
Les questions qui me concernent portent particulièrement sur la déductibilité en termes de frais professionnels.
Si le projet de loi – c'est d'ailleurs le cas – ne prévoit pas de disposition dérogatoire, les montants payés par les exploitants de centrales nucléaires seront des frais professionnels déductibles comme cela a d'ailleurs toujours était dit. En effet, ces montants devaient prendre la forme d'une contribution volontaire. Tels sont, en tout cas, les termes utilisés par mon collègue. Dans ces conditions, la somme correspondante est évidemment déductible. Si on utilise un autre biais, notamment si on passe par un fonds existant, les montants sont également déductibles pour les exploitants de centrales nucléaires.
En outre, il s'agit effectivement d'une recette dite non fiscale de l'État pour 2008. Cette recette s'élève à 250 millions d'euros nets puisqu'il s'agit d'un poste en tant que tel. Il n'est donc nullement question d'une taxe ou d'un prélèvement fiscal. Mais il existe nombre d'autres recettes non fiscales dans le budget de l'État. En l'occurrence, il s'agit de toutes les recettes qui ne relèvent pas directement de la compétence fiscale.
Pour 2008, il s'agit donc bien d'une contribution unique.
Mijnheer Van der Maelen, wat de aftrekbaarheid betreft, heb ik al een antwoord gegeven. Het is aftrekbaar onder de beroepskosten. Dat was het geval voor een vrijwillige contributie maar het is hetzelfde voor zo’n fonds. Er staat geen specifieke maatregel in het wetsontwerp voor een andere behandeling daarvan.
Welke consequenties zijn er voor de Staat? Er is een netto niet-fiscale ontvangst van 250 miljoen euro. U vraagt wat de consequenties zijn voor de belastingen van de verschillende vennootschappen. Ik moet u zeggen dat er een mogelijke vermindering is in verband met het tarief van de vennootschapsbelasting, 33,99%. Wij kunnen altijd een berekening maken maar we moeten wachten op de aangifte van de bedrijven en de verificatie ervan. Met de notionele intrestaftrek zal er misschien een lager aftrekbaar bedrag zijn. Ik heb gelezen dat er volgens sommige fracties voor dergelijke bedrijven bijna geen belasting meer zal zijn. Als de redenering van sommige partijen klopt, dan is er een netto ontvangst voor de staat van 250 miljoen. Er zijn daarover verschillende meningen maar wij moeten wachten op de aangiften in de vennootschapsbelasting van de verschillende bedrijven. Ik heb gehoord dat dergelijke bedrijven geen belasting betalen. Ik weet niet of dat klopt, dat was de redenering van sommige partijen de vorige maanden. Het is geen probleem, er is een bruto en netto ontvangst voor de staat. Wat mij betreft moet men wachten op de fiscale aangifte van die bedrijven.
Ik heb gezegd dat er eenmalige contributie is voor 2008. Het valt niet onder mijn bevoegdheid maar ik ga toch even in op de begroting. Ik heb de initiële voorstellen voor notificatiebegroting voor 2009 gelezen. Er is ook een bijdrage van 250 miljoen euro van de energiesector. De bijdrage van 250 miljoen euro van de energiesector voor de begroting van 2008 wordt verlengd voor de begroting voor 2009. De wet zal hiertoe worden gewijzigd.
Ik denk dus dat er een zeer concrete wil is om verder te gaan met dezelfde bijdrage in 2009. Er zal een begrotingsfonds worden opgericht dat zal dienen voor investeringen, elk jaar, in het energiedomein in de brede zin, waaronder met name maatregelen die kaderen in de federale bevoegdheden op het vlak van energiebesparing, onder meer in het kader van een publiekprivate samenwerking.
Dit fonds zal worden gevoed met 250 miljoen euro en een bijkomende bijdrage komend van de energiesector. Om er zeker van te zijn dat dit fonds zo efficiënt mogelijk is, zal de Ministerraad na grondig onderzoek beslissen welke investeringen uitgaven zijn die voorrang moeten krijgen.
Dit behoort niet tot mijn bevoegdheid maar ik kan het u wel meedelen. Er is een bijdrage van 250 miljoen euro in 2008 die aftrekbaar is voor de belastingen in kostenverband. Ten tweede komt er in 2009 een nieuwe bijdrage van 250 miljoen euro en een andere voor publiekprivate investeringen in de energiesector. U zult misschien meer details krijgen van mijn collega van Energie.
Monsieur Henry, tels sont les éléments que je pouvais vous donner. En effet, pour ne pas vous renvoyer à mon collègue de Énergie, j'ai préféré vous faire part personnellement de la décision prise par le gouvernement. Cela dit, si les propos émanant notamment de votre chef de groupe sont exacts, le montant brut et le montant net seront les mêmes.
Cela me fait penser, monsieur le président, aux longs débats que nous avons eus sur les centres de coordination à l'occasion desquels un parlementaire de votre groupe a attiré mon attention sur le fait que les centres de coordination coûtaient une fortune (une dizaine de milliards), mais que si on décidait de les supprimer cela ne rapporterait rien. Ce genre de raisonnement était pour le moins étonnant.
Aujourd'hui, j'ai un peu le même sentiment. En effet, d'aucuns disent que l'on n'obtient pas les 250 millions d'euros parce que l'entreprise peut les déduire alors que d'autres font remarquer que cette entreprise ne paie pas d'impôt. Une erreur doit donc se glisser quelque part.
Pour ma part, je propose d'attendre la déclaration fiscale et la vérification de cette dernière pour connaître le détail.
06.04 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, je m'étonne qu'il ait fallu autant de temps pour obtenir une réponse du gouvernement. En effet, le ministre Magnette aurait également pu répondre, vu qu'il a négocié le mécanisme. J'ignore ce qui s'est passé dans un premier temps, un aller-retour entre les ministres ou les commissions.
Ceci étant, cela signifie qu'il faudra affiner les chiffres. J'ai tout de même un peu de mal à entendre que vous attendrez de voir les déclarations. Il me semble que vous devriez avoir une idée des chiffres réels au-delà de l'ironie entre les déclarations des uns et des autres. Il ne s'agit en tout cas pas d'un prélèvement stricto sensu de 250 millions d'euros, étant donné qu'un effet retour est possible, lequel devrait pouvoir être chiffré plus précisément. C'est, selon moi, la raison du choix du véhicule Synatom, comme je l'ai entendu dire au départ, ce qui me paraissait relativement incompréhensible dans un premier temps comme choix de véhicule financier. Aujourd'hui apparaît assez clairement la raison pour laquelle ce véhicule a été choisi. Je n'ai pas beaucoup d'autres commentaires à faire. Je vous remercie pour la réponse.
06.05 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ten eerste, wat mijn vraag over de fiscale aftrekbaarheid betreft, wil ik de minister erop wijzen dat in het verleden aan de elektriciteitssector dat soort bedragen ook is gevraagd. Ik verwijs naar de algemene crisisbijdrage in 1990. Toen waren die bedragen fiscaal niet aftrekbaar.
Mijnheer de minister, misschien heeft het feit dat bepaalde van uw kabinetsleden, en niet de minste, heel lang hebben verbleven bij Suez International en bij Electrabel ervoor gezorgd dat er nu wel fiscale aftrekbaarheid is.
Ten tweede, terugkomend op uw argument wil ik zeggen: als er dan toch zo’n kleine bijdrage van de sector was geweest. Indien er geen fiscale aftrekbaarheid was, begrijp ik niet waarom de sector het heeft gedaan. Mag ik uit uw mond vernemen – u kunt dat ramen, en niet alleen die 33,99 maar u kunt zich baseren op de cijfers van 2006, 2005, en 2004 – wat de betrokken bedrijven precies hebben betaald? Het zou u sieren, mijnheer de minister als u dat bedrag meedeelde.
Ik sluit niet uit – en ik stel vast dat verschillende collega’s hier in de Kamer reeds hebben gewezen op dat feit – dat de belastingspercentages die door die bedrijven worden betaald single digits zijn, cijfers die niet boven 10% gaan. Het zou u sieren dat u, in plaats van daarmee te spelen, ons die bedragen geeft.
Nog eens, als de bedragen zo laag zijn, zie ik niet in waarom men absoluut de fiscale aftrekbaarheid wil handhaven, wetend dat er in het verleden bedragen waren die niet fiscaal aftrekbaar waren.
06.06 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, je connais M. Van der Maelen et je tiens à apporter quelques précisions sur deux points. D'une part, la décision de non-déductibilité a été prise longtemps avant l'arrivée d'un quelconque collaborateur dans mon cabinet. Je connais sa technique et je tiens à la corriger immédiatement. Cette décision a été prise à l'unanimité du gouvernement il y a bien longtemps, bien avant toute participation d'un collaborateur venant du groupe Suez dans mon cabinet.
D'autre part, je ne vois vraiment pas en quoi les recettes fiscales d'une année antérieure donnent une indication sur ce que pourrait être la déductibilité dans une année ultérieure. J'attends d'avoir les chiffres de l'année en cause. Cela me paraît être la seule formule pour calculer concrètement une situation. Tout le reste ne sont que des supputations!
06.07 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ik wil de minister eraan herinneren dat de banden tussen zijn kabinet en de betrokken sector zich niet beperken tot de aanwezigheid van de nieuwe kabinetschef. We weten al lang dat die banden al zeer lang zeer hecht zijn.
De voorzitter: (…) Anders zal ik moeten optreden als voorzitter. Het is duidelijk dat alleen de ingediende vragen kunnen worden besproken. Dat punt ging helemaal niet over het laatste incident. We zullen het dan ook uit het verslag verwijderen.
06.08 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, gaat u het laatste uit het verslag verwijderen?
De voorzitter: Ik denk dat dat het beste is, voor iedereen.
06.09 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ik sta erop dat het in het verslag staat.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
07 Question de M. Maxime Prévot au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la garantie à apporter par l'État sur les comptes d'épargne-pension" (n° 8072)
07 Vraag van de heer Maxime Prévot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de staatswaarborg voor de pensioenspaarrekeningen" (nr. 8072)
07.01 Maxime Prévot (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, votre collègue le ministre des Affaires étrangères, dans une envolée dont il a le secret, s'est exprimé dans la presse sur la nécessité pour l'État de garantir l'épargne-pension comme il le fait pour les comptes d'épargne. Selon lui, l'ensemble du troisième pilier de pension doit être garanti par les pouvoirs publics, même si cette garantie, à tout le moins, ne devrait pas, selon lui, être égale à cent pour-cent de l'épargne vu qu'elle est déjà déductible fiscalement.
Il est vrai que cette proposition faite par voie de presse n'a pas manqué d'interpeller.
Monsieur le ministre, comment vous positionnez-vous par rapport à cette suggestion?
Cette opinion doit-elle être comprise comme le reflet de l'opinion du gouvernement?
Dans ce cas, préparez-vous un projet de loi afin de garantir tout ou partie de ces montants?
Si on ne devait couvrir qu'une partie des montants, disposez-vous d'une estimation du pourcentage garanti?
Il n'y aurait pas d'utilité à apporter une réponse à ces questions si vous deviez me confirmer d'entrée de jeu que cette sortie n'est pas le reflet de la position du gouvernement.
07.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, jusqu'à présent, je n'ai reçu aucune proposition concrète en ce sens. Je n'ai donc pas lancé d'examen particulier sur la question. Chacun a la liberté de faire des propositions de façon générale mais je ne les fais pas systématiquement toutes analyser dès qu'elles sortent dans la presse, sinon on ne ferait plus que cela.
De voorzitter: Op de vorige dagorde was een mondelinge vraag van mijzelf over hetzelfde onderwerp geagendeerd. Ze werd in een schriftelijke vraag omgezet. Volgens de schriftelijke vraag zijn de producten van TAK-21 wel in het waarborggedeelte opgenomen.
07.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, dat is een ander verhaal.
De voorzitter: Mijnheer de minister, het is ook een stuk van het pensioensparen.
07.04 Minister Didier Reynders: De vraag sloeg op de derde pijler in zijn globaliteit. Ik heb dus een antwoord gegeven.
Er was een beslissing voor de verzekeringsproducten die met bankdeposito’s vergelijkbaar zijn. Dat was het geval voor sommige producten van TAK-21. Mijn antwoord sloeg heel specifiek op TAK-21 en op sommige producten van TAK-21 op basis van een vrijwillige vraag van de verschillende verzekeringsmaatschappijen.
Eerst was er echter een vraag voor de derde pijler. Ik heb echter geen voorstel gekregen. Ik heb bijgevolg ook geen analyse ter zake gevraagd.
07.05 Maxime Prévot (cdH): Monsieur le président, je désirerais répliquer brièvement. Je déduis de la réponse du vice-premier ministre qu'il ne s'agit pas d'une opinion partagée par l'ensemble du gouvernement, puisqu'il n'y a pas eu de demande officielle de saisine quelconque d'analyse du dossier. J'avoue que je ne perçois pas nécessairement la suite qu'aurait souhaité ou envisagé d'y réserver le ministre des Finances. Je ne connais pas son opinion personnelle par rapport à cette question. Il aurait toutefois été intéressant de la connaître.
Affaire à suivre donc.
Het incident is gesloten.
08 Question de M. Maxime Prévot au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la proposition de sommet international sur l'établissement de nouvelles règles pour les marchés financiers" (n° 8074)
08 Vraag van de heer Maxime Prévot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het voorstel een internationale top te organiseren om nieuwe regels voor de financiële markten op te stellen" (nr. 8074)
08.01 Maxime Prévot (cdH): Monsieur le président, cette question arrive un peu tardivement.
Monsieur le vice-premier ministre, vous savez que, dans le contexte de cette crise financière mondiale, de nombreuses voix – parmi lesquelles celle du président Sarkozy au nom de l'Union européenne – se sont élevées afin de réclamer une refonte en profondeur du marché financier international au travers d'un sommet mondial sur cette question. Le président en exercice de l'Union avait notamment plaidé pour un système d'alerte destiné à détecter à l'avance les crises économiques, une réforme du Fonds monétaire international, une supervision mondiale des institutions et des marchés financiers, une régulation plus sévère des "hedge funds", des paradis fiscaux, des rémunérations des dirigeants des grandes entreprises financières, etc.
Malgré le petit décalage, j'aurais souhaité, monsieur le ministre, connaître la position du gouvernement quant à ce panel de propositions exprimées par le président Sarkozy. À l'instar de ce qui fut le cas par le passé, lors des célébrissimes accords de Bretton Woods, la Belgique jouera-t-elle un rôle actif dans ce sommet, en soumettant éventuellement d'autres propositions? Si oui, quelles seront-elles?
08.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur Prévot, je vous répondrai en trois points.
Premièrement, sur un plan plus personnel, je me réjouis évidemment de l'enthousiasme que semble susciter dans certains groupes les initiatives du président Sarkozy. Les temps changent, et les analyses aussi. C'est une très bonne chose.
Deuxièmement, il va de soi que le gouvernement belge n'a pas manqué d'exprimer sa position quant aux mesures qui devront être prises en vue de réformer l'architecture financière internationale. Nous avons tenu plusieurs réunions en Eurogroupe, en ECOFIN et encore vendredi dernier en Conseil européen pour préparer la réunion du 15 novembre, à laquelle nous ne participerons malheureusement pas directement, car ce sera un G20 qui s'en occupera.
Nous avons donc présenté plusieurs propositions. Je vous citerai celles qui me semblent les plus inévitables: le renforcement de la transparence sur les marchés financiers; la nécessité de réguler certaines activités qui échappaient jusqu'ici à toute forme de régulation et de contrôle, telles que les agences de notation et les "hedge funds"; l'adaptation des règles comptables et prudentielles, notamment en termes de fonds propres et de liquidités; le renforcement de la gestion des risques au sein des institutions bancaires, en particulier en matière de liquidités et de titrisation; le renforcement de la coopération entre autorités prudentielles, notamment pour ce qui concerne les groupes bancaires transfrontaliers; l'amélioration de la gouvernance sur un plan international en vue de permettre une réponse coordonnée aux défis économiques à venir.
Troisièmement, j'espère que les prochaines réunions à l'échelon du G20 et dans d'autres enceintes informelles se traduiront non seulement par l'adoption de certaines intentions, mais aussi par un renforcement des institutions amenées à mettre en place et à assurer le contrôle des règles qui seront décidées. Cela passe par le Fonds monétaire international. Nous y participerons, bien entendu. Dans le prolongement de ce sommet qui se tient à Washington, j'espère que nous pourrons augmenter les moyens d'action du FMI et exercer un véritable contrôle de la mise en œuvre des règles.
Pour le reste, j'espère que ces règles seront aussi d'application dans l'Union européenne et même dans la zone euro de manière anticipée. Cela ne doit pas nous conduire à attendre une décision du Fonds monétaire si certaines applications peuvent avoir lieu au sein de la zone monétaire voire dans l'Union européenne.
Comme je l'avais dit en commission, je suis ravi de voir les esprits évoluer puisque même le premier ministre britannique explique qu'il faut mettre en place une certaine régulation, un certain contrôle des marchés alors que je l'ai connu comme ministre des Finances pendant huit ans et qu'alors, il s'opposait au changement des normes comptables, à l'introduction d'une certaine régulation. Comme quoi, ce sont les braconniers qui font les meilleurs gardes-chasse!
08.03 Maxime Prévot (cdH): Je remercie le vice-premier ministre pour l'humour de son introduction et de sa conclusion. Je ne sais pas si ce sont les formations politiques qui changent d'opinion par rapport à l'intéressé ou si c'est plutôt lui qui tient un discours auquel on ne s'attendait pas. J'ignorais en effet que M. Sarkozy fût le champion de la régulation et de l'interventionnisme d'État.
À part cela, sur le fond, je partage votre enthousiasme et je suis d'accord sur la nécessité de renforcer les institutions car il est urgent de lancer une refonte des processus, des réformes pour plus de coopération, de vigilance, de contrôle, bref une meilleure gouvernance économique. Cela ne pourra se concrétiser avec l'efficacité requise qu'à la condition de doter les institutions les plus aptes à mettre en œuvre ces réformes des prérogatives mais aussi de la marge de manœuvre nécessaires pour mener à bien ce travail. Comme vous l'avez souligné, le FMI jouera un rôle important à cet égard.
L'incident est clos.
09 Interpellatie van de heer Dirk Van der Maelen tot de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de informatisering van de FOD Financiën" (nr. 187)
09 Interpellation de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'informatisation du SPF Finances" (n° 187)
09.01 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, in de periode 2003-2008, zijnde de eerste vijf jaar van de Coperfin-hervorming, bedroeg het totale ICT-budget voor uw departement minstens 600 miljoen euro, waarvan 250 miljoen euro voor de realisatie van de Coperfin-projecten was bestemd.
Ik herinner mij nog goed – sporen ervan zijn trouwens in het managementplan van de heer Laes terug te vinden – dat ons de internethemel op aarde werd beloofd. Wij zouden wel eens zien hoe performant Financiën zou worden.
Ik herinner mij bijvoorbeeld nog heel goed het paradepaardje, namelijk de vooraf ingevulde aangifte. Ze werd met veel poeha aangekondigd. Financiën zou de internetrevolutie wel eens organiseren. De burgers konden op hun beide oren slapen. Het zou hoogstens drie à vier jaar duren, vooraleer de vooraf ingevulde aangifte er zou zijn.
Ten tweede, ik herinner mij ook nog heel goed hét wondermiddel, met name het uniek dossier. Dat zou Financiën ook realiseren dankzij de middelen die ter beschikking werden gesteld om Financiën te “internetiseren”. Vandaag stellen wij vast dat wij weinig of niet het uniek dossier zijn genaderd.
Ik stel ook vast dat inzake internationale informatie-uitwisseling – een dossier van niet zo lang geleden – het ministerie van Financiën anno 20008 zelfs niet bij machte is om de informatie die wij, meestal via internet, uit het buitenland binnenkrijgen – bijvoorbeeld informatie over eigendommen in het buitenland of informatie over de toepassing van de spaarrichtlijn –, aan de eigen kantoren door te spelen.
Ik verwijs bijvoorbeeld ook naar het beschamende feit dat sommige landen weigeren nog met België informatie uit te wisselen, om de heel eenvoudige reden dat België niet bij machte is om op zijn beurt internetgewijs informatie aan het buitenland door te geven.
Dat is dus het resultaat na vijf jaar en met een budget, enkel voor Coperfin, van 250 miljoen euro.
Ik verwijs ook even naar Fisconet, dat wordt herbekeken. Financiën wil naar Fisconet+ gaan. Bedoelde overgang verloopt zo slecht, dat de ambtenaren al van Fiscobrol spreken. Ook op dat vlak slaagt Financiën niet in zijn opzet.
Mijnheer de minister, tussen haakjes, ik heb u een paar weken geleden over voornoemde kwestie ondervraagd. Ik kan u mededelen dat ik uw antwoord heb gecheckt. In tegenstelling tot uw bewering werd er minstens twee maanden aan de uitgeverij Kluwer betaald om Fisconet op punt te houden. U hebt hier verklaard dat voor die dienstverlening niet werd betaald. Dat geef ik even terzijde mee.
U zult opwerpen dat de paperless douane er is. Inderdaad, ik meen dat de invoering ervan minstens acht keer werd uitgesteld. Indien mijn informatie van een paar maanden geleden correct is, was Financiën in september 2008 nog niet eens bij machte om op te geven hoeveel douane-inkomsten België had binnengehaald. Ik hoop dat de Europese Commissie het niet te weten komt. In het andere geval zal zij België serieus op de vingers tikken.
Inzake datamining volstaat het, zoals wij allen weten, om naar de controleurs op het terrein te luisteren over wat zij denken over de staat waarin datamining zich op het moment bevindt, en van de slechte functionering.
Mijnheer de minister, ik denk dat het moment is gekomen om u hier in de Kamer eens ter verantwoording te roepen: 600 miljoen voor uw hele departement, 250 miljoen voor de realisatie van de Coperfin-hervorming. Mijnheer de minister, het resultaat is lamentabel en eigenlijk onaanvaardbaar. Wat vindt u daarvan en wat zult u eraan doen, mijnheer de minister? Ik zal met veel belangstelling luisteren naar het antwoord op mijn vragen.
09.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Maelen, dat zijn geen echte vragen. Het is veeleer commentaar.
Het Coperfin-moderniseringsproject van de FOD Financiën werd door de regeringen sedert 2002 opgevolgd en in goede banen geleid. De stand van zaken van het project werd voortdurend en met volledige doorzichtigheid geëvalueerd. Het project kwam immers 23 keer voor de Ministerraad, met een grondige analyse van de verschillende ministers van Begroting sinds 2002, zelfs leden van de partij van de heer Van der Maelen.
Tijdens elke fase werden de verschillende projecten onderzocht, becommentarieerd en goedgekeurd. Hierbij werden eventuele corrigerende maatregelen genomen. De beleidvoering van dat zeer ambitieuze en noodzakelijke moderniseringsplan beantwoordt dus aan de beste praktijk ter zake.
Ter herinnering, het project loopt van 2002 tot 2015. Bijgevolg zijn wij halverwege. In de toekomst zullen wij zeker rekening houden met de lessen die wij uit de eerste fase van Coperfin hebben getrokken. Fase C 2008 van het Coperfin-moderniseringsplan wordt momenteel ter goedkeuring aan de Ministerraad voorgelegd.
Er zijn zoveel voorbeelden van de goede werking van informatica bij Financiën. Ten eerste, ik heb alle klachten van de vakbonden per mail ontvangen. Er zijn pc's voor alle leden van het departement. Ik ontvang de klachten nu per mail, en niet meer via andere wegen. De toestand op veel afdelingen van mijn departement voor 2002 en 1999 was verschrikkelijk.
Ten tweede, ik heb zo veel keer gelezen dat tax-on-web onmogelijk zou zijn. De recentste operatie had een zeer groot succes. Meer dan 1,6 miljoen mensen hebben een elektronische aangifte gedaan. Men kan nu alle btw-aangiftes, alle aangiften voor vennootschapsbelastingen elektronisch doen. Dat geldt ook voor de douane. Dat functioneert nu ook. Wij hebben zoveel projecten gedaan.
Mijnheer de voorzitter, ik wil nogmaals zeggen dat ik bereid ben een hoorzitting te organiseren met de mensen van de ICT om het bewijs te leveren van de goede werking van het departement.
Een laatste commentaar, wij hebben nu een zeer grote hervorming gelanceerd. Bij de FOD Financiën rijzen nu enige informaticaproblemen. Men kan echter alleen informaticaproblemen hebben als er informatica is. In andere departementen hebben mijn collega's geen informaticaproblemen, omdat er geen evolutie in de informatica is.
Dat is wat ik heb geleerd over Justitie. Hoe dan ook, wij steunen de verschillende inspanningen van onze collega’s om in dezelfde richting te gaan. Zoveel commentaar te horen en te lezen dat een en ander slecht zou zijn aangepakt, is triest voor al degenen die zeer goed werk hebben geleverd in mijn departement.
Ik heb nog een naam gehoord van de heer Van der Maelen. Dat is nog een valse redenering. Ik heb zelfs in de pers gelezen dat die man aanwezig zou zijn op een vergadering. Dat is niet het geval. Het was iemand anders, maar goed. Hoe kan ik daarop een antwoord geven?
Ik herhaal dat er zoveel goede resultaten zijn. Het is onmogelijk een hele lijst te geven, maar ik ben bereid een hoorzitting te organiseren met het personeel van ICT. U zult zien, bijvoorbeeld voor de patrimoniale documentatie, hoe belangrijk het was meer en meer informaticamiddelen te hebben, niet alleen voor ons, maar ook voor de Gewesten, de gemeenten, veel particulieren, de notarissen en veel andere actoren op het economische vlak.
Maar goed, het is altijd de invalshoek van de heer Van der Maelen. Zijn commentaar heeft niet veel invloed op mij, maar het is triest voor al degenen op het departement die bezig zijn met zeer goede projecten.
09.03 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, u staat eenzaam. Ik ben niet honderd procent zeker, maar de verantwoordelijke ambtenaren die de ICT-invoering in uw departement moeten begeleiden, en u zijn de enigen die zeggen dat alles op wieltjes loopt, dat alles loopt zoals het moet in Financiën en dat op die informatisering niets is aan te merken.
Mijnheer de minister, de ambtenaren die ermee moeten werken, van de eerste tot de laatste, leveren een stroom van kritiek op de aanpak en de manier waarop het in uw departement loopt. Het feit dat u dat niet wenst in te zien – u onderkent zelfs het probleem nog niet – heeft mij ertoe gebracht dat ik een motie van aanbeveling heb geformuleerd met de vraag de aanpak van de informatisering bij het ministerie van Financiën te laten doorlichten door het Rekenhof.
Ik hoop dat wij stoppen met dit spelletje, maar u staat wel alleen, samen met een paar ambtenaren. Volgens u loopt alles goed, maar voor de rest zegt iedereen dat er bergen problemen zijn. Wij kunnen nog veel vragen en interpellaties in onze commissie houden, maar dat helpt ons niets vooruit. Laten wij het Rekenhof het laten doorlichten en wij zullen zien wat de uitkomst van het rapport is. Ik hoop dat het Rekenhof aanbevelingen formuleert die ons ertoe leiden het beter te laten verlopen.
Daarnaast hebt u twee voorbeelden gegeven van hoe goed de informatisering bij Financiën functioneert. Het eerste argument kon u niet flauwer bedenken. U zei dat u de reacties van de vakbonden nu via mail krijgt.
Een flauwer en lager argument om volgens u te bewijzen dat de informatisering van Financiën goed loopt kunt u echt niet vinden.
Tax-on-web was uw tweede voorbeeld. Mag ik u er even aan herinneren, mijnheer de minister, dat tax-on-web een halve oplossing is voor hetgeen ons bij de start was beloofd. Men had ons bij de start een vooraf ingevuld aangifte beloofd. U citeert cijfers. Ik vraag u echter om een antwoord te geven op mijn vraag. Als u van de 1,6 miljoen aftrekt wat de professionelen doen en als u er de aangiften die door uw eigen ambtenaren zijn gedaan aftrekt, dan vraag ik u hoeveel burgers er gebruik maken van het nieuwe instrument tax-on-web. U zal ervan staan kijken hoe laag dat percentage is. Ik denk dat het zelfs geen 25% van uw 1,6 miljoen is. Nu uitpakken met het succes van tax-on-web gaat dus niet op. Het is een halve oplossing voor wat was beloofd en het wordt weinig gebruikt door diegenen voor wie bij de aanvang de informatisering was beloofd. Ik vind het echt heel flauw.
Ten slotte verwijst u naar het feit dat uw verschillende projecten een twintigtal keren voor de Ministerraad zijn gekomen. Mijnheer de minister, u was er ziedend over maar ik en onze vicepremier hebben in 2006 gevraagd om een crisismanager aan te duiden voor Financiën. Een van de belangrijkste redenen om die crisismanager aan te duiden was het mismanagement dat onder uw politieke verantwoordelijkheid werd gepleegd wat betreft de invoering van internet bij de diensten van Financiën. Kom ons dus niet zeggen dat het de eerste keer is dat door iemand van de sp.a dit probleem wordt aangekaart.
Ik sluit af. Nogmaals, u zegt dat er geen probleem is. Wel, dan is er geen enkel probleem om het Rekenhof die ganse informatisering van Financiën eens te laten bekijken. Als blijkt dat er geen probleem is, mijnheer de minister, zal ik niet te beroerd zijn om hier in deze commissie te zeggen dat ik het fout had. Er is dus geen enkele reden om doorlichting door het Rekenhof af te wijzen. Volgens u is er immers geen probleem.
Ik kijk met belangstelling uit naar het stemgedrag van uw fractie en de andere leden van de meerderheid als we over die motie van aanbeveling gaan stemmen.
09.04 Minister Didier Reynders: …sp.a Financiën. Volgens de kiezers. Dat was zeer duidelijk in 2007. U kunt misschien Slangen nemen.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Dirk Van der Maelen en luidt als volgt:
“De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Dirk Van der Maelen
en het antwoord van de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen,
beveelt aan om het Rekenhof te gelasten met een onderzoek naar de informatisering van de FOD Financiën."
Une motion de recommandation a été déposée par M. Dirk Van der Maelen et est libellée comme suit:
“La Chambre,
ayant entendu l’interpellation de M. Dirk Van der Maelen
et la réponse du vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles,
recommande de charger la Cour des comptes de mener une enquête sur l’informatisation du SPF Finances.“
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Josée Lejeune en door de heren Christian Brotcorne, Raf Terwingen en Luk Van Biesen.
Une motion pure et simple a été déposée par Mme
Josée Lejeune et par MM. Christian Brotcorne, Raf Terwingen et Luk Van Biesen.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
10 Question de M. Maxime Prévot au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les demandes de l'UVCW afin de soulager les finances communales" (n° 8164)
10 Vraag van de heer Maxime Prévot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het verzoek van de UVCW om de gemeentefinanciën te ontlasten" (nr. 8164)
10.01 Maxime Prévot (cdH): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, l'Union des Villes et des Communes de Wallonie vient d'estimer le coût de la crise financière et économique que nous traversons. L'impact pour les communes s'élèverait en 2008 à environ 60.000.000 d'euros et entre 40 et 60.000.000 pour 2009. L'estimation passe respectivement à 90 et 80.000.000 d'euros selon que l'on intègre ou non la hausse du prix de l'énergie et la diminution des dividendes énergétiques. La crise touche de manière triple les communes:
- tout d'abord, au travers de l'inflation, qui grève les dépenses de personnel, de fonctionnement et de transfert;
- ensuite, avec la perte de valeur des actions, la baisse des dividendes de Dexia et l'augmentation du coût des crédits;
- enfin, avec son impact sur l'économie réelle, qui engendre une augmentation de la pauvreté et des dépenses des CPAS. À titre d'exemple, le président du CPAS de Namur a noté une croissance des demandes d'aide sociale de 30% lors des premiers mois de l'année.
Face à cette situation, l'Union des Villes et des Communes formule trois demandes urgentes parmi lesquelles la mise en place au niveau fédéral d'un mécanisme d'avances systématiques sur la perception des additionnels à l'IPP, ceci en vue de bénéficier en temps réel des effets sur les recettes des poussées inflationnistes.
Monsieur le ministre, quelle est votre position à cet égard? Le fédéral envisage-t-il de venir en aide aux communes pour leur permettre de passer le cap de cette crise avec un minimum de dégâts, tant que faire se peut? Les parlementaires, comme les municipalistes, sont particulièrement intéressés de savoir ce qu'il en est.
10.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur Prévot, depuis presque dix ans, je veille à prendre des décisions susceptibles d'avoir un impact positif sur les finances communales. Elles sont même très nombreuses. Quand je suis arrivé dans mon département, il s'agissait d'abord de tenter de résorber l'arriéré accumulé par mes prédécesseurs à l'égard des communes, qui se chiffrait en milliards de francs belges. Ce fut totalement fait en quelques années. C'est ce qu'on a appelé la dette "Rosoux" et qui fut examinée par la Cour des comptes et le parlement. J'ai veillé à ce que l'on restitue aux communes les sommes malheureusement conservées par l'État pendant de très nombreuses années sous la responsabilité de mes prédécesseurs.
Ensuite, nous avons fait en sorte de diminuer les prélèvements de frais administratifs à charge des communes dans le cadre de la collecte des impôts. L'État fédéral prélève l'impôt et le restitue par après aux pouvoirs locaux, mais cette tâche représente un coût. Comme vous le savez, nous avons supprimé les 3% de prélèvement et ramené à 1%, selon qu'il s'agit d'un des deux types d'additionnels restitués aux communes.
Puis, nous avons décidé de rendre possible pour les communes d'imposer des taxations à une entreprise comme Belgacom dans le cadre d'une logique de concurrence. Nous avons donc mis fin à une exception et une exonération.
Quant aux mécanismes d'avances, j'en ai introduit un. Et je suis d'ailleurs surpris que l'Union des Villes et des Communes soumette cette seule proposition.
Ce mécanisme d'avances existe. Pour vous donner un exemple, cette année, le paiement d'avances sans intérêts à l'IPP communal (additionnel communal impôt des personnes physiques), sur une période de deux mois, a été liquidé le 20 février et le 20 mars 2008. Leur récupération a eu lieu respectivement le 29 avril et le 29 mai 2008. Il est évident que de telles avances pourront être envisagées pour 2009. Cela fait déjà des années que nous octroyons des avances sans aucun intérêt à charge des communes. Il faut continuer à chercher des solutions comme celle-là, étant entendu que la responsabilité première en matière de financement des communes relève des Régions à travers le fonds des communes. C'est probablement là que le bât blesse le plus en termes de moyens disponibles. Je suis tout naturellement disposé à examiner l'ensemble des situations.
Pour les dividendes évoqués, nous sommes venus en soutien des communes dans un dossier comme Dexia; dans ce cas, nous n'étions pas actionnaires mais l'État fédéral a choisi de prendre une participation d'un milliard d'euros dans le groupe. Nous avons donné en outre une garantie d'État sur le refinancement interbancaire de Dexia. Les actionnaires de base étaient notamment les communes à travers le Holding communal. Je les remercie d'avoir fait l'effort de participer à l'augmentation de capital mais il faut rappeler le soutien de l'État.
Nous prenons toutes les dispositions possibles dans les limites de nos moyens pour venir en aide aux communes lorsque c'est praticable. Cette action doit faire l'objet d'une concertation avec l'autorité de tutelle sur ces communes, c'est-à-dire avec les pouvoirs régionaux.
10.03 Maxime Prévot (cdH): Je remercie le ministre et je ne disconviens pas que les Régions sont les interlocuteurs principaux quant au financement des communes. Il n'en demeure pas moins, comme vous l'avez rappelé en nous offrant un petit regard dans le rétroviseur, que le fédéral a la capacité d'actionner l'un ou l'autre levier.
Mon objectif était de me projeter dans le futur plutôt qu'énumérer tout ce que nous avions pu faire, même si c'était louable envers les communes. Je m'étonne alors tout comme vous, si ce mécanisme existe bel et bien et qu'il a déjà été activé à deux reprises en 2008, de voir cette demande formulée à nouveau en tête des recommandations ou des attentes. Cela veut-il dire – et je n'oserais le croire – que le mécanisme est méconnu ou que de nombreuses communes s'interrogent encore sur la manière de l'activer et les conditions d'accès? Je me ferai un plaisir de déterminer avec l'Union des Villes et Communes quels obstacles se dressent encore à l'utilisation de ce mécanisme.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "een foutieve aanvullende personenbelasting" (nr. 8264)
11 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'erreur dans la taxe additionnelle à l'impôt des personnes physiques" (n° 8264)
11.01 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de fiscus rekent in Kontich bij de aanvullende personenbelasting 5,7% aan, terwijl het slechts 5% is.
Is het juist dat het gemeentebestuur van Kontich hierover reeds in april contact heeft opgenomen met de administratie en een tweede keer in juni? Misschien was dat via internet en is de mail niet aangekomen. Dat kan ook zijn.
Hoe komt het dat de fout niet is rechtgezet bij de afrekeningen die nu bij de mensen in de bus vallen?
Wat zult u doen om deze fout uiteindelijk nog recht te zetten?
11.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Maelen, op 17 januari 2008 deelde het agentschap voor Binnenlands Bestuur van de Vlaamse overheid de aanslagvoet van de aanvullende belasting op de PB, aanslagjaar 2008, beslist door de gemeente Kontich tijdens de zitting van 17 december 2007, mee aan de FOD Financiën. De aanslagvoet is op 5,7% vastgelegd. De ingekohierde aanslagen zijn dus absoluut correct. Het is niet aangewezen om een rechtzetting uit te voeren.
Ik heb hier de tabel van de Vlaamse overheid met de referentie 2008, 5,7%. Er is misschien een fout gemaakt op een ander niveau, maar dankzij de heel goede informatisering van de FOD Financiën sinds dit jaar – waarop u jammer genoeg veel foute commentaar levert – is er geen fout gemaakt wat Kontich betreft. De informatie verkregen van de Vlaamse overheid werd correct toegepast.
Wij hebben gelukkig veel goede ambtenaren bij Financiën die heel goed werk leveren wat de PB’s betreft en dit op basis van de correcte uitwisseling van inlichtingen via elektronische weg.
11.03 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, ik heb contact gehad met het gemeentebestuur van Kontich, waar mij werd gezegd dat zij reeds in april contact hebben opgenomen met de FOD Financiën en dat nog een tweede keer hebben herhaald in juni. Blijkbaar is dit departement potdoof, ofwel zit het internetverkeer daar zodanig vast dat de informatie niet is terechtgekomen bij de bevoegde diensten bij het departement van Financiën.
Mijnheer de minister, hoeveel keer moet een burger of een gemeentebestuur zich wenden tot de FOD Financiën alvorens zij gehoor krijgen?
11.04 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, het spijt mij voor de heer Van der Maelen. Hij mag veel lawaai maken en zelfs veel contacten onderhouden met veel burgers. Ik heb echter documenten bij mij van de Vlaamse overheid, agentschap voor Binnenlands Bestuur, afdeling Antwerpen, gedateerd 17 januari 2008, betreffende de aanvullende belasting op de personenbelastingen, met een lijst van de gemeenten.
In die lijst staat voor Kontich: begin: 2008; einde: 2008; datum van de beslissing: 17 december 2007; aanvullende personenbelasting: 5,7%; van kracht op: 28 februari 2008. Dat document is ondertekend, voor de gouverneur, door de adjunct van de directeur.
Op basis daarvan hebben wij dus de inkohieringen georganiseerd.
Misschien hebben veel mensen in de fractie van de heer Van der Maelen een andere mening, maar tot nu toe werken wij op basis van officiële informatie en niet op basis van wat rumoer door enkele fractieleden in de omgeving van de heer Van der Maelen.
Het antwoord van de administratie is klaar en duidelijk.
11.05 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ik wil de heer minister van Financiën eraan herinneren dat het gemeentebestuur van Kontich een officiële instantie is. Het gemeentebestuur is, meen ik, het best geplaatst om te weten hoeveel de aanvullende personenbelasting bedraagt in die gemeente. Dat gemeentebestuur, die officiële instantie, heeft de FOD Financiën een eerste keer in april op de hoogte gesteld dat het niet 5,7% maar 5% is, en heeft dat een tweede keer gedaan in de maand juni, zeggende: dames en heren van de FOD Financiën, het is niet 5,7% maar 5%.
Is er een betere illustratie – ik denk van niet – dat men doof en blind blijft voor wat vanuit de samenleving naar de FOD Financiën gaat? Men is blijkbaar niet eens bij machte de machinerie flexibel aan te passen aan de juiste informatie die alleen de gemeente Kontich kan geven. De molen draait gewoon door bij Financiën!
11.06 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Maelen, ik ben geen specialist inzake de Vlaamse overheid, maar ik dacht dat de gemeenten onder de voogdij van Vlaanderen stonden. Ik weet dat echter niet zeker. Het was misschien een beslissing van de heer Van der Maelen zelf om geen voogdij over de gemeenten te hebben.
Sinds vele jaren, mijnheer Van der Maelen, komt er informatie van de voogdijoverheid. In mijn Gewest – misschien geldt dat niet in uw Gewest en in uw geest – is het tot op heden zo dat een gemeente beslist, waarna er een transfer van informatie naar een voogdijoverheid gebeurt. Met de goedkeuring van de voogdijoverheid krijgen wij informatie voor alle gemeenten.
Het is echter niet de taak van elke gemeente om ons informatie te sturen, noch van de burger en dat is evenmin uw taak. Er is een wet en een procedure ter zake en een voogdijoverheid.
Nogmaals, misschien ontbreekt het mij aan een informatie. Misschien bestaat er in Vlaanderen geen voogdijoverheid meer, maar dat is mij niet bekend.
11.07 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, dit is misschien wel het ultieme voorbeeld van het gebrek aan enige klantvriendelijkheid, niet eens ten aanzien van de burger, maar tegenover een andere officiële instantie; een gemeente, die in april een fout in de aanvullende personenbelasting meldt. De FOD Financiën en de minister hebben daarmee niet het minste probleem, en keuren dit zelfs goed, als ik het begrijp. De FOD Financiën kan niet de flexibiliteit aan de dag leggen om die aanpassing tijdig door te voeren.
Mijnheer de minister, ik stel vast dat u nog altijd niet hebt geantwoord op de vraag hoe men die fout uiteindelijk zal rechtzetten. Dit betekent immers dat de 20.000 belastingplichtigen van Kontich allemaal te veel belastingen hebben betaald. Dat zou voor een liberale minister toch een probleem moeten zijn. Hoe gaat men dat probleem rechtzetten?
11.08 Minister Didier Reynders: Er is misschien een probleem tussen de gemeente en de voogdijoverheid.
11.09 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Volgens de minister is er geen probleem, terwijl er volgens alle burgers van Kontich – en zeker volgens het gemeentebestuur – wel een probleem is.
11.10 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, ik merk op dat zij contact moeten opnemen met hun voogdijoverheid.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Hans Bonte aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het onderzoek van de CBFA naar de manier waarop Citibank beleggingsproducten van Lehman Brothers aan de man heeft gebracht" (nr. 8268)
12 Question de M. Hans Bonte au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'enquête de la CBFA sur la manière dont Citibank a vendu des produits de placement de Lehman Brothers" (n° 8268)
12.01 Hans Bonte (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is niet de eerste keer dat wij van gedachten wisselen over de problemen die Citibank maakt in onze samenleving en bij onze gezinnen.
Ik heb vanmorgen in antwoord op een vraag mogen vernemen dat ook de eerste minister, meer bepaald zijn vrouw, zich om de tuin heeft laten leiden door Citibank. Zij heeft daar producten van Lehman Brothers aangeschaft ten belope van 20.000 euro. Hij kan dus misschien troost zoeken bij een andere excellentie die in hetzelfde geval zit.
In elk geval, ontluisterend was toch wel het antwoord dat de eerste minister vanmorgen gaf op mijn vragen. Dat toonde aan dat de minister van Ondernemen, die aangekondigd had een onderzoek te bevelen bij zijn departement, nogal wat wind heeft verkocht omtrent de inhoud van dat onderzoek.
De eerste minister kwam met het verhaal dat er niets meer gebeurt dan de behandeling van individuele klachten van burgers, daar waar het onderzoek zou moeten handelen over de werkwijze van Citibank of op welke manier die bank bijna systematisch mensen op het verkeerde been heeft gezet. Dat onderzoek moet blijkbaar nog worden opgestart.
Dat is het onderzoek dat de minister van Ondernemen beweert te hebben bevolen, maar waarvan geen enkel spoor is terug te vinden op 25 september.
Ik herinner mij dat wij tijdens de bespreking van de State of the Union in de plenaire vergadering ook konden vernemen dat u zelf ook een opdracht had geformuleerd, of in elk geval dat de CBFA, de bankcommissie, zelf bezig was met een grondig onderzoek naar de manier waarop Citibank beleggingsproducten van Lehman Brothers aan de man heeft gebracht.
Ik hoop dat ik hieruit een beetje wijzer word dan vanmorgen. In elk geval heb ik drie zeer precieze en concrete vragen.
Met welke precieze onderzoeksopdracht hebt u de CBFA belast?
Indien dat schriftelijk is gebeurd, zou ik dat ook graag schriftelijk bekomen. Het lijkt mij in elk geval interessant om te weten wat er nu precies wordt onderzocht bij Citibank.
Ten tweede, wat is de stand van zaken? Zijn er al vaststellingen gedaan? In dit verband wil ik er te uwer informatie aan toevoegen dat de minister van Ondernemen – ik vermoed dat u elkaar toch af en toe eens spreekt – op een bepaald moment aankondigde dat de overheid zelf een strafklacht zou formuleren en Citibank voor de rechter zou dagen. Twee weken terug zong hij al een ander deuntje. Toen ik hem opnieuw ondervroeg zei hij dat de mensen maar naar de rechtbank moesten gaan. Mijn vraag hieromtrent is dus wat de stand van zaken is in het onderzoek van het onderzoek van de CBFA. Welke vaststellingen zijn er inmiddels gedaan?
Aansluitend daarbij, wanneer denkt u conclusies te kunnen trekken? Zoals u, ik en iedereen in deze commissie weten, kan de CBFA zelf reeds adviezen uitbrengen op basis waarvan de minister van Financiën een aantal lichte of zware stappen kan nemen ten aanzien van banken die zich niet houden aan de regels. In deze heeft dat vooral betrekking op de MiFID-regels die vanaf 1 januari 2007 effectief van kracht waren voor de ganse banksector.
12.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Bonte, eerst en vooral zijn er de aspecten inzake het prospectus dat door de Ierse autoriteiten werd goedgekeurd en krachtens de Europese richtlijn een paspoort kreeg in België. Ik veronderstel dat uw vraag niet over dat aspect van het dossier gaat hoewel het product op basis van dat prospectus in België kon worden verhandeld zonder dat de Belgische autoriteiten daartegen bezwaar konden inbrengen. Het prospectus werd goedgekeurd door de Ierse autoriteiten en kreeg een Europees paspoort in België op basis van de Europese richtlijn in dat verband. Het vormt de basis van de verschillende producten.
Een tweede aspect betreft de commerciële documentatie waarvan Citibank gebruikmaakt, en die ter goedkeuring aan de CBFA werd voorgelegd. Die documentatie – in dit geval een dubbelzijdige commerciële fiche – is voor zover mij bekend niet in twijfel getrokken. Zij geeft de identiteit van de emittent weer: Lehman Brothers, de rol van Citibank: tussenhandelaar, en het bestaan van een kredietrisico bij Lehman Brothers.
Het laatste aspect betreft informatie die daadwerkelijk geval per geval aan het loket aan de cliënten werd verstrekt. De CBFA onderzoekt de procedure die de bank hiertoe instelde. De individuele bezwaren van de cliënten die zouden oordelen dat zij niet de vereiste informatie hebben ontvangen ondanks de hiertoe ingestelde procedures, zullen moeten worden onderzocht in het licht van de omstandigheden die eigen zijn aan elk geval. In dit stadium is het onmogelijk conclusies van algemeen belang te trekken.
Kortom, wij gaan verder met het onderzoek, geval per geval, over welke directe informatie aan de cliënten werd gegeven.
12.03 Hans Bonte (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is toch wel een beetje merkwaardig, als ik het eerste deel van uw antwoord aanhoor. Die prospectussen zullen misschien allemaal wel effectief volgens de letter van de wet zijn.
Hetgeen mij steeds verbaast in dit dossier is dat de CBFA geen enkele opmerking heeft gemaakt wanneer het 14de Lehman Brothers-product van Citibank op de markt werd gebracht, nadat Lehman Brothers reeds een totaal andere rating had gekregen. Wanneer het reeds duidelijk was dat Lehman Brothers serieus in de problemen zat, wanneer het zelf reeds aangaf dat het existentiële problemen had. Men moet dat maar doen als kredietinstelling, aangeven dat men na zware saneringen nog eens serieuze verliezen, nog eens een ongelooflijk tekort heeft. Er is geen enkele gedragswijziging, geen enkele opmerking, geen enkele waarschuwing gekomen van de CBFA naar de kredietinstellingen.
Dat die prospectus, dat dat papier in orde is, zou er nog moeten aan mankeren. In elk geval verbaast het mij nogal dat de CBFA, de waakhond van de banksector, geen enkele opmerking heeft gemaakt. Ik weet niet over welk product het precies gaat als het gaat over die prospectus vanuit Ierland, u laat dat een beetje in het midden. U zal wellicht ongetwijfeld geïnformeerd zijn dat er 14 Lehman Brothers-producten op een rij gecommercialiseerd zijn geweest door Citibank.
Ten tweede, de commerciële documentatie nagaan is één zaak. Die commerciële documentatie moet wel worden gebruikt door de kantoorhouders. Die commerciële documentatie moet bij die kantoorhouders geraken. Ik heb zelf getuigenissen van kantoorhouders die zeggen dat zij dat product nooit in een prospectus hebben gezien, dat zij nooit documentatie hebben gekregen, zeker niet van het 13de en het 14de.
Met andere woorden, dat het papier ook hier opnieuw in orde is, zal wel juist zijn. De vraag en het onderzoek zou zich moeten toespitsen op de reële praktijk bij het commercialiseren van die producten, vooral omdat een aantal producten – de economische inspectie zal u daarop wijzen, de economische inspectie heeft intussen reeds heel wat werk verricht – aan de man zijn gebracht zonder dat er prospectussen aanwezig waren, zonder dat er werd vermeld dat het over een Lehman Brothers-product ging. Men weet dus dat de wet is overtreden. Men weet dat.
Toch laat men het blijkbaar bij een onderzoek of de documenten correct zijn, of de prospectussen in orde zijn en dat de commerciële documentatie die niet aanwezig was, niet in het Nederlands noch in het Frans, voor het 14de product.
Mijnheer de minister, met andere woorden, ik wil echt aandringen dat u hier een tand bijsteekt, al was het maar omdat wij als overheid, als Belgische Staat dit jaar reeds, in april, Citibank voor de rechter hebben gesleept, omdat het parket van Brussel Citibank heeft gedagvaard vanwege zijn commerciële praktijken.
Ik hoop dat de bankcommissie veel dieper gaat graven dan nu, ook al besef ik zeer goed dat ze daar weer voor een stuk haar eigen falen zal aantonen aangezien ze geen enkele waarschuwing heeft geformuleerd.
Ik zal afronden. Indien er iemand geïnteresseerd is bij de CBFA in mijn informatie, voor wat ze waard is, mijnheer de minister, ik ben steeds bereid om daaraan mee te werken. Ik wil in elk geval de regering doen opletten voor het de wereld insturen van allerlei beloftes, zoals uw collega Van Quickenborne, want het onderzoek ging reeds afgerond zijn, maar wij zullen er allicht nog de staart van zien.
Het incident is gesloten.
13 Question de Mme Karine Lalieux au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la déduction de la TVA" (n° 8302)
13 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de btw-aftrek" (nr. 8302)
De voorzitter: Met de toestemming van de heer Brotcorne geef ik nu graag het woord aan Mme Lalieux.
13.01 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, je remercie M. Brotcorne de m'avoir permis de poser ma question maintenant.
Monsieur le ministre, depuis plusieurs années, de nombreuses villes se sont dotées, tant en Belgique qu'à l'étranger, de halls d'exposition destinés à favoriser, d'une part, le commerce et, d'autre part, l'image générale que ces villes recherchent. Semblables halls ont requis dans bien des cas des investissements considérables.
Les solutions juridiques qui ont été choisies par les différentes villes présentent apparemment un point commun: la mise à disposition des infrastructures destinées à recevoir ces foires sont des prestations de services soumises à la taxe sur la valeur ajoutée. Telle était du moins l'interprétation qui pouvait être déduite par l'ensemble des acteurs économiques et institutionnels qui se sont lancés dans ce type d'opération. La déduction de la TVA était donc fort logique.
Il a fallu constater néanmoins que certains contrôleurs ne partageaient pas cet avis et considéraient que l'activité économique ainsi menée relevait des exemptions prévues tant au niveau européen qu'au niveau belge, à savoir la location de biens et d'immeubles par nature.
La Cour de justice européenne, par plusieurs arrêts, a défini la location immobilière comme consistant dans le fait qu'un bailleur confère au preneur pour une durée convenue et contre rémunération le droit d'occuper un immeuble comme s'il en était le propriétaire et d'exclure toute autre personne du bénéfice d'un tel droit. La mise à disposition, au profit de commerçants et d'organisateurs de foires de ces halls d'exposition ne peut, selon moi, s'assimiler à une location. En effet, les entités publiques qui sont à l'origine de la mise en place de ces halls ont un rôle actif en matière de supervision, de gestion et de maintenance du site. C'est d'ailleurs en raison de ces services que les commerçants ou organisateurs de foires font confiance à ces halls d'exposition.
Il est donc important que votre ministère puisse se prononcer clairement sur l'interprétation qu'il convient de réserver aux prestations de services offertes par ces halls d'exposition de manière générale. Dans chaque cas, on retrouve des constantes ainsi qu'indiquées ci-dessus (supervision, gestion, maintenance, sécurité, contrôle, publicité) qui sont autant d'éléments qui diffèrent de la simple location immobilière. En outre, des règlements de sécurité sont mis en place dans chaque cas.
Les signes ne manquent pas pour démontrer la plus-value qui distingue ce type de location et, partant, conduit à assujettir cette activité à la TVA.
Monsieur le ministre, quels sont les critères qui peuvent être retenus afin que les opérateurs économiques, et plus spécialement les entités qui sont à l'origine des halls d'exposition, puissent gérer leur patrimoine de la manière la plus transparente possible et surtout en toute sécurité?
Présidente: Josée Lejeune.
Voorzitter: Josée
Lejeune.
13.02 Didier Reynders, ministre: Madame la présidente, madame Lalieux, conformément à la jurisprudence européenne que vous citez, la mise à disposition par des villes au profit d'associations qui organisent des foires d'infrastructures destinées à recevoir de telles manifestations correspond a priori à une location immobilière exemptée de la TVA en vertu de l'article 44, §3, 2° du Code de cette taxe et n'ouvrant donc pas droit à déduction. Quant aux critères qui permettraient de qualifier autrement cette mise à disposition, j'ai déjà pu mentionner dans ma réponse à la question écrite n° 4-1052 du 5 juin 2008 de M. Alain Destexhe qu'il y a lieu de prendre en considération la nature objective de l'opération en cause et que l'ingérence du bailleur dans les conditions d'exploitation du locataire ne saurait à elle seule écarter la solution de la location immobilière.
Tout gît donc en fait dans chaque situation qui peut se présenter. À cet égard, la terminologie à laquelle vous avez recours demanderait à être précisée pour juger si elle correspond à des critères pertinents qui, en fonction notamment de la jurisprudence européenne, feraient basculer la mise à disposition des infrastructures de la location immobilière exemptée vers une opération imposable à la TVA. Quoi qu'il en soit, si vous visez un cas particulier, je vous invite à me fournir les coordonnées des intervenants pour que je puisse soumettre ce cas aux services compétents de mon administration. C'est toujours la meilleure façon de vérifier concrètement si le dispositif se traduit par une location exempte ou par un autre mécanisme qui doit être assujetti.
13.03 Karine Lalieux (PS): Je remercie le ministre pour la réponse que je viendrai chercher. Il y a donc clairement des logiques différentes pour les halls des expositions des différentes villes alors qu'ils sont dans la même structure institutionnelle. Vous comprendrez que la déduction de la TVA représente des sommes énormes au regard des investissements consentis par les villes. Il s'agit d'obtenir une gestion homogène de la TVA pour l'ensemble des villes avec une sécurité juridique pour les investissements des villes dans ce type d'infrastructures. Pour l'instant, cette sécurité juridique n'existe pas puisque c'est fonction des différents bureaux de TVA dans les différents arrondissements.
Puisque vous insistez, je vous soumettrai le cas précis et j'attendrai la réponse de votre voisin.
L'incident est clos.
14 Samengevoegde interpellaties en vragen van
- de heer Jan Jambon tot de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het politiek gestuurde aanwervingsbeleid bij de FOD Financiën" (nr. 183)
- de heer Francis Van den Eynde aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de aantijgingen rond de aanwervingspolitiek bij de FOD Financiën" (nr. 8190)
- de heer Jean-Marc Nollet aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de aanwerving van de contractuele beambten bij de FOD Financiën" (nr. 8195)
- de heer Jenne De Potter aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het beleid van de FOD Financiën inzake de indienstneming van contractuelen" (nr. 8199)
- de heer Dirk Van der Maelen tot de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het aanwervingsbeleid van de FOD Financiën" (nr. 186)
- de heer Raf Terwingen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het wervingsexamen van de FOD Financiën voor niveau C" (nr. 8203)
- de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de aanwerving van ambtenaren van niveau C+ bij de FOD Financiën" (nr. 8274)
14 Interpellations et questions jointes de
- M. Jan Jambon au vice-premier ministre et ministre des Finances et Réformes institutionnelles sur "les nominations politiques au SPF Finances" (n° 183)
- M. Francis Van den Eynde au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les accusations concernant la politique de recrutement au SPF Finances" (n° 8190)
- M. Jean-Marc Nollet au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le recrutement des agents contractuels au SPF Finances" (n° 8195)
- M. Jenne De Potter au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la stratégie du SPF Finances en matière de recrutement de contractuels" (n° 8199)
- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la politique de recrutement du SPF Finances" (n° 186)
- M. Raf Terwingen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'examen de recrutement du SPF Finances pour le niveau C" (n° 8203)
- M. Christian Brotcorne au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le recrutement d'agents de niveau C+ au sein du SPF Finances" (n° 8274)
14.01 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik zit nu ongeveer twintig jaar in dit Parlement en ik herinner mij dat op het ogenblik dat ik voor de eerste keer werd verkozen er een nieuwe mode ontstond in het politiek wereldje in dit land. Men had het voortdurend en overal over de nieuwe politieke cultuur.
De nieuwe politieke cultuur werd verondersteld het perfecte middel te zijn om het grote succes van mijn partij, het toenmalige Vlaams Blok – die naar verluidt, zei men toen, een misgroei betekende in de politiek en die in feite niet langer het geval mocht zijn – tegen te gaan met een aantal maatregelen. Dat was allemaal goed en wel, er werd daar veel tamtam rond gemaakt, er werd daar veel lawaai rond gemaakt.
Toen, zoals dat vaak gaat met modeproducten, begon dit begrip stilaan versleten te geraken. Ik moet u bekennen dat ik de laatste jaren die woorden nieuwe politieke cultuur niet meer hoor gebruiken. Ik heb trouwens de indruk dat niet alleen de woorden niet meer worden gebruikt, maar dat ook de principes ervan niet langer worden toegepast. Wij zijn dus terug in de oude politieke cultuur, ik kan het niet anders noemen.
Die oude politieke cultuur hield onder meer in dat politieke benoemingen schering en inslag waren in alle mogelijke administraties van dit land en dat dit als normaal werd beschouwd door de traditionele politieke partijen.
Ik geef dit als inleiding voor het verhaal dat wij de laatste jaren mochten horen in Aalst. Aalst ligt in Oost-Vlaanderen en maakt dus deel uit van mijn kiesomschrijving. Ik hoor daar regelmatig verhalen vertellen over een dame, die schepen is en die als het ware de traditie voortzet van mevrouw D’Hondt.
U zult zich misschien mevrouw D’Hondt herinneren. Mevrouw D’Hondt was een dame die ons werd voorgesteld als een mengeling tussen Bernadette Soubirous en Moeder Maria uit Palestina, die al het goede van de wereld in zich droeg, maar waarvan de mirakels bestonden uit het benoemen van ik weet niet hoeveel mensen uit het Aalsterse bij De Post.
Mevrouw D’Hondt, die christendemocrate was, heeft nu naar verluidt een verrijzenis op politiek vlak, maar dan niet meer bij een partij die zo christelijk wordt geprofileerd als de christendemocraten van toen, maar eerder bij de Vld. Die dame, die dus de reïncarnatie is van mevrouw D’hondt, zou een belangrijke rol spelen in uw kabinet.
Tot daar de verhalen die werden verteld in Aalst. Dan kwam de krant De Morgen en wie ben ik om te durven twijfelen aan de ernst van een krant zoals De Morgen. Die bracht daarover een heel groot verhaal. Mijnheer de minister, u kent dat artikel ongetwijfeld. Ik ga u dat niet voorlezen. In het kort vertelde de krant ons dat als men via het kabinet van Financiën in het Franstalig landsgedeelte wil worden benoemd, als men uit het Franstalig landsgedeelte komt, dan kan men terecht bij de minister en als men in het Vlaamse landsgedeelte woont, dan kan men terecht bij de betrokken dame, de reïncarnatie van mevrouw D’Hondt.
Mijnheer de minister, tot nog toe – u zult mij zeker terechtwijzen als dit niet zo is –, werden deze beweringen uit De Morgen niet weerlegd. Vandaar mijn vragen. Bent u op de hoogte van wat in de krant staat? Dat bent u ongetwijfeld. Wat is uw commentaar daarop?
Indien dat verhaal geheel of gedeeltelijk klopt, zult u dan maatregelen treffen om tenminste een klein beetje de nieuwe politieke cultuur die ondertussen zo versleten is opnieuw in voege te stellen? Ik denk dat het politiek misschien minder efficiënt zal zijn bij verkiezingen, maar het is wel goed voor de billijkheid en de rechtvaardigheid en dat is ook mooi meegenomen.
14.02 Jenne De Potter (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal geen lange inleiding geven zoals mijn voorganger. Het kader is ondertussen reeds voldoende geschetst.
In een aantal krantenartikels vernamen wij dat de aanwerving van contractuele ambtenaren bij de fiscus zou gebeuren via een systeem dat in de krant wordt omschreven als dienstbetoon en vriendjespolitiek. De meerderheid van die nieuwe contractuelen zou niet toevallig uit twee regio's komen, Aalst en Luik. In Aalst is een van uw kabinetsmensen schepen.
Volgens het artikel is het niet de FOD Financiën of de administratie die met het oog op de behoeften kijkt welke contractuele ambtenaren nodig zijn, maar geeft het kabinet veeleer lijsten van namen door.
Mijnheer de minister, ik heb een aantal duidelijke vragen waarop een duidelijk antwoord kan worden gegeven. Ook een aantal andere collega's, zoals de heer Van Biesen, vragen meer duidelijkheid in dit dossier.
Is het bericht in De Morgen juist? Nog veel belangrijker, kunt u de regionale verdeling geven van de contractuelen van de FOD Financiën die de voorbije acht jaar zijn aangeworven? De beste verdediging is de juiste cijfers zwart op wit geven. Alle commissieleden hebben daar recht op.
14.03 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, vijf jaar ver in de Coperfin-hervorming hebben wij eerst eens naar de informatica gekeken en nu is het de beurt aan het personeel.
Mijn eerste verrassing is de volgende. Aangezien de Coperfin-hervorming voorziet in de afbouw van het aantal personeelsleden bij de FOD Financien had ik van een liberale minister van Financien iets anders verwacht. Niet alleen minister Van Quickenborne van Open Vld, maar ook de MR heeft het voortdurend over minder staat, besparen op de overheid,”ambetantenaren”, enzovoort. Een normaal mens zou verwachten, als de minister doet wat hij openlijk belijdt, dat het aantal personeelsleden bij het departement van Financiën zou dalen. Groot was mijn verrassing vast te stellen dat de minister van het progamma om 5.000 tot 6.000 minder ambtenaren in dienst te hebben, ongeveer 10% heeft gerealiseerd.
Dat is de eerste vaststelling. De conclusie is dat bij de liberalen de woorden zeker niet altijd overeenstemmen met de daden.
Als we, ten tweede, eens naderbij bekijken hoe het komt dat die daling zo beperkt is gebleven, dan blijkt dat er een heel grote instroom is van contractuelen en andere tijdelijken. Dat hebben we eens nader onderzocht.
Mijnheer de minister, ik weet niet of u het wist, want liberalen weten blijkbaar niet altijd wat er op hun kabinet gebeurt. Kijk maar naar Dewael, die niet wist dat er onder zijn neus promoties van kabinetsleden plaatsvonden. Het zou dus ook kunnen dat u het niet weet, mijnheer de minister, maar op uw kabinet is er een Vld-interimkantoor actief, met aan het hoofd ervan een Vld-schepen uit de stad Aalst.
Opnieuw, op het eerste gezicht zouden we denken dat het Vld-interimkantoor daar echt heel goed werkt. Welnu, ik heb cijfers over de aantallen jobstudenten. Langs Vlaamse kant werd een goede 600-tal jobstudenten geworven. 331 van die jobstudenten komen uit de provincie Oost-Vlaanderen, het kiesgebied waar die Vld-schepen zich bij de verkiezingen van 2004 kandidaat stelde.
Het gaat nog verder. Er zijn 331 jobstudenten uit Oost-Vlaanderen, en de helft van hen komt uit Aalst.
Nog sterker, 31 van die jobstudenten komen uit de deelgemeente Erembodegem, die u waarschijnlijk niet kent, maar dat is de woonplaats van het hoofd van het Vld-interimkantoor op uw kabinet, mijnheer de minister.
Ik heb ook cijfers over de Rosetta’s. Langs Vlaamse kant werden er een goede 200 Rosetta’s aangeworven. Van twee op drie – u hoort dat goed – van de mensen met zo’n eerste werkervaringcontracten is de woonplaats – raad eens? – Aalst. Twee op drie!
Ik zou kunnen zeggen: goed voor zichzelf gewerkt, dat heeft die dame zeker gedaan.
Echter, als ik er dieper op inga – ik heb dat gedaan –, dan rijst de vraag hoe zorgvuldig dat interimkantoor omspringt met de belangen van het departement Financiën. Vertrekt de aanwerving van contractuelen vanuit de bezorgheid om de lacunes in de FOD Financiën op te vullen, daar waar de mensen nodig zijn? Wordt er gekeken naar de kwaliteit van de mensen die worden aangeworven? Moeten de Rosetta’s een selectieproef doorstaan? Het antwoord luidt: neen. Moeten zij een interview doorstaan? Antwoord: neen. Er is dus absoluut niet de minste bezorgdheid over kwaliteit van het personeel dat wordt aangeworven, evenmin als om de invulling van de lacunes bij de FOD Financiën.
Ik heb me afgevraagd of er naast het Vld-interimkantoor op het kabinet misschien ook een MR-interimkantoor zou zijn. Dat zou kunnen, nietwaar?
Mijnheer de minister, om dat te weten, heb ik u op 28 april een schriftelijke vraag gesteld, waarin ik u onder meer vroeg om over de periode 2003-2007 informatie te geven over de wervingen van contractuelen, gerangschikt volgens de postnummer van hun woonplaats.
Zo zouden wij kunnen zien waar de woonplaats is van die dames en heren, die bij de FOD Financiën worden aangeworven. Vandaag is het 12 november en ik heb die informatie nog altijd niet. Ik heb wel een stuk informatie: zoveel uit Vlaanderen, zoveel uit Brussel en zoveel uit Wallonië. De vraag naar de woonplaats heb ik echter nog niet gekregen.
Sterker nog, in het antwoord op mijn schriftelijke vraag zei de minister: “Ik houd dat ter beschikking van het geachte lid”. Wel, het geachte lid heeft een brief geschreven naar de minister op 18 september en heeft nog altijd die informatie niet gekregen. Het geachte lid heeft contact opgenomen met het hoofd van de personeelsdienst van de FOD Financiën, en daar werd meegedeeld dat alle informatie bij het antwoord van de administratie, is bezorgd aan het kabinet. Ik heb verschillende keren naar het kabinet gebeld om de informatie te krijgen. Ik heb mij persoonlijk aangeboden op het kabinet om de informatie te krijgen. Ik heb die informatie nog altijd niet gekregen.
Ik rond af met mijn vraag. Wanneer krijgt een verkozen parlementslid, dat aanwijzingen heeft dat er misschien iets loos kan zijn met de aanwervingen van contractuelen, waar hij recht op heeft, met name de informatie over de woonplaats? Indien mogelijk kreeg ik ook graag enige toelichting over de kwaliteitszorg waarmee men de aanwervingen omgeeft. Wanneer krijg ik die informatie?
14.04 Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, misschien zult u het niet geloven, maar toen ik deze vraag indiende, was het – en het is nog steeds – een puur informatieve vraag. Zij komt nu terecht in samengevoegde vragen die veeleer suggestief lijken. Dat is niet de bedoeling van mijn vragen. Ik kan dus ook zeer kort zijn. Ik heb geen nood aan introducties die allerlei insinuaties doen.
Ik heb wel vernomen dat op een gegeven ogenblik in september bij Selor een procedure met spoed werd opgestart om over te gaan tot de aanwerving van een tweehonderdtal personen. De geslaagden zouden vanaf november worden aangeworven als statutair ambtenaar. Ik hoorde echter tegelijkertijd dat er wel degelijk nog een aantal contractuele personeelsleden bij de FOD Financiën aanwezig waren die al slaagden in het bewuste Selorexamen.
Ik vond dat een rare situatie, maar ik ga niet langer uitweiden. Overweegt de minister die contractuele personeelsleden, die aan alle examenvoorwaarden hebben voldaan en beschikken over de nuttige ervaring, bij voorrang aan te werven als statutair ambtenaar. Zo neen, waarom niet?
14.05 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, je n'ai pas les connaissances locales de M. Van der Maelen, mais j'ai cependant été interpellé par cet article de presse relatant l'organisation par Selor, pour le compte du SPF Finances, du recrutement d'agents du rôle linguistique néerlandophone.
Pourquoi? D'abord, parce qu'il était question de recruter des agents du niveau C+, ce qui est en soi un peu étrange, la tradition voulant davantage passer par le recrutement d'agents de niveau C et que ce recrutement peut peut-être, d'où ma première question, causer préjudice à ceux qui sont aujourd'hui de niveau C par rapport à leurs chances de promotion, par exemple.
Deuxième question: il semblerait que, sur les 2.900 candidats, 500 lauréats sont sortis dont 75 proviendraient de la région d'Alost. Dans cette région est-on plus enclin qu'ailleurs à travailler au SPF Finances? L'interrogation vaut la peine d'être posée. Pourquoi un tel niveau de réussite dans cette région?
Enfin, envisagez-vous d'organiser le même type de recrutement pour la partie francophone du pays? Si non, pourquoi? En effet, modifier des contractuels en statutaires est plus intéressant pour une carrière.
14.06 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, en ce qui concerne la question de M. Brotcorne, – et je vais encore y revenir – j'ai déjà eu l'occasion d'annoncer en commission, même si ce n'est pas en présence de tous les parlementaires, les raisons pour lesquelles des problèmes spécifiques se posent dans le recrutement d'agents néerlandophones. C'est évidemment lié à la situation du marché du travail. Pour cette raison, nous avons lancé des procédures, que j'avais déjà annoncées depuis quelque temps, spécifiquement destinées à des recrutements du côté néerlandophone.
Je vous avoue que je n'ai pas de réponse particulière, lorsque 2.000 candidats se présentent, quant au fait de savoir pourquoi on réussit mieux venant d'une province ou d'une commune que d'une autre. On peut imaginer beaucoup de choses mais, lorsque les candidats sont soumis à une épreuve de sélection, je ne peux envisager une autre attitude de ma part que de respecter le classement tel qu'il m'est proposé en fonction des réussites des examens.
Je signale d'ailleurs que j'ai déjà reçu voici quelques semaines plusieurs questions concernant la région d'Alost mais qui étaient différentes. Elles visaient à connaître les raisons d'un manque de personnel aussi important dans les contrôles TVA à Alost. J'essaie parfois de suivre le cheminement de la pensée d'une réunion à l'autre mais ce n'est pas toujours évident.
Er is een gebrek aan personeel voor de btw-controle in Aalst. Ik heb van bepaalde mensen gehoord dat we meer mensen moesten hebben in Aalst. Nu heb ik gehoord dat we te veel mensen zouden hebben in Aalst. Met de heer Van der Maelen heb ik ter zake een zeer grote ervaring.
Wat de gegevens betreft, ik heb gewacht in commissie, maar u was afwezig. U was hier niet.
14.07 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): (…)
14.08 Minister Didier Reynders: Neen, ik heb gewacht in commissie. Dat is niet erg. Ik heb alle gegevens naar de griffier van de Kamer gestuurd. Dat is de normale weg om een oplossing te vinden. U kunt ter zake veel documenten krijgen.
Monsieur le président, quand des questions me sont posées et qu'on me les annonce par voie de presse, je viens en commission pour y répondre. Mais lors de cette séance de commission, je confirme que nous avons attendu ensemble et que M. Van der Maelen n'est jamais venu. Après, en faire un esclandre…
J'en ai même fait un communiqué.
Ik blijf altijd correct. Dat is een zeer groot verschil met u, mijnheer Van der Maelen. Het is echter de waarheid. Ik heb gewacht tot het laatste uur in de commissie. U was afwezig.
14.09 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Ik was verontschuldigd. Het ging ook niet over dit onderwerp.
14.10 Minister Didier Reynders: Ik kom altijd naar de commissie om antwoorden te geven. Ik doe dat niet in de krant of via een ander medium.
Ik herhaal, er zijn veel documenten beschikbaar bij de griffier.
Ik kom tot de vragen. Ik wens er eerst en vooral aan te herinneren dat de regering tijdens de vorige zittingsperiode heeft beslist om de indienstneming als contractueel ambtenaar aan de naleving van bepaalde voorwaarden te onderwerpen. Zo bepaalt het koninklijk besluit van 25 april 2005 tot vaststelling van de voorwaarden voor de indienstneming bij arbeidsovereenkomsten in sommige overheidsdiensten onder meer dat de kandidaat voor een contractuele betrekking geslaagd moet zijn voor een vergelijkend wervingsexamen of een vergelijkende selectie door Selor voor de overheidsdiensten georganiseerd met een niet verstrijkende geldigheidsduur en overeenstemmend met het niveau van de uit te oefenen functie, of bij ontstentenis geslaagd moet zijn voor een selectietest, die overeenstemt met het functieprofiel.
Het is dus onjuist dat dergelijke aanwervingen zonder objectie regels zouden gebeuren, zoals sommigen beweren.
Om als contractueel ambtenaar in dienst te kunnen worden genomen, moet de kandidaat blijk hebben gegeven dat zijn vaardigheden overeenstemmen met het niveau waarnaar hij solliciteert.
Monsieur le président, à la lecture des données statistiques que j'ai déposées au greffe, je peux répondre par la négative à une des questions posées, même si la réglementation est récente puisqu'elle date de 2005. Non, les agents francophones ne proviennent pas essentiellement de Liège. En effet, pour les agents contractuels à durée indéterminée, 388 ont leur résidence dans la province de Liège et 618 dans la province du Hainaut.
Cela s'explique peut-être par le fait que, par le passé, il n'y avait pas de règle comme prévu dans l'arrêté royal que je viens de citer. En effet, autant d'années plus tard, quels que soient les changements de ministres, on se retrouve avec 618 contractuels à durée indéterminée dans la province du Hainaut pour 388 dans la province de Liège. Je vous donne ces chiffres pour vous donner une idée puisqu'il s'agit des provinces les plus peuplées de la Région wallonne. De plus, ce sont celles qui fournissent le plus grand nombre de ministres des Finances au fil des années.
Au-delà du lieu d'habitation, je reste convaincu qu'il est plus important de connaître l'affectation des agents contractuels pour déterminer si elle correspond réellement aux besoins des différentes administrations de mon département.
Première constatation: plus de 40% des agents contractuels à durée indéterminée ont leur résidence administrative dans la Région de Bruxelles-Capitale dont on connaît les difficultés chroniques en matière de personnel.
Aan nederlandstalige kant worden de nieuw aangeworven statutaire ambtenaren voornamelijk in Brussel en in Antwerpen aangesteld. Hetzelfde beleid wordt gevoerd voor contractuele personeelsleden ook al gebeuren er in minder mate elders aanstellingen.
Dat is niet
abnormaal aangezien de ambtenaren worden aangeworven om het geheel of
gedeeltelijk tekort aan statutaire ambtenaren op te vangen. Onder de
contractuele ambtenaren van de Nederlandse taalrol zijn er 203 in de Antwerpse
regio aangesteld, goed voor nagenoeg alle beschikbare reserves voor deze regio.
Aangezien Brussel de andere belangrijke aanstellingsplaats is van ambtenaren
van de Nederlandse taalrol is het niet abnormaal vast te stellen dat zij
voornamelijk uit Brussel, Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen komen, namelijk in
totaal 908 ambtenaren.
Wanneer ik meer
specifiek op de problematiek van Aalst inga, stel ik vast dat 166 in dienst
zijnde ambtenaren hun woonplaats hebben in een gemeente waarvan de postcode met
93 begint. Ik stel echter ook vast dat er 153 hun woonplaats hebben in een
gemeente waarvan de postcode begint met 94 en 127 in een gemeente waarvan de
postcode begint met 95. Met de cijfers ter ondersteuning zie ik echt niet waar
zich de hevig bekritiseerde wanverhouding bevindt.
Je tiens à préciser que l'engagement des agents contractuels se fait en étroite collaboration entre ma cellule stratégique et l'administration. C'est d'ailleurs cette dernière qui détermine les administrations et les résidences administratives qui, elles-mêmes, déterminent en grande partie le domicile des candidats retenus.
Pour ce qui concerne la politique des recrutements tant statutaires que contractuels, le service Personnel et Organisation de mon département a lancé un programme en vue de la rendre plus efficace et de la faire répondre au mieux aux besoins des différents services. Je pense que les premiers résultats se feront sentir à brève échéance.
Les questions portant sur les difficultés de
recrutement ces derniers temps dans la répartition par rôle linguistique ont
été jointes. J'en reviens
donc à la question de M. Brotcorne en ook aan de vraag van de heer Terwingen.
Eerst en vooral wil ik verduidelijken dat het niveau C+ niet bestaat in de reglementering. Het gaat om een vergelijkende wervingsselectie in niveau C.
Zoals ik reeds meermaals in deze commissie kwam toelichten, vertoont mijn departement in de Nederlandse taalrol een aanzienlijk tekort aan statutaire wervingen in de niveaus A en B. Dat tekort is te wijten aan het feit dat er minder belangstelling is dan aan Franstalige zijde voor de door de FOD Financiën voorgestelde betrekkingen.
C'est pour pallier au plus vite cette importante insuffisance de recrutement que le comité de direction a pris la décision de procéder à une sélection comparative de recrutement dans le niveau C en vue d'engager des assistants administratifs ayant un intérêt pour la fiscalité et la comptabilité et les matières juridiques et financières et dont on peut supputer qu'ils disposent des aptitudes pour rapidement réussir une sélection comparative d'accession au niveau B. Le profil ainsi déterminé est plus ciblé que celui prévu dans une sélection organisée en 2005. C'est la raison pour laquelle l'option a été retenue d'organiser une sélection spécifique.
Je tiens à répéter qu'il s'agit, dans les circonstances actuelles, de la seule solution réaliste pour combler le manque de personnel dans le rôle linguistique néerlandais. Nous avons manifestement un manque de candidats.
Als ze aan de toetredingsvoorwaarden voldeden, konden de in dienst zijnde contractuele ambtenaren zoals alle andere geselecteerde kandidaten aan deze wervingsselectie deelnemen. Voor de 502 laureaten zijn er trouwens…
(…): (…)
14.11 Didier Reynders, ministre:Nous avons justement des candidats pour remplir les niveaux A et B dans le rôle linguistique francophone, mais nous constatons un manque d'intérêt du côté néerlandophone. C'est probablement en raison de la situation du marché du travail. Comme je l'ai expliqué à plusieurs reprises en commission, nous avons observé ce manque d'intérêt de candidats et de lauréats proportionnellement parlant. C'est pourquoi nous avons cherché une solution pour trouver des personnes à même de remplir ces fonctions dans le rôle linguistique néerlandophone.
Il est amusant que ces questions portent sur le trop-plein de personnel dans une partie de la Flandre, alors que d'autres questions portent sur le manque de personnel en général dans tout le département. Je me souviens d'une question à propos d'un bureau d'Alost. J'essaie de réconcilier l'ensemble des interrogations, mais ce n'est pas facile!
Sur les 502 lauréats, 196 sont en activité dans mon département ou dans un autre SPF – puisqu'il s'agit de sélections organisées par le Selor.
Op grond van de gegevens waarover ik momenteel beschik dankzij de informatica op mijn departement, kan ik het volgende mededelen. Mijnheer Van der Maelen, met de slechte informaticatoestand op mijn departement is het echter niet gemakkelijk om u dag na dag alle details te geven. Ik moet misschien nog vijftien jaar wachten om een echt informaticaprogramma te hebben. Ik probeer niettemin om details te geven.
Op grond dus van de gegevens waarover ik momenteel beschik, kan ik u mededelen hoe de laureaten per provincie zijn verspreid. Voor Brussel en Vlaams-Brabant is dat 15%, voor Antwerpen 18%, voor Limburg 9%, voor West-Vlaanderen 13% en voor Oost-Vlaanderen 45%.
U moet het misschien eens aan mijn collega van Ambtenarenzaken vragen. Het is immers de taak van Selor om een dergelijke selectie te organiseren.
Voor de Franse taalrol werd een dergelijke selectie niet georganiseerd, omdat er binnen voornoemde taalrol geen moeilijkheden zijn om ambtenaren van niveaus A en B aan te werven, wat de prioriteit van mijn departement blijft.
Monsieur Brotcorne, je répète qu'il n'y a pas d'organisation de ce type d'épreuve du côté du rôle linguistique français puisqu'il n'y a pas de difficulté de recruter des agents de niveau A et B, ce qui reste la priorité. S'il a été organisé des épreuves de sélection pour les niveaux C+ du côté néerlandophone, c'est en raison du manque de candidats intéressés, en espérant que ceux qui réussissent pourront ensuite passer rapidement au niveau B.
Monsieur le président, voilà ce que je peux dire sur ce dossier.
14.12 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik heb geprobeerd de cijfers te volgen. Het ging in dit geval over de contractuelen. Laten wij bij de essentie blijven. Wanneer ik de cijfers die u ons geeft voor de postcodezone 9300 Aalst optel bij die van postcode 9400 Ninove dat op zo’n goede 12 km van Aalst ligt, – en dan durf ik nog niets zeggen over postcode 9500 Geraardsbergen, collega – kan ik alleen maar vaststellen dat dit een streek is die zeer vruchtbaar is wat het naar voren sturen betreft van mensen die als contractuele ambtenaren bij de FOD Financiën kunnen worden aangeworven.
Ik durf bijna zeggen dat het een miraculeuze streek is. Mijnheer de minister, u moet opletten. Er zijn nu niet alleen Scherpenheuvel, Banneux, en Beauraing in uw streek. Zorg dat u niet te veel concurrentie organiseert! Binnenkort gaat men op bedevaart naar Aalst om een job te vinden in Brussel, en dat is misschien niet zo gunstig voor de commercie in Banneux.
Neem het mij niet kwalijk, ik blijf bij de opmerkingen die ik maakte bij het begin van mijn vraag daarstraks.
14.13 Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Wij zullen die cijfers verder bekijken en verder bestuderen. U hebt een zeer uitvoerig antwoord gegeven, en ik wil de capaciteiten van mijn provinciegenoten absoluut niet onderschatten, integendeel. Maar ik stel een sterke concentratie vast aan die kant van de provincie. Wij gaan dat verder onderzoeken.
Wat voor mij het belangrijkste is, is dat als men mensen aanwerft hun capaciteiten en hun motivatie hoog zijn. Dat is voor mij het allerbelangrijkste en niet de woonplaats, de politieke kleur of iets dergelijks, tot zover mijn repliek.
14.14 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ik zeg ten behoeve van mijn collega’s dat hieruit lessen kunnen worden getrokken. Een eerste les die zelfs de jongste collega’s al hebben gekregen, is dat wanneer men een schriftelijke vraag indient bij Didier Reynders, men lang moet wachten op een antwoord.
Ik kreeg het antwoord op mijn schriftelijke vraag op 2 september. Toen de minister zei dat de rest van de informatie ter beschikking van het parlementslid werd gehouden, was ik zo naïef te geloven dat dit vanzelf zou komen. Dat was niet het geval.
Op 18 september heb ik u een brief geschreven. Correcte ministers antwoorden tenminste op brieven die ze ontvangen van kamerleden. Ik heb geen antwoord gekregen.
Ik zal u de rest van het verhaal besparen. Het komt hierop neer. Men verontschuldigt zich dat men niet aanwezig kan zijn in een commissievergadering en dient een interpellatie in. Dan zal men de informatie krijgen. Men moet dan wel aanvaarden dat de minister, die al weken wacht met de informatie die op zijn kabinet ligt, u verwijt dat u afwezig of verontschuldigd was op een vergadering. Trouwens, ik was verontschuldigd omdat ik op datzelfde moment in de commissie voor de Buitenlandse Zaken wou deelnemen aan een debat over de situatie in Congo.
De les is: blijf een vergadering afwezig, dien dan een interpellatie in en dan krijgt u uw informatie.
Ten tweede, hoedt u voor conclusies op basis van hetgeen de minister hier heeft meegedeeld. Bekijk die cijfers heel rustig en goed. Ik zal het hier niet doen, maar ik kan u voorbeelden geven van handigheden van de minister waarbij hij met cijfers onderbouwde antwoorden geeft die er achteraf volledig naast blijken te zitten.
Ik sluit af met Aalst. Wat is in Aalst het probleem? Het probleem is niet het aantal mensen dat daar werkt, maar wel de capaciteiten van de mensen die daar zitten. De capaciteiten van die mensen laten niet toe om daar de btw-controles te doen.
Ik heb daarom een motie van aanbeveling ingediend. Het is opnieuw hetzelfde. Volgens de minister is er geen enkel probleem, maar alle cijfers wijzen in een andere richting. Laat het Rekenhof de wijze waarop de contractuelen worden aanvaard eens doorlichten. Ik heb geen weerlegging gehoord van de Rosetta-werkervaringscontracten.
Mijnheer de minister, ik heb een lijst met namen van politici die jobstudenten aanbevelen bij het Open Vld-interimkantoor. Als u dat wilt, kan ik dat bekendmaken. U staat er niet op. Ik zou mij ongerust maken. Bij dat interimkantoor ligt u niet goed. U staat er niet op, maar collega’s die hier aanwezig zijn, staan er wel op.
Voorzitter, ik denk dat het hoognodig is dat het Rekenhof eens een doorlichting doet van de wijze waarop, en vooral het gebrek aan zorg, waarmee de contractuelen worden geworven bij het ministerie van Financiën. Ik ben benieuwd te zien hoe de collega’s die vandaag mee vragen hebben gesteld en hun fracties volgende week zullen stemmen als de motie van aanbeveling ter stemming wordt voorgelegd. Gaan ze op automatische piloot weer naar de eenvoudige motie of zullen ze de moed hebben te laten onderzoeken op welke manier de minister die al negen jaar op dat departement zit contractuelen heeft geworven, eigenlijk ingaand tegen het credo van minder Staat en ambetantenaren? Dat is dus klaarblijkelijk de houding van die minister: zijn algemene verhaaltjes gelden niet, als hij maar contractuelen kan werven op zijn departement.
14.15 Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, bedankt voor het antwoord. U heeft informatie gegeven op mijn informatieve vraag. Het antwoord was duidelijk wat mij betreft. Ik ben niet ingegaan op de situatie in Aalst, waar ik als Limburger “ver van mijn bed” kan zeggen.
14.16 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, j'ai compris le pourquoi. En fait, on était à la recherche d'un profil spécifique et on a fait cet examen, que l'on pourrait apparenter à un examen de niveau C+. Je reste cependant encore avec mes interrogations au vu des résultats et de l'origine des lauréats. Monsieur le ministre, vous avez dit tout à l'heure qu'à une époque où il n'y avait pas de règles et que l'on recrutait des CDI, il y en avait plus dans le Hainaut qu'à Liège. Mais voilà, vous l'avez dit vous-même: à l'époque, il n'y avait pas de règles. Aujourd'hui, il y en a; les choses ont peut-être changé. Il faut voir aussi depuis quand ils sont là. Et lorsqu'il s'agit d'un examen organisé par le Selor, arriver à des résultats comme ceux-là, cela m'interpelle. Cela mériterait peut-être, de la part du responsable du département, d'investiguer davantage pour essayer d'obtenir des raisons objectives à une présence aussi massive de lauréats de cette région.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Dirk Van der Maelen en luidt als volgt:
“De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Dirk Van der Maelen
en het antwoord van de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen,
beveelt aan om het Rekenhof te gelasten met een onderzoek naar de aanwervingen van contractuele personeelsleden bij de FOD Financiën sinds 2000."
Une première motion de recommandation a été déposée par M. Dirk Van der Maelen et est libellée comme suit:
“La Chambre,
ayant entendu l’interpellation de M. Dirk Van der Maelen
et la réponse du vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles,
recommande de charger la Cour des comptes de mener une enquête sur les recrutements de personnel contractuel au SPF Finances depuis 2000.“
Een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Barbara Pas en door de heren Hagen Goyvaerts en Francis Van den Eynde en luidt als volgt:
“De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Dirk Van der Maelen
en het antwoord van de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen,
vraagt de regering
onverwijld de nodige stappen te zetten om het politiek gestuurde aanwervingsbeleid bij de FOD Financiën ongedaan te maken."
Une deuxième motion de recommandation a été déposée par Mme Barbara Pas et par MM. Hagen Goyvaerts et Francis Van den Eynde et est libellée comme suit:
“La Chambre,
ayant entendu l’interpellation de M. Dirk Van der Maelen
et la réponse du vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles,
demande au
gouvernement
de prendre sans plus attendre les mesures nécessaires pour mettre fin à la politique de recrutement à caractère politique au sein du SPF Finances.“
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Josée Lejeune en door de heren Christian Brotcorne, Jean Cornil, Raf Terwingen en Luk Van Biesen.
Une motion pure et simple a été déposée par Mme
Josée Lejeune et par MM. Christian
Brotcorne, Jean Cornil, Raf Terwingen et Luk Van Biesen.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.27 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.27 heures.