Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw

Commission de l'Economie, de la Politique scientifique, de l'Education, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture

 

van

 

dinsdag 7 oktober 2008

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mardi 7 octobre 2008

 

Après-midi

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 15.05 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Bart Laeremans.

Le développement des questions et interpellations commence à 15.05 heures. La réunion est présidée par M. Bart Laeremans.

 

01 Vraag van mevrouw Katrien Partyka aan de minister van Klimaat en Energie over "een milieu-economische simulator voor CO2-opslag en de eventuele gaswinning uit steenkoollagen" (nr. 7386)

01 Question de Mme Katrien Partyka au ministre du Climat et de l'Énergie sur "un simulateur économique-environnemental pour le stockage du CO2 et l'extraction éventuelle de gaz des couches de houille" (n° 7386)

 

01.01  Katrien Partyka (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik heb een vraag over de simulator voor de CO2-opslag, de carbon capture storage, waarover wij het daarnet ook even hadden. In 2007 liep een federaal onderzoeksprogramma af, in samenwerking met de regio’s, om een milieueconomische simulator te maken voor de CO2-opslag. In juni werd een studiedag georganiseerd. De vraag is of er nog een eindrapport en een evaluatie van het project komt.

 

Die simulator gaat over de kosten en de risico’s van deze CO2-opslag, niet over de eventuele gasproductie. Is in die simulator rekening gehouden met een eventuele gaswinning?

 

Hoe gaat het nu verder met dat onderzoek naar de CO2-opslag nu het project is afgelopen? Wat gebeurt er met de informatie? Wat gebeurt er met de simulator? Kan die voor verder onderzoek worden gebruikt? Zeker nu in het Europees Parlement verder over die richtlijn met betrekking tot de carbon capture storage wordt gediscussieerd, is het niet onbelangrijk te weten hoe wij daarmee verder omgaan.

 

01.02 Minister Paul Magnette: (…) (zonder micro) waarvan de voorlopige resultaten in juni 2008 werden voorgesteld, wordt momenteel goedgekeurd door het Federaal Wetenschapsbeleid en zal binnenkort worden bekendgemaakt. Ook een samenvatting van het eindrapport zal ter beschikking worden gesteld.

 

Het project is nu al geëvalueerd door de studiediensten van Wetenschapsbeleid. Naar aanleiding van deze positieve evaluatie heeft het opvolgingscomité een programma aanbevolen om het project voort te zetten, zodat men een diepgaandere analyse kan uitvoeren en scenario’s kan onderzoeken door middel van de simulator die in dat kader is ontwikkeld. Het Federaal Wetenschapsbeleid overweegt dan ook een uitbreiding van het project te financieren om de ontwikkelde instrumenten toe te passen. Men stelt voor om meer dan 200.000 euro vrij te maken voor de studie van de mogelijke scenario’s voor de opvang en vastlegging van CO2 en de economische implicaties ervan. De uitbreiding zou een periode van twee jaar moeten bestrijken. De komende weken moet het opvolgingscomité van het programma een beslissing nemen over deze uitbreiding. Los van die uitbreiding, blijft de ontwikkelde simulator ter beschikking van onderzoeksteams die aan het project hebben deelgenomen en kan die dus verder worden ontwikkeld.

 

Wat de eventuele mogelijkheden voor de winning van methaan uit steenkoollagen betreft, in combinatie met de injectie van CO2, zijn op bepaalde sites analyses uitgevoerd, zowel in het Vlaams als in het Waals Gewest, maar die studies waren meer toegespitst op de hoeveelheden CO2 die kunnen worden geïnjecteerd, het permanent karakter van de opslag en de beoordeling van de risico’s dan op de hoeveelheid methaan die kan worden teruggewonnen. Tot op heden heeft men dus nog geen duidelijk beeld van de hoeveelheid aardgas die met deze gecombineerde techniek op economisch rendabele wijze voor heel België zou kunnen worden teruggewonnen. Volgens bepaalde analyses die in de marge van het project zijn uitgevoerd, zou in theorie een relatief grote hoeveelheid methaan beschikbaar zijn, met name in belangrijke mijnconcessies in De Kempen.

 

Het is echter niet duidelijk hoeveel er daarvan economisch rendabel zijn. Door de bijzondere kristallografische structuur van de Belgische steenkool zou het methanisatieproces in België immers nauwelijks rendabel zijn, tenminste toch op bepaalde sites. Bovendien bestaat er bij de meeste steenkooladers op ons grondgebied een relatief hoog risico op lekken, waardoor zij weinig geschikt zijn voor de beoogde doelstelling, namelijk de permanente opslag van CO2.

 

De uitgevoerde studie heeft het echter niet mogelijk gemaakt definitieve antwoorden te bieden op de verschillende vragen. Er zijn heel wat zaken die onzeker blijven en die nader moeten worden onderzocht, met name met behulp van de simulator die in het kader van dit project werd ontwikkeld. De technische en economische haalbaarheid van de technologie voor de opvang en vastlegging van CO2 in ons land moet dus nog worden aangetoond.

 

De andere acties ter reductie van onze uitstoot van broeikasgassen, met name de acties die zijn bedoeld om de energie-efficiëntie te verhogen en hernieuwbare energieën te ontwikkelen in de context van onze Europese en internationale verbintenissen, blijven momenteel onze prioriteit.

 

01.03  Katrien Partyka (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Question de Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la commercialisation des incinérateurs de jardin" (n° 7407)

02 Vraag van mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers aan de minister van Klimaat en Energie over "de verkoop van allesverbranders voor de tuin" (nr. 7407)

 

02.01  Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question sera brève et peut-être votre réponse tiendra-t-elle en trois mots.

 

Ma question a trait aux incinérateurs de jardin et à la pollution atmosphérique qu'ils provoquent. En effet, ces incinérateurs contribueraient à polluer l'air par l'émission importante de composés organiques volatils et de particules fines. Il serait même question de dioxine.

 

Les pratiques d'incinération à domicile sont strictement interdites par les Régions, et donc par la Région wallonne et la Région bruxelloise. Or, chacun sait qu'elles existent encore. Les gens n'ont pas forcément acheté un incinérateur, mais ils continuent à brûler certains déchets dans leur jardin et parfois même dans leur cheminée afin d'éviter l'achat de sacs poubelles ou de devoir assurer leur évacuation. Ces pratiques se poursuivent même si on sait qu'elles sont très dangereuses en termes de pollution atmosphérique.

 

À ma connaissance, mais j'espère que vous me direz le contraire, les incinérateurs de jardin sont toujours en vente dans certains magasins de produits et de matériel de jardinage, dans les Brico, les grandes surfaces, etc.

 

Pouvez-vous me confirmer cette information? Dans l'affirmative, ne pensez-vous pas qu'il serait opportun d'interdire la vente de ce genre d'équipement le plus rapidement possible?

 

02.02  Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, en effet, c'est une pratique regrettable à tous égards. Non seulement, c'est mauvais pour la santé publique, c'est mauvais aussi en termes de conflits de voisinages, qui amènent de nombreux incidents dans les quartiers et de plaintes auprès des bureaux de police, c'est mauvais pour l'état de notre air en général vu la pollution qui en résulte, mais c'est aussi antipédagogique à l'heure où l'on sait combien le recyclage de matériaux divers peut être réalisé à des niveaux d'émission de polluants nettement inférieurs, voire avec des récupérations permettant la production d'énergie, à l'heure où l'on sait qu'il est impossible d'utiliser plus efficacement et intelligemment la biomasse pour produire de l'énergie. Dès lors, cette pratique ancienne, ancrée dans la culture de nos régions, devrait être éradiquée d'autant qu'elle est déjà interdite par les Régions.

 

Dans le cadre du Printemps de l'environnement, de nombreux participants ont dénoncé ces incinérateurs. De nombreux faits me sont revenus de fabricants et de distributeurs qui continuent à les fabriquer et les distribuer tout en sachant que ces pratiques sont interdites. Je compte donc bien mettre un terme définitif à la mise sur le marché de ces appareils. Mon administration prépare un arrêté royal qui l'interdira et mes inspecteurs veilleront au bon suivi des dispositions de cette réglementation ainsi qu'à l'application des sanctions qui seront prévues.

 

Cela ne doit pas empêcher de continuer à encourager les autres pratiques, à côté de la sanction, par l'éducation et la diffusion des messages et de recours aux services offerts notamment par les parcs à conteneurs dans beaucoup de communes. Il s'agit là d'un instrument qui permet d'accompagner la sanction de mesures positives.

 

02.03  Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je remercie le ministre. Bravo pour l'initiative! J'espère qu'elle sera très rapidement prise et que vous pourrez m'annoncer prochainement qu'elle est prête et que vos services de l'inspection économique sont vigilants.

 

De voorzitter: Braderieprijzen voor de laatste stocks van allesbranders. Het dossier neemt hier toch een belangrijke wending.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de Mme Kattrin Jadin au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les SMS Premium" (n° 7410)

03 Vraag van mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Klimaat en Energie over "Premium SMS" (nr. 7410)

 

03.01  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, si cette problématique a déjà été abordée par le passé, elle pose toujours problème. Je me permets donc de vous interroger à nouveau en ce qui concerne les SMS Premium qui sont, la plupart du temps, des SMS payants en réponse à une demande d'un abonné gsm, qui souhaite soit obtenir une nouvelle sonnerie, soit un logo ou encore participer à un jeu.

 

De façon générale, l'abonné effectue la démarche et le fournisseur de services doit impérativement et gratuitement informer le client des conditions commerciales et de la procédure pour se désinscrire du service concerné. Mais parfois, sans aucune initiative de la part de l'abonné gsm, qu'il s'agisse d'un abonnement classique ou de cartes prépayées, celui-ci reçoit des SMS facturés 3 euros chacun sans que la problématique de désinscription ne soit communiquée.

 

En effet, je viens d'être interpellée par un citoyen de ma région qui reçoit de tels sms en néerlandais et à qui son opérateur, qui n'est pas le fournisseur de services, a répondu ne rien pouvoir faire, la seule possibilité étant d'envoyer un SMS de retour avec un "STOP" pour arrêter ce service non demandé. Cette dernière procédure ne correspond donc pas aux directives GOF pour les services SMS, MMS, LBS, signées en juin 2004 par les opérateurs belges de téléphonie mobile, lesquelles prévoient que, même mal orthographié, le code "STOP" écrit par exemple en italiques ou dont les lettres seraient interverties, devrait être interprété comme une renonciation, ce qui en réalité n'est pas le cas.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous informer la commission en détail des procédures de recours qui existent pour les consommateurs qui sont arnaqués, car c'est bien de cela qu'il s'agit, non seulement pour faire cesser cette pratique, mais aussi pour être remboursés des sommes indûment perçues par ces fournisseurs de services que j'estime peu scrupuleux?

 

03.02  Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, chère collègue, le dispositif qui existe aujourd'hui pour contrôler ces pratiques comporte deux étapes. La première est l'étape dite d'autorégulation par le producteur. Vous savez que je ne suis pas très favorable à ce système et que je lui préfère de loin la régulation imposée par l'autorité publique; je serais d'ailleurs ravi que vous relayiez cette préoccupation auprès de votre formation politique. La deuxième étape est une étape réglementaire et contraignante.

 

Depuis l'entrée en vigueur, en 2004, du code de conduite dans le secteur de la téléphonie mobile, les consommateurs ont la possibilité de déposer plainte, dans un premier temps, auprès de leur opérateur. Il appartient alors au prestataire du service litigieux de faire la preuve qu'il respecte les dispositions de ce code qui fait partie intégrante du contrat qu'il a souscrit.

 

J'ai fait renforcer ce code de conduite. Depuis le 15 mars 2008, en vue de lutter contre les abus en matière de sms non sollicités, ce code a été renforcé en y intégrant un système de double "opt-in". Autrement dit, concrètement, le consommateur doit confirmer à deux reprises qu'il souhaite utiliser un service d'abonnement par sms.

 

Dans l'hypothèse où le prestataire de service demeure en défaut d'apporter la preuve de la légalité de son service, les opérateurs et les intermédiaires disposent de sanctions contractuelles permettant de faire cesser la pratique mise en cause par suspension ou résiliation du contrat et d'indemniser le préjudice éventuellement subi. À ce moment-là, la Direction générale du Contrôle et de la Médiation du SPF Économie intervient lorsque les consommateurs ne sont pas satisfaits à l'issue de cette procédure dite d'autorégulation. Une enquête est alors ouverte auprès des opérateurs et intermédiaires concernés afin d'analyser, d'abord, la conformité de la pratique avec le code de conduite et avec la réglementation économique, ensuite, les mesures contractuelles prises par les opérateurs et intermédiaires en cas d'infraction au code de conduite. Dans l'hypothèse où la Direction générale Contrôle et Médiation du SPF constate une infraction au code de conduite, elle en avertit les opérateurs pour leur permettre de prendre les sanctions contractuelles prévues: suspension du numéro litigieux, indemnisation de l'ensemble des victimes et pas seulement des plaignants et mise en conformité du service.

 

Par ailleurs, lorsque le prestataire enfreint également la réglementation économique en vigueur et qu'il est établi en Belgique, la Direction générale Contrôle et Médiation dispose des moyens d'action suivants. D'abord, une procédure d'avertissement formel: l'enquêteur met le contrevenant en demeure de mettre fin à l'infraction dans le délai qu'il détermine en apportant un rappel de la réglementation.

 

Au cas où il n'est pas donné suite à cet avertissement, on peut intenter une action en cessation ou dresser un pro justitia. Ce pro justitia peut être accompagné d'une proposition de transaction ayant pour effet d'éteindre l'action publique mais en cas de non-paiement, le dossier doit être transmis au procureur du Roi. Des sanctions pénales comportant un aspect dissuasif important sont applicables aux infractions les plus attentatoires à l'intérêt général ainsi qu'à tout manquement dont il est prouvé qu'il a été commis de mauvaise foi.

 

Enfin, dans l'hypothèse où le prestataire n'est pas établi en Belgique, la Direction générale Contrôle et Médiation dispose des moyens d'action suivants. D'abord, demander la collaboration de l'autorité de contrôle du pays du contrevenant établi dans un autre État de l'Union européenne via une base de données commune qui existe en vertu d'un règlement européen relatif à la coopération en matière de protection des consommateurs. Ensuite, demander la collaboration informelle de l'autorité de contrôle compétente au sein du réseau international de contrôle et de protection des consommateurs si le contrevenant est établi en dehors de l'Union européenne.

 

03.03  Kattrin Jadin (MR): Merci pour ces réponses, monsieur le ministre. Je transmettrai à la personne qui m'a interpellée à ce sujet les informations sur les longues démarches à suivre. Un mot sur votre introduction: certains mécanismes sont mieux gérés avec une autorégulation. Nous pourrions ouvrir le débat sur le sujet. Ma formation politique doit penser comme moi que dans certains domaines, il faut poser des balises en termes de protection des consommateurs. Nous n'allons pas entrer dans la polémique aujourd'hui mais ce débat doit avoir lieu.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van mevrouw Rita De Bont aan de minister van Klimaat en Energie over "de aanwending van biobrandstoffen" (nr. 7429)

04 Question de Mme Rita De Bont au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'utilisation des biocarburants" (n° 7429)

 

04.01  Rita De Bont (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik kom terug op een onderwerp waarover ik ook in de eerste helft van dit jaar een vraag heb gesteld, namelijk het al dan niet verplicht bijmengen van biobrandstoffen. U kon toen op mijn vraag nog geen definitief antwoord geven.

 

Wij weten allemaal dat we 5,75% biobrandstoffen tegen 2010 moeten mengen met de klassieke petroleumproducten. De interimregering-Verhofstadt was zinnens om dat bij ons te verplichten, want inmiddels hebben reeds 24 van de 27 EU-lidstaten het bijmengen verplicht.

 

Als gevolg van de verschillende regeringscrisissen was er vóór het reces bij ons nog geen verplichting ingesteld. De regering-Leterme I besliste dat zij maatregelen zou nemen om de markt van de biobrandstoffen te regelen, maar voordat Leterme zijn ontslag had gegeven op 14 juli, had hij dat ook nog niet kunnen realiseren.

 

Inmiddels vond er wel een aantal discussies plaats, onder andere in verband met de nadelige invloed van het gebruik van biobrandstoffen, vooral dan de eerste generatie biobrandstoffen, op de voedselprijs. Ook vond er een discussie plaats in verband met het Vlaams experiment met de genetisch gemanipuleerde populieren, die tot een tweede generatie biobrandstoffen zouden kunnen leiden die bijgemengd zouden kunnen worden.

 

Een wettelijke mengverplichting is er bij mijn weten echter nog niet. Als gevolg daarvan draait de sector in de industrie van de biobrandstoffen maar op 10 tot 15% van zijn capaciteit en kan twee derden van de beloofde werkgelegenheid niet worden gerealiseerd. Inmiddels is er ook ongeveer al 20% of 2.000 ha minder productie van koolzaad, wat ook in die sector zou kunnen worden aangewend.

 

Mijnheer de minister, vandaar heb ik de volgende vragen.

 

Heeft de regering inmiddels al een beslissing genomen in verband met de verplichting tot het bijmengen van biobrandstoffen?

 

Hoeveel biobrandstoffen, percentueel gezien, werden er in de eerste helft van dit jaar bijgemengd?

 

Hoe staat de federale regering momenteel tegenover de voortzetting van de experimenten met de genetisch gemanipuleerde populieren?

 

04.02 Minister Paul Magnette: De wet van 10 juli 2006 vormt het huidig wettelijk kader betreffende het verbruik van mengsels van biobrandstof en gewone brandstof. Het niet-dwingende kader promoot mengsels van 5% FAME in diesel en 7% ethanol in benzine. De mengsels die voldoen aan de percentages, vastgelegd in de wet, genieten een preferentieel accijnstarief ten opzichte van de niet-gemengde brandstoffen, meer bepaald met 100% fossiele brandstoffen.

 

De huidige wet op biobrandstoffen voorziet momenteel in voldoende waarborgen omtrent het naleven van de duurzaamheidcriteria, zodat het de bedoeling blijft de biobrandstoffen aan te bieden voor verbruik.

 

In de programmawet van 27 april 2007 werd het principe van een mengselverplichting goedgekeurd, maar de Koning moet de startdatum van de verplichting nog vaststellen. De bedoeling wat duidelijk: het garanderen van het gebruik van de quota van biobrandstoffen, geproduceerd door de acht bedrijven die een erkenning hebben ontvangen. Op dit ogenblik is er in de regering evenwel nog geen beslissing omtrent de verplichting tot bijmenging.

 

Voor het aantal volumes die in het eerste semester van dit jaar zijn bijgemengd, en dus voor het aantal liters dat met de vrijstelling van accijnzen op de markt is gebracht, wil ik u verwijzen naar de bevoegde minister van Financiën.

 

Eind juli werd bij de Raad van State door het VIB een beroep ingediend tegen de beslissing van de federale regering om de proeven met genetisch gemanipuleerde populieren niet toe te staan. Samen met de minister van Volksgezondheid heb ik op 27 augustus een observatienota ingediend die de motieven voor het beroep tegenspreekt. Het verslag van de auditeur van de Raad van State wordt gedurende de volgende maanden verwacht. Samen met het rapport zal de Raad van State dan ook een datum voor het pleidooi vastleggen.

 

Overigens heb ik samen met mijn collega van Volksgezondheid opnieuw een schrijven gericht naar de adviesraad voor bioveiligheid met het oog op het verkrijgen van een wetenschappelijk onderbouwd advies over een ontwerp van milieuprotocol, dat met de proef in kwestie verband houdt.

 

04.03  Rita De Bont (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Het lijkt mij dat er momenteel nog niet veel meer zekerheid is in die sector. Dat valt te betreuren, omdat men in veel rapporten leest dat vooral de onzekerheid in verband met de biobrandstof de twijfel doet rijzen dat wij onze Kyotonormen zullen halen. Wij zitten ter zake vrij goed. Als wij een beetje meer zekerheid over het aanwenden van biobrandstoffen zouden hebben, zouden wij op dat vlak onze doelstellingen kunnen bereiken. Ik hoop dan ook dat er binnenkort wat meer zekerheid komt.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Questions jointes de

- M. Xavier Baeselen au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les sofas chinois" (n° 7495)

- Mme Valérie Déom au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la commercialisation en Belgique de fauteuils chinois qui provoquent des allergies" (n° 7649)

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Xavier Baeselen aan de minister van Klimaat en Energie over "sofa's uit China" (nr. 7495)

- mevrouw Valérie Déom aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "het in de handel brengen van Chinese zetels die allergieën veroorzaken in ons land" (nr. 7649)

 

05.01  Valérie Déom (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, en France, des fauteuils provoquant des allergies ont suscité une certaine panique. En effet, il semble que des fauteuils et canapés de relaxation de facture chinoise soient à l'origine d'éruptions cutanées de type eczéma. D'ailleurs, une étude finlandaise a établi que la cause des dermatites provoquées par les fauteuils chinois serait due à une allergie au contact de la DMF (Diméthylfumarate).

 

J'ai interrogé la ministre de la Santé publique à ce propos. Dans sa réponse, elle m'a informé que les instances européennes concernées par le problème du matériel importé traité avec des produits biocides sont conscientes des risques que peuvent comporter ces matériaux. Des mesures pouvant être utiles en vue de maîtriser ce risque sont d'ailleurs à l'étude à l'occasion des travaux préparatoires pour la révision de la directive concernant la mise sur le marché des produits biocides.

 

Par contre, celle-ci ne pouvait pas me dire quel était réellement le risque au niveau de la santé publique en Belgique, car elle ignorait si ce type de fauteuils était réellement importé en Belgique. Dans ce contexte, je me tourne vers vous, monsieur le ministre, afin de savoir si ce type de fauteuil aurait été commercialisé en Belgique. Dans l'affirmative, les fournisseurs ont-ils pris toutes les mesures nécessaires pour éviter les risques de contamination?

 

05.02  Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, madame Déom, à ce jour, mes services n'ont reçu aucune plainte ni aucune notification via le système RAPEX, le système rapide européen d'information sur les produits dangereux, ni de notification de l'importateur ou du distributeur. Je peux donc difficilement vous donner le nombre de patients concernés.

 

À la suite des informations diffusées dans la presse, mes services ont ouvert un dossier. Une première analyse a permis d'identifier deux origines possibles à ces sofas: des fauteuils importés de France et d'autres importés d'Angleterre. En ce qui concerne la France, un contact a eu lieu avec l'importateur Conforama. Celui-ci a envoyé un courrier à ses clients concernés. Cette firme n'a pas distribué les fauteuils dont question en Belgique ni ne les a vendus à d'autres distributeurs belges.

 

Par ailleurs, mes services ont pris contact avec leurs homologues français afin d'obtenir de plus amples informations. Une alerte, la notification RAPEX, a été adressée le 16 septembre à la Commission européenne. La validation a été faite le 1er octobre. Il ressort de cette notification que ces fauteuils ont été vendus par "La Redoute". Mes services n'ont pas encore pu joindre les personnes de contact.

 

En ce qui concerne l'Angleterre, mes services ont appris qu'au Royaume-Uni, la problématique fait l'objet de procédures judiciaires. Un cas similaire s'y est présenté en 2007. Le fabricant était le même, une firme chinoise, Linkwise. D'après nos informations, le problème se limiterait à un fabricant unique. Mes services ont demandé au fabricant les coordonnées de ses éventuels distributeurs belges des fauteuils qui présentent les mêmes problèmes. Vu que le fabricant se trouve en Chine, l'obtention des données s'avère, à ce stade, difficile.

 

Je rappelle qu'il appartient aux responsables de la mise sur le marché en Europe de s'assurer que les produits soient sûrs. Mes services contrôlent, chaque année, de très nombreux produits, mais étant donné les millions de produits différents sur le marché, vous comprendrez qu'il est impossible de tout vérifier. Mes services continueront à suivre ce dossier. S'ils ne réussissent pas à obtenir les coordonnées des importateurs belges, ils devront se limiter à adresser un message au secteur en général leur enjoignant de s'assurer que, dorénavant, des fauteuils et des produits semblables sans DMF (Diméthylfumarate) soient livrés. Pour les personnes ayant acquis ces fauteuils, le minimum que puisse faire l'importateur, c'est de les reprendre et de les rembourser. Cependant, aucun cadre légal ne le contraint à le faire.

 

Voorzitter: Tinne Van der Straeten

Présidente: Tinne Van der Straeten

 

05.03  Valérie Déom (PS): Madame la présidente, je remercie le ministre pour sa réponse. Cependant, je lui demande de rester attentif à la qualité des produits que la Chine nous fournit.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van mevrouw Dalila Douifi aan de minister van Klimaat en Energie over "de prijsstijgingen voor energie" (nr. 7535)

06 Question de Mme Dalila Douifi au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les hausses des prix de l'énergie" (n° 7535)

 

06.01  Dalila Douifi (sp.a+Vl.Pro): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, sinds de datum waarop ik deze vragen heb opgesteld en ingediend, heb ik ondertussen in de pers al een aantal zaken vernomen. Ik zal niettemin de volgorde van het indienen van de vragen respecteren. We zullen in de replieken dan wel zien hoe en wat.

 

Mijnheer de minister, een eerste vraag betreft de prijsstijgingen en het rapport daaromtrent van de CREG. De CREG heeft onlangs een update van haar studie over de energieprijzen gepubliceerd. De resultaten daarvan zijn onthutsend. Ik geef een aantal voorbeelden uit die studie. In de in Vlaanderen gelegen distributiezones waarvoor de afnemers sinds juli 2003 in aanmerking komen, werden tussen juli 2003 en april 2008 prijsstijgingen van 35 tot 40% vastgesteld bij de leveranciers voor de verschillende types klanten wat elektriciteit betreft. Wat aardgas betreft, werden er prijsstijgingen van circa 50 tot 90% vastgesteld tussen januari 2004 en april 2008, telkens wat de verschillende types klanten betreft.

 

Het spreekt voor zich dat deze prijsstijgingen de koopkracht van de mensen ernstig aantast. De energiefactuur betekent voor de mensen een hele hap uit hun maandelijks budget. In de tekst van de CREG staat te lezen dat een doorsneegezin van vier personen op vijf jaar tijd meer dan 700 euro – 220 euro voor elektriciteit en 480 euro voor aardgas – meer betaalt voor energie.

 

De prijsstijgingen in ons land zijn ook nog steeds groter in vergelijking met de andere EU-lidstaten. Verschillende Europese lidstaten hebben trouwens reeds iets ondernomen om deze prijsstijgingen tegen te gaan.

 

Mijnheer de minister, ik wil u een paar vragen stellen. Wat doet u aan die prijsstijgingen? U hebt al verschillende keren aangekondigd dat er een meer performante controle door de CREG mogelijk zou worden gemaakt om toe te zien op de evolutie van de prijzen. Wat is de stand van zaken daaromtrent? Wat zijn de eventuele resultaten?

 

Een tweede vraag die ik heb ingediend, betreft het volgende. We wachten inderdaad nog steeds vol ongeduld op een deblokkering van wat de regering de vrijwillige bijdrage van 250 miljoen euro van de elektriciteitsproducenten aan haar begroting is gaan noemen. We lazen de voorbije dagen verschillende artikelen in de pers waardoor wij ons nog meer afvragen of een structurele recurrente taks – de mottenbollentaks – waarvan de opbrengst wordt gebruikt om de energiefactuur van de consument te verlichten, niet beter zou zijn en meteen ook geen structurele maatregel zou kunnen zijn om de superwinsten die momenteel door de energiebedrijven worden gemaakt voor een stuk terug te geven aan de consument die in het verleden met hoge tarieven de elektriciteitscentrale heeft afbetaald en nu ziet dat de prijzen toch nog blijven stijgen?

 

Ik heb daarover straks nog een aparte vraag, en ik zal uw antwoord dan wel horen.

 

06.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Douifi, de CREG heeft in de programmawet van 8 juni 2008 specifieke bevoegdheden gekregen inzake monitoring van de energiemarkten, met als een van de opdrachten het onderzoeken van de relatie tussen kosten en prijzen.

 

De CREG heeft een aanvang genomen met het aanwenden van haar nieuwe bevoegdheden, met name door te proberen zich een aantal informatie-elementen en documenten te verschaffen. Het is nog te vroeg om de resultaten te kennen van het gebruik van die nieuwe bevoegdheden. Inderdaad, op drie maanden tijd is de CREG niet kunnen overgaan tot een volledige monitoring van de niet-gereguleerde werkzaamheden van de sector.

 

Het lijkt trouwens dat de samenwerking van de betrokken ondernemingen niet steeds optimaal verloopt en dat de CREG soms moeite heeft de gevraagde informatie te verkrijgen. Ik volg de toestand nauwgezet op en zal niet nalaten u op de hoogte te houden zodra de resultaten zullen kunnen worden voorgelegd.

 

Op de Ministerraad van vorige vrijdag is in hetzelfde wetsontwerp voorzien in een betaling van 250 miljoen euro vanwege Synatom – geen vrijwillige bijdrage meer. Dat bedrag moet vervolgens binnen de veertien dagen door de kernuitbaters aan Synatom worden gestort.

 

Zoals u weet is er een recurrente en structurele heffing op de zogenaamde windfall profits, een beslissing waarvoor eerst binnen de regering een akkoord moet worden gevonden. Ik heb altijd gezegd dat ik persoonlijk een structurele en recurrente heffing steun. Er is echter nog geen akkoord binnen de regering.

 

Net zoals bij de bijdrage van 250 miljoen euro, zal ook in dat geval sterk moeten worden toegekeken op het niet-doorrekenen van de heffing in de eindfactuur van de bedrijven en de verbruikers. Het bekleden van bepaalde personeelsleden van de CREG met het statuut van officier van gerechtelijke politie stemt met die wil overeen. Het spreekt voor zich dat dit de CREG eveneens zal helpen bij de uitoefening van de nieuwe toebedeelde bevoegdheden.

 

06.03  Dalila Douifi (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Dat de relatie tussen de CREG en de sector een beetje stroef verloopt, is natuurlijk niet nieuw. Wij zullen dus heel nauwgezet moeten volgen hoe de controle en eventueel de ingrepen zullen gebeuren.

 

Zult u nog een apart antwoord geven op mijn vragen over Synatom?

 

06.04 Minister Paul Magnette: Inderdaad.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van mevrouw Dalila Douifi aan de minister van Klimaat en Energie over "de terugbetaling door de elektriciteitsproducenten van de te veel aangerekende CO2-emissierechten" (nr. 7536)

07 Question de Mme Dalila Douifi au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le remboursement par les producteurs d'électricité des droits d'émission de CO2 surfacturés" (n° 7536)

 

07.01  Dalila Douifi (sp.a+Vl.Pro): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, in mei publiceerde de CREG een studie waarin werd onderzocht of de prijs van de toegekende CO2-emissierechten de elektriciteitsprijzen in ons land tussen 2005 en 2007 heeft beïnvloed. De studie concludeert dat de CO2-emissierechten, hoewel zij in het verleden door de overheid gratis werden toegekend en dus geen extra productiekosten met zich meebrachten voor de producenten, toch werden doorgerekend in de elektriciteitsprijs voor de bedrijven en de KMO’s. Door de elektriciens werd de gerealiseerde windfall profit op 1.217 miljoen euro geschat tussen 2005 en 2007.

 

Op een vraag van collega Bruno Tobback in mei antwoordde u ter zake dat u met de elektriciteitsproducenten zou gaan overleggen hoe dit zou kunnen worden rechtgezet. Bij het ontbreken van een akkoord met de sector zou deze regering wettelijk optreden zoals dit eerder is gebeurd in het Verenigd Koninkrijk. Intussen staan de economische barometers van ons land op zwaar weer. Onze bedrijven vragen enerzijds maatregelen om hun concurrentiekracht veilig te stellen. Anderzijds is er de consument, de burger die terecht vraagt om zijn koopkracht op te krikken en/of te herstellen. Mijnheer de minister, een teruggave aan de KMO’s en de bedrijven van een aanzienlijk gedeelte van de te veel aangerekende CO2-emissierechten door Electrabel – waarvan wij weten dat de winstgevende activiteit helemaal niet gering is, wel integendeel –, zou de bedrijven de broodnodige zuurstof kunnen geven en hen tevens toelaten iets te doen voor de koopkracht van hun werknemers.

 

Ik heb daaromtrent een drietal vragen, mijnheer de minister. Wat zijn de resultaten van het overleg tussen u en de elektriciteitsproducenten over de teruggave van de te veel aangerekende CO2-emissierechten?

 

Indien dit overleg niets zou hebben opgeleverd, hoe ver staat de regering dan met haar wetgevend werk zoals dit werd aangekondigd zodat de elektriciteitsproducenten een dergelijke regeling kan worden opgelegd?

 

Mijnheer de minister, u hebt tijdens de maanden dat u minister bent waarschijnlijk reeds opgemerkt dat onderhandelingen met de sector over vrijwillige teruggaven en vrijwillige bijdragen niet van de gemakkelijkste zijn. Zou het dan ook niet beter zijn om een structurele, wettelijk geregelde en recurrente belasting te heffen op windfall profits in plaats van te blijven aanmodderen en vriendelijk te vragen of de sector iets zou willen bijdragen?

 

07.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Douifi, eerst en vooral wil ik u eraan herinneren dat de studie van de CREG tot voorzichtige conclusies kwam. De studie concludeerde immers dat het moeilijk is om de impact van de gratis toegekende emissierechten op de elektriciteitssector juist te bepalen. De CREG beschikt immers niet over voldoende boekhoudkundige gegevens en informatie die betrekking hebben op het proces voor de bepaling van de verkoopprijzen door de producenten bij de onderhandeling van hun OTC-contracten. Het is essentieel dat de elektriciteitsproducenten de nodige gegevens ter beschikking stellen om de analyse verder te verbeteren. De nieuwe macht die de CREG nu heeft, zal dat gemakkelijk maken.

 

Na de publicatie van de studie werd de problematiek uitvoerig in de CREG behandeld, meer bepaald in de werkgroep Prijscomponenten en in de algemene raad van de CREG. In de algemene raad kon over de problematiek geen overeenstemming worden bereikt, maar de CREG moet haar analyse verder verfijnen. Een overleg moet plaatsvinden tussen de elektriciteitsproducenten en de verbruikers om een oplossing te vinden voor het gestelde probleem.

 

En ce qui concerne les pistes à l'anglaise que vous avez évoquées, j'avais déjà répondu qu'on les envisagerait lorsque cette phase au sein de la CREG aura abouti à un résultat, ce qui est loin d'être le cas aujourd'hui.

 

Een structurele wettelijke regeling voor de toekomst is op korte termijn niet wenselijk, gezien de emissierechten in de elektriciteitssector in het kader van het EU klimaat- en energiepakket niet langer gratis zouden worden toegekend. De emissierechten zouden vanaf die periode via een veiling worden toegekend. Een veiling biedt de beste garantie tegen windfall profits.

 

07.03  Dalila Douifi (sp.a+Vl.Pro): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Een en ander is nog niet afgerond. U moet nog wachten op andere resultaten. De CREG beschikt over onvoldoende informatie. Uit uw antwoord blijkt eens te meer dat we de CREG als waakhond veel meer munitie moeten geven. We zullen in de komende weken en maanden zeer goed moeten bekijken hoe dat precies verder zal verlopen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Flor Van Noppen aan de minister van Klimaat en Energie over "de stand van zaken van het dossier rond de financiering van het Myrrha-project door de federale overheid" (nr. 7543)

08 Question de M. Flor Van Noppen au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'état d'avancement du dossier relatif au financement du projet MYRRHA par le fédéral" (n° 7543)

 

08.01  Flor Van Noppen (CD&V - N-VA): Mevrouw de voorzitter, ik weet dat deze vraag u na aan het hart ligt maar waarschijnlijk om andere redenen dan de mijne.

 

Mijnheer de minister, misschien zult u zich nog herinneren dat ik u in mei van dit jaar ondervroeg over de financiering van het Myrrha-project door de federale regering; het ging om de mondelinge vraag nummer 5047. U antwoordde toen dat u volop bezig was met deze vraag. U hoopte tegen het reces met uw analyse klaar te zijn. Verder zei u dat u zou beslissen met betrekking tot het Myrrha-project in functie van de begrotingsopmaak voor 2009. U hoopte zich eind september, begin oktober 2008 een eerste idee te kunnen vormen van het project om vervolgens het dossier voor te leggen aan de regering. Het is nu begin oktober en de regering is volop bezig de begroting voor 2009 op te stellen.

 

Ik heb voor u dan ook enkele vragen. Bent u klaar met uw analyse van het Myrrha-project? Zo ja, hoe evalueert u dit project? Zo nee, wanneer zult u dit onderzoek voltooien? Kan het SCK in de begroting voor 2009 boven op de normale dotatie rekenen op de gevraagde extra dotatie noodzakelijk voor de verdere uitwerking van het Myrrha-project? Zo ja, hoeveel bedraagt die extra dotatie? Zo nee, waarom is deze extra dotatie niet voorzien in de begroting voor 2009?

 

Voorzitter: Bart Laeremans

Président: Bart Laeremans

 

De voorzitter: Dat was een zeer interessante vraag, mijnheer Van Noppen. Wij hebben over deze materie ooit samen vragen gesteld.

 

08.02 Minister Paul Magnette: Alle vragen zijn zeer interessant, mijnheer de voorzitter.

 

Mijnheer Van Noppen, ik heb inderdaad het dossier van het SCK/CEN met betrekking tot het Myrrha-project ontvangen. Ik heb het dossier met de nodige aandacht onderzocht en ik heb ook de directie van het SCK/CEN ontvangen. Bij deze gelegenheid werden mij de onderzoeksactiviteiten van het centrum voorgesteld en werd mij een grondige uiteenzetting gegeven over het Myrrha-project. Ik ben mij ervan bewust dat dit project vandaag erkend is in de Europese onderzoekswereld vermits het als basis dienst voor het Eurotrans-project van het zesde Euratom kaderprogramma waaraan achtenveertig partners deelnemen. Deze partners vertegenwoordigen de industriële wereld, de onderzoeksinstellingen en de universitaire wereld actief in de Europese nucleaire sector.

 

U begrijpt wel dat dit project een zeer grote investering is die weliswaar te spreiden is in de tijd. Er wordt gesproken van een bedrag van 750 miljoen euro verdeeld over 12 jaar. Zelfs indien België daarvan slechts een beperkt deel, ongeveer een derde, zou moeten dragen, blijft dit een zeer zware belasting voor de begroting van de Belgische Staat. Na de verwezenlijking van de investering zal dan ook nog een deel van de uitbatingskosten moeten worden gedragen.

 

Alvorens de Belgische Staat te verbinden tot dergelijke belangrijke uitgaven wil ik er zeker van zijn dat het Myrrha-project zoals het opgevat is door het SCK/CEN de goede oplossing is. Om deze zekerheid te bekomen wil ik het project laten onderwerpen aan een externe onafhankelijke evaluatie door het Agentschap voor Nucleaire Energie in Parijs. Een ontwerp van opdracht voor dit agentschap werd opgesteld. Besprekingen zijn thans aan de gang om een akkoord te bereiken over de tekst van de opdracht. Na dit akkoord zal de opdracht worden toegekend. Na de samenstelling van de evaluatieploeg meent het agentschap ongeveer zes maand nodig te hebben voor de uitvoering van de evaluatie. Deze zou dan ongeveer kunnen zijn afgerond in mei-juni 2009. U vindt dit misschien een lange tijd maar ik vind dit niet overdreven, gelet op de belangen die op het spel staan. Het is beter de beslissing te baseren op een stevige basis. De onafhankelijke evaluatie zal daartoe zeker bijdragen.

 

Ik vind het derhalve voorbarig een beslissing te nemen over het Myrrha-project en bijkomende begrotingsinschrijvingen, bovenop de normale dotatie, te voorzien voor het SCK/CEN ten behoeve van het Myrrha-project, zolang de resultaten van de onafhankelijke evaluatie niet beschikbaar zijn.

 

Ik heb dan ook de door het SCK/CEN gevraagde supplementaire dotatie voor het jaar 2009 op dit ogenblik niet weerhouden. Als de evaluatie van het Nucleaire Energie Agentschap beschikbaar is, zal ik een dossier voorbereiden voor de Ministerraad om een gepaste beslissing te nemen inzake het Myrrha-dossier en de ervoor bestemde begrotingsinschrijvingen.

 

08.03  Flor Van Noppen (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb begrepen dat u het weer op de lange baan gaat schuiven. Dit dossier is nochtans zeer belangrijk voor de toekomst.

 

U weet net zo goed als ik dat de meeste studies uitwijzen dat er de eerste 30 tot 40 jaren geen of weinig alternatieven zullen zijn om de kernenergie te vervangen. U krijgt een aanbieding in de vorm van een project dat de mogelijkheid biedt om in de toekomst minder nucleair afval te produceren, een veel hoger rendement te krijgen, de problemen met medische radio-isotopen op te lossen en het probleem van fossiele brandstof op te lossen. Men kan met dat project immers ook waterstof produceren en daardoor CO2 reduceren. Ik vind het dan ook bijzonder spijtig dat u het dossier zo lang laat aanslepen.

 

Mijnheer de voorzitter, ik heb nu een vraag aan u. Ik zou graag willen dat er in deze commissie dringend werk wordt gemaakt van een debat over de beheersovereenkomsten van het SCK. Ik zou graag eens de standpunten kennen van de verschillende politieke partijen en zeker van de Vlaamse regeringspartijen. Het gaat dan over CD&V en Open Vld, die steeds achter dit project hebben gestaan. Ik vermoed dat zij opnieuw worden gegijzeld door de Parti Socialiste die geen enkel belang heeft bij de verdere uitbouw van onze Vlaamse kenniseconomie.

 

De voorzitter: Mijnheer Van Noppen, u richtte een vraag tot mij. Ik kan dat niet zomaar op mijn eentje beslissen. Wij zullen dit voorleggen op het moment dat wij de orde van de werkzaamheden opnieuw regelen. Dat is voorzien voor de eerstvolgende vergadering, normaal gezien binnen twee weken. Volgende week is het heel de week plenaire vergadering en dinsdagochtend is er geen bijeenkomst. De volgende commissievergadering is dus gepland voor dinsdag 21 oktober. Dan zullen wij dat debat voeren.

 

Gelieve mij er zeker aan te herinneren. In elk geval is het debat voor mij open. Het is zeker een debat waard.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van de heer Flor Van Noppen aan de minister van Klimaat en Energie over "de expertencommissie die onderzoek doet naar de ideale energiemix voor België" (nr. 7544)

09 Question de M. Flor Van Noppen au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la commission d'experts chargée d'étudier le mix énergétique idéal pour la Belgique" (n° 7544)

 

09.01  Flor Van Noppen (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, met betrekking tot het toekomstig energiebeleid van België, lees ik in het regeerakkoord: “Om de Kyoto-doelstellingen en de Europese en internationale verplichtingen na te leven, met name betreffende hernieuwbare energie en de uitstoot van broeikasgassen, de zelfvoorziening van ons land te vergroten, de energiebevoorrading en de structureel bepaalbare prijzen te verzekeren, zal de regering voor einde juli 2008 een groep van nationale en internationale experts, onder andere van het IPCC, installeren om te onderzoeken wat op middellange en lange termijn de ideale energiemix in België moet zijn. Deze groep van experts zal in haar verslag voorstellen om de regering in staat te stellen voor het einde van 2009 de nodige beslissingen te nemen”. Dit werd door u nogmaals bevestigd in antwoord op mijn mondelinge vraag nr. 5585. In dat verband heb ik voor u volgende vragen.

 

Is deze commissie reeds samengesteld? Zo ja, is deze commissie reeds van start gegaan? Zo neen, waarom is ze nog niet van start gegaan? Wanneer zal dit gebeuren? Kunt u de precieze samenstelling geven van de commissie, de naam van alle commissieleden, hun expertise en hun functie binnen de commissie?

 

09.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, collega’s, de oprichting van deze commissie heeft wat vertraging opgelopen. Het is niet zo gemakkelijk onafhankelijke internationale experten te vinden. Het koninklijk besluit houdende de oprichting van deze groep van experten is klaar en zal binnenkort aan de Ministerraad worden voorgelegd.

 

Deze groep zou zijn werkzaamheden moeten kunnen aanvatten in december van dit jaar. Experten van federale instellingen zullen hier deel van uitmaken – DG Energie van de FOD Economie, de CREG, het Federaal Planbureau en de Nationale Bank van België – alsook externe experten als Belgische en buitenlandse universiteitsprofessoren en een lid van de IPCC. Het secretariaat zal worden waargenomen door het DG Energie.

 

De hier geanalyseerde studies zullen de volgende zijn: het eindverslag van de commissie Energie 2030, Toelichting bij sommige uitdagingen voor het Belgisch energiebeleid in het kader van de klimaatdoelstelling, het rapport van het Federaal Planbureau 2007, de studie over de ontoereikende productiecapaciteit in België van de CREG 2007, het studieontwerp over de perspectieven inzake de elektriciteitsbevoorrading voor de periode 2008-2017 van het Federaal Planbureau 2008.

 

09.03  Flor Van Noppen (CD&V - N-VA): Na de oprichting van tal van commissies, die telkens tot dezelfde eindconclusie kwamen dat de sluiting van de kerncentrales met het oog op het betaalbaar houden van onze energie en het bereiken van de Kyoto-doelstelling een utopie is, vind ik het dom die commissie nog op te richten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Dalila Douifi aan de minister van Klimaat en Energie over "de pistes in de pers voor de bijdrage van 250 miljoen euro van de elektriciteitsproducenten" (nr. 7575)

- de heer Philippe Henry aan de minister van Klimaat en Energie over "de taks van 250 miljoen op de afgeschreven centrales" (nr. 7703)

10 Questions jointes de

- Mme Dalila Douifi au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les pistes relatives à la contribution de 250 millions d'euros des producteurs d'électricité dont fait état la presse" (n° 7575)

- M. Philippe Henry au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la taxe de 250 millions sur les centrales amorties" (n° 7703)

 

10.01  Dalila Douifi (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, de piste in de pers was ook de piste van de regering.

 

De piste is dat een bijdrage van 250 miljoen euro, waarover ondertussen zo veel werd gedebatteerd in het Parlement, van de elektriciteitsproducenten aan de begroting van deze regering wordt gestort. Nu zou deze piste worden gevolgd om de vennootschap die de kernprovisies in ons land beheert en een dochter is van de exploitanten, met name Synatom, bij wet te verplichten om voor het einde van het jaar de 250 miljoen euro aan de Staat te storten.

 

Mijnheer de minister, ik neem aan dat u dat bericht ondertussen kunt bevestigen. Dat werd immers op de Ministerraad beslist. In de krant De Tijd stond dat de bijdrage eenmalig zou zijn. Nochtans hebt u hier, naar aanleiding van een vraag van Bruno Tobback in de Kamercommissie van 20 mei 2008 verklaart dat de bijdragen van de elektriciteitsproducenten recurrent zouden zijn.

 

Zal die 250 miljoen euro eenmalig of recurrent zijn? Dat is zeer belangrijk. Het is ook interessant om te weten dat wij ons aan uw antwoord kunnen houden. Wij gaan nog altijd uit van uw antwoord dat het recurrent zal zijn, terwijl alle berichten de voorbije dagen duidelijk maken dat het eenmalig zal zijn.

 

Hoe kan de regering trouwens garanderen dat Synatom over voldoende middelen zal kunnen blijven beschikken om aan de wettelijke verplichtingen te kunnen blijven tegemoetkomen? Immers, de ontmanteling van onze kerncentrales volgens de wet vanaf 2015 zal erg veel geld kosten.

 

Synatom wordt door de elektriciteitsconsumenten gestijfd via de elektriciteitsprijs. Wij hebben altijd onze bekommernis uitgedrukt dat de 250 miljoen euro niet zou kunnen worden doorgerekend door Electrabel en SPE Luminus aan de consumenten. Ik denk dat wij die bezorgdheid delen. Wij hebben de communicatie van Electrabel echter nauw opgevolgd en van daar komt niet het minste signaal dat het niet aan de consumenten zal worden doorgerekend.

 

10.02  Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, j'avais introduit une question similaire mais qui avait été "oubliée" dans l'ordre du jour.

 

Monsieur le ministre, cette question des bénéfices indécents réalisés par les producteurs d'électricité par l'exploitation des centrales nucléaires a déjà été abordée à de nombreuses reprises dans ce parlement et risque de l'être encore quelquefois. Notre groupe a d'ailleurs déposé des amendements ainsi qu'une proposition de loi.

 

Nous ne sommes évidemment pas satisfaits de l'annonce faite par le gouvernement la semaine dernière au sujet d'un prélèvement de 250 millions via le fonds Synatom et qui ne serait qu'une opération one shot, comme vient de le dire Mme Douifi.

 

Précédemment, le gouvernement avait annoncé, dans le cadre de son programme de législature et de son budget 2008, qu'il s'engagerait à obtenir une contribution de 250 millions d'euros de la part des producteurs, ce qui bien entendu nous paraissait totalement insuffisant eu égard à l'ampleur des surbénéfices réels existant. Dès le départ, nous estimions cette formule très alambiquée, car le gouvernement décidait d'une contribution volontaire. La suite nous a révélé une succession d'épisodes parfois des plus cocasses. Dans un premier temps, vous annonciez un accord à propos d'une répartition de 240 millions pour Suez et de 10 millions pour Luminus, accord qui n'a tenu que quelques heures, puisqu'il a été immédiatement dénoncé par les producteurs. Vous avez donc déclaré qu'en absence d'accord, une taxation pure et simple aurait lieu. Ces discussions se sont donc déroulées d'une manière surprenante.

 

Le dernier épisode date de vendredi dernier. Vous avez apparemment soumis en Conseil des ministres un projet de loi visant à instaurer une telle taxe, mais avec un mécanisme tout à fait particulier, car vous prélevez ce montant dans le fonds Synatom de démantèlement des centrales nucléaires pour, ensuite, le faire verser par les producteurs dans ce fonds. Ce procédé nous paraît choquant, car il s'agit d'une fragilisation du fonds en lui-même, ce qui va à l'encontre de sa destination normale; au contraire, il convient de consolider ce fonds.

 

À de nombreuses reprises, nous avons dénoncé l'hébergement de ce fonds par Suez, alors qu'il devrait revenir au niveau de l'État. Si nous n'en sommes certes pas là au niveau d'Electrabel, les derniers épisodes de crise financière que nous vivons démontrent que les montages financiers, aussi extraordinaires et internationaux qu'ils puissent être, peuvent un jour devenir extrêmement fragiles. Le fait que ce fonds soit hébergé dans Suez est problématique. À nos yeux, il importe de consolider ce fonds et de le rapatrier, et non d'y puiser pour le reconstituer ensuite.

 

Il est vrai que vous avez annoncé que la somme sera ensuite reversée par les producteurs, même dans un délai relativement court. C'est ce que j'ai lu dans la presse.

 

Monsieur le ministre, pourquoi vous est-il nécessaire d'utiliser ce fonds? Quel est le fonctionnement du mécanisme?

 

Par ailleurs, à l'instar de Mme Douifi, j'aurais voulu vous entendre sur la question de la récurrence d'une telle taxation. J'ai pris acte du fait qu'il s'agit d'un prélèvement unique, ce qui rend le montant très faible par rapport à l'ampleur des bénéfices accumulés dans le passé et qui le seront encore dans les années à venir.

 

Quel a été le contenu des discussions avez Suez? Un accord est-il intervenu ou bien s'agit-il plutôt d'une décision du gouvernement? En cas d'accord, quels sont les engagements du gouvernement à l'égard de Suez?

 

Comment va-t-on garantir que cette taxe ne sera pas répercutée sur le consommateur? La communication d'Electrabel fait état – et je cite – que: "Dès qu'elle disposera du détail de la mesure, elle procèdera à une analyse de ces dispositions afin de définir les suites à leur réserver". Il s'agit là pour le moins d'une formulation curieuse pour une simple taxe.

 

Enfin, comment le fonds Synatom a-t-il déjà été utilisé jusqu'à présent? Je ne sais pas si vous pourrez répondre à cette question précise aujourd'hui car, même si je l'ai transmise samedi, il semble que vous n'en ayez eu connaissance que fort tardivement. Avez-vous prévu d'utiliser ce fonds pour assurer l'efficacité énergétique? En tout cas, ce genre d'utilisation par l'État nous semblerait beaucoup plus intelligent et sécurisant.

 

10.03  Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, cher collègue, si votre question vient seulement de m'être communiquée, je l'attendais avec impatience puisque vous annonciez mâlement dans la presse de ce week-end que vous exigeriez les explications du ministre, même si je dois bien constater que c'est au travers d'une série de contre-vérités et d'approximations.

 

10.04  Philippe Henry (Ecolo-Groen!): (…)

 

10.05  Paul Magnette, ministre: Je n'ai rien annoncé dans la presse. La Chancellerie a diffusé un communiqué de presse que vous n'avez sans doute pas lu. En effet, si cela avait été le cas, vous y auriez trouvé la plupart des réponses à vos questions.

 

Sur le principe, j’ai toujours dit qu’à titre personnel, j’étais favorable à une contribution récurrente d’un montant plus élevé, obligatoire etc. Cela étant, en politique, il faut faire des compromis et il faut construire des majorités politiques. Vous êtes bien placé pour le savoir puisque le secrétaire d’État à l’Énergie, issu de votre formation, n’a quant à lui pas récupéré le moindre centime de cette rente, à l’époque où vous aviez la main sur ces compétences. Vous êtes donc un peu mal placé pour porter des grands jugements sur le caractère insuffisant de cette contribution. On rappelle toujours avec beaucoup de plaisir, dans votre formation politique, la façon dont vous êtes allé arracher une contribution du secteur pétrolier. La contribution du secteur pétrolier que vous aviez arrachée à l’époque avec le soutien du ministre socialiste de l’Économie, Charles Picqué, était dix fois inférieure à celle que nous avons pu prélever ici.

 

Il est vrai que le fonds Synatom est utilisé dans ce dispositif simplement en tant qu’instrument financier. Le montant est prélevé sur le fonds Synatom. Il doit être remboursé endéans les quinze jours par les producteurs d’électricité nucléaire au prorata de leur production. S’ils ne le remboursent pas, la loi prévoit un mécanisme de recouvrement par amendes jusqu’à 2% des bénéfices de ces entreprises. La loi prévoit également, noir sur blanc, que cette contribution ne peut pas être répercutée dans les prix, que ce soit les prix aux industriels ou les prix aux clients résidentiels.

 

La loi renforce encore à cet effet les pouvoirs de la CREG. Je veillerai bien entendu, avec méticulosité, à ce que la CREG fasse le meilleur usage de ses pouvoirs et des compétences que nous lui avons données dans le projet de loi approuvé par le Conseil des ministres de vendredi, puisque certains agents de la CREG se voient notamment dotés du statut d’officier de police judiciaire. À ce titre, ils pourront entre autres, sur autorisation d’un juge d’instruction, saisir des documents ou effectuer des perquisitions au siège de l’exploitant nucléaire.

 

Ce mécanisme instaure donc bien une contribution obligatoire pour 2008. Je répète qu’à titre personnel, je suis favorable à sa récurrence et que nous en débattrons à nouveau dans le cadre du budget 2009. Ce mécanisme n’affecte pas d’un centime les réserves de Synatom et prévoit tous les moyens possibles pour recouvrir cette somme au cas où les entreprises concernées ne procèderaient pas au paiement qui, cette fois-ci, ne se fait plus du tout sur base volontaire. Il prévoit également les mécanismes nécessaires pour vérifier que cette somme n’est pas répercutée sur les prix.

 

Voorzitter: Peter Logghe.

Président: Peter Logghe.

 

10.06  Dalila Douifi (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wij vinden het een zeer vreemde constructie. Het is niet alleen een zeer vreemde constructie maar het is blijkbaar ook een soort deal voor een jaar. Ondertussen betaalt elk gezin in dit land 300 euro meer voor aardgas aan Electrabel en hebben de bedrijven 1,2 miljard te veel betaald aan CO2-emissierechten.

 

Electrabel-SPE-Luminus moet nu 250 miljoen euro storten in het Synatomfonds. Dit betekent dat de regering zich zeer goedkoop heeft laten afkopen. Welke politieke deal zit hier achter, mijnheer de minister? Is de tegenprestatie dat de kerncentrales langer open mogen blijven? Om die reden zeg ik dat dit een zeer vreemde constructie is waarvan we helemaal nog niet weten of ze elk jaar opnieuw zal kunnen worden doorgevoerd.

 

Na het antwoord te hebben beluisterd op deze en vorige vragen die ik en andere collega’s ter zake hebben gesteld, meen ik dat een structurele, wettelijk geregelde en recurrente belasting op windfall profits zich werkelijk opdringt.

 

10.07  Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, vous n'avez pas vraiment répondu à toutes les questions. Je ne sais pas très bien s'il s'agit d'un oubli ou si je dois lire entre les lignes…

 

Vous n'avez pas répondu à la question concernant la tenue d'une discussion avec Suez et le thème de cette discussion éventuelle ou alors s'il s'agissait d'une décision unilatérale du gouvernement. Cette question me semble pourtant essentielle. Par ailleurs, je n'ai pas obtenu de réponse concernant la manière dont Electrabel ou Suez interprétait cette mesure.

 

Je persiste à ne pas comprendre le sens de passer par le fonds Synatom. Certes, il s'agit d'un fonds financé mais quelle est la logique pour passer par ce fonds? Outre que cela fragilise le fonds, même si on reconstitue les prélèvements, j'estime que cela ne devrait pas se faire dans cet ordre. S'il s'agit d'une taxe, pourquoi doit-elle être versée au fonds Synatom? Je ne comprends pas le sens de ce montage.

 

Pour le reste, on peut évidemment toujours faire référence au passé. Olivier Deleuze a mis en place beaucoup d'instruments dans différentes matières dont on discute encore aujourd'hui. La CREG a été, comme vous le savez, fortement démantelée dans le passé. Vous annoncez un renforcement dans certains domaines. C'est une bonne chose. Il y a également la loi sur la sortie du nucléaire. Il est évident qu'il reste du travail à accomplir mais revenir 7, 8 ou 9 ans en arrière sur les politiques passées n'excuse en rien la situation d'aujourd'hui, les bénéfices qui se sont accumulés, les augmentations de prix qui sont visibles. Les choses ont clairement évolué avec les années. Les constats sont clairs, y compris dans le chef de la CREG qui est impuissante en la matière.

 

Nous restons donc totalement insatisfaits sur le montant et sur la non-récurrence. Même si vous dites que vous y êtes favorable personnellement, on ne peut que constater que la décision est différente.

 

Je voudrais surtout vous entendre sur les deux questions auxquelles vous n'avez pas répondu.

 

10.08  Paul Magnette, ministre: Ce n'est pas une contribution volontaire, c'est une contribution obligatoire. Il n'y a donc pas lieu d'avoir un accord des entreprises concernées.

 

C'est bien parce qu'il n'y a pas d'accord, qu'il y a une contribution obligatoire. C'est comme cela que la mécanique avait été conçue d'emblée. Il aurait été infiniment plus confortable pour moi d'obtenir d'emblée le pouvoir de prélever le montant sans devoir rien faire d'autre, mais il faut pouvoir faire des compromis. Le compromis était qu'il fallait négocier et que si la négociation n'aboutissait pas à une contribution volontaire, le gouvernement prendrait les mesures nécessaires.

 

La contribution volontaire ayant tenu à peu près vingt-quatre heures, il a fallu, au terme d'une nouvelle phase de négociations, en conclure que cette contribution volontaire ne viendrait pas. J'ai donc déposé sur la table du gouvernement un projet de prélèvement obligatoire, ce qui permet d'assurer que ce montant arrive bien dans les caisses de l'État et de garantir qu'il n'y a pas de contrepartie puisqu'on n'est plus dans une négociation mais bien dans une imposition.

 

Pourquoi utiliser le fonds Synatom? Parce qu'il permet d'obtenir une contribution obligatoire non fiscale et parce que, par ailleurs, il comporte une clé de répartition objective, clairement établie et reconnue entre les producteurs d'électricité nucléaire qui nous permet de répartir la contribution de 250 millions, au prorata de leur part dans la production, entre les deux entreprises concernées.

 

10.09  Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je pense que nous ne serons évidemment pas d'accord. Je ne sais pas si une date a déjà été définie pour l'examen du projet, mais nous reviendrons assez rapidement sur le sujet puisque ce sera d'application d'ici la fin de l'année.

 

Pour le reste, nous avons déposé d'autres propositions concernant à la fois les compétences de la CREG et les prélèvements sur les "surbénéfices" des centrales nucléaires.

 

10.10  Dalila Douifi (sp.a+Vl.Pro): Ik sluit mij aan bij collega Henry. Mijnheer de minister, weet u wat bijna choquerend is? Dat is dat als men de cijfers van de winstgevende activiteiten, van de winst van de sector, van de producent legt naast het feit dat we nog steeds tot op vandaag die winsten niet op een of andere manier gelijkmatig ten voordele van de consument kunnen aanbrengen, we onvoldoende ver staan met de controle en de impact en de tussenkomsten van de CREG vandaag op de sector zelf. Hopelijk zien we zo snel mogelijk uw wetsontwerp aan het Parlement voorgelegd, om daar dan verder wetgevend werk rond te verrichten of amendementen op in te dienen, samen met collega Henry.

 

Voorzitter: Bart Laeremans.

Président: Bart Laeremans.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de beheersovereenkomst voor het SCK" (nr. 7663)

11 Question de Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le contrat de gestion du CEN" (n° 7663)

 

11.01  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, in mei hebben wij al een aantal keren van gedachten gewisseld over de beheersovereenkomst van het SCK, al dan niet in relatie tot het Myrrha-project. Door tal van factoren, waaraan u niets kon doen, zit er een pak vertraging op de beheersovereenkomst. In mei hebt u aangegeven dat u voldoende tijd wou nemen om het ontwerp van beheersovereenkomst dat het SCK u heeft bezorgd, te bestuderen. U hebt toen ook gezegd dat u later uw bevindingen zou meedelen wat betreft de timing en de procedure voor de beheersovereenkomst. Voorts hebt u in mei gezegd dat u wat betreft de supplementaire dotatieaanvraag voor het Myrrha-project in relatie met de beheersovereenkomst niet over een nacht ijs zou gaan. U hebt dat ook bevestigd in het antwoord dat u zojuist aan collega Van Noppen hebt gegeven.

 

Collega Van Noppen is niet meer aanwezig, maar hij kan dit lezen in het verslag. Wat het Myrrha-project betreft, meen ik dat inzake de uitstap uit kernenergie de oplossing veeleer zal komen van hernieuwbare energie, die een veel grotere leercurve heeft dan de kernenergie. Wat betreft de radio-isotopen zal er ook een ander antwoord moeten worden geformuleerd dan de onderzoeksreactoren. Ik denk aan de piste van de cyclotrons.

 

Concreet heb ik een vijftal vragen over de beheersovereenkomst. Ten eerste, is er ondertussen een beslissing genomen wat betreft de timing en de procedure voor de beheersovereenkomst?

 

Ten tweede, wat is de stand van zaken vandaag? Is er eventueel al een nieuw voorstel tot stand gekomen in overleg met het SCK?

 

Ten derde, welke afspraken zijn er gemaakt met het SCK betreffende de beheersovereenkomst en de dotatie? Ik heb die vraag gesteld, omdat er afspraken waren gemaakt met de heer Verwilghen. Het is mij niet duidelijk of die afspraken nog altijd gelden gezien de vertraging die er door de politieke crisis is geweest voor de beheersovereenkomst en de bijkomende dotaties.

 

Ten vierde had ik ook een vraag over het onderzoek met betrekking tot het Myrrha-project. U hebt daar echter op geantwoord naar aanleiding van de vraag van collega Van Noppen.

 

Ten vijfde, bent u er voorstander van een parlementair debat over de beheersovereenkomst van het SCK te organiseren, niet later dan de begrotingsbesprekingen? Dat gaat immers natuurlijk enigszins hand in hand.

 

11.02  Paul Magnette, ministre: Au sujet de votre dernière question, je suis un fervent adepte de la séparation des pouvoirs et je n'ai donc pas d'avis à émettre sur l'opportunité d'un débat parlementaire. C'est à vous de voir; je me plierai à vos desiderata.

 

De beheersovereenkomst voor het SCK bevat het Myrrha-project en bedraagt ook een belangrijk deel van de budgettaire middelen, namelijk 7 miljoen euro in het eerste jaar. Zoals eerder gezegd in mijn antwoord aan de heer Van Noppen heb ik het Myrrha-project laten onderwerpen aan een onafhankelijke, externe evaluatie door het Nucleair Energieagentschap in Parijs, vooraleer de Belgische Staat aan dergelijk, belangrijke uitgaven te binden.

 

Een ontwerp van opdracht voor dit agentschap werd opgesteld. De besprekingen zijn thans aan de gang om een akkoord te bereiken over de tekst van de terms of references. De conclusies worden rond mei, juni 2009 verwacht. De beheersovereenkomst die door het SCK werd geschreven, kan dus niet voor deze datum worden ondertekend. Om te vermijden dat we te lang zonder een beheersovereenkomst zitten, zal ik nagaan of het mogelijk zal zijn om het aan te passen zonder het Myrrha-project.

 

11.03  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Het is mij niet echt duidelijk wat er nu gaat gebeuren. Er komt een beheersovereenkomst. Samen met het SCK zal worden bekeken of dit al dan niet met Myrrha samengaat. Ik neem aan dat er op het moment van de begroting van 2009 nog geen sprake zal zijn van een beheersovereenkomst met het SCK, ook niet zonder Myrrha?

 

11.04  Paul Magnette, ministre: Il faudra examiner si on peut l'approuver sans le projet MYRRHA ou s'il faut attendre l'évaluation par l'Agence nucléaire.

 

11.05  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Ik ben ook een groot voorstander van de scheiding der machten. In die zin is een beheersovereenkomst iets wat u sluit, in dit geval met het SCK. Wij kennen in het federaal Parlement geen regel zoals in het Vlaams Parlement waar de beheersovereenkomsten, bijvoorbeeld voor de VRT, ook in het Vlaams Parlement moeten worden goedgekeurd. Daarop alludeer ik dus zeker niet. Ik ben er wel voorstander van om daar een parlementair debat aan te wijden, bijvoorbeeld samen met de begrotingsbesprekingen. De beheersovereenkomst gaat namelijk over de middelen, de dotatie, die wordt toegekend aan het SCK. Het lijkt mij goed dat, op het moment dat de begrotingsbespreking wordt gevoerd, dat eruit wordt gelicht en op dat moment, of ten laatste samen, kan worden bekeken. We zullen, samen met u en het SCK, moeten nagaan of het ontwerp er is of nog komende is.

 

Ik zou niet graag hebben – met volle respect voor uw bevoegdheid – dat die beheersovereenkomst wordt gesloten zonder dat wij daarover hier een debat hebben gevoerd. Een debat daarover is volgens mij meer dan zinvol, gelet ook op de diverse vragen die daarover worden gesteld door verschillende personen.

 

De voorzitter: Dat debat zullen we dan zeker voeren over veertien dagen. Ik stel vast dat verschillende fracties daarvoor vragende partij zijn. Ik bedoel dan niet het eigenlijke debat, maar wel de vraag naar de wijze waarop we dat zullen benaderen. Het lijkt mij wel plausibel om dat te doen in het raam van de begrotingsbesprekingen. Het zou misschien wel nuttig zijn dat de minister zo snel mogelijk een ontwerptekst bezorgt aan de commissie, zodanig dat we ook concreet over een welbepaald dossier discussiëren. Ik heb begrepen dat er een soort van preliminaire beheersovereenkomst in de maak is. Misschien kunnen we daarover concreet discussiëren en kan de minister die tekst in de loop van bijvoorbeeld begin november voorleggen aan de commissie of aan de commissieleden, zodat zij zich op een debat kunnen voorbereiden.

 

11.06  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik weet niet of de minister daarop nog wil reageren, maar ik wil zeggen dat er natuurlijk wel een ontwerp van beheersovereenkomst moet zijn waarover beide partijen het min of meer eens zijn. Ik weet niet of het nuttig is om een parlementair debat te wijden aan de tekst van de ene of de andere partij. Het gaat per slot van rekening over de toekomst van het SCK. Dat doen we, denk ik, dan ook best op het moment dat de beheersovereenkomst min of meer op papier bestaat, maar niet op basis van de intenties van de ene partij of de wensen van de andere partij.

 

De voorzitter: We zullen dat nauw blijven volgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van mevrouw Rita De Bont aan de minister van Klimaat en Energie over "het uitblijven van de uitbouw van een bemiddelingsdienst met betrekking tot de energiemarkt" (nr. 7593)

12 Question de Mme Rita De Bont au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le retard dans la mise en place d'un service de médiation relatif au marché de l'énergie" (n° 7593)

 

12.01  Rita De Bont (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, in het verslag 2007 “Strijd tegen armoede: evoluties en perspectieven. Een bijdrage aan het politieke debat en politieke actie van het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting”, wordt gesteld dat al in 1999 inzake de organisatie van de elektriciteitsmarkt een bemiddelingsdienst werd aangekondigd.

 

Na acht jaar, tal van veranderingen en de liberalisering van de gas- en elektriciteitsmarkt in de drie Gewesten, werd in februari 2007 een wet goedgekeurd die die dienst volgens bepaalde modaliteiten creëert. De deelnemers aan het overleg waren zeer tevreden dat er een akkoord is bereikt tussen de Gewesten en de federale overheid, zodat de burgers zich maar tot een loket moeten wenden met alle klachten over het federale beleid en het beleid in de Gewesten.

 

Nog steeds volgens hetzelfde verslag betreuren zij dat er tot nu toe te weinig druk is om deze dienst effectief in werking te laten treden, terwijl er toch een aantal klachten werden ingediend bij de algemene directie Controle en Bemiddeling, vandaar mijn vragen.

 

Is de minister op de hoogte van het uitblijven van die reeds lang aangekondigde dienst?

 

Welke maatregelen werden genomen sinds het verschijnen van het genoemde verslag om het toegezegde initiatief ook daadwerkelijk uit te voeren?

 

Tegen wanneer zal de bemiddelingsdienst operationeel kunnen zijn?

 

12.02 Minister Paul Magnette: De dienst Energiebemiddeling werd opgericht als een autonome dienst met rechtspersoonlijkheid door de wet van 16 maart 2007. Behalve de wettelijke bepalingen die de principes, de bevoegdheden, de organisatie en de financiering van de dienst vastleggen, werden diverse reglementaire maatregelen genomen in een koninklijk besluit gedateerd op 18 januari 2008 met het oog op het vaststellen van de werkingsregels van de dienst, alsook de regels die van toepassing zijn op de twee bemiddelaars inzake onverenigbaarheden en geldelijk statuut.

 

De goedkeuring van het geheel van de bepalingen was onontbeerlijk vooraleer Selor de selectieprocedure van de energiebemiddelaars kon starten. De aanwervingsprocedure werd door Selor opgestart in maart 2008. doch bij het onderzoek van de kandidaatstellingen werd opgemerkt dat slechts een enkele Nederlandstalige kandidaat beantwoordde aan het vereiste criterium inzake ervaring. Dat criterium werd versoepeld om een groter aantal kandidaten te kunnen aanvaarden. Selor heeft thans via publicatie in het Belgisch Staatsblad van 19 september 2008 een nieuwe oproep gedaan tot kandidaten met het oog op de selectie van twee bemiddelaars, een Nederlandstalige en een Franstalige.

 

De instelling van een bemiddelingsdienst is ondergeschikt aan het verloop van de selectieprocedure bij Selor en aan de aanwijzing door de federale regering van de twee bemiddelaars die zijn geslaagd in de selectie. Bovendien komt het de bemiddelaars toe om, eenmaal zij zijn begonnen, hun personeel aan te werven en een aantal prestaties uit te oefenen die inherent zijn aan het opstarten van een nieuwe dienst zoals de huur van kantoren en de aankoop van materiaal. Het is bijgevolg moeilijk om met zekerheid de datum van effectieve oprichting van de dienst te bepalen. Dat zou evenwel uiterlijk begin 2009 moeten zijn.

 

12.03  Rita De Bont (Vlaams Belang): Er wordt dus blijkbaar wel aan gewerkt. Het duurt wel lang voor de dienst effectief in werking treedt. Ik zal het opvolgen. Ik ga ervan uit dat alles rond kan zijn tegen het einde van dit jaar. Ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van mevrouw Rita De Bont aan de minister van Klimaat en Energie over "milieu-etiketten" (nr. 7594)

13 Question de Mme Rita De Bont au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'étiquetage environnemental" (n° 7594)

 

13.01  Rita De Bont (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, druppelsgewijs maakt de Europese Commissie maatregelen bekend om energiebesparingen te kunnen doorvoeren. Alle beetjes zullen helpen om tegen 2020 een van de drie belangrijke vooropgestelde doelstellingen, met name 20% minder energieverbruik, te kunnen behalen.

 

Een van de maatregelen is een etiket op producten, zoals koelkasten, wasmachines en vaatwassers, om de burger te informeren over milieueffecten en het zuinig energieverbruik. De Europese Commissie werkt eraan dat op relatief korte termijn te laten gelden voor tal van andere producten, zoals bijvoorbeeld zuinige water- en douchekranen.

 

Het lijdt geen twijfel dat al die initiatieven ook ons ertoe kunnen inspireren onze zorg voor minder energieverbruik beter en daadwerkelijk gestalte te kunnen geven en de consumenten aan te zetten energie-efficiëntere producten aan te kopen.

 

Welke maatregelen heeft de minister ondertussen genomen om ook in ons land de verkoop van een ruimer gamma energiezuinige en dus energiebesparende producten te bevorderen?

 

Worden de Europese maatregelen, richtlijnen en aanbevelingen door ons land strikt gevolgd?

 

13.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, de verbetering van de doeltreffendheid met 20% tegen 2020 is een prioriteit en een verbintenis van alle staatshoofden en Europese regeringen die in daden moet worden omgezet. Het betreft een sleutelelement voor een duurzaam klimaat- en energiebeleid, net zoals de maatregelen van het klimaat-energiepakket dat op dit ogenblik wordt onderhandeld, en dat overigens voor ons land potentieel kansen inhoudt, in het bijzonder in de sector van de gebouwen en het transport. Naast de vervaardiging zelf van de producten, vormt het onderdeel verbruik een belangrijk deel van de Europese acties die worden ontwikkeld.

 

Ik kom tot het antwoord op uw eerste vraag. Het is juist dat de Europese Commissie voorziet in een herziening van richtlijn 2005/32 Ecodesign, met de bedoeling ze uit te breiden tot de energieverbonden producten. Thans betreft zij alleen de energieverbruikende producten. De meest gangbare voorbeelden van energieverbonden producten zijn, hoewel zij geen energie verbruiken, de ruiten, douchekranen en waterkranen. Op zich verbruiken die producten geen energie, maar hun ontwerp kan zodanig worden gericht dat energiebesparingen kunnen worden bewerkstelligd.

 

Dat ontwerp ligt echter nog ter studie op het niveau van de Europese Commissie. Zij overlegt met de lidstaten om het concept energieverbonden producten te preciseren, met het doel werkelijke resultaten op het gebied van milieubesparing te verkrijgen.

 

Het is immers nutteloos dergelijke producten te ontwikkelen indien dat gepaard gaat met een verandering van het gedragspatroon van de verbruikers. Zo verliezen energie-efficiënte dubbele of driedubbele beglazingen al hun nut indien de muren, waarin zij geïntegreerd zijn, niet eveneens worden geïsoleerd. Bovendien is de ontwikkeling van energiebesparende kranen nutteloos indien de gebruiker rekent in termen van benodigde waterhoeveelheid.

 

Eenmaal de zaken op Europees niveau zijn vastgelegd, zal België kunnen overwegen de energie-etikettering van de energieverbonden producten te koppelen aan complementaire fiscale of andere incentives, met als doel het gedrag van de verbruikers te beïnvloeden in de zin van werkelijke energiebesparing.

 

Ik kom tot uw tweede vraag. Ik kan bevestigen dat de energie-etikettering, zoals die nu sinds vijftien jaar bestaat op de Europese markt, ruimschoots werd gevolgd door de markt en dat de producten hoger dan de klasse C schaars zijn geworden. Volgens recente studies die door de Commissie werden besteld, heeft de energie-etikettering van ijskasten, vaatwassers en wasmachines bijgedragen tot de besparing van ongeveer 700 terawattuur in de periode vanaf 1969. De Europese Commissie deelt ook met genoegen mee dat de energie-etikettering werd overgenomen door talrijke landen buiten de Europese Unie.

 

Zoals het geachte lid heeft gezegd, kunnen nochtans in de toekomst nog aanzienlijke besparingen worden gedaan. De inspanningen moeten worden voortgezet. Thans bereidt de Europese Commissie in overleg met de lidstaten, waaronder België op een actieve wijze, het vervolg voor van de energieprogramma’s in termen van producten.

 

Naast de herziening van de richtlijn “ecologisch ontwerp”, geciteerd in het antwoord op de eerste vraag, is de herziening van de richtlijn 92/75 “energie-etikettering” eveneens aan de dagorde. Er wordt inzonderheid voorzien in een grotere synergie met de richtlijn ecologisch ontwerp en de ontwikkeling van de etikettering naar een dynamisch systeem dat een periodieke aanpassing mogelijk maakt, al naargelang performantere producten op de markt zullen komen en de energieverslindende zullen verdwijnen.

 

Synergieën zouden zich eveneens moeten uitstrekken tot andere bestaande milieuprogramma’s, zoals het ecolabel. De wettelijke documenten zijn in ontwikkeling en het proces wordt sterk ondersteund door het huidige Franse voorzitterschap.

 

Tot nu toe werden reeds verschillende maatregelen inzake de toepassing van de richtlijn goedgekeurd, in de vorm van Europese reglementen over het maximumverbruik van elektrische toestellen in waaktoestand, openbare verlichting en eenvoudige decoders. In oktober 2008 zal het de beurt zijn aan externe elektrische voeding en in november aan huisverlichting.

 

Een dertigtal productcategorieën werd reeds geïdentificeerd, in de vorm van Europese reglementen inzake maximumverbruik. De lijst wordt periodiek bijgehouden. Telkens wordt een mandaat gestuurd door de Europese Commissie naar het Europese Normalisatiecomité voor de opstelling van geharmoniseerde normen die in overeenstemming zijn met de hiervoor geciteerde reglementen.

 

België sluit aan op het geheel van dit proces met de andere lidstaten van de Europese Commissie, in overleg met de medespelers op de Belgische markt, de gewestelijke overheden, de industrie, verbruikers- en milieuorganisaties, enzovoort. Niettemin heb ik ook nationaal reeds initiatieven ondernomen om de eindgebruikers te informeren over de levenscycluskosten van verschillende producten. Informatie over het energieverbruik van apparaten als koelkasten, wasmachines en verlichting is terug te vinden op de website energievreters.

 

13.03  Rita De Bont (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. Informatie is inderdaad zeer belangrijk om de gebruikers te kunnen sensibiliseren, anders hebben die nieuwe ontwikkelingen inderdaad weinig zin. Het lijkt mij dat België op dat vlak een goede leerling is. Ik ga ervan uit, als er meer concrete richtlijnen in Europa worden opgesteld, dat wij op het vlak van etikettering zullen volgen en dat wij aan de gebruikers bijkomende informatie zullen verstrekken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van mevrouw Rita De Bont aan de minister van Klimaat en Energie over "duurzame aanbestedingen" (nr. 7595)

14 Question de Mme Rita De Bont au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les marchés publics durables" (n° 7595)

 

14.01  Rita De Bont (Vlaams Belang): Mijnheer de staatssecretaris, ook het onderwerp duurzaamheid speelt een steeds belangrijker rol binnen de overheidsaanbestedingen. Tal van overheden voelen steeds vaker de behoefte om binnen het inkoop- en aanbestedingsbeleid aandacht te besteden aan duurzame inkopen. De overheid heeft ter zake immers een voorbeeldfunctie te vervullen. Terwijl in Nederland bijvoorbeeld reeds in de zomer van 2006 de Tweede Kamer heeft besloten dat de rijksoverheid uiterlijk in 2010 bij alle aankopen of investeringen milieu- en sociale criteria moet toepassen, wordt een eerdere intentie ter zake in ons land maar schoorvoetend voortgezet.

 

De Vlaamse overheid heeft daarentegen wel de ambitie duurzame aankopen en aanbestedingen tegen 2015 verplicht te maken voor de lokale besturen. Maar in het raam van de Lente voor het Leefmilieu schreef u onder maatregelengroep 6 – duurzame aanbestedingen – dat een actieplan inzake duurzame overheidsaankopen in voorbereiding zou zijn.

 

Ondertussen worden er zowel op federaal als op regionaal vlak verschillende initiatieven genomen en ontwikkeld die de verduurzaming, zowel op milieuvlak als op sociaal vlak van de overheidsaankopen ondersteunen en bevorderen. Het op elkaar afstemmen van die initiatieven zou dan ook een belangrijke meerwaarde kunnen betekenen voor de verduurzaming van alle overheidsaankopen op de diverse niveaus, dus zowel lokaal en provinciaal, als regionaal en federaal.

 

Vandaar mijn vragen. Ten eerste, hoe ver staan de werkzaamheden inzake het aangekondigde actieplan voor duurzame overheidsaankopen? Ten tweede, wat zijn de algemene krachtlijnen in dit actieplan? En ten derde, bent u bereid snel werk te maken van de concrete uitwerking van de aanbevelingen van de Europese Commissie om een systeem te ontwikkelen om aan milieuvriendelijke aankopen voorrang te geven bij overheidsopdrachten?

 

14.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, het verheugt mij dat er de laatste tijd zoveel belangstelling voor het thema van de duurzame overheidsaankopen is. Het aantal parlementaire vragen dat over voornoemd thema wordt gesteld, bewijst zulks.

 

Op Europees vlak werden inderdaad een aantal belangrijke beslissingen en initiatieven genomen. Een aantal van onze buurlanden is heel belangrijke engagementen inzake de verduurzaming van hun eigen aankoopbeleid aangegaan. Nederland, waar het initiatief van het Parlement kwam, is daarvan een heel goed voorbeeld.

 

Ook in België zaten wij echter niet stil. Er werden initiatieven genomen. Zo heeft de gemengde ICDO-CCIM-werkgroep sinds september 2008 een voorontwerp van federaal actieplan duurzame overheidsopdrachten klaar.

 

Na het aantreden van de nieuwe regering hebben wij nog enige tijd gewacht. Ik heb echter uiteindelijk beslist om van het idee van een nationaal plan af te stappen en ons op de ontwikkeling van een federaal actieplan te concentreren. Dat leidde tot een voorontwerp van federaal actieplan duurzame overheidsopdrachten, dat ondertussen door de werkgroep werd goedgekeurd. Het staat nu op de volgende plenaire vergadering van midden oktober 2008 geagendeerd, teneinde de goedkeuring van de ICDO te krijgen om het voorontwerp ter consultatie aan de stakeholders voor te leggen.

 

Het voorontwerp van federaal actieplan geeft invulling aan de vraag van de Europese Commissie en de Europese Raad met betrekking tot de opmaak van een actieplan duurzame overheidsaankopen door de lidstaten.

 

Het voorliggende voorontwerp van actieplan zal voor de periode 2009-2011 geldig zijn. Het geeft een beperkte analyse van de internationale beleidscontext en van de Belgische status in verband met de integratie van duurzame criteria in overheidsopdrachten.

 

Het formuleert op basis van voormelde analyse de maatregelen die de federale overheid zal nemen om de integratie van duurzame criteria in overheidsopdrachten de komende jaren te versnellen.

 

Voor de periode van het actieplan stelt de ICDO-CCIM-werkgroep voor dat de Belgische federale overheid zich schaart achter de doelstelling van de Europese Raad en de Europese Commissie met betrekking tot de integratie van 50% duurzame criteria in de federale overheidsopdrachten. De werkgroep stelt echter wel dat voornoemde doelstelling voor de federale overheid als een minimumdoelstelling moet worden gezien.

 

De federale overheid wenst echter verder te gaan dan het Europese kader.

 

Ten eerste ziet zij, net als Europa, het belang in van het formuleren van milieucriteria in het raam van eco-innovatieve producten en diensten, maar zij wenst tevens het belang van sociale criteria in overweging te nemen.

 

Ten tweede houdt zij de mogelijkheid open tot de ontwikkeling van ambitieuzere criteria dan de criteria die door Europa voor bepaalde producten en dienstengroepen werden ontwikkeld.

 

Ten slotte wil zij zich inspannen voor het bepalen van minimumcriteria voor groepen die op kortere termijn niet door Europa zullen worden ontwikkeld.

 

Het actieplan steunt op de internationale beleidscontext en op enkele, actuele, wetenschappelijke studies naar hindernissen voor de integratie van duurzame aspecten in overheidsopdrachten. Bedoelde hindernissen werden geherformuleerd en herleid tot zeven strategische doelstellingen en tot zestien concrete acties voor het federale niveau.

 

Zodra het voorontwerp van actieplan eind 2008 - begin 2009 aan de stakeholders ter consultatie werd voorgelegd, zullen de nodige aanpassingen gebeuren. Vervolgens kan het voorontwerp op de Ministerraad worden geprogrammeerd.

 

De opvolging van het actieplan zal door de ICDO-CCIM-werkgroep gebeuren. Het actieplan zelf geeft trouwens concrete uitvoering aan de aanbevelingen – ook de meest recente – van de Europese Commissie die in het plan werden verwerkt.

 

14.03  Rita De Bont (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, is dat actieplan momenteel reeds beschikbaar of zal dat later aan het Parlement worden bezorgd? Het staat momenteel nog niet op de website. Als het klaar is, zal het aan het Parlement worden bezorgd.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de werking van de Commissie voor nucleaire voorzieningen" (nr. 7664)

15 Question de Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le fonctionnement de la Commission des provisions nucléaires" (n° 7664)

 

15.01  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb een aantal vragen over het toezicht op de voorzieningen aangelegd voor de ontmanteling van de kerncentrales en voor het beheer van splijtstoffen, bestraald in kerncentrales.

 

Men zegt mij dat de werking van de commissie voor Nucleaire Voorzieningen op een laag pitje zou staan. Men zegt mij ook dat de minister nog steeds niet zou hebben beslist over twee dossiers waarin de kernprovisievennootschap verzet heeft aangetekend bij de minister, dus bij u of uw voorganger. Het spreekt voor zich dat die dossiers niet verdwijnen, omdat de naam van het comité dat toezicht houdt, is veranderd van opvolgingscomité naar commissie voor Nucleaire Voorzieningen. Bovendien dateren die dossiers al van 2005. Ik heb de website geraadpleegd en het enige jaarverslag wat ik op het internet kan vinden, is dat van 2004-2005. Ik vraag mij dus af of het volgens de wet verplichte jaarverslag wel regelmatig wordt opgesteld.

 

Ten eerste, hoeveel vergaderingen van het opvolgingscomité en de commissie voor Nucleaire Voorzieningen hebben sinds de oprichting ervan plaatsgehad, in cijfers per jaar?

 

Ten tweede, wat waren per jaar de inkomsten en de uitgaven van de commissie?

 

Ten derde, volgens artikel 10 van de wet wordt het huishoudelijk reglement door de Koning bepaald. Is dat gebeurd? Heeft de Koning dat gedaan? Waar kan het worden geraadpleegd? Wordt het gepubliceerd in het Staatsblad?

 

Ten vierde, artikel 8 van de wet bepaalt dat er elk jaar een verslag van de activiteiten wordt opgemaakt. Is dat gebeurd voor elk jaar? Waar werden die verslagen bekendgemaakt of kunnen ze worden geconsulteerd? Heeft de commissie het verslag voor 2007 ondertussen aan u bezorgd? Volgens de wet moet dat gebeuren voor 1 oktober? Wanneer zult u het verslag met eventueel uw opmerkingen bezorgen aan de federale wetgevende Kamers, zoals ook bepaald in artikel 10 in de wet?

 

Hebt u de twee dossiers waarin de kernprovisievennootschap verzet heeft aangetekend, voorgelegd aan de Ministerraad zoals uitdrukkelijk in de wet wordt voorgeschreven in artikel 6? Zo ja, wanneer hebt u dat gedaan en met welk gevolg? Als dat niet is gebeurd, waarom hebt u dat niet gedaan?

 

Ten slotte, Synatom gaat over veel geld. Denkt u in het kader van de huidige financiële crisis dat het opportuun is om de commissie voor Nucleaire Voorzieningen schriftelijk uit te nodigen om te onderzoeken of de huidige financiële crisis gevolgen heeft voor het dossier?

 

15.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw Van der Straeten, ten eerste, het opvolgingscomité en de commissie voor Nucleaire Voorzieningen hebben de voorbije jaren een aantal keren vergaderd, in 2004: 6 keer, in 2005: 8 keer, in 2006: 4 keer, in 2007: 7 keer en in 2008 voorlopig 1 keer. De volgende vergadering is op 6 november.

 

Ik heb mij in de eerste plaats geconcentreerd op het feit dat de commissie voor Nucleaire Voorzieningen opnieuw goed moest kunnen werken. Daarom werd de samenstelling aangepast aan de gewijzigde toestand. Een nieuwe voorzitter werd benoemd, namelijk de heer Arnoldi, en de heer Wymeersch van de CBFA werd vervangen door de heer Servais, zijn opvolger.

 

Tevens werd een nieuwe plaatsvervanger voor de CREG aangesteld. De uitvoeringsbesluiten inzake de werking en het huishoudelijk reglement zijn binnenkort aan de orde.

 

Ten tweede, de commissie heeft zelf geen inkomsten. De uitgaven ten laste van de voorzieningen werden door het ontbreken van de uitvoeringsbesluiten de vorige jaren beperkt tot de administratieve kosten van het vast secretariaat in de vorm van het salaris van 1 administratief assistent.

 

Ten derde, een huishoudelijk reglement werd vroeger opgemaakt, maar nooit bekrachtigd door een koninklijk besluit. Door de wetswijziging van 25 april 2007 moet het huishoudelijk reglement worden herwerkt. Het nieuwe huishoudelijk reglement wordt op de volgende vergadering van de commissie besproken. De bekrachtiging door een koninklijk besluit zal volgen.

 

Ten vierde, de verslagen van de jaren 2006 en 2007 werden opgemaakt. Ze zullen eveneens op de volgende vergadering van de commissie worden goedgekeurd. Na goedkeuring zal ik de verslagen aan de parlementsleden bezorgen.

 

Ten vijfde, het aangetekend verzet werd tijdens de vorige legislatuur besproken. De wetswijziging van 25 april 2007 is een antwoord op dat verzet.

 

Ten zesde, voor de volgende vergadering zal ik vragen te onderzoeken of er mogelijk gevolgen zijn van de huidige financiële crisis.

 

15.03  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Er zijn twee dossiers waarin de kernprovisievennootschap verzet heeft aangetekend bij de minister. U zegt dat het antwoord daarop besproken werd in de vorige legislatuur en dat de wetswijziging van 2007 daarop het antwoord was. Was dat zo voor de twee dossiers?

 

15.04 Minister Paul Magnette: Ik laat dat nagaan.

 

15.05  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Ik kijk uit naar een volgend antwoord.

 

Het lijkt mij frappant – het kan ook aan mij liggen – dat op de volgende vergadering, van 6 november, het jaarverslag van 2006 moet worden goedgekeurd. Dat is ondertussen twee jaar geleden. In die zin moeten wij toch vragen stellen bij de werking van de commissie. U maakt zich sterk dat het nu zal verbeteren. Wij zullen moeten kijken hoe het verloopt. Ik kijk ook uit naar het herwerkte huishoudelijke reglement, dat wordt bekrachtigd door een KB.

 

Het zijn mensen van Synatom zelf die zitting in de commissie voor Nucleaire Voorzieningen hebben. Daarvoor blijf ik op mij hoede, want dat zou impliceren dat de gecontroleerde zichzelf controleert. In die zin zal ik alles wat het toezicht betreft met bijzondere aandacht verder opvolgen.

 

Ik kijk ten slotte samen met u uit naar het antwoord op de vraag inzake de gevolgen van de huidige financiële crisis voor de commissie voor Nucleaire Voorzieningen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

16 Question de M. Denis Ducarme au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le financement de l'IRE" (n° 7671)

16 Vraag van de heer Denis Ducarme aan de minister van Klimaat en Energie over "de financiering van het IRE" (nr. 7671)

 

16.01  Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, de multiples informations relatives à des demandes de subventions introduites auprès de votre département par l'IRE nous sont revenues.

 

Pourriez-vous confirmer celles-ci et nous préciser leurs objets et leurs montants respectifs? On parle d'un montant de 15 millions d'euros.

 

16.02  Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, monsieur Ducarme, suite à l'incident qu'il a connu en août dernier, l'Institut national des radioéléments (IRE) n'a toujours pas redémarré: les conditions initiales imposées par l'Agence fédérale de contrôle nucléaire sont remplies, mais des exigences complémentaires sont demandées et son redémarrage est prévu au plus tôt pour le 18 octobre, ce qui entraîne des conséquences financières énormes pour cet institut.

 

Comme vous le savez, cet accident provoque actuellement une pénurie sur le marché des radio-isotopes et l'arrêt définitif de l'IRE serait une catastrophe, non seulement pour l'économie locale, mais surtout pour les patients dans les hôpitaux en attente de diagnostics et de thérapies. C'est pourquoi l'IRE cherche en effet, par tous les moyens possibles, des financements pour son redémarrage et ses activités pour 2009. Différentes pistes sont actuellement à l'étude et seront discutées lors du conclave budgétaire.

 

L'objet est donc d'aider l'IRE, dans les circonstances difficiles actuelles, à revenir à une situation normale. En effet, l'IRE a effectué un certain nombre d'investissements pour éliminer les conséquences de l'incident et pour empêcher des incidents similaires de se reproduire dans l'avenir. De plus, des frais de fonctionnement exceptionnels liés à la crise, à la perte du chiffre d'affaires et aux coûts supplémentaires de différents experts ont été engagés. Les financements recherchés devront donc être répartis sur 2009 et, éventuellement, sur les années ultérieures.

 

16.03  Denis Ducarme (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. On parlerait d'une somme de 15 millions d'euros. En effet, cette somme devrait rencontrer, d'une part, la perte du chiffre d'affaires, ainsi que vous le disiez, et, d'autre part, les améliorations en termes de conditions de sécurité. Une part devrait également concerner plus directement la production.

 

Vous êtes donc conscient de l'importance de l'IRE au plan belge, d'une part, aux plans européen et international, d'autre part. Vous aurez donc naturellement à cœur, compte tenu de ce que nous avons pu rencontrer lors de la crise, tous les paramètres d'exigences de sécurité. Au-delà de cela, vous aurez également à cœur de veiller au redémarrage de l'IRE, si je ne me trompe.

 

16.04  Paul Magnette, ministre: Bien sûr.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Klimaat en Energie over "goedkopere gas en stroom" (nr. 7677)

17 Question de M. Peter Logghe au ministre du Climat et de l'Énergie sur "des tarifs réduits de gaz et d'électricité" (n° 7677)

 

17.01  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, de koopkracht van de consumenten staat zoals u weet enorm onder druk. De economische recessie en de stijging van het aantal faillissementen zorgen ervoor dat er ook op onze ondernemingen een bijkomende druk komt. Op zo’n moment zou een besparing op de energiefactuur voor de meesten onder ons meer dan welkom zijn.

 

Juist nu, mijnheer de minister, maakt de Nederlandse mededingingsautoriteit een rapport bekend, de Monitor Energiemarkten 2007, volgens hetwelk de energiefactuur in Nederland een stuk lager kan liggen als de energietransportnetwerken optimaler zouden worden gebruikt.

 

Ik heb een aantal vragen in dat verband.

 

Mijnheer de minister, kent u dat rapport over de energiemarkten in 2007 van de Nederlandse mededingingsautoriteit? Is dit optimaler gebruik maken van de energienetwerken een piste die moet worden gevolgd? Volgen wij die al? Op welke manier kan het transportnetwerk optimaler worden gebruikt? Een laatste vraag. Kan het optimaal gebruik maken van de energietransportnetwerken ook voor consumenten en bedrijven in ons land voordelen opleveren? Voorziet u in mogelijkheden in uw overheidsbeleid? In Nederland voorziet het rapport in elk geval een mogelijke besparing van tussen 10 en 20 miljoen euro. Ik denk dat dit toch wel de moeite loont om even van naderbij te bekijken.

 

17.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, de studie van de NMa is nog maar pas verschenen. Ik zal mijn diensten vragen om deze verder te bestuderen.

 

Het optimaal gebruik van de netwerken is een van de pistes die in België reeds geruime tijd wordt gebruikt, naast andere mogelijkheden voor het optimaal gebruik van de aardgas- en elektriciteitsstromen die door België gaan.

 

België is reeds langer dan Nederland verbonden met buitenlandse bronnen en kan dus reeds langer haar netwerk optimaal gebruiken, terwijl Nederland zelf een aardgasproducent is en dus minder buitenlandse verbindingen heeft. Ook in de elektriciteitssector legde Nederland pas recent meer verbindingen met het buitenland aan, zoals de in de studie vernoemde verbindingen met Noorwegen.

 

In verband met besparingen kan ik u meedelen dat naast eventuele besparingen ook de nodige investeringscapaciteit aanwezig moet zijn. Om dit te realiseren, zijn vanaf dit jaar dan ook de meerjarentarieven voor de transportnetbeheerder elektriciteitsnetwerk in werking getreden. Dit moet ertoe leiden dat de transportnetbeheerder ten opzichte van de eindgebruikers en consumenten stabielere en transparante transporttarieven voor meerdere jaren kan toepassen. Daarbij wordt onder meer rekening gehouden met productie- en efficiëntieverbeteringen en met de investeringsplannen van de netbeheerder.

 

Voor de transportnetbeheerder aardgasvervoer zullen die meerjarentarieven in werking treden zodra het wetsontwerp dat ter zake in de Kamer is ingediend, zal zijn goedgekeurd en gepubliceerd.

 

17.03  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor het uitgebreid antwoord. Ik voel dat u toch een beetje schrik hebt van het woord lagere tarieven. U zegt wel: nieuwe en transparante tarieven. Onze fractie zal in elk geval de wetsontwerpen goed opvolgen en dit aandachtig bekijken. Ik hoop dat ik binnen niet al te lange tijd op dit rapport van de Nederlandse mededingingsautoriteit kan terugkomen. Ik hoop dat uw diensten tegen die tijd, binnen ongeveer anderhalve maand, het rapport goed zullen hebben bekeken, zodat wij daarover van mening kunnen wisselen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.57 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16.57 heures.