Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de algemene Zaken en het Openbaar Ambt

Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

 

van

 

woensdag 12 november 2008

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 12 novembre 2008

 

Matin

 

______

 

 


La séance est ouverte à 10.23 heures et présidée par M. André Frédéric.

De vergadering wordt geopend om 10.23 uur en voorgezeten door de heer André Frédéric.

 

01 Vraag van de heer Hans Bonte aan de eerste minister over "het aangekondigde onderzoek naar de handelspraktijken van Citibank en andere kredietinstellingen inzake de verhandeling van Lehman Brothers-producten" (nr. 7667)

01 Question de M. Hans Bonte au premier ministre sur "l'enquête annoncée sur les pratiques commerciales de Citibank et d'autres établissements de crédit dans le cadre de la vente de produits Lehman Brothers" (n° 7667)

 

01.01  Hans Bonte (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik wil u nog mijn excuses aanbieden, omdat ik de vorige keer net te laat was om deze vraag te stellen. Het is misschien goed dat ze vandaag kan worden gesteld, aangezien ik nog wat bijkomende vragen heb over Citibank, meer bepaald over Lehman Brothersproducten die door Citibank zijn gecommercialiseerd. Ik heb ook een aantal vragen aan andere ministers kunnen stellen. Het maakt er mij niet vrolijker op wanneer ik vaststel dat ik met een zeer grote regelmaat word doorverwezen naar andere ministers. Zo blijven we natuurlijk bezig.

 

In elk geval, mijnheer de eerste minister, hoef ik u de ellende, onrust en wanhoop bij een grote groep mensen die Lehman Brothersproducten hebben aangekocht – zeer vaak vanuit de veronderstelling dat het ging over spaarboekjes of zelfs rekeningen – niet uit te leggen. Die wanhoop neemt alsmaar toe, te meer omdat de minister voor Ondernemen een kleine maand geleden aankondigde dat hij voor het einde van oktober al een reeks beslissingen zou kunnen nemen die ertoe zouden leiden dat de mensen hun centen terugzagen. We zijn vandaag 12 november en het blijft een beetje mistig in welke mate de federale overheid ook voor die groep van spaarders als goede huisvader probeert op te treden.

 

Ik heb een reeks van precieze vragen, waarvan ik hoop dat u ze ook precies kunt beantwoorden.

 

Mijn eerste vraag gaat over de reactie van de regering, die de economische inspectie belast heeft met een onderzoek. De minister voor Ondernemen plakte er ook een precieze datum op. Op 25 september namelijk heeft de minister voor Ondernemen zijn departement belast met een onderzoek naar de handelswijze van Citibank. Wat is nu precies die onderzoeksopdracht?

 

Moeten wij begrijpen dat de inspectiedienst gewoon haar werk doet en klachten van burgers die zich gedupeerd voelen, behandelt zoals in haar opdracht staat? Of werd ten aanzien van de inspectie effectief een opdracht geformuleerd een onderzoek te voeren naar de manier waarop Citibank de Lehman Brothersproducten tot zeer laat nog heeft gecommercialiseerd, ook na de bekendmaking van de desastreuze cijfers met betrekking tot Lehman Brothers? Wat is de precieze instructie? Wanneer werd die opdracht gegeven?

 

De minister van Financiën zegt dat ook de CBFA is belast met een onderzoek. Ook die onderzoeksopdracht had ik graag gekend, evenals de stand van zaken en, waar mogelijk, de resultaten.

 

Mijn tweede vraag heeft de bedoeling inzicht te geven op de ravage die de Lehman Brothersproducten effectief aanrichtten in onze economie, in onze samenleving en bij onze gezinnen.

 

Hoeveel, voor welk bedrag en vanuit welke financiële instellingen werden de structurele beleggingsproducten van Lehman Brother gecommercialiseerd?

 

Hebt u een zicht op het aantal gezinnen dat een dergelijk beleggingsproduct heeft aangeschaft?

 

Een derde reeks vragen slaat op de problematiek van de pensioenkassen. Af en toe, in de financiële bijlagen van kranten of tijdschriften, lezen we dat blijkbaar ook nogal wat pensioenkassen in dergelijke producten hebben belegd. Hoe groot is de dreiging daar? Welke ravage dreigt er voor de pensioensector, indien Lehman Brothers effectief op de fles gaat, dus indien chapter 11 niets uithaalt voor de redding van het bedrijf?

 

Welke houding zal de regering aannemen? Zal de regering ook voor de pensioenkassen borg staan?

 

Uit verklaringen heb ik begrepen dat mijn vierde voorbereide vraag een beetje overbodig is geworden. Mijn vraag luidde of de regering juridische stappen wenst te zetten tegen banken en financiële instellingen die op een onrechtmatige manier die producten aan de man hebben gebracht.

 

Aanvullend, om u te informeren over wat collega’s van u ter zake hebben gezegd, kan ik het volgende meedelen. De minister voor Ondernemen heeft effectief gezegd dat, als bijvoorbeeld Citibank die wet heeft overtreden, de regering dan een strafklacht zal formuleren en zich partij zal stellen. Op een ander moment verkondigt de minister voor Ondernemen dan weer iets anders, namelijk dat de individuele slachtoffers zich maar burgerlijke partij moeten stellen. Ook daarover had ik dus graag duidelijkheid verkregen. Duidelijkheid is in dezen namelijk bijzonder moeilijk te krijgen, ook al gaat het maar over wat de regering zinnens is te doen of waar de regering mee bezig is.

 

01.02 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer Bonte, ik zal het antwoord geven dat ik de vorige keer al had kunnen geven als wij elkaar hadden getroffen in de betrokken commissie.

 

Ten eerste, uw bijkomende vragen inzake de CBFA moet u uiteraard aan de minister van Financiën stellen. U moet dat vragen aan de bevoegde minister, dat is de afspraak. Dat is niet alleen een afspraak, ook het Reglement van de Kamer bepaalt dat u die vragen stelt aan de minister van Financiën.

 

Mijn collega, de minister voor Ondernemen, Vincent Van Quickenborne, die bevoegd is ter zake, heeft vastgesteld dat op eigen initiatief de algemene directie Controle en Bemiddeling van de FOD Economie een onderzoek naar eventuele misleidende reclame was begonnen. Het onderzoek gaat over misleidende reclame, waarbij men geen melding maakte van risico’s die men loopt – zo is de stelling – wanneer men belegt in een bepaald product dat wordt aangeboden door Citibank, waarvan de gelden op hun beurt worden belegd in producten van Lehman Brothers. Die laatste zijn, jammer genoeg, gebleken niet zonder risico te zijn en dat risico wordt rechtstreeks doorverrekend aan de oorspronkelijke belegger.

 

Het onderzoek is niet beperkt tot Citibank. Het betreft ook andere financiële instellingen waarvan nu blijkt dat zij producten met kapitaalbescherming van Lehman Brothers hebben aangeboden aan Belgische klanten.

 

Het is nu 12 november. Op dit moment loopt het onderzoek nog. Er is aangedrongen door de betrokken minister, bij de administratie van de algemene directie, vaart te zetten achter het onderzoek wegens de onrust bij vele klanten, die u ervaart, en ik ook. Wij verwachten resultaten van dat onderzoek over enkele weken. Weken, in het meervoud. Het zal niet deze week zijn, het zal niet volgende week zijn, maar het resultaat van het onderzoek zou over enkele weken bekend zijn.

 

Er zijn geen andere diensten die met die specifieke onderzoeksopdracht zijn belast.

 

Ten tweede vroeg u of ik enig idee heb hoeveel beleggingsproducten met als emittent Lehman Brothers in ons land in omloop zijn. Wij hebben ter zake geen vaststaand cijfer. Ik weet van mezelf dat ik houder ben van een rekening bij Citibank ten belope van 20.000 euro, waarvan de gelden – dat wist ik niet, en de rekening is nu op nul gebracht – belegd zijn in producten van Lehman Brothers. Daar was aanvankelijk trouwens niets verkeerds aan. Lehman Brothers was een zeer hoog gequoteerde instantie. Er zijn heel wat financiële instellingen die beleggingsproducten hebben verkocht waarvan de terugbetaling wordt gewaarborgd door Lehman Brothers. Lehman Brothers was tot voor kort een prestigieuze instelling met een solide reputatie.

 

Voor de rest van de Belgen weet ik het niet, maar ik heb bij Citibank een rekening – ik wist het niet meer uit het hoofd –, die op nul gezet is vanwege het feit dat de herbelegging van de betrokken gelden, zonder dat ik mij daarvan bewust was, gebeurd is in producten bij Lehman Brothers.

 

De vraag rijst dus, de essentiële vraag naar de toepassing van de betrokken wetgeving is of de betrokkenen, Citibank en bij uitbreiding de andere Belgische financiële instellingen of financiële instellingen die producten aanbieden aan Belgische klanten, voldoende informatie hebben gegeven over het feit dat de kapitaalgarantie niet volkomen was, gelet op de beleggingen van de opgehaalde gelden in producten van Lehman Brothers. Wij moeten dus bekijken of de betrokken financiële instellingen hun klanten niet hebben misleid door hun de indruk te geven dat er een 100%-kapitaalgarantie was zonder enig risico.

 

De derde vraag betreft de pensioenfondsen. Daarvoor hanteert de overheid vandaag de dag geen enkele garantieregeling. Er is geen wettelijke bepaling die de pensioenfondsen garandeert lastens de belastingbetaler.

 

In welke mate pensioenfondsen werden belegd in door Lehman Brothers gewaarborgde producten is niet bekend. Het is ook een zeer groot werk om dat te weten te komen, omdat er soms regreszekerheidstellingen zijn die te maken hebben met producten van Lehman Brothers. Dat is dus niet zo eenvoudig als het op het eerste gezicht lijkt.

 

Pensioenfondsen stippelen binnen bepaalde marges hun eigen beleggingspolitiek uit. Uiteraard worden de professionals verondersteld om de risico’s van het vak te kennen, die juist in te schatten en zich sterk te kunnen maken naar hun klanten.

 

Ten vierde, op de vraag of er juridische stappen worden gezet, hebt u zelf reeds het antwoord gegeven. Zodra duidelijk zou worden dat er sprake is van misleidende reclame door Citibank en/of andere financiële instellingen zal de bevoegde minister namens de Belgische Staat, namens de federale overheid de nodige stappen zetten om gevolg te geven aan de vaststellingen, in de vorm van jurisdictionele, gerechtelijke stappen. Dat geldt bij uitbreiding voor de klanten van de verschillende banken, veronderstel ik.

 

Ik heb nog een moment van introspectie nodig om dat voor mijzelf uit te maken, maar uiteraard beschikken de betrokken klanten ook over rechten om zich desgevallend tot de rechtbank te wenden, eenmaal zou vaststaan dat er sprake is van misleidende reclame.

 

01.03  Hans Bonte (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de eerste minister, het is nooit slim om geld te beleggen op een spaarrekening bij een bank – Citibank – die, zoals u weet, wegens misleidende reclame door de Belgische Staat voor de rechtbank werd gesleept.

 

U weet wellicht dat in 2007 dezelfde inspectiediensten die nu – dit is nieuw – spontaan en op eigen initiatief opnieuw op het probleem Citibank stoten, namens de Belgische overheid voornoemde bank voor de rechtbank daagden. De bank in kwestie werd dus ook door het parket van Brussel gedagvaard. Ter zake moet ik mij echter tot de minister van Justitie richten.

 

Elkeen kiest in een vrij land echter waar hij zijn centen plaatst.

 

01.04 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, ik wil een persoonlijk feit inroepen en à décharge het volgende meegeven.

 

Ik heb buitenshuis veel te zeggen, maar binnenshuis is dat iets minder. Mijn financiële belangen worden niet door mijzelf verdedigd. Ik kan nu natuurlijk putten uit het voorval om allerlei klachten te ventileren. De vaststelling blijft echter dat een deel van mijn “vermogen” door derden werd belegd in een product waarvan wordt verteld dat het misschien dubieus is.

 

01.05  Hans Bonte (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de eerste minister, u merkt nu hoe belangrijk sensibilisering is. Wij hebben een jaar erop moeten aandringen om een handtekening van de minister voor Ondernemen te krijgen, teneinde precies een sensibiliseringsfonds in gang te zetten om de mensen op de risico’s te wijzen. Misschien moet u ook eens in uw huisgezin sensibiliseren. Misschien zal zulks enig effect hebben.

 

Ik wil onderstrepen – dat is nieuw – dat de minister voor Ondernemen heeft vastgesteld dat zijn inspectiediensten op eigen initiatief hebben gehandeld, hoewel bedoelde minister op een bepaald moment beweerde dat hij de opdracht had gegeven.

 

Mijnheer de minister, merkwaardig in uw antwoord is ook dat u geen globale cijfers kan geven. Ik lees immers dat de minister voor Ondernemen er weet van heeft dat – ik citeer – “er 4.000 gedupeerde Citibankklanten zijn die dergelijke producten aangesmeerd krijgen zonder dat zij het wisten”. Ik citeer enkel wat de heer Van Quickenborne daaromtrent zegt.

 

Ten slotte, ik wil meegegeven dat ik vooraf al had verwacht dat ik mij ook tot uw collega-minister Reynders zou moeten richten. Dat is ook de reden waarom ter zake een vraag in behandeling is en eerstdaags ook zal worden gesteld.

 

Mijnheer de eerste minister, over een allerlaatste punt bent u niet helemaal duidelijk. Een onderzoek instellen naar een bank die regels overtreedt, kan twee effecten hebben. De regering kan, enerzijds, vaststellen dat de bewuste bank niet conform de wetgeving opereert. Zij kan vervolgens tegen de praktijken van de bank in kwestie optreden, met alle mogelijkheden die in de wetgeving werden opgenomen. Daarbij speelt de CBFA een belangrijke rol.

 

Blijkbaar liggen er al een pak dossiers in behandeling bij de economische inspectie. Ik vrees dat men in een situatie zal terechtkomen waarbij iedereen zich individueel tot de rechtbank zal moeten richten. Als de heer Van Quickenborne gelijk heeft, zullen er 4.000 strafzaken zijn. Dat kan toch niet de bedoeling zijn. Ik hoop dat er inderdaad een juridische actie vanuit de regering komt, als er wordt vastgesteld dat er misleidende reclame is geweest.

 

Ik wil hier ook zeggen dat ik honderd procent ervan overtuigd ben dat dat zo is. De rechter moet natuurlijk zijn werk doen, maar als het zo is, hoop ik dat de regering daadwerkelijk een demarche doet, zodat alle gedupeerden op die manier recht verkrijgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde interpellaties van

- de heer Bart Laeremans tot de eerste minister over "de onenigheid binnen de regering inzake kernenergie" (nr. 165)

- de heer Flor Van Noppen tot de eerste minister over "de onenigheid binnen de regering inzake kernenergie" (nr. 167)

02 Interpellations jointes de

- M. Bart Laeremans au premier ministre sur "les dissensions au sein du gouvernement en ce qui concerne l'énergie nucléaire" (n° 165)

- M. Flor Van Noppen au premier ministre sur "les dissensions au sein du gouvernement en ce qui concerne l'énergie nucléaire" (n° 167)

 

02.01  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, op 18 oktober heeft vice- eerste minister Milquet op een economiecongres van haar partij zeer terecht gesteld dat de kerncentrales langer moeten openblijven. Dat is ondertussen ook het standpunt van CD&V, Open Vld, al langer trouwens, en ook van de MR. Ook minister Onkelinx heeft in het begin van dit jaar, tijdens de onderhandelingen voor de totstandkoming van uw regering, gezegd dat het onmogelijk was om geïsoleerd te blijven staan in dit dossier. PS-senator Lizin heeft een wetsvoorstel ingediend om de uitstap met minstens tien jaar te verlaten.

 

De enige die blijft vasthouden aan de uitstap is de minister van Energie zelf, Paul Magnette, die het dossier heel bewust op de lange baan aan het schuiven is en op die manier op zijn dooie eentje de hele regering gijzelt in dit heel belangrijke dossier. Zo wordt het standpunt van de regering nu afhankelijk gemaakt van een studiegroep van internationale experts, die een zogenaamde ideale energiemix moet voorschrijven voor het land. Het is absoluut niet zeker in welke richting die studie zal gaan. Bovendien dreigt de studie pas klaar te zijn tegen eind 2009, dat is de gegeven termijn, zodat de begroting en de beleidsbeslissingen zelfs voor 2010 geen rekening hiermee kunnen houden. Daardoor lopen wij nog eens extra vertraging op. Dat betekent dus enorm veel tijdverlies. Hiermee mist de regering een kans om aanzienlijke begrotingswinsten te boeken door middel van de verlengde levensduur. Ik denk dat ik u, als gewezen minister van Begroting en als eerste minister, dat niet hoef te zeggen.

 

Er is trouwens een vertrouwelijke studie gemaakt, in opdracht van de vorige regering. Wij hebben recent toegang daartoe kunnen krijgen. Uit de studie blijkt dat de verlenging van de levensduur van de kerncentrales 30 tot 50 miljard euro zou kunnen opleveren voor de schatkist, wat toch een enorm bedrag is. Daarmee zouden al uw begrotingsproblemen voor jaren van de baan zijn, mijnheer de eerste minister.

 

Ondertussen vertraagt minister Magnette ook de beloofde beslissing van de regering ter ondersteuning van het zeer belangrijke Myrrha-project in Mol. Dat is bijzonder vreemd, want in het voorjaar las ik in de pers duidelijk – ik meen dat het toen werd gelekt door collega Verherstraeten – dat de regering het Myrrha-project zeker zou steunen. Collega Verherstraeten zei daarover dat hij er nauw zou op toezien dat dit ook in de volgende begrotingen zal gebeuren. Hij heeft zich daartoe toen heel uitdrukkelijk verbonden. In de Kempen volgde toen een zucht van opluchting. Iedereen was tevreden, omdat er eindelijk in die zin een beslissing was genomen.

 

Het staat trouwens ook heel uitdrukkelijk in het regeerakkoord. Ik wil er u even aan herinneren. Ik citeer: “Binnen de grenzen van de federale bevoegdheden zal de regering het wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot hernieuwbare energie ondersteunen en herwaardeert zij de rol en de werking van het SCK en het IRE, inbegrepen de internationale programma’s welke een vermindering van de halveringstijd van nucleair afval beogen, net zoals het onderzoek inzake medische isotopen”.

 

Dat is een vrij cryptische omschrijving van het Myrrha-project; daarover bestaat geen dubbelzinnigheid. Dit baanbrekende onderzoeksproject van het SCK moet leiden tot de ontwikkeling van kerncentrales van de vierde generatie. Indien niet zeer spoedig wordt beslist tot subsidiëring – volgens de mensen van het SCK moet dat nog in de loop van dit jaar gebeuren – verdwijnt dit onderzoek, samen met de wetenschappers, wellicht naar het buitenland. Vorige week hadden we in de commissie voor het Bedrijfsleven nog een hoorzitting met de mensen van het SCK, die duidelijk hebben gezegd dat het wegvallen van Myrrha een enorme impact zou hebben op het SCK qua personeelsbestand en op de vooraanstaande positie van het SCK in Europa. Het SCK zou helemaal verschrompelen als dit wegvalt.

 

Desondanks wordt deze beslissing nu door minister Magnette afhankelijk gemaakt van de mening van buitenlandse deskundigen. De beslissing tot steun voor het Myrrha-project wordt door de minister letterlijk als voorbarig bestempeld, dit in tegenstelling tot het regeerakkoord. Hiermee dreigt heel onze knowhow inzake kernenergie te worden ondergraven. Het lijkt wel een bewuste sabotageoperatie van een Waalse minister in een dossier dat weliswaar nog steeds federaal is maar waarvan de belangen door de ligging van het SCK in grote mate samenvallen met die van Vlaanderen. Het internationale belang van het onderzoek is voldoende aangetoond. Die studie vanuit Parijs is eigenlijk helemaal niet meer nodig. Wat nu gebeurt, is niet alleen nutteloos maar ook bijzonder schadelijk want het tijdverlies dat we lijden kan tot catastrofale gevolgen leiden.

 

Ik heb een aantal vragen. Ten eerste, kunt u duidelijkheid geven over de doelstellingen, de opdracht en de timing van de commissie van deskundigen inzake de energiemix die eerstdaags wordt opgericht? Klopt het dat zij haar rapport pas tegen eind 2009 klaar moet hebben zodat er geen beleidsbeslissingen meer kunnen worden genomen voor de opmaak van de begroting voor 2010?

 

Ten tweede, houdt de opmaak van deze studie in dat er voordien hoe dan ook geen beslissing kan vallen over de verlengde levensduur van de kerncentrales ondanks het feit dat daarvoor wordt gepleit bij de vijf meerderheidspartijen en dat de minister van Energie eigenlijk helemaal geïsoleerd staat?

 

Ten derde, kunt u verduidelijken welke beloften er in het voorjaar werden gedaan aan het SCK inzake de federale ondersteuning van het Myrrha-project? Door wie en namens wie is dit gebeurd? Waarom werden deze belangrijke beloften ongedaan gemaakt? Spreekt de minister van Energie namens de hele regering of enkel namens zichzelf?

 

Ten vierde, tegen wanneer moet ten laatste een definitieve beslissing tot ondersteuning worden genomen als we willen vermijden dat het Myrrha-project verhuist naar elders?

 

Ten vijfde, werd of wordt over de opdracht voor een externe buitenlandse evaluatie van het Myrrha-project overlegd binnen de regering? Wat houdt de opdracht in? Is het eigenlijk conform het regeerakkoord dat dit wordt uitgesteld? Tegen wanneer moet het rapport klaar zijn? Wanneer wil de regering hierover ten laatste beslissen? Betekent een en ander dat zo’n belangrijke strategische keuze voor onze energievoorziening duidelijk afhankelijk wordt gemaakt van het standpunt van deskundigen uit Frankrijk, wat toch heel gevaarlijk is in deze context?

 

Ten zesde, Vlaams minister-president Peeters engageerde zich eveneens om de federale regering ertoe te bewegen het project naar Mol te halen. Werd de voorbije maanden met het Vlaams Gewest gesproken over deze belangrijke problematiek? Bestaat er enig bezwaar tegen dat de Vlaamse overheid de financiering hiervan zou overnemen? Wordt in die context dan ook de splitsing van de bevoegdheden inzake kernenergie overwogen? Dat zou uw begroting voor de komende jaren trouwens sterk verlichten. Het zou in het voordeel van iedereen zijn en het zou vooral de zekerheid bieden dat het project hier kan blijven.

 

02.02  Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, collega Laeremans heeft al veel gezegd en om niet in herhaling te vallen zal ik er een en ander uitlaten.

 

Zoals u weet, komt 57% van onze elektriciteit uit kernenergie en voert België 11% in vanuit het buitenland om over voldoende elektriciteit te beschikken.

 

Iedereen met een klein beetje kennis van zaken is al lang tot de vaststelling gekomen dat het onmogelijk is om binnen zeven jaar onze kerncentrales een voor een te sluiten. Dit is een foute beslissing uit het verleden, ingegeven door ideologische motieven. Die beslissing moet dringend worden teruggedraaid.

 

Zonder kernenergie zal de energiefactuur onbetaalbaar worden voor de mensen en de bedrijven. Het rapport van de Commissie 2030 voorspelt een verhoging van de factuur met 500%. Als koopkrachtdaling kan dat tellen.

 

Bovendien worden al vijf jaar lang mogelijke internationale investeringen in onze energiemarkt gegijzeld door de onzekerheid inzake de kernuitstap. Noodzakelijke investeringen die de bevoorradingszekerheid van België moeten garanderen, kunnen niet worden gedaan zolang die onzekerheid aanhoudt.

 

Uw regering werkt die onzekerheid bewust in de hand. Iedereen weet dat dit dossier onder druk van de PS, handig uit het regeerakkoord is geëvacueerd door het aanstellen van de zoveelste expertencommissie. Ik vraag me af waarom.

 

Vier van de vijf partijen binnen uw regering zijn openlijk voor het terugdraaien van de beslissing inzake de kernuitstap. Uw partij CD&V, Open Vld en MR waren dit al lang vóór de verkiezingen. Ik was dan ook aangenaam verrast toen cdH enkele weken geleden bij monde van vice-eerste minister Milquet een bocht nam en verklaarde dat het terugdraaien van de beslissing inzake de kernuitstap de enige oplossing is om de energiefactuur betaalbaar te houden.

 

Met cdH erbij zijn dus vier van de vijf regeringspartijen voorstander en ik begrijp dus niet waarom u de kernuitstap niet onmiddellijk ongedaan maakt.

 

Ik heb het de regering gemakkelijk willen maken en heb daarom enkele weken geleden een voorstel ingediend om die beslissing inzake kernuitstap terug te draaien.

 

Aangezien bijna alle partijen in dit Parlement en zelfs bijna alle regeringspartijen hier openlijk voorstander van zijn, verwacht ik daarvoor een overweldigende meerderheid. Hetzelfde probleem als voor de kernuitstap geldt voor het ondersteunen van wetenschappelijk onderzoek naar de toepassingen van kernenergie, met name het Myrrha-project van het SCK. Opnieuw zijn bijna alle partijen voorstander, de uwe en uw coalitiepartner, de Open vld, al veel langer.

 

Als woordvoerder van uw partij in dit dossier horen we telkens collega Verherstraeten hoog van de toren blazen. In april van dit jaar klonk het als volgt: “Ik vind het erg belangrijk dat het Myrrha-project alle kansen krijgt. De steun van de regering aan het SCK is een belangrijke trendwijziging”. Ik stel me eigenlijk de vraag: welke steun? Er wordt alles aan gedaan om het uit te stellen. Ook vorige week, tijdens het debat over de beheersovereenkomst van het SCK waar vertegenwoordigers van het SCK aan de alarmbel trokken, verklaarde Verherstraeten weer aan iedereen die het wilde horen dat de regering het Myrrha-project zou steunen.”Waarschijnlijk zal de beslissing vallen in juli van volgend jaar”, aldus de heer Verherstraeten. Ik stel me de vraag: juli volgend jaar, mijnheer de eerste minister, dan staan er vele dingen te gebeuren. Is dat weer een extra uitstel? Tegen dat het Myrrha-project zal zijn gesteund, is het kalf misschien al lang verdronken en zal Vlaanderen weer een groot stuk van zijn kenniseconomie verliezen.

 

Net als in het dossier van de kernuitstap, vraag ik me af waarom de regering deze beslissing niet gewoon neemt. Waarop wacht u? Of is ook in dit dossier een njet van de PS weer voldoende? Uw verantwoordelijkheid in deze twee dossiers zit hem in het feit dat u zich gewillig laat gijzelen door de Parti socialiste. Dit is een duidelijk geval van het Stockholmsyndroom. Ik stel voor de zoveelste keer vast dat de regering niets klaar krijgt: niets in dit dossier, niets wat betreft de staatshervorming, niets wat betreft het asiel- en migratiebeleid, niets wat betreft het sociaaleconomisch beleid. Eén speler, met name de PS, bepaalt opnieuw het beleid van uw regering. Ik heb dan ook enkele vragen voor u, mijnheer de eerste minister.

 

Wat is nu het standpunt van de regering met betrekking tot de kernuitstap en de financiering van het Myrrha-project? Waarop wacht de regering om deze beslissing te nemen? Hoe verantwoordt u dat er weinig of geen beweging komt in beide dossiers ondanks het gegeven dat op dit ogenblik vier partijen van uw regering het eens zijn over de kernuitstap en minstens drie partijen die de meerderheid vormen binnen de regering het eens zijn met de onmiddellijke steun aan het Myrrha-project?

 

02.03 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, de vragen van de collega's geven mij de kans om toelichting te geven bij een heel belangrijke wending in het energiebeleid in het algemeen, alsook in de benadering van het Myrrha-dossier, waarover de heer Verherstraeten mij de afgelopen maanden regelmatig vragen heeft gesteld. Ik kom daarop straks terug.

 

Ik wil eerst zeggen dat het belangrijk is in een land dat men een beleid zorgvuldig uitstippelt, goed argumenteert, rekening houdt met alle elementen. Een beslissing als het terugschroeven van een wet die hier ooit werd goedgekeurd en die ertoe strekte dat kerncentrales buiten werking zouden worden gesteld, en die – zo zegt men ons toch – verder kunnen worden geëxploiteerd, wordt best gekaderd in een globale benadering en wordt best wetenschappelijk onderbouwd.

 

Ikzelf ben voorstander van het behoud van het functioneren van de betrokken kerncentrales. Ik heb dat vroeger gezegd, ik zeg dat vandaag en ik zal dat ook morgen zeggen. Ik ben voorstander van het behoud van kernenergie als een belangrijk element in onze energiemix voor dit land. Ik ben daarvan voorstander omdat de CO2-doelstellingen die moeten worden bereikt gewoon niet kunnen worden bereikt en we onszelf verder vergiftigen via de CO2-uitstoot als we geen alternatieven hebben.

 

Volumegewijs – ik zeg niet kwaliteitsgewijs – is kernenergie een van de vandaag wetenschappelijk voorhandenzijnde middelen om die CO2-uitstoot voor een deel te beperken. Daarbij moet wel worden gezegd dat daarmee ook een last gepaard gaat, namelijk het kernafval. Er moeten natuurlijk de nodige provisies worden aangelegd op budgettair en andere vlakken om dit probleem ook aan te pakken. Die provisies moeten worden verrekend, geïnternaliseerd in de kosten van energie vandaag.

 

Mijn standpunt is gekend. Ik ben voorstander van het behoud van kernenergie vandaag, morgen en overmorgen als een belangrijk element in onze energiemix. De besluitvorming ter zake moet gebeuren op basis van goed overwogen argumenten en gedragen door een zo breed mogelijke meerderheid in het Parlement. Wij staan dus voor een dergelijke procedure en niet zomaar voor het geïsoleerd schrappen van artikel 8 van de wet van 2003. Wij staan voor een stap waarin we ons energiebeleid, zowel inzake productie als distributie, ook met betrekking tot de herkomst van de energie, gaan herbekijken.

 

De afweging van de verschillende elementen van energiemix moet gebeuren in een driehoek van bevoorradingszekerheid, klimaatdoelstellingen en kosten-batenanalyse. Dat zijn de criteria. Klimaatdoelstellingen, leefmilieu, risico voor de bevolking, bevoorradingszekerheid en prijs, dat zijn de elementen die daarbij moeten gelden. Die besluitvorming moet gebeuren op basis van doordachte en onderbouwde argumenten.

 

Er is nog altijd een tegenstrijdigheid. Ook in de vorige legislatuur bleek er een politieke tegenstrijdigheid tussen verschillende kampen met betrekking tot de problematiek van de kernenergie. Daarom hebben wij beslist een voorontwerp van advies tegen uiterlijk halfweg volgend jaar te ontvangen van een wetenschappelijk panel, dat voor ons nog eens heel de problematiek van de energiemix uit de doeken moet doen en de keuzemomenten aan de orde moet stellen, op basis waarvan we dan in de loop van 2009 de beslissingen kunnen nemen. Ik heb daarover persoonlijke contacten met de energiesector.

 

Die timing is scherp, maar ze laat ons toe op een correcte, bedrijfsmatig verantwoorde manier die keuze te maken en de bevoorradingszekerheid te garanderen tegen een zo laag mogelijke kostprijs en met een zo laag mogelijke CO2-uitstoot. Dat is afgesproken. Het voorontwerp van advies komt er tegen uiterlijk 30 juni 2009 en de uiteindelijke beslissing valt tegen 15 oktober 2009.

 

Ik zet mij wel een beetje af tegen de louter budgettaire benadering van de heer Laeremans. Ik denk dat we iets hoger moeten mikken en niet alleen mogen bezig zijn met de vraag of we daaruit nog enkele honderden miljoenen kunnen halen voor ons budget. We moeten een goed onderbouwde keuze met toekomstvisie maken. De regering heeft ervoor gekozen om dat te doen.

 

Mijnheer Van Noppen, het is de eerste keer dat ik u over het Myrrha-project hoor spreken. Het is juist dat de heer Verherstraeten zich de afgelopen maanden heeft opgeworpen als een zeer goede pleitbezorger voor zijn streek, De Kempen, die het niet gemakkelijk heeft. De heer Verherstraeten laat geen week voorbijgaan om de belangen van De Kempen te verdedigen, onder meer inzake het Myrrha-project. Ik hoor u daarover voor de eerste keer spreken. Eergisteren of vorige maandag heb ik u daarover niet gehoord. Dat staat in contrast met de heer Verherstraeten, die in die kwestie herhaaldelijk voor zijn streek is opgekomen. Het is daadwerkelijk voor een deel te danken aan de inzet van de heer Verherstraeten, samen met andere collega’s in de regering, dat dit dossier boven aan de agenda is geplaatst.

 

Uiteraard gaat het niet over weinig geld. Om het SCK middelen toe te bedelen die in verhouding staan tot de uitstekende prestaties op wetenschappelijk vlak van de mensen in De Kempen, die ons na aan het hart liggen, moeten wij een aantal aanzienlijke budgettaire voorzieningen treffen. Het gaat om een bedrag van 10 tot 12 miljard Belgische frank. Wij denken dus twee keer na over het inzetten van die middelen, de voorwaarden waaraan dat gebeurt en de wijze waarop het wordt gefinancierd. Daarom winnen wij nog een technisch advies in bij het Nucleair Energie Agentschap van de OESO, waarna het dossier binnen zes of zeven maanden aan de regering zal kunnen worden voorgelegd voor het nemen van een beslissing. Het is correct dat er in de regering eigenlijk een consensus is om het Myrrha-project kansen te geven. Wij staan aan de wereldtop inzake wetenschappelijke onderzoek in die materie.

 

Ook politiek gezien is er een heel duidelijke vraag. Ik verwijs onder meer naar de uiteenzettingen van collega Verherstraeten. Onder die druk zal ik er ook voor zorgen dat het dossier dag na dag en maand na maand wordt gevolgd en dat er geen vertraging wordt opgelopen. Wij zullen het SCK de middelen toebedelen die het verdient om zijn wereldwijd erkende expertise in het nucleaire domein ook hier aan te wenden ten voordele van het land, heel specifiek inzake de toepassingen in de medische sfeer.

 

Conform het regeerakkoord krijgt het Myrrha-project de steun van de regering. Wij zullen nagaan op welke manier dat best wordt gemodaliseerd. Daarvoor is technisch advies gevraagd aan het Nucleair Agentschap van de OESO. Dat zal binnen enkele maanden op onze tafel liggen. Dan kunnen wij de beslissing ter zake nemen.

 

Nogmaals, wij zullen de kansen van het SCK, nationaal en internationaal, en zijn meerwaarde zeer zeker mee in afweging nemen. Dat is een van de motiverende elementen die ervoor zorgen dat dit dossier goed wordt afgewikkeld.

 

Ik benadruk twee zaken. Ten eerste, er is een klare en duidelijke beslissing te werken aan een samenhangende beslissing inzake nieuwe oriëntaties in de energiemix. Ik heb u gezegd wat mijn persoonlijk standpunt is. Kernenergie maakt in de toekomst hoe dan ook deel uit van de energiemix.

 

Ten tweede, betreffende Myrrha is er de tekst van het regeerakkoord. Het gaat over heel veel geld. Onder meer vanwege collega Verherstraeten is er druk namens zijn streek. Wij bekijken dat zeer zorgvuldig. Het gaat over heel veel geld. Daarom wensen wij dat goed te onderbouwen. Ik voorzie dat wij ook in de loop van volgend jaar tegen de zomer de juiste beslissing ter zake zullen kunnen nemen.

 

02.04  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de eerste minister, ik dank u voor uw antwoord. U zegt dat wij voor een belangrijke wending in het energiebeleid staan. Eigenlijk heb ik daarvan nog niet veel gezien. U zegt dat u voorstander bent van het behoud van kernenergie en van het ongedaan maken van de uitstap. Vandaag blijkt echter alles opnieuw te worden bestudeerd. Er is helemaal geen zekerheid dat die uitstap ongedaan wordt gemaakt, en evenmin dat er inzake Myrrha de nodige subsidies gaan komen. Alles wordt immers afhankelijk van de studies gesteld.

 

Wat de ideale energiemix betreft, kan het nog alle kanten uit. Minister Magnette heeft op een gegeven moment zelfs uitdrukkelijk gezegd in de commissie dat de uitstap zelf niet in vraag wordt gesteld. Een duidelijke beslissing van de regering om nu precies in de tegenovergestelde richting te gaan, is er absoluut niet. Alles hangt nu af van buitenlandse experts. Het gaat niet om nationale experts die ook kunnen rekening houden met onze eigen nationale belangen. Als die buitenlandse experts nu op een of andere manier opnieuw twijfel zaaien, vrees ik voor de gevolgen.

 

Ik houd nog altijd mijn hart vast. U hebt vandaag in elk geval geen duidelijke wending aangekondigd. Het enige nuttige van deze interpellatie is dat u er nu een datum op hebt gezet.

 

In het verleden was het absoluut niet duidelijk dat de studie over de ideale energiemix klaar zou zijn tegen de helft van volgend jaar. Uit de jongste vragen was eerder gebleken “in de loop van 2009”, waardoor zelfs de begroting van 2010 er nog geen rekening mee kon houden. Nu zegt u dat we in juni volgend jaar die studie moeten hebben. Ik hoop het voor u, maar tot nu toe twijfel ik nog altijd dat we zo snel over die resultaten zullen beschikken. Er werd namelijk enorm getalmd met de samenstelling van het wetenschappelijk panel. Ik weet nog altijd niet of dat panel al is begonnen aan zijn wetenschappelijk werk. Zo’n studie op zes maanden klaar krijgen, daar heb ik mijn bedenkingen bij.

 

U spreekt van juni 2009, om tegen half oktober definitief te beslissen. Ik neem aan dat u bij de state of the union uitsluitsel zult geven. Wij zullen die datum goed in het oog houden. Ik hoop dat u in elk geval minister Magnette duidelijk in de gaten houdt en dat u achter zijn veren zit, want anders vrees ik dat de zaak opnieuw zal worden uitgesteld.

 

Wat Myrrha betreft, zegt u dat het allemaal de verdienste zou zijn van collega Verherstraeten. Welnu, dan bent u niet goed op de hoogte. Het gebeurt zelden dat er daarover hier in de commissie voor de Binnenlandse Zaken, vragen worden gesteld. Maanden geleden werden er daarover wel al vragen gesteld in de commissie voor het Bedrijfsleven, onder meer door collega Van Noppen en mijzelf. Bovendien hebben wij vorig jaar in de commissie voor het Bedrijfsleven ook de mensen van Myrrha gehoord en zijn wij met de commissie ter plaatse geweest in Mol. Het klopt dus zeker niet dat enkel uw partij daarmee bezig zou zijn geweest, integendeel.

 

Het is minister Magnette zelf die twee weken geleden letterlijk nog zei dat de beslissing inzake Myrrha voorbarig is, dat er nog helemaal geen beslissing is genomen, dus dat alles nog onzeker is en afhangt van externe factoren. Opnieuw gaat het om een panel van buitenlandse experts dat zo’n vitale, cruciale beslissing voor ons zal nemen. Ik vind dat heel gevaarlijk. Dat er om advies wordt gevraagd, zou misschien nog kunnen, maar ik vrees dat uiteindelijk buitenlandse experts zullen beslissen wat wij gaan doen, en dat is veel te gevaarlijk. Er zijn in het verleden voldoende internationale adviezen verleend, onder meer door de Europese Commissie, en het had volstaan een nationale commissie samen te stellen want die zou op veel snellere basis kunnen hebben beslist en die zou strategisch veel nuttiger advies hebben kunnen geven, dan het over te laten aan de OESO.

 

U zegt zojuist, in uw antwoord, dat het Myrrha-project de steun krijgt van de regering, maar dat de OESO zal adviseren hoe dat zal gebeuren. Dat is in elk geval heel andere taal dan wat minister Magnette tot nu toe verkondigt. Hij laat verstaan dat het absoluut onzeker is en dat alles zal afhangen – of we het al dan niet zullen doen – van de OESO zelf. U hebt blijkbaar een heel andere interpretatie van wat aan de OESO is opgedragen dan minister Magnette. Ik hoop dat u daarover snel klare taal spreekt. Als bijvraag vraag ik daarom dat wij kennis krijgen van de precieze opdracht die aan de OESO is gegeven en dat u ons zo snel mogelijk daarover uitsluitsel kunt geven.

 

Omdat dit debat absoluut niet is afgerond en omdat wij snel duidelijkheid willen krijgen over dat soort van zaken, dien ik een motie in, waarin wij vragen om zo snel mogelijk duidelijkheid te scheppen over het verlaten van de kernuitstap.

 

Ten tweede vragen wij daarin om het regeerakkoord na te leven inzake de ondersteuning van het belangrijke Myrrha-project via een bijkomend bedrag voor de begroting van 2009 van 7 miljoen euro en via een uitgewerkt beheerscontract voor de daaropvolgende jaren.

 

Mijnheer de eerste minister, u weet dat minister Magnette ten zeerste talmt met dit beheerscontract, precies omdat er nog absoluut geen duidelijkheid is over Myrrha. Wij willen daarover uitsluitsel.

 

02.05  Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik ga ermee akkoord dat er verschillende studies gebeuren. Over het nut van een nieuwe studie die u laat uitvoeren, heb ik twijfels. In het verleden werden reeds tal van studies gemaakt over kernenergie. Ze komen allemaal tot dezelfde conclusie. De eerste 30 à 40 jaar zal er geen oplossing zijn voor een uitstap uit kernenergie.

 

De vorige regering had de Commissie 2030. Het besluit van die Commissie 2030 is identiek hetzelfde. In dat verband zei op gegeven moment de heer Verwilghen, die toch de bouwer was van dit wetsontwerp, het volgende: “De conclusies van de Commissie 2030 spreken voor zich. Wij moeten de kernuitstap terugdraaien of de komende generatie verwittigen dat op een dag het licht zal uitgaan.” Dat is inderdaad zo. Als wij de kernuitstap niet snel terugdraaien, zal op een dag het licht uitgaan.

 

Wat het Myrrha-project betreft, heb ik begrepen dat u weinig weet van hetgeen gebeurt in deze Kamer. Van in het begin van deze legislatuur ben ik bezig met vragen te stellen in verband met het Myrrha-project, vooral aan uw collega Magnette. Vorige week heeft hier een debat plaatsgevonden over de beheersovereenkomsten van het Myrrha-project, mede op mijn verzoek.

 

Ik wil één ding zeggen. Ik heb de heer Verherstraeten twee keer gezien, in maart, toen er een camera was, en vorige week, toen er ook een camera was. Verder heb ik de heer Verherstraeten hier in heel deze Kamer, in elke commissie, nog nooit over het Myrrha-project horen praten.

 

In verband met het Myrrha-project en de kernuitstap hebt u het ook over het probleem van het kernafval. Over kernafval ben ik tamelijk goed op de hoogte. Als u het dossier van het Myrrha-project kent, dan zult u ook begrepen hebben dat er 50 keer minder kernafval zal zijn en dat kernafval van de kerncentrales van de vierde generatie maximaal 300 jaar radioactief zal zijn, in tegenstelling tot het kernafval van de huidige kerncentrales dat enkele honderdduizenden jaren radioactief is.

 

Mijnheer de eerste minister, in verband met het onderzoek door het NEA stel ik mij ook de vraag waarom het NEA. Weinig mensen geloven in de onafhankelijkheid van deze commissie van experts aangezien het NEA een Frans bastion is en Frankrijk alleen zijn ideeën op nucleair vlak wereldwijd en zeker in Europa gerealiseerd wil zien.

 

Mijnheer de eerste minister, ten slotte, ik heb u niet, met geen enkel woord, horen antwoorden op de vraag hoe het komt dat één partij de volledige regering kan gijzelen, vooral in dit dossier.

 

Moties

Motions

 

De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Alexandra Colen en de heren Bart Laeremans en Filip De Man en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellaties van de heren Bart Laeremans en Flor Van Noppen

en het antwoord van de eerste minister,

vraagt de regering

- zo snel mogelijk duidelijkheid te scheppen over het verlaten van de kernuitstap;

- het regeerakkoord na te leven inzake de ondersteuning van het belangrijke Myrrha-project via een bijkomend bedrag van 7 miljoen euro in de begroting van 2009 en via een uitgewerkt beheerscontract voor de daarop volgende jaren."

 

Une motion de recommandation a été déposée par Mme Alexandra Colen et MM. Bart Laeremans et Filip De Man et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu les interpellations de MM. Bart Laeremans et Flor Van Noppen

et la réponse du premier ministre,

demande au gouvernement

- de faire le plus rapidement possible la clarté à propos de la décision de renoncer à la sortie du nucléaire;

- de respecter l’accord de gouvernement en ce qui concerne l’appui à apporter à l’important projet Myrrha en inscrivant un montant supplémentaire de 7 millions d’euros dans le budget de 2009 et en élaborant un contrat de gestion pour les années suivantes.“

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Leen Dierick en door de heren Éric Thiébaut, Josy Arens en Jean-Jacques Flahaux.

 

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Leen Dierick et par MM. Éric Thiébaut, Josy Arens et Jean-Jacques Flahaux.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

03 Interpellatie van mevrouw Alexandra Colen tot de eerste minister over "de adviezen van professor De Ruyver" (nr. 162)

03 Interpellation de Mme Alexandra Colen au premier ministre sur "les avis du professeur De Ruyver" (n° 162)

 

03.01  Alexandra Colen (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik houd mijn interpellatie eigenlijk als een vervolg op uw antwoord op een schriftelijke vraag die ik u heb gesteld in verband met de adviezen van professor De Ruyver als veiligheidsadviseur van de vorige premier, Guy Verhofstadt.

 

Die vraag dateert van 30 mei en vond de aanleiding om ze te stellen in een interview dat door Brice De Ruyver zelf werd gegeven en waarin hij lof sprak over de nieuwe justitieminister Vandeurzen. Hij vond dat Vandeurzen een innoverende aanpak had, namelijk dat hij alles op een rijtje zette wat er eerst moest gebeuren, wat men niet deed in de vorige legislatuur. Wetende dat deze woorden uit de mond kwamen van de veiligheidsadviseur van Guy Verhofstadt zelf, was het logisch dat ik mij afvroeg wat ik aan u heb gevraagd, welke adviezen hij had gegeven gedurende heel de periode dat premier Verhofstadt van zijn adviezen gebruik maakte en hoeveel hij daarvoor werd betaald door het kabinet van de eerste minister.

 

U antwoordde mij dat er van die adviezen over het veiligheidsbeleid die hij gedurende heel de periode 2000-2008 aan de diensten van de eerste minister gaf, eigenlijk geen spoor terug te vinden was op het kabinet. U bent na Guy Verhofstadt op het kabinet van de eerste minister gekomen en u hebt wel kunnen vinden wat er is betaald, maar u hebt niet kunnen vinden waarvoor er is betaald. U antwoordde mij dus, ik citeer: “Deze adviezen waren bestemd voor mijn voorganger en zijn me niet overgemaakt”.

 

U liet ook weten dat in totaal voor de diensten van professor De Ruyver de belastingbetaler meer dan 616.000 euro heeft neergeteld. Een hoog bedrag, waarvan een deel zelfs nog dit jaar werd betaald. In maart 2008 werd nog een som van meer dan 21.000 euro overgemaakt aan het departement van professor De Ruyver aan de universiteit van Gent. Bijgevolg kunt u wel begrijpen dat ik eigenlijk geen genoegen kan nemen met gewoon het antwoord dat de adviezen spoorloos zouden zijn verdwenen. Zij waren immers niet bestemd voor de premier als privépersoon, maar voor de heer Verhofstadt in zijn functie van eerste minister. Daarom wil ik langs deze weg mijn vraag herhalen, specifiek in verband met de adviezen zelf.

 

Bent u misschien al te weten gekomen of professor De Ruyver zijn adviezen aan de regering mondeling of schriftelijk heeft overgemaakt? Wat was de inhoud ervan? Misschien was die vertrouwelijk, maar dan zou ik toch graag vernemen wat de omvang van die adviezen was, bijvoorbeeld hoeveel bladzijden zo’n dossier eventueel beslaat, zodat we ons toch enig idee kunnen vormen van de omvang van de geleverde prestaties voor wat het kabinet heeft betaald.

 

Indien van die adviezen op het kabinet nog altijd geen spoor terug te vinden is, wat vreemd zou zijn – in een gedegen administratie zou daar toch ergens een spoor van moeten zijn – dan kan ik enkel veronderstellen dat ofwel er nooit adviezen zijn gegeven, ofwel dat de heer Verhofstadt ze misschien zelf heeft meegenomen. Indien er nog een derde mogelijkheid zou zijn, vernam ik graag van uwentwege of u een idee hebt welke die dan wel zou kunnen zijn. Indien de heer Verhofstadt hetzij per vergissing, hetzij bewust, de adviezen heeft meegenomen, zou ik graag weten waarom en of u hem al hebt aangemaand die adviezen alsnog te bezorgen, zo niet: waarom niet, en zeker die welke dit jaar tot en met de maand maart nog werden gegeven, aangezien uiteindelijk u op dit moment de rechtmatige eigenaar bent, als eerste minister, van de adviezen in verband met het veiligheidsbeleid.

 

Het zou toch eigenaardig zijn dat een nieuwe premier opnieuw adviezen moet vragen zonder enig idee te hebben welke strekking de vorige adviezen hadden in verband met de continuïteit of de eventuele verandering van het beleid, in verband met het risico zelf dat u nieuwe adviezen zult vragen en eventueel opnieuw betaalt voor identiek dezelfde adviezen aangezien u geen idee hebt van de inhoud van de vorige.

 

Indien de heer Verhofstadt niet bereid is om alsnog adviezen te bezorgen, dan bestaat toch het vermoeden dat de belastingbetaler misschien voor meer dan 616.000 euro is opgelicht omdat er mogelijk geen adviezen werden geleverd. Welke prestaties zouden dan wel zijn geleverd?

 

In elk geval verneem ik graag of u van plan bent daarnaar een onderzoek te laten instellen. Als dat niet het geval is, waarom niet?

 

03.02 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik wil eerst iets duidelijk maken dat ik noodzakelijk vind, gelet zowel op de schriftelijke vraagstelling als de mondelinge toelichting bij de bijkomende vragen van mevrouw Colen.

 

Het inwinnen van een advies voor een eerste minister gebeurt in 90% van de gevallen mondeling. De veiligheidsadviseur van de heer Verhofstadt was de heer De Ruyver. Mijn veiligheidsadviseur, de heer Pim Vanwalleghem, zit naast mij. Hij is gedetacheerd door het parket van Brussel. Ik sta bekend als iemand die niet veel nota’s leest, maar liever vlot en flexibel met mondelinge adviezen werkt.

 

Wanneer ik word geconfronteerd met een vraag in verband met het veiligheidsbeleid, dan bel ik de heer Vanwalleghem die mij zijn advies geeft. Dat gaat soms over de lectuur van vertrouwelijke verslagen van de Veiligheid van de Staat, over berichten die wij krijgen over het functioneren van diensten, over vragen die worden gesteld, tot en met in het Parlement, over het mee adviseren en organiseren van technische voorbereidingen van vergaderingen waaraan het OCAD en andere diensten deelnemen.

 

Negentig procent van het beroep dat ik doe op mijn veiligheidsadviseur wordt niet gematerialiseerd in schriftelijke stukken. Ik veronderstel dat mijn voorganger ook op die manier werkte. Trouwens, gelet op de dringende aard van beslissingen die moeten worden genomen en instructies die moeten worden gegeven, kan dat gewoonweg niet anders.

 

Men moet soms binnen enkele minuten een beslissing kunnen nemen. Uit uw vraag maak ik op dat een advies voor u een werkstuk, een nota, een document betekent. Dat is helemaal niet het geval.

 

De heer Vanwalleghem schrijft soms adviezen uit die hij mij bezorgt. Negentig procent van de tijd gebeurt dat echter gewoon mondeling.

 

Die adviezen waren uiteraard bestemd voor mijn voorganger en niet voor mij. Ik kan dus ook niet meedelen wat de inhoud en de omvang van deze adviezen van de heer De Ruyver waren. Nota’s en brieven die een veiligheidadviseur opstelt en die belangrijk zijn voor de continuïteit van het bestuur blijven bewaard in de administratieve dossiers van de betrokken federale overheidsdienst.

 

Het gebeurt dat de heer Vanwalleghem een dossier consulteert waarin hij een nota vindt van zijn voorganger. Die zitten verspreid over verschillende dossiers.

 

Ik vertel u enkel een publiek geheim als ik zeg dat er op overlegmomenten soms wordt gekeken naar hoe het zit met de betrokkenheid in overlegmomenten rond de dreigingen van al-Qaeda of rond de beveiliging van het bezoek van Amerikaanse hoge gezagsdragers. In de dossiers die daarover gaan zal de heer Vanwalleghem ontegenzeglijk soms sporen terugvinden van documentjes die zijn opgesteld door de heer De Ruyver, zoals de opvolger van de heer Vanwalleghem later stukken zal terugvinden die opgesteld zijn door de heer Vanwalleghem.

 

De rondzendbrief van 21 december 2007 maakt een onderscheid tussen de bestemming van enerzijds, stukken die voorhanden waren in een beleidscel en voor de minister persoonlijk bestemd zijn en die op het einde van de legislatuur worden overgedragen aan een erkend archief- en documentatiecentrum, en anderzijds, stukken die het regeringsbeleid betreffen en die door de administratie worden bewaard in de dossiers.

 

Nog eens, de stukken die te maken hebben met het beleid zijn hoofdzakelijk te vinden in dossiers die hangend zijn of die berusten bij de Kanselarij.

 

Wat een onderzoek betreft naar de kosten van advisering kan ik u het volgende meedelen. Die kosten zijn op een bepaald moment geëngageerd. De kosten die ik vandaag heb wegens het inwinnen van veiligheidsadvies bij de heer Vanwalleghem zijn minder hoog dan die bij zijn voorganger. Dat heeft waarschijnlijk onder meer te maken met het sociaal statuut van de betrokkene. Nog eens, de heer Vanwalleghem is een gedetacheerd parketmagistraat en de heer De Ruyver werkte voor rekening van de Universiteit van Gent, zodat er kosten werden aangerekend door de Universiteit van Gent voor zijn expertise en voor verblijfs- en verplaatsingsonkosten van de heer De Ruyver bij zijn dienstverlening aan eerste minister Verhofstadt.

 

Wat de details inzake de bedragen betreft, verwijs ik naar het antwoord dat ik heb gegeven in het Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 22 op uw vragen van mei en juli van dit jaar.

 

03.03  Alexandra Colen (Vlaams Belang): Ik kan hieruit opmaken dat u de situatie normaal vindt en dat u daar ook genoegen mee neemt. U zegt dat er af en toe wel zo’n nota in een dossier zal zitten. Dat betekent dus eigenlijk dat er wel een spoor van terug te vinden zou moeten zijn, in tegenstelling tot uw antwoord.

 

Ik heb er rekening mee gehouden dat zulke adviezen misschien mondeling worden geformuleerd. Maar normaal gezien, wanneer er een bedrag wordt gefactureerd – zeker wanneer dat door een instelling gebeurt zoals de Universiteit Gent; en professor De Ruyver is trouwens diensthoofd van zijn eigen departement – zal er toch minstens een schatting zijn van het aantal uren dat is besteed aan het geven van advies over bepaalde thema’s.

 

Kortom, uw antwoord bevredigt mij eigenlijk niet. Ik vind nog altijd dat u enige moeite zou moeten doen om de belastingbetaler duidelijk te maken waarvoor dat geld werd uitgegeven. De indruk is immers zeer duidelijk dat het al te gemakkelijk is om te zeggen dat er zoveel adviezen zijn zonder te zeggen dat men er concreet een neerslag van heeft, tenzij misschien af en toe een tv-optreden van Brice De Ruyver zelf.

 

Ik vind dat er hier op dat vlak eigenlijk een serieus gebrek is aan professionalisme, aan goed bestuur zoals u dat zo graag noemt, als ik dit vergelijk met bijvoorbeeld de situatie in Nederland waar de administratie en de kabinetten continu zijn en waar men wel de dossiers heeft van wat er in de vorige regeerperiode allemaal is besproken. Trouwens, de situatie waarnaar u verwijst, de dreiging van terreur enzovoort, die blijft. De omgeving verandert niet omdat de eerste minister verandert. Veel van de zaken waarop die adviezen betrekking hebben kunnen dus nog altijd relevant zijn.

 

Ik dring erop aan dat u iets meer moeite doet om een duidelijk idee te krijgen van waarvoor dit geld allemaal was bestemd, zeker het geld dat werd besteed aan advies terwijl u in de interimregering voorbereid werd op uw eigenlijke premierschap vanaf Pasen. Uw adviseur, de heer Vanwalleghem, zal misschien geïnteresseerd zijn te weten in welke zin Brice De Ruyver zijn adviezen gaf aangezien hij uiteindelijk toch ook geldt als een autoriteit op dat vlak. Ik weet dat mensen die beslagen zijn in bepaalde vakgebieden gewoonlijk toch interesse hebben in wat andere gereputeerde autoriteiten op dat vlak te zeggen hebben, tenzij u misschien van plan bent om Brice De Ruyver opnieuw een factuur te laten brengen om de heer Vanwalleghem een overzicht te geven van zijn standpunten zodat hij eventueel kan bijsturen, veranderen of zijn adviezen daaraan aanpassen.

 

Ik ga in elk geval een motie indienen waarin ik erop aandring dat u toch iets meer duidelijkheid verschaft, vooral omdat het hier gaat om geld van de belastingbetaler waarover eigenlijk geen enkele duidelijkheid bestaat wat ermee is gebeurd, toch zeker geen duidelijkheid die de gemiddelde kritische burger zou kunnen geruststellen dat het geld is besteed aan serieus werk en niets anders.

 

Moties

Motions

 

De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Alexandra Colen en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellatie van mevrouw Alexandra Colen

en het antwoord van de eerste minister,

vraagt de regering

met aandrang klaarheid te verschaffen omtrent vorm en inhoud van de adviezen van Brice De Ruyver aan de vorige premier, de heer Verhofstadt, en omtrent het nut van de besteding van het belastinggeld dat voor die adviezen is betaald."

 

Une motion de recommandation a été déposée par Mme Alexandra Colen et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de Mme Alexandra Colen

et la réponse du premier ministre,

demande avec insistance au gouvernement

de faire la clarté sur la forme et le contenu des avis donnés par M. Brice De Ruyver à l’ancien premier ministre, M. Verhofstadt, et sur l’utilité de la dépense de l’argent du contribuable pour ces avis.“

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Leen Dierick en door de heren Éric Thiébaut, Josy Arens en Jean-Jacques Flahaux.

 

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Leen Dierick et par MM. Éric Thiébaut, Josy Arens et Jean-Jacques Flahaux.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

04 Question de M. Jean-Jacques Flahaux au premier ministre sur "l'agression de Sara à Kapelle-op-den-Bos" (n° 8093)

04 Vraag van de heer Jean-Jacques Flahaux aan de eerste minister over "de geweldpleging tegen Sara in Kapelle-op-den-Bos" (nr. 8093)

 

Chers collègues, je vous demande de respecter le temps de parole prévu par le Règlement; pour les questions, il s'agit de 5 minutes pour la question, la réponse du ministre et la réplique. Je serai très attentif et veillerai au respect de cette disposition.

 

04.01  Jean-Jacques Flahaux (MR): Monsieur le premier ministre, j'ai déposé ma question voici un mois. Je tiens à dire combien j'ai particulièrement apprécié votre double présence hier à Bruxelles et à Ypres. Quand nous nous rappelons quelle boucherie fut la guerre 14-18, la phrase "nooit meer oorlog" me paraît très importante. Les reportages diffusés hier soir et mentionnant les arguments utilisés à l'époque, qui portaient sur la défense de la "race française" et "les odeurs des Allemands" nous ont montré à quel point des petits faits peuvent entraîner des conséquences extrêmement négatives.

 

Ainsi, il y a un mois dans une école de Kapelle-op-den-Bos, une jeune étudiante complètement intégrée et parfaitement bilingue, puisqu'elle suivait les cours entièrement en néerlandais, a reçu trente-huit coups de cutter tout simplement parce qu'elle s'exprimait en français dans la cour de récréation. Cet incident me paraît pour le moins surprenant. Si nous y ajoutons d'autres faits, comme le refus exprimé par des prêtres néerlandophones d'inhumer des Belges de langue française, en invoquant une pratique linguistique que les pauvres défunts sont, par définition, incapables d'exercer, ces événements me semblent préoccupants.

 

Je sais, monsieur le premier ministre, que vous prêchez et pratiquez la tolérance. Nous pouvons rêver d'un pays qui va dans la direction indiquée par les États-Unis la semaine dernière. L'arrivée au pouvoir d'un président noir montre, en effet, que les situations peuvent évoluer. Et il me semble essentiel que, par le biais du premier ministre, nous puissions remettre les choses au point et rappeler que de tels comportements sont inacceptables. Bien entendu, si ces attitudes se manifestaient du côté wallon, nous devrions les juger de la même manière.

 

04.02  Yves Leterme, premier ministre: Monsieur le président, monsieur Flahaux, quant à savoir si les faits rapportés dans le journal "La Dernière Heure" du 17 octobre sont exacts, je vous réponds qu'il convient d'être très prudent dans l'expression d'avis sur ce genre d'événement. Des nuances peuvent parfois être apportées à la suite des réalités constatées.

 

Selon mes informations, des tensions seraient apparues entre quelques élèves d'une école de Kapelle-op-den-Bos. Une fille aurait reproché à une autre élève de parler français avec ses copines, ce qui aurait provoqué son exclusion du groupe ou le déclenchement de sa jalousie. Le 10 octobre, cette tension aurait conduit à des accrochages à la sortie de l'école. Les parties concernées ont exprimé des versions contradictoires en se reprochant mutuellement d'avoir agressé leur propre camp et en prétendant s'être défendues.

 

Jusqu'à présent, il n'est pas établi que les égratignures de la fille en question, elle-même détentrice d'un cutter, soient le fruit de l'agression d'un tiers. Selon les informations du parquet, cette fille présentée comme victime s'est rendue le même jour en compagnie de sa mère dans les environs de l'école. Cela n'a pas manqué de provoquer de nouveaux accrochages avec d'autres jeunes filles.

 

La police locale a ouvert un dossier pour des menaces par gestes à charge d'une mineure et un dossier pour coups et blessures à une mineure à charge de ladite mère. Ces procès-verbaux ont été transmis au parquet de Bruxelles qui devra déterminer quelle suite leur donner. On pourrait donc conclure que toutes les parties en cause ont adopté une attitude inappropriée, indépendamment des qualifications pénales qui peuvent être retenues.

 

À votre question portant sur la manière dont je peux agir pour protéger physiquement les personnes qui parlent français en Flandre, je peux répondre qu'au contraire de quelques autres pays, la Belgique n'a pas de culture de violence basée sur la différence de langue. Je tiens à ce que cela continue. L'exemple que vous donnez et repris unilatéralement par le journal en question n'appelle pas d'action particulière de ma part car il semble se situer dans un contexte de jeunes, de jalousies et d'exclusion. L'emploi des langues ne peut jamais servir de prétexte au recours à la violence.

 

04.03  Jean-Jacques Flahaux (MR): Je remercie le premier ministre pour sa réponse. Il faut en effet apporter toute la clarté sur le plan judiciaire, pas sur le plan exécutif. Je partage votre avis quant à une attitude inappropriée des deux parties, qui ne peut évidemment pas aboutir à des coups de couteau. Le fait d'insister sur le climat d'ouverture et de tolérance, comme vous venez de le faire, me paraît une bonne chose. Je rappelle que dans cette même salle et cette même commission, j'avais demandé il y a quinze jours au ministre de l'Intérieur d'encourager des gestes de tolérance plus importants encore et volontaires de part et d'autre de la frontière linguistique.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Gerolf Annemans aan de eerste minister over "de geruchten als zou de Franse president Sarkozy eerstdaags worden aangesteld tot voorzitter van de Eurogroep op het niveau van de staatshoofden" (nr. 8095)

05 Question de M. Gerolf Annemans au premier ministre sur "les rumeurs selon lesquelles le président français M. Sarkozy serait sur le point d'être nommé président de l'Eurogroupe au niveau des chefs d'État" (n° 8095)

 

05.01  Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, u hebt mijn vraag gekregen. U weet ongeveer wel wat het onderwerp ervan is. Ik zal er dan ook niet verder over uitweiden.

 

U zult de voorbije weken, zowel tijdens de financiële crisis als in het algemeen, ook wel hebben gemerkt dat de Franstaligen, en zeker de Fransen, een bijzondere vorm van zelfoverschatting is overkomen. Sinds Sarkozy denkt, heeft gedacht of in zijn hoofd heeft geprent dat hij in Moskou de oorlog in Georgië heeft kunnen beëindigen, is hij niet meer te houden. Hij heeft voor het Europees Parlement – dat is slechts een detail – en zelfs in Le Monde aangekondigd dat hij, gebruikmakende van de constructie van de Eurogroep, graag voorzitter van Europa zou willen blijven. Misschien wil hij zelfs met presidentiële allures Europa blijven vertegenwoordigen.

 

De constructie van voornoemde Eurogroep zou dan inhouden dat landen zoals Tsjechië en Zweden, die nu voor het voorzitterschap aan de beurt komen, zouden worden opzijgezet. Zij zijn immers geen Eurolid. Hij kan daardoor nog minstens een jaar blijven handelen in, zoals hij dat uitbreidend noemt, “un gouvernement économique européen”.

 

Wij kunnen ons voorstellen dat mevrouw Merkel noch de heer Brown, die zelfs niet tot de Eurogroep behoort, niet enthousiast zijn over het doel van Sarkozy. Heel Europa begint zich af te vragen hoe op zijn uitspraken moet worden gereageerd en hoe men die man in vredesnaam tot enige kalmte kan aanzetten.

 

Daarom stel ik mijn vraag aan u. In de kranten vind ik immers terug dat België niets over de kwestie zegt en dat de eerste minister zich ter zake in stilzwijgen hult. De Standaard schrijft dat ook de Belgische eerste minister niet wilde reageren. Er is dus het Belgische Parlement om de eerste minister alsnog tot uitspraken te nopen.

 

Ook Juncker schijnt niet tevreden te zijn. Hij zou immers volledig buitenspel worden geplaatst.

 

Vertelt u mij eens, die op internationale fora een staatsman aan het worden bent, hoe het precies in elkaar zit.

 

05.02 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Annemans, ik dank u voor uw vraag en ook voor de ironie op het einde van uw vraagstelling. Wij kennen elkaar al een volledige decade, als ik mij dat gallicisme mag permitteren. Permitteren is overigens ook een gallicisme.

 

Ik kom ter zake.

 

Uit de informatie waarover wij beschikken en ook uit een rechtstreekse vraagstelling aan de betrokkene blijkt niet dat de ambitie van de heer Sarkozy erin zou bestaan om een permanente, economische regering voor te zitten.

 

Ik volg hem evenwel volledig in zijn mening dat het nuttig is dat wij op cruciale momenten, zoals wij er eind september, begin oktober 2008 hebben gekend, met de landen van de Eurogroep kunnen samenzitten en dat zulks op het niveau van de staatshoofden en regeringsleiders gebeurt.

 

Er zijn natuurlijk de bijeenkomsten van de ministers van Financiën, ECOFIN en Euro, die belangrijk zijn. Ecofin is er voor 27 en Euro voor 16 landen die deel uitmaken van de Eurozone.

 

Op cruciale momenten, waarop niet alleen vanuit de bevoegdheid van fiscaliteit, financiën en dies meer, maar ook voor het geheel van het economisch beleid moet worden samengezeten, is zijn idee nuttig en kan het een impuls geven aan het antwoord dat Europa op bepaalde, sociaaleconomische vraagstukken moet bieden.

 

In die zin, ook al was ik vooraf sceptisch, vond ik de bijeenkomst die heeft plaatsgevonden op zondagavond 12 oktober, als ik mij niet vergis, een goede bijeenkomst. Er was ook een zekere openheid van geest. Ik heb daar moeten vaststellen dat de vergadering van de Eurogroep, onder leiding van Nicolas Sarkozy, begon met een uiteenzetting van Gordon Brown. Men zag de zaken dus heel open. Ik meen effectief, collega Annemans, dat op dergelijke momenten met een zekere flexibiliteit moet kunnen worden gehandeld. Het is vooral belangrijk dat men resultaten boekt en dat men supranationaal afspraken kan maken over het soort middelen dat men hanteert om het spaargeld van de mensen te beschermen en om wat saneringen door te voeren in de financiële en bancaire wereld.

 

Ik voeg er aan toe dat ik er echt van overtuigd ben dat de bijeenkomst op 12 oktober mee de aanzet heeft gegeven tot het plannen van de bijeenkomst op 15 november. Er zijn natuurlijk nog wat problemen voor 15 november, maar de globale internationale aanpak van de bancaire crisis die onmiddellijk na de zomer is losgebarsten, is mee onder de impuls van zo’n bijeenkomst gebeurd. Op zich vind ik dat goed. Ik vind dat wij dan geen discussie moeten hebben over het voorzitterschap. Zeker wanneer het voorzittersschap van de Europese Unie berust bij een land dat deel uitmaakt van de Eurozone, vind ik het vrij normaal dat, op het niveau van de staatshoofden en de regeringsleiders, de heer Sarkozy het initiatief daartoe heeft genomen.

 

Als ik het goed heb begrepen, is het, in hoofde van de heer Sarkozy, helemaal niet de bedoeling om dat op een permanente manier te doen of om het werkveld van de Eurogroep uit te breiden naar kwesties die breder gaan dan de euro en die, bijvoorbeeld, budgettaire en conjuncturele economische aangelegenheden zouden betreffen. Ik verwijs daarvoor naar de conclusies van de Raad van december 1997 in Luxemburg, waarin heel duidelijk de bevoegdheidsomschrijving van de eurogroep en het verschil in bevoegdheid van de eurogroep en de bevoegdheid van de Unie zijn gestipuleerd. Het betreft paragraaf 44 in fine van de conclusies. U kent ongetwijfeld die conclusies van buiten. Mocht dat per abuis niet het geval zijn, dan kan ik ze u ter beschikking stellen.

 

In paragraaf 44 van de conclusies van de Raad van december 1997 in Luxemburg is vrij scherp omschreven wat de bevoegdheid is van de ene en de andere. Ik denk echt dat de demarche van de heer Sarkozy, omtrent de leiding nemen op het niveau van de staatshoofden en de regeringsleiders van de Eurogroep, perfect daarin kan worden ingepast.

 

Er is absoluut geen sprake van het instellen van een soort kern-Europese economische regering. Ook in de geest van Nicolas Sarkozy blijft dat iets informeels. Het gaat om informele bijeenkomsten die moeten kunnen worden bijeengeroepen wanneer het “brandt”, zoals begin oktober, eind september.

 

De vragen naar het voorzitterschap van deze informele en uitzonderlijke Eurogroepvergadering wordt dan minder relevant en dient een antwoord te krijgen op ad-hocbasis.

 

Ik zou er ten slotte willen op wijzen dat de praktijk van rotatie van het voorzitterschap van de Eurogroep tot eind 2004 anders was dan wat president Sarkozy voor ogen had. De praktijk was immers dat wanneer het land van een voorzitter van de Europese Unie geen lid is van de Eurogroep, het voorzitterschap van de Eurogroep werd waargenomen door de eerstvolgende inkomende voorzitter van de Europese Unie die ook lid is of was van de Eurogroep. Bij toepassing van dit geval, u verwijst naar Tsjechië en Zweden, zou Spanje de volgende voorzitter zijn voor een heel lange periode. Dat zou dus betekenen dat de Eurogroep op het niveau van de staatshoofden en regeringsleiders door de heer Zapatero zou worden samengeroepen en voorgezeten.

 

Ik zou tot slot nogmaals willen benadrukken dat het voor mij van belang is dat wij een toestand kunnen analyseren, er snel het hoofd aan bieden, besluiten nemen, besluitvaardig zijn. Ik denk dat men veel kan zeggen, maar men kan niet ontkennen dat de Europese Unie op dat vlak de afgelopen weken heeft getoond dat ze op het niveau van de Raad en de Europese Centrale Bank vrij snel en adequaat kan beslissen.

 

05.03  Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik noteer dat u min of meer een dubbelzinnige positie inneemt. Hoe dan ook, ik zal u aan uw woord houden. Wij zullen de “gouvernement économique” van Sarkozy op de voet volgen en wij zullen u eraan herinneren dat u het daarmee niet eens bent.

 

Daarnaast zijn uw termen, zoals flexibel, als het brandt, als het dringend is en kijk eens hoe goed wij het hebben gedaan, voldoende onzeker en onduidelijk om te kunnen vrezen dat dit neerkomt op wat in diplomatieke kringen wordt ervaren als een poging van Frankrijk om het voorzitterschap van de Unie, dat zo glorieus is geweest voor Sarkozy, toch een beetje te kunnen rekken, niet alleen in het belang van de Belgische spaarder, maar vooral in het belang van la gloire française. U moet dat goed in het oog houden en wij zullen u daarin goed volgen.

 

De Eurogroep heeft trouwens een geschiedenis en is reeds door Verhofstadt al een keer als een propedeuse van een beperkte Europese kopgroep voorgesteld. Wij hebben toen, denk ik, samen nog geïnterpelleerd. Wij houden dat in het oog. Ik noteer ook dat u zei dat als er een voorzitterschap moeten komen van een beperkte politieke staatshoofdengroep, inzake financiële problemen of europroblemen – laten wij het beperkt definiëren –, zulks Spanje moet zijn en niet Frankrijk met Sarkozy.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De vragen nrs 8097 en 8151 van de heer Goyvaerts zijn uitgesteld.

 

06 Interpellatie van de heer Jan Jambon tot de eerste minister over "het voorstel van de Vlaamse regering om 400 miljoen aan uitgaven van de federale overheid over te nemen" (nr. 180)

06 Interpellation de M. Jan Jambon au premier ministre sur "la proposition du gouvernement flamand de prendre à sa charge 400 millions d'euros de dépenses du niveau fédéral" (n° 180)

 

06.01  Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, jaar na jaar moeten we vaststellen dat de federale overheid een beroep doet op de Gewesten en de Gemeenschappen om het overschot in hun regionale begrotingen op te drijven, om zo het saldo van de gezamenlijke overheid uit de rode cijfers te trekken. We weten allemaal dat het federaal niveau af te rekenen heeft met een structureel tekort.

 

In dat licht is het dan ook vreemd om vast te stellen dat de federale regering tegelijk allerlei initiatieven neemt op beleidsterreinen die bij de staatshervormingen uit het verleden aan de deelstaten werden toegewezen. Mijn partij vraagt dan ook al jaren dat de federale overheid ten bate van een transparant en eenduidig beleid stopt met die bevoegdheidsoverschrijdende uitgaven, enerzijds om Vlaanderen alle instrumenten in handen te geven om een doordacht en eenduidig beleid te kunnen voeren op maat van de voorkeuren en noden van de zes miljoen Vlamingen, anderzijds om de eigen begroting een cadeautje te gunnen, door gewoon de wet en de Grondwet te respecteren.

 

Tot slot kan men op die manier ook een einde maken aan het bevoegdheidskluwen waarbij de federale overheid beleidsinitiatieven neemt naast en soms zelfs tegen beleidsinitiatieven van de Gewesten en de Gemeenschappen.

 

Wij staan niet alleen met die visie. Ook uw partijgenoot en collega, Vlaams minister-president Peeters, blijkt het eens te zijn met die argumentatie. Hij stelde onlangs zelfs een hele reeks maatregelen voor die niet tot de taak van de federale overheid behoren en waarvan de Gemeenschappen en Gewesten dus de financiering kunnen overnemen, bij wijze van steunmaatregel aan de federale begroting. Het was een heel uitgewerkt voorstel, waarbij hij uitkwam op een bedrag van ongeveer 600 tot 700 miljoen euro dat zou kunnen worden bespaard, waarvan 400 miljoen euro op Vlaamse bevoegdheden betrekking had. Het gaat over energiebesparende maatregelen, maatregelen via de RVA enzovoort. U hebt de details gekregen.

 

Ik heb dan ook een aantal vragen ter zake.

 

Net zoals het u is ontgaan wat Flor Van Noppen op het vlak van kernenergie allemaal heeft gedaan, zou het mij ontgaan kunnen zijn dat u nog niet hebt teruggekoppeld over de voorstellen van de heer Peeters. Mijn vraag is dan ook of u van plan bent die bevoegdheidsoverschrijdingen terug te schroeven. Mogen we dat verwachten bij de aangekondigde aanpassing van de begroting 2009?

 

06.02 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, mijn antwoord zal vrij bondig zijn. Ik ken de voorstellen van de heer Peeters niet. Ik heb ze niet ontvangen, dus ik weet niet waarover u het precies hebt. Ik heb collega Peeters wel gecontacteerd inzake ontwikkelingssamenwerking, waarvoor de deelregeringen vrij uitgebreide – minstens impliciete, maar ook zeer duidelijke – bevoegdheden hebben. Ik heb gevraagd of de Gemeenschappen en Gewesten zouden kunnen helpen bij het bereiken van de inspanning van 0,7 procent van het bbp, als aandeel dat gaat naar investeringen in ontwikkelingssamenwerking. Ik denk dat er nu gezamenlijk 50 tot 60 miljoen wordt geïnvesteerd door de Gemeenschappen en Gewesten, terwijl de federale regering 700 tot 800 miljoen investeert, ongeveer twintig keer meer.

 

Vanuit een geest van solidariteit vind ik dat bijvoorbeeld de Gemeenschappen en de Gewesten een zwaardere inspanning zouden kunnen leveren. Als voorzitter van de Vlaamse regering had ik zelf indertijd een groeipad afgesproken. Ik denk dat dat groeipad ook wordt gevolgd. Ik had ertoe opgeroepen dat de Gemeenschappen en de Gewesten vanuit concurrerende bevoegdheden een zwaardere inspanning zouden leveren. Wij zullen zien of dat al dan niet wordt gevolgd. Voor de rest ken ik het voorstel van collega Peeters niet. Over dingen die ik niet ken, ga ik uiteraard geen uitspraken doen.

 

Ik herinner mij dat er in het verleden soms vragen werden gesteld vanuit de Gemeenschappen om federale financiering te hebben. Denk aan het RIZIV met betrekking tot het preventiebeleid. Indien men in deze vanuit de Gemeenschappen afziet van bepaalde bedragen die nu federaal worden gefinancierd, zal dat uiteraard een verlichting van het federale budget betekenen.

 

Er zijn andere domeinen waarvoor ik mij kan indenken dat wij de afspraak maken een aantal dingen, die soms mee op vraag van een van de Gemeenschappen en de Gewesten bestaan, uitdovend te maken. De voorstellen van collega Peeters ter zake ken ik echter niet.

 

06.03  Jan Jambon (N-VA): Zo ziet u dat wij elkaar kunnen helpen. Ik heb de voorstellen van de heer Peeters bij mij. Ik kan u die zodadelijk overhandigen. Wij hebben die voorstellen zelfs nog uitgebreid. Wij komen op een bedrag van 1 miljard in plaats van 600 miljoen. Ik kan u die zo dadelijk ook bezorgen, dan u hebt die ook al. Wij hebben die trouwens al ingediend als een amendement op de begroting 2008.

 

Het voorbeeld van de ontwikkelingssamenwerking, dat u geeft, is natuurlijk bijzonder cynisch. Dat dateert natuurlijk nog van voor uw tijd. U weet dat ontwikkelingssamenwerking al in het pakket zat dat aan de Gewesten en de Gemeenschappen zou worden overgedragen. Maar dat is tot nu toe nog altijd niet uitgevoerd. In die zin is dat toch een tamelijk cynisch voorstel.

 

06.04 Eerste minister Yves Leterme: Ik begrijp de betwisting, ik denk bij Lambermont, dat met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking een deel via een werkgroep moest verlopen. Dat gezegd zijnde belet niets de Vlaamse regering en de Waalse gewestregering en gemeenschapsregering voor een groter bedrag solidair te zijn met het zuiden en met personen die vandaag creperen van armoede. Er zijn voldoende bevoegdheden. Er is geen enkele bevoegdheidsdiscussie. Ik heb zelf nog als minister van Landbouw belangrijke nieuwe projecten geïnitieerd in het zuiden, in Afrika. Niets belet dus op dit moment de deelregeringen, de Gemeenschappen en de Gewesten, zwaardere inspanningen te doen in solidariteit met de derde wereld.

 

Wij doen dat federaal in zeer moeilijke omstandigheden – dat geeft iedereen toe. Dat gebeurt in belangrijke mate met bijkomende opwaartse bijstellingen van de kredieten voor ontwikkelingssamenwerking, omdat ik dat nuttig vind vanuit menselijk oogpunt. Ik denk dat dit ook moet kunnen vanuit de Gemeenschappen en Gewesten. Het zou een voorbeeld kunnen zijn waarbij de Gemeenschappen en de Gewesten vertrekkend vanuit solidariteit een deel van de lasten die wegen op het federale budget, zouden overnemen. Er moet nu geen enkele bevoegdheidswijziging gebeuren om dat mogelijk te maken.

 

06.05  Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de eerste minister, ik zal u de voorstellen ter zake toch bezorgen. Eerst had u het over solidariteit met het zuiden. Naderhand wijzigde u dat naar solidariteit met de derde wereld. Ik denk dat Vlaanderen inzake solidariteit met het zuiden geen lessen te leren heeft.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le président: Concernant le point 9 de l'agenda, la question n° 8186 de M. Landuyt, ce dernier est excusé. Il est en mission avec la commission de la Justice.

 

07 Samengevoegde interpellaties van

- de heer Gerolf Annemans tot de eerste minister over "de Waalse compensaties voor de federale steun aan KBC" (nr. 184)

- de heer Jan Jambon tot de eerste minister over "de nieuwe wafelijzerpolitiek rond KBC en Sonaca" (nr. 185)

07 Interpellations jointes de

- M. Gerolf Annemans au premier ministre sur "les compensations wallonnes pour le soutien du gouvernement fédéral à KBC" (n° 184)

- M. Jan Jambon au premier ministre sur "la nouvelle politique du gaufrier à l'égard de KBC et de la Sonaca" (n° 185)

 

07.01  Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ook hier, net als bij mijn vorige vraag, verneem ik graag een geluid van de Belgische regering over een onderwerp waarover tot nu toe nog altijd geen duidelijkheid wordt geschapen.

 

Iedereen weet dat voor gelijk welke vorm van het dossier-Sonaca, er geen sprake meer is van daar een Vlaams luik aan te breien met Asco, want de Vlaamse regering heeft laten weten dat dat niet meer nodig is, dat zij dat wel via de aandeelhouders zou regelen.

 

07.02 Eerste minister Yves Leterme: (…)

 

07.03  Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Is het niet waar?

 

07.04 Eerste minister Yves Leterme: Neen. Immers, weet u wie aandeelhouder is van Asco?

 

07.05  Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Zegt u het maar.

 

07.06 Eerste minister Yves Leterme: De federale overheid, onder andere.

 

07.07  Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Ja, wel, het is dus geregeld via de aandeelhouders.

 

07.08 Eerste minister Yves Leterme: De Vlaamse regering kan dat niet regelen via de aandeelhouders. De aandeelhouders beslissen nog altijd zelf wat zij regelen.

 

07.09  Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Toch werd door de Vlaamse regering aan u de boodschap gezonden dat de rechtstreekse steun niet nodig is. Ja, u beslist daar zelf over. Maar als u hier nu verklaart dat Asco toch nog door een beslissing van de federale regering als compensatie zal worden voorgesteld voor iets dat u hoe dan ook aan de Franstaligen hebt toegezegd te doen in het dossier-Sonaca, dan moet u dat formeel zo zeggen, zodat wij dat ook in onze motie kunnen verwerken.

 

Eén ding is duidelijk: Reynders spreekt in die zaak, en de Franstalige politici spreken in die zaak. Reynders heeft laten weten, met het woord “principieel” drie keer onderstreept: “Er is principieel beslist dat wij bereid zijn” – wij, dat is de federale regering, met Yves Leterme op kop – “om evenveel te doen als de andere aandeelhouders in verhouding tot onze participatie” – dat wil zeggen, 90%.

 

Mijn vraag is of u dat principieel hebt besproken, toegezegd, aan de Franstaligen doorgegeven? Hebt u de dijk opengegooid en gezegd: het is goed; als er iets voor KBC moet worden gedaan, dan zullen we ook iets doen voor Sonaca, weze het als aandeelhouder, en weze dat ik dan, als aandeelhouder van Asco, ook nog zal doen alsof ik dat in Vlaanderen doe voor een Vlaams bedrijf ook, met daarbij dan waarschijnlijk een hele uitleg bij als zou u iets doen voor de Vlaamse mensen en voor de tewerkstelling van uw Vlaamse mensen?

 

Mijn duidelijke vraag aan u is dan ook wat de stand van zaken is. Hoe zult u in vredesnaam vermijden, gelet op de communicatie langs Franstalige kant, dat dit, door de oppositie maar ook door mensen van uw eigen CD&V, voorgesteld zal kunnen blijven worden als een toegift aan de Franstaligen in het dossier-KBC? Hoe zult u dat vermijden, tenzij op een CD&V-achtige manier – neen, ik zal niet oneerbiedig zijn: op een CVP-achtige manier – te beweren dat het niets met mekaar te maken heeft?

 

Wij vertrouwen u niet op dat vlak, niet omdat u niet te vertrouwen bent, maar wel omdat wij aan Franstalige kant heel duidelijk zien dat u dat blijkbaar al hebt toegezegd, anders zou de heer Reynders zeker niet het woord “principieel” drie keer hebben gebruikt in zijn communicatie daaromtrent.

 

Ik neem die zaak vrij ernstig. U mag dat niet bagatelliseren want u weet zeer goed dat in de dagen voorafgaand aan de KBC-interventie – waarmee u op zijn Vlaams gezegd meer dan uwe peren genoeg hebt gezien – zowel vanuit de hoek van de heer Quaden als vanuit de hoek van uw eigen heer Clerfayt hebt moeten duchten dat er bijna een aanval werd ingezet op KBC. Zo is dat in Vlaanderen gepercipieerd. Ik weet niet of u dat in de 16 nog hoort, of u daar nog echo’s van opvangt. Er is een aanval ingezet vanuit Franstalig België tegen KBC omdat KBC dreigde te ontsnappen aan de algemene trend. Met andere woorden, wij gaan er niet licht over. Als u dat dan nog eens moet betalen met een Sonacadossier, dat dan weliswaar qua volume wat is verlicht, dan menen wij dat u in een Verhofstadtiaanse greep bent gekomen van de Franstalige leden in uw regering.

 

07.10  Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de eerste minister, een aantal elementen is natuurlijk al door de heer Annemans aangedragen. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat wij hier opnieuw een staaltje zien van de klassiek beproefde Franstalige logica. Wanneer een overwegend Franstalige verzekeraar zoals Ethias moet worden bijgesprongen, dan is dat in het Belgisch belang. Wanneer echter een Vlaamse bank om hulp vraagt, dan wordt Vlaanderen bevoordeeld en moeten er Waalse compensaties komen. Banken financieel bijspringen om het financieel bestel overeind te houden is één zaak, een specifieke Waalse onderneming bijspringen omdat ze een ondermaats financieel beleid heeft gevoerd is een andere zaak. De kans dat de Europese Commissie dit soort fratsen goedkeurt is trouwens tamelijk klein.

 

Ik heb dan ook een aantal specifieke vragen, mijnheer de eerste minister. Ten eerste, welke Franstalige partijen wilden geen steun verlenen aan KBC en wat was hun motivatie daarvoor?

 

Ten tweede, welke verschillende garanties werden door de Franstalige partijen geëist?

 

Ten derde, welke specifieke compensaties werden er toegezegd?

 

Ten vierde, over hoeveel geld gaat het concreet?

 

Ten vijfde, wordt de federale overheid vergoed voor haar steun in de zin van een coupon of een percentage op het dividend zoals dat bij KBC het geval is?

 

Ten zesde, waaruit leidt u af dat deze steun is toegelaten door de Europese regelgeving ter zake? Hebt u een voorafgaand advies gekregen van of gevraagd aan de Europese Commissie?

 

Ten slotte, liggen er nog dergelijke wafelijzerdossiers op de regeringstafel?

 

07.11 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, ik zou de collega’s eerst willen aanraden om niet op basis van gazettenpraat, weze het uit De Standaard, te interpelleren en vragen te stellen. Er is een beslissing genomen door de regering om een achtergestelde lening toe te kennen met conversie ten belope van 3,5 miljard op vraag en ten voordele van KBC, die trouwens actief is in heel het land.

 

Op geen enkel moment is er welkdanige beslissing dan ook daaraan gekoppeld of gelinkt. Op een bepaald moment werd er door de Waalse gewestregering en door de Vlaamse regering aandacht gevraagd voor het probleem van de wisselkoersgarantiecontracten die zijn gesloten door Asco en Sonaca, tussen Asco en ING en tussen Sonaca en ING. Op een bepaald ogenblik wordt een link gemaakt met de evolutie van de valuta van de Turkse lire. Op een bepaald moment heeft de verhouding tussen de ontwikkeling van de valuta repercussies op het contract en anderzijds op het eigen vermogen van de betrokken vennootschappen. ING is dan gerechtigd om een bepaald bedrag op te vragen. Dat was de aanleiding van de problemen die men zag rijzen bij Asco en Sonaca.

 

Mevrouw Ceysens heeft het probleem van Asco bekeken en aangebracht. De heer Marcourt heeft dat gedaan voor Sonaca. Wij hebben ter zake geen enkele beslissing genomen. Wij zijn, als federale overheid, uiteraard aandeelhouder, ten belope van 10%, in Sonaca. Ik meen dat het Waalse Gewest de overige 90% aanhoudt. Wat Asco betreft, zijn wij aandeelhouder in winstbewijzen die staan voor 4 à 5%. Wanneer er een dreigende waardevermindering is van het vermogen waarvan wij een deel hebben, dan zullen wij uiteraard, naar aanleiding van die waardevermindering, onze verantwoordelijkheid nemen. Voor de rest is er geen enkele koppeling en is er geen enkele beslissing genomen.

 

Ik heb trouwens in het weekend, om komaf te maken met de desinformatie, mijnheer Annemans, naar aanleiding van een artikel dat verschenen was en citaten bevatte, de volgende rechtzetting of het volgende bericht verstuurd: “Geachte redactie, in een aantal kranten werd zaterdag bericht over het dossier wisselkoersgarantiecontracten van de luchtvaartbedrijven Asco en Sonaca. De federale overheid is via de FPIM aandeelhouder in beide bedrijven. Wat Sonaca betreft, gaat het om een aandeelhouderschap ten belope van 10% en in Asco is de FPIM houder van winstbewijzen voor 12 miljoen euro. Als aandeelhouder volgt de FPIM de financiële en vermogenstoestand van beide bedrijven op de voet. De FPIM zal uiteraard vanuit haar eigen vermogen, in het kader van normale activiteiten, met het oog op de continuïteit van de activiteiten van beide bedrijven, haar verantwoordelijkheid als loyale minderheidsaandeelhouder opnemen, indien dit wordt gevraagd en daartoe aanleiding bestaat. De bedoelde dossiers hebben tot nu toe niet het voorwerp uitgemaakt van welkdanige verdere besluitvorming binnen de federale regering.” Dat is de realiteit. Voor de rest is er in dat verband veel animo, die geen weerslag vindt in de werkelijkheid.

 

07.12  Gerolf Annemans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik neem akte van de ontkenning van de eerste minister. Wij zullen moeten wachten op de memoires van alle betrokkenen voor wij kunnen weten waar De Standaard of wie het ook beweerd heeft, het gehaald heeft dat de Franstaligen toen binnen de regering en binnen Lambermont het been stijf hebben gehouden tot er licht scheen in de duisternis van hun Sonaca-akkoorden. Dat kan soms lang duren, wachten op memoires, maar de jongste jaren gaat de evolutie op dat vlak zeer snel. Het zou dus kunnen zijn dat wij reeds over enkele maanden of jaren weten wat de waarheid is die schuilt achter al die beweringen, verklaringen en communiqués van vandaag. Om alle vergissingen uit te sluiten zal ik straks een motie indienen.

 

07.13  Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de eerste minister, het is precies omdat dergelijke geruchten in de kranten naar boven komen dat wij u ter zake in het Parlement ondervragen, om het onderscheid te maken tussen wat geruchten zijn en wat niet en om te proberen de feiten te achterhalen, met de nadruk op proberen.

 

Ook ik neem akte van uw antwoord. Ik meen dat wij daartegen op dit moment weinig kunnen inbrengen. U zegt: het kan zijn dat wij als minderheidsaandeelhouder in de beide dossiers – Asco en Sonaca – onze rol van aandeelhouder nog moeten spelen. Dat is logisch. Het benieuwt mij wel te weten – en ik ga dat opvolgen – of de verhoudingen 10-90 en 4 tot 5% gerespecteerd zullen blijven, of dat het met een aandeelverhoging van de Belgische Staat gepaard zal gaan.

 

07.14 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, in KBC hebben wij die verhouding niet gehanteerd. Daar hebben wij als federale overheid dingen gedaan die wij niet hebben gevraagd van de andere aandeelhouders. Dat was zo omdat het gaat om een systemische bank die mee ons hele financiële stelsel schraagt. Ik meen dat het daar zeer gewettigd was. Inzake bedrijven is dat iets anders. Daar zou een pondspondsgewijze verdeling van de lasten van een eventueel optreden moet gebeuren.

 

Ik voeg er wel aan toe dat men zich niet mag miskijken op de betrokken contracten. Als mijn geheugen mij niet bedriegt, bleek er, nadat men de contracten wat nader had bekeken, niet zo’n grote dringendheid om onmiddellijk op te treden. Nog eens, uiteraard moet het optreden stroken met het benaarstigen van onze belangen als aandeelhouder, in deze twee gevallen als minderheidsaandeelhouder.

 

07.15  Jan Jambon (N-VA): Ik meen dat de situatie van KBC vergelijken met die van Sonaca niet helemaal opgaat, zeker omdat KBC – gelukkig – nog geen volledig overheidsbedrijf is.

 

Moties

Motions

 

De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Gerolf Annemans en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellaties van de heren Gerolf Annemans en Jan Jambon

en het antwoord van de eerste minister,

verzoekt de regering

afstand te nemen van de Belgische wafelijzerpolitiek waarbij compensaties zouden worden gegeven voor federale steun aan KBC in de vorm van directe of indirecte steun aan Sonaca."

 

Une motion de recommandation a été déposée par M. Gerolf Annemans et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu les interpellations de MM. Gerolf Annemans et Jan Jambon

et la réponse du premier ministre,

demande au gouvernement

de renoncer à la politique belge du gaufrier par laquelle des compensations seraient octroyées en échange du soutien fédéral à la KBC sous la forme d’une aide directe ou indirecte à la Sonaca.“

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Leen Dierick en door de heren Josy Arens en Jean-Luc Crucke.

 

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Leen Dierick et par MM. Josy Arens et Jean-Luc Crucke.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

La question n° 8275 de M. Brotcorne est à sa demande transformée en question écrite.

 

08 Interpellatie van de heer Jan Jambon tot de eerste minister over "de politieke benoemingen voor de raden van bestuur in de banken waarin de federale overheid participeert" (nr. 190)

08 Interpellation de M. Jan Jambon au premier ministre sur "les nominations politiques au sein des conseils d'administration des banques dans lesquelles l'autorité fédérale possède des participations" (n° 190)

 

08.01  Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, het gaat hier beter vooruit dan ik had gehoopt.

 

Mijnheer de eerste minister, ik wil u nog eens een aantal vragen stellen over de benoemingen in de raden van bestuur van de verschillende banken waarin de federale overheid nu participeert.

 

Ingevolge de kredietcrisis zal u een aantal vertegenwoordigers in de raden van bestuur moeten benoemen. Naar wij hebben vernomen, zou het om twee vertegenwoordigers bij BNP-Paribas, twee vertegenwoordigers bij Fortis, twee vertegenwoordigers bij KBC, drie vertegenwoordigers bij Ethias en twee vertegenwoordigers bij Dexia gaan.

 

Ik heb ter zake een aantal vragen.

 

Hoe gebeurt de aanwerving? Welke criteria zal u ter zake hanteren, als ze tenminste publiek mogen worden gemaakt?

 

Moet daarbij een politieke of een taalkundige verdeelsleutel in acht worden genomen?

 

Hoe vallen criteria van bekwaamheid, opleiding en competenties met een politieke verdeelsleutel en eventueel met taalaanhorigheid te rijmen?

 

Welke namen werden tot nu toe al ingevuld of wat is de planning ter zake?

 

08.02 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, het klopt inderdaad dat, wanneer de federale overheid aandeelhouder is, zij in verhouding tot voornoemd aandeelhouderschap bestuurders in de bestaande of nieuw op te richten vennootschap aanwijst.

 

Het gaat in dit geval effectief over twee personen voor bestuursmandaten, zoals de heer Jambon meegaf, bij de Banque nationale de Paris, Paribas-BNP.

 

Het gaat bij Fortis over leden van de comité de pilotage en twee bestuurders. Desgevallend wordt nog een extra bestuurder aangeduid in het vehikel dat de liquidatie van de gestructureerde producten zou verzekeren.

 

Het gaat ook over twee bestuurders bij KBC, drie bestuurders bij Ethias en twee bestuurders bij Dexia.

 

Het criterium dat wij ter zake hanteren, is de vertrouwdheid en een bepaalde ervaring met de sector. De kandidaat moet ook blijk hebben gegeven van kennis en beroepsbekwaamheid om een dergelijk belangrijk mandaat te kunnen uitoefenen.

 

Wij streven in dat verband uiteraard een spreiding over de grote Gemeenschappen van ons land na. Voor het overige zijn er niet direct criteria, mijnheer Jambon, al was het maar omwille van het feit dat hoe verder er in onze moderne en open samenleving van de politiek afstand wordt genomen, hoe moeilijker het ooit zou zijn om politieke kleuren op bepaalde mensen te kunnen plakken.

 

Er gebeurt wel nog een formele clearing door de CBFA. Op een bepaald moment worden er namen gesuggereerd, waarna er conform de in het Parlement goedgekeurde wetgeving een clearing gebeurt, teneinde na te gaan of de betrokkenen juridisch in de situatie verkeren die vereist is om te kunnen worden aangeduid.

 

Voor het ogenblik heeft de regering een aantal bestuursmandaten ingevuld. De heer Van Loo werd aangeduid voor Dexia. Ook voor Dexia heb ik Jean-Luc Dehaene voorgesteld. Dat zijn dus twee mandaten die werden ingevuld.

 

Collega Sarkozy heeft de heer Mariani ook aangeduid. Wat KBC betreft, hebben we beslist om in een eerste fase een van de onafhankelijke bestuurders mee te laten optreden voor de Belgische Staat tot aan de volgende algemene vergadering. Ik denk dat die in april of mei van volgend jaar te situeren is. Ik heb voorgesteld dat professor doctor Dirk Heremans de belangen van de Belgische Staat zou waarnemen. In een tussentijdse situatie zal ook de heer Pierre Wunsch, vroeger actief bij Suez, kabinetschef in een vorig leven en nu directeur van de beleidscel van collega Reynders, mee namens de Belgische Staat als waarnemer deelnemen aan de bijeenkomsten van de raad van bestuur van KBC.

 

Wat Fortis-BNP Paribas betreft en Ethias, zijn die aanduidingen imminent. Wat Ethias betreft, heeft dat te maken met het feit dat de Gewesten die hebben deelgenomen aan de kapitaalsinbreng, ook mensen moeten aanduiden en we het een wat op het andere afstemmen. Er is trouwens gebleken dat wij soms in dezelfde vijver zitten te vissen, dat twee overheden dezelfde mensen contacteren. Ik denk echt dat wij op zoek moeten gaan naar mensen die kwalitatief alle mogelijke voorwaarden invullen. Dit is mogelijk als ik zie hoe de Belgische overheid erin is geslaagd om voor een telecombedrijf als Belgacom, waarin ze meerderheidsaandeelhouder is, ervoor te zorgen dat dit telecombedrijf tot de meest performante ter wereld behoort. Om u een Vlaams voorbeeld te geven: Barco is er in het verleden opnieuw bovenop geholpen ook met bestuurders die werden aangeduid door de Gewestelijke Investeringsmaatschappij. Ik denk dat het hier ook mogelijk is om datgene te realiseren wat zonder overheidsinbreng niet kon worden gerealiseerd.

 

08.03  Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de eerste minister, ik deel uw standpunt dat het mogelijk moet zijn bekwame mensen namens de Belgische overheid in raden van bestuur te zetten. Ik vraag mij alleen af of we niet ook iets moeten leren van het Franse voorbeeld: die hebben een opleidingsinstituut voor bestuurders. Als zij bestuurders in raden van bestuur moeten benoemen, moeten die mensen minstens het diploma van dat opleidingsinstituut hebben. Ik denk dat dit geen slechte maatregel is.

 

08.04 Eerste minister Yves Leterme: Ik wil gerust die suggestie meenemen. Neem nu de heer Dehaene: die heeft misschien niet gestudeerd aan dat instituut, maar qua profiel van vertrouwdheid met de lokale sector, op internationaal topniveau kunnen meespreken, vertrouwdheid met het functioneren van internationale raden van bestuur en een vierde criterium dat mij even ontgaat, voldeed hij perfect aan de criteria.

 

Hetzelfde geldt voor de heer Van Loo, die trouwens uitstekende diensten bewijst in hoofde van de Federale Participatiemaatschappij. Professor doctor Heremans is ook iemand die voldoet aan die criteria. Wat de heer Wunsch betreft, is er naast zijn professionele capaciteiten die dat wettigen, ook de overgangssituatie waarin wij het belangrijk vonden dat diegene die over het dossier mee namens de overheid heeft onderhandeld, zeker in de overgangssituatie nog een brugfunctie zou vervullen.

 

Ik neem uw suggestie mee. Ik wist dat zelfs niet, maar we zullen dat eens bekijken. Ik denk dat we op korte termijn, de volgende dagen, vooral goede mensen moeten aanduiden die het belang van de overheid en de belastingbetaler naar best vermogen invullen.

 

08.05  Jan Jambon (N-VA): Ik wilde zeker niet zeggen dat u eerst een opleidingsinstituut moest installeren en dan de mensen benoemen. Vaak wordt ook een opleiding vereist of gelijkwaardig door ervaring, wat in het geval van de heer Dehaene zeker zo is.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: La question n° 8420 de M. Vanvelthoven est reportée à sa demande.

 

09 Question de M. Jean-Luc Crucke au premier ministre sur "la motion adoptée par le conseil communal de Renaix visant à supprimer les facilités" (n° 8445)

09 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de eerste minister over "de motie goedgekeurd door de gemeenteraad van Ronse ter afschaffing van de faciliteiten" (nr. 8445)

 

09.01  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, la problématique des communes à facilités ne concerne pas que la ville de Renaix mais bien d'autres communes de Belgique. Ne fût-ce qu'autour de ma commune, je recense Enghien, Flobecq, cité du ministre-président de la Région wallonne, Renaix, Espierres-Helchin (Spiere-Helkijn). À Renaix cependant, le thème devient lancinant, thème qui vise à la suppression des facilités.

 

Je vous avais déjà touché un mot de ce sujet: en juillet, je vous avais posé une question écrite. En effet, dans le cadre du 11 juillet, M. Dupont, bourgmestre de Renaix, membre du CD&V, nous avait écrit que, nonobstant les 30% de francophones vivant à Renaix, il considérait qu'il fallait supprimer ces facilités qui non seulement ne servaient à rien dans sa ville, mais qui en outre la handicapaient dans divers secteurs. En utilisant "handicap", j'adoucis le terme qu'il utilisait dans son courrier.

 

Nous aurions pu penser que les choses en resteraient là, d'autant que j'avais reçu une réponse, très claire: "Il n'était pas question pour nous de modifier la loi de 1963 relative à ce régime de facilités". Il faut croire que cela n'a pas suffi. Effectivement, sur l'initiative du Vlaams Belang mais sur base d'une motion du CD&V, le conseil communal de Renaix vient de voter une motion dans laquelle il demande au gouvernement fédéral de supprimer ces facilités et, de plus, d'inscrire le point à l'ordre du jour des débats de la réforme de l'État.

 

Pour éviter de passer par une question écrite, je pensais que le débat entre nous pourrait être plus direct et que je pouvais vous questionner une nouvelle fois sur le sujet.

 

Premièrement, monsieur le premier ministre, avez-vous connaissance de cette motion?

Elle a été votée par l'Open Vld, le CD&V, le Vlaams Belang, le sp.a s'étant abstenu en précisant qu'il était contre, donc uniquement du fait de son alliance en majorité avec le CD&V. Ainsi, une majorité s'est clairement prononcée en faveur de la suppression des facilités.

 

Deuxièmement, quelles sont vos intentions envers cette motion?

 

Pouvez-vous aujourd'hui réaffirmer ce que vous m'indiquiez par écrit voilà quatre mois, c'est-à-dire que la suppression des facilités n'est pas à l'ordre du jour, mais surtout, selon ma suggestion que vous sembliez partager dans votre réponse, que cette tolérance de mixité linguistique permettrait d'avantager et de valoriser ces communes au lieu des les défavoriser comme le pensent le bourgmestre de Renaix et certains de ses conseillers communaux?

 

Je vous demande d'être clair. En effet, comme je l'ai dit au départ, les facilités ne concernent pas uniquement Renaix, mais il s'agit quand même d'une ville de 25.000 habitants, dont 30% de francophones.

 

09.02  Yves Leterme, premier ministre: Monsieur le président, cher collègue, je vais me contenter de confirmer, dans les grandes lignes, ce que je vous ai déjà répondu à l'occasion de votre interpellation de cet été.

 

Je tiens tout d'abord à préciser qu'à l'heure actuelle, je ne suis pas en possession de la motion à laquelle vous faites référence. Je ne peux donc pas me prononcer sur la motivation de cette motion. Personnellement, je ne pense sincèrement pas que le seul vote d'une motion dans le cadre d'un conseil communal d'une commune à facilités puisse remettre en cause les garanties de l'équilibre institutionnel de notre pays.

 

En outre, je ne dispose pas d'information quant à l'impact socio-économique du régime des communes à facilités sur l'évolution de la ville de Renaix.

 

Mon sentiment en la matière n'a pas changé depuis ma réponse à votre question écrite de l'été dernier. Autrement dit, j'estime que l'instauration des facilités à Renaix est une des mesures du compromis linguistique de 1962-1963. Elle fait donc partie intégrante de l'équilibre institutionnel. Ce compromis linguistique prévoyait notamment la fixation de la frontière linguistique et la délimitation de l'arrondissement de Bruxelles-Capitale. Il est clair que toucher aux frontières de Bruxelles et au régime des communes à facilités compromettrait l'équilibre instauré. Mais je constate que, de part et d'autre de chaque Communauté, tant au niveau de la Communauté française que de la Communauté néerlandophone, des voix s'élèvent pour demander la révision du statut des communes à facilités ou de la délimitation de la Région de Bruxelles-Capitale.

 

09.03  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, je remercie le premier ministre pour sa réponse.

 

Il est clair qu'il existe un équilibre institutionnel; des compromis linguistiques ont été négociés et ce n'est pas une commune ou un bourgmestre quel qu'il soit, même membre du CD&V de Renaix, qui va les modifier.

 

Monsieur le premier ministre, je voudrais vous demander de rappeler à M. Dupont que, quand on joue avec le feu, on peut se brûler les doigts. Actuellement, le nombre de questions qui doivent faire l'objet de négociations est déjà suffisamment important pour encore envisager de modifier une législation qui, selon moi, est non seulement favorable aux communes qui bénéficient des facilités mais, en outre, a l'avantage de satisfaire de nombreux citoyens.

 

En conclusion, j'estime que la politique menée par cette commune va à l'encontre de la réalité sur le terrain.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 12.09 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.09 uur.