Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de algemene Zaken en het Openbaar Ambt

Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

 

van

 

woensdag 5 november 2008

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 5 novembre 2008

 

Après-midi

 

______

 

 


Le développement des questions et interpellations commence à 15.06 heures. La réunion est présidée par M. André Frédéric.

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 15.06 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer André Frédéric.

 

01 Question de Mme Kattrin Jadin au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "les divergences de contenu entre les syllabi français et allemand pour la formation (en allemand) donnant accès au grade d'adjudant-pompier" (n° 7857)

01 Vraag van mevrouw Kattrin Jadin aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de inhoudelijke verschillen tussen de Frans- en Duitstalige syllabi voor de opleiding (in het Duits) die toegang verleent tot de graad van adjudant-brandweerman" (nr. 7857)

 

01.01  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, je me suis déjà adressée à vous sur ce sujet.

 

À l'époque, j'avais pris bonne note de la réponse qui m'avait été communiquée par votre collègue, la ministre Turtelboom. C'était le 8 octobre dernier. Néanmoins, comme je l'avais fait savoir à Mme la ministre, je restais sur ma faim, tout comme tous les pompiers concernés par le sujet.

 

J'entends bien que vos services ont fait le nécessaire pour fournir au centre provincial de formation pour les services d'incendie de Liège les syllabi en allemand mais le problème n'est pas là.

 

Le problème est le suivant: l'école du feu refuserait de démarrer cette formation car, selon elle, le contenu même de la formation est différent dans les syllabi en allemand en comparaison avec les syllabi en français.

 

Je m'inquiète donc de savoir s'il y a effectivement une différence au niveau des exigences ou si ces différences sont uniquement le fruit d'une traduction hasardeuse du néerlandais vers l'allemand. Si des différentes exigences quant au niveau de formation des adjudants-pompiers existent, je voudrais savoir comment elles s'expliquent.

 

Existe-t-il réellement des divergences dans le contenu de la formation?

 

Le cas échéant, pouvez-vous les expliquer?

 

Quelle assurance vos services ont-ils obtenu de la part de l'école du feu de la province de Liège quant à l'organisation de cette formation dans les meilleurs délais?

 

01.02  Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, chers collègues, le centre provincial de formation des agents des services d'incendie de Liège est prêt à dispenser les cours en langue allemande qui donnent accès au brevet d'adjudant. Ces cours débuteront en février 2009.

 

Les formations, qu'elles soient dispensées en néerlandais ou en français, ont les mêmes objectifs. Ces objectifs sont approuvés par le Conseil supérieur pour les formations.

 

Les syllabi et outils pédagogiques sont des moyens qui sont uniquement utilisés par l'enseignant pour atteindre ces objectifs.

 

Dans le passé, il a été demandé aux deux fédérations de pompiers de rédiger des syllabi, ce qui peut expliquer certaines divergences entre les deux versions. La direction générale de la sécurité civile a comparé, avec l'aide du commandant du service d'incendie de Eupen, les différentes versions. Elle a conclu que les différences ne posaient pas de problème. Dans un but d'uniformisation, la réglementation a été adaptée en 2003.

 

Un comité de rédaction a été mis en place afin de déterminer les finalités des cours et d'écrire les syllabi en fonction de ces finalités qui sont bien entendu similaires en français et en néerlandais.

 

01.03  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie vivement. J'ai donc bien fait de poser à nouveau cette question et de creuser le sujet car la réponse que vous me fournissez non seulement me satisfait mais je suis certaine qu'elle satisfera aussi tous les candidats adjudants-pompiers de ma région qui pourront enfin, après de longues années, parfois 20 ans, suivre cette formation qui contribue à la motivation des services de pompiers.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van mevrouw Katrien Schryvers aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de federale dotatie aan de lokale politiezones" (nr. 8046)

02 Question de Mme Katrien Schryvers au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la dotation fédérale octroyée aux zones de police locales" (n° 8046)

 

02.01  Katrien Schryvers (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, gemeenten en politiezones zijn volop bezig met het opmaken van hun begrotingen voor 2009. Voor gemeenten, maar zeker ook voor politiezones, is het personeel een belangrijk uitgave. De personeelskosten van de politie zijn in grote mate bepalend voor de gemeentelijke dotaties aan de meergemeentenzones. Vanzelfsprekend zijn die ook afhankelijk van de federale dotatie die elk jaar aan de politiezones wordt toegekend. Het is dus heel belangrijk dat de zones zicht hebben op welke middelen zij vanuit de federale overheid mogen verwachten voor volgend jaar, om een correcte begroting te kunnen opmaken. Daarom heb ik de volgende vragen. Mijnheer de minister, wanneer mogen de gemeenten de publicatie van het betreffende KB verwachten? Welke aanpassingen zijn er ten opzichte van de dotatie in 2008?

 

02.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik ben op de materie al enigszins ingegaan tijdens de commissievergadering van 22 oktober. Wat concreet uw vragen aangaat, kan ik u eerst en vooral melden dat de cijfers van de dotatie voor 2009 pas recentelijk, tijdens het begrotingsconclaaf, werden goedgekeurd. U weet dat. Het finaliseren van de KB’s kan pas gebeuren na de definitieve goedkeuring van de begroting door het Parlement, na de publicatie van de begrotingswetten en na het inwinnen van de voorziene adviezen. Ik denk daarbij aan de Inspectie van Financiën, de Adviesraad van burgemeesters, de minister van Begroting en uiteindelijk de Ministerraad zelf.

 

Mijn administratie zal, teneinde de lokale besturen toe te laten hun begroting correct op te maken, zoals de vorige jaren, in afwachting en onder voorbehoud van de bevestiging bij KB, de cijfers per zone meedelen via een omzendbrief en met publicatie op de website infozone.

 

De bedragen voor 2009 werden conform de federale begrotingsonderrichting berekend, dat wil zeggen met een stijgingsnorm van 2,1%. Conform de bestaande werkwijze zullen ook deze bedragen a posteriori worden aangepast aan de werkelijke inflatie, op basis van het indexcijfer van de maand december van het desbetreffende jaar. Onder voorbehoud en via een omzendbrief krijgt u de richtcijfers. De verrekening volgt nadien.

 

02.03  Katrien Schryvers (CD&V): Mijnheer de minister, het is belangrijk dat de zones op korte termijn duidelijkheid krijgen. Wij weten allemaal dat de personeelskosten in de meeste gemeentezones tussen 80 en 90% van de politiebegroting uitmaken. In 2008 hebben wij een grote stijging gezien. Indien wij die cijfers doortrekken in 2009, is de stijging veel groter dan de stijging van de federale dotatie met 2,1%. Dat betekent vanzelfsprekend dat de gemeenten daarin meer zullen moeten bijdragen. Ik vind dit absoluut een aandachtspunt, anders zal het probleem van de meerkosten, waarover al zo veel te doen is geweest, toch weer opduiken en door de gemeenten gesignaleerd worden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Bruno Stevenheydens aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de diefstal van nummerplaten" (nr. 7872)

03 Question de M. Bruno Stevenheydens au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "le vol de plaques minéralogiques" (n° 7872)

 

03.01  Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in de eerste negen maanden van dit jaar werden in ons land 25.066 nummerplaten geschrapt, na diefstal van voertuig en/of kenteken. Vooral het aantal gestolen kentekens is fors gestegen. In 2003 werd 11.750 nummerplaten uit de computerbestanden geschrapt, vorig jaar waren dat er 27.510.

 

De federale politie heeft meegedeeld dat vooral het aantal gestolen kentekens is gestegen. Nummerplaten worden van voertuigen geschroefd om ze dan op andere wagens, meestal van hetzelfde merk en dezelfde kleur, te bevestigen. Wagens met gestolen nummerplaten worden vaak gebruikt bij overvallen en ramkraken. Er is ook het probleem van het tanken zonder betalen, waarbij men ook vaststelt dat het meestal gaat om wagens met gestolen nummerplaten.

 

Welke aandacht schenkt de minister aan het fenomeen?

 

Enkele jaren geleden hebt u laten weten dat u een rondvraag zou richten aan de lokale politiediensten om een analyse te kunnen maken van het fenomeen. Hoe ver staat u hiermee? Wordt hieraan nog aandacht geschonken?

 

03.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik zal aan de collega een tabel overhandigen met het aantal feiten van de voorbije vijf jaar, die op datum van 7 oktober 2008 waren geregistreerd in de databank. Ik moet u wel zeggen dat de cijfers voor 2008 nog niet helemaal beschikbaar zijn. De federale politie maakt geen melding van een stijgende trend, maar weliswaar wordt de bevolking regelmatig gesensibiliseerd voor het nemen van een aantal elementaire, preventieve maatregelen. Ik denk aan het parkeren van voertuigen op een beveiligde of minstens goed verlichte plaats.

 

Er zijn evenmin aanwijzingen dat gestolen nummerplaten worden gebruikt voor het plegen van feiten van groot banditisme. Ze worden blijkbaar vooral gebruikt voor andere doeleinden, zoals het tanken zonder betalen of het ontlopen van boetes voor snelheidsovertredingen.

 

De politie concentreert zich op een aantal elementaire taken, zoals het opvolgen van het fenomeen en het sensibiliseren van de bevolking. Elke gestolen nummerplaat wordt ook onmiddellijk geseind in de algemene gegevensbank. Er heeft betreffende het fenomeen geen rondvraag plaatsgevonden bij de lokale korpsen.

 

03.03  Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u hebt enkele jaren geleden meegedeeld dat u wel een rondvraag zou laten organiseren. Waarom is die niet georganiseerd? Als u van mening bent dat het toch een goed actiemiddel is, gaat u er dan nog werk van maken?

 

03.04 Minister Patrick Dewael: Ik zal de suggestie opnieuw onderzoeken. Het fenomeen is, op basis van de gegevens waarover we beschikken, wel duidelijk in kaart gebracht, maar ik zal de suggestie of een bevraging van de lokale korpsen nog nuttige extra informatie kan opleveren, opnieuw ter hand nemen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: La question n° 7984 est transformée en question écrite.

 

04 Question de M. Maxime Prévot au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la lutte contre les réseaux de crime organisé en provenance de la Moldavie" (n° 8073)

04 Vraag van de heer Maxime Prévot aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de strijd tegen georganiseerde misdaadbendes uit Moldavië" (nr. 8073)

 

04.01  Maxime Prévot (cdH): Monsieur le ministre, au début du mois d'octobre, le parquet de Namur a décerné quinze mandats d'arrêt contre une bande de voleurs, originaires de Moldavie, qui écumaient le pays à partir de Bruxelles.

 

Ce pays de l'ex-URSS souffre depuis son indépendance d'une économie anémique aggravée par un conflit avec la région séparatiste de Transnistrie. Plus d'un million de Moldaves sur une population de moins de cinq millions d'habitants vivent à l'étranger afin de gagner leur vie. Aussi, le recours à une économie parallèle et gangrenée par le crime organisé est bien souvent la bouée de secours pour une population désoeuvrée.

 

Plutôt que de stigmatiser une population, il convient de l'aider dans son processus de reconstruction au travers d'une coopération avec les autorités locales, notamment la police et la justice.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous nous informer sur les contacts existant éventuellement avec les autorités moldaves afin de lutter contre ces trafics qui ne sont bénéfiques ni pour celles et ceux qui en sont les victimes, ni pour nos concitoyens? Comptez-vous renforcer cette coopération? Si oui, par quelles mesures visant à enrayer ces réseaux criminels?

 

04.02  Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, cher collègue, en ce qui concerne les contacts existant au niveau de la police, l'officier de liaison de la police intégrée basé en Roumanie est accrédité pour la Moldavie. Il entretient de bons contacts opérationnels avec les services de police moldaves via Interpol et via le Centre "Southeast Cooperation Initiative" à Bucarest où est basé un officier de liaison de la police moldave.

 

Ces canaux sont régulièrement utilisés dans le cadre de la lutte contre la criminalité organisée en provenance de Moldavie, notamment la lutte contre les bandes itinérantes et plus particulièrement les faits de vols qualifiés commis dans des habitations ou des garages.

 

Depuis 2002, dans ce type de criminalité, au niveau de la police, plus de 45 dossiers impliquant des ressortissants moldaves ont été ouverts.

 

Il ressort des informations obtenues auprès de la direction judiciaire que c'est dans ce type de criminalité que les Moldaves sont les plus actifs en Belgique.

 

Le 12 février 2007, la Belgique a signé un mémorandum d'entente avec la Moldavie visant la coopération entre la police fédérale belge et le ministère de l'Intérieur de la République de Moldavie. Ce mémorandum vise à formaliser et à renforcer la coopération entre les services de police belges et moldaves par le biais d'activités stratégiques comme l'organisation de formations et de stages ainsi que l'échange de documentation et d'expériences pratiques.

 

Du 22 au 26 septembre 2008, une délégation de la police fédérale s'est rendue en Moldavie pour une visite d'étude, l'objectif étant de nouer des contacts opérationnels permettant de faciliter les relations entre les services de police belges et moldaves. Les services de police ont fait part de leurs besoins en matière de police aux membres de la délégation de la police fédérale.

 

04.03  Maxime Prévot (cdH): Je remercie le ministre pour sa réponse détaillée. Je me réjouis du renforcement de cette coopération entre la police fédérale belge et le ministère de l'Intérieur moldave, si j'ai bien suivi. Cela ne poura être que bénéfique. Je prends note du renforcement de cette coopération depuis 2002 au vu du nombre de dossiers ouverts qui concernent des ressortissants moldaves. J'espère surtout qu'on pourra très rapidement constater son efficacité sur le terrain pour démanteler ces réseaux organisés, comme ce qui s'est passé à Namur pourrait en être une première illustration ou en tout cas une illustration une importante.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: La question n° 7945 de Mme Lalieux est retirée.

 

05 Question de M. Maxime Prévot au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "les suites du rapport sur le service régional d'incendie (SRI) de Sambreville" (n° 8162)

05 Vraag van de heer Maxime Prévot aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "het gevolg dat aan het verslag over de gewestelijke brandweerdienst van Sambreville werd gegeven" (nr. 8162)

 

05.01  Maxime Prévot (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, voilà quelques mois, nous avons pu conjointement prendre connaissance d'un rapport alarmant rédigé par le bureau Consultis à propos du fonctionnement du service d'incendie de Sambreville. Bien entendu, le pouvoir fédéral n'est pas le seul à devoir se sentir concerné puisqu'il appartient, au premier chef, à la commune elle-même de prendre les mesures de suivi requises pour répondre aux lacunes mises en lumière.

 

À l'époque, interrogé sur le sujet, vous avez vous-même pu souligner la responsabilité de la commune et de la province sur certains aspects.

 

Les citoyens de tout le bassin sambrevillois sont évidemment en droit de bénéficier de la meilleure protection possible contre les risques d'incendie, au même titre que n'importe lequel de nos concitoyens. A fortiori lorsque l'on se remémore qu'il s'agit d'une zone Seveso, donc à l'égard de laquelle il convient d'être particulièrement vigilant pour circonscrire au maximum les risques pour la population et son environnement.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous m'indiquer quel suivi a jusqu'à présent été réservé à ce rapport inquiétant?

 

Après la sortie d'un rapport, l'essentiel est de s'assurer que des réponses sont apportées aux lacunes constatées. Je n'oserais imaginer qu'aucune mesure significative n'ait été prise, alors même que les lacunes de gestion et d'équipement étaient patentes et qu'il s'agit d'une matière sensible, car directement liée à la sécurité de la population.

 

Vos services sont-ils aujourd'hui en capacité de garantir que les lacunes ont été comblées par la commune, principalement, ou par votre administration, grâce à l'action combinée du fédéral et des pouvoirs locaux, et que les citoyens peuvent à présent être apaisés?

 

À défaut, que comptez-vous entreprendre pour placer les pouvoirs locaux concernés devant leurs responsabilités afin que tout soit accompli dans les plus brefs délais? J'imagine en effet qu'en tant que pouvoir de tutelle, vous ne pouvez pas vous sentir non concerné par le suivi de ce rapport.

 

Enfin, parmi les éléments pointés, le très faible nombre de pompiers professionnels, dans une telle zone Seveso, bien connue du président du syndicat du corps des pompiers, est aussi surprenant. Pouvez-vous m'éclairer sur le cadre sambrevillois comparativement à des villes du même acabit, telles que Mons, La Louvière ou encore Tournai?

 

05.02  Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, chers collègues, l'inspection des services d'incendie se rendra à Sambreville le 26 novembre afin de veiller aux suites données au dernier rapport d'inspection. Le rapport d'audit constituera un élément complémentaire qui sera également discuté.

 

J'attire votre attention sur le fait que l'inspection des services d'incendie ne dispose d'aucun pouvoir de sanction, contrairement aux autorités communales. C'est à souligner. C'est donc à elles de mettre fin aux manquements constatés par l'inspection.

 

Quant au manque d'effectifs, il avait déjà été souligné dans le dernier rapport d'inspection. Il concerne surtout les officiers professionnels: le cadre de Sambreville n'en comporte qu'un seul.

 

Le service d'incendie de Tournai en compte 6, celui de La Louvière en compte 9 et celui de Namur en compte 4.

 

Le service d'incendie de Mons ne peut, quant à lui, être comparé avec celui de Sambreville puisqu'il ne s'agit pas d'un service qualifié de mixte mais d'un service qualifié de professionnel.

 

Il ressort de cet exemple que l'inspection actuelle des services d'incendie ne dispose pas toujours de suffisamment d'instruments pour agir. Dans le cadre de l'exécution de la loi du 15 mai 2007 relative à la sécurité civile, il y a une inspection générale pour les services de la sécurité civile sous l'autorité directe du ministre. En guise d'illustration de la nouvelle politique renforcée, je vous cite l'article 171 de la nouvelle loi: "Lorsque à l'échéance du délai indiqué, la zone reste en défaut de remédier aux manquements constatés, procès-verbal est dressé par l'inspection générale. Le gouverneur ou le ministre peuvent procéder à l'inscription d'office des dépenses nécessaires au budget pour remédier aux manquements constatés". De cette façon, on peut intervenir de manière beaucoup plus efficace, ce qui n'est actuellement pas toujours le cas.

 

05.03  Maxime Prévot (cdH): Monsieur le président, je remercie le ministre. Sur le premier volet, celui du rapport qui a été dressé et qui pointait les différentes carences, je note que le pouvoir de sanction est du seul ressort de la commune, l'inspection venant dans un second temps pour constater dans quelle mesure on a mis en œuvre ou pas les dispositions adéquates. Monsieur le ministre, dois-je conclure que depuis ce rapport, la première inspection qui va être faite par l'autorité fédérale est celle du 26 novembre et que c'est seulement à partir de là qu'on pourra avoir une idée claire sur le suivi réservé au rapport par l'autorité communale? Jusqu'à présent, je dois conclure que vos services n'ont pas d'informations spécifiques.

 

05.04  Patrick Dewael, ministre: Pas d'informations complémentaires.

 

05.05  Maxime Prévot (cdH): D'accord.

 

Vous évoquiez le fait que les nouvelles dispositions de la loi de 2007 permettraient, et on s'en réjouit, au ministre d'autorité de pouvoir prendre des mesures si, au terme du délai, on constate qu'il y a toujours des carences. Quel est le délai concernant Sambreville pour savoir si nous en sommes proches?

 

05.06  Patrick Dewael, ministre: Je ne peux pas anticiper, cela reste à voir. La loi prévoit des sanctions ou des actions qui permettent même au ministre de se substituer aux autorités communales. Je peux vous dire que pendant la discussion parlementaire cet article n'est pas passé sans peine.

 

05.07  Maxime Prévot (cdH): Je l'imagine aisément.

 

En ce qui concerne le cadre professionnel, je pense que les chiffres sont très éclairants sur le fait que pour une zone Seveso d'une population aussi large que celle de Sambreville, le fait de ne disposer que d'un seul officier professionnel est particulièrement alarmant. J'espère donc que du côté des autorités sambrevilloises, on fera aussi ce qu'il faut pour davantage professionnaliser un service d'incendie qui le nécessite.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Chers collègues, avant de poursuivre l'ordre du jour, je tiens à vous signifier que je vais déroger à la poursuite de l'ordre du jour, tel que vous l'avez reçu, car certains collègues, notamment MM. Schoofs et Van den Bergh, m'ont demandé de reporter leurs questions en fin de commission.

 

Pour le reste, j'ai l'intention de suivre l'ordre du jour dans l'ordre, tel que mentionné. Si les collègues ne sont pas présents, c'est qu'ils estiment que leur question n'est pas intéressante et elle sera donc reportée. Je trouve en effet agaçant et fatigant d'attendre pendant des heures des collègues qui ne daignent pas donner signe de vie. Lorsque les questions sont isolées, il est encore possible de faire preuve d'un peu de flexibilité mais lorsque cinq questions sont jointes, c'est d'autant plus compliqué!

 

Je demanderai à M. Doomst de bien vouloir me remplacer à la présidence.

 

Voorzitter: Michel Doomst.

Président: Michel Doomst.

 

06 Samengevoegde interpellaties en vragen van

- de heer Filip De Man tot de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de onbeveiligde webstek van de federale politie" (nr. 178)

- de heer Flor Van Noppen tot de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de beveiliging van www.fedpol.be" (nr. 179)

- de heer André Frédéric aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de beschikbaarheid van geheime informatie op de internetsite van de federale politie" (nr. 8202)

- mevrouw Jacqueline Galant aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "geheime informatie on line op de website van de federale politie" (nr. 8254)

- de heer Olivier Maingain aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de verspreiding van geheime informatie op de site van de federale politie" (nr. 8322)

- de heer Ludwig Vandenhove aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de informatie op de website van de geïntegreerde politie" (nr. 8352)

06 Interpellations et questions jointes de

- M. Filip De Man au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "le site web non sécurisé de la police fédérale" (n° 178)

- M. Flor Van Noppen au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la sécurisation de www.fedpol.be" (n° 179)

- M. André Frédéric au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la mise en ligne de données secrètes sur le site internet de la police fédérale" (n° 8202)

- Mme Jacqueline Galant au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "les informations secrètes accessibles sur le site web de la police fédérale" (n° 8254)

- M. Olivier Maingain au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la divulgation d'informations secrètes sur le site de la police fédérale" (n° 8322)

- M. Ludwig Vandenhove au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "les informations accessibles sur le site web de la police intégrée" (n° 8352)

 

06.01  Filip De Man (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn interpellatie handelt over de webstek van de federale politie. Ik neem aan dat we allemaal het paginagroot artikel hebben gelezen in Het Laatste Nieuws. Dat kwam aan als een bom.

 

De beveiliging van de webstek www.fedpol.be zou volgens de krant zeer te wensen overlaten en aanleiding kunnen geven tot wraakacties ten overstaan van politiemensen. Volgens de krant zou een lijst met namen van alle agenten van het land met hun rang, eenheid, hun werk en telefoonnummer te vinden zijn op het net. Zelfs de namen van de leden van de elite-eenheid van de politie, mensen die nog minder dan hun collega’s gediend zijn met welke aandacht ook, zouden op die webstek te vinden zijn. Ik citeer Het Laatste Nieuws: “De federale rechercheurs die gevoelige dossiers behandelen: ze staan erin. Bijzondere gevangenen-of geldtransporten: de mensen die ze uitvoeren staan met naam en toenaam op de site van de federale politie. Zelfs de officieren van de CGSU, zeg maar de elite-interventie-eenheid van de politie, staan in de lijst. Dit zijn de agenten die er alles aan doen om in de schaduw te blijven. Logisch als men moet tussenbeide komen bij gevaar voor terrorisme, supergangsters of ander gevaar”.

 

Mijnheer de minister, dit alles in een tijdperk waarin we moeten vaststellen dat politiemensen het slachtoffer dreigen te worden en soms ook effectief worden van wraakacties op weg naar huis. We hebben onlangs het voorbeeld gehad waarbij een brandbom werd gegooid naar de woning van een Brusselse officier. Ik citeer Philip Van Hamme van de politievakbond NSPV: “Een wijkagent moet uiteraard gekend zijn bij de bevolking maar het is niet de bedoeling dat alle andere politiegegevens op straat liggen. Niet enkel voor de privacy van de agenten, ook voor hun veiligheid. Kijk maar naar wat het deze week nog gebeurd is in Laken. Onbekenden hebben met een molotovcocktail geprobeerd het huis van een commissaris en haar zoon in brand te steken”.

 

Terloops even dit, mijnheer de minister. Dit soort wraakacties is natuurlijk het gevolg van de extreem lakse houding van de traditionele partijen van de regering ten opzichte van de etnische bendes in onze steden.

 

Ik kom terug tot het onderwerp. De journalisten van Het Laatste Nieuws stellen ook dat men instructies vindt om politiekaarten aan te maken, net als details voor de aanmaak van officieel briefpapier van de federale politie en ook naamkaarten. Er is nog meer. We probeerden dit te checken maar blijkbaar heeft de federale politie snelsnel wat beveiligingen aangebracht om een en ander af te schermen. Men vond er ook instructies voor geldtransporten en het inzetten van luchtsteun met helikopters en vliegtuigen met daarbij de procedure die gevolgd moet worden om de aanvraag te doen.

 

Er stond ook hoe een organogram van de communicatie- en informatiecentra er uitziet. Dat zijn toch de centra die op een beveiligde manier hun eigen communicatie hebben en hun eigen communicatielijnen gebruiken. Naar verluidt stonden zelfs de identificatienummers van elk toestel open en bloot op de webstek.

 

Ten slotte, er stonden ook de naam en het paswoord waarmee een officier internationale politiedatabanken kan bezoeken en allerhande interne documenten. Excusez du peu, zegt men in het Frans. Het was inderdaad, zoals het stukje onderzoeksjournalistiek in Het Laatste Nieuws stelde, werkelijk verbijsterend.

 

Zoals altijd in dit land wordt er dan op de boodschapper geschoten en dreigde men in dit concreet geval met een klacht tegen de twee journalisten. Men liet uitschijnen dat zij de webstek zouden hebben gehackt of dat zij op een illegale wijze een en ander hadden kunnen doorbreken. Maar zij hebben naar hun zeggen niet meer dan hun informatieplicht vervuld. Zij hebben helemaal niet moeten hacken om een hele resem geheimen, lijsten en andere informatie te bekomen.

 

Mijnheer de minister, is de berichtgeving in Het Laatste Nieuws correct? Zo ja, werd dat levensgrote probleem verholpen? Hoe en wanneer gebeurde dat? Is onmogelijk gemaakt dat dit probleem in de toekomst opnieuw zou rijzen?

 

Welke dienst staat in voor de webstek van de federale politie?

 

Wie was verantwoordelijk voor deze blunder? En krijgt deze verantwoordelijke nu ook een blaam?

 

06.02  Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb ook die krant gelezen. In Het Laatste Nieuws stond dat zij met enkele muisklikjes bij gevoelige informatie konden van de webstek www.fedpol.be. Wat men daarop vond, heeft de heer De Man daarjuist al duidelijk toegelicht. Dat zal ik dus niet herhalen.

 

De politie heeft intussen de webstek al verzegeld en onderzoekt nu of de journalisten van Het Laatste Nieuws de website niet hebben gehackt, of er bij de politie lekken zijn in verband met de schending van het beroepsgeheim en of er paswoorden werden bezorgd door politiepersoneel. Het Laatste Nieuws ontkent dat ten stelligste.

 

Dat alles roept natuurlijk vragen op. Gevoelige informatie van de politie wordt hier te grabbel gegooid. Wie weet hoeveel personen, met andere bedoelingen dan Het Laatste Nieuws, nog hebben gebruikgemaakt van de webstek en deze informatie.

 

De politie heeft intussen een onderzoek ingesteld naar de handelwijze van de journalisten van Het Laatste Nieuws. Daarover heb ik enkele vragen.

 

Indien u ze al hebt, wat zijn de resultaten van het onderzoek van de politie naar aanleiding van dit artikel in Het Laatste Nieuws?

 

Welke maatregelen zullen worden genomen om de website beter te beveiligen?

 

Hebt u er zicht op of er nog andere personen, buiten Het Laatste Nieuws, bij deze gevoelige informatie zijn geweest?

 

De voorzitter: Mijnheer Van Noppen, er zijn drie vragen gevoegd bij de interpellaties.

 

06.03  André Frédéric (PS): Monsieur le président, je serai très bref. Le journal "Het Laatste Nieuws" n'étant pas ma lecture quotidienne, j'ai réagi dès que j'ai appris les éléments mis en lumière aujourd'hui.

 

Si les informations divulguées sont exactes, il est inquiétant de constater que des informations tout à fait secrètes sont si facilement accessibles. C'est inquiétant pour les citoyens!

 

Si des informations aussi précieuses que celles-là, avec la liste des agents de tous les pays, les unités d'élite, les numéros de téléphone, la contrefaçon des cartes de police, les procédures pour solliciter un hélicoptère et les mots de passe permettant d'accéder à des banques de données policières internationales, étaient accessibles et si c'était une fiction policière, on en rirait mais malheureusement, ce n'est pas le cas.

 

Je m'inquiète au regard des bases fondamentales de notre démocratie. Mes questions sont très précises.

 

En ce qui concerne les journalistes, est-il vrai qu'une plainte aurait été déposée à leur encontre alors que ceux-ci n'auraient en fait commis aucune infraction sauf celle d'avoir visité un site auquel tous les citoyens avaient accès?

 

Pour en revenir aux données proprement dites, confirmez-vous qu'il était bien possible – il y a eu des modifications depuis – d'avoir accès sur le site de la police fédérale aux données qui ont été mentionnées?

 

Va-t-il être entrepris quelque chose pour sécuriser ces données?

 

Pouvez-vous nous dire si cette mise en ligne de données confidentielles est due à une erreur humaine ou à une erreur informatique ou les deux?

 

J'aimerais y voir plus clair en la matière.

 

06.04  Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, je ne vais pas répéter tout ce que mes collègues viennent de dire.

 

Il est vrai que ces articles de presse nous ont tous interpellés.

 

Il est grave de trouver toutes les informations confidentielles concernant les agents et comme l'a dit mon collègue Frédéric, il est tout aussi grave de trouver des détails pour contrefaire des cartes de police, des procédures pour requérir un hélicoptère et des mots de passe pour entrer dans des banques de données policières internationales.

 

Moi-même, intriguée, j'ai essayé d'aller sur le site de la police mais apparemment il était mis hors ligne déjà le samedi 25 octobre dernier.

 

Monsieur le ministre, je me contenterai de vous poser ces quelques questions.

 

Pouvez-vous confirmer les faits qui ont été relatés par la presse et nous expliquer les circonstances de la découverte des failles du système informatique sur lequel repose le site Fedpol.be.

 

Pouvez-vous, le cas échéant, nous rassurer sur les mesures entreprises pour qu'un tel incident ne se reproduise plus?

 

Connaissez-vous les statistiques quant à la visite de ces pages mal protégées?

 

À combien de reprises ont-elles été consultées?

 

06.05  Olivier Maingain (MR): On pourrait dire en souriant, aujourd’hui sort le dernier James Bond sur les écrans: il y aurait matière ici à nourrir un prochain film. Cette affaire a intrigué. J’ai repris la loi du 28 novembre 2000 relative à la criminalité informatique, et plus particulièrement l’article 6 qui traite des infractions contre la confidentialité, l’intégrité et la disponibilité des systèmes informatiques et des données qui sont stockées, traitées ou transmises par ces systèmes. Je rappelle que l’article 550 bis du Code pénal dit: "Celui qui, sachant qu’il n’y est pas autorisé, accède à un système informatique ou s’y maintient, est puni d’un emprisonnement de 3 mois à un an et d’une amende de 26 francs à 25.000 francs, ou d’une de ces peines seulement". Ce sera l’objet d’une discussion de savoir si les journalistes de "Het laatste Nieuws" ont pu considérer ou non que l’information, étant disponible sans devoir recourir à des moyens frauduleux, ils étaient ou pas autorisés à consulter les données considérées comme (je suppose) confidentielles dans le traitement informatique des services de police. Je suppose que votre SPF a veillé à déposer une plainte. Je suis un grand protecteur des sources des journalistes, je suis le co-auteur de la proposition de loi qui a abouti à la protection des sources, mais la protection des sources n’autorise jamais pour autant un journaliste à commettre une infraction pénale, nous n’avions pas manqué de le rappeler en son temps.

 

Au-delà de cette opération d’intrusion, se pose la question de la sécurisation des sites gérés par la police et s‘il faut stigmatiser ceux qui s’y introduisent sans être autorisés, il convient peut-être aussi de déterminer au sein des services la responsabilité de ceux qui n’ont pas suffisamment sécurisé le site dès lors qu’il n’y aurait pas eu utilisation de moyens frauduleux pour accéder aux informations considérées comme confidentielles. À cet égard, je souhaiterais connaître de la part du ministre les mesures prises en interne pour déterminer les responsabilités au sein de ses services.

 

06.06  Ludwig Vandenhove (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik kan bijzonder kort zijn.

 

Zogoed als alle vragen werden gesteld, maar ik had nog graag het volgende vernomen.

 

Ten eerste, weet u of dit voor de eerste keer gebeurde of is het nog al gebeurd?

 

Ten tweede, quid in verband met het onderzoek ten opzichte van Het Laatste Nieuws?

 

Ten derde, als deze informatie correct is, dan moet naar de verantwoordelijke worden gezocht. Is dat al gebeurd? Kunt u indicaties in die richting geven?

 

06.07 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, het onderzoek ten gronde naar wat er precies is gebeurd, is nog volop aan de gang.

 

Ik til zeer zwaar aan die feiten. Ik ontving van de federale politie een eerste tussentijds rapport en moet mijn antwoord voorlopig dus noodzakelijkerwijze beperken tot wat wij nu met zekerheid weten. Uiteraard kunnen wij afspreken om op een later tijdstip terug te komen op deze aangelegenheid.

 

Il y a eu intrusion dans les parties protégées du site web en ce qui concerne la documentation notamment www.poldoc.be. Et ce site web est accessible par le site chapeautant www.fedpol.be mais il n’y a pas d’indication que la sécurité du site soit compromise.

 

Momenteel staat vast dat er een technisch probleem op het vlak van de beveiliging van de Pol.doc.be de toegang heeft vergemakkelijkt, maar of er ook een menselijke fout aan de oorzaak is, dat maakt nog steeds het voorwerp uit van een onderzoek. Een grondige analyse van de problemen zal ons toelaten om dat te verhelpen.

 

Il faut aussi nuancer les informations parues dans la presse. Les données parues et visibles sur une partie protégée du site web en question sont réservées à un usage interne mais elles ne sont pas à considérer a priori comme une information secrète ou à caractère confidentiel. Les informations classées secrètes ou à diffusion restreinte ne sont jamais reprises dans les fichiers d'un site web documentaire poldoc.

 

Communiceren over de visuele en voor de burger herkenbare aspecten van de politie diensten heeft te maken met community policing, gemeenschapsgerichte politiezorg. Het dient ook een preventief doel. De burger heeft recht op correcte informatie over hoe onder meer legitimatiekaarten, logo’s, briefpapier, visitekaartjes en striping op voertuigen er uitzien. Deze informatie werd ten tijde van de politiehervorming door middel van een persconferentie op donderdag 17 mei 2001 uitdrukkelijk openbaar gemaakt. Die informatie is trouwens ook gepubliceerd in het Belgische Staatsblad. Ik verwijs bijvoorbeeld naar het KB van 21 februari 2002 betreffende de legitimatiekaarten. Het klopt dat de meer gedetailleerde technische specificaties aanwezig op het beveiligde gedeelte van de website meer dan louter publieke informatie bevatten. Het is echter zeer de vraag of die technische details een effectieve meerwaarde zouden betekenen voor personen die misbruiken willen plegen.

 

Laat het duidelijk zijn dat de lijst met personeelsleden niet bedoeld was voor het publieke forum. Ze had met andere woorden intern moeten blijven. Die gegevens worden via het beveiligde deel van de website, www.poldoc.be, onder meer ter beschikking gesteld van lokale politiediensten maar bijvoorbeeld ook van de vakbonden die weinig of geen toegang hebben tot de intranetsite van de federale politie. De voorziene beveiliging heeft omwille van technische redenen gefaald. Zoals ik al zei wordt dat momenteel verder ten gronde onderzocht. Het gaat concreet om namen van medewerkers, gegevens van eenheden en nummers van diensttelefoons of met andere woorden enkel om professionele informatie. De bewuste lijst bevat dus geen informatie – laat dat duidelijk zijn – over privéadressen of privégegevens noch informatie over politiemensen die bij gevoelige operaties zouden zijn betrokken. Begrijp mij niet verkeerd, ik wil daarmee het voorval niet minimaliseren. Ik zal er alles aan doen om de oorzaak samen met de federale politie snel verder te detecteren. Ik wil ook garanties hebben dat zoiets zich in de toekomst niet meer kan herhalen.

 

06.08  Filip De Man (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik ben toch een beetje verrast door het antwoord van de minister. Hij zegt in feite dat Het Laatste Nieuws minstens ten dele liegt in dat groot artikel van pakweg twee weken geleden. Een aantal gegevens dat daar volgens Het Laatste Nieuws wel te vinden was zou daar volgens zijn voorlopig onderzoek niet te vinden geweest zijn. Op zo’n ogenblik denk ik dat we best nog eens tussenkomen wanneer het rapport terzake klaar is. Alleen wil ik niet voorhebben wat al een paar keer is gebeurd, namelijk dat u zegt dat rapport niet klaar is. De vraag is dus duidelijk, tegen wanneer schat u dat het definitieve rapport klaar zal zijn? Is dat binnen een maand, binnen een kwartaal? Mijnheer de voorzitter, in de hoop dat de minister zal antwoorden op de vraag wanneer het rapport klaar zal zijn kondig ik aan dat wij een motie indienen omdat we het toch wel heel grof vinden dat de gegevens van politiemensen te grabbel worden gegooid, zeker in een tijd waarin politiemensen meer en meer het slachtoffer worden van wraakacties.

 

06.09  Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de minister, ik zal het dossier zeer zeker opvolgen en u er te gepasten tijde vragen over stellen. Ik heb ook vernomen dat u samen met minister Vandeurzen via een koninklijk besluit een soort megadatabank wil opzetten, vol met vertrouwelijke informatie over de burgers. Ik zou u aanraden om hier van af te zien om soortgelijke situaties te voorkomen.

 

06.10  André Frédéric (PS): Monsieur le président, je remercie le ministre pour son début de réponse. J'espère que nous pourrons recevoir des compléments d'information à l'issue de l'enquête interne. J'en resterai là.

 

06.11  Jacqueline Galant (MR): Monsieur le ministre, merci pour votre réponse. Je remarque votre volonté de ne pas minimiser cet incident. Je ferai comme mon collègue M. Frédéric et j'attendrai les conclusions de l'enquête avant d'aller plus loin dans la réflexion.

 

06.12  Olivier Maingain (MR): Je suppose que le ministre attend de connaître les conclusions de l'enquête interne avant d'envisager toute plainte au pénal, si j'ai bien compris.

 

06.13  Ludwig Vandenhove (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ga ervan uit dat we een vervolg van dit verhaal zullen krijgen.

 

Ten eerste, als dat is gebeurd, wie is daarvoor verantwoordelijk? Ik denk dat dit in deze heel belangrijk is. Ten tweede, de betrokken krant zou allerlei zaken hebben gedaan die niet kunnen. Ik ga ervan uit dat dit het onderwerp zal uitmaken van een onderzoek. Op dit ogenblik beschikt u echter slechts over een deel van de resultaten.

 

Ik hoop dat we die elementen in het definitieve rapport zullen krijgen. Kunt u daarvoor een timing meedelen?

 

06.14 Minister Patrick Dewael: Een timing vooropstellen is altijd gevaarlijk. Wat mij betreft, zo snel mogelijk.

 

Ik ben echt niet aan het denken in termen van maanden. Ik wil daarin immers zo snel mogelijk klaarheid brengen. We kunnen dit hier misschien in alle openheid behandelen in aanwezigheid van een verantwoordelijke van de federale politie.

 

U vraagt wie daarvoor verantwoordelijk is. Er wordt de laatste tijd nogal veel gedebatteerd over verantwoordelijkheden. Ik ben politiek verantwoordelijk voor de federale politie. Ik wil dat er snel klaarheid komt.

 

Wat artikel 44 betreft waarnaar collega Van Noppen verwijst in verband met het creëren van een basis, een koninklijk besluit in verband met de databestanden, daarop heeft collega Vandeurzen nog niet zo lang geleden geantwoord.

 

Er is een ontwerp van koninklijk besluit. We hebben meegedeeld dat we dit in alle openheid met het Parlement willen bespreken. Het gaat immers over gevoelige informatie en recht op privacy.

 

Ik meen dat het Parlement volop zijn rol moet kunnen spelen vooraleer een dergelijk koninklijk besluit kan worden genomen. Ik kan u op dat vlak geruststellen.

 

U mag mij aan mijn woord houden. Ik zal zo snel mogelijk met het volledige rapport naar de Kamer komen.

 

Moties

Motions

 

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heren Filip De Man en Bert Schoofs en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellaties van de heren Filip De Man en Flor Van Noppen

en het antwoord van de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken,

dringt er bij de regering op aan dat de persoonlijke gegevens van politiemensen niet te grabbel gegooid worden, zeker niet in tijden waarbij zij - door de lakse houding van de regering - meer en meer het slachtoffer worden van wraakacties."

 

Une motion de recommandation a été déposée par MM. Filip De Man et Bert Schoofs et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu les interpellations de MM. Filip De Man et Flor Van Noppen

et la réponse du vice-premier ministre et ministre de l’Intérieur,

demande avec insistance au gouvernement de faire en sorte que les données personnelles de policiers ne soient pas jetées en pâture, tout particulièrement à un moment où, en raison de l’attitude laxiste du gouvernement, ces policiers sont de plus en plus souvent victimes d’actions de représailles.“

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames Leen Dierick en Jacqueline Galant en door de heren Michel Doomst en André Frédéric.

 

Une motion pure et simple a été déposée par Mmes Leen Dierick et Jacqueline Galant et par MM. Michel Doomst et André Frédéric.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

Président: André Frédéric.

Voorzitter: André Frédéric.

 

07 Samengevoegde vragen van

- de heer Bert Schoofs aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de vraag van de burgemeester van Riemst om extra agenten te voorzien in de politiezone Bilzen-Riemst-Hoeselt" (nr. 8181)

- de heer Bert Schoofs aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de verklaringen van de burgemeester van Bilzen over de enorme toename van het drugstoerisme en de drugsgerelateerde criminaliteit" (nr. 8282)

07 Questions jointes de

- M. Bert Schoofs au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la demande du bourgmestre de Riemst visant à doter la zone de police de Bilzen-Riemst-Hoeselt d'agents de police supplémentaires" (n° 8181)

- M. Bert Schoofs au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "les déclarations du bourgmestre de Bilzen concernant la très forte croissance du narcotourisme et de la criminalité liée à la drogue" (n° 8282)

 

07.01  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, deze vragen zijn samengevoegd gezien de verschillende tijdstippen waarop er in de media bericht werd over de kwestie. Eerst was er de vraag van de burgemeester van Riemst die de media een signaal gaf dat de groeiende trafiek van drugs in de politiezone Bilzen-Riemst-Hoeselt diende te worden aangepakt met meer manschappen. Vervolgens was er de burgemeester van Bilzen, de heer Sauwens, die de alarmbel luidde in dezelfde politiezone over het enorm toenemende drugtoerisme in de Belgisch-Nederlandse grensstreek en de druggerelateerde criminaliteit die daaruit blijkbaar resulteert. De burgemeester van Bilzen, de heer Sauwens, riep de minister op de politiediensten te versterken. Ik had van de minister graag vernomen of waarnaar wordt verwezen klopt, namelijk dat het sluiten van coffeeshops even verder aan de Belgisch-Nederlandse grens, in Vlaanderen - Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen - een invloed heeft op het feit dat in de grensstreek van Limburg en Nederland het drugtoerisme enorm toeneemt.

 

Bent u op de hoogte van het fenomeen zoals gesignaleerd door de heren Sauwens en Vos, de twee burgemeesters? Hebt u daar een studie of onderzoek naar gelast, eventueel ook over de verschuiving van het probleem van de streek rond Terneuzen naar de streek rond Maastricht? Stelt u op een of andere wijze, rechtstreeks of onrechtstreeks, een versterking van de politiekorpsen in die grensgemeenten in het vooruitzicht zoals de burgemeesters vragen? Hoever staat het overleg tussen België en Nederland inmiddels met betrekking tot die coffeeshops in Maastricht, die bewuste coffeeshops van, zoals u het in het verleden al treffend hebt opgemerkt, die hardleerse burgemeester Leers van Maastricht? Hoeveel agenten zijn er sedert de aanvang van de legislatuur aangeworven in die grensgemeenten, zodat direct of indirect de drughandel efficiënter kan worden aangepakt?

 

07.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar het antwoord dat ik heb gegeven in de commissie op 22 oktober op vraag nummer 7952. Ik heb op 9 september samen met collega Vandeurzen overleg gepleegd met de gouverneur van Limburg. Hij had een verzoek gericht aan ons beiden voor federale steun bij de organisatie van ontradende politieacties tegen de drugoverlast in de grensstreek. Ik moet trouwens opmerken dat telkens die acties worden gevoerd, het frequent voorkomt dat de federale politie op dat ogenblik assistentie verleent. Dat is haar taak. Dat zijn FIPA-acties, zoals dat heet, wat wil zeggen dat de zones bepaalde acties organiseren en dat dan de federale politie tussenbeide komt met supplementaire, complementaire steun: manschappen, materiaal en dergelijke meer.

 

Het is ook zo dat op dit ogenblik de laatste hand wordt gelegd aan een rapport van twee professoren, De Ruyver en Fijnhaut, en dat met het oog op een EU-regionale aanpak. Ik vind het heel belangrijk dat we dit niet alleen als Belgen aanpakken, of de betrokken grensgemeenten ieder voor zich, maar dat we dat doen in het kader van een EU-regionale aanpak. Iedereen weet dat het probleem zich ook uitstrekt over delen van Nederland, over de grens, zelfs tot in Duitsland. De bedoeling is om de ganse EU-regio wat dat betreft in kaart te brengen. Daar kan het rapport van beide professoren verhelderend zijn.

 

Wat de bestuurlijke politie aangaat, zullen er nog meer grootschalige acties worden georganiseerd, waar ik al naar verwezen heb. Dat gebeurt in een samenwerking tussen de lokale korpsen, het interventiekorps, gespecialiseerde teams van de algemene reserve en ook de dienst luchtsteun van de federale politie.

 

Het is juist dat de burgemeester van Riemst mij op 17 oktober een brief heeft geschreven waarin hij aandringt op een terbeschikkingstelling van leden van het federaal interventiekorps in zijn politiezone. Ik zal hem trouwens ook antwoorden dat de verdeling van de leden van het interventiekorps binnen de provincie Limburg weldra zal worden geëvalueerd. Ik denk dat we dat globaal voor de provincie moeten beslissen en dat we niet, een beetje à la carte, deze en gene zone aan bod moeten laten komen. Het interventiekorps is in het verleden in schijven ter beschikking gesteld aan de provincie. Het is in het raam van de provincie zelf dat een verdeling, een repartitie, gebeurt, in overleg tussen alle betrokken burgemeesters.

 

Wat de werving van agenten binnen de lokale politie aangaat, daar zijn, zoals u weet, alleen de lokale politieraden voor bevoegd.

 

Dus, de federale politie verleent steun. Van het interventiekorps wordt momenteel geëvalueerd wat er bijkomend mogelijk is, maar ik vind dat dat beslist moet worden op het niveau van de provincie, uiteraard met medewerking in de deliberatie van alle betrokken burgemeesters. Dan zijn er nog de lokale politiezones, die, zoals u weet, bevoegd zijn voor de effectieven van hun eigen korpsen.

 

07.03  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik denk dat het probleem zich dan toch situeert, wat de burgemeesters aangaat, bij de aanwerving van extra manschappen. Natuurlijk, zij hebben een hele gemeente onder hun beheer en ze kunnen in de politiezone dan ook niet alle middelen steken. Dat is volgens mij ook de noodkreet. Ik noem ook de drugshond, bijvoorbeeld, die door het korps van Bilzen ingezet wordt om de drugoverlast tegen te gaan.

 

Ik weet niet in hoeverre de burgemeesters op hun honger zullen blijven zitten door uw antwoord. Ik steun uiteraard de regionale aanpak, de getrapte aanpak en de diverse geledingen van de politie. Ergens denk ik dat de burgemeesters aansturen op het openbreken van de mammoetwet en het verder invullen van effectieven bij hun korpsen zodanig dat zij daar niet de financiële lasten van hoeven te dragen, precies omdat het zo’n probleem is.

 

Men vreest uiteraard voor het feit dat de sluiting van de coffeeshops te Roosendaal en Terneuzen een enorme stroom op gang zal brengen van Franse en Belgische drugtoeristen richting Maastricht, waarbij de overlast en al het vuil onderweg zal terechtkomen en – bijna letterlijk – blijft liggen in de grensgemeenten. Een bijzondere alertheid is wel gepast, volgens mij, op dat punt.

 

07.04 Minister Patrick Dewael: Mijnheer Schoofs, zoals aangekondigd in (…) van 2008, zijn er dit jaar 1.550 opleidingen. We moesten meer doen dan in het verleden, omdat, ook gelet op het aantal pensioneringen, men verplicht is van het aantal opleidingen te verhogen.

 

Dan is het volgens mij toch ook de verantwoordelijkheid, in de geïntegreerde politie, van lokale besturen en van lokale politiezones, om ter zake ook de eigen politieke verantwoordelijkheid op te nemen. Behalve als u zegt dat het allemaal maar vanuit de federale politie moet gebeuren en vanuit de federale overheid worden gefinancierd. Er worden dotaties aan de politiezones gegeven, maar heel wat politiezones, steden en gemeenten die ik ken, zeggen dat zij daarbovenop nog mensen rekruteren en zelfs op eigen kosten mensen laten opleiden. Die flexibiliteit hebben we geboden. Elke zone, elke gemeente en elke stad zal daarop voor een stuk ook politiek geëvalueerd worden. Tenzij we een federale politie moeten maken en de politieke verantwoordelijkheid van de lokale besturen helemaal achterwege moeten laten.

 

Ik meen dat er een goede afspraak moet kunnen bestaan. De lokale zones krijgen hun dotaties. Zij kunnen een aantal effectieve mensen rekruteren. Zij kunnen ook verder gaan dan dat, als zij dat willen. Voor het interventiekorps zijn twee schijven vrijgegeven, wat geleid heeft tot versterkingen. En er zijn concrete acties waar de federale politie supplementaire steun kan verlenen.

 

Het is op die basis, met respect voor de subsidiariteit, dat het hele systeem geconcipieerd is. Anders moet men de filosofie van het systeem helemaal in vraag gaan stellen.

 

07.05  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Ik ben uiteraard bezorgd voor de bevolking in die grensgemeenten. De burgemeesters ook. Maar ik ben niet hun advocaat. Dat moeten zij maar doen bij monde van hun vertegenwoordigers hier in de Kamer en via de politieke formaties waartoe die vertegenwoordigers behoren. Ik ga de partijen niet noemen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: M. Van den Bergh est annoncé mais il faudrait qu'il arrive sous peine que sa question soit supprimée. Si M. Jambon n'arrive pas pendant l'interpellation n° 182 de M. De Man, sa question jointe sera supprimée.

 

07.06  Filip De Man (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik heb vandaag eigenlijk geen zin in nog een rondje bashing wat de heer Koekelberg betreft. Ik vind dat hij op een nogal onsmakelijke manier is aangepakt in het blad Humo. Ik ga mijn interpellatie dus intrekken.

 

Le président: La question no 8205 de M. Jan Jambon est donc retirée. Mme Ulla Werbrouck n'étant pas présente, sa question no 8231 est reportée. Mme Werbrouck reviendra la prochaine fois.

 

08 Vraag van de heer Michel Doomst aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de brandweerhervorming" (nr. 8261)

08 Question de M. Michel Doomst au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la réforme des services d'incendie" (n° 8261)

 

08.01  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, in de brandweerhervorming hebben we een stap vooruitgezet met het KB voor de afbakening van de zones, wat blijkbaar goedgekeurd is door de Ministerraad. Hierdoor zijn we klaar voor de volgende stappen. Lokaal zijn er nog vragen over de 50/50-regeling. Er zijn onduidelijkheden en er is de vrees van lokale besturen om op dat vlak in de toekomst financieel in de verdrukking te komen.

 

Daarom enkele vragen over de toekomstige stappen en verduidelijkingen over hoe we de 50/50-kosten in de toekomst moeten inschatten.

 

U hebt in de beleidsverklaring een meerjarenplan opgesteld, wat maakt dat financiële prognose correct en concreet uitgewerkt kunnen worden. Hoe kijkt u - hieraan gekoppeld - aan tegen de voorbereiding van de inwerkingtreding van de zones? Ik denk dat de opgave voor de komende maanden erin bestaat dit administratief en operationeel op de juiste manier op gang te brengen, vanuit de inschatting waar men ongeveer de volgende jaren wil eindigen. Hierbij stel ik me ook de concrete vraag hoe gemeentebesturen in de volgende jaren ondersteund zullen worden bij de voorbereiding van de inwerkingtreding en de verdere uitwerking van de belangrijke snelle en adequate hulpverlening die daaraan verbonden is.

 

08.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, artikel 67 waar het hier over gaat, toont het engagement van de federale overheid om te investeren in civiele veiligheid. De middelen die de staat ter beschikking stelt, moeten op termijn evenveel bedragen als het budget dat wordt vrijgemaakt door de lokale besturen. Het spreekt voor zich dat de financiële inspanning zich zal uitstrekken over een bepaalde periode. De grootte hiervan zal afhankelijk zijn van de zichtbare financiële middelen. In de huidige moeilijke budgettaire situatie - onnodig om dit te illustreren - die er niet makkelijker op wordt als u de budgettaire evolutie volgt en de binnengekomen rapporten van de Europese Unie leest, heb ik alleszins tien miljoen euro extra gereserveerd voor de hervorming van de civiele veiligheid.

 

Die tien miljoen is ongeveer tachtig procent van de extra middelen die ik voor het departement heb bekomen. Dat is het resultaat van het begrotingsconclaaf waar weinig vreugde aan te beleven viel, wat u ook kon lezen in de pers. Ik heb u ook reeds herinnerd aan het feit dat het engagement dat wij naar de gemeenten hebben genomen, ertoe zal leiden dat zij per zone niet meer zullen betalen dan zij vandaag betalen. Ik herhaal dat deze inspanning zal becijferd worden per zone. Tussen de verschillende gemeenten van een zone, kan wel een nieuw evenwicht ontstaan wat volgens mij billijk en rechtvaardig is.

 

In eerste instantie wordt wat een gemeente minimaal moet bijdragen, bepaald door een akkoord dat bereikt dient te worden tussen de verschillende betrokken gemeenteraden. Het is slechts wanneer er geen onderling akkoord wordt bereikt, dat de wet voorzien heeft in een formule voor de berekening van de gemeentelijke dotatie. Helemaal nieuw is dat niet, want bij de politiehervorming is men op een gelijkaardige manier te werk gegaan. De voorkeur gaat dus uit naar consensualiteit, maar als die niet bereikt kan worden, dan is er een wettelijke mogelijkheid om te interveniëren.

 

Vanzelfsprekend zal een gepaste reglementering zorgen voor de overgangsperiode, teneinde ook de schikking van de middelen over een aantal jaren uit te smeren. Niet alleen budgettaire realiteit noopt ons daartoe, maar ik denk dat het ook niet anders kan. Evolueren van een 90/10-verhouding naar een 50/50-verhouding, kan niet op een tijdspanne van een of twee jaar.

 

Mijn diensten behandelen op dit ogenblik de financiële gegevens die aangebracht zijn geworden door de gemeenten naar aanleiding van mijn rondzendbrief van 13 juni. Die gegevens moeten het mogelijk maken een vertrekpunt op te stellen voor de 50/50-berekening, en dat conform de wet.

 

Opdat de inwerkingtreding van die zones optimaal zou kunnen verlopen, wordt ook voorzien in een informele coördinatie. Momenteel evalueert mijn administratie de verdere mogelijkheden om in bijkomende ondersteunende diensten te voorzien voor de gemeentebesturen, met name door middel van de installatie van een soort van task force. Die task force zal georganiseerd worden zowel op het zonale als op het provinciale niveau. In die task force zal een maximale vertegenwoordiging van de lokale overheden en de brandweerdiensten worden gegarandeerd.

 

Tot zover zijn we nu. U weet dat ondertussen ook het koninklijk besluit in verband met de zonevorming goedgekeurd is door de Ministerraad en vertrokken is naar de Raad van State, zodanig dat wij nu systematisch de wetgeving kunnen implementeren, vertalen in de nodige uitvoeringsbesluiten, en ook voorzien van de nodige aangroei van budgettaire middelen.

 

08.03  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de minister, het is duidelijk dat we vertrokken zijn voor een proces van niet een à twee jaar, maar dat we gemakkelijk over vier, vijf tot zes jaar mogen spreken om dat te implementeren. Het is moeilijk om een prognose te maken, maar ik denk dat we niet moeten vooropstellen dat het op een, twee of drie jaar rond zal zijn. We gaan eerder naar zes, zeven, acht jaar waarschijnlijk.

 

08.04 Minister Patrick Dewael: Als we ervan uitgaan dat de commissie-Paulus tien jaar als uitgangspunt nam en spreekt over een dekkingsgraad van pakweg 85% – een dekkingsgraad van 100% is natuurlijk ideaal, maar zou in een aantal gevallen tot absurde situaties leiden –, dan moeten, neemt u het van mij aan, enkele provincies toch nog een tandje bijsteken. Met het groeitempo dat we er nu op nahouden, in de voorbije jaren en ook in de komende jaren, hebben we een zevental jaren nodig om die doelstelling te bereiken. Dat heb ik ook zo uitgelegd in de verschillende provincies, waar ik op bepaalde plaatsen verbaasd was over het feit dat men er al over zoveel posten en materiaal beschikte, terwijl op andere plaatsen bijkomende kosten gemaakt moeten worden, weliswaar met het engagement dat wij genomen hebben bij de goedkeuring van de nieuwe wet.

 

08.05  Michel Doomst (CD&V): Ik heb het ook goed begrepen dat we voor het vertrekpunt vanwaar de 50/50-verhouding zal worden berekend, in de komende weken over de gegevens kunnen beschikken, en dat de gemeenten dan ook voor hun administratieve voorbereiding, evengoed als het provinciale niveau, op de task force een beroep zullen kunnen doen, zodanig dat zij niet kunnen aanklagen dat ze niet administratief ondersteund worden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de problematiek van noodoproepen in Vlaanderen die afgeleid worden naar noodcentrales in Wallonië" (nr. 8283)

09 Question de M. Bert Schoofs au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "les problèmes relatifs aux appels d'urgence en Flandre qui sont détournés vers des centraux téléphoniques d'urgence en Wallonie" (n° 8283)

 

09.01  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 25 oktober gebeurde er een zwaar verkeersongeval in Vreren, bij Tongeren.

 

Naar aanleiding daarvan richtte iemand via een gsm een noodoproep naar de 100-centrale. Die oproep moest terechtkomen bij de 100-centrale in Hasselt, maar hij kwam terecht in Wallonië. De civiele bescherming van Crisnée is daarop uitgerukt.

 

Als gevolg van dit feit heeft de burgemeester van Tongeren een onderzoek gelast. Zij stelt wel dat de dienstverlening niet in het gedrang wordt gebracht, maar ik wou weten of dat wel klopt, aangezien die oproep werd afgeleid naar het Waalse landsgedeelte. Misschien zou er te vrezen kunnen vallen voor taalproblemen, wat in het verleden al is voorgevallen. Ik meen zelfs dat twee of drie jaar geleden een dodelijk slachtoffer te betreuren viel wegens taalproblemen.

 

Komt het nog voor dat noodoproepen in een andere richting worden afgeleid, met name van Wallonië naar Vlaanderen, wat evenzeer voor problemen zou kunnen zorgen?

 

Wat zijn de oorzaken van die calamiteiten? Wellicht spelen technische factoren hierbij een rol.

 

Op welke wijze zult u het onderzoek steunen dat ter zake gelast werd door de burgemeester van Tongeren?

 

09.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, ik moet een kleine correctie aanbrengen, in die zin dat het gaat om de (…).

 

09.03  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Excuseert u mij.

 

09.04 Minister Patrick Dewael: Het spreekt voor zich dat de invoering van het principe van snelle en adequate hulp op het terrein zorgt voor enige verandering. Het spreekt ook voor zich dat de snelheid niet ten koste mag gaan van de kwaliteit van de dienstverlening. Vandaar zowel de nadruk op “snel” als op “adequaat”.

 

Om iedereen de snelste adequate hulp te garanderen vormen de grenzen van gemeenten, provincies of gewesten geen obstakel meer voor de interventie van hulpdiensten. De kortste afstand wordt niet in rekening gebracht, maar wel de kortste tijd. Op basis van de cartografie van Tele Atlas wordt onder andere rekening gehouden met blokkades van wegen, de rijrichting, het aantal kruispunten, het type weg, de snelheid en het vertrekpunt. Het spreekt voor zich dat de beschikbare middelen in de buurt van het interventieplaats een rol spelen.

 

Dat principe uit de wet van 15 mei 2007 is nieuw voor de dringende interventies van de brandweer, zoals brand en bevrijding van geknelde personen bij een verkeersongeval. Tijdens dergelijke technische interventies werden mij nog geen taalproblemen gemeld in gevallen van Vlaanderen naar Wallonië, noch vice versa.

 

Volledigheidhalve merk ik wel op dat, in tegenstelling tot de brandweer, die principe reeds sedert 2005 van kracht is voor het uitsturen van ambulances. Dringende medische hulpverlening valt, zoals u weet, onder de bevoegdheid van mijn collega de minister van Volksgezondheid.

 

De informatie die bij de civiele bescherming van Crisnée werd ingewonnen bevestigt dat principe, in die mate dat de interventieaanvragen afkomstig uit Hasselt zeer frequent zijn. Hetzelfde geldt in het geval dat u verontrust; na een oproep om 19 u. 23 is de ambulance twaalf minuten later ter plaatste gekomen.

 

Hulpoproepen die gebeuren via een gsm komen eveneens terecht in een 100-centrale, meer bepaald naar de 100-centrale die afhangt van de mast die het signaal oppikt. In de buurt van de taalgrens kan het voorvallen dat een oproep buiten de ene provincie wordt doorverbonden naar de 100-centrale van de andere provincie.

 

Mijn collega bevoegd voor telecom, de heer Van Quickenborne, werkt aan een oplossing, in overleg met het departement van Binnenlandse Zaken en met de telecomsector om gsm-oproepen beter te kunnen lokaliseren. Techniek en technologie deinst voor niets terug, maar hier en daar kunnen toch verbeteringen worden aangebracht.

 

Ik heb u dus uitgelegd hoe het tegenwoordig in zijn werk gaat. Aan een oplossing in verband met de lokalisatie wordt momenteel naarstig gewerkt.

 

09.05  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, het belangrijkste is dat iedereen wordt geholpen en dat taalproblemen niet tot calamiteiten leiden.

 

U kent de buurt waarvan sprake uiteraard beter dan ik. De smalle wegen maken het uitrukkende hulpdiensten soms moeilijk. Welnu, tijdens mijn vorige vraag hadden wij het over de euregio en misschien zouden er op euregionaal niveau initiatieven kunnen worden genomen. Inderdaad, ook met de Hollanders en de Duitsers mogen er geen taalproblemen rijzen waardoor mensen van hulp zouden verstoken blijven. Ik pleit dus voor initiatieven op dat niveau.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Samengevoegde vragen van

- de heer Michel Doomst aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de inzet van federale politie om overtredingen te verwerken" (nr. 8296)

- de heer Guido De Padt aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "digitale camera's op de snelwegen" (nr. 8323)

- de heer Jef Van den Bergh aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de gebrekkige capaciteit voor de verwerking van pv's" (nr. 8345)

10 Questions jointes de

- M. Michel Doomst au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "le recours à la police fédérale pour le traitement des infractions" (n° 8296)

- M. Guido De Padt au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "les radars numériques au bord des autoroutes" (n° 8323)

- M. Jef Van den Bergh au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la capacité insuffisante pour le traitement des procès-verbaux" (n° 8345)

 

10.01  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de nieuwe digitale camera’s langs Vlaamse wegen, en vooral langs snelwegen wil men dit nog uitbreiden, sturen de overtredingen rechtstreeks door. Er was aanvankelijk beloofd dat er 50 mensen zouden worden aangeworven om die gegevens te verwerken. Dit zou nu niet gebeuren. Ter vervanging zouden er vier mensen van de federale politie worden ingezet die nu lid zijn van de multanovateams.

 

Vooral mevrouw Van Brempt is daarover ontstemd. Ik heb natuurlijk ook niet graag dat zij daarover ontstemd zou blijven.

 

Burgerpersoneel inzetten voor die administratieve taken is blijkbaar een idee dat reeds langer leeft, maar nu weer sterk aan de orde komt.

 

Ik wil u vragen of u wat meer informatie kan geven over de reden waarom die 50 niet worden aangeworven.

 

Hoever staat men met de mogelijkheid om eventueel burgerpersoneel in te schakelen voor die verwerking?

 

10.02  Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ga kort zijn en mij aansluiten bij de vraag van collega Doomst. Ik wil nog één element daaraan toevoegen.

 

Wij vernemen dat de politie de snelheidsmeting een stuk hoger instelt dan nodig is of dan de richtsnelheid omdat men het anders toch niet kan verwerken. Ik vraag mij af wat door de beperkte verwerkingscapaciteit het effect is van de effectief gemeten snelheid door die camera’s.

 

10.03 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, het project past in de strijd die met alle middelen wordt gevoerd tegen de overdreven snelheid en heeft als doelstelling uiteraard het aantal doden en gewonden te doen dalen. In een eerste fase, vanaf 15 december, zullen de binnenkomende gegevens van de digitale camera’s worden behandeld door 16 gespecialiseerde leden van de technische secties van de federale wegpolitie, zes in Gent, zes in Antwerpen en vier in Namen.

 

De daartoe noodzakelijk hard- en software voor de werking van de drie verwerkingcentra werd aangekocht met middelen van het Verkeersveiligheidsfonds 2007. Deze regeling heeft tot gevolg dat er tijdelijk misschien minder mobiele snelheidscontroles zullen worden uitgevoerd, maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd door het onmiddellijk gebruik van de digitale camera’s.

 

Op termijn, wanneer alle voorziene digitale camera’s op de autosnelwegen zullen zijn geïnstalleerd en zullen verbonden zijn met de verwerkingcentra, wordt het noodzakelijke personeel voorlopig geschat op 68. Er zal trouwens met de middelen van het Verkeersveiligheidsfonds 2008 een grondige analyse worden gemaakt van de geïntegreerde werking en implementatie van die centra.

 

Voor de inzet van burgerpersoneel is het zo dat wij momenteel, rekeninghoudend met de wetgeving, alleen gerechtelijk bevoegde politiemensen, inspecteurs en agenten, kunnen inschakelen. Het departement Mobiliteit bereidt een KB voor dat moet toelaten om naar Frans voorbeeld burgerpersoneel in te zetten voor de verwerking van alle vaststellingen met volautomatisch werkende toestellen, dus niet alleen de vaststelling van snelheidsovertredingen.

 

Wat de inzet van burgers voor administratieve taken bij de politie aangaat, wil ik u eraan herinneren dat het in 2003 opgestart project van calogisering onverminderd wordt voortgezet binnen de federale politie. Dat betekent dat 1.080 operationele personeelsleden die een administratieve of logistieke bediening bekleden, voor eind 2009 die functies zullen verlaten, ofwel om een operationele functie uit te oefenen bij de federale of lokale politie, ofwel omdat ze met pensioen gaan. Momenteel werden bij de federale politie reeds om en bij de 900 operationele politiemensen vervangen door CALog-medewerkers. Ook van de lokale politie wordt verwacht dat ze bijdraagt tot een verhoging en verbetering van de operationele inzetbaarheid door haar contingent CALog-personeelsleden op te drijven tot minimum 16 procent.

 

Ik denk dus dat u het geheel van al die acties moet overschouwen. Ik herinner mij dat men enkele jaren geleden met die calogisering nogal eens de draak stak, maar door op die nagel te blijven kloppen en iedereen voor zijn verantwoordelijkheid te plaatsen, ziet u dat het wel degelijk resultaten oplevert.

 

Wat het burgerpersoneel betreft, denk ik dat het KB in voorbereiding aan de mobiliteit ook een belangrijke bijdrage kan leveren.

 

10.04  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de minister, het is dus uitkijken naar die wetswijziging, waarvan we de komende maanden werk zullen kunnen maken. Ik leer daaruit dat we eigenlijk voor een meerjarenplan staan, waarbij we met meer digitale en gefixeerde camera’s het werk gaan overschakelen. We zullen dus wat minder mobiel en wat meer gefixeerd werken.

 

10.05  Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat er een aantal positieve elementen inzitten, met name de aangekondigde wetswijziging of wijziging van het KB, waardoor er meer burgerpersoneel kan worden ingeschakeld voor de verwerking van de overtredingen. Ook het feit dat u voor het tweede jaar op rij middelen uit het Verkeersveiligheidsfonds aanwendt om de verwerking op een vlottere manier gedaan te kunnen krijgen, is een goede manier van aanwending van dat fonds, die er trouwens ook voor zal zorgen dat het Verkeersveiligheidsfonds de komende jaren verder kan aangroeien. Dat lijkt mij een absolute win-winsituatie.

 

Ik ben minder tevreden dat er tijdelijk minder mobiele controles kunnen gebeuren, ook al is het tijdelijk. De vraag is hoe lang dat tijdelijke zal duren, want de verkeershandhaving moet een en/en-verhaal zijn, enerzijds puntsgewijs met vaste camera’s, maar de mobiele controles zouden daar niet mogen onder leiden.

 

Tot slot, minister Vandeurzen heeft gisteren aangekondigd dat hij eraan denkt een vorm van incasso op te richten om de verkeersboetes efficiënter te innen, een beetje naar Nederlands voorbeeld. Een koppeling van pv’s en onmiddellijke inningen – de twee formulieren die nu nog apart worden verstuurd – en dergelijke meer, zouden de efficiëntie al voor een deel kunnen opdrijven. Ik mag hopen dat zulks mogelijk kan helpen bij een betere verwerking van de overtredingen en de boetes.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van de heer Jef Van den Bergh aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "het gebruik van radardetectordetectoren." (nr. 8193)

11 Question de M. Jef Van den Bergh au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "l'utilisation de détecteurs de détecteurs de radars" (n° 8193)

 

11.01  Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijn excuses voor mijn afwezigheid daarstraks. Ik had ook een aantal vragen in de commissie voor de Infrastructuur.

 

Mijn vraag handelt over het gebruik van radardetectordetectoren, of RDD’s zoals zij wel eens worden genoemd.

 

De problematiek van het gebruik van detectietoestellen in het verkeer werd onlangs weer actueel door het bericht dat een Spaans bedrijf, Bematech genaamd, al meer dan 300 dergelijke toestellen verkocht zou hebben in ons land. Een radardetector waarschuwt hardrijders voor snelheidscontroles en is bij wet verboden. Wij hebben het daar vroeger in deze commissie al over gehad.

 

Het opsporen van die toestellen is evenwel niet zo gemakkelijk. Een verbaliserende ambtenaar moet al bij een controle visueel vaststellen dat een dergelijk apparaat aanwezig is in het voertuig. In het raam van gerichte acties doet de federale politie daarnaast ook een beroep op de diensten van het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie (BIPT) Enkele jaren geleden leken de radardetectordetectoren – ik kan beter de afkorting RDD gebruiken – een oplossing te bieden. Deze apparaatjes kunnen radardetectoren immers efficiënt opsporen. In Nederland gebruikt de politie deze toestellen met veel succes.

 

U antwoordde op mijn parlementaire vraag van 10 juli 2006, dus ruim 2 jaar geleden, dat onze federale politie de intentie had om via de middelen van het Verkeersveiligheidfonds ook zulke RDD’s aan te schaffen. Het is bekend dat bepaalde politiezones die apparaten reeds hebben getest binnen een proefproject, een initiatief dat met het oog op het weren van hardrijders uit het verkeer alleen maar toegejuicht kan worden.

 

Voormalig minister van Mobiliteit antwoordde op een eerdere parlementaire vraag dat een RDD een zuivere ontvanger zou zijn en daardoor vrij van vergunning. Dat zou echter in strijd zijn met de informatie die het BIPT reeds voordien had bezorgd aan het Vast Secretariaat voor Preventie, waarin gesteld wordt dat RDD’s zelf een zwak signaal zouden uitzenden en daardoor niet conform de Belgische wetgeving zouden zijn.

 

De RDD’s zouden met andere woorden zelf illegaal zijn conform de Belgische wetgeving. Staatssecretaris van Mobiliteit Etienne Schouppe gaf recent aan dat de apparaten nog wachten op homologatie door Europa. Met andere woorden: er hangt nogal wat mist rond die RDD’s. De vraag is of zij vandaag wel effectief ingezet kunnen worden in het verkeer om die radardetectors die hardrijders installeren uit het verkeer te halen?

 

Ik heb een aantal concrete vragen, mijnheer de minister.

 

Ten eerste, bent u op de hoogte van de resultaten van het proefproject dat door een aantal politiezones gehouden werd en eindigde in 2007? Ik neem aan van wel, maar kunt u ons die meedelen?

 

Ten tweede, heeft de federale politie reeds dergelijke toestellen aangekocht en gebruikt? Welke lokale politiezones hebben dergelijke toestellen nu in hun bezit? Maken zij daar gebruik van? Om hoeveel apparaten gaat het dan?

 

Ten derde, hebt u weet van de adviezen die het BIPT heeft bezorgd aan het Vast Secretariaat voor Preventie? En klopt het dat het gebruik van RDD’s op dit moment eigenlijk niet toegelaten is in ons land? Zo ja, wat is daarvoor de precieze reden en welke maatregelen zal de regering nemen opdat die toestellen toch zo snel mogelijk rechtsgeldig gebruikt kunnen worden?

 

Ten vierde en tot slot, wat zijn de plannen inzake de toekomstige aankoop en het gebruik van radardetectordetectoren?

 

11.02 Minister Patrick Dewael: Geachte collega, ik moet zeer kort antwoorden op een lange vraag. Een aantal politiekorpsen heeft inderdaad zulke toestellen aangekocht zonder dat er sprake was van een proefproject. Gezien de positieve ervaringen van die korpsen was het de bedoeling een markt te openen ten voordele van de gehele geïntegreerde politie, en dat met middelen van het Verkeersveiligheidfonds voor 2007.

 

Die markt werd uiteindelijk niet toegekend, daar het type apparaat nog niet door het BIPT gehomologeerd werd. Sommige toestellen veroorzaken storingen in de omgeving. Daarom is het vooralsnog wachten op een aangepast toestel dat CE-goedgekeurd mag worden ingevoerd. Dat is de stand van zaken.

 

11.03  Jef Van den Bergh (CD&V): Dank u wel.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Questions jointes de

- M. Denis Ducarme au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "les investissements prévus par le gouvernement fédéral pour l'amélioration du système de détection TELERAD" (n° 8309)

- M. Denis Ducarme au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "les différentes enquêtes concernant la gestion de l'incident nucléaire d'août 2008 à l'IRE" (n° 8310)

- M. Denis Ducarme au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "l'information selon laquelle certains milieux flamands essayeraient d'empêcher la reprise de la production à l'IRE" (n° 8311)

- M. Denis Ducarme au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la présence peu sécurisée d'uranium 235 à l'Institut des Radio-éléments à Fleurus" (n° 8312)

- M. Denis Ducarme au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la demande de subventions introduite par l'IRE auprès du gouvernement" (n° 8313)

- M. Denis Ducarme au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la reprise d'une part de la production à l'Institut des radio-éléments à Fleurus" (n° 8314)

12 Samengevoegde vragen van

- de heer Denis Ducarme aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de door de federale regering geplande investeringen voor de verbetering van het detectiesysteem TELERAD" (nr. 8309)

- de heer Denis Ducarme aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "het onderzoek naar het beheer van het kernongeval van augustus 2008 bij het IRE" (nr. 8310)

- de heer Denis Ducarme aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de informatie volgens dewelke bepaalde Vlaamse kringen de hervatting van de productie bij het IRE zouden proberen te verhinderen" (nr. 8311)

- de heer Denis Ducarme aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de slecht beveiligde aanwezigheid van uranium-235 op het Instituut voor radio-elementen te Fleurus" (nr. 8312)

- de heer Denis Ducarme aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de subsidieaanvraag van het IRE aan de regering" (nr. 8313)

- de heer Denis Ducarme aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de gedeeltelijke hervatting van de productie bij het Instituut voor radio-elementen te Fleurus" (nr. 8314)

 

12.01  Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, je voudrais tout d'abord préciser qu'une partie des questions a été déposée avant l'annonce de la relance de la production à l'IRE. Certains éléments sont donc désormais désuets.

 

Par exemple, je vous demandais quand on allait relancer la production. C'est donc prévu pour la semaine prochaine.

 

Monsieur le président, vous savez que je trouve que vous êtes un excellent président mais il est tout de même étonnant qu'il ait fallu deux mois et demi avant que la Conférence des présidents ne décide de mettre sur pied la fameuse sous-commission dont on avait parlé le 3 septembre.

 

La relance de la production à l'IRE a lieu la semaine prochaine.

 

On se met d'accord le 3 septembre lors de la convocation spéciale de différentes commissions dont la vôtre pour mettre en place une commission Sécurité et Énergie nucléaire et il faut deux mois et demi pour la mettre en place au Parlement! Nous nous plaignons parfois de l'exécutif mais il me semble qu'il faudrait peut-être que nous balayions devant notre porte.

 

Deux mois et demi alors que, je le répète, on prévoit que l'AFCN donne son aval la semaine prochaine pour que la production recommence à l'IRE.

 

Le président: Pour votre information, puisque vous n'étiez pas présent tout à l'heure, la commission a décidé de mettre en place la sous-commission de la sécurité nucléaire en vertu de l'article 33 de son Règlement et considérant qu'une motion de recommandation avait été adoptée le 16 octobre 2008.

 

12.02  Denis Ducarme (MR): Cela n'empêche qu'on a pris trop de temps.

 

Le président: Vous savez, dans la vie, parfois…

 

12.03  Denis Ducarme (MR): Je ne suis pas d'accord.

 

Le président: Posez vos questions. Nous sommes là depuis 14.00 heures.

 

12.04  Denis Ducarme (MR): Et moi depuis ce matin.

 

Je voudrais insister sur le fait qu'il aura fallu attendre qu'on relance la production à l'IRE pour qu'on mette en place cette commission.

 

Vous êtes président de la commission…

 

Le président: Vous faites un procès d'intention que je n'accepte pas!

 

On ne va en débattre. Posez vos questions.

 

12.05  Denis Ducarme (MR): L’agence fédérale de contrôle nucléaire (AFCN) a donné son aval à la relance de la production. On sait que la crise récente d’approvisionnement des traitements de radiothérapie au niveau mondial ainsi que l’état de trésorerie de l’IRE posait certaines questions, qu’il fallait envisager le plus rapidement possible la relance de la production, dans des conditions de sécurité acceptables. L’AFCN a été responsable. Elle a, au cours de ces 2 mois et demi, rencontré sans arrêt les responsables de l’IRE afin de fixer les conditions nécessaires à la relance de la production. Dans ce cadre-là, j’aurais aimé que vous puissiez énoncer l’ensemble des conditions fixées à l’AFCN pour la relance globale. On parle de relance de la production. Avant la crise, avant l’incident nucléaire, 24 cibles étaient utilisées pour la production de l’IRE. Va-t-on repartir au même rythme qu’avant la crise ou à un rythme un peu moindre, donc moins dangereux? Les installations de l’IRE ne sont pas nouvelles et nécessitent peut-être que l’on puisse travailler progressivement.

 

Ma deuxième question touche à la demande du conseil d’administration de l’IRE, courant octobre, d’une subvention de 15 millions € au gouvernement fédéral afin que puissent être rencontrés, d’une part, les problèmes de trésorerie de l’IRE, et, d’autre part, les investissements nécessaires à l’amélioration des conditions de sécurité. Vous confirmerez sans doute qu'il s'agit seulement de 9 millions € qui ont pu être dégagés. L’Agence fédérale de contrôle nucléaire considère-t-elle que ces 9 millions € seront suffisants pour organiser et mettre en place l’ensemble des améliorations nécessaires en termes de sécurité?

 

Sur le site de l’IRE, dans le cadre de la production, on a recours à de l’uranium 235. En période de production, en fonction des stocks, mes informations me permettent d’avancer qu’il y aurait plus de 10 kg d’uranium 235, qui est un uranium enrichi à 92-93% et est un uranium de qualité militaire.

 

Selon les informations que l'on m'a communiquées, il semblerait que la sécurisation de cet uranium ne soit pas des plus avancées. La question qui me vient à l'esprit est celle de savoir si, dans le cadre des conditions de relance de la production à l'IRE émises par l'Agence fédérale de contrôle nucléaire, celle-ci a prévu une amélioration de la sécurité physique du site de l'IRE par rapport à la menace extérieure. L'uranium 235 enrichi à 92 ou 93% est celui que l'on utilise pour fabriquer des bombes, ne l'oublions pas.

 

Monsieur le ministre, un certain nombre d'informations avérées ont circulé. Certains milieux flamands auraient vu d'un bon œil le "stop" au niveau de la production à l'IRE pour revenir avec cette production vers la Flandre, et en particulier par le Centre de Mol. Aujourd'hui, on constate que la production est relancée au niveau de l'IRE. C'est en soi la confirmation de l'existence d'une résistance, dans le chef du gouvernement, à ces lobbies qui auraient souhaité que soit arrêtée la production à l'IRE pour la rapatrier en Flandre. Je pense que vous pourrez me confirmer la volonté du gouvernement de voir continuer à long terme dans les mêmes conditions de sécurité la production à l'IRE.

 

Plusieurs enquêtes et audits sont en cours qui devraient faire le point sur les responsabilités et la gestion de la crise dans le chef des différents organismes intéressés par l'incident nucléaire qui fut quand même de niveau 3. Monsieur le ministre, êtes-vous en mesure de communiquer des informations par rapport à ces enquêtes ainsi que sur les délais qui devront encore courir avant de voir l'AFCN remettre ses conclusions au parquet, sur l'auto-évaluation réalisée par l'AFCN portant sur sa propre gestion de l'incident nucléaire et de la crise après l'incident nucléaire, sur l'évaluation des techniques et des méthodes de communication utilisées notamment par les autorités publiques durant la crise?

 

Une évaluation est donc également nécessaire sur la communication opérée par les autorités publiques durant la crise. Mais aussi, en termes de communication ou de transfert d'informations, l'analyse a-t-elle été faite des problèmes liés à l'incident, d'une part, aux gouverneurs des provinces de Hainaut et de Namur et, d'autre part, aux bourgmestres des communes situées aux environs du site de l'incident nucléaire?

 

Dernière question. Il y a été fait beaucoup allusion lors de la réunion d'urgence des commissions, le 3 septembre: Telerad. On sait ce qui a été dit à son propos: même si ce système ne devait pas être totalement remis en question, il demandait une amélioration.

 

Depuis ce constat, au cours de l'élaboration du budget 2009 en fonction d'éventuelles propositions émises par l'AFCN, monsieur le ministre, êtes-vous déjà en mesure de présenter des pistes d'amélioration de ce système, tant pour 2009 qu'à plus long terme?

 

12.06  Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, mon cher collègue, le 3 novembre, soit avant-hier, l'Agence fédérale de contrôle nucléaire (AFCN) a donné son feu vert au redémarrage de la production d'isotopes médicaux à l'IRE à Fleurus. Le 28 octobre, l'AFCN avait déjà donné son accord au redémarrage partiel, qui se limitait à la production d'Yttrium, un radio-isotope utilisé comme antidouleur dans le traitement de cancers.

 

L'accord de l'Agence pour le redémarrage complet est conditionnel. L'IRE est obligé de respecter une série de conditions. Pour y répondre, l'IRE a défini des actions à court et à long terme. Les actions à court terme doivent garantir le redémarrage en toute sûreté. Ces actions ont été réalisées par l'IRE, ensuite évaluées et approuvées par l'AFCN et BelV.

 

Les conditions émises par l'Agence l'ont été en deux temps. Au lendemain de la prise de connaissance de l'incident, l'Agence a demandé à l'exploitant de suspendre toute opération de transfert des effluents, cela jusqu'à la mise au point d'un dispositif permettant une évacuation sur des effluents. Il en est de même pour toute autre opération effectuée dans le bâtiment B6 nécessitant le système de monitoring dynamique de la cheminée B4 jusqu'à mise au point d'un dispositif permettant un monitoring équivalent des rejets.

 

Après une analyse de l'incident, il est apparu que des déficiences existaient au niveau de la gestion des alarmes et que des améliorations étaient nécessaires pour la ventilation et la filtration, d'où les deux conditions complémentaires émises le 11 septembre 2008. L'Agence demande alors d'apporter les améliorations nécessaires aux systèmes d'alarme et de s'assurer de l'efficacité des filtres des systèmes de ventilation.

 

Pour remplir ces conditions, l'IRE a mis sur pied plusieurs groupes de travail et, de ces réunions, il est ressorti la nécessité d'actions à court terme indispensables pour permettre la reprise des productions et répondre aux conditions imposées par l'Agence. Le feu vert a été accordé après plusieurs inspections sur place et l'examen des modifications et des études de sûreté réalisées.

 

L'approbation présente un caractère conditionnel dans le sens que des actions d'amélioration à long terme doivent aussi être concrétisées par l'IRE. L'engagement pris par la direction et le conseil d'administration visant à mettre en œuvre les moyens nécessaires pour mener ces actions à bien fait partie de l'accord donné par l'Agence pour le redémarrage de la production. Il s'agit, par exemple, d'améliorer certains éléments des installations et des processus de protection, d'optimiser les services de contrôle physique, d'améliorer la formation permanente du personnel afin de garantir à l'entreprise un niveau élevé d'expertise et de culture de sûreté ainsi que d'organiser des audits périodiques et des vérifications externes. La direction et le conseil d'administration de l'IRE se sont engagés de manière formelle vis-à-vis de l'Agence à mettre en œuvre les moyens nécessaires pour mener à bien des actions d'amélioration à long terme.

 

En ce qui concerne l'aspect financier, je vous renvoie à mon collègue, M. Magnette.

 

En ce qui concerne votre question sur le résultat des différentes enquêtes sur la cause de l'incident et les responsabilités ainsi que sur la façon dont la crise a été gérée, je tiens tout d'abord à vous rappeler que la Chambre a approuvé, lors de la séance plénière du 16 octobre 2008, une motion proposant la création d'une sous-commission. Cette sous-commission a été établie à ce jour et elle a notamment pour mission "d'examiner les études et audits commandés par le gouvernement et d'en assurer le suivi."

 

J'ai mentionné cela dans une lettre adressée au président de la commission. En outre, lors d'une réunion de la commission début septembre, j'ai évoqué l'évaluation externe de l'Agence.

 

L'incident de l'IRE a suscité un certain émoi quant à l'utilité et à l'efficacité du réseau automatique de mesure à distance Telerad, dès lors que les balises n'ont pas détecté le rejet d'iode radioactif.

 

Afin de rétablir la confiance, l’Agence a publié sur son site web un communiqué sur les causes de cette non-détection en concluant qu’une généralisation à d’autres incidents nucléaires est infondée.

 

La question à l’étude est de savoir si les investissements supplémentaires au niveau du site de Fleurus ne permettraient pas d’améliorer les possibilités de détection de ces rejets accidentels. Toutefois, pour permettre le redémarrage en attendant le résultat de ces études, l’Agence suivra désormais en ligne les données des rejets radioactifs à la cheminée de l’IRE. Tout dépassement du niveau d’alarme déclenchera une procédure d’alarme automatique à l’Agence. La modernisation du réseau Telerad était déjà, comme je l’ai dit, programmé avant l’incident à l’IRE pour des besoins d’innovation technologique. Une estimation conservative de l’investissement total fait état de 13 millions d’euros entièrement à charge du budget de l’Agence et sans impact sur le budget de l’État fédéral.

 

Pour conclure, je veux rappeler que l’incident qui a eu lieu à l’IRE relève du domaine de la sûreté des installations. Logiquement, les conditions de reprise de la production fixées par l’Agence entrent dans ce même cadre de la sûreté des installations et donc, pas dans celui de ce vous appelez la sécurité physique ou encore pour les spécialistes de la protection physique des matières et installations nucléaires.

 

En ce qui concerne cette autre compétence de l’Agence, celle-ci envisage toutes les installations afin d’atteindre un niveau de protection adéquat et notamment par rapport à l’évolution assez récente de l’évaluation de la menace au niveau international. Dans ce cadre, l’Agence travaille à identifier les possibilités du renforcement et examine l’opportunité de les mettre en œuvre mais ces informations ont bien entendu un caractère confidentiel.

 

Voilà les éléments de réponse dont une partie est dépassée par la création de la sous-commission aujourd’hui.

 

12.07  Denis Ducarme (MR): Merci pour vos réponses. Vous avez adapté la réponse à l’actualité c’est-à-dire à l’information de relance de la production. Je comprends très bien que ce qui porte sur l’uranium enrichi à 92, 93% est confidentiel. Mais ça ne l’est plus depuis deux mois et demi.

 

C’est-à-dire que tout le monde maintenant sait que le niveau de sécurisation à l’IRE n’est pas adapté par rapport à la présence de plusieurs kilos de ces matières à Fleurus. J’entends bien et je comprends bien que l’Agence souhaite travailler dans le calme par rapport à ces questions. Mais on a sorti cette information de l’ombre depuis deux mois et demi.

 

Par conséquent, je me contenterai de vous demander de veiller à ce que l'Agence inscrive, compte tenu du contexte international et les menaces qui en résultent, dans ses priorités la rencontre de la sécurisation physique ou la protection des matières pour les spécialistes et, en tout cas, qu'elle veille à protéger comme il le faudrait l'IRE étant donné la présence d'uranium de qualité militaire qui sert à certains pour faire des bombes.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 16.49 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.49 uur.