COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN

De vergadering wordt geopend om 10.17 uur en voorgezeten door mevrouw Hilde Vautmans.

La séance est ouverte à 10.17 heures et présidée par Mme Hilde Vautmans.

De voorzitter: Ik kan u wel al meedelen dat de vergadering met eerste minister Leterme niet zal doorgaan op zijn vraag. Op die manier kunnen jullie al de nodige schikkingen treffen voor deze namiddag.

01 Questions jointes de

- M. Xavier Baeselen au ministre de la Coopération au développement sur "le programme de coopération belgo-congolais" (n° 7357)

- M. Dirk Van der Maelen au ministre de la Coopération au développement sur "la coopération au développement en RDC" (n° 7620)

01 Samengevoegde vragen van

- de heer Xavier Baeselen aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "het Belgisch-Congolees samenwerkingsprogramma" (nr. 7357)

- de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de ontwikkelingssamenwerking in de DRC" (nr. 7620)

01.01 Xavier Baeselen (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, ma question, qui date déjà d'un certain temps, me permet de revenir avec le ministre sur la problématique de la coopération belgo-congolaise.

Je vous avais interrogé avant les vacances sur l'impact de la crise belgo-congolaise sur la coopération au développement. Vous aviez annoncé que des rencontres étaient prévues au mois de septembre.

Au début de ce même mois, le ministre congolais du Plan, M. Kamitatu avait réclamé une requalification du programme de coopération belgo-congolaise, parlant d'un besoin incontournable de revoir cette coopération entre les deux pays. Il se fondait notamment sur une enquête menée par Kinshasa en mars dernier, selon laquelle parmi les 146 agences d'exécution financées par le gouvernement belge, 79 évoluaient en dehors des cadres prescrits dans le pacte de performance des partenaires, ce qui ne concourrait pas au renforcement des capacités nationales.

Le ministre congolais en appelait à ce que, je cite: "l'aide belge s'aligne sur les priorités de Kinshasa et accroisse son efficacité".

Monsieur le ministre, mon intervention sera brève.

Partagez-vous l'analyse de l'enquête réalisée par Kinshasa?

Je sais qu'entre-temps, des rencontres ont eu lieu en dehors de la Belgique et du Congo. Pouvez-vous nous informer plus amplement sur les résultats de ces rencontres bilatérales et sur l'état de la coopération belgo-congolaise aujourd'hui?

01.02 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, de diplomatieke betrekkingen tussen België en Congo zijn na de laatste passage van de minister van Buitenlandse Zaken in Kinshasa bevroren. Sindsdien heb ik moeite om te weten waar deze regering op aanstuurt.

Ik stel vast dat de minister van Buitenlandse Zaken keer op keer verklaart dat hij bij zijn standpunt, zijn harde houding en zijn hard oordeel over de Congolese regering blijft, terwijl we in de krant vernemen dat er pogingen worden ondernomen door de eerste minister om contact te leggen met president Kabila. Volgens de kranten zou hij niet verder geraakt zijn dan zijn toenmalige collega, nu ex-collega, Gizenga.

Ik stel ook vast dat de minister van Ontwikkelingssamenwerking in een paar kranten verklaringen aflegt en zegt dat het hoogtijd is dat het comité des partenaires bij elkaar komt. Niet alleen moeten de lopende projecten worden geëvalueerd, maar er moeten ook afspraken worden gemaakt over de besteding van de beschikbare middelen.

De ene neemt de harde houding aan terwijl de anderen poortjes proberen openen. Ik heb een aantal vragen. Ten eerste, hoe staat u tegenover de analyse van minister De Gucht? Hoe beïnvloedt die volgens u de ontwikkelingen in Congo? Welke invloed heeft dat op de bilaterale samenwerking tussen België en Congo?

Hoe is het gesteld met het comité des partenaires dat al vóór het reces moest zijn samengekomen? Ik heb in een interview van 23 augustus van de minister gelezen dat het hoogtijd was dat het comité des partenaires samenkwam in de loop van de maand september omdat er anders bestedingsproblemen komen.

Het is nu 8 oktober. Ben ik goed geïnformeerd dat het comité nog niet is samengekomen? Mijn bijkomende vraag is of er een datum is gepland.

Zoals collega Baeselen zegt, vond ik de persverklaring van minister Kamitatu, minister van het Plan, vrij straf. Hij reageert als volgt. De Gucht heeft ons eens zijn waarheid gezegd en wij zullen de Belgen nu eens onze waarheid zeggen en onze samenwerking - gemiddeld 206 miljoen euro per jaar - evalueren. Wat vindt u daarvan? Volgt u de analyse van minister Kamitatu? Bent u het daarmee eens of niet?

Tot slot, heeft Congo dergelijke evaluaties ook gemaakt over de samenwerking met andere landen waarmee zij aan ontwikkelingshulp doen. Zo neen, waarom niet? Hoe reageren de andere landen op de oefening die de Congolese regering heeft gemaakt?

01.03 Charles Michel, ministre: Madame la présidente, je remercie MM. les députés d'avoir posé cette question qui me permet de faire le point sur les relations entre la Belgique et la RDC sur le plan de la coopération au développement.

Depuis 2007, la coopération belge a renforcé son soutien et a souhaité encourager le gouvernement congolais dans le cadre de ses initiatives pour relever le défi d'un nouveau partenariat en faveur du développement. Dans le cadre de la préparation d'un programme indicatif de coopération, une évaluation de la coopération belge a été réalisée et a donné lieu à la tenue d'une commission mixte de la coopération en mars 2007. La signature d'un programme indicatif de coopération dont la mise en œuvre a débuté en 2008 est également intervenue.

Het grootste deel van het lopende bilaterale programma is evenwel nog van start gegaan voor de gemengde commissie van 2007 en komt voort uit het actieplan voor de transitieperiode 2004-2006 gelanceerd in 2004. Het ging om 35 miljoen euro uit het urgentieprogramma dat gelanceerd werd in juni 2006 en het transitieprogramma van 2006. Deze transitieprogramma’s hadden over het algemeen een sociale finaliteit en waren gericht op een zo direct mogelijke impact op de bevolking in navolging van het verval van de staat en van het verminderd effect van de zichtbare en merkbare vrede op de urgentieprogramma’s.

De moeilijke diplomatieke relaties met de DRC hebben op dit moment nog geen directe invloed gehad op onze ontwikkelingssamenwerkingsactiviteiten die doorgaans gewoon konden doorgaan. Een doeltreffende samenwerking is echter moeilijk binnen een context van gespannen diplomatieke betrekkingen. Onze programma’s dreigen bijgevolg minder effectief te worden.

Het comité des partenaires is een structuur die de toepassing van het indicatief samenwerkingsprogramma moet opvolgen. Dit comité keurt enerzijds de identificatiefiches goed van de tussenkomsten die door de Congolese partner worden voorgesteld voor het volgende jaar in het raam van de jaarlijkse financiële verbintenissen van het ISP. Anderzijds valideert het de formulering voor de verbintenissen van dat jaar. Het uitstel van het comité des partenaires stelt dus een concreet probleem voor het plannen van onze programma’s in het raam van het eerste jaar van het indicatieve programma door het comité. Het comité moest normaal gezien worden georganiseerd in juni op uitnodiging van de DRC. Op dit moment heb ik nog geen uitnodiging voor dat comité ontvangen.

La RDC est, tout comme la Belgique, partie prenante de la Déclaration de Paris sur l'efficacité de l'aide. Dans ce contexte, le ministre du Plan a entamé un processus d'évaluation de l'aide octroyée à la RDC. C'est en ce sens qu'à sa demande nous avons fourni, en juin 2008, au ministre Kamitatu une liste de tous les projets belges et des dépenses de l'aide belge à la RDC entre 2001 et 2007. C'est sur cette base que M. Kamitatu et ses services ont fait l'analyse qui a été présentée lors d'une conférence de presse donnée à Kinshasa le 18 septembre dernier.

La RDC souhaitait que la qualité et la cohérence de l'aide, dans la logique de la Déclaration de Paris et la Déclaration d'Accra, soient au centre des relations de coopération au développement. En tant que ministre de la Coopération au développement, je m'en réjouis d'autant plus que la Belgique a validé, lors de ma première visite à Kinshasa en janvier, un projet avec la RDC qui vise à leur transmettre une plate-forme de gestion de l'aide au sein du ministère du Plan afin de renforcer la coordination des projets menés en partenariat entre les différents bailleurs de fonds et la RDC. Pourquoi la Belgique et pourquoi pas encore les autres bailleurs de fonds? C'est certainement fondé sur le caractère ancien – M. Kamitatu l'a évoqué – des relations de coopération entre la Belgique et la RDC.

J'en viens à quelques considérations plus concrètes sur le plan politique.

1. Il est certain que les relations diplomatiques abîmées entre la Belgique et la RDC rendent plus complexes le travail de coopération au développement.

2. Le gouvernement a rappelé à plusieurs reprises, ces dernières semaines, dans les délibérations qui ont été formulées au sein du gouvernement que la volonté est bien de poursuivre les projets de coopération au développement, dans une logique de soutien direct à la population.

3. Ces derniers mois, j'ai eu l'occasion d'avoir des contacts politiques avec différents homologues du gouvernement de la RDC sur le terrain de la coopération au développement. Une rencontre a même eu lieu à New York en marge de l'assemblée générale des Nations unies, avec le ministre des Affaires étrangères et un des conseillers du président Kabila. Dans ce cadre, j'ai eu l'occasion de répéter qu'il était important pour la pérennité et la continuité d'un certain nombre de projets de coopération au développement que cette réunion du comité des partenaires puisse intervenir. La date du mois de septembre a été, à cette occasion, confirmée. La date est aujourd'hui dépassée. La réunion n'a pas été fixée parce que le gouvernement de la RDC – qui est actuellement démissionnaire – n'a pas pris l'initiative que j'avais pourtant sollicitée dans le cadre des différents entretiens, y compris à New York. Très concrètement, cela signifie qu'au moment où je parle, force est de constater qu'un certain nombre de moyens pour des projets qui devaient être exécutés en 2008 seront à tout le moins ralentis sinon interrompus.

Nous examinons avec les différents services techniques des deux administrations, la manière d'opérer pour pénaliser le moins possible les populations concernées par les projets en question. Il est certain que la non-tenue de ce comité des partenaires a comme conséquence potentielle le ralentissement ou la discontinuité de certains projets.

01.04 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse qui a permis de faire le point sur l'état du dialogue belgo-congolais, en tout cas au sujet de la coopération au développement.

Je ne peux que prendre acte des propos tenus.

Je souligne positivement le fait que, même si le premier ministre et M. Kabila ne se parlent pas, le ministre de la Coopération au développement ne ménage pas ses efforts lors de rencontres internationales pour faire en sorte que la coopération au bénéfice de la population congolaise puisse être réalisée. Je ne peux qu'encourager le ministre à continuer dans cette voie, tout en constatant que les circonstances rendent les choses difficiles. En effet, la situation politique au Congo et incontestablement, comme l'a rappelé le ministre, les tensions diplomatiques entre la Belgique et le Congo ont manifestement un impact – on l'imaginait difficilement autrement - sur les projets de coopération au développement sur le terrain.

01.05 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mevrouw de voorzitter, positief als ik ben, dacht ik dat ik moeite had om deze regering te begrijpen als het gaat over hoe moeilijk het Belgische communautaire dossier is. Dat de ene wit zegt en de andere zwart, zijn we van deze regering gewoon. Als ik eens kijk welke spreidstand deze regering er in dit dossier op nahoudt dan sta ik daar toch wel van te kijken.

Mijnheer de minister, ik heb uw perscommuniqué gelezen dat u in reactie op de uitlatingen van minister Kamitatu hebt gegeven. Ik vertaal wat er is gebeurd. De Gucht heeft zijn waarheid gezegd en Kamitatu zegt zijn waarheid. Het verwondert mij dat u in uw communiqué geen enkele blijk van steun geeft aan uw Belgische collega van Buitenlandse Zaken. U zegt, ik citeer: “Charles Michel se réjouit de constater le souci partagé de renforcer la qualité de l’aide du développement”. Ja, dat zou er nog maar aan mankeren. Met dit communiqué zegt u aan de heer Kamitatu dat wij gevolg zullen geven aan zijn vraag. Ik vind het evident dat u dit zegt. Het is een zorg van iedereen dat de kwaliteit van onze ontwikkelingssamenwerking verbetert. Hier wordt op geen enkel moment melding gemaakt dat uw collega, de minister van Buitenlandse Zaken, daar een andere houding op nahoudt. Men doet alsof dat niet is gebeurd.

01.06 Minister Charles Michel: … van de ontwikkelingshulp. Dat is ook evident, mijnheer Van der Maelen. Ik versta uw vraag niet zo goed.

01.07 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Iedereen heeft zijn waarheid gezegd. De Gucht heeft gezegd dat er een groot gebrek aan good governance en veel corruptie is in dat land.

01.08 Minister Charles Michel: En dat is juist!

01.09 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): En hij meent het recht te hebben om dat te zeggen omdat wij 200 miljoen euro per jaar aan dat land geven. Dat heeft Karel De Gucht gezegd.

Kamitatu zegt nu dat hij onze hulp eens heeft doorgelicht en bekeken in het licht van de Top van Accra. Uw reactie is dat u de vraag van de heer Kamitatu zult volgen. Over wat uw collega in de regering heeft gezegd over goed bestuur en strijd tegen de corruptie horen wij niets.

Karel De Gucht heeft in diverse interviews hints gegeven. Ik heb hier een artikel: “Belgolaise beticht van witwaspraktijken.” In dat artikel wordt gewag gemaakt van de betrokkenheid van de Congolese centrale bank en de gouverneur van deze bank wordt verdacht van witwaspraktijken met gelden uit…

01.10 Minister Charles Michel: (…).

01.11 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Karel De Gucht heeft geen ongelijk als hij zegt dat daar een probleem rijst.

01.12 Minister Charles Michel: En wat zijn de gevolgen?

01.13 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Ik vind dat het getuigt van een gebrek aan eenheid en coherentie in de regering als u niets meer zegt over de uitlatingen van Karel De Gucht en de heer Kamitatu gewoon volgt.

Over dat communiqué…

01.14 Minister Charles Michel: Mevrouw de voorzitter, dat waren niet de voorziene vragen. Ik ben beschikbaar om te antwoorden maar dit is een reactie.

De voorzitter: Laat ons nu naar de repliek van de heer Van der Maelen luisteren. Dan gaan we even terug naar de minister. Daarna krijgt de heer Van der Maelen zoals het hoort opnieuw het laatste woord. Mijnheer Van der Maelen, mag ik u vragen om beknopt te zijn?

01.15 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Ik zal het proberen, mevrouw. U weet dat ik daar moeite mee heb.

Ik heb hier het perscommuniqué van de heer Kamitatu. Hij klaagt dat feit dat er veel uitvoeringsagentschappen zijn. U en ik weten waarom deze uitvoeringsagentschappen onder Belgisch toezicht en Belgische controle staan. Dat is zo omdat we weten dat er zoveel corruptie is in die administratie. Daarin toegeven zonder dat u in uw eerste reactie ook maar enige melding maakt van steun aan het standpunt van de minister van Buitenlandse Zaken vind ik gevaarlijk. Idem voor de ngo’s. Zij worden in dit communiqué van minister Kamitatu in de hoek gezet. U en ik weten dat ze in de transitieperiode een belangrijke pijler was van de democratisering van het land was, namelijk de civiele maatschappij. We weten wat er sedertdien in Congo gebeurd is. Zeker die regering probeert de civiele maatschappij aan de kant te schuiven. Het is dus niet toevallig dat er kritiek en commentaar is. Mijn fractie is van mening dat we tegenover een regering die er niet slaagt om iets te doen aan de corruptie – of dat niet wil, dat wil ik nog in het midden laten – een serieuze tegenmacht nodig hebben van de civiele samenleving.

Ik rond af met twee vragen. Ik denk dat dit normale vragen van de oppositie zijn. Welk doel heeft ons Afrika-beleid eigenlijk? Welke strategie kiest deze regering? Ik vraag dus niet welke strategie Charles Michel kiest of welke strategie Karel De Gucht kiest, ik wil weten welke strategie deze regering kiest.

De voorzitter: Mijnheer Van der Maelen, voor ik het woord aan de minister geef toch een korte reactie. Ik meen dat uw bijkomende vragen toch een reactie van de minister veroorloven. Ik kan u meedelen dat ik een brief heb geschreven aan de ministers Michel en De Gucht om hier in het Parlement een gezamenlijke zitting te vragen over het Afrika-beleid. We zijn op zoek naar een datum. Ik schat dat dit pas zal lukken in de maand november. U weet dat oktober een heel drukke maand is voor de regering. We zullen dus hopelijk in november een datum kunnen vastleggen om dat debat te houden.

Mijnheer de minister, ik geef u graag het woord voor een reactie op de beschuldiging dat de regering geen eenheid vormt.

01.16 Minister Charles Michel: Mijnheer de voorzitter, het is logisch dat de oppositie zo denkt en die boodschap probeert over te brengen. Zijn er binnen een regering nuances? Natuurlijk zijn er nuances.

Ik heb een aantal elementen van antwoord met betrekking tot DRC.

Ten eerste, hebben de diplomatieke moeilijkheden gevolgen voor de ontwikkelingssamenwerking? Ja. Zijn er positieve gevolgen? Neen, er zijn negatieve gevolgen. Het is ingewikkeld. Het sluiten van de consulaten in Dona en Bukavu zorgt voor moeilijkheden voor de mensen op het terrein om hun werk te doen. Dat is evident.

Ten tweede, de Belgische regering heeft voor de zomer haar officieel standpunt gegeven, het is dus niet het standpunt van Karel De Gucht of Charles Michel, uitgedrukt via de heer Leterme. Wij wensen een normalisatie van de betrekkingen met de DRC. Dat is het officiële standpunt van de Belgische regering.

Wij willen dat de bevolking het minst mogelijk slachtoffer van de situatie wordt. Dat is onze bedoeling. Als minister van Ontwikkelingssamenwerking tracht ik zo goed mogelijk te werken met de diensten, de ngo's, de CTB, het DGOS om de bevolking te steunen. Wij proberen ons best te doen om de minst negatieve gevolgen voor de continuïteit van de projecten te bekomen. Ik ben eerlijk. Ik zeg daarover de waarheid. Er is een risico van gebrek aan continuïteit van de projecten.

De technische vergadering, het Comité des partenaires, had moeten plaatsvinden in september. Ik stel vast dat dit niet het geval is. Ik hoop dat wij in de loop van de volgende dagen of weken een antwoord zullen krijgen. Als een dergelijke vergadering niet plaatsvindt, wordt de situatie van de problematiek van de continuïteit van de projecten nog slechter.

Wat is immers de bedoeling van het Comité des partenaires? Beslissingen nemen over de engagementen van 2008. Als er geen beslissing wordt genomen, betekent dat immers een vertraging van de projecten. Wij moesten ook de projecten voor 2009 bepalen. Er is dus ook een vertraging van de projecten voor 2009.

Dat zijn dus de problemen van de ontwikkelingssamenwerking.

Ik kom tot een derde punt. U probeert een andere boodschap te geven, maar ik bevestig dat de Belgische regering het eens is over het feit dat er in Congo veel problemen inzake goed bestuur en mensenrechten bestaan. Het is een land dat zich in een conflictsituatie bevindt. U weet dat de voorbije dagen en weken de situatie in Oost-Congo opnieuw verslechtert. U hebt ook de verklaring van Nkunda gezien. In een land met een dergelijk gevaarlijke crisis zijn er veel problemen inzake goed bestuur en mensenrechten. U weet dat. Ik weet dat. Ik zeg dat ook.

De Belgische regering moet natuurlijk een politieke boodschap en een pleidooi houden. De regering is het daarover eens. Ik zeg, de regering zegt dat ook, dat wij naar een normalisering moeten gaan. Ik denk dat wij doeltreffender kunnen optreden als er contacten bestaan en als er een dialoog mogelijk is. De dialoog afbreken, betekent een verlating van de bevolking. Daarom sta ik in het kamp van de mensen die denken dat wij er alles moeten aan doen om de contacten en de betrekkingen te onderhouden of te versterken. Zo is het mogelijk om positieve boodschappen te geven, bijvoorbeeld over de mensenrechten of over goed bestuur.

De voorzitter: Het debat over de mensenrechten zullen wij straks nog voeren, wanneer wij het verslag van de regering zullen bespreken over de naleving van de mensenrechten in de landen waarin wij aan ontwikkelingssamenwerking doen. Mijnheer Van der Maelen, u hebt het woord. Per uitzondering krijgt ook de heer Flahaut nog het woord, omdat wij een iets uitgebreider debat aan het voeren zijn.

01.17 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Ik overloop de zaken heel snel. In de maand mei of juni gaf Karel De Gucht een straffe boodschap af in Kinshasa. De Congolezen reageerden onder meer met de sluiting van twee consulaten-generaal en de bevriezing van de contacten. De Belgische regering vraagt een normalisatie. De Congolezen blijven doof. Zij reageren niet.

Ik vind het merkwaardig, mijnheer de minister, dat u uitgestuurd wordt – u zegt nu dat het een standpunt van de regering is – om de ontwikkelingssamenwerking weer vlot te krijgen. U maakt op geen enkel moment – ik kijk naar uw communiqué – melding van het feit dat de Belgische regering bij het standpunt, en de straffe boodschap, van de minister van Buitenlandse Zaken blijft.

Voor mij zijn er maar twee mogelijkheden: ofwel was de boodschap van Karel De Gucht in mei of juni echt gemeend en dan moet de regering daaruit conclusies trekken, ofwel heeft Karel De Gucht in Kinshasa uit zijn nek gekletst, is die boodschap niets waard en dan kan men, zoals u nu aan het doen bent, gewoon de ontwikkelingssamenwerking weer vlot krijgen, zonder over de rest nog te praten.

01.18 Minister Charles Michel: Hij heeft dat nooit gezegd.

01.19 André Flahaut (PS): Madame la présidente, vous faites bien de programmer une réunion - d'ailleurs, elle avait été promise - entre le premier ministre et les ministres des Affaires étrangères, de la Coopération et éventuellement de la Défense sur la politique africaine. Nous l'attendons, tout comme nous attendons aussi une note du ministre des Affaires étrangères sur la politique africaine, note qui ne se limiterait pas au seul Congo.

Dès que le problème s'est posé au Congo, j'avais suggéré au premier ministre de prendre une certaine initiative. Elle n'a pas été prise. Ensuite, d'autres tentatives ont été faites. Elles ont échoué. Aujourd'hui, la crise est là. La situation persiste. Malgré toutes les tentatives, concertées ou non au Congo avec la présidence de la République et en Belgique avec le ministre pour essayer de relancer le débat, le dossier reste bloqué. Je ne voudrais pas que cet argument devienne prétexte à prévenir les Congolais qu'ils seront pénalisés en cas d'inertie. Le monde a évolué et les Congolais ne se formalisent plus d'un tel discours. Ils ont d'autres interlocuteurs. En effet, nous ne sommes plus leurs interlocuteurs privilégiés. Le jour où nous nous assoirons à une table avec eux, il faudra y inviter d'autres interlocuteurs aussi. Je ne pense pas uniquement aux Chinois. D'autres sont là et sont même très présents. Depuis que nous n'y sommes plus présents, d'autres pays ont pris la relève: les Américains n'ont jamais été aussi présents; les Anglais l'ont toujours été; les Hollandais le sont via les Africains du Sud, sans parler des Français.

Nous pouvons peut-être espérer un contact entre le président Kabila et le premier ministre Leterme lors du Sommet de la francophonie. Encore faudrait-il qu'ils s'y rendent. À l'ONU, ni l'un ni l'autre n'assistaient à la réunion, ce pour des raisons diverses.

Je voudrais attirer votre attention sur le point suivant: la situation à l'Est du Congo n'est pas simplement un problème de gouvernance. Elle résulte du fait que l'on ne donne peut-être pas les moyens à un État souverain de régler un problème. Il faudra un jour que l'on se pose clairement la question. Aussi, de grâce, approchons le Congo comme un partenaire et plus, comme notre ministre des Affaires étrangères l'a fait, avec une violence et une maladresse excluant toute diplomatie, et qui se traduisait par la technique du gros doigt, plus proche du néocolonialisme que de ce qu'on attend aujourd'hui.

Nous pouvons également les aider à apporter les corrections nécessaires en étant de réels partenaires, sans pour autant faire preuve de paternalisme ou retomber dans le néocolonialisme.

Nous avons aujourd'hui devant nous un peuple souverain qui s'est doté d'institutions. Cela peut plaire ou non. Certains soutenaient Bemba, d'autres étaient partisans de Kabila. Toujours est-il que pour l'heure, nous pouvons nous réjouir que Bemba ne soit pas au pouvoir, sinon nous aurions été confrontés à un gros problème.

Cette matière mérite de faire l'objet de discussions. Mais, selon moi, c'est dans la discrétion que nous parviendrons à régler la situation et non en procédant à une multitude de déclarations.

De voorzitter: Ik stel voor dat we dit incident sluiten. We kunnen uitvoerig ingaan op Congo en op het respect voor de mensenrechten wanneer we het laatste punt van de agenda, met name het verslag, bespreken.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

La question n° 7518 de M. Pierre-Yves Jeholet est transformée en question écrite. Het volgende punt omvat vijf samengevoegde vragen over onze ontwikkelingssamenwerking in Afghanistan. Collega's, mag ik vragen dat wij nu wel de spreektijd respecteren, dus twee minuten per vraagsteller.

02 Samengevoegde vragen van

- de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de mededeling over de vrijmaking van 6 miljoen euro extra voor ontwikkelingssamenwerking in Afghanistan" (nr. 7576)

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de ontwikkelingssamenwerking in Afghanistan" (nr. 7658)

- mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de bijkomende steun van Ontwikkelingssamenwerking voor Afghanistan" (nr. 7662)

- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de humanitaire situatie in het noorden van Afghanistan" (nr. 7687)

- mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de ontwikkelingssamenwerking in Afghanistan" (nr. 7700)

02 Questions jointes de

- M. Dirk Van der Maelen au ministre de la Coopération au développement sur "la communication relative au déblocage de 6 millions d'euros supplémentaires destinés à la coopération au développement en Afghanistan" (n° 7576)

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Coopération au développement sur "la coopération au développement en Afghanistan" (n° 7658)

- Mme Brigitte Wiaux au ministre de la Coopération au développement sur "l'aide complémentaire de la Coopération au développement en Aghanistan" (n° 7662)

- M. Georges Dallemagne au ministre de la Coopération au développement sur "la situation humanitaire dans le nord de l'Afghanistan" (n° 7687)

- Mme Hilde Vautmans au ministre de la Coopération au développement sur "la coopération au développement en Afghanistan" (n° 7700)

02.01 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mevrouw de voorzitter, ik zal mijn vraag aflezen.

Naar aanleiding van de mededeling dat ons land 6 miljoen extra vrijmaakt voor ontwikkelingssamenwerking in Afghanistan, wil ik de minister volgende vragen stellen.

Ten eerste, waarom stuurde België op de conferentie voor Afghanistan in Parijs staatssecretaris Chastel, en geen minister, hoewel onder andere president Sarkozy, VN Secretaris-Generaal Ban Ki-moon, Condoleezza Rice en tal van andere ministers van Buitenlandse Zaken op de conferentie aanwezig zouden zijn?

Ten tweede, welke financiële toezeggingen heeft België gedaan in Bonn in 2001? Klopt het dat het gaat om 60 miljoen euro in twee vijfjaarlijkse schijven van 30 miljoen euro voor respectievelijk 2002-2006 en 2007-2011?

Ten derde, werd de eerste schijf van 2002-2006 reeds volledig besteed?

Ten vierde, is het mogelijk om een gedetailleerd overzicht te geven van de bestedingen die reeds werden gedaan respectievelijk gepland, en dit voor zowel de eerste als de tweede schijf?

Ten vijfde, hoe verhoudt dat bedrag, met andere woorden het civiele engagement van België in Afghanistan, zich tot de toezeggingen van andere landen die militair aanwezig zijn in het land?

Ten zesde, op welke manier verhoudt de 6 miljoen extra voor ontwikkelingssamenwerking in Afghanistan zich tot de eerder gedane financiële toezeggingen in Bonn? Gaat het hier werkelijk om nieuwe middelen dan wel om hergebruik van eerder beloofde en vrijgemaakte middelen?

Ten zevende, welke nieuwe toezeggingen, als die er al zijn, werden gedaan op de conferentie voor Afghanistan in Parijs?

02.02 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, tijdens ons bezoek aan Afghanistan werd er aangekondigd dat u 6 miljoen euro extra zou besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Wij vragen duidelijkheid over de besteding van de middelen. Ons land heeft na de aanslagen van 11 september 60 miljoen euro beloofd voor ontwikkelingssamenwerking aan Afghanistan over een periode van 2001 tot 2011.

Die totale som van 60 miljoen zou worden verdeeld over twee vijfjaarlijkse schijven van elk 30 miljoen voor 2001 tot 2006 en 2007 tot 2011. Het is ons echter niet duidelijk of de 30 miljoen van de eerste schijf al volledig is besteed. De beschikbare informatie lijkt toch wel op het tegendeel te wijzen. Wij refereren aan cijfers die beschikbaar zijn op de website van de Belgische ontwikkelingssamenwerking en die betrekking hebben op de periode vanaf 2003. Tussen dat jaar en 2006 zou er ongeveer 18 miljoen euro aan ontwikkelingshulp zijn besteed. Het is weinig waarschijnlijk volgens ons dat de resterende 12 miljoen euro van die eerste schijf van 30 miljoen euro besteed zou zijn tussen oktober 2001 en december 2002.

De conclusie is dan ook dat ongeveer 12 miljoen euro unaccounted is en niet besteed werd. De meest voor de hand liggende verklaring daarvoor zou kunnen zijn dat een deel van het bedrag nu wordt gerecycleerd als zijnde de 6 miljoen euro die nu zogenaamd extra zal worden besteed.

Ik wil een aantal vragen stellen. Ten eerste, welke bedragen van die eerste schijf van 30 miljoen euro werden reeds besteed en wanneer? Ten tweede, indien die eerste 30 miljoen euro nog niet volledig werd besteed, wanneer zal dat dan gebeuren? Ik wil daarover graag duidelijkheid aangezien er toch engagementen werden aangegaan. Ten slotte, hoe past de aangekondigde 6 miljoen euro in dat plaatje? Maakt dat deel uit van de eerste schijf van 30 miljoen euro of komt dat bovenop de 60 miljoen?

02.03 Brigitte Wiaux (cdH): Madame la présidente, monsieur le ministre, je serai très brève puisque mes deux collègues en ont déjà dit beaucoup.

La presse s'est fait l'écho de notre voyage en Afghanistan et de l'aide complémentaire que votre département pourrait fournir notamment à l'agriculture, à l'aide alimentaire. On parle d'une augmentation de l'ordre de 20% par rapport à la somme actuelle.

Monsieur le ministre, vous avez dit dans la presse que tous les indicateurs prédisaient une grave crise alimentaire dans les mois qui viennent, ce qui aurait d'ailleurs été corroboré par un communiqué AFP du CICR du 6 octobre.

Je souhaiterais vous entendre sur ce sujet.

02.04 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, la situation humanitaire en Afghanistan semble s'être brutalement dégradée, notamment dans le nord du pays où le CICR annonce que 200.000 personnes vont probablement se déplacer dans les semaines qui viennent à cause de la sécheresse, de l'insécurité et de la hausse des prix des denrées alimentaires. Cela concerne notamment les provinces de Kondoz, de Balkh, de Faryab, de Badghis.

J'aurais voulu connaître votre appréciation de l'évolution de la situation.

Dans quelle mesure l'aide belge, qui a été récemment augmentée, permettra-telle de faire face à l'évolution de la situation?

02.05 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, ik was niet mee naar Afghanistan, maar ik heb gehoord dat u daar een pleidooi hebt gehouden voor een goede samenwerking tussen Landsverdediging en Ontwikkelingssamenwerking. Ik was daarmee heel gelukkig, want ik houd dat pleidooi al jaren. Wij streven hetzelfde doel na, een verbetering van de situatie van de bevolking en het bewerkstelligen van vrede. Het een gaat niet helaas niet zonder het ander.

U zegt: 6 miljoen euro extra. Mijn collega's hebben het al gevraagd. Aan welke projecten zal die 6 miljoen euro extra worden besteed? U hebt UNDP, Aga Khan Foundation en de ngo Solidarité Afghanistan-Belgique. Zijn er nog andere organisaties die in aanmerking komen, of is die 6 miljoen euro extra al verdeeld? Kunt u specificeren over welke landbouwprojecten het gaat?

Dan wil ik mijn vraag een beetje opentrekken. Zult u de samenwerking tussen Ontwikkelingssamenwerking en Landsverdediging - voor mij is Buitenlandse Zaken daarin ook een essentiële partner - ook doortrekken in de andere landen waar wij actief zijn? U weet dat wij in deze commissie maandenlang hebben gedebatteerd over een herziening van de wet op de Ontwikkelingssamenwerking. Een van de conclusies die wij hebben getrokken, was dat het zinvol was, om in een land waar wij aan ontwikkelingssamenwerking doen en dat een partnerland is, een ambassade te hebben. Dat moet worden doorgetrokken in de samenwerking met Landsverdediging.

Hoe ziet u dit concreet in de andere landen waar ons land militair actief is, zoals Libanon en Tsjaad? Hoe ziet u concreet de verdere samenwerking tussen Ontwikkelingssamenwerking en Landsverdediging? Bent u bereid om een deel van de kosten van de CIMIC in uw budget op te nemen? Onze militairen doen in heel veel landen zeer goede CIMIC-projecten. Uiteraard wordt het loon van de militairen door Landsverdediging gedragen. Zij zouden veel meer kunnen doen als wij meer geld zouden hebben om materialen aan te kopen. Bent u bereid om daarover ook te spreken?

02.06 Charles Michel, ministre: Madame la présidente, chers collègues, je vous remercie pour les questions que vous m'avez posées sur l'Afghanistan. Par ailleurs, je me félicite de l'intérêt que suscite l'action de la coopération belge dans ce pays.

Depuis 2001, les dépenses en aides publiques au développement atteignent 44 millions d'euros. Si vous le souhaitez, je vous communiquerai par écrit le détail de ces dépenses année par année.

Il est utile de préciser que l'ensemble de l'aide publique belge au développement n'est pas uniquement réalisé par la Coopération au développement. D'autres ministères y contribuent également comme celui des Affaires étrangères. Il y a aussi d'autres acteurs, comme les Régions, les provinces et les communes. Il était important de le souligner. Par cette précision, je réponds d'ailleurs déjà aux remarques de notre collègue De Vriendt. En effet, l'aide au développement sur le budget de la Coopération au développement ne constitue qu'une partie, certes très importante, des moyens mis en œuvre pour l'Afghanistan conformément aux engagements généraux du gouvernement belge sur ce point.

Ces dépenses renvoient à deux engagements de la Belgique: un premier engagement de 30 millions d'euros sur cinq ans, annoncé lors de la Conférence de Tokyo, en janvier 2002, et un second engagement de 30 millions d'euros sur cinq ans, annoncé en 2006 pour la période 2007-2011. Les 20% supplémentaires que j'ai annoncés participent donc à la volonté de porter ces 6 millions d'euros supplémentaires pour la période entre 2009-2011 dans le cadre du deuxième engagement initial de 30 millions d'euros qui sera ainsi porté à 36 millions d'euros. Les 6 millions d'euros supplémentaires seront exclusivement assumés par le budget de la Coopération au développement.

Bovenvermelde bijdragen liepen eind 2003 op tot in totaal 15 miljoen euro en waren dus goed voor de helft van de Tokyo pledge.

Vanaf 2004 kwamen de bijdragen minder van de budgetten voor dringende humanitaire hulp, maar werden zij ingeschreven op het budget multilaterale samenwerking.

De nadruk lag vanaf 2004 ook meer op het herstel van de essentiële staatsstructuren en op ontwikkeling. De belangrijkste bijdrage is naar UMDP gegaan met 13,5 miljoen euro voor het National Area Based Development Program. Door vertragingen vanwege UMDP is de laatste schijf pas dit jaar uitbetaald.

Een tweede bedrag van 1,5 miljoen euro over drie jaar is naar UNIFEM gegaan voor steun aan het Aghaanse ministerie voor Vrouwenzaken. In de periode 2004-2006 zijn bovendien nog een paar kleinere bijdragen gegeven via de budgetten conflictpreventie en transitie en aan enkele Belgische ngo’s die zich op Afghanistan richten.

Il s'agit notamment de Solidarité Afghanistan-Belgique et Afghanistan Libre.

La phase 2 portait sur 30 millions d'euros à partir de 2007, qui sont devenus 36 millions d'euros.

En 2006, mon prédécesseur a promis cette nouvelle contribution de 30 millions d'euros sur cinq ans. Dans ce cadre, 13 millions ont déjà été dépensés, principalement via des organisations internationales et des ONG. Je me suis engagé, lors de ma visite en Afghanistan, à augmenter ces moyens. Les canaux d'exécution sont à l'étude.

En ce qui concerne les engagements pour les années à venir, il semble envisageable de prolonger les programmes que nous avons soutenus par le passé avec certains partenaires comme le PNUD et la Fondation Aga Khan, sur base des évaluations qui sont en cours. De plus, mon administration étudie entre autres la possibilité de s'engager dans le Trust Fund de la Banque mondiale pour la reconstruction de l'Afghanistan. J'y suis a priori favorable. Ce fonds présente l'avantage majeur de suivre le plan de reconstruction du gouvernement afghan, ce qui est un élément important.

Quant au niveau de notre aide alimentaire, il sera en tout cas maintenu et vraisemblablement renforcé.

En ce qui concerne les moyens chiffrés que je viens d'évoquer, je veux attirer l'attention sur la distinction entre les engagements et les ordonnancements. Les chiffres dont nous parlons ici portent bien sur des engagements. De nombreux dossiers sont dans les pipe-lines administratifs, de sorte que les engagements puissent progresser rapidement afin que les ordonnancements puissent suivre conformément aux promesses importantes qui ont été faites.

Ik beschik niet over de exacte cijfers van de uitgaven van de officiële ontwikkelingshulp van andere landen die militair aanwezig zijn in Afghanistan. In 2006-2007 was België de 24^stedonor in Afghanistan. We staan in de top 10 van de Europese landen. De belangrijkste donoren zijn de Verenigde Staten, de Europese Unie, het Verenigd Koninkrijk, de International Development Association, Canada, Duitsland, Japan, Nederland, Noorwegen en het Asian Development Fund. Op de conferentie van donoren te Parijs in juni 2008 werd België op ministerieel niveau vertegenwoordigd. De keuze van de Belgische vertegenwoordiging hangt af van de verschillende agenda’s van de leden van de regering en van hun beschikbaarheid. België heeft tijdens die conferentie geen nieuwe beloften gedaan maar heeft het engagement van 30 miljoen euro bevestigd.

Enfin, pour répondre à la question de M. Dallemagne concernant la situation humanitaire dans le nord de l'Afghanistan, je préciserai que la crise alimentaire et la mauvaise récolte de cette année frapperont certainement le pays dans son ensemble. Les organisations internationales et les donateurs en sont conscients.

Pour l'aide alimentaire, j'ai débloqué cette année 1,5 million d'euros pour l'Afghanistan. Cette contribution est gérée par le PAM sans que nous ne lui ayons imposé de travailler dans une région particulière de l'Afghanistan. Ce programme fixe en effet lui-même les priorités et les moyens d'action sur la base des besoins qu'il a identifiés et de son expérience sur le terrain.

Mevrouw Vautmans stelt een meer algemene vraag over de samenwerking tussen Defensie en Ontwikkelingssamenwerking. Mijn collega Pieter De Crem en ikzelf hebben in Afghanistan gezegd dat er geen ontwikkeling mogelijk is zonder veiligheid. Er is echter ook geen duurzame veiligheid mogelijk zonder een versterking van de ontwikkelingsmiddelen.

Dat geldt voor alle landen in conflict- of post-conflictsituaties. De twee benaderingen moeten volgens ons samengaan.

Deze boodschap lag ook aan de oorsprong van ons gezamenlijk bezoek aan Afghanistan. België steunt ook al projecten in Libanon, Soedan en Tsjaad. Er zijn trouwens nog andere gezamenlijke projecten aan de gang of in voorbereiding, bijvoorbeeld in de DRC of in Burundi.

02.07 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Misschien zou het goed zijn als we daarover ook eens een gezamenlijk debat hebben met de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Landsverdediging en de minister van Ontwikkelingssamenwerking.

Ik ben een groot voorstander van een politieke oplossing. Ik geloof ook sterk dat we het probleem via meer internationale hulp kunnen oplossen. Mijn standpunt met betrekking tot de militaire optie is gekend. Ik sta daarin niet alleen. Velen beweren dat een sterke militaire aanwezigheid, nu een nog versterkte militaire aanwezigheid… Het gaat niet alleen om onze F-16’s, er is sprake van dat de militaire inspanning in Afghanistan door België en andere landen nog zou worden opgedreven. Ik denk dat die twee elementen elkaar tegenwerken.

Ik las in het interview met de minister dat men met die toegenomen hulp een psychologisch effect wil teweegbrengen. Wij denken dat er een psychologisch effect is. Plaats u echter even in de schoenen van de Afghanen. Zij stellen vast dat de Belgen sympathie willen wekken met projecten maar dat ze tegelijkertijd de burgers bombarderen. We weten allemaal dat het grootste aantal burgerslachtoffers door die bombardementen valt. Volgens mij werkt dat elkaar tegen.

Ten tweede, ik stel vast dat een deel van de hulp via multilaterale weg verloopt. De Aga Khan Foundation ken ik niet, de ngo Solidarité Afghanistan-Belgique. Hoe gaat de veiligheid van die ngo’s worden gegarandeerd? Wie gaat daarvoor instaan? Is dat het Belgisch leger of zijn dat andere eenheden? Hoe gaat men zorgen voor eventuele andere partners die daar namens België projecten gaan uitvoeren? Ik kon niet meegaan omdat ik geen lid ben van de commissie – en geen lid wil zijn van die commissie – maar ik meen te weten dat de Belgische troepen de basis van Kandahar niet mogen verlaten. Hoe gaan we dat dus doen?

Ten slotte, mevrouw de voorzitter, met uw pleidooi voor het op rekening zetten van de budgetten voor ontwikkelingssamenwerking van CIMIC-operaties ben ik het helemaal niet eens. Ik wil even twee cijfers meegeven. Volgens mijn informatie zou de ganse internationale gemeenschap in de voorbije zeven jaar in Afghanistan 17 miljard dollar hebben besteed aan civiele hulp. Alleen de Verenigde Staten hebben al 140 miljard dollar uitgegeven. Als we daar nog de bedragen aan zouden toevoegen van de 39 andere landen die daar aanwezig zijn, dan zien we die wanverhouding.

Als men dus de zwaarden wil omsmeden tot ploegen – en daar ben ik voor – dat men dan een beetje geld van die waanzinnige militaire…

De voorzitter: U vraagt toch dat de zwaarden de ploegen nog beschermen, heb ik net gehoord.

02.08 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Ik ben 100% voorstander om een beetje geld van de waanzinnig hoge militaire uitgaven te gebruiken voor CIMIC. Laat dit echter niet op rekening van het budget van Ontwikkelingssamenwerking.

De voorzitter: Ik zal straks reageren. Ik geef het woord aan de heer De Vriendt.

02.09 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik wil mij ook aansluiten bij de vraag van de heer Van der Maelen en anderen naar een debat over de mate van ontwikkelingssamenwerking, de relatie tussen Ontwikkelingssamenwerking en Defensie en onze militaire engagementen in Afghanistan.

Ik wacht een beetje op een politieke verklaring van de ministers Michel, De Crem en De Gucht. Het is goed om een inspanning aan te kondigen op het vlak van wederopbouw en ontwikkeling. Mijn partij is daarvan voorstander. Wij kunnen echter allemaal zien dat de huidige strategie in Afghanistan niet werkt. De onveiligheid neemt toe. Dan blijf ik op mijn honger zitten. Ik heb een normale reflex om van onze ministers te verwachten dat zij hun gewicht in de schaal leggen om naar een strategiewissel in dat land te gaan. Dat ontbreekt tot op vandaag. Wij horen losstaande verklaringen en uitspraken, maar ik verwacht een strategiewissel. Ik verwacht verklaringen van minister De Crem en minister Michel om naar een bredere strategie te gaan. Tot op vandaag wachten wij daarop, en ik niet alleen. Meer en meer experts en Vlaamse en Belgische academici concluderen dat de strategie niet werkt. Een strategiewissel dringt zich dus op.

Tenslotte wil ik waarschuwen voor een pleidooi voor een samenwerking tussen Ontwikkelingssamenwerking en Defensie. Ik denk dat wij zeer voorzichtig moeten zijn met een al te grote verwevenheid tussen militaire inspanningen en inspanningen op het vlak van wederopbouw. Laat ons toch niet de fout maken om de twee zaken door elkaar te halen. De neutraliteit van wederopbouw, de neutraliteit van ontwikkeling moet absoluut gewaarborgd zijn, moet zichtbaar zijn voor alle spelers op het veld. Als blijkt dat mensen die aan ontwikkeling en wederopbouw doen in Afghanistan als een van de strijdende partijen worden bekeken, hebben wij een zeer groot probleem. Ik denk dat de ngo's zeer waakzaam zijn dat die verstrengeling niet gebeurt. Ik wil dus een grote nuancering aanbrengen in het pleidooi dat ik net heb gehoord, onder andere van u, mevrouw Vautmans, voor een samenwerking tussen Defensie en Ontwikkelingssamenwerking.

02.10 Brigitte Wiaux (cdH): Madame la présidente, je remercie le ministre pour les précisions qu'il a apportées dans sa réponse.

02.11 Georges Dallemagne (cdH): Madame la présidente, d'abord, un petit mot au sujet des propos de M. Van der Maelen qui laisse entendre – il faut faire attention à ce qu'on dit –, d'une part, qu'on bombarderait des civils et, d'autre part, qu'on irait…

02.12 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): (…)

02.13 Georges Dallemagne (cdH): Non, monsieur Van der Maelen, vous ne pouvez pas dire que l'armée belge a bombardé des civils. Je trouve cela parfaitement inacceptable: cela n'a pas eu lieu. Non, ça ne s'est pas passé! C'est donc inacceptable!

Deuxièmement, nous savons tous que la stratégie actuelle en Afghanistan ne fonctionne pas. Nous savons tous aussi qu'aujourd'hui, retirer des forces militaires d'Afghanistan conduirait à un désastre pour la population afghane. Nous le savons. Il est temps d'avoir une recherche de stratégie capable de trouver une solution politique tout en refusant de se débarrasser du problème en quittant le pays. Il s'agit de rester nuancé dans ces décisions.

Troisièmement, il convient de rester attentifs à la situation des prochaines semaines et mois qui viennent quant à l'aggravation de la situation humanitaire. En effet, l'hiver sera probablement très rude; les informations en provenance du CICR sont extrêmement pessimistes. Nous devrons pouvoir réagir non seulement à travers le PAM, et je vous félicite de ce qui a été fait par ce biais, mais peut-être aussi adapter notre aide en fonction de l'évolution de la situation, notamment de ce que peut faire le CICR en complément du PAM.

02.14 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb echter geen antwoord gekregen op mijn vraag over CIMIC. Ik zal dat dadelijk verduidelijken, maar ik wil eerst reageren op hetgeen de heer Van der Maelen en de heer De Vriendt hebben gezegd, opdat er geen misverstand zou bestaan. U moet twee zaken uit elkaar houden.

Ten eerste, het debat dat wij hier zojuist hebben gevoerd: zullen wij onze ontwikkelingssamenwerking opdrijven in landen waar wij militair actief zijn? Dat debat hebben wij vandaag aangesneden, met als testcase Afghanistan. Daarop zegt iedereen “ja”. Dat klopt? Er is geen vrede mogelijk zonder opbouw. Er is geen opbouw mogelijk zonder vrede. Dat kan ik volgen. U bent wat kritischer, mijnheer Van der Maelen, maar dat is de bottomline van het eerste debat.

Ten tweede, men moet durven verder denken, out of the box, zonder oogkleppen en zonder angst om zaken open te breken. Onze militairen – ik heb de bedragen niet bij – doen een aantal projecten op het terrein. Kijk naar Benin. Daar hebben wij wegen aangelegd en scholen en ziekenhuizen gebouwd. In Kosovo, waar ik nog op bezoek was met de heer Flahaut, toen hij nog minister was, hebben wij bushokjes gezet. Dat lijkt heel klein, maar de bevolking…

02.15 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): (…)

02.16 Hilde Vautmans (Open Vld): Dat was van het budget…

02.17 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): (…)

02.18 Hilde Vautmans (Open Vld): Laat mij uitspreken, mijnheer Van der Maelen, ik heb u ook niet onderbroken. Dat kwam uit het budget voor Defensie. Defensie heeft daarvoor een budget.

02.19 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): (…)

02.20 Hilde Vautmans (Open Vld): Als u zou luisteren, dan zou u misschien begrijpen wat ik bedoel, mijnheer Van der Maelen. Dat werd betaald met het budget van Defensie. Daarin zal blijvend worden voorzien, voor een stukje. U vroeg daarnet toch dat de militairen de mensen die op het terrein aan ontwikkelingssamenwerking doen, zouden beschermen? Hoe zult u hen beschermen, als u geen geld besteedt aan wapens? Via CIMIC alleen, zult u uw ngo’s niet kunnen beschermen op het terrein en dan zult u geen zwaarden hebben om uw ploegen te beschermen. Daarin moet u eerlijk zijn.

02.21 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): (…) door het budget van Defensie.

02.22 Hilde Vautmans (Open Vld): Men kan toch niet alles omzetten naar CIMIC, want dan kan men geen wapens kopen. Dat is toch ook duidelijk? U moet daarin eerlijk durven redeneren.

De militairen die op het terrein zijn en in hun vrije tijd CIMIC doen, willen eigenlijk meer doen. Dat is altijd mijn pleidooi geweest. Ik sta daarin alleen. Ik weet dat. De linkervleugel heeft angst daarvoor. De ngo’s protesteren ertegen. Als er een stukje van de ontwikkelingssamenwerking naar CIMIC zou gaan, dan kunnen de militairen op het terrein in hun vrije tijd heel veel goede zaken doen. Zij willen dat doen. De bevolking zou hen daarvoor dankbaar zijn.

Ik volg u wel inzake de angst en de verwevenheid. In het Rwanda-debat, u was hier toen nog niet mijnheer De Vriendt, was een van de aanbevelingen net om geen vredesoperaties en militair civiele coöperaties te doen om die verwevenheid te vermijden. Wij moeten daarvoor waakzaam zijn.

02.23 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): U haalt het voorbeeld aan van Kosovo maar in Kosovo is er op dit moment geen oorlog, in Afghanistan wel. Als onze militairen…

De voorzitter: Uiteraard, maar ik heb niet gepleit voor de CIMIC in Afghanistan, mijnheer De Vriendt. Ik heb gezegd dat ik het openbrak.

02.24 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): … is wederopbouw als concept op zich niet meer neutraal en dat is een groot probleem.

De voorzitter: De heer Flahaut wil ook even tussenbeide komen en dan de heer Van der Maelen.

02.25 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Ik wil even kort aan Georges Dallemagne zeggen dat ik niet tot degenen behoor die zeggen “Afghanistan, weg daarmee”.

Samen met vele andere specialisten zeg ik dat het een uitzichtloze oorlog is. Het voorzetten van de oorlog, en zeker het verhevigen van de oorlog, is juist een beletsel om tot een politieke oplossing te komen. Kai Aide pleit voor onderhandelingen, een onderhandelde oplossing met Pakistan en de Taliban. Ik beweer dat het geld van ontwikkelingssamenwerking dat nu wordt besteed, niet rendeert of toch zeker onvoldoende. Het zou beter zijn, mocht er een politieke oplossing komen.

De voorzitter: Afronden, mijnheer Van der Maelen.

02.26 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Het zou beter zijn om de militaire inspanning te verminderen, aan een politieke oplossing te werken en parallel daarmee tot meer internationale samenwerking te komen.

De voorzitter: Zeer kort want wij gaan dit debat afronden. Collega’s beginnen zich echt te enerveren.

02.27 Georges Dallemagne (cdH): Le pays a envie d'une solution politique. Vous avez observé que les efforts aujourd'hui du président Karzaï sont confrontés au refus d'en face: on lui dit non. Le discours est agressif, militaire. Nous sommes confrontés à ce problème.

02.28 Xavier Baeselen (MR): Madame la présidente, il y a un Règlement, mais je sais que vous êtes une présidente qui aime que les débats soient menés avec sérieux et profondeur. Vous me permettrez donc d'intervenir pour apporter une simple précision.

Je n'interviens pas contre lui, mais M. Flahaut intervient sur la question au Congo, il intervient sur l'Afghanistan. Il existe une procédure: il s'agit de déposer les questions à l'avance pour constituer un agenda qu'on connaît et on se joint éventuellement à l'intervenant. On ne peut intervenir sur tous les sujets.

02.29 André Flahaut (PS): Le Règlement est complètement "con"!

De voorzitter: Mijnheer Baeselen, ik ben hier even een en ander aan het uittesten. Ik heb een voorstel tot wijziging van het Reglement ingediend om dit soort korte interventies van partijen mogelijk te maken. Soms kan men niet aansluiten terwijl de debatten te boeiend zijn om het partijstandpunt niet te laten horen. Ik hoop dat u mijn voorstel tot wijziging van het Reglement zult goedkeuren.

02.30 André Flahaut (PS): Madame la présidente, j'ai posé une question à M. Baeselen; voulez-vous que je dépose une interpellation avec une motion motivée?

02.31 Xavier Baeselen (MR): Cela relève de votre responsabilité en tant que parlementaire de la majorité!

02.32 André Flahaut (PS): Si c'est ce que vous voulez, dites-le!

02.33 Xavier Baeselen (MR): Vous pouvez le faire. C'est votre droit. Cela relève de votre éthique en tant que parlementaire de la majorité.

La présidente: Monsieur Flahaut, je vous en prie.

02.34 André Flahaut (PS): Je vous remercie, madame la présidente, de bien vouloir me donner exceptionnellement la parole. En tout cas, je sais maintenant qu'il faut déposer systématiquement des questions, même si elles sont idiotes, pour pouvoir s'exprimer!

La présidente: Je vous demande d'être très bref.

02.35 André Flahaut (PS): Madame la présidente, quand on a quelque chose à dire, autant le faire. On n'est pas ici pour se taire!

02.36 Xavier Baeselen (MR): (…)

02.37 André Flahaut (PS): Je sais bien que vous êtes un nouveau parlementaire! C'est d'ailleurs également mon cas.

Cela étant, le débat sur le militaire et l'humanitaire est permanent. Nous l'avons connu pendant huit ans et demi.

Selon moi, il faut maintenir une différence entre les deux, mais il y a des moments, des périodes et des lieux où il faut faire collaborer les deux. Cela est parfaitement possible. Nous en avons d'ailleurs fait la démonstration, notamment au Kosovo où nous nous trouvions dans une zone où il n'y avait que des Serbes et où il n'y avait pas d'ONG. Nous étions les seuls à pouvoir agir.

Des colloques ont été organisés sur le sujet. Or chacun sait que dans les colloques, on retrouve toujours les mêmes gens qui racontent les mêmes histoires aux même personnes depuis des années.

En ce qui concerne l'OTAN, une résolution doit être votée, peut-être le 23. Cette résolution a été vidée de sa substance, notamment pour ce qui concerne la stratégie de sortie. Ainsi, on ne peut parler de "stratégie de sortie", on préfère parler de "success strategy", ce qui ne veut rien dire. Telle est la volonté de l'OTAN. En tout cas, elle ne souhaite pas que des dates relatives à un éventuel retrait de l'Afghanistan soient fixées parce que nous sommes dans une impasse.

Aujourd'hui, la réponse de l'OTAN est de dire "toujours plus". Alors que nous avons déjà cédé à la pression américaine pour armer nos F-16, on nous réclame maintenant nos C-130. Cette situation est intenable pour notre pays! Cela fera d'ailleurs l'objet d'un beau débat au niveau du gouvernement et du parlement.

Monsieur Dallemagne, il ne faut pas être hypocrite. Comme vous, j'ai lu dans "Le Soir" que les F-16 avaient tiré au canon.

Si j'ai bien écouté le ministre de la Défense, nous avons envoyé des F-16 dans ce pays pour démontrer que nous étions capables de mener des opérations militaires.

Effectivement, nous tirons. Effectivement, les militaires belges sont engagés dans une guerre dans ce pays.

02.38 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur Flahaut, entre ce qu'a dit M. Van der Maelen et ce que vous dites, il y a plus qu'une marge…

M. Van der Maelen a accusé nommément nos troupes d'avoir tiré sur des civils. Or, si vous étiez bien informé, monsieur Flahaut, vous sauriez qu'ils ont renoncé à effectuer des tirs parce que des populations civiles étaient proches. Voilà la vérité, monsieur Flahaut, et non ce qu'a dit M. Van der Maelen! Je ne suis pas un hypocrite mais, en revanche, vous êtes mal informé!

De voorzitter: Collega’s, wij ronden het debat af.

Ik stel een nieuwe trend vast: collega’s beginnen mekaar te ondervragen in plaats van de minister. Het debat heeft alvast de noodzaak aangetoond om onze commissie vaker te laten vergaderen; er zijn heel veel vragen en discussies.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

Er staan nog twee mondelinge vragen op de agenda en daarna volgt een groot debat over de naleving van de mensenrechten. Ik hoop dat iedereen het respect heeft om te blijven en dat debat te voeren.

03 Questions jointes de

- M. Georges Dallemagne au ministre des Affaires étrangères et au ministre de la Coopération au développement sur "la politique de la Belgique en Afrique Centrale" (n° 7685)

- Mme Juliette Boulet au ministre de la Coopération au développement sur "les fonds alloués à la coopération au développement en RDC Congo et la dette extérieure" (n° 7691)

03 Samengevoegde vragen van

- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Buitenlandse Zaken en aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "het Belgisch beleid met betrekking tot Centraal-Afrika" (nr. 7685)

- mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de middelen voor ontwikkelingshulp toegewezen aan Congo en de buitenlandse schuld" (nr. 7691)

03.01 Georges Dallemagne (cdH): Madame la présidente, un débat a déjà démarré sur la question que je pose aujourd'hui et qui aurait pu être jointe à la question relative à la coopération au Congo. Cependant, sa portée est plus vaste, car elle implique nos relations politiques avec le Congo et avec l'Afrique centrale. Le ministre du Plan, M. Kamitatu, a annoncé vouloir revoir en profondeur la coopération belge pour en renforcer, d'après ses déclarations, l'efficacité et s'assurer qu'elle atteint bien la population du Congo. Malgré les doutes que l'on peut éprouver quant à l'agenda congolais, on peut se réjouir qu'une telle discussion ait lieu, en espérant qu'elle soit fixée rapidement. Vous nous avez déjà fait part, monsieur le ministre, du contenu de l'agenda.

Le gouvernement belge s'inscrit totalement dans le cadre de la volonté de la communauté internationale d'une aide efficace, cohérente et transparente et qui soit le reflet des priorités et des politiques des pays bénéficiaires de l'aide. Cette discussion sur la pertinence, les objectifs, la qualité, le volume de l'aide doit à mon sens nécessairement s'inscrire dans un cadre global et prendre en compte l'ensemble des éléments et des politiques de nature à permettre à la République démocratique du Congo de connaître un développement économique et social durable.

On sait, en effet, que l'aide au Congo est peu efficace si, parallèlement, on n'avance pas sur le terrain de la paix, de la stabilité, de la gouvernance, des droits de l'homme et du cadre macro-économique global congolais.

La République démocratique du Congo, à l'instar d'autres pays africains, cherche - c'est une tendance générale sur le continent africain ‑ à diversifier ses partenariats, ses relations internationales et ses opérateurs économiques. On l'a vu récemment avec la Chine, mais également avec certaines pétromonarchies du Golfe ou d'autres opérateurs, d'autres États qui se font de plus en plus visibles sur le continent africain.

La République démocratique du Congo a récemment invoqué à l'égard de la Belgique, son ancienne puissance coloniale, le principe de souveraineté et n'accepte plus, semble-t-il, qu'on l'interroge sur les questions de gouvernance ou de droits de l'homme, que ses dirigeants considèrent comme des questions internes "ne souffrant aucune ingérence extérieure".

Face à ces évolutions, la Belgique peine de son côté à définir la raison de sa présence en Afrique centrale, les intérêts qu'elle défend, la politique qu'elle souhaite favoriser. Surtout, la Belgique semble à nouveau intervenir en ordre dispersé, sa diplomatie, sa coopération, ses initiatives en matière de coopération militaire n'apparaissant pas toujours comme clairement coordonnées, ne répondant pas à une stratégie politique clairement définie. Je pose donc la question et même si un débat aura vraisemblablement lieu ultérieurement, il importe que vous, tout comme le ministre des Affaires étrangères, nous fournissiez des réponses rapides. Je suis déjà heureux de connaître votre opinion à ce sujet.

N'est-il pas temps, eu égard à l'évolution de la volonté des dirigeants d'Afrique centrale - car la même situation existe dans d'autres pays d'Afrique centrale -, à l'évolution du contexte international, de redéfinir clairement notre politique africaine et plus spécifiquement ses motifs, les intérêts, les priorités, les stratégies, les moyens de notre politique en Afrique centrale?

Cela ne devrait-il pas être l'objet d'initiatives concertées de l'ensemble des départements concernés? N'y a-t-il pas lieu de présenter au parlement pour débat, dans les plus brefs délais, un document stratégique sur notre politique en République démocratique du Congo et plus généralement en Afrique? Vous avez annoncé, madame la présidente, que ce document arrivait, mais l'actualité étant là, il importe que nous ne soyons pas seulement réactifs mais proactifs par rapport à l'évolution de la situation au Congo.

Je me félicite de la réunion prévue en décembre, mais j'aurais souhaité que nous puissions accélérer notre réflexion sur cette question importante.

03.02 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, en fait, mes questions sont quelque peu identiques à celles de mon collègue Dallemagne.

Nous savons qu'hier et aujourd'hui se tiennent les journées de réflexion sur le Fonds belge de survie qui est aussi, selon moi, un important moyen d'action en RDC.

Par ailleurs, je viens de rencontrer le Dr Mukwege que vous connaissez bien, de l'hôpital Panzi. Il a fait le point sur la situation au Kivu. Il a confirmé que les propos tenus dans la presse relativement aux revendications congolaises collaient bien à la réalité qu'il vit dans le Sud-Kivu, à savoir que l'aide n'est pas forcément orientée vers les choses essentielles.

J'avais d'ailleurs été interpellée par un article paru dans le journal "L'Écho" dans lequel les représentants congolais faisaient part de leurs revendications, disant notamment que le programme indicatif de coopération (PIC) belgo-congolais devait être rediscuté.

Il semble que 70% du montant global de la coopération belge vont à la gestion de la dette extérieure congolaise. Si tel est le cas, n'est-il pas temps de se poser la question de l'annulation de la dette extérieure du Congo? Beaucoup d'ONG sont de cet avis. Par ailleurs, une grande partie de cette dette est considérée comme étant une dette "odieuse". Il serait donc légitime de pouvoir en discuter et de faire réaliser un audit par un organisme externe et indépendant. Peut-être pourrait-on modifier ce système d'emprunts au profit, par exemple, de nouveaux projets financés par le FMI, la Banque mondiale ou d'autres.

Monsieur le ministre, je souhaiterais connaître votre point de vue sur cette question.

03.03 Charles Michel, ministre: Chers collègues, je reviens sur la question de Georges Dallemagne et sur l'affirmation selon laquelle il faut constamment mettre à jour notre vision de la politique africaine de façon cohérente avec les départements concernés. Nous partageons cette analyse. En effet, si le gouvernement précédent avait décidé, lors de la précédente législature, de s'accorder sur une note de politique africaine, de la même manière, le gouvernement fédéral actuel a chargé le ministre des Affaires étrangères de coordonner la rédaction d'une note politique sur la manière dont notre gouvernement et notre diplomatie au sens large doivent s'exercer sur le continent africain, avec un regard particulier sur l'Afrique centrale. Vous savez que la déclaration gouvernementale a une fois encore réaffirmé la priorité politique qu'il convient d'accorder à l'Afrique.

Dans le cadre de la politique internationale de la Belgique, il est important, me semble-t-il, que de manière constante, on tente d'organiser la cohérence de la concertation, aussi bien dans la gestion quotidienne des départements dans nos relations avec le continent africain que, comme vous l'évoquez fort justement, dans le souci d'avoir une vision qui s'inscrit sur le long terme.

Le fait de répéter régulièrement les motifs, les raisons qui sous-tendent notre présence sur le continent africain me paraît utile. Cela me paraît aussi utile dans une démarche pédagogique envers notre propre opinion. Il est important que le débat parlementaire puisse également s'exercer dans ce cadre pour qu'on puisse mettre en évidence les raisons pour lesquelles nous avons considéré, dans la déclaration gouvernementale, que l'engagement de la Belgique sur le continent africain était une priorité politique.

Pour répondre à Mme Boulet, je souhaite indiquer que la question de la dette du Congo s'insère dans la problématique du programme PPTE (pays pauvres très endettés). Une grande partie de la dette congolaise a déjà été effacée par les bailleurs bilatéraux et multilatéraux dans le cadre de ce programme. Le solde de cette dette devra être annulé au moment où le Congo aura atteint ce qu'on appelle le point d'achèvement de ce programme. Dans le cas du Congo, la condition pour pouvoir atteindre le point en question est que la politique macroéconomique et la politique de finances publiques menées par le gouvernement de la RDC soient approuvées par le Fonds monétaire international.

Nous suivons évidemment de près les différents contacts entre le FMI et le gouvernement de la RDC. La dernière mission du FMI a constaté que cette politique n'était pas encore mise en place pour faire en sorte que le point d'achèvement puisse être atteint. Pour être tout à fait précis, la discussion porte sur les contrats que la Chine et la RDC viennent de signer. Selon les rapports du FMI, ces contrats risquent de réendetter le Congo vis-à-vis de l'étranger. Vous comprenez donc bien la nature du débat: il y a, d'une part, les bailleurs de fonds traditionnels qui sont engagés dans un processus de remise de dettes et, d'autre part, le FMI qui considère que les contrats chinois présentent potentiellement le risque de réendetter la RDC et donc de ne pas être compatibles avec l'assainissement des finances publiques et l'atteinte du point d'achèvement. Voilà le débat dans lequel nous nous trouvons depuis un certain nombre de mois.

Il y aura, dans quelques jours à Washington, une réunion du FMI et de la Banque mondiale, où je devrais me rendre, au cours de laquelle nous aurons des entretiens avec le FMI afin d'avoir davantage d'informations sur cette question. Sur le plan politique, nous souhaitons effectivement pouvoir aller de l'avant dans le cadre des remises de dettes vers la RDC mais encore faut-il que les remarques formulées par le FMI trouvent réponse, ce qui n'est pas encore le cas aujourd'hui si j'en crois les dernières informations qui nous sont communiquées.

03.04 Georges Dallemagne (cdH): Madame la présidente, monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je reste un peu sur ma faim. J'imagine que vous ne pouvez pas complètement anticiper sur la discussion qui a lieu actuellement au sein du gouvernement sur l'évolution de nos relations en Afrique centrale. Il est cependant vrai que les temps ont vraiment changé et que la période post-coloniale est terminée; les dirigeants africains souhaitent modifier radicalement la nature de leurs relations notamment avec les anciennes puissances européennes.

Il reste néanmoins vrai qu'on peut s'inquiéter du fait que le gouvernement congolais semble aujourd'hui totalement indifférent à l'arrêt de la coopération belge. Je détecte là une forme d'irresponsabilité. Il serait utile de savoir dans quelle mesure les populations congolaises sont informées de ce qui se passera: il s'agit parfois de projets extrêmement importants, voire indispensables, notamment en matière d'eau, d'infrastructures.

Cela devrait mener à une réflexion en profondeur sur les relations à entretenir en Afrique, sur les intérêts des populations comme sur nos intérêts propres, sur les enjeux stratégiques actuels ou prochains, sur les actions à mener pour que les immenses ressources naturelles africaines puissent servir à un développement durable. Voilà certainement quelques-unes des questions à débattre dans un contexte international qui évolue considérablement. J'appelle donc de mes vœux un débat rapide sur cette question.

03.05 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, je me joins à ce que vient de dire M. Dallemagne, mais je tiens à ajouter, à propos de la question de la dette, que les pays pauvres très endettés (PPTE) du Club de Paris existent bel et bien. Néanmoins, visiblement, selon toutes les analyses réalisées ces derniers mois, la croissance économique observée au Congo n'améliore pas le niveau de vie de la population et certainement pas de la population la plus pauvre.

La question est capitale et l'impact de la dette n'entre pas seul en ligne de compte. Le problème est beaucoup plus global et intègre également la coopération au développement.

En tout cas, à propos de l'annulation de la dette, nous devons agir et, pour cela, nous disposons de moyens d'intervention tant au niveau du FMI, de la Banque mondiale ou à d'autres niveaux, comme le Club de Paris. Visiblement, des mécanismes mis en place au niveau international ne fonctionnent pas et n'obtiennent pas de bons résultats.

Je reviendrai sur ces questions afin de savoir comment les choses évoluent.

Étant donné que j'étais malheureusement absente lors du premier débat, je ne sais pas exactement ce que vous avez dit. Cependant, je crois savoir que vous les rencontrerez à New York dans le cadre des Nations unies.

Comme je viens de le dire, je ne sais pas où en sont aujourd'hui les relations avec les autorités congolaises.

03.06 Charles Michel, ministre: Chers collègues, nous avons abordé ces questions dans le premier débat et j'ai confirmé qu'une rencontre avait eu lieu à New York mais qu'elle n'avait pas débouché sur la fixation d'une date pour la réunion du comité des partenaires. J'ai indiqué que le fait que cette date n'ait pas été fixée va potentiellement poser des problèmes de continuité dans la mise en œuvre des projets prévus par le programme indicatif. Le souhait que le Parlement et le gouvernement partagent est que les projets concrets qui concernent les populations soient, le moins possible, mis en difficulté. Il ne faut pas que les populations soient pénalisées par cette situation diplomatique difficile depuis ces derniers mois, et qui n'est pas encore normalisée.

Au plan belge, nous n'avons pas ménagé nos efforts pour maintenir les contacts politiques relatifs à la coopération au développement afin de déboucher sur l'organisation des réunions indispensables à la poursuite des projets concrets. Comme M. Dallemagne l'a évoqué, il n'y a pas eu la réactivité suffisante dans le camp de la RDC. Je souhaite qu'on puisse remédier à cela et prochainement s'accorder sur la manière d'envisager le futur de la coopération au développement.

Enfin, en ce qui concerne les remarques de M. Dallemagne, je voudrais formuler deux considérations. D'une part, je ne voudrais pas qu'on pense qu'il n'y a pas de ligne directrice. Il y a des lignes directrices très claires dans le cadre des notes de politique générale qui ont été débattues et approuvées par une majorité au Parlement et qui fixent la stratégie des différents départements impliqués. Ces notes ont été préparées en concertation avec les différents départements ministériels concernés. Comme M. Dallemagne, je pense qu'il faut encore aller plus loin mais aussi que la situation internationale a considérablement évolué en l'espace de quelques années, en RDC bien entendu mais aussi sur l'ensemble du continent africain et singulièrement en Afrique centrale. Pour ne citer que les nouveaux pays qui sont présents sur ce continent, on peut aussi envisager l'importante question des ressources naturelles qui représentent une des questions fondamentales si on veut stabiliser cette région dans une perspective de développement durable, de développement de la prospérité, dans une perspective pacifique, ce qui est loin d'être le cas, et dans une perspective d'intégration régionale renforcée.

Chacun sait ici à quel point les liens entre les trois pays d'Afrique centrale concernés sont étroits. Lorsque l'un d'entre eux s'enrhume, ce sont souvent les autres qui toussent!

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 11.38 uur.

Le développement des questions et interpellations se termine à 11.38 heures.