Commissie voor de Landsverdediging

Commission de la Défense nationale

 

van

 

woensdag 22 oktober 2008

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 22 octobre 2008

 

Après-midi

 

______

 

 


La séance est ouverte à 14.38 heures et présidée par M. André Flahaut.

De vergadering wordt geopend om 14.38 uur en voorgezeten door de heer André Flahaut.

 

Le président: Mesdames, messieurs, monsieur le ministre, je vais suppléer quelque temps le président de la commission. Quand il arrivera, il serait intéressant de déterminer la manière dont nous allons travailler dans les prochains jours et les prochaines semaines. Aujourd'hui, le ministre est disponible jusqu'à 17.30 heures et la masse des questions est telle que nous n'irons sans doute pas loin dans notre ordre du jour. Il faudra déterminer un rythme et imaginer que la commission puisse durer plus longtemps qu'une matinée ou qu'un après-midi; sinon l'ordre du jour ne sera jamais épuisé et nous poserons des questions sur le Liban quand nos soldats seront rentrés depuis trois ans.

 

Je propose de mettre ce point à l'ordre du jour dès l'arrivée du président.

 

01 Questions jointes de

- M. Xavier Baeselen au ministre de la Défense sur "la circulaire relative à la liberté d'expression des militaires" (n° 7129)

- M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "le droit à la liberté d'expression des militaires" (n° 8025)

01 Samengevoegde vragen van

- de heer Xavier Baeselen aan de minister van Landsverdediging over "de omzendbrief met betrekking tot de vrije meningsuiting van de militairen" (nr. 7129)

- de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "het recht op vrije meningsuiting van de militairen" (nr. 8025)

 

01.01  Xavier Baeselen (MR): Au cours de l'été, une nouvelle circulaire relative à la liberté d'expression aurait été édictée par les services du ministre. Celle-ci contiendrait notamment des obligations de respect vis-à-vis du chef de l'État. Quels sont le contenu et la portée exacts de cette circulaire? Quelles sont les raisons qui vous ont amené à prendre cette circulaire? Avez-vous observé des dérives dans un passé récent qui ont pu justifier ces nouvelles règles ou le rappel de certaines règles existantes?

 

01.02  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, op 1 maart jongstleden gaf DGIPR een nieuwe richtlijn uit met als doel de grenzen van het begrip recht op vrije meningsuiting voor het personeel van Landsverdediging beter vast te leggen. Mijn collega Van den Eynde stelde hierover reeds enkele vragen. Het zijn twee eenvoudige vragen. Mag het personeel van Landsverdediging zich in het voordeel van separatisme uitspreken? Mogen militairen uiting geven aan hun eventuele republikeinse opvattingen? In uw antwoord schreef u dat de militair zijn volledige vrijheid van meningsuiting houdt in de privésfeer zoals elke burger. Verder schreef u echter ook dat het uiten van republikeinse meningen neerkomt op het in vraag stellen van de koninklijke familie, wat verboden is voor militairen op basis van de vermelde wetsbepaling. U verwees hierbij naar het tuchtreglement.

 

Mijnheer de minister, hiermee legt u een merkwaardige paradox in het tuchtreglement bloot. Enerzijds geeft het reglement volgens artikel 15 de militairen de mogelijkheid om zich kandidaat te stellen voor een politiek mandaat op gemeentelijk of provinciaal vlak, eveneens op de lijst van republikeinse partijen. Ik citeer artikel 9 van het hetzelfde reglement: “De militairen moeten onder alle omstandigheden eerbiedig zijn tegenover het staatshoofd, de grondwettelijke machten en de instellingen van de Staat”. Het opkomen voor of het uitoefenen van een mandaat van een partij met republikeinse overtuigingen zou dus in bepaalde omstandigheden kunnen leiden tot een straf of tuchtsanctie voor diezelfde militairen, dit ondanks een recent advies van de Raad van State. Voor alle duidelijkheid, het gaat hier om stuk 39.825/AG-4. Ik citeer: “Hierdoor kan een dergelijke houding niet worden beschouwd als een gebrek aan respect tegenover het staatshoofd, de grondwettelijke machten of de staatsinstellingen.

 

Evenmin mag een militair gesanctioneerd worden wiens partij de politieke grondvesten van de Belgische instellingen betwist”. Dat is een advies van de Raad van State. Mijnheer de minister, bent u zich daarvan bewust? Men zou kunnen veronderstellen van wel want u schrijft verder in uw antwoord: “Deze beperkingen van de vrije meningsuiting gelden enkel voor republikeinse overtuigingen die in het publiek en in de hoedanigheid van militair worden geuit”.

 

Mijnheer de minister, zoals u weet heb ik nog wat vertrouwen in u maar ik herinner mij andere tijden waarvan ik hoop dat ze niet terugkomen. Daarom heb ik een heel duidelijke vraag waarop u heel kort kunt antwoorden. Bedoelt de minister hiermee dat hij van mening is dat een militair zijn volledige vrijheid van meningsuiting behoudt, eveneens buiten de privésfeer – dus in het openbaar – op voorwaarde dat hij zich niet uitspreekt in zijn hoedanigheid van militair? Daar kunt u zeer kort op antwoorden.

 

01.03  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, la note relative au droit du personnel de la Défense d'exprimer son opinion est disponible sur internet. Néanmoins, je ferai parvenir une copie à M. Baeselen.

 

Mijnheer Sevenans, ik zal u ook een kopie bezorgen. Maar alles staat op de website.

 

En réponse à vos questions, la directive originale de 1994, de l'époque du ministre Delcroix, a été remplacée par une nouvelle directive à propos du droit d'expression du personnel de la Défense. Cette directive est valable tant pour les civils que pour les militaires de la Défense et donne un résumé des droits et des devoirs qui en découlent. Cette directive trouve sa base légale dans les références suivantes: la Convention européenne de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales signée à Rome, le Pacte international relatif aux droits civils et politiques fait à New York en 1966, la Constitution belge coordonnée le 17 février 1994, le Code pénal militaire, le Code pénal, l'arrêté-loi du 11 octobre 1916 relatif à l'état de guerre et à l'état de siège, la loi du 14 janvier 1975 portant le règlement de discipline des forces armées, la loi du 8 décembre 1992 relative à la protection de la vie privée à l'égard du traitement des données à caractère personnel et quelques autres documents de référence.

 

Les raisons qui ont amené la Défense à éditer une nouvelle directive sont principalement une standardisation des diverses directives précédentes et moins des adaptations au niveau du contenu. La nouvelle directive sert donc avant tout à procurer plus de clarté. Tant qu'un membre de la Défense ne diffuse pas d'information officielle, il a le droit d'exprimer ses idées et sa propre opinion. Si un lien pouvait tout de même être établi entre cette personne et sa fonction, elle doit explicitement indiquer qu'elle parle en son propre nom. L'abus de ce droit peut donner lieu à d'éventuelles sanctions.

 

Mijnheer Sevenans, militairen die een toegelaten politiek engagement willen opnemen, dienen dit te doen als een privépersoon. Ik zie geen paradox. Er is ook geen valse paradox, er is geen paradox in de coördinatie van de verschillende documenten die wij hebben uitgewerkt. Ze kunnen evenwel geen standpunten innemen die strijdig zijn met de wettelijke refertes die ik heb aangegeven. Indien zij dat wel doen, kan dit aanleiding geven tot het nemen van statutaire maatregelen. Ik herhaal dat er geen paradox is en ook geen schijn van een paradox.

 

01.04  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Je parcours la circulaire. J'y vois le droit pour le militaire d'exprimer son opinion en tant que militaire et puis, monsieur Sevenhans, je vois aussi le point C. qui concerne les limitations à la liberté d'expression des militaires avec des restrictions permanentes et notamment "lors de l'exercice de leur droit, les militaires sont tenus d'être respectueux du chef de l'État, des pouvoirs constitutionnels et des institutions de l'État". Cela me paraît suffisamment clair!

 

01.05  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, het antwoord van de minister stelt me gerust. Het is duidelijk: zolang de militair niet als militair optreedt heeft hij alle rechten van elke andere burger. Dat is een duidelijk antwoord waarvoor ik de minister dank.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Question de M. Xavier Baeselen au ministre de la Défense sur "des blogs dont la titularité appartient à des militaires belges" (n° 7142)

02 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van Landsverdediging over "blogs van Belgische militairen" (nr. 7142)

 

02.01  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, je rejoins un peu la première question que j'ai posée et qui était relative à la liberté d'expression des militaires.

 

Cette question m'a été inspirée par un certain nombre de "blogs" qui sont tenus à l'étranger par des militaires et sur lesquels pourraient se trouver parfois des informations sensibles, voire confidentielles. Dans cette mesure, des informations confidentielles pourraient être divulguées de manière volontaire et même involontaire, de manière directe ou indirecte.

 

Mes questions sont les suivantes:

1. Avez-vous connaissance, monsieur le ministre, de "blogs" édités par certains militaires et qui sont de nature à évoquer certaines informations éventuellement sensibles?

2. Si oui, quelles sont les mesures que le SPF Défense peut prendre pour contrer lesdites divulgations?

3. Existe-t-il une cellule, au sein de votre département, qui sensibilise les militaires sur ces questions et qui remplit un rôle de vigilance à l'égard de ce type de nouveau média?

 

02.02  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, il y a donc de nombreuses initiatives de membres et d'anciens membres du personnel à propos de matières relatives à la vie militaire, qui sont diffusées via les "blogs" et les sites web.

 

La Défense ne peut qu'encourager la promotion de la profession de militaire par l'intermédiaire des médias, y compris l'Internet.

 

Les droits et les restrictions concernant le droit à la liberté d'expression sont explicités en détail dans une directive interne qui est l'adaptation de la loi 14 janvier 1975 et qui est applicable par tout le personnel de la Défense, même après cessation de la fonction.

 

La sécurité informatique fait partie intégrante des mesures sécuritaires réglementées par le service général de renseignement et de la sécurité (SGRS) et que chaque militaire se doit de respecter.

 

De plus, le contenu de ces sites est régulièrement contrôlé par le web management, la direction générale Images et Relations publiques (la DGIPR). Jusqu'à présent, cette DG n'a pas trouvé d'informations classifiées.

 

En ce qui concerne le personnel en mission, il dispose des facilités internet fournies par la Défense. Ceux qui m'ont accompagné à Kandahar en Afghanistan peuvent en témoigner.

 

Pour chaque opération, la Défense ouvre un forum sur son site internet mil.be. L'unité en charge désigne un administrateur qui doit superviser le forum de façon permanente.

 

Ces mesures font partie des mesures sociales, comme encore les Journées info-familles mises en place pour soutenir les familles de nos militaires.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Questions jointes de

- Mme Brigitte Wiaux au ministre de la Défense sur "les effets des dispositifs de brouillage sur la santé des militaires belges" (n° 7215)

- M. François Bellot au ministre de la Défense sur "la sécurité et le bien-être au travail des militaires dans les zones proches des dispositifs de brouillage" (n° 8014)

03 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van Landsverdediging over "de gevolgen van stoorsystemen voor de gezondheid van de Belgische militairen" (nr. 7215)

- de heer François Bellot aan de minister van Landsverdediging over "de veiligheid en het welzijn op het werk van militairen in zones dichtbij storingsapparatuur" (nr. 8014)

 

03.01  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, j'ai vu et entendu au mois de septembre que des soldats belges qui utilisent des véhicules en Afghanistan se plaignent de maux de tête, de migraines et de nausées et qu'on pourrait peut-être lier ces maux aux irradiations provoquées par les appareils de brouillage installés sur ces véhicules. Il s'agit des système américains appelés Symphony, qui émettraient des ondes radio avec un effet néfaste. Je ne suis pas scientifique, donc je m'informe.

 

Monsieur le ministre, je ne sais pas si vous avez pu effectuer des contrôles mais il me semble que votre département a lancé une enquête pour étudier les faits. Je voudrais donc savoir s'il y a eu des contrôles et si vous disposez de résultats.

 

03.02  François Bellot (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, j'avais transmis cette question il y a un certain temps.

 

Il me revient qu'un certain nombre d'équipages de véhicules équipés du système de brouillage Symphony fabriqués par des entreprises américaines souffrent de malaises et pour certains de maux de tête assez violents alors qu'il n'en avaient jamais connu jusque-là.

 

De tels témoignages proviennent d'Afghanistan.

 

Il est évident que dans des pays où la température peut atteindre des niveaux extrêmes, le fonctionnement des dispositifs d'air conditionné peut être incriminé dans certains cas.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous m'indiquer si vous avez été informé, comme je le présume, de cette vague de malaises qui a frappé certains militaires utilisant les dispositifs de brouillage?

 

Quelles dispositions ont été prises pour assurer ce contrôle et déterminer les causes?

 

Quelle est la puissance d'émission en voltmètres au regard des émissions de courtes ondes utilisées par des équipements courants?

 

Enfin, quelles sont les conclusions des premières analyses réalisées à ce propos? S'agit-il d'effets indirects de l'utilisation d'air conditionné ou est-ce lié aux émissions d'ondes radio?

 

03.03  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, nous avons vu lorsqu’on était à Kandahar et à Kaboul les conditions dans lesquelles nos troupes travaillaient.

 

La question a été posée par Mme Wiaux mais aussi par d’autres collègues concernant le fameux brouillage mobile ou fixe. Jusqu’à ce jour, dix plaintes de militaires ont été enregistrées pour des maux de tête dont les concernés soupçonnent l’origine dans l’utilisation du système ECM-Symphony (Electronic Counter Measures Symphony).

 

Un tel système de brouillage des émissions radios a été monté sur un véhicule du type Pandur en janvier de cette année. Ce système était utilisé dans le cadre de la mission "KAIA Lead Nation", mission qui est terminée depuis le 1er octobre de cette année.

 

Des mesures sur place ont été exécutées en février et en août 2008 afin de contrôler le respect des normes d’exposition du personnel au rayonnement non ionisant. Une des antennes a été déplacée en mars 2008 sur base des conclusions des premières mesures. Les deux séries de mesures montraient un léger dépassement des normes pour le commandement de bord. Les consignes données au personnel stipulaient que le chauffeur et le tireur pouvaient circuler la tête hors du véhicule lorsque le système Symphony était en fonctionnement, mais par contre que le commandant de bord devait rester dans le véhicule, écoutille fermée. Et ceci a été négocié par le personnel qui s’est vu chargé de ces missions.

 

03.04  Brigitte Wiaux (cdH): Je reste perplexe par rapport au commandement de bord; il y a un dépassement minimal de normes. J'espère que ce n'est pas préjudiciable à leur santé: c'est ce qui me semble le plus important. Des maux de tête, une migraine, ça passe mais il ne faudrait pas qu'il y ait de conséquences néfastes.

 

03.05  François Bellot (MR): Monsieur le ministre, j'espère que vous aurez un feedback des mesures prises et l'occasion de nous en reparler.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Questions jointes de

- Mme Brigitte Wiaux au ministre de la Défense sur "les choix à effectuer en matière d'opérations militaires à l'étranger en raison des contingences budgétaires" (n° 7216)

- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "l'incidence budgétaire des opérations menées en Afghanistan" (n° 7247)

04 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van Landsverdediging over "de om budgettaire redenen te maken keuzes inzake buitenlandse militaire operaties" (nr. 7216)

- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de budgettaire weerslag van de operaties in Afghanistan" (nr. 7247)

 

04.01  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question date du début du mois de septembre. Notre pays déploie ses troupes au Kosovo, en Afghanistan, au Liban et au Tchad. On sait que nous sommes également présents dans la région des Grands Lacs via des programmes de partenariat militaire et que nous allons bientôt avoir le commandement d'un 'battle group EU'.

 

Les opérations militaires extérieures sont financées en partie sur une base de calcul commun des frais de fonctionnement et en partie sur la base d'un budget spécifique pour 2008 de près de 59 millions. Il y aurait eu un rapport négatif de l'inspection des Finances à la fin du mois de juillet dernier, qui laisserait augurer d'un dépassement sensible de l'enveloppe consacrée aux opérations extérieures.

 

Monsieur le ministre, comme vous le disiez dans votre note de politique générale jointe au budget 2008, il sera difficile de répondre favorablement à toutes les demandes de participation exprimées par l'OTAN, l'Union européenne ou l'ONU. Sauf dépassement budgétaire inconsidéré, des choix judicieux doivent s'effectuer quant à l'opportunité de réaliser certaines missions à l'étranger. J'imagine que ces choix dépendent du contexte international mais aussi des demandes qui sont formulées.

 

Dans l'état actuel des choses, quelles sont les options et les propositions quant aux choix futurs d'opérations? Je pense plus particulièrement à la continuité de la mission belge au Liban, au sein de la FINUL. Je sais que l'on a reçu le premier ajustement budgétaire 2008 hier mais je n'ai pas encore eu le temps de l'analyser, d'où mon souhaite de vous entendre. Je vous remercie.

 

04.02  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ik vraag mij af of wij nu aan de vragen zijn over de budgettaire weerslag van de operaties in Afghanistan. Ik was iets later, mijn verontschuldigingen daarvoor, maar ik zat nog in de commissie voor de Infrastructuur en ik moest pendelen.

 

Mijnheer de minister, mijn vraag handelt over de budgettaire weerslag. Op 15 september kregen wij in dit Parlement een presentatie over de toestand in Afghanistan. Ik veronderstel dat er ook telkens een budgettair plaatje gemaakt is. Zelf hebt u reeds aangegeven in uw beleidsverklaring dat u hiervan werk zou maken, zodanig dat we effectief alle allocaties van de verschillende middelen zouden gekend hebben. De brutokosten bedroegen ongeveer 14,3 miljoen euro, netto 5,23 miljoen euro.

 

Mijn vragen betreffen uiteraard de huidige stand van zaken.

 

Wat zijn op dit moment de bruto- en nettokosten van de verschillende operaties in Afghanistan voor het kalenderjaar 2008?

 

Hoe wordt dit begroot naar 2009?

 

Wat zijn de respectievelijke kosten in 2008 en 2009 verdeeld over werkingskosten en personeelskosten? Wat zijn de kosten voor het vervoeren van het materiaal en de ondersteuning van de operatie?

 

Binnen de initiële begroting werd er ongeveer in 58,7 miljoen euro voorzien voor operaties. Bij de begrotingscontrole werd er gevraagd dit op te trekken tot 73,7 miljoen euro. Is hierover een akkoord bereikt? Volstaat dit bedrag? Indien dit bedrag niet volstaat, waar denkt u dan de interne middelen te vinden?

 

Le président: Monsieur le ministre, je suppose que cette commission aura l'occasion d'entendre un exposé lorsque le gouvernement aura pris option sur les différentes opérations en 2009?

 

04.03  Pieter De Crem, ministre: Absolument.

 

Le président: Nous aurons donc la globalité à la fois en termes budgétaires et en termes de choix.

 

04.04  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chers collègues, je préfère distribuer à tous les membres de la commission présents un document sur lequel vous trouverez une réponse traduite en chiffres sur les opérations.

 

Je reviendrai ensuite car la réponse vaut aussi pour les questions posées par notre collègue Wiaux.

 

De bruto- en de nettokosten voor de operaties in Afghanistan bedragen voor 2008 57,49 miljoen euro bruto en 31,95 miljoen euro netto. De bijkomende vergoedingen en toelagen die worden toegekend aan het ingezette personeel, bestaan zowel uit werkingskosten als uit personeelskosten. Ik zal u de details daarvan dadelijk bezorgen.

 

De Belgische deelname aan de operaties voor 2009 is in volle afronding en maakt het voorwerp uit van politieke besluitvorming op dit moment en is natuurlijk binnen het globale budgettaire kader van het budget 2009 gesitueerd.

 

Er is een akkoord over de begroting 2009 voor Defensie, dat vorige week tot stand is gekomen. Voor de dekking van de uitgaven van de operaties kan ook worden gerekend op bijdragen van de UNO, de Europese Unie en de FOD Buitenlandse Zaken. Het geheel volstaat om de lopende operaties budgettair haalbaar te maken. In voorkomend geval kan ook een beroep worden gedaan op de bijzondere bepaling 2.16.21 van de wet van 2008 houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2008. Dit laat onder bepaalde voorwaarden de overdracht van de kredieten toe naar het programma Inzet, door middel van in de Ministerraad overlegde bepalingen die resulteren in een koninklijk besluit.

 

En réponse aux questions de Mme Wiaux, l'état-major de la Défense m'a remis une planification. Celle-ci a fait l'objet d'une discussion positive pour les opérations en 2009. Le projet a été étudié au sein de mon cabinet et sera très prochainement délibéré au sein du Conseil des ministres, après avoir fait l'objet de suggestions au sein du cabinet restreint.

 

Comme l'a dit le président de la commission, je suis tout à fait disposé à me présenter devant la commission.

 

04.05  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour tous les éléments de réponse que vous nous avez apportés. J'attendrai de nouvelles informations pour 2009.

 

04.06  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ik zal de tabel afwachten en op het moment van de bespreking het woord nemen in het debat. Ik denk dat dat het gemakkelijkste zal zijn.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04.07  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, j'ai une proposition concernant le report de la question n° 7275 de M. Van der Maelen.

 

Je peux déjà lui faire parvenir ma réponse écrite. S'il a encore des questions supplémentaires à ce sujet, il pourrait introduire une nouvelle question.

 

Le président: Je suis certain qu'il aura encore des questions mais ce n'est pas grave.

 

04.08  Pieter De Crem, ministre: Le contraire m'étonnerait aussi.

 

05 Vraag van de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "het statuut van de piloten Lt Avn" (nr. 7338)

05 Question de M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "le statut des pilotes Lt Avn" (n° 7338)

 

05.01  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, bij de opeenvolgende herstructureringen van de voorbije jaren werd alles wat luchtvarend was, opgenomen bij de luchtcomponent. Het personeel van het vliegwezen bleef in eerste instantie echter behoren tot de Landmacht. Ondertussen werden ze opgenomen als korps Light Aviation in de luchtmacht. Doordat ze niet werden opgenomen in het korps Varend Personeel van de Luchtmacht genieten ze aldus niet over dezelfde statutaire bepalingen, inzonderheid inzake loopbaan en pensioenregeling, als hun collega's die dadelijk in het korps Varend Personeel van de Luchtmacht werden opgenomen.

 

Het kwam mij ter ore dat de piloten van het korps Light Aviation desalniettemin op diverse luchtmachttoestellen, zoals de Sea King en de C-130–vliegen.

 

Mijnheer de minister, ik heb hierover een aantal vragen. Kunt u mij een overzicht geven van het aantal piloten, behorende tot het korps Light Aviation van de Luchtmacht per type toestel waarop zij momenteel vliegen? Waarom wordt het principe "zelfde werk, zelfde statuut" in dit dossier niet nageleefd? Bent u van plan om deze discriminatie weg te werken? Zou het niet eenvoudiger zijn om, nadat u hebt beslist om het personeel Light Aviation vanaf 1 september jongstleden het luchtmachtuniform verplicht te laten dragen, het korps Light Aviation meteen op te nemen in het korps Varend Personeel van de Luchtmacht?

 

05.02 Minister Pieter De Crem: Waarde collega, omdat mijn antwoord nogal wat cijfers en categorieën bevat, zal ik het u onmiddellijk bezorgen. Ik dank u voor de vraag die u stelt. Zo heb ik de mogelijkheid op die aangelegenheden in te gaan. Ik zal u eerst een overzicht geven van de types luchtvaarttuigen en het aantal piloten die Light Aviation, het Licht Vliegwezen, kenmerken.

 

In het raam van vormingen die gegeven worden in het buitenland behoren sommige types luchtvaartuigen niet tot het Belgische patrimonium.

 

Er is de A109 Agusta, u wel bekend. Daarvoor is het aantal vastgelegd van 71 piloten van Light Aviation. Voor de Alouette 2 zijn er 21 piloten. Voor Alouette 3, 2 piloten, voor de C-130 Hercules 2 piloten, voor de Franse Gazelle 3, voor de Sea King 4, voor de Marchetti SF 260 zijn er 6 piloten, voor de verbindingsvliegtuigen 6, en voor de Franse Embraer Jingo zijn er 2.

 

Ik wens u eerst en vooral te wijzen op het feit dat de statutaire officieren tot een krijgsmachtdeel behoren. Voor het korps Light Aviation behoren de officieren tot de luchtmacht, en dat onafhankelijk van het feit of zij binnen de luchtcomponent werken.

 

Ik wens er eveneens op te wijzen dat het korps Light Aviation van de luchtmacht een uitdovend karakter kent daar alle nieuwe piloten sinds 2004 aangeworven worden onder het statuut van het varend personeel van de luchtmacht.

 

De wedden en de luchtvaarttoelagen van de piloten van Light Aviation zijn gelijkgesteld met die van het korps van het varend personeel van de luchtmacht. Er bestaat dus geen verschil en geen discriminatie meer op geldelijk vlak. De enige verschillen komen door het administratief statuut en houden verband met anciënniteit en de pensioenleeftijd. Dat is een bijzonder belangrijk punt, dat ik niet ontken. Beide aspecten, dat van de anciënniteit en dat van de pensioenleeftijd maken het voorwerp uit van een heroriëntering die zoals u weet gekoppeld is aan de nieuwe gemengde loopbaan en de opties die aan het concept van de nieuwe gemengde loopbaan zullen worden gegeven.

 

05.03  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Dank u voor uw uitgebreide antwoord, mijnheer de minister. Ik begrijp dat het probleem gekend is en ik hoop dat u oplossingen vindt, of dat u zich wil engageren om toch een billijke regeling te vinden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Samengevoegde vragen van

- de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "de 'sociale kassen'" (nr. 7339)

- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de opeising van de geldelijke middelen van de sociale kassen" (nr. 7341)

- de heer André Flahaut aan de minister van Landsverdediging over "de opname van 67% uit de sociale kassen in de verschillende eenheden" (nr. 7864)

- mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van Landsverdediging over "het geld in de sociale kassen van verschillende kazernes" (nr. 7997)

- de heer François Bellot aan de minister van Landsverdediging over "het beheer van de catering- en hoteldiensten van Landsverdediging" (nr. 8015)

06 Questions jointes de

- M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "les 'caisses sociales'" (n° 7339)

- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "la réquisition des moyens financiers des caisses sociales" (n° 7341)

- M. André Flahaut au ministre de la Défense sur "la ponction de 67% dans les caisses sociales dans les différentes unités" (n° 7864)

- Mme Brigitte Wiaux au ministre de la Défense sur "l'argent des caisses sociales de différentes casernes" (n° 7997)

- M. François Bellot au ministre de la Défense sur "la gestion des services de restauration et d'hôtellerie de la Défense" (n° 8015)

 

06.01  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, de recente beslissing van de minister om een deel van de gespaarde middelen van restauratie en hoteldienst van Defensie, afgekort RHDD, op te vragen, is bij heel wat militaire in het verkeerde keelgat geschoten.

 

Voor wie het nog niet weet, het gaat om de beslissing om een bedrag van 6 miljoen euro uit de financiële reserves van de RHDD aan te wenden om infrastructuurwerken te bekostigen, naar ik hoop van RHDD zelf. Men kan vragen stellen naar de noodzaak of het bestaan van deze financiële reserves, maar het is een feit dat toeslaan op het moment dat de kassen gevuld zijn, als het ware overkomt als een hold-up georganiseerd door de minister. Dat is straffe taal, maar zo wordt deze actie althans aangevoeld. Ik kan begrip opbrengen voor de negatieve reacties dienaangaande. Men verandert de spelregels niet tijdens de match.

 

Voor alle duidelijkheid, aangezien men een duidelijk zicht heeft op deze rekening, is er volgens mij geen enkel probleem verbonden aan het bestaan ervan.

 

Mijnheer de minister, ter herinnering, bij de bespreking van de beleidsnota heb ik duidelijk gezegd dat ik uw visie steun, maar dat ik ervan overtuigd was dat de financiële onderbouw op drijfzand rust, net als de hele begroting trouwens, wat deze week overigens nog duidelijk werd aangekaart uit onverdachte bron, namelijk door notoire leden van Open Vld.

 

Mijnheer de minister, dat dit dus een wanhoopspoging is begrijp ik, maar betreur ik ook, en misschien zal ik mij daarbij, samen met alle militairen, verplicht moeten neerleggen. De hele operatie zorgt wel voor een wrange bijsmaak. De rekeningen van de vorige legislaturen worden meer en meer zichtbaar. Tijdens de vorige legislaturen heerste er in deze commissie een aparte sfeer; dat weet u ook, mijnheer de minister. Soms was hier meer een fanclub van de minister aanwezig, dan parlementsleden. Vandaar dat ik het deontologisch moeilijk heb met de mensen die mij volgen in deze vraag.

 

Ik meen mij ook te herinneren dat dit niet helemaal nieuw is. U hebt dit niet uitgevonden. Ik dacht dat het in het verleden ook al een keer gebeurd was, even ter herinnering. Het schiet mij eigenlijk in het verkeerde keelgat van sommige collega’s – François Bellot hoort daar niet bij - maar ik wil ze desnoods wel bij naam noemen. Maar dat sommige collega’s, zoals geachte collega’s Flahaut, Geerts en mevrouw Wiaux deze vragen vandaag stellen…

 

De voorzitter: Monsieur Sevenhans, venez à la question, s.v.p.

 

06.02  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Dan begin ik toch wel problemen te krijgen. Ja, mijnheer Flahaut, u bent er ook bij. Temeer daar u het vroeger ook zelf hebt gedaan, verbaast het mij een beetje dat u dit nu doet, samen met uw fanclub. Mijnheer de minister, dat het water aan de lippen staat bij Defensie, is niet uw schuld, maar ik zou u er toch op willen wijzen dat de financiële reserves waarop u wenst beroep te doen door sommige eenheden reeds waren besteed of bestemd. U neemt uw beslissingen zomaar op basis van de loutere vaststelling van de bedragen vandaag op de rekening. Naar mijn oordeel zult u daarmee een aantal problemen creëren, problemen die u wellicht niet wil, maar die zich wel echt dreigen te manifesteren.

 

Mijnheer de minister, voor het feit dat u het moet doen, kan ik begrip opbrengen, dat is de rekening van vorige keer die u mag gaan betalen, maar ik zou toch durven pleiten zaak per zaak te bekijken, of eenheid per eenheid. U mag zomaar niet alles over één kam scheren. Ik denk dat dit wat kort door de bocht zou zijn.

 

Mijnheer de minister, als u dan toch niet anders kunt - wat ik zou betreuren, want ik heb hierover een ongelukkig gevoel, ik zeg zelfs altijd dat het geld op is, dat uw kas leeg is, maar in andere kassen zit blijkbaar nog iets in – en als u dan toch verplicht bent deze hold-up te plegen, dan zou het toch wel aangewezen zijn dat u zeer duidelijk communiceert wat u met deze middelen gaat doen om te vermijden dat verhalen erover de ronde doen waar niemand mee gediend is. Op die manier kunt u misschien de pil een beetje vergulden, want er zijn natuurlijk nog slechtere oplossingen. Een van de mogelijke oplossingen is om te proberen de zaken een beetje vooruit te schuiven. Mijnheer de minister, heel concreet, bekijk het geval per geval, dat zou ik graag van u vernemen.

 

06.03  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer Sevenhans, Fans is een tv-programma. Wat de fanclub betreft, ik weet dat in uw politieke kringen de adoratie van de leider zeer hoog is, maar ik behoud nog altijd mijn onafhankelijkheid. Ik denk dat het woord fanclub in deze een woord van u is. In uw club is er de adoratie van de leider, niet in de mijne.

 

06.04 Minister Pieter De Crem: De adoratie van de leidster in uw club is ook zo groot niet.

 

06.05  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): De leidster is nog een oude studiegenote van mij.

 

Le président: Ne nous laissons pas distraire!

 

06.06  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Men mag ook niet altijd geloven wat de kranten zeggen.

 

Mijnheer de minister, ik stel vast dat u het gat in de begroting dichtrijdt met de plundering van de geldelijke middelen die zich in de sociale kassen bevinden. U hebt daarnet aangehaald dat u voor de verhoging van de operationele inzet middelen zoekt, bijvoorbeeld op dit programma. Aanvankelijk hebt u gezegd dat u de plundering van de sociale kassen zult gebruiken om infrastructuurwerken uit te voeren. In de begroting en de begrotingswijziging die ik heb gezien, zie ik daarvan niet veel.

 

Ten eerste, op welke rechtsgrond vordert u deze gelden? Wat is de wettelijke basis voor uw hold-up? Ik zie wel dat u in sectie 16 een aantal artikelen hebt gezet om een aantal hold-ups te rechtvaardigen. Maar volgens mij kan dat niet.

 

Ten tweede, ik veronderstel dat de gelden op een rekening staan. Die rekeningen zijn geopend op basis van een vzw-structuur of van een feitelijke vereniging. Ik denk dat ook in die feitelijke vereniging de natuurlijke personen de rechtsmacht hebben dit niet toe te laten. Wat is de noodzaak om dit zeer snel te doen? Welke legale middelen denkt u achter de hand te hebben?

 

06.07  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le ministre, j'ai appris par presse interposée que vous avez réclamé ou alliez réclamer six des dix millions d'euros des caisses sociales de plusieurs casernes pour les affecter à des travaux d'infrastructure dans les cantines de plusieurs casernes.

 

Cet argent serait "le fruit de petits bénéfices réalisés par les militaires dans les restaurants, les bars, les cantines de leurs casernes". Il servirait "à financer des activités sociales" et aurait pour but "d'organiser des activités sociales ou culturelles pour les soldats et non pour payer des factures".

 

Monsieur le ministre, comptez-vous modifier les dispositions qui régissent cette caisse sociale? Pouvez-vous me donner de plus amples informations en la matière?

 

06.08  François Bellot (MR): Monsieur le ministre, comme mes collègues, notre attention a été attirée sur l'intention que vous avez manifestée. Je voudrais rappeler que l'arrêté ministériel du 21 mars 2003 pris en exécution de l'arrêté royal du 20 mars 2003 a fixé les règles de gestion des services de restauration et d'hôtellerie de la Défense.

 

Pour rappel, ces installations créées et exploitées selon les règles définies dans différents arrêtés ministériels voient leur responsabilité engagée dans la gestion des mess et des restaurants de différentes casernes. Il n'y a pas de responsabilité sans liberté et, dans le cas présent, une liberté relative de fixer le prix de vente de certains produits, qu'il s'agisse de repas ou des boissons en fonction des projets à mener dans les casernes.

 

Pour rappel, les comités de gestion chargés de gérer ces installations ont pour mission de fixer les prix de vente des repas et des boissons. En leur donnant cette autonomie, on leur a donné la responsabilité d'assurer une saine gestion, de pourvoir au remplacement du petit matériel et d'organiser différentes manifestations à l'intention des militaires et de leur famille, par exemple à l'occasion des fêtes de fin d'année ou d'autres cérémonies. C'est ainsi que ces comités de gestion fixent les prix en fonction des bénéfices à réaliser et des opérations à mener à l'avenir.

 

Sur le plan purement comptable, la gestion des moyens récoltés se fait via des comptes d'État à gestion séparée sous contrôle de la Cour des comptes. Ce n'était pas le cas antérieurement, mais à la suite d'un rapport de cette dernière, sur le plan formel, des comptables spéciaux ont été désignés et gèrent ces comptes sous le contrôle de la Cour.

 

L'arrêté ministériel que vous voudriez prendre équivaudrait aux yeux des militaires à exproprier ou s'approprier des bénéfices réalisés au niveau local de manière autonome et sur une base volontaire pour financer des travaux d'infrastructure de la Défense dans le domaine des installations. Les militaires réagissent caserne par caserne. En effet, dans certaines d'entre elles, on n'a pas pris cette précaution de constituer un bas de laine et ceux qui l'ont fait ont le sentiment de payer pour d'autres qui ne l'auraient pas fait.

 

Monsieur le ministre, les comités de gestion se sentent dépossédés par ce projet des moyens dégagés à la suite de l'autonomie qui leur avait été accordée. Dans ces conditions, je crains que les comités de gestion ne décident de limiter dorénavant les bénéfices au strict minimum, puisqu'ils seront dépossédés des moyens qui leur permettaient jusque-là de mener à bien leurs opérations.

 

Monsieur le ministre, la responsabilisation locale n'est-elle pas le meilleur garant d'un bon entretien des installations et des établissements d'hôtellerie? Ne permettez-vous pas à la Défense par ce projet de s'approprier le bénéfice réalisé au niveau local pour des opérations qui font finalement partie de l'activité sociale? Quand les militaires reviennent de missions de longue durée, quand on organise des Saint-Nicolas et d'autres fêtes dans les casernes, cela fait partie aujourd'hui de la bonne politique de gestion des ressources humaines. Le faire une fois, cela marchera peut-être mais les militaires sur place vont limiter les bénéfices au strict minimum en l'absence de l'assurance de gérer au niveau local les moyens dont ils disposaient pour ces moments de fête qui accompagnent toute activité humaine.

 

06.09  André Flahaut (PS): Comme les intervenants précédents ont admirablement résumé ma pensée, même s'ils ne faisaient pas partie de mon fan club, je me joins à leurs questions. Nous gagnerons du temps.

 

06.10 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik heb hier woorden gehoord als wanhoopspogingen en hold-ups.

 

Als we over iets spreken, moeten we over hetzelfde spreken. We hebben het niet over sociale kassen. Men zegt dat het sociale kassen zijn, maar het gaat over staatsfondsen die bij wet werden vastgelegd. Dat zijn geen sociale kassen.

 

De benutting van de gelden van de staatsdienst met afzonderlijk beheer belast met de restauratie en hoteldienst van Landsverdediging gebeurt op basis van artikel 8 van het koninklijk besluit van 20 maart 2003 houdende de beheersregels van de restauratie- en de hoteldiensten van Landsverdediging.

 

Die fondsen worden gebruikt voor de verbetering van de infrastructuur van logementen en horeca-installaties.

 

Conformément au deuxième paragraphe de l'article 15 de l'arrêté royal du 20 mars 2003 fixant les règles de gestion du service de restauration et d'hôtellerie de la Défense, des comptes financiers sont ouverts à cet effet. Le service de restauration et d'hôtellerie de la Défense possède le statut juridique de service de l'État à gestion séparée et gère ainsi les deniers de l'État – de "Staatsgelden".

 

L'exploitation de ce service de l'État à gestion séparée a donné lieu à une accumulation de fonds. Actuellement, 11.000.000 euros se retrouvent dans ces fonds. La mesure prise a pour but d'améliorer l'infrastructure de logement et d'installation horeca.

 

Het gaat om een eenmalige maatregel.

 

Il s'agit d'une mesure unique en plus de la quelle il est prévu de veiller à ce que chaque comité de gestion local dispose de moyens suffisants pour l'organisation d'activités sociales et culturelles. Cela veut dire qu'il reste toujours entre 4 et 5 millions d'euros dans les fonds. Les améliorations envisagées aux infrastructures de logement et d'installations horeca ont entre autres buts de les accorder à une certaine norme. À l'avenir, la Défense continuera à consacrer des efforts à cet effet avec les moyens budgétaires alloués au département.

 

De beoogde verbeteringen aan de infrastructuur van de logementen en de horeca-installaties hebben onder andere tot doel deze aan een bepaalde norm te laten voldoen. In de toekomst zal Defensie hiervoor inspanningen blijven leveren met de aan het departement toegekende begrotingsmiddelen.

 

Ik denk dat we hier in een systeem zijn gekomen van verdelende rechtvaardigheid.

 

Conform artikel 140 van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit blijft de restauratie- en hoteldienst van Landsverdediging als een staatsdienst met afzonderlijk beheer, een dienst van Landsverdediging zonder rechtspersoonlijkheid waarvan het beheer van de andere diensten is gescheiden.

 

En application de l'article 47, §1er de la loi-programme pour l'année budgétaire 2001 du 19 juillet 2001, il est chargé des activités horeca au sein de la Défense. Les fonds gérés par lui sont donc ceux de l'État et, plus particulièrement, ceux des services de restauration et de l'hôtellerie au sein de la Défense et non des caisses sociales.

 

En application de la disposition particulière 2.16.2 introduite dans le projet de loi d'ajustement du budget pour l'année 2008, ce service pourra financer les travaux d'infrastructure les plus urgents menés à son profit.

 

Dans le cadre de l'exercice budgétaire actuel, le plan infrastructure sera analysé en profondeur.

 

Il reste encore d'autres options. Certains collègues de ce parlement songent à l'abolition du système actuel. Aujourd'hui, je pense que le café coûte 0,50 euro. Si l'on procède vers la privatisation de ces activités, ce qui n'est pas mon option, un café coûtera bientôt au moins 2 euros. Néanmoins, il faut rester honnête et se regarder dans les yeux: ce n'est pas une situation saine dans laquelle on a une accumulation de fonds qui tournent autour de 11 millions d'euros.

 

Je répète donc qu'il s'agit d'une mesure unique. De ces fonds, il restera assez de moyens pour réaliser le travail nécessaire et les options choisies. Cependant, je proposerai aussi de baisser les prix et de payer quotidiennement au comptoir. En effet, je le répète, je ne trouve pas que cette situation soit saine que d'avoir une accumulation de moyens, de réserves soi-disant financières qui s'accumulent aujourd'hui à un tel montant de 11 millions d'euros.

 

Voilà ma réponse, monsieur le président.

 

06.11  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, men kan zich de vraag stellen naar de noodzaak van deze rekeningen. Een en ander wil ik wel nuanceren. Uiteraard is het een enorm bedrag, maar ik heb het snel even uitgerekend en we spreken over een bedrag van 250 tot 300 euro per militair, dat op die rekeningen staat. Dat klinkt al een beetje anders. 11 miljoen euro is inderdaad een enorm bedrag, maar we moeten dat een beetje relativeren en opgesplitst per militair het is niet zo waanzinnig veel.

 

U zegt dat het een eenmalige ingreep is. Dat kennen we; ik zit immers al enkele jaren in het Parlement. Opletten is dus de boodschap. Ik denk veeleer dat we het systeem moeten herzien, zodat zulke zaken niet meer kunnen voorkomen. U moet toch ook wel toegeven, mijnheer de minister, dat nogal wat mensen zich nu bedrogen voelen. U hebt uiteraard gelijk, in die zin dat het staatsfondsen zijn, dat weet ik ook. Ik weet ook waarom die fondsen daar zijn of kunnen zijn, met name omdat een aantal zaken niet werden doorgerekend; dat is evident. Ik ben gewoonlijk vrij goed geïnformeerd en ik weet hoe zoiets kan. Zelfs met vijftig eurocent kan men nog een spaarpot aanleggen.

 

Het grote probleem is dat dit ineens uit de lucht komt vallen. U kunt wellicht nog een en ander rechtzetten als u duidelijke communicatie voert over wat u effectief met die centen zult doen. Dan kan het misschien allemaal wat herleid worden tot een storm in een glas water. Als de militairen zien dat het in hun voordeel is dat dit gebeurt – voor een stuk is dat zo, dat weet ik ook wel – dan kan het misschien allemaal wat genuanceerd worden door iedereen. Ik pleit er dus veeleer voor om na te gaan hoe we dit kunnen vermijden. Men mag terecht de vraag stellen hoe het in godsnaam zo’n hoog bedrag kan geworden zijn, maar ik heb er reeds op gewezen dat een aantal van die bedragen wel al was gereserveerd.

 

Ik weet dat een aantal eenheden zich daarover reeds heeft beklaagd, waarop de generale staf antwoordt dat men zijn plan moet trekken. Dat is ook niet meteen het juiste beleid. Ik blijf er dus voor pleiten om dit zaak per zaak, eenheid per eenheid te bekijken, om onrechtvaardigheden te vermijden. Er werd reeds verwezen naar collega’s en sommigen waren al op de maatregel aan het anticiperen. Dat zou ook niet mogen; iedereen moet gelijk zijn en elke eenheid moet gelijk worden behandeld. Als er ergens een onrechtvaardigheid zou zijn, gelieve daar dan tegen op te treden.

 

06.12  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, zeer kort. Eigenlijk is het zowat hetzelfde als in een gemeente. De brandweer heeft daar een kantine en het is alsof men bij de begrotingsopmaak van de gemeente in de kantine het spaarpotje zou opvragen om bijkomend te investeren in een ladderwagen. De ladderwagen wordt betaald uit de algemene middelen in de gemeentelijke begroting, niet door het potje van de mensen van de brandweer. Dit is hetzelfde. U zegt dat het gaat om een eenmalige maatregel. Welnu, het zal inderdaad een eenmalige maatregel zijn omdat u ervoor zult zorgen dat er in de toekomst geen enkele reserve zal worden aangelegd en dat een aantal verdelende of weerkerende activiteiten niet meer zullen kunnen plaatsvinden, omdat niemand het nog zal betrouwen.

 

06.13  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le ministre, j'entends bien qu'il s'agit d'une mesure unique et vous remercie de vos informations. Votre rappel sur les dispositions légales qui régissent la gestion des services de restauration et d'hôtellerie de la Défense a le mérite d'être clair et transparent.

 

06.14  François Bellot (MR): Monsieur le ministre, je terminerai peut-être par une suggestion en vous proposant de réunir chacun des responsables des comités de gestion. Quand on retrace l'histoire de ceux-ci, on a parfois l'impression d'avoir été piégé. En effet, auparavant, la gestion était assurée par des asbl et des comités de manière informelle. À juste titre, la Cour des comptes a indiqué que, puisqu'il s'agissait de sommes récoltées dans le périmètre d'activité de l'État, les montants devaient être déposés sur des comptes à gestion séparée. Nous ne pouvions pas accepter que, dans des services publics, de tels montants soient gérés par des asbl. Il était donc indispensable de prendre cette décision.

 

La difficulté actuelle est que l'autorité qui peut y puiser est constituée par les chefs de département. Pour en avoir discuté avec des responsables de comités de gestion, je sais qu'ils émettent les remarques suivantes. D'abord, dans certaines casernes, le café coûte soit 0,50 soit 0,40 euro. Ceux qui l'ont fixé à 0,50 ont l'impression qu'ils vont sans doute cracher plus que d'autres au bassinet.

 

C'est la raison pour laquelle je vous suggère de réunir des responsables des comités de gestion pour les placer devant leurs responsabilités. J'imagine très mal que, dans une caserne où ils ont accumulé beaucoup de moyens pour rénover leur cuisine et la rendre conforme aux normes, on vienne leur chercher querelle de sorte qu'ils ne commencent pas leurs travaux, alors qu'ailleurs les moyens indispensables n'ont pas été réunis et que la cuisine n'est pas convenable. Associer les responsables des comités de gestion me paraît être une mesure indispensable.

 

Ensuite, il serait judicieux de comparer comment les prix sont fixés d'un comité de gestion à l'autre, en fonction de quels impératifs et de quels objectifs. Pour éviter la rupture de confiance entre les comités de gestion et l'autorité, les premiers devraient, à tout le moins, être associés aux décisions qui doivent être prises au sujet d'investissements à consentir.

 

Enfin, j'ai entendu que vous sépariez l'activité sociale et les comptes de gestion. Or je n'ai pas l'impression que ce soit le cas. J'ai entendu dire que tout était regroupé à l'intérieur des caisses gérées par les comités de gestion afin d'éviter que des caisses sociales soient administrées séparément.

 

Je me trompe peut-être, mais toujours est-il que, dans sa décision, la Cour des comptes avait demandé que tout soit regroupé sur un seul compte afin de ne plus avoir de comptes finalement gérés de façon individuelle et faisant courir parfois des risques à celui qui a la signature.

 

Le président: De toute façon, il faut restaurer la confiance. À cette fin, le dialogue et la communication sont indispensables. Votre suggestion est donc bonne.

 

Toujours est-il que nous devons prendre acte du refus du ministre de privatiser ce genre de chose. Il me semble, en effet, que ce n'est pas une solution.

 

Par ailleurs, un engagement a me semble-t-il été pris afin de veiller à ce que les activités sociales, notamment pour les familles de militaires en opération soient sauvegardées.

 

Tels sont les éléments fondamentaux qui sont ressortis du débat.

 

06.15  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, je tiens à dire que j'ai l'intention de tenir compte de la suggestion de M. Bellot.

 

Par ailleurs, une réunion a déjà été fixée pour la semaine prochaine.

 

Cela dit, pour ma part, je n'ai pas le sentiment que des entités subissent véritablement une pression suite à la mesure qui a été prise.

 

Par ailleurs, il faut savoir comment ces caisses sont approvisionnées. C'est la différence entre le prix d'achat et le prix de vente qui "nourrit" les caisses.

 

En outre, quand on se retrouve avec plus de 11 millions d'euros, si la gestion des fonds ou la provenance des moyens n'est pas claire, la situation n'est pas saine.

 

Je pourrais, par exemple, poser la question de savoir s'il est réellement nécessaire d'acheter des bonbons pour un montant de 11.000 euros. Je ne veux nullement polémiquer ici, mais, en tout cas, la comparaison avec la caisse des pompiers, par exemple à Heist-op-den-Berg …

 

De vergelijking met de kas van de brandweerlieden in Heist-op-den-Berg gaat natuurlijk niet op. De kas van de brandweerlieden in Heist-op-den-Berg – ik weet niet of het een Z-korps is of een ander korps – is namelijk geen kas die ressorteert onder een gemeentelijk, provinciaal, gewestelijk of nationaal toezicht. Het gaat om een vrijwilligerskas. Bij geen enkel gemeentebestuur zal men het in zijn hoofd krijgen om dat te doen, omdat dat niet mogelijk is.

 

Hier gebeurt het, of men dat nu graag heeft of niet, bij toepassing van de wet van 2003.

 

Ik begrijp het als sommigen zeggen dat zij verhoudingsgewijs meer hebben geparticipeerd.

 

De manière proportionnelle, les moyens dont on dispose sont plus élevés que la participation d'autres unités. Mais c'est aussi une façon d'investir dans nos casernes. Par exemple, nous veillons à ce qui se passe en cuisine, à la façon dont les repas sont préparés, pour respecter les législations régionales, nationales et européennes. C'est une mesure unique mais j'ai bien reçu vos suggestions; nous fixerons une fourchette pour le fonctionnement.

 

06.16  François Bellot (MR): Ne peut-on pas reporter d'un an 50% des moyens collectés? Ou faire en sorte qu'au moins 50% soient affectés à des opérations ponctuelles comme des repas de Noël ou des Saint-Nicolas? Les 50% restants, on pourrait décider au niveau local de les investir dans l'action sociale au sens large du terme ou dans les infrastructures, qu'il s'agisse de l'amélioration de la cuisine ou du logement.

 

06.17  Pieter De Crem, ministre: Je suis réceptif à toute suggestion et je crois profondément en l'honnêteté de chacun. Il m'est cependant arrivé d'être trompé plus d'une fois. Ma première ambition est de faire baisser les prix pour les miliciens. On connaît le système, vous savez comment cela fonctionne grâce à vos responsabilités sur d'autres terrains. On se met autour de la table et on fixe le cadre dans lequel on peut travailler.

 

06.18  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, het is goed dat u met de mensen rond de tafel gaat zitten maar ik vrees alleen dat, gezien u het globaal bedrag zult wegnemen, de reactie volgend jaar zal zijn dat er veel minder reserve zal opgebouwd worden.

 

06.19 Minister Pieter De Crem: Eerlijk gezegd denk ik niet dat dit een slechte zaak zou zijn.

 

06.20  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, uiteraard vind ik de zienswijze van de heer Bellot goed. Ik noteer dat u zelf ook een beetje geschrokken bent van de reactie. Ik blijf u echter op één punt volgen want het was inderdaad wat overdreven wat daar in kas is gekomen. Nu echter het signaal geven dat men ervoor moet zorgen dat de kas volgend jaar leeg is, is natuurlijk verkeerd. Men moet goede afspraken kunnen maken. Ik blijf erbij, het mag niet gelijk zijn voor iedereen. Ik weet dat er nood is aan infrastructuurwerken. Ik woon in Brasschaat. Vorig jaar is het dak van de bar van de officieren naar beneden gevallen. Dat is nu hersteld. Als u eventueel kunt aantonen dat de fondsen die u vraagt, zullen worden aangewend om te vermijden dat dit nogmaals gebeurt, zal dat heel anders overkomen dan zulks vandaag het geval is. Ik ben echter blij dat u bereid bent om over de spelregels te praten voor de match begint.

 

Le président: Il convient de réaliser les travaux là où ils sont nécessaires en conservant une certaine solidarité.

 

06.21  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, ça, c'est un jugement de valeur. C'est vis-à-vis de Brasschaat que vous avez dit cela?

 

Le président: Non, non, je le dis de façon globale. "I want my money back" est quelque chose que nous avons déjà entendu, mais ça ne nous a pas amené grand-chose. Il faut une certaine solidarité entre les endroits. Il ne faut pas que les gens reçoivent le plafond sur la tête à un endroit et que d'autres vivent dans des conditions bien meilleures.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de M. Jean-Luc Crucke au ministre de la Défense sur "la composition de la commission de gestion du Musée royal de l'Armée et d'Histoire militaire" (n° 7344)

07 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Landsverdediging over "de samenstelling van de beheerscommissie van het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis" (nr. 7344)

 

07.01  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, je voudrais revenir sur un arrêté ministériel du 31 mars 2008 car un vent – qu'on peut appeler favorable ou pas, peu importe – a attiré mon attention sur cet arrêté qui vise la composition de la commission de gestion du Musée royal de l'armée et d'histoire militaire.

 

Lorsqu'on lit cet arrêté, il fait référence au fait que le conservateur en chef du musée vous aurait soumis une liste double de candidats ainsi qu'une proposition de nomination et ce, conformément aux dispositions régissant la matière, à savoir l'arrêté royal du 20 mars 2003.

 

Sauf erreur de ma part ou mauvaise information, le dernier conservateur en chef du Musée de l'armée a été désigné à la fonction de directeur général, dans le cadre d'un mandat Copernic, à la Bibliothèque royale voilà quelques années et n'a jamais été remplacé. Il me semble plus qu'invraisemblable qu'il ait pu poser un quelconque acte préparatoire valable qui aurait pu motiver l'arrêté ministériel.

 

Vous direz peut-être qu'il s'agissait dans ce cas du directeur général du Musée de l'armée mais selon mes informations, il aurait été nommé le 1er avril 2008, c'est-à-dire le lendemain de l'arrêté ministériel. Vous comprendrez donc que je m'interroge sur la légalité de cet arrêté ministériel qui a nommé, parmi d'autres d'ailleurs, M. Philippe Thilly – je m'empresse de dire que je n'ai évidemment à l'égard de ce monsieur aucune critique à formuler.

 

Pourtant, l'arrêté royal précité exclut expressément les membres et anciens membres des services publics dépendant du ministre de la Défense, en ce compris les forces armées. Or cet arrêté a nommé l'un de vos proches collaborateurs, membre du personnel de la Défense.

 

J'aimerais donc entendre votre réponse.

 

07.02  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, vous avez tout à fait raison.

 

L'arrêté ministériel auquel vous avez fait référence a dû être remplacé par un nouvel arrêté. Je vais vous faire distribuer le texte aussitôt. Il a été adapté sur la base de la proposition du directeur général actuel et sera publié au Moniteur belge.

 

Je vous remercie de votre travail de parlementaire.

 

07.03  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le ministre, ne dit-on pas que faute avouée est à moitié pardonnée.

 

Je prends donc acte de votre réponse. Selon moi en effet, il fallait prendre un nouvel arrêté.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde interpellatie en vraag van

- de heer David Geerts tot de minister van Landsverdediging over "het gebruik van dienstwagens met chauffeur" (nr. 131)

- de heer Luk Van Biesen aan de minister van Landsverdediging over "het budget van het departement Defensie voor dienstwagens" (nr. 7542)

08 Interpellation et question jointes de

- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "l'utilisation de voitures de service avec chauffeur" (n° 131)

- M. Luk Van Biesen au ministre de la Défense sur "le budget du département de la Défense pour les voitures de service" (n° 7542)

 

08.01  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, ik zal de spreektijd waarin wordt voorzien voor een interpellatie zeker niet gebruiken, maar ik wou toch iets meer doen dan enkel een vraag stellen. Ik heb over dit thema immers al een aantal vragen gesteld.

 

De minister heeft in een eerste discussie toegegeven dat zevenenzestig generaals of gelijkgestelden beschikten over een dienstwagen met chauffeur. Ik heb hem toen gezegd dat ik de vergelijking zou maken met de andere departementen, waarna we zouden kunnen zien of dit gerechtvaardigd is of niet.

 

Mijnheer de minister, ik heb een tabel van de andere departementen bij en ik zal u die bezorgen. Het verschil is enorm. De andere ministers antwoordden dat voornamelijk de voorzitter van het directiecomité over een chauffeur beschikt en dat de andere leden van het directiecomité een wagen krijgen maar er zelf mee moeten rijden.

 

Voorts was er nog discussie over de fiscale gevolgen van het ter beschikking stellen van een dienstwagen met chauffeur. Ik heb ook vragen gesteld aan de fiscale administraties en daaruit blijkt dat de taxatiekantoren er een andere visie op nahouden dan het antwoord dat ik van uw departement heb gekregen.

 

Een aantal korpscommandanten beschikt eveneens over een wagen. Zelfs ex-personeelsleden maken nog steeds gebruik van een wagen.

 

Wat mij uit al die antwoorden trof, is dat het huidig systeem blijkbaar niet ten gronde in vraag wordt gesteld. Ik weet wel dat er sinds 1 september jongstleden een nieuwe procedure is gekomen, maar het veelvuldig gebruik wordt niet in vraag gesteld.

 

Wanneer u vergelijkt met de andere departementen, bent u dan bereid om het systeem effectief in vraag te stellen zodat het aantal dienstwagens met chauffeur bij het departement van Landsverdediging kan worden verminderd?

 

Zult u objectieve criteria laten uitwerken omtrent wie er effectief recht op heeft, zodat er meer transparantie komt in het toekennen van de extralegale voordelen?

 

08.02  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik had u graag even onderhouden over hetzelfde thema. Ik zal niet herhalen wat de heer Geerts heeft gezegd over het aantal generaals en gelijkgestelden, noch over de implicaties op het budget. Dat heeft hij immers al naar voren gebracht.

 

Ik wil het voornamelijk hebben over het fiscale luik. Er is duidelijk gesteld dat dit als een belastingvrij voordeel wordt beschouwd en niet als een voordeel in natura, zoals in veel andere departementen. De vraag die zich daarbij stelt is om hoeveel wagens het gaat en hoeveel mensen daarop recht hebben. Wat is de totale kostprijs daarvan? Bevestigt u de cijfers die daaromtrent circuleren?

 

Vindt u het normaal dat dit wordt beschouwd als een belastingvrij voordeel en niet wordt getaxeerd zoals het zou moeten, met name als een voordeel in natura? Op welke manier meent u dit probleem aan te pakken? Op welke manier wenst u te besparen op dit item?

 

08.03 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, het bestaande systeem voor de toekenning van dienstvoertuigen werd door de jaren heen aan strengere voorwaarden en controle onderworpen. Er bestaan bijgevolg geen plannen om het systeem van de dienstwagens te hervormen, of het opnieuw te hervormen, want het is hervormd.

 

Zoals reeds vroeger gemeld, worden dienstwagens met chauffeur toegewezen aan de opperofficieren – in mensentaal: de generaals – en aan gelijkgestelden op basis van de militaire of gelijkgestelde burgergraad.

 

Op dit moment zijn er vijfenzestig autoriteiten binnen Landsverdediging, die recht hebben op een personenwagen met chauffeur. Dit aantal zal verminderen vanaf 2009, daar er 20% minder posten zullen zijn op het niveau opperofficieren en gelijkgestelden, om de heel eenvoudige reden dat er vanaf 1 januari 20% minder generaals zullen zijn.

 

Le nombre d'autorités au sein de la Défense qui ont droit à une voiture de service sera diminué de 20% à partir du 1er janvier 2009, suite à une réduction de 20% des postes d'officiers généraux et équivalents.

 

De dienstwagens worden ook voorzien voor het vervoer van hoofdofficieren of burgerpersoneelsleden van een equivalente rang, uit hoofde van hun functie. Dat zijn dienstwagens die toegewezen zijn aan korpsen, scholen, provinciecommando’s en defensieattachés. U hebt daarover waarschijnlijk de tussenkomsten gelezen van de provinciecommandant van de provincie West-Vlaanderen. Hij heeft een aantal zaken scherp gesteld.

 

Het departement Defensie is verspreid over heel het grondgebied. Dienstverplaatsingen zijn bijgevolg inherent aan de uitoefening van de functie van bepaalde verantwoordelijke autoriteiten en van bepaalde functies. U moet goed weten – en dat weet u – dat dienstvoertuigen uitsluitend worden gebruikt voor dienstverplaatsingen. Dit geldt ook tijdens het weekend.

 

Zoals reeds vroeger gemeld, heeft het departement ter zake reeds het standpunt ingenomen dat het gebruik van de militaire dienstvoertuigen niet te vergelijken is met de voertuigen die in de privésector en in sommige overheidsinstellingen ter beschikking van bepaalde personeelsleden worden gesteld.

 

De draagwijdte van de wetgeving, het KIB-WIB, Het Wetboek op de Inkomstenbelastingen ’92, artikel 18, paragraaf 3.9 – om heel specifiek op uw vraag te antwoorden, collega Van Biesen – dient aldus bekeken te worden met het oog op de bijzondere situatie van de opperofficieren, in mensentaal generaals en gelijkgestelden, aan wie deze voertuigen ter beschikking worden gesteld en het bijzonder statuut van deze voertuigen.

 

Deze personeelsleden dienen inderdaad op ieder ogenblik ter beschikking te staan voor het deelnemen aan vergaderingen, het superviseren van oefeningen in binnen- en buitenland en voor een groot aantal protocollaire verplichtingen. Het woon- en werkverkeer maakt hiervan slechts een verwaarloosbare fractie uit. Bovendien zijn de voertuigen overigens militair geïmmatriculeerd. Ze zijn aldus onderworpen aan een bijzonder aansprakelijkheidsregime. Ze mogen ook slechts bestuurd worden door personen die beschikken over een militair rijbewijs. In dat geval is er bij toekenning van de dienstvoertuigen in geen geval sprake van extra legale voordelen.

 

Voorzitter: Ludwig Vandenhove.

Président: Ludwig Vandenhove.

 

08.04  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord, dat ik ook had verwacht. Het bracht mij dan ook niets nieuws bij.

 

Ik stel vast en blijf vaststellen dat op andere departementen, bijvoorbeeld de FOD’s Volksgezondheid, Sociale Zaken en Binnenlandse Zaken, alleen de voorzitter van het directiecomité over een dienstwagen met chauffeur beschikt.

 

U antwoordt dat bij Landsverdediging de opperofficier of zijn gelijkgestelde voortdurend diensten dienen uit te voeren. Dat geldt echter natuurlijk ook voor andere departementen. U kunt er mij dus niet van overtuigen dat er effectief een verschil is en dat de omvang van het verschil tussen het departement van Landsverdediging en de andere departementen door de specifieke taakinhoud wordt gerechtvaardigd.

 

Ik kan mij niet inbeelden dat bijvoorbeeld voor generaals op de centrale dienst in Evere, die slechts minimale verplaatsingen dienen te maken, geen andere regeling kan worden gevolgd.

 

Op het fiscaal aspect zal ook de heer Van Biesen misschien nog terugkomen. Ik stel alleen vast dat er effectief nog altijd een interpretatieverschil is tussen uw departement en het departement van Financiën.

 

Daarom zal ik ingevolge mijn interpellatie een motie van aanbeveling indienen.

 

08.05  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u uiteraard voor uw antwoord, waaruit ik twee elementen onthoud.

 

Ten eerste, over het fiscaal luik zegt u dat een en ander door een aantal gemaakte overeenkomsten komt.

 

Mijnheer de minister, bestaat er een akkoord tussen het departement van Landsverdediging en het departement van Financiën, over de fiscale vrijstelling voor de terbeschikkingstelling van dienstvoertuigen? Het zou mij logisch lijken dat er een akkoord tussen de twee departementen bestaat. Ik ga er immers vanuit dat voor zijn individuele vrijheid de taxatiecontroleur op een of ander document moet kunnen terugvallen. Ik kan immers voor de volle 100% begrijpen dat de belastingcontroleur ter zake een andere visie heeft dan de visie die u hier vandaag in de commissie etaleert.

 

Ik zou dus willen pleiten voor een afspraak tussen beide diensten ter zake, zodat het probleem uit de wereld wordt geholpen.

 

Ik heb nog een technische vraag. U spreekt over een daling met 20% vanaf 1 januari 2009 op het vlak van de generaals. Dat betekent een daling van vijfenzestig dienstvoertuigen naar welk aantal dienstvoertuigen? Is dat lineair 20%? Het aantal van vijfenzestig dienstvoertuigen slaat immers zowel op generaals als op gelijkgestelden. Indien er 20% minder generaals zijn, zijn er daarom nog niet 20% minder gelijkgestelden.

 

Hebt u een zicht op de evolutie op 1 januari 2009, met name een daling van vijfenzestig dienstvoertuigen naar hoeveel voertuigen?

 

08.06 Minister Pieter De Crem: Indien er 20% minder generaals zijn, zal er ook een behoorlijk aantal gelijkgestelden minder zijn.

 

08.07  Luk Van Biesen (Open Vld): Daarom zijn er niet 20% minder gelijkgestelden.

 

08.08 Minister Pieter De Crem: Nee, maar het percentage van de gelijkgestelden zal het percentage van de generaals wel benaderen.

 

08.09  Luk Van Biesen (Open Vld): U gaat dus van vijfenzestig naar goed vijftig permanente dienstwagens …

 

08.10 Minister Pieter De Crem: … die ter beschikking zijn.

 

Mijnheer de voorzitter, ik zal in de eerste plaats antwoorden op de fiscaaltechnische vraag die de heer Van Biesen stelt.

 

Het specifieke regime is aan het regime van de specifieke immatriculatie gekoppeld. Ik zal u ter zake een nota bezorgen, die als dusdanig ook door het ministerie van Financiën wordt erkend.

 

Dat is een totaal ander systeem dan de wagen die ter beschikking wordt gesteld in de private sector. U kent dat veel beter dan ikzelf. Daarop is een speciale regeling van toepassing die betrekking heeft op de verplaatsingen die kunnen gedaan worden, eventuele reisverplaatsingen, het systeem van tankkaarten, enzovoort. Ik zal u daarover inlichten.

 

Mijnheer Geerts, ik heb geantwoord op de vragen die u hebt gesteld. Een kleine raadgeving. Het zou heel interessant zijn om de dienstvoertuigen te kennen van het departement Binnenlandse Zaken bij de dienst van de federale politie, of die van de FOD Financiën die gebruikt worden om bepaalde diensten te verzekeren. Ik blijf erbij dat wij, waar nodig, via immatriculatie de voertuigen ter beschikking stellen maar dat er een gevoelige vermindering zal optreden.

 

08.11  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal u de tabel bezorgen. Het ging over een globaliteitsplan van de stafdiensten. Ik heb gezegd dat u die vergelijking moet maken. Ik zal u de tabel van de andere collega’s bezorgen. Dat is de discussie.

 

De voorzitter: Ik dank de heer Flahaut voor de tijd dat hij mij hier vervangen heeft.

 

Moties

Motions

 

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer David Geerts en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellatie van de heer David Geerts

en het antwoord van de minister van Landsverdediging,

- vraagt de minister van Landsverdediging om een effectief actieplan op te stellen om het aantal dienstwagens met chauffeur binnen het departement te verminderen en zich te richten naar de afspraken die er gelden in andere departementen;

- vraagt hieromtrent om objectieve criteria uit te werken die op een transparante manier kunnen toegepast worden."

 

Une motion de recommandation a été déposée par M. David Geerts et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de M. David Geerts

et la réponse du ministre de la Défense,

- demande au ministre de la Défense d’arrêter un plan d’action efficace en vue de réduire le nombre de voitures de service avec chauffeur au sein du département et de s’aligner sur les dispositions d’application dans les autres départements;

- demande à cet effet que soient définis des critères objectifs applicables en toute transparence."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Brigitte Wiaux en door de heren Jean-Luc Crucke, André Flahaut en Gerald Kindermans.

 

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Brigitte Wiaux et par MM. Jean-Luc Crucke, André Flahaut et Gerald Kindermans.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

08.12 Minister Pieter De Crem: Dat is interessant om in de plenaire vergadering over te debatteren.

 

09 Questions jointes de

- Mme Brigitte Wiaux au ministre de la Défense sur "le décès d'un casque bleu belge au Liban" (n° 7462)

- Mme Brigitte Wiaux au ministre de la Défense sur "les deux militaires belges blessés en Afghanistan" (n° 7493)

- M. Luk Van Biesen au ministre de la Défense sur "la mission de nos militaires belges" (n° 7531)

09 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van Landsverdediging over "de dood van een Belgische blauwhelm in Libanon" (nr. 7462)

- mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van Landsverdediging over "de twee Belgische militairen die gewond zijn geraakt in Afghanistan" (nr. 7493)

- de heer Luk Van Biesen aan de minister van Landsverdediging over "de missie van onze Belgische militairen" (nr. 7531)

 

09.01  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, l'adjudant Stefaan Van Peteghem, un démineur belge, est décédé le 3 septembre dernier lors d'une opération de déminage au Sud-Liban. Toutes mes pensées vont très sincèrement à sa famille, entre autres à son épouse et à ses deux petites filles. Ce démineur provenait du service d'enlèvement et de destruction d'engins explosifs de Poelkapelle. Il effectuait sa première mission opérationnelle sous l'égide des Nations unies et faisait partie du détachement belge BELUFIL au Liban, dont on sait qu'une des principales tâches est le déminage. On peut supposer toutes les difficultés de cette mission.

 

Je voudrais rendre hommage à toutes celles et à tous ceux qui exécutent ce genre de missions, qui s'effectuent souvent dans des conditions difficiles et dangereuses.

 

Un avion serait parti au Liban avec une équipe de spécialistes militaires, démineurs et juristes, et un magistrat du parquet afin d'examiner les circonstances précises de ce décès tragique.

 

Avons-nous des résultats de cette enquête afin de connaître les causes exactes de ce décès?

 

09.02  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de minister, onlangs raakten er inderdaad, zoals onze collega daarnet verklaarde, twee Belgische militairen gewond bij een raketaanval op de luchthaven van Kandahar in het zuiden van Afghanistan. Zij maakten deel uit van een internationale, militaire operatie die op de luchthaven van Kandahar instaat voor de orde. Afghanistan is altijd een moeilijk gebied geweest en een missie naar Afghanistan is ook zeer risicovol.

 

De Belgische F-16’s, die sinds begin deze maand in Afghanistan actief zijn, hebben al verschillende keren hun wapens moeten gebruiken bij operaties, meestal voor afschrikkingsschoten op gronddoelwitten. Uit militaire bron kon worden vernomen dat bij een van de Belgische F-16-operaties voor het eerst ook een bom van maar liefst 250 kilo werd gedropt.

 

In Libanon, waar onze militairen een humanitaire vredesmissie uitvoeren, is de Belgische ontmijner Stefaan Van Peteghem omgekomen. Ontmijnen is en blijft een aartsgevaarlijke job. Ik wil in naam van onze fractie ons medeleven betuigen aan de familie. Het gaat hier essentieel over het feit dat dergelijke operaties gevaarlijk en moeilijk zijn.

 

Het Belgisch leger is een onderzoek gestart in verband met de aanval in Afghanistan. Er was zelfs een parlementaire missie op werkbezoek in Afghanistan. Uiteraard ben ik het ermee eens dat er een onderzoek moet komen naar de veiligheidssituatie van de Belgische militairen op om het even welke missie. Er moeten zo snel mogelijk maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat er nog dergelijke slachtoffers vallen.

 

De nieuwe operaties in Afghanistan maken het ons ook niet gemakkelijker. Wij zijn nu geassocieerd met de Duitse eenheden ter plaatse. Deze eenheden hebben al een omvangrijke lijst met incidenten, ongevallen, gewonden en zelfs doden. Met andere woorden, het blijft een aartsmoeilijke situatie voor onze militairen in Afghanistan.

 

Mijnheer de minister, graag vernam ik uw visie hoe u omtrent de veiligheid van onze militairen in buitenlandse missies uw topprioriteit maakt en welke acties wij van u nog mogen verwachten in de recente toekomst. Is de veiligheid maximaal gegarandeerd bij die rakettenmortieraanvallen? Wanneer zullen de gebouwde constructies ook aldaar betere bescherming bieden? Wat is uw standpunt over het feit dat nu precies op dat ogenblik op Kandahar werd aangevallen nadat de Belgische F-16’s voor de eerste maal werkelijk in actie kwamen?

 

09.03  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, je vous remercie.

 

Monsieur le ministre, il est exact que deux militaires belges ont été blessés le 25 septembre à l'aéroport de Kandahar à la suite d'une attaque à la roquette. Si je suis bien informée, ils sont issus de la police militaire et appartiennent au détachement belge qui s'est déployé au début du mois de septembre avec les quatre F-16 en soutien à l'opération ISAF dans ce pays.

 

L'un des deux aurait été atteint aux jambes par des éclats de roquette, l'autre souffrirait de problèmes d'ouïe et de douleurs dorsales. Ils ont été rapatriés en Belgique pour un suivi médical. J'espère évidemment que leur santé s'améliore.

 

J'ai lu dans un communiqué qu'une enquête allait être ouverte "afin de déterminer les circonstances exactes de l'attaque." Le communiqué poursuit: "Tant que les résultats de cette enquête ne seront pas connus, la Défense n'envisage pas d'augmenter les mesures de sécurité sur place."

 

Monsieur le ministre, pourriez-vous m'informer sur l'état de santé actuel de nos deux militaires?

 

Quels sont les résultats de l'enquête sur les circonstances de l'attaque?

 

Devons-nous donner une signification particulière à la phrase du communiqué: "Tant que les résultats de cette enquête ne seront pas connus, la Défense n'envisage pas d'augmenter les mesures de sécurité sur place"? En effet, j'ai eu la chance de me rendre à Kaboul et à Kandahar. Cette visite fut instructive à plus d'un titre, et je vous en remercie.

 

09.04  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chers collègues, je donnerai les réponses à chacun successivement. Entre le 4 et le 7 septembre, une équipe d'enquêteurs de la composante Terre faisant partie de l'Accident Investigation Service (désolé pour le franglais!) ou l'AIS, renforcé de trois membres du parquet fédéral, a examiné sur place les circonstances du décès de l'adjudant Van Petegem. L'enquête n'étant pas terminée, je ne peux vous en livrer les conclusions. Dès qu'elles seront disponibles, les députés en seront immédiatement informés.

 

Je vais répondre à présent aux autres questions sur les F-16, les missions des militaires belges et le cas des deux blessés.

 

Mijnheer Van Biesen, u had het eerst over de rotatie, dus over de opvolging. Dat was de eerste vraag in uw schriftelijke voorbereiding, maar u hebt er zonet in uw vraagstelling niet zo veel aandacht aan besteed. U vroeg of het klopt dat er op 7 oktober zevenentwintig nieuwe militairen naar Libanon zijn vertrokken. Dat is mijn aanknopingspunt.

 

De rotatie van het detachement Belufil 7, waaraan onder meer zevenentwintig militairen van het 51ste bataljon logistiek deelnemen, is inderdaad gestart op 7 oktober.

 

U vraagt – meer dan terecht – naar de veiligheid van de ingezette militairen. Welnu, die veiligheid vormt natuurlijk een topprioriteit. Tijdens meerdere commissievergaderingen hebben wij dat reeds kunnen benadrukken. Behoudens het feit dat het gaat over goede opleiding, goede materialen en het kunnen inschatten van een risico, heeft het natuurlijk te maken met het logement, met de wijze waarop onze mannen en vrouwen gelogeerd zijn. In dat logement wordt het principe van de verspreiding maximaal toegepast, en worden de tenten beschermd door bijkomende middelen, zoals daar zijn: muren in beton, bastion walls, zandzakken en andere beschermingsmaatregelen, die ervoor moeten zorgen dat ze de risico’s minimaliseren.

 

Bovendien zijn er – enkele leden van deze commissie hebben dat ook kunnen zien – bunkers in de onmiddellijke omgeving van de logementplaatsen. Die bunkers worden gebruikt, zodra er zich een aanval voordoet. Daarop wordt ook regelmatig getraind.

 

Er wordt momenteel een studie uitgevoerd door de defensiestaf om de beschermingsmaatregelen voor het personeel te herevalueren en, indien nodig, te verbeteren. Op dit ogenblik is er weliswaar geen enkele indicatie dat dit op zich materieel nodig zou zijn, maar we doen thans die herevaluatie; ze is dus lopende.

 

De basissen van ISAF in Afhanistan, de operatie onder dewelke wij opereren, een NAVO-operatie waaraan meer dan 40 landen deelnemen, zijn nu en dan het doelwit van aanvallen van al dan niet georganiseerde strijdkrachten die gemeenzaam onder de noemer Taliban ressorteren. Dat is soms georganiseerd en soms niet. In elk geval is het zo dat uit het veiligheidsrapport blijkt dat er geen verband is tussen deze occasionele aanvallen en de recente inplaatsstelling van onze Belgische F-16's.

 

De verwondingen naar aanleiding van het ongeval werden als licht beoordeeld. Ik was aanwezig op het moment dat de twee gewonde militairen van het detachement Militaire Politie terugkeerden uit Kandahar, op zaterdagnamiddag drie weken geleden in Melsbroek.

 

Les blessures étaient considérées comme légères. Les deux blessés ont rejoint leur domicile après une consultation passée à Neder-over-Heembeek. Ils sont traités de manière ambulatoire à l'hôpital militaire et sont suivis par le centre de psychologie de crise; ils ont reçu une exemption médiale de services pour une durée d'un mois. Le parquet fédéral a diligenté une enquête. Celle-ci n'est pas du ressort de la Défense. Cependant, sans en attendre les résultats, une étude a été initiée par l'état-major de la Défense afin de réévaluer les mesures de protection du personnel et de les améliorer si nécessaire.

 

09.05  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, je remercie le ministre pour toutes ces informations.

 

09.06  Luk Van Biesen (Open Vld): Ik dank de minister voor het antwoord.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Question de Mme Brigitte Wiaux au ministre de la Défense sur "le nouveau concept de show aérien 'Air Day'" (n° 7463)

10 Vraag van mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van Landsverdediging over "de nieuwe invulling van de airshow Air Day" (nr. 7463)

 

10.01  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, le sujet m'intéresse étant donné que ma commune compte une base aérienne et, personnellement, j'ai toujours la "frousse" lors des meetings aériens. Par contre, je suis heureuse de voir que le show aérien annuel de Coxyde a eu lieu fin août. Le programme est d'une telle attractivité qu'il rassemble de nombreux visiteurs.

 

Monsieur le ministre, j'ai découvert qu'il y avait un nouveau concept "Air Day". J'aurais simplement voulu savoir en quoi ce concept est nouveau.

 

10.02  Pieter De Crem, ministre: Madame Wiaux, un "air show" est en principe organisé pendant un week-end, afin de pouvoir attirer un maximum de public durant deux jours. Du fait que les journées de la Défense ont eu lieu à Florennes le premier week-end du mois de juillet, l'"air show" annuel de Coxyde a dû être déplacé au dernier week-end du mois d'août.

 

Pendant les préparatifs, il est apparu qu'à la même date, des manifestations aériennes importantes étaient également organisées dans plusieurs pays avoisinants. De ce fait, peu de participants étrangers étaient disponibles pour participer au programme. Il était dès lors impossible d'offrir pendant ce week-end un programme suffisamment attrayant en relation avec l'effort demandé en moyens matériels et en personnel.

 

L'option a été prise d'organiser un "Air Day" d'une journée en semaine, permettant à la Défense de montrer d'une façon efficiente et complète ses capacités aériennes en combinaison avec les missions d'entraînement préalablement planifiées.

 

10.03  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le ministre, ce n'est peut être pas uniquement dans la mécanique ou dans le planning d'un show aérien. Je comprends mieux ce qu'était l'organisation de cette journée!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de Mme Brigitte Wiaux au ministre de la Défense sur "l'opération du chasseur de mines Primula" (n° 7465)

11 Vraag van mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van Landsverdediging over "de ontmijningsoperatie van de mijnenjager Primula" (nr. 7465)

 

11.01  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le ministre, je suis quelque peu impressionnée par ce que fait la Marine, peut-être parce que je n'ai pas le pied marin!

 

11.02  Pieter De Crem, ministre: Et le mal de mer?

 

11.03  Brigitte Wiaux (cdH): Oui, le mal de mer, le mal en avion, mais cela ne m'empêche pas de monter à bord d'un C-130!

 

11.04  Pieter De Crem, ministre: Je l'ai vu!

 

11.05  Brigitte Wiaux (cdH): Avec le précédent président de la commission, M. Monfils, nous avions visité une frégate au Monténégro. C'était fort intéressant et cela m'a ouvert les yeux ou l'esprit sur ce que fait notre Marine.

 

J'en viens à ma question. Monsieur le ministre, il me semble que le chasseur de mines belge "Primula" devait être de retour en Belgique en septembre, après avoir participé durant plusieurs semaines à l'opération internationale "Open Spirit" en mer Baltique.

 

La mer Baltique recèlerait encore un certain nombre de mines et d'engins explosifs qui datent des deux guerres mondiales mais aussi des munitions périmées qui auraient été déversées par l'armée soviétique dans les années '60. J'imagine que ces engins explosifs représentent un réel danger pour la navigation au large des côtes estoniennes, lettones et lituaniennes.

 

Monsieur le ministre, pourriez-vous m'apporter des éléments de réponse ainsi que toutes les précisions utiles concernant les questions suivantes?

 

L'opération "Open Spirit" existerait depuis 1996. Depuis quand les chasseurs de mines belges participent-ils annuellement à des opérations internationales de déminage en mer Baltique?

 

Quel est le nombre d'engins explosifs estimés à ce jour encore présents en mer Baltique et combien d'engins explosifs ont-ils déjà été rendus inoffensifs?

 

Combien de navires et de pays ont-ils participé à l'opération "Open Spirit" en 2008? Combien de membres d'équipage ont-ils été engagés?

 

Combien de mines ont-elles été trouvées et détruites par l'équipage du "Primula"?

 

Je passe maintenant à la seconde partie de ma question. La participation de notre Marine à de telles opérations lui permet d'acquérir une plus grande expertise dans la recherche et la destruction des engins explosifs. Cependant, j'imagine que cette contribution va au-delà; je pense à la formation des marines des États baltes. Il me semble que des officiers des marines estonienne, lettone et lituanienne suivent une formation à l'École belgo-néerlandaise des mines à Ostende. Pourriez-vous m'apporter des précisions à ce sujet?

 

11.06  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chère collègue, les chercheurs de mines belges participent depuis 1998 aux opérations de nettoyage de mines en mer Baltique.

 

Le nombre de mines est estimé à 55.000 mines datant de la Première guerre mondiale et de 95.000 mines datant de la Seconde guerre mondiale.

 

En 2008, 10 navires de 9 pays ont participé à l'opération Open Spirit. Lors de cette opération, 55 mines ont été détruites dont 12 par le Primula qui compte 38 membres d'équipage.

 

En ce qui concerne la formation des marines baltes, les officiers estoniens, lettons et lituaniens suivent régulièrement des formations à l'école de guerre de mines d'Ostende. Ils embarquent de temps en temps à bord d'unités belges afin d'approfondir leur expérience. Les chasseurs de mines des pays baltes sont certifiés au centre d'entraînement de la marine à Zeebrugge.

 

11.07  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pur toutes ces informations.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de M. Olivier Hamal au ministre de la Défense sur "l'usage par les forces armées belges d'armes à létalité réduite et plus précisément le FN 303" (n° 7574)

12 Vraag van de heer Olivier Hamal aan de minister van Landsverdediging over "het gebruik van less-than-lethalwapens en meer bepaald de FN 303 door de Belgische strijdkrachten" (nr. 7574)

 

12.01  Olivier Hamal (MR): Monsieur le ministre, en matière d’engagement militaire, l’idée de mettre hors d’état de nuire sans blesser ni tuer n’est pas neuve mais sa mise en pratique constitue un véritable défi technologique. Les armes classiques actuelles sont mal adaptées aux situations que peuvent rencontrer nos militaires. En effet, les opérations en milieu urbain, les opérations de maintien de la paix font de plus en plus partie de la réalité de nos forces armées.

 

Ces actions bien différentes de ce qu’elles étaient dans un contexte de guerre froide requièrent évidemment un équipement plus adapté. Aujourd’hui, entre les armes à feu classique et la matraque, les forces de l’ordre mais aussi nos forces armées en fonction des missions qu’elles accomplissent, ont un champ d’action sans doute trop réduit.

 

La létalité réduite apparaît donc comme la solution car elle évite, en principe, de mettre en péril la vie d’une personne, de la blesser gravement lorsque cela n’est pas nécessaire. En outre, elle permet de limiter les dommages à l’environnement et aux personnes qui entourent la cible. La presse a fait récemment écho de l’autorisation donnée par le ministre français de l’Intérieur aux 17.000 policiers municipaux d’utiliser le pistolet à impulsion électrique, le fameux "taser" qui, jusqu’à une distance de 10 mètres, peut administrer une décharge électrique de 50.000 volts qui paralyse momentanément la personne visée.

 

Mais en matière de létalité réduite, d’autres systèmes existent. Je pense plus précisément au FN 303, un système cinétique dont les avantages sont sa portée efficace (50 mètres) et sa grande précision. Il est notamment utilisé aux États-Unis principalement, et dans le reste du monde au niveau militaire mais également dans les forces de l’ordre et en prison.

 

Sur le plan belge, si mes informations sont correctes, tel serait aussi le cas des unités spéciales anciennement ESI placées sous l’autorité de la Direction des unités spéciales du commissariat général ainsi que par les services de sécurité de l’OTAN. Par ailleurs, différents pelotons anti-banditisme du pays mais également les forces de police de différentes zones locales auraient manifesté un intérêt pour ce type d'armes.

 

La généralisation à l’ensemble des services de police est en attente de l’approbation du SPF Intérieur. Mais au-delà des forces de l’ordre, il y a aussi la possibilité d’un usage potentiel non négligeable au niveau des forces armées. Cependant, il semblerait que l’armée belge ait lancé un programme d’acquisition pour divers matériels plus conventionnels tels que grenades lacrymogènes à main, grenade 40 mm, sprays et matraques.

 

Notre armée développerait une approche assez prudente en matière de létalité réduite sous l’emprise de règles d’engagement très strictes. Une nouvelle doctrine d’emploi serait en cours de rédaction; elle resterait néanmoins focalisée sur les systèmes conventionnels déjà en service au sein de l’armée.

 

Monsieur le ministre, pourriez-vous me dire ce qu’il en est exactement de l’approche de nos forces armées pour les armes à létalité réduite et ce que vous pensez de la possibilité d’équiper certaines unités de nos forces armées pour des actions de maintien de l’ordre, notamment à l’aide du FN303?

 

12.02  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, je vais répondre à vos deux questions très intéressantes.

 

Comme vous le savez, la Belgique participe d'une manière active aux groupes de travail au sein de l'OTAN et de l'EDA qui étudient la problématique des armes à létalité réduite. Au sein de la Défense, une doctrine sur les armes à létalité réduite a été établie. Les troupes belges en opérations sont entraînées et équipées pour exécuter des missions "crowd & riot control", comme c'est par exemple le cas au Kosovo, à Mitrovica, avec les moyens dont ils disposent actuellement.

 

Plus particulièrement, concernant le FN 303, cette arme fait partie, avec d'autres systèmes, de l'étude sur les équipements qui pourraient éventuellement compléter les moyens existants dans le cadre de la mission "crowd & riot control" en opérations.

 

Les pistes sont donc ouvertes.

 

12.03  Olivier Hamal (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette précision.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Question de M. Olivier Maingain au ministre de la Défense sur "l'absence d'une délégation de l'armée belge lors de la commémoration par le Canada du 90ième anniversaire de la fin de la Première Guerre mondiale" (n° 7625)

13 Vraag van de heer Olivier Maingain aan de minister van Landsverdediging over "het ontbreken van een delegatie van het Belgisch leger op de door Canada georganiseerde herdenking van de 90e verjaardag van het einde van de Eerste Wereldoorlog" (nr. 7625)

 

13.01  Olivier Maingain (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, pour vous avoir entendu lors du dernier pèlerinage au fort de Breendonck, je connais votre attachement au devoir de mémoire et à la participation de la Défense à toutes les cérémonies commémoratives des sanglantes guerres mondiales du siècle passé.

 

Cependant, j'ai été intrigué par un article paru dans la Libre Belgique du 1er octobre qui faisait état, mais je parle avec prudence, de ce que nous ne pourrions pas être représentés à la cérémonie commémorative du 90e anniversaire de la fin de la Première guerre mondiale, que le Canada organisera le 11 novembre prochain, avec un certain faste. Une invitation nous aurait été adressée à laquelle nous n'aurions pas pu donner suite pour des raisons budgétaires, me semble-t-il.

 

L'attaché militaire à Ottawa semble ne pas pouvoir lui-même se déplacer ou, en tout cas, ne pas permettre une représentation de notre armée en la circonstance. Ce qui peut, vu l'engagement du Canada lors de la Première guerre mondiale, laisser quelque peu amères les autorités de ce pays. De très nombreux cimetières canadiens parsèment notre pays.

 

Je me pose la question de savoir si cette information était confirmée, si vous croyez qu'il ne serait pas nécessaire d'ici le 11 novembre, puisque nous en avons le temps, de faire le geste d'une participation, même si elle est relativement symbolique, par un détachement ou au moins une représentation au plus haut niveau du ministère, à cette cérémonie commémorative au Canada.

 

13.02  Pieter De Crem, ministre: Du conditionnel, nous repartons pour le présent. J'ai pris la décision d'envoyer un représentant à la commémoration qui aura lieu à Ottawa. Il s'agira normalement de l'attaché militaire compétent pour le Canada. J'en informerai Mme l'ambassadrice du Canada en Belgique.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14 Question de Mme Valérie Déom au ministre de la Défense sur "l'impact environnemental des conflits armés" (n° 7500)

14 Vraag van mevrouw Valérie Déom aan de minister van Landsverdediging over "de impact van gewapende conflicten op het milieu" (nr. 7500)

 

14.01  Valérie Déom (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, une résolution sur l'évaluation de l'impact des conflits armés sur l'environnement a été adoptée par l'Assemblée de l'UEO au cours de la première partie de la 54e session ordinaire qui s'est tenue à Paris du 3 au 5 juin 2008.

 

Dans son rapport, l'Assemblée regrette que "l'impact des conflits armés sur l'environnement ne soit pas encore considéré comme une notion fondamentale devant être prise en compte dans l'exécution des politiques de défense".

 

Cette même Assemblée souligne que les conséquences environnementales des opérations militaires sont parfois plus catastrophiques que celles engendrées par les opérations elles-mêmes. Les moyens mis en œuvre ne devraient jamais être démesurés par rapport aux objectifs militaires escomptés.

 

En temps de paix comme en temps de guerre, il appartient aux gouvernements nationaux de veiller sérieusement à ce que leurs armées respectent les normes internationales établies en la matière afin de sauvegarder les ressources naturelles de notre planète.

 

Monsieur le ministre, pourriez-vous me dire si une sensibilisation à cette problématique est assurée au sein de la Défense belge?

 

Une évaluation de l'impact environnemental des planifications militaires est-elle effectuée?

 

Dans l'affirmative, quels en sont les résultats?

 

14.02  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chers collègues, la protection de l'environnement en opération constitue une préoccupation permanente de la Défense.

 

Dans le cadre de la planification et de l'exécution des opérations extérieures, les règles en matière environnementale du pays hôte sont d'application ainsi que les règles européennes et internationales. En cas d'insuffisance ou d'absence totale de normes locales, la Défense applique, dans la mesure du possible et selon le principe de gestion du "bon père de famille", la législation environnementale flamande et wallonne.

 

Indépendamment des accords de coopération éventuels, les militaires belges restent responsables des dégâts environnementaux qu'ils causent.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Interpellatie van de de heer David Geerts tot de minister van Landsverdediging over "het gebruik van militaire vliegtuigen" (nr. 151)

15 Interpellation de M. David Geerts au ministre de la Défense sur "l'utilisation d'avions militaires" (n 151)

 

15.01  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb een aantal schriftelijke vragen gesteld over het gebruik van verschillende militaire vliegtuigen. Uit een van de antwoorden die ik van u kreeg, bleek dat voor de periode 1 januari 2008 tot 31 mei 2008 de totale kostprijs meer dan 7 miljoen euro bedroeg. Bovendien las ik in de exhaustieve lijst dat vliegtuigen met een vrij grote capaciteit soms een zeer beperkte bezettingsgraad hadden. Ik stelde ook vast dat vliegtuigen werden ingezet voor zeer korte afstanden of zelfs binnenlandse vluchten. Het prijskaartje dat hieraan vast hangt is vrij hoog.

 

U hebt ooit eens verklaard in de pers dat u niet overal op rolschaatsen naartoe kunt gaan. Ik begrijp dat. Ik stel mij alleen de volgende vraag. Burgermaatschappijen vliegen ook naar bepaalde zelfde bestemmingen. Misschien zou het goedkoper zijn om met een beperkt aantal mensen dat vliegtuig te nemen.

 

Zelf hebt u in de vorige legislatuur herhaaldelijk kritiek geuit op het gebruik van militaire vliegtuigen en andere. Daarom was ik zeer verwonderd toen ik de tabellen zag van dit jaar.

 

Daarom houd ik deze interpellatie.

 

Mijnheer de minister, bent u bereid om het gebruik van de militaire vliegtuigen op een zo efficiënt mogelijke manier te organiseren en om ook de ecologische voetdruk in ogenschouw te nemen?

 

Welke concrete initiatieven wilt u nemen om dit gebruik te optimaliseren?

 

15.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik wil beginnen met een algemene opmerking. Meer operaties in het buitenland betekent meer luchtverkeer, meer verkeer van personen, meer verkeer van goederen. Wanneer de regering de optie neemt om dat te doen, moet zij er ook voor zorgen dat haar materieel en mensen kunnen verplaatst worden.

 

Binnen de defensiestaf is er de movement and transport coordination cell belast met het organiseren van lucht-, land- en maritiem transport op de meest efficiënte en doeltreffende wijze. Soms wordt de indruk gewekt dat we alleen via de lucht transporteren. In Tsjaad verloopt een beduidend stuk transport via de waterwegen en over land. Het is die cel die zich daarmee bezighoudt.

 

Er zijn verschillende criteria die in ogenschouw worden genomen om de vector te kiezen die het best past bij de behoefte. De keuze van die vector wordt hoofdzakelijk gedicteerd door het zoeken naar de meest economische oplossing maar ook door andere factoren zoals de dringendheid van de behoefte, de operationele eisen, de snelheid, de capaciteit en de beschikbaarheid van de vectoren. In het raam van luchtvectoren kunnen de actieradius en enkele bijkomende beperkingen de keuze beïnvloeden. Ik zeg wel dat ze dat kunnen. De ecologische voetafdruk maakt ook deel uit van deze criteria.

 

De keuze om een bepaald vliegtuig te gebruiken kan iemand die niet over de voorgaande volledige analyse van de MTCC beschikt, soms wat sceptisch maken. In het geval van de Airbus A310 gebeurt het regelmatig dat de hoofdopdracht van het vliegtuig het transport van cargo is en dat bijgevolg slechts een beperkt aantal passagiers aan boord van het vliegtuig zal plaatsnemen. Het is dus onrealistisch om daaruit conclusies te trekken of conclusies te trekken over de opportuniteit van een vlucht die alleen op basis van het aantal vervoerde passagiers zou geschieden. Het is evident dat de militaire vliegtuigen enkel ingezet worden bij afwezigheid van een beter alternatief. Dat alternatief moet natuurlijk ook beantwoorden aan de verschillende parameters die bij de vectorberekening in rekening worden gebracht.

 

15.03  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, u zegt dat de vectorberekening een economische oplossing is die het beste alternatief kiest. Toen ik de lijst bekeken heb, stelde ik echter vast dat een van deargumenten is dat het vliegtuig toch in de garage staat en dat men het dan maar zal gebruiken. Ik zal dan ook een motie van aanbeveling indienen om hopelijk een mentaliteitswijziging te krijgen zodat er meer efficiënt gebruik van zal worden gemaakt.

 

15.04 Minister Pieter De Crem: Dat is natuurlijk uw taak. Het is echter een illusie te denken dat dit zal gebeuren. Het is heel duidelijk dat onze vliegtuigen meer en langer zullen vliegen en dat ze meer ingezet zullen worden. Dat zal ook gebeuren voor internationale opdrachten onder internationale auspiciën. Ik herhaal nogmaals dat een militaire verplaatsing door de lucht soms economisch veel beter uitkomt dan een verplaatsing over land met de wagen of de trein die heel vaak ook gepaard gaat met logementkosten. Dat zal heel duidelijk blijken uit de vectorberekeningen die we maken.

 

15.05  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Een laatste opmerking. Ik stel vast dat voor andere programma’s wel wordt vastgesteld dat voor conferenties in Parijs de Thalys moet genomen worden maar dat hier af en toe staat dat men het vliegtuig neemt. Dat is volgens mij niet correct.

 

15.06 Minister Pieter De Crem: Wie doet dat dan? Doe ik dat?

 

Moties

Motions

 

De voorzitter:

 

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer David Geerts en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellatie van de heer David Geerts

en het antwoord van de minister van Landsverdediging,

vraagt de minister van Landsverdediging

- om meer zorgvuldigheid aan de dag te leggen wat het gebruik van militaire vliegtuigen betreft, voor de verplaatsingen van de minister, de defensiestaf en het kabinet van de minister;

- stelselmatig een kosten - batenanalyse te maken en de verschillende alternatieve vervoersmodi te onderzoeken."

 

Une motion de recommandation a été déposée par M. David Geerts et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de M. David Geerts

et la réponse du ministre de la Défense,

demande au ministre de la Défense

- de se montrer plus circonspect dans l’utilisation d’avions militaires pour les déplacements du ministre, de l’état-major de la Défense et des membres du cabinet du ministre;

- de procéder systématiquement à une analyse des coûts et des bénéfices et à un examen des autres moyens de transport disponibles."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Brigitte Wiaux en door de heren André Flahaut, Gerald Kindermans en Olivier Maingain.

 

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Brigitte Wiaux et par MM. André Flahaut, Gerald Kindermans et Olivier Maingain.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

16 Question de Mme Valérie Déom au ministre de la Défense sur "le respect de l'anonymat des militaires en mission délicate" (n° 7648)

16 Vraag van mevrouw Valérie Déom aan de minister van Landsverdediging over "de bescherming van de identiteitsgegevens van militairen die deelnemen aan een risicovolle missie" (nr. 7648)

 

16.01  Valérie Déom (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, un article paru dans le "Télémoustique" du 17 septembre 2008 traite de la situation des militaires belges en poste en Afghanistan. On peut y voir une photographie d'un des huit pilotes des quatre F-16 envoyés à Kandahar. L'identité du pilote figure en légende. Un peu plus loin dans le même article, la journaliste précise que l'identité des pilotes doit rester secrète pour des raisons de sécurité. Cette contradiction apparente m'amène à vous poser la question suivante.

 

Monsieur le ministre, le service de presse de votre cabinet et/ou de la Défense a-t-il pris les précautions habituelles lors de la présence de journalistes au sein des infrastructures militaires concernant la protection des données relatives aux militaires envoyés en mission risquée, en l'occurrence un pilote d'avion F-16 en Afghanistan?

 

16.02  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chère collègue, la photo parue dans le Télémoustique du 17 septembre est une photo du lieutenant-colonel Didier Polomé qui participe à la mission Guardian Falcon à Kandahar en tant que commandant du détachement belge. C'est à ce titre qu'il est la figure publique de la mission et qu'il répond aux interviews de la presse.

 

Il n'a donc pas dépassé les limites de sa mission, qu'il exerce d'ailleurs d'une manière excellente.

 

La politique de communication de l'opération Guardian Falcon prévoit que toute information risquant de nuire à la sécurité, à l'intégrité ou la vie privée d'un membre du personnel du détachement ou de sa famille sera écartée. En pratique, cela signifie que lors des visites de presse, les journalistes reçoivent des instructions pour garantir l'anonymat du personnel: voix et visages masqués, pas de divulgation de l'identité. Ces instructions sont toujours bien respectées par la presse. La rencontre directe entre les journalistes et les pilotes est également évitée. La presse est dirigée de préférence vers le commandant du détachement, la personne dont la photo est parue dans le Télémoustique.

 

À l'occasion de chaque visite de presse, il est rappelé aux journalistes et aux militaires que les personnes interviewées peuvent exprimer le souhait de ne pas divulguer leur nom de famille ou peuvent demander aux journalistes d'utiliser un pseudo ou encore de ne pas être pris en photo.

 

En toute clarté, le lieutenant-colonel Polomé n'était pas un pilote dans le cadre de cette mission.

 

16.03  Valérie Déom (PS): L'article est interpellant car on le présentait comme étant le pilote et, plus loin, on disait que pour des raisons de sécurité, ceux-ci devaient rester anonymes. Je constate que cet anonymat est bien respecté et que des contrôles ont lieu dans le cadre de missions pour lesquelles il y a une couverture de la presse.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Interpellatie van de heer Luc Sevenhans tot de minister van Landsverdediging over "een mogelijke belangenvermenging binnen het Instituut voor Veteranen Nationaal Instituut voor Oorlogsinvaliden, Oud-strijders en Oorlogsslachtoffers" (nr. 153)

17 Interpellation de M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "une éventuelle confusion d'intérêts au sein de l'Institut des Vétérans - Institut National des Invalides de Guerre, Anciens Combattants et Victimes de Guerre" (n° 153)

 

17.01  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, volgens sommige bronnen heb ik in de vorige legislatuur het mij na aan het hart liggend Instituut voor Oorlogsinvaliden, Oud-Strijders en Oorlogsslachtoffers, het NIOOO, wereldberoemd gemaakt. Ik betwist dat. Dat is te veel eer. Dat heeft vooral de vorige minister gedaan door zijn inmenging in het Instituut. Ik kon niet anders dan regelmatig reageren.

 

In toepassing van artikel 3 van de oprichtingswet van 8 augustus 1981 verleent het Instituut zowel materiële als morele bijstand aan zijn gerechtigden, veteranen, oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers. Met het koninklijk besluit van 28 februari 2008 werd de nieuwe voorzitter van de raad van beheer van het Instituut benoemd.

 

Deze nieuwe voorzitter was militair kabinetschef van uw voorganger, wat uiteraard niet betekent dat dit een zoveelste politieke benoeming zou zijn. We weten dat uw voorganger op dat vlak heel discreet was. Mijnheer de minister, ik heb gelezen dat u daar een andere mening op nahoudt, maar ik geef hem in dit geval het voordeel van de twijfel.

 

De betrokkene cumuleert het voorzitterschap met de functie van algemeen afgevaardigde AGPM Vie, een Belgische dochtermaatschappij van de in 1951 opgerichte Franse verzekeringsmaatschappij AGPM, Association Générale de Prévoyance Militaire.

 

Deze verzekeringsmaatschappij sloot in december 2002 een contract met het departement Landsverdediging dat een aanvullende collectieve verzekering biedt voor de dekking van de risico’s overlijden en blijvende lichamelijke arbeidsongeschiktheid aan de personeelsleden van het departement die deelnemen aan operaties in het buitenland. Ze richt zich dus in eerste instantie tot de veteranen.

 

Op een schriftelijke vraag waarmee ik uw aandacht wilde vestigen op deze mogelijke belangenvermenging en waarin ik u vroeg welke maatregelen u overwoog om deze ondeontologische situatie te beëindigen, antwoordde u dat betrokkene in 2007 de enige kandidaat was voor de vacante functie van voorzitter van het Instituut en dat het Instituut geen contracterende partij is in de overeenkomst gesloten tussen AGPM en het departement.

 

Mijnheer de minister, op het eerste zicht heeft de auteur van het antwoord op deze parlementaire vraag gelijk.

 

Deontologisch rammelt het antwoord echter aan alle kanten. Ik was zwaar ontgoocheld door het antwoord en voelde mij uitgedaagd. U weet dat ik mij steeds goed tracht te informeren voor ik een vraag stel. Als men echter denkt mij op deze manier te moeten afschepen, dan kom ik uiteraard graag terug. Vandaar deze interpellatie.

 

Ten eerste heb ik nooit ook maar één zin gelezen over een oproep tot kandidaturen voor de functie van voorzitter van de raad van beheer van het NIOOO. Dat de huidige titularis de enige kandidaat was, hoeft ons dus niet te verbazen. Volgens mijn informatie werd hij gewoon door zijn voorganger gecoöpteerd. Aan de raad van beheer werd geen andere keuze voorgesteld. De kroonprins werd op die manier verkozen.

 

Ten tweede is mij ter ore gekomen dat er voor het ogenblik studies aan de gang zijn binnen uw departement en het NIOOO om materiële voordelen aan veteranen te verlenen, inzonderheid in het domein van de medische verzorging. In die context ligt het in de lijn der verwachtingen dat uw departement een bijkomende verzekering gaat afsluiten ten voordele van de veteranen via een nieuwe offerteaanvraag waaraan AGPM zou kunnen deelnemen.

 

Het is de evidentie zelf dat de voorzitter van het NIOOO vanuit zijn positie de inhoud van het toekomstige bestek zal kunnen beïnvloeden of op zijn minst zal kunnen genieten van voorkennis in het dossier.

 

Nu wordt het interessant. Bovendien bepaalt het KB van 26 januari 1983 houdende de goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de raad van beheer van het NIOOO, inzonderheid artikel 11, dat het de leden van deze raad verboden is deel te nemen aan een beraadslaging of een beslissing over onderwerpen waarbij zij persoonlijk belang hebben wegens hun beroep of hun situatie. Dat is een letterlijk citaat uit het huishoudelijk reglement.

 

Ten slotte bepaalt de oprichtingswet van het NIOOO, inzonderheid artikel 7: “De voorzitter is een persoon die onafhankelijk staat ten aanzien van de verenigingen die de belangen behartigen van de rechthebbenden van het instituut”.

 

Collega’s, de reden voor deze bepaling is uiteraard duidelijk, namelijk elke mogelijke belangenvermenging vermijden. Wetend dat de huidige voorzitter zelf een veteraan en dus gerechtigde van het NIOOO is, kan men zich toch wel afvragen of zijn aanstelling conform de geest van de wet is.

 

Mijnheer de minister, ik wens u de volgende vragen te stellen omdat mijn vraag niet ernstig werd genomen.

 

Verscheen er een oproep tot kandidatuur voor de functie van voorzitter van het NIOOO? Zo ja, kunt u me de correcte referenties van de publicatie meedelen? Zo neen, hoe kunt u me overtuigen dat dit niet een politieke benoeming was van uw voorganger binnen het NIOOO? Gelet op de studies die lopende zijn, denkt u nog steeds dat er geen enkele belangenvermenging mogelijk is?

 

Welke concrete maatregelen overweegt u om te vermijden dat de voorzitter de inhoud van het toekomstig bestek nog kan beïnvloeden? Misschien zijn eventuele maatregelen ook in zijn voordeel. Men moet dit alles niet te zwart-wit bekijken.

 

Kunt u me formeel bevestigen dat artikel 11 van het KB van 26 januari 1983 nageleefd werd en de voorzitter van het NIOOO nooit heeft deelgenomen aan een beraadslaging of beslissing over het statuut of de materiële voordelen toegekend of toe te kennen aan de veteranen?

 

Ten slotte, is de aanstelling van de voorzitter niet tegenstrijdig met de geest van de oprichtingswet van het NIOOO, inzonderheid artikel 7?

 

Mijnheer de minister, graag uw reactie op mijn opmerkingen.

 

17.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Sevenans, de huidige voorzitter van de raad van beheer van het NIOOO werd tijdens de voorgaande legislatuur in zijn functie benoemd. Uitgaande van de informatie waarover ik beschik, wordt vastgesteld dat voorafgaand aan deze benoeming geen oproep tot kandidaturen werd gedaan.

 

Ten tweede, op dit ogenblik wordt de laatste hand gelegd aan een studie met betrekking tot het verlenen van materiële voordelen aan veteranen. De studie wordt me uiterlijk tegen 20 november 2008 bezorgd. Ik zal hierover onmiddellijk verslag uitbrengen.

 

Ten derde, wanneer de bevindingen van de studie kenbaar gemaakt zullen worden, zal ik tevens een beslissing nemen over de andere problematieken die u hebt aangehaald.

 

17.03  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Ik ben zeer verheugd over uw antwoord. Het verheugt mij dat ik nu uiteindelijk toch gelijk krijg. Men heeft mij uitgedaagd. Nu is het zover.

 

Mijnheer de minister, collega’s, ik tracht mijn parlementair werk steeds zo correct mogelijk te doen, maar soms moet men wel eens op zere tenen trappen of durven trappen. Voor alle duidelijkheid, ik heb niets tegen de voorzitter van het NIOOO. Ik zou ook niet weten waarom. Uiteindelijk was het uw voorganger, minister Flahaut, die de kat bij de melk heeft gezet. Misschien is niet alles met voorbedachtheid gebeurd, maar het is een ongewild gevolg van zijn benoeming. Ik ben en blijf daarin gematigd, maar er zijn zaken die nu eenmaal niet kunnen bij het Instituut. Ik klaag dat nu al jaren aan.

 

Ik betreur dat, als gevolg van mijn schriftelijke vraag, de voorzitter van het NIOOO in een vergadering heeft verklaard dat hij zich niet zou laten doen door de fascisten in het Parlement. Ik hoop dat het zo niet bedoeld is, want dan zou ik mij beledigd voelen.

 

(…): (…)

 

17.04  André Flahaut (PS): (…)

 

17.05  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Gelukkig voel ik mij beledigd, want dat wil zeggen dat ik het niet ben, mijnheer Flahaut. U weet dat ik een uitgesproken mening heb over de zaken binnen het...

 

17.06  André Flahaut (PS): (…)

 

17.07  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer Flahaut, u hebt blijkbaar het antwoord van de huidige minister niet gehoord. Het was in het Nederlands, maar u verstaat toch voldoende Nederlands om het antwoord te begrijpen?

 

Ik meen dat er inderdaad heel wat werk aan de winkel is en dat het tijd wordt om het eindelijk eens in goede banen te leiden. Er zijn mensen genoeg in het Instituut die een goed idee en een goede visie hebben over de werking van het instituut. Die mensen moeten duidelijk worden gesteund. Het moet daar nu eens eindelijk gedaan zijn.

 

Ik zal uiteraard geen motie indienen, mijnheer de minister, want ik ben zeer verheugd over uw antwoord. Bijkomend heb ik ook nog vernomen dat het NIOOO blijkbaar ook nog wat cursussen zal geven aan Saffraanberg. U weet van dat probleem. Ik zou er toch durven voor pleiten dat er een lijn in getrokken wordt, want dat zijn commerciële doeleinden, waarin ik mij niet kan terugvinden.

 

Ik hoop dat ik voor de laatste keer over het Instituut moet interpelleren en dat het nu eindelijk eens op een deftige manier wordt aangepakt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: In overeenkomst met de collega’s, waarvoor dank, gaan we nu over tot de vraag van de heer Bonte, want hij heeft nog andere afspraken.

 

18 Vraag van de heer Hans Bonte aan de minister van Landsverdediging over "de afbouw van de sportfaciliteiten in de kazerne van Peutie" (nr. 7815)

18 Question de M. Hans Bonte au ministre de la Défense sur "la réduction des investissements dans les équipements sportifs de la caserne de Peutie" (n° 7815)

 

18.01  Hans Bonte (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ik dank collega Flahaut. Ik heb het eigenlijk niet gevraagd aan collega Geerts, maar ik weet dat hij een charmante collega is.

 

Mijnheer de minister, ik kom tot mijn vraag. Het is niet gebruikelijk dat ik in deze commissie vragen stel maar het onderwerp van mijn vraag ligt mij letterlijk na aan het hart, met name de kazerne van Peutie. Ik heb daarover vroeger nog vragen gesteld aan uw voorganger. Nu stel ik opnieuw een vraag.

 

Er bestaat namelijk nogal wat ongerustheid en er is wrevel aan het ontstaan over de gevolgen van een genomen beslissing om niet in budgetten te voorzien voor het zwembad van Peutie, dat nochtans sinds jaar en dag intensief gebruikt wordt door de miliciens en het personeel van de kazerne van Peutie maar ook door allerlei verenigingen en de vele burgers in mijn stad. Dat gebruik past in een goede wisselwerking en samenwerking tussen enerzijds het lokale bestuur – het stadsbestuur van Vilvoorde – en anderzijds de lokale militaire overheid van de kazerne van Peutie.

 

Zeer recent kwam de boodschap van de plaatselijke militaire leiding dat het zwembad moest sluiten. Ook werd gevraagd of de miliciens gebruik kunnen maken van het stedelijk zwembad. Omdat we goede verhoudingen belangrijk vinden, zullen we daarop ingaan, zij het dat dit wel problemen geeft voor de verenigingen en burgers, maar in elk geval willen wij, van het stadsbestuur, niet abdiceren in de goede samenwerking.

 

Mijnheer de minister, er rijzen toch wel een aantal vragen.

 

Ten eerste, hoe lang is dat zwembad er al in de kazerne van Peutie? Daaraan gekoppeld, hoeveel personeel werkte er bij het begin van het bestaan van die kazerne en hoeveel personeel werkt er vandaag?

 

Ten tweede, wanneer werd er beslist om de renovatie van het zwembad dan toch niet te laten doorgaan? Wat zijn de redenen? Als het een budgettaire reden is, hoeveel wordt er daardoor bespaard?

 

Ten derde, voorziet u eventueel in andere extra middelen om bijkomend te investeren in de sport- en trainingsfaciliteiten voor het personeel ter plekke? Zo ja, wanneer zal er dan precies geïnvesteerd worden in die extra sportmogelijkheden in de kazerne van mijn stad?

 

18.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, waarde collega, het zwembad was in gebruik sinds 1978.

 

Zoals u weet, was er indertijd in Peutie een opleidingscentrum voor dienstplichtigen, waar meerdere jongeman zijn tijd heeft doorgebracht. Elk jaar gingen duizenden mensen door de poorten van Peutie als milicien. Het aantal fluctueerde wel een beetje, maar het kan toch vastgelegd worden tussen de 3.000 en de 4.000 mensen.

 

Ongeveer 1.600 mensen zijn er actueel nog tewerkgesteld. Sinds de legerhervorming werken zij daar dagelijks.

 

U stelt een vraag inzake de renovatie.

 

Defensie zal het zwembad niet renoveren. De beslissing werd genomen in augustus 2008. De redenen zijn de hoge onderhouds- en exploitatiekosten, 180.000 euro per jaar, en de te grote investeringskosten voor het op norm brengen van het zwembad om het te conformeren aan de geldende reglementering.

 

De investeringskosten voor het op norm brengen zouden 2,7 miljoen euro bedragen, of 112 miljoen Belgische frank. U moet ook goed weten dat die beslissing niet alleen genomen is met het oog op de te hoge kostprijs van de renovatie maar ook rekening houdt met het lage gebruik voor de operationele behoeften van de actuele personeelsbezetting in Peutie. Het is niet de waarheid geweld aandoen wanneer men zegt dat een relatief beperkt percentage van de huidige 1.600 personeelsleden de zwembadinfrastructuur gebruikt. Er zal een alternatief worden gezocht. U weet dat daarvoor de contacten reeds zijn opgenomen.

 

U had nog een derde specifieke vraag. De investeringsmiddelen voor de infrastructuur worden geprogrammeerd aan de hand van de gestelde doelen en prioriteiten van Defensie. Tot daar mijn antwoord;

 

18.03  Hans Bonte (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, dat laatste is vakjargon om te zeggen dat u het nog niet weet en dat de toekomst zal uitwijzen of de uitgespaarde middelen, die 112 miljoen Belgische frank, effectief naar sportfaciliteiten zullen gaan of niet. Dat begrijp ik daaruit.

 

18.04 Minister Pieter De Crem: Wij moeten het kerntakendebat voeren.

 

18.05  Hans Bonte (sp.a+Vl.Pro): Mijn goede collega, de heer Geerts, heeft mij ook gewezen op de politieke oriëntatienota waarin er ook iets staat over het sportbeleid binnen Defensie. Ik lees daarin dat het een absolute prioriteit blijft…

 

18.06 Minister Pieter De Crem: Daar antwoord ik onmiddellijk op. Er zijn vragen. Ik geef er een antwoord op.

 

18.07  Hans Bonte (sp.a+Vl.Pro): Ik lees bijvoorbeeld dat het belangrijk is te investeren in sportinfrastructuur om mensen te motiveren aan sport te doen: personeelsleden die actief zijn, maar ook topsporters. In dit verband wil ik u erop wijzen, mijnheer de minister, dat nogal wat topsporters uit Defensie precies in het zwembad van Peutie zeer actief zijn. Ik denk aan de wereldkampioen reddend zwemmen en aan een aantal andere sporters, die wel intensief gebruik maken van de sportinfrastructuur. Het is echt tot mijn grote spijt dat u blijkbaar bij de beslissing blijft van augustus 2008 om daar niet in te investeren.

 

112 miljoen Belgische frank is veel geld, mijnheer de minister. Dat is ongeveer wat de lokale overheid heeft moeten betalen een jaar of twee, drie geleden, toen in Vilvoorde de zwembadinfrastructuur aangepast moest worden aan de vigerende normen. Ik stel vast dat een lokaal bestuur dat moet aankunnen maar dat het voor Defensie blijkbaar niet echt een prioriteit is.

 

18.08 Minister Pieter De Crem: Ik wil nog even antwoord geven inzake de zwemprestaties van onze militairen. Er zijn talrijke infrastructuren die echt up to date zijn. Zelfs in Brussel Hoofdstad. Ik verwijs naar het voortdurend toegankelijke zwembad in de Koninklijke Militaire School, dat aan alle voorwaarden voldoet.

 

18.09  Hans Bonte (sp.a+Vl.Pro): U moet eens de kostprijs berekenen om al die militairen naar ginder te brengen.

 

18.10 Minister Pieter De Crem: 112 miljoen frank is gewoon te veel.

 

18.11  André Flahaut (PS): N'était-il pas question de recevoir à un certain moment un plan global pour les infrastructures? À ma première question sur les services sociaux, on m'a répondu (…) qu'il n'y avait plus d'argent à consacrer à la remise en ordre des infrastructures. Je suppose que le ministre s'étant engagé à le faire, il va proposer un plan global pour les infrastructures.

 

18.12 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik zal de discussie niet voeren. Wij zullen ze in het voorstel van de heer Bellot inbedden.

 

De problematiek van de fond van het Staatsfonds met betrekking tot de horeca heeft natuurlijk tot doel de noodzakelijke aanpassings- en herstructureringswerken in de horecafunctie uit te voeren. Op dat vlak is ook de aanpassing aan ARAB-reglementeringen en aan Europese, Belgische en andere voorschriften nodig. De beslissing over het zwembad van Peutie werd echter genomen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mag ik voorstellen om nu over te gaan naar de vragen van de heren Geerts en Flahaut over de militaire voetbalploeg? Aansluitend kan mevrouw Vautmans dan haar vraag over het sportbeleid binnen Defensie stellen. Zij kan vervolgens haar twee vragen stellen die hoger geagendeerd waren op de agenda.

 

19 Samengevoegde vragen van

- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de militaire voetbalploeg" (nr. 7744)

- de heer André Flahaut aan de minister van Landsverdediging over "de voetbalploeg" (nr. 7868)

19 Questions jointes de

- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "l'équipe de football de l'armée" (n° 7744)

- M. André Flahaut au ministre de la Défense sur "l'équipe de football" (n° 7868)

 

19.01  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, een aantal maanden geleden heb ik een schriftelijke vraag gesteld over het voortbestaan van de militaire voetbalploeg.

 

Een van mijn vragen was of u bereid bent om op uw beslissing terug te komen dan wel of u de militaire sportploegen als niet-essentieel beschouwt voor het imago van het departement. Uw antwoord luidde, ik citeer: “Het doel van de nationale militaire ploeg is een bijdrage leveren tot het sportieve en dynamische imago van Defensie. Hoe beter het resultaat van de ploeg, hoe groter de impact bij de pers en de bevolking. Dit was absoluut niet het geval bij de voetbalploeg.”

 

Ik heb dat antwoord gelezen. Het verscheen ook in de pers en plots zag ik uw reactie daarop. U deelde mee een plan te zullen ontwerpen om de visibiliteit van topsport binnen Defensie te verhogen. De toekomst van de militaire voetbalploeg zou in deze context verder worden bekeken.

 

Vandaar mijn korte vraag. Door welke feiten is de visie van de minister gewijzigd inzake de militaire voetbalploeg tussen het antwoord op mijn schriftelijke vraag en de persaandacht?

 

 

19.02  André Flahaut (PS): Monsieur le ministre, est-il exact que l'équipe de football est dissoute?

 

19.03  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cette question est intitulée "own goal".

 

L'activation et la désactivation des équipes militaires nationales se fait au travers d'une procédure administrative qui reste une compétence autonome de l'état-major de la Défense.

 

Die beslissingen worden genomen na advies van de commissie Sport van Hoog Niveau van Defensie. Het is deze commissie die jaarlijks het rendement evalueert van alle militaire ploegen en die nadien een advies formuleert over de te activeren en de te desactiveren ploegen.

 

Pour ce qui concerne l'équipe nationale militaire de football, il a été décidé durant la législature précédente, notamment en novembre 2007, de la démanteler sur l'avis de ladite commission. La commission a pris cette décision sur base des mauvais résultats obtenus par cette équipe, parmi lesquels la défaite 1 but contre 9 face à la France. La commission jugea également que l'intérêt local restreint n'apportait plus rien à l'image de la Défense.

 

Voor alle duidelijkheid: ik was op dat moment nog niet aangesteld als minister van Landsverdediging.

 

Pour être bien clair, je n'étais pas encore nommé ministre de la Défense à ce moment-là.

 

Peu de temps après ma nomination au poste de ministre de la Défense, j'ai ordonné une étude sur l'importance des sports d'élite au sein de la Défense. Des résultats de cette étude, il appert que la Défense et les sports d'élite vont de concert.

 

Ik onderschrijf de gemaakte conclusie en ik zal in de uitvoering van mijn politieke oriëntatienota bijzondere aandacht besteden aan het implementeren van de resultaten van die studie. Er zijn trouwens personeelsleden bijzonder bevoegd op mijn kabinet om daaraan te werken.

 

Het is dus mijn bedoeling om in de volgende maanden een concreet actieplan op te stellen, met als doel de zichtbaarheid van topsport binnen Landsverdediging te verhogen. Ook de toekomst van de militaire voetbalploeg zal in die context worden bekeken.

 

J'ai l'intention d'élaborer durant les mois à venir un plan d'action concret en vue d'augmenter la visibilité du sport d'élite au sein de la Défense. L'avenir de l'équipe militaire de football sera également revu dans ce contexte.

 

19.04  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik weet dat die beslissing in november 2007 werd genomen na een verlies met 9-1 op de Kentish Cup. Ik ben ook voorzitter van een voetbalploeg. Als men telkens een voetbalploeg moet afschaffen als er wordt verloren dan zullen er niet veel voetbalploegen overblijven in dit land.

 

19.05 Minister Pieter De Crem: Ik zou de teletijdmachine van professor Barabas nodig hebben om terug te gaan naar november 2007 om te zien hoe, wat en waarom.

 

19.06  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Op dat moment werd die ploeg gedesactiveerd. Ik stelde u de vraag of deze beslissing zal worden herzien. U hebt daarop geantwoord dat dit niet het geval is bij de militaire voetbalploeg. Ik stel een week later in de pers vast dat de toekomst van de militaire voetbalploeg zal worden bekeken. Nu weet niemand meer waarover het gaat.

 

19.07 Minister Pieter De Crem: Ik wel.

 

19.08  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Wanneer laat u het licht schijnen over de anderen?

 

19.09 Minister Pieter De Crem: Ik weet heel goed waarover het gaat. Ik denk dat Defensie een heel belangrijke rol heeft te spelen in de elitesport. Wij hebben een groot reservoir van mensen die potentieel aan elitesporten kunnen deelnemen. Voetbal is er daarvan een. Er zijn ook nog andere sporten. Anderzijds zijn er toch niet echt goede prestaties neergezet op internationale sportbijeenkomsten, ook in andere sporten. Wij zijn bijzonder goed geplaatst om daaraan iets te doen. Dit zal het voorwerp uitmaken van de voorstellen.

 

19.10  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Als ik de kwaliteit van onze militaire voetbalploeg zie, stel ik vast dat zij het niveau halen van onze vierde klasse in de Belgische competitie. Als men op een tornooi speelt met Frankrijk en Nederland…

 

19.11 Minister Pieter De Crem: Dat is uw appreciatie.

 

19.12  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Als die beslissing is genomen op basis van het verlies met 9-1 tegen Frankrijk, die een ploeg hebben met het niveau van een ploeg uit eerste of tweede klasse, dan is dat niet ernstig als basis voor een evaluatie.

 

19.13 Minister Pieter De Crem: Zo is de evaluatie gebeurd. Ik kan toch niet iedere maatregel herbekijken.

 

19.14  André Flahaut (PS): Tout d'abord, je crois que nous sommes d'accord sur le programme de promotion du sport d'élite. Pendant la période sans gouvernement, l'administration a glissé des peaux de banane sous les pieds du projet. Le dossier n'avait pas beaucoup avancé sur le plan administratif. (…)

 

J'étais accompagné non pas de militaires mais de fans de football assez fiévreux qui m'ont suggéré de supprimer tous les cabinets et les gouvernements inutiles pour trouver l'argent qui fait défaut!

 

19.15  Pieter De Crem, ministre: Sur proposition de l'administration, bien entendu.

 

19.16  André Flahaut (PS): (…)

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

20 Vraag van mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Landsverdediging over "het sportbeleid binnen Defensie" (nr. 7832)

20 Question de Mme Hilde Vautmans au ministre de la Défense sur "la politique sportive au sein de la Défense" (n° 7832)

 

20.01  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het was eigenlijk de bedoeling dat mijn vraag bij de twee voorgaande vragen werd gevoegd, want het gaat toch over hetzelfde. Ik trek het debat alleen een beetje open. Ik wil verder gaan dan alleen de voetbalploegen. Mijnheer de minister, ik weet niet of u het zich nog herinnert, maar wij hebben ooit in Aalter tegen elkaar gevoetbald.

 

20.02 Minister Pieter De Crem: Dat is geëindigd met twee zwarte teennagels.

 

20.03  Hilde Vautmans (Open Vld): Ik denk niet dat ik daarvoor verantwoordelijk was.

 

Eigenlijk heb ik de vraag specifiek ingediend om het debat open te trekken. Ik meen dat men het debat over de voetbalploeg, die ik niet ken en waarvoor ik nog niet ben gaan supporteren, moet opentrekken. Toen ik mij een aantal jaren geleden verdiepte in Defensie, kwam ik het topsportbeleid binnen Defensie tegen. Dat was mij voordien onbekend. Ik vroeg mij af wat die mannen en vrouwen doen, welke uren ze vrij mogen nemen, wat het kost en wat het opbrengt aan public relations.

 

Ik moet u zeggen dat de militairen daaraan heel sterk gehecht zijn. Ik zie er ook wel voordelen in. Als men gaat evalueren en zaken wil afschaffen, moet men het debat echter opentrekken.

 

Mijnheer de minister, u zegt dat de studie is gemaakt en dat u daarvoor een actieplan zult indienen. Mogen wij die studie zien? Krijgen wij daar inzage in, opdat wij met kennis van zaken zouden kunnen spreken?

 

Ten tweede, hoeveel militairen en burgers haalden vorig jaar in de krijgsmacht hun militair sportbrevet? Over hoeveel mensen gaat het? Hoeveel topsporters telde de krijgsmacht op 1 oktober 2008? Ziet u een evolutie in de jongste vijf jaar? In welke disciplines wordt die topsport beoefend? Van een aantal heb ik kennis. Ik weet dat wij zeer goed scoren wat het schieten betreft, waarmee ik heel blij ben, want dat is een van de taken van onze krijgsmacht. Het is ook een topsport binnen de krijgsmacht. Ik weet dat wij daar goed in scoren, dus dat stelt mij gerust. Welke andere disciplines zijn er nog? Welk budget wordt effectief vrijgemaakt voor topsport?

 

U hebt geknikt toen ik u vroeg of we die studie mochten zien, dus ik ga ervan uit dat die studie ons hier vandaag zal worden overhandigd.

 

Kan er met het oog op het bevorderen van de sport en de topsport nauwer met de bondgenoten worden samengewerkt? U weet dat ik altijd voorstander ben van samenwerking, misschien met een burgerdienst, de sportuniversiteiten of sportscholen of misschien zelfs met de bondgenoten over de grens. Zijn daar plannen voor? Hoe staat u daar tegenover? Of zegt u mij dat zoiets totaal niet haalbaar is?

 

Ik had dus graag uw visie daarover gehoord. Ik ben altijd een felle voorstander van samenwerking, met de privé, met de burgers en met het buitenland.

 

20.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik stel voor dat we de grote discussie voeren wanneer we de nota samen bespreken.

 

20.05  Hilde Vautmans (Open Vld): (…)

 

20.06 Minister Pieter De Crem: Nee, de nota is er. Ik heb ook een aantal suggesties gedaan omdat men een aantal zaken niet volledig had ontwikkeld.

 

Ik leg ook de link naar de algemene problematiek van de prestaties, ook in het internationale sportgebeuren. Ik denk, zoals u zegt, dat er een samenwerking moet zijn tussen verscheidene overheden – die van de Gemeenschappen en de federale overheden – om dat te doen. Er is dus heel wat werk aan de winkel. Ik zal daaromtrent een concreet voorstel doen.

 

Ik kom nu tot uw concrete vragen.

 

In 2007 zijn meer dan twintigduizend militairen geslaagd voor de tests voor lichamelijke geschiktheid. Deze tests zijn niet-verplichtend voor het burgerlijk personeel van Defensie, noch voor het personeel ouder dan 50 jaar, noch voor het medisch vrijgesteld personeel. Dat gebeurt aldus op basis van een vrijwillige aanmelding.

 

Op 1 oktober 2008 beschikte Defensie over zevenentwintig topsporters in exclusieve functie. In 2007 waren dat er eenentwintig, in 2006 negentien, in 2005 zestien en tijdens het eerste jaar, in 2004, is Defensie gestart met vier topsporters. Het gaat dus om sporters die het label met de kwalificatie van topsporter krijgen. Zij zijn actief in elf sporttakken, namelijk atletiek, boogschieten – een variant op schieten -, duatlon, judo, schaatsen, schermen, triatlon, turnen, valschermspringen, wielrennen en zwemmen.

 

Het budget voor sport en topsport is moeilijk uit te drukken in exacte cijfers. Ik kan die cijfers slechts bij benadering geven. Immers, sport is een essentieel onderdeel van de dagelijkse militaire training en er worden dus eigenlijk op tal van domeinen inspanningen geleverd, gaande van trainingsuren over aankoop van materiaal, tot specifieke en medische begeleiding, en dergelijke. Men kan dat dus moeilijk as such kwantificeren, maar er moeten daarvoor wel inspanningen worden gedaan.

 

Defensie neemt regelmatig deel aan internationale militaire sportcompetities die onder andere door onze NAVO-bondgenoten worden georganiseerd. Er is in elk geval werk aan de winkel en ik stel voor dat wij daar ooit een commissievergadering, of althans een deel ervan, aan wijden.

 

20.07  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, ik kijk uit naar de aangekondigde studie. Zullen wij die vandaag krijgen?

 

20.08 Minister Pieter De Crem: Er moeten nog een aantal zaken worden bijgeschaafd.

 

20.09  Hilde Vautmans (Open Vld): Oké.

 

Wat het actieplan betreft, mogen wij het debat in de commissie daarover dit jaar nog verwachen?

 

20.10 Minister Pieter De Crem: Zeker en vast.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

21 Vraag van mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Landsverdediging over "de huurwoningen van de CDSCA in Leopoldsburg" (nr. 7623)

21 Question de Mme Hilde Vautmans au ministre de la Défense sur "les logements de location de l'OCASC à Bourg-Léopold" (n° 7623)

 

21.01  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, uit de schriftelijke parlementaire vragen en antwoorden van 12 mei 2008 kon opgemaakt worden dat CDSCA momenteel nog 3.282 woningen beheert, verdeeld over 67 locaties.

 

Alleen al in Leopoldsburg bevinden er zich 528 woningen en dat is toch wel heel erg veel. Dat komt overeen met 16 procent van het totale vastgoedpatrimonium. Wij weten allemaal dat de vraag naar deze woningen hoog blijft met een gemiddelde bezettingsgraad van 95 procent. Gemiddeld kost zulke woning 355 euro per maand en volgens een studie van 2006 ligt het prijsniveau hiermee onder de drempel van 80 procent van de huurprijzen in de privésector.

 

Het koninklijk besluit van 10 januari van 1978 en het eraan gekoppeld reglement betreffende de toekenning en de verhuring van de woningen van CDSCA bepaalt wie er in aanmerking komt voor het huren van zulke woning.

 

Mijnheer de minister, ik heb een aantal heel specifieke vragen.

 

Ten eerste, kunt u mij bevestigen dat er actueel in Leopoldsburg 70 gerechtigden op die wachtlijst staan voor een huurwoning van CDSCA?

 

Ten tweede, volgens het reglement van CDSCA moet die wachtlijst jaarlijks worden aangepast en de rechthebbenden die geen verlenging vragen moeten van die lijst worden geschrapt. Is dat gebeurd?

 

Ten derde, hebben gehuwde of wettelijk samenwonende beroepsmilitairen in kort verband, die binnen een à twee jaar afhaken, recht op een woning van CDSCA?

 

Ten vierde, staan er gerechtigden op de lijst die langer dan drie jaar wachten op een woning?

 

Ten vijfde, staan er feitelijk samenwonenden op de lijst?

 

Ten zesde, wordt bij CDSCA overwogen om rechthebbenden die een lagere voorrang hebben op die wachtlijst en die toch al lang is, op te zeggen met toepassing van artikel 3, paragraaf 1?

 

21.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, de problematiek van Leopoldsburg en de huurwoningen van CDSCA is mij bijzonder goed bekend omdat naar aanleiding van een bezoek ik daar een aantal mensen heb ontmoet waarmee ik daarover van gedachten heb gewisseld.

 

In Leopoldsburg zijn er vandaag 69 dossiers van kandidaat-huurders en hiervan gaan 9 kandidaten een woning betrekken tussen 1 november 2008 en 1 januari 2009 terwijl 9 anderen een voorstel van woning hebben ontvangen. De lijst wordt regelmatig up-to-date gebracht. Een schrijven wordt aan de kandidaat gestuurd wanneer de geldigheid van het dossier vervalt. Het dossier is een jaar geldig. Men kan dus elk jaar opnieuw een dossier indienen. Wanneer een huurder Defensie verlaat, moet hij ook de woning verlaten en hierbij wordt de huurwet steeds gerespecteerd.

 

Wat de dossiers van actieve militairen betreft dateert het oudste dossier van 4 april 2006. Er is wel 1 dossier van een gepensioneerde in prioriteit 6 dat als datum 24 augustus 2004 heeft. Er zijn kandidaten op de wachtlijst die samenwonend zijn. Er wordt niet overwogen om het contract van rechthebbenden die een lagere voorrang hebben op de lijst, systematisch op te zeggen. Dit is niet het type beleid dat de directie Logementen wil voeren en er is op het ogenblik geen nood aan zulke drastische maatregelen.

 

21.03  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, hartelijk dank voor uw specifiek antwoord. Ik zal het aan de betrokkenen bezorgen, want zij komen natuurlijk uit Gent.

 

Wat de huurwoningen binnen Defensie betreft, zal dat systeem blijven bestaan? Ik hoor ter zake andere geruchten.

 

21.04 Minister Pieter De Crem: Daarover heb ik mijn standpunt omstandig uiteengezet tijdens het antwoord op een vraag van collega Jan Peeters van een aantal maanden geleden. Het zou misschien interessant zijn dat u die vraag eens opzoekt omdat u daar de globale toedracht in terugvindt.

 

21.05  Hilde Vautmans (Open Vld): Dat zal ik doen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

22 Vraag van mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Landsverdediging over "het vliegend materieel van de Belgische Krijgsmacht" (nr. 7624)

22 Question de Mme Hilde Vautmans au ministre de la Défense sur "le matériel volant des forces armées belges" (n° 7624)

 

22.01  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, ik kan mij niet inbeelden dat ik de enige ben die over het vliegend materieel van de krijgsmacht een vraag wil stellen. Daar is heel veel om te doen geweest. Ik heb ook in de pers gereageerd en ik wil dat in commissie herhalen, zoals ik gewoonlijk doe. Meestal gebeurt het zelfs andersom.

 

Mijn vraag dateert van begin deze maand toen we net weer problemen hadden met twee C-130’s. Het aantal pannes en mankementen die via de pers bekend geraakten, lag de voorbije maand mijns inziens vrij hoog. Ze zijn wellicht te wijten aan onder andere de ouderdom, het veelvuldig gebruik van de toestellen en de verschillende klimatologische omstandigheden.

 

Tijdens de vorige legislatuur werden A400 M-toestellen besteld ter vervanging van de meer dan 35 jaar oude C-130 Herculestoestellen en ook voor de Sea King-helicopters is er vervanging op komst met de NH 90.

 

Open Vld heeft altijd aangedrongen op een spoedige vervanging. De bestelling werd uiteindelijk over verscheidene jaren gespreid, waardoor evenwel pas de komende jaren op de nieuwe toestellen gerekend mag worden.

 

Voor de uiterst dringende vervanging van een aantal transporttoestellen van de 15e Wing wordt bovendien een leasingoperatie overwogen.

 

Gelet op het feit dat naast de militairen, de regering, het Koningshuis, de Europese Commissie en in minder mate het Belgisch Parlement gebruikmaken van de toestellen van de 15e Wing, en het 40ste Smaldeel van Koksijde als reddingsdienst aan de kust optreedt, heb ik de volgende vragen.

 

Ten eerste, kunt u garanderen dat de ingezette militaire toestellen op elk ogenblik aan de hoogste gangbare veiligheidsstandaards beantwoorden?

Ten tweede, kunnen de huidige toestellen de tijd overbruggen tot de uiteindelijke levering van de nieuwe toestellen?

 

Ten derde, klopt het bericht dat een leasingoperatie ter vervanging van de passagiertoestellen wordt overwogen? Ik ben daar niet tegen, ik vraag het me gewoon af. In de kranten heb ik trouwens de bewering als zouden de C-130’s meer in panne staan dan wat anders, tegengesproken. Volgens mijn update waren 3 toestellen in gepland onderhoud, 1 toestel was in Portugal voor beschermingswerken tegen radargeleide missiles, 2 toestellen waren in Amerika op oefening, 1 toestel was op terugweg van Kinshasa, 1 toestel was op weg naar Baku en twee toestellen stonden in Brussel in panne, maar waren dezelfde dag weer het luchtruim in. Een en ander moet dus worden gerelativeerd. Dat neemt niet weg dat de toestellen 36 jaar oud zijn, veel modificaties hebben ondergaan, wat ook een niet onbelangrijke factor is, naast het aantal uren dat ze worden ingezet.

 

Kortom, mijn vraag hoe het nu zit met het vliegend materieel van de krijgsmacht is ingegeven door bekommering en interesse.

 

22.02 Minister Pieter De Crem: Collega Vautmans, u kent evengoed de samenstelling en de leeftijd van onze vloot als de andere leden van deze commissie. U weet ook welke beslissingen er zijn genomen met betrekking tot de vervanging van bepaalde toestellen van die vloot. U kent ook de projectie in de tijd van die vervanging en u weet waarom die beslissingen tot stand zijn gekomen. Enerzijds ging het om het budgettair kader, anderzijds om politieke besluitvorming. Ik ga daar niet langer bij stilstaan.

 

Onze militaire toestellen die worden ingezet voor meerdere opdrachten worden onderhouden in overeenstemming met de voorschriften van de verschillende constructeurs. In het domein van de vliegveiligheid wordt door ons geen enkel compromis aanvaard. De vliegveiligheid van onze toestellen wordt altijd gegarandeerd. Daar kan niet van worden afgeweken. Elk vastgesteld defect wordt om de veiligheid van de passagiers en de bemanning te allen tijde te vrijwaren systematisch behandeld om het vliegtuig terug in vliegwaardige conditie te brengen. Dat is natuurlijk de evidentie zelf. Het is een standaard waaraan wij ons absoluut houden. De strikte uitvoering van de onderhoudsplannen staat garant voor inzet van de toestellen tot het moment van de geplande uitgebruikneming.

 

U weet wanneer de levering van de A400 is voorzien. Dat is ten vroegste in 2018 voor het eerste toestel. De roll out van het eerste toestel is eigenlijk al met een jaar verlaat, tot 2019. Dat wil zeggen dat we eigenlijk nog 10 jaar over onze toestellen zullen moeten beschikken. Het gros van deze toestellen – ik heb het over transporttoestellen – is intussen 35 jaar oud. Ze zijn midden de jaren ’70 aan de vloot toegevoegd. Ze zijn regelmatig geüpdatet en beschikken over moderne avionics. Een toestel dat via de verzekeringsmaatschappij wordt geleverd voor het toestel dat door de brand niet meer bruikbaar was, zal eind december te onzer beschikking zijn. De vloot zal dan weer met 11 C-130’s operationeel zijn. Ook daar is het echter zo dat door het veranderen van onze opties, meer militaire operaties in het buitenland, de toestellen heel vaak worden gebruikt, niet alleen door onze luchtcomponent maar ook door andere luchtcomponenten, dit op hun verzoek en via protocols.

 

Zoals u terecht hebt gezegd is de vervanging van de Sea King-helikopter door de NA90 aan te vatten vanaf 2011 tot 2013.

 

Het punt van de transportcapaciteit ter vervanging van de A310 is voorbereid door de administratie. Ik heb daar zelf op aangedrongen. Ik verwijs naar een aantal andere vragen dat daaromtrent werd gesteld. U weet wanneer de toestellen aan onze vloot zijn toegevoegd, in 1997 en 1998 als ik mij niet vergis. De toestellen kwamen van Singapore Airlines en beschikken over een heel specifiek motorsysteem dat geleverd wordt door Pratt & Whitney. Die toestellen zullen binnen afzienbare tijd in een end use-systeem terechtkomen, wat mij noodzaakt tot de vervanging van die toestellen.

 

De goedkeuring vaaan de staatssecretaris van Begroting om in een tussentijds kader over te gaan tot het leasen is gevraagd en zal wellicht eerstdaags worden verleend. Het gaat dus over het kopen, leasen of huren van maximaal 2.000 vlieguren in een zogenaamde procedure van dry lease. Dat wil zeggen dat ons vliegend personeel de toestellen zal bemannen.

 

Het zal ook de bedoeling zijn om de toestellen, indien mogelijk, op een tweede- of derdehandsmarkt te brengen.

 

Ik hoop dat we zo snel mogelijk de toestemming krijgen van het kabinet van de staatssecretaris van Begroting om over te gaan tot de procedure van dry lease.

 

22.03  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u hebt een vraag niet beantwoord.

 

Denkt u dat we die tien jaar nog wel zullen kunnen overbruggen met onze C-130’s of moeten we vooruitkijken? Ik ben immers heel fier op onze C-130’s.

 

22.04 Minister Pieter De Crem: Ik noem ze altijd the big old ladies van onze aircomponent.

 

De zaken zijn wat ze zijn. Het is een politieke besluitvorming geweest om die vervanging pas op dat moment te laten gebeuren. Ik zie geen andere mogelijkheid dan onze toestellen goed te onderhouden, ze te updaten met de meest moderne avionics om ze zo in de lucht te kunnen houden.

 

Wij zijn niet de enige Defensie die vliegt met toestellen met een dergelijke leeftijdscurve. Het zijn heel betrouwbare toestellen. Het is net als een wagen die al een tijd rijdt. Die moet men meer onderhouden en men heeft er meer kosten aan.

 

22.05  Hilde Vautmans (Open Vld): Ik wou nog een tweede repliek geven, maar u was heel snel met antwoorden.

 

Voor de leasing van onze Airbussen zegt u dat er heel snel een dossier zal komen.

 

22.06 Minister Pieter De Crem: Het dossier is er al.

 

22.07  Hilde Vautmans (Open Vld): Hoe lang hoopt u nog te kunnen vliegen met onze Airbussen? Hebt u daarop enig zicht?

 

22.08 Minister Pieter De Crem: Ik hoop zo snel mogelijk het groen licht te krijgen van het kabinet van Begroting voor het starten van de procedure. Wij willen zo snel mogelijk nieuwe toestellen. Het gaat over de vervanging van twee toestellen, maar we zullen eerst beginnen met een toestel.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

23 Question de M. André Flahaut au ministre de la Défense sur "le passage du statut de volontaire de 124 militaires au statut de militaires de carrière" (n° 7865)

23 Vraag van de heer André Flahaut aan de minister van Landsverdediging over "de overgang van het vrijwilligersstatuut van 124 militairen naar het statuut van beroepsmilitair" (nr. 7865)

 

23.01  André Flahaut (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je serai très bref.

 

Actuellement, 124 militaires, sous statut de volontaires, pourraient devenir militaires de carrière en vertu d'une disposition de la loi-programme. Il semble qu'on n'applique pas cette disposition pour des raisons qui ont peut-être trait à la situation budgétaire.

 

J'attire simplement l'attention sur le fait que ces militaires lésés pourraient très bien intenter une série d'actions notamment devant les juridictions pour faire valoir leurs droits puisqu'ils sont pénalisés dans leur statut.

 

23.02  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, comme vous le savez, il n'y a pas de disposition en la matière prévue dans la loi-programme.

 

L'arrêté royal du 9 juin 1999 relatif au passage au sein de la même catégorie de personnel et à la promotion sociale vers une catégorie de personnel supérieure prévoit que la candidature d'un volontaire de complément pour le passage vers le cadre de carrière ne peut être prise en considération que trois fois.

 

Les 124 volontaires de complément dont la candidature n'a pas été retenue pour la troisième fois ne peuvent plus faire valoir de droit spécifique dans ce cadre.

 

Les dispositions légales et réglementaires ont été respectées. Il n'est donc pas question d'un traitement discriminatoire ou d'un non-respect d'application de droits pour les volontaires de complément.

 

23.03  André Flahaut (PS): Je reviendrai avec d'autres éléments.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.26 uur.

La réunion publique de commission est levée à 17.26 heures.