COMMISSIE VOOR HET BEDRIJFSLEVEN, HET WETENSCHAPSBELEID, HET ONDERWIJS, DE NATIONALE WETENSCHAPPELIJKE EN CULTURELE INSTELLING

De vergadering wordt geopend om 15.00 uur en voorgezeten door de heer Peter Logghe.

La séance est ouverte à 15.00 heures et présidée par M. Peter Logghe.

01 Vraag van mevrouw Maggie De Block aan de minister van KMO, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de aanbevelingen van het Rekenhof inzake de transparantie van de beheerskosten van de verzekeringsfondsen" (nr. 6397)

01 Question de Mme Maggie De Block à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "les recommandations de la Cour des comptes à propos de la transparence des frais de gestion des fonds d'assurance" (n° 6397)

01.01 Maggie De Block (Open Vld): Mevrouw de minister, ik heb mijn vraag opgesteld naar aanleiding van de aanbevelingen van het Rekenhof inzake de transparantie van beheerskosten tussen de verzekeringsfondsen.

Het Rekenhof stelde in zijn rapport “Private sociale verzekeringsfondsen voor zelfstandigen” in mei 2008, dat in een context waarin zelfstandigen vrij kunnen kiezen bij welk fonds zij zich aansluiten, de overheid de fondsen niet verplicht hun bijdragepercentage voor beheerskosten of de aanwending van de bedragen openbaar te maken.

Het Rekenhof stelt dat bij de jaarlijkse aanvraag voor de bijdragebepaling de verantwoording van het bedrag gebeurt aan de hand van een summier budget van de exploitatiekosten. De Inspectie gaat daarop over tot een grondiger analyse van de chronologische evolutie van de lasten en de opbrengsten. Volgens het Rekenhof is de informatie die in dat raam wordt verstrekt onvoldoende gedetailleerd opdat de Inspectie de grondslag van de bijdragebedragen en de parameters, die de variaties van de bijdragen in de tijd en tussen de fondsen verantwoorden, grondig zou kunnen verifiëren.

Het Rekenhof is dan ook van mening dat er eigenlijk een gebrek is aan boekhoudkundige transparantie inzake de aanwending van de bijdragen voor de beheerskosten omdat de meeste fondsen deel uitmaken van grotere vzw’s, wat het onmogelijk maakt daarin klaar te zien.

Het Rekenhof stelt dat er zich ook moeilijkheden voordoen bij het voorleggen van originele facturen omdat sommige kosten bij de vzw’s mogelijk onder andere rubrieken geplaatst worden, en bij het verantwoorden van de verdeelsleutels tussen de componenten van eenzelfde groep.

Ik heb een tweede opmerking ter zake, in verband met het feit dat vandaag de verzekeringsfondsen, ontvangsten en beheerskosten die niet worden aangewend, overhevelen naar een reservefonds. Evenwel, wanneer het reservefonds van een van de verzekeringsfondsen wordt overschreden, kan de minister het bedrag van de bijdrage dat van de aangeslotenen wordt gevraagd verminderen.

Het Rekenhof stelt vast dat het reservefonds van 5 fondsen op 31 december 2006 dat bedrag overschreed sinds meerdere jaren en dat er nooit een vermindering van het bijdragebedrag was geweest.

Het Rekenhof heeft op basis van zijn vaststellingen dan ook een aantal aanbevelingen geformuleerd. Het beveelt aan dat de transparantie inzake de beheerskosten moet verbeterd worden door in regels inzake de openbaarheid van de bedragen te voorzien.

Het Rekenhof wil ook dat het RSVZ in zijn publicaties en op zijn website informatie opneemt inzake de bijdragen die de verschillende verzekeringsfondsen vragen.

Op langere termijn vraagt het Rekenhof een vereenvoudiging van het financieringsmechanisme van de fondsen en het verscherpen van de controle of het mogelijk maken van een controle op de geldstromen.

Mevrouw de minister, ik heb de volgende vragen.

Bent u bereid om over te gaan tot het openbaar maken van de bijdragen die verzekeringsfondsen aanrekenen? Kunt u dat doen? Zult u het toezicht op de vaststellingen van deze bijdragen verscherpen? Zult u het toezicht op de aanwending van deze bijdragen voor de beheerskosten verscherpen? Hoe verklaart u dat vijf verzekeringsfondsen meerdere jaren het maximumbedrag van het reservefonds hebben overschreden, zonder dat ze een keer verplicht geweest zijn om hun leden een minderbijdrage te laten betalen? Wat denkt u van de suggestie van het Rekenhof om in de toekomst tot een vereenvoudigd financieringsmechanisme of alleszins een transparanter en meer voor controle vatbaar financieringsmechanisme te komen?

01.02 Minister Sabine Laruelle: Ik heb al geantwoord op een vraag over die problematiek van mevrouw Burgeon.

In het kader van het sociaal statuut spelen de sociale verzekeringsfondsen een essentiële rol voor de zelfstandigen. Ik hecht er enorm veel belang aan dat zij diensten van hoge kwaliteit leveren en dat zij efficiënt worden gecontroleerd. Daarom heb ik met veel interesse kennis genomen van het verslag van het Rekenhof. Ik heb al gezegd dat de vaststellingen en aanbevelingen in dat verslag een diepgaande discussie met de betrokken diensten verdienen en dat passende maatregelen moeten worden genomen.

In afwachting van de officiële publicatie van dat verslag heb ik met de betrokken diensten en organismen enkele acties ondernomen. Zo heb ik de directie-generaal Zelfstandigen van de FOD Sociale Zekerheid de opdracht gegeven een plan op te stellen voor de verbetering van de controle van verzekeringsfondsen. Dat plan kan inspelen op de aanbevelingen van het Rekenhof, zowel op het vlak van methodologie en follow-up van de controles als op het vlak van toepassing van sancties.

Ik heb ook het algemeen beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen gevraagd een verbeteringsvoorstel uit te werken voor het financieringssysteem van de verzekeringsfondsen. Ik heb dat gedaan omdat ik belang hecht aan transparantie en vereenvoudiging, maar ook omdat ik wens dat er een nauwere band wordt gecreëerd tussen de beheerskosten die de zelfstandigen betalen en de kwaliteit van de diensten die verzekeringsfondsen aan zelfstandigen aanbieden.

Bij de hervormingen die uit dat werk zullen moeten voortvloeien, zal ik ook aandacht hebben voor de aanbeveling van het Hof inzake openbaarheid van beheerspercentage en inzake transparantie bij het gebruik van de beheerskosten. Ik wens dat zelfstandigen in de toekomst systematisch door hun verzekeringsfonds worden geïnformeerd en dat niet alleen over het percentage van de beheerskosten op hun bijdrage, maar ook over de aangeboden diensten die in dat percentage inbegrepen zijn.

Sommige verzekeringsfondsen leveren een hoge kwaliteit maar anderen niet. Ik heb twee voorbeelden. Ten eerste, de verzekering tegen het faillissement. Bijna elk jaar beschik ik over te veel geld voor die maatregel. Dit is nochtans niet normaal als men het aantal faillissementen bij zelfstandigen bekijkt. Ten tweede, de gratis dienstencheque voor meewerkende echtgenoten van zelfstandigen.

Veel te veel vrouwen weten nog niet dat ze die dienstencheque gratis kunnen krijgen. Vrouwen hebben nu 15 weken om de dienstencheque aan te vragen in plaats van 6. Dat is niet genoeg. Er is geen link tussen de beheerskosten van een verzekeringsfonds en de kwaliteit van de diensten en van de informatie die ze aan de zelfstandigen geven. Het is niet zo eenvoudig omdat we ook heel goed weten dat sommige verzekeringsfondsen een selectie maken uit de zelfstandigen. Sommigen hebben dus heel lage beheerskosten maar ze nemen niet alle zelfstandigen aan. Daar moet we ook op letten. Ik wil echter een betere band tussen de kwaliteit van de diensten en de beheerskosten.

Ik kom dan terug bij mijn antwoord. Wat de vastlegging van de percentages betreft, heb ik dit jaar de mogelijkheid aangewend die ik wettelijk mag gebruiken om die percentages te corrigeren. Ik heb besloten een lineaire vermindering in te voeren van 10% van het beheerskostenpercentage dat de verzekeringsfondsen voor 2008 hebben voorgesteld in het kader van de integratie van de kleine risico’s in het sociaal statuut. Bovendien heb ik gebruikgemaakt van de mogelijkheid om de percentages te verminderen bij sociale verzekeringsfondsen waar de reserves abnormaal hoog zijn. Ik heb de beslissing genomen voor een bijkomende vermindering met 0,1% van de beheerskostenpercentages voor 2008 voor de drie verzekeringsfondsen met de meest ongewone reserves.

Voorzitter: Karine Lalieux.

Présidente: Karine Lalieux.

01.03 Maggie De Block (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het verheugt mij dat u ook gezien hebt wat dit rapport aangetoond heeft inzake het beheer, de communicatie en de transparantie van de verzekeringsfondsen, zonder met een steen te gooien, want wij weten allemaal dat er een evolutie moet zijn in dergelijke systemen. U zei dat de analyse van het Rekenhof zeer nuttig gebleken is. Het verheugt mij dat u ook direct de koe bij de horens gevat hebt. Ik denk bijvoorbeeld aan het laten opstellen van het plan door de FOD Sociale Zekerheid.

De informatieoverdracht is gebrekkig. Dat uit zich inderdaad in de cijfers. Het is ook al ter sprake gekomen tijdens een van mijn vorige vragen aan u, over het gewaarborgd inkomen. De zelfstandigen waren vroeger misschien nogal op zichzelf aangewezen. De rechten zijn er voor hen. Zij voldoen ook aan de plichten, maar zij hebben nog altijd niet de mogelijkheid om zich bewust te zijn van alle rechten die zij kunnen uitoefenen, bijvoorbeeld als het hen eens minder goed vergaat. De informatiedoorstroming naar de zelfstandigen moet inderdaad nog beter kunnen in de toekomst.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

02 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de beroepsaansprakelijkheid van boekhouders-fiscalisten" (nr. 6724)

02 Question de M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la responsabilité professionnelle des comptables-fiscalistes" (n° 6724)

02.01 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, collega, nog eens bedankt om mij te laten voorgaan.

Mevrouw de minister, betreffende de beroepsaansprakelijkheid van boekhouders-fiscalisten moeten boekhouders aan een aantal wettelijke vestigings- en andere voorwaarden voldoen. Ze moeten stage gelopen hebben, ze moeten zich inschrijven op het tableau van de beroepsvereniging, het BIBF, ze moeten een btw-nummer hebben, ze moeten een verplichte beroepsaansprakelijkheidspolis sluiten. In de nationale raad werden hiervoor minimumgrenzen gesteld waaraan elke beroepsaansprakelijkheidsverzekering voor boekhouders moet voldoen.

Die komen hierop neer. Wat de burgerlijke aansprakelijkheid betreft, meer bepaald de contractuele aansprakelijkheid, moet er een minimumdekking zijn van 1.250.000 euro per schadegeval. Zijn er meer partijen benadeeld, dan gaat het over een minimumdekking van 2.500.000 euro per schadegeval. Er zijn ook minimumgrenzen voor extra contractuele aansprakelijkheid, maar, zoals u weet, in alles wat beroepsaansprakelijkheid betreft als er in een extra contractuele dekking is voorzien, betreft dat eigenlijk vooral marginale schadegevallen en marginale problemen.

De collectieve polis die de beroepsvereniging voor boekhouders-fiscalisten aan zijn leden voorstelt, voldoet juist aan de minimumvoorwaarden. Veel boekhouders vinden de dekking ondermaats of te laag.

Bent u op de hoogte van het ongenoegen dat bij veel boekhouders en fiscalisten leeft over de te lage dekkingen in verhouding tot het beroepsleven, tot de reële schadegevallen, in de beroepsaansprakelijkheidspolissen op de Belgische markt?

Zo ja, dan zijn er twee mogelijkheden. Ofwel beperkt men wettelijk de aansprakelijkheid van boekhouders. Ofwel probeert men de dekkingsvoorwaarden op de Belgische verzekeringsmarkt uit te breiden. Zijn er gesprekken aan de gang met de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraars? Zo ja, binnen welke termijn verwacht u daar, hopelijk hoopvol, nieuws?

Ten derde, zijn er anderzijds regeringsinitiatieven gepland om de wettelijk vastgelegde contractuele aansprakelijkheid van boekhouders te beperken? Of zijn er eventueel andere initiatieven gepland?

Ten slotte, denkt u niet dat de aantrekkelijkheid van het beroep van boekhouder-fiscalist danig afneemt, juist in verhouding tot het feit dat de dekking van beroepsaansprakelijkheidsverzekering bijlange niet voldoet om de schadegevallen betaald te krijgen? Ik had graag uw visie hierop.

02.02 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer Logghe, eerst en vooral wens ik u te melden dat deze materie niet tot de bevoegdheid van mijn collega Didier Reynders, maar wel tot mijn bevoegdheid behoort.

De beroepsaansprakelijkheid van vrije beroepen en dienstverlenende beroepen krijgt al mijn aandacht sinds ik minister ben, sinds 2003, nu bijna vijf jaar.

Wat betreft uw vragen inzake boekhouders-fiscalisten, heb ik een eerste maatregel genomen via het koninklijk besluit van 15 februari 2005 betreffende de uitoefening van het beroep van erkend boekhouder en erkend boekhouder-fiscalist in het kader van een rechtspersoon. Dankzij die maatregel hebben erkende boekhouders en boekhouders-fiscalisten een beperkte aansprakelijkheid bij de uitoefening van hun activiteiten in een vennootschap.

Volgens hetzelfde principe heb ik de zelfstandigen de toelating gegeven om hun hoofdverblijfplaats van beslag te laten vrijwaren, en we hebben ook over die maatregelen gesproken.

Tot nu toe heb ik nog niets vernomen aangaande ongenoegen of klachten die er zouden zijn inzake de lage dekkingen in de beroepsaansprakelijkheidspolissen. Het idee van een verhoging van de verzekeringsdekking, dat u aanhaalt, zal onvermijdelijk tot een verhoging van de premies leiden en dus tot een verhoging van de kosten van de boekhouders-fiscalisten, die aan het einde door de ondernemingen zullen worden gedragen.

Niettemin heeft het BIBF gevraagd om de mogelijkheden te onderzoeken om de aansprakelijkheid van de erkende boekhouders en boekhouders-fiscalisten te kunnen beperken, zoals dat trouwens ook het geval is voor de bedrijfsrevisoren.

Volgens mij zou dat idee tegemoet kunnen komen aan het probleem dat u aankaart, maar er moet nog over worden overlegd met de beroepsmensen van de betrokken sectoren en ook met mijn collega’s in de regering.

02.03 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, ik zal heel kort repliceren, teneinde onze collega niet te lang op zijn honger te laten.

Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik hoor dat er aan een eventuele beperking, mits overleg, van de aansprakelijkheid wordt gewerkt. Ik zal de zaak opvolgen.

U beweert dat er geen ongenoegen leeft. Ik kan enkel meegeven wat ik hoor en lees, namelijk dat men blijft zeggen dat de overheid alle maatregelen kan nemen om het knelpuntberoep, wat het beroep van boekhouder toch is, aantrekkelijk te maken. Indien de overheid er echter niet in slaagt om de moeilijkheid van de beroepsaansprakelijkheid, die niet voldoende is ingedekt, uit de weg te ruimen, blijft het beroep een knelpuntberoep.

Zoals gezegd, ik zal de zaak opvolgen. Ik hoor wel wanneer het overleg tot resultaat leidt.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

03 Question de M. Olivier Destrebecq à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "la protection de la résidence principale du travailleur indépendant" (n° 6570)

03 Vraag van de heer Olivier Destrebecq aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de bescherming van de hoofdverblijfplaats van zelfstandigen" (nr. 6570)

03.01 Olivier Destrebecq (MR): Madame la présidente, madame la ministre, le 8 juin 2007, les dispositions de la loi portant sur les dispositions diverses relatives à la protection de la résidence principale du travailleur indépendant sont entrées en vigueur. Cette réforme était axée autour de la nécessité d'accorder au travailleur indépendant, personne physique, une sécurité d'existence.

Le temps est donc venu – me semble-t-il – de faire le point sur des dispositions qui sont – je me permets de le souligner – très importantes pour les travailleurs indépendants.

Madame la ministre, pourriez-vous me communiquer le nombre de demandes d'insaisissabilité introduites devant notaire, ventilé par Région? Pourriez-vous faire de même pour ce qui concerne les renonciations à la déclaration d'insaisissabilité?

En outre, il est apparu que, dans un certain nombre de cas, les notaires exigeaient un paiement double des frais de notaire pour la déclaration de protection de la résidence principale lorsque cette demande était introduite par un travailleur indépendant et son conjoint aidant. Pourriez-vous préciser si, dans pareil cas, un paiement unique des frais de notaire est suffisant pour que la protection puisse s'étendre au travailleur indépendant et son conjoint aidant?

03.02 Sabine Laruelle, ministre: Cher collègue, comme vous avez eu la gentillesse de le rappeler, il est évident que l'activité d'indépendant en tant que personne physique fait courir de nombreux risques aux personnes concernées. L'un de ces risques est de voir saisir sa résidence principale en cas de faillite ou de problèmes financiers et ainsi de se retrouver sans toit. Au-delà des drames humains que cela entraîne, ce genre de risque constitue un frein à la création et fait partie de la réflexion qu'ont certaines personnes qui veulent devenir des indépendants. En effet, si elles souhaitent mener à bien leur projet, elles ne désirent pas risquer de se retrouver du jour au lendemain sans domicile fixe. C'est la raison pour laquelle j'avais proposé au gouvernement précédent et au Parlement de mettre en place cette mesure de l'insaisissabilité de la résidence principale de l'indépendant. Il s'agit donc évidemment bien d'une résidence et pas de la totalité du patrimoine immobilier.

Avant de vous communiquer les chiffres en la matière, je tiens à vous faire remarquer que pour les obtenir, nous avons dû nous adresser au Bureau des hypothèques puisqu'à partir du moment où une résidence devient insaisissable, elle ne peut plus servir de garantie dans le cadre professionnel notamment. Depuis l'entrée en vigueur de cette mesure, on a enregistré 309 demandes d'insaisissabilité pour la Région flamande, 346 pour la Région wallonne et 53 pour la Région de Bruxelles-Capitale, ce qui représente 708 demandes et ce, au 5 mai dernier. Si on procédait à une extrapolation, les chiffres devraient donc tourner autour de 900 aujourd'hui. J'ajoute qu'une seule demande de renonciation à la déclaration d'insaisissabilité a été introduite à ce jour.

En ce qui concerne votre deuxième question, il est évident que la loi entend par “travailleur indépendant" toute personne physique qui exerce, à titre principal, en Belgique, une activité professionnelle en raison de laquelle elle n’est pas engagée dans les liens d’un contrat de louage, de travail ou d’un statut.

En l’occurrence, il s’agit bien de rendre insaisissable une résidence. Si l’indépendant travaille avec son conjoint et que celui-ci est conjoint aidant, une seule résidence est évidemment protégée. Dans les travaux parlementaires et dans l’esprit de cette loi, c’est bien une demande par résidence. Il ne s’agit évidemment pas d’avoir une demande de l’indépendant, ensuite de son conjoint aidant, etc. Je considère qu’il s’agit d'un seul dossier.

On m’a également relaté le problème que vous soulevez. Une concertation avec la Fédération des notaires est prévue pour clarifier cela dans le chef de l’ensemble des notaires. Par exemple, le travail aux hypothèques ne concerne qu’une seule résidence. Cela tombe sous le sens que, lorsque l’on est indépendant et que l’on a un conjoint aidant, on habite dans la même résidence. L’interprétation est donc la suivante: un dossier indépendant-conjoint aidant, et donc un seul coût.

03.03 Olivier Destrebecq (MR): Madame la présidente, je remercie la ministre pour sa réponse on ne peut plus précise. Au vu de ces chiffres, madame la présidente, je suppose que vous serez d’accord avec moi que cette disposition a porté ses fruits et qu’il est nécessaire de la mettre en évidence. Je tiens dès lors à remercier Mme la ministre. Pour ma part, je ne manquerai pas de communiquer ces éléments car le sujet est fort important! Je remercie à nouveau Mme la ministre.

La présidente: Monsieur Destrebecq, après trois remerciements, vous faites certainement une ministre heureuse, d’autant plus que les temps sont durs!

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

04 Question de Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "l'exportation subsidiée de viande de porc à destination de l'Afrique" (n° 6596)

04 Vraag van mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de gesubsidieerde export van varkensvlees naar Afrika" (nr. 6596)

04.01 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, madame la ministre, un communiqué de l'ONG APPRODEF, qui travaille dans le cadre d'un projet d'agro-export, indique que, ces dernières dix années, l'Union européenne aurait connu une croissance de 500% de ses exportations de viande de porc à destination de l'Afrique subsaharienne, passant de 27.000 tonnes à 146.000 tonnes en 2007. Six pays de l'Union en sont particulièrement responsables, dont la Belgique.

J'apprends aussi qu'un règlement européen garantit, depuis le 1^er décembre 2007, un remboursement à l'exportation de certains morceaux de viande de porc, sans restriction quant à la quantité ou la destination de vente. Ce règlement concernerait 35% des exportations pour un coût total de 85 millions d'euros.

L'ONG affirme aussi que les conséquences de cet avantage à l'égard du secteur de la viande ne se sont pas fait attendre: l'exportation de viande de porc a augmenté, ce qui se traduit par une hausse des ventes de viande de porc sur les marchés africains, en particulier de bas morceaux, moins chère que celle produite localement. Du coup, les fermiers locaux ne pouvant faire face à cette concurrence, on assiste au déclin de la production locale, de meilleure qualité que celle importée de l'Union européenne, selon le communiqué. Je vous en laisse juge, mais le problème de cette concurrence vis-à-vis des producteurs locaux se pose de façon aiguë.

Pouvez-vous me confirmer les chiffres que je vous ai énoncés?

Quelles sont les raisons et les modalités exactes de cette réglementation européenne?

Quels sont les chiffres de l'exportation de viande de porc pour la Belgique ainsi que les quantités subsidiées et leur coût?

04.02 Sabine Laruelle, ministre: Madame la présidente, chère collègue, en ce qui concerne les communiqués, autant il est bon de les relayer, autant il convient parfois de les soumettre à analyse. Quant à la qualité, je veux bien entendre des tas de choses, mais il ne faut pas critiquer notre production. Je découvre deux discours dans les questions de Mme Snoy. Il faut prendre garde à relayer des affirmations; en effet, sans dénigrer la qualité de la viande porcine produite dans ces pays, je ne suis pas sûre qu'elle soit supérieure à celle produite en Europe au vu des normes et des contrôles obligatoires. Attention à distinguer "qualité" et "qualité", "quantité" et "quantité", ainsi que sécurité alimentaire; les notions peuvent différer. Mais je referme la parenthèse.

Quant aux chiffres que vous me citez, s'agissant de montants repris pour toute l'Europe, je n'ai pu les faire vérifier en un laps de temps aussi restreint. Si l'on se réfère au "fact sheet" du 8 mai 2008, l'étude se base sur des données issues d'Eurostat; a priori, je ne vois aucune raison de remettre en cause ces statistiques.

En ce qui concerne le volume des importations dénoncé par Mme la députée, si nous le rapportons à la population de ces régions, nous voyons qu'il représente environ 190 grammes par habitant par an. Il va de soi que ces éléments ne nous incitent pas à considérer que ces exportations menacent réellement le développement de la production locale. Si nous nous rappelons le niveau de production qu'atteignent certains pays, ce ne sont pas 190 grammes en plus par habitant qui vont changer la donne, d'autant que beaucoup ne sont pas autosuffisants.

La part de la Belgique représente 2,4% du volume européen et connaît une constante diminution depuis plusieurs années. Donc, reprendre la Belgique parmi les grands exportateurs me semble une opinion qui doit être quelque peu relativisée.

En ce qui concerne les remboursements à l'exportation dont vous avez parlé, il ne s'agit en réalité pas de remboursements, mais de subventions aux exportations. Ce mécanisme européen bien connu a pour but de compenser la différence de prix, plus importante en Europe que sur le marché mondial, vu les contraintes en termes de bien-être, de sécurité alimentaire qui sont imposées à nos producteurs.

Vous savez peut-être que le secteur porcin européen traverse une crise très grave depuis plusieurs mois. J'ai d'ailleurs demandé à plusieurs reprises, avec les Régions, à la Commission européenne de prendre des mesures. Elle avait édicté un règlement fixant de nouvelles restitutions à l'exportation relatives à la viande de porc fraîche réfrigérée ou congelée. Couplée au stockage privé, cette mesure avait pour finalité de soulager le marché intérieur, dont les prix s'étaient effondrés de manière catastrophique.

Durant l'année 2007 en Belgique, 1.200.000 euros ont été payés et répartis entre viande séchée et fumée, saucisses (4%), conserves (3%) et autres préparations (93%). Les principales destinations sont la Russie, la Corée, l'Ukraine et les Philippines.

Lors des négociations à l'OMC, nous en avons parlé à plusieurs reprises. Je peux vous rejoindre sur un constat: ce type de mécanisme de subventions aux exportations qui permet d'oxygéner un peu le marché intérieur est néanmoins susceptible de créer des distorsions de concurrence au détriment des pays importateurs. C'est pourquoi l'Union européenne propose d'abandonner l'ensemble des restitutions aux exportations en 2013, si et seulement si les autres pays agissent de même. Les États-Unis développent des crédits aux exportations, octroient des aides alimentaires, tandis que le Canada, la Nouvelle-Zélande et d'autres détiennent des monopoles d'État à l'exportation. Il importe donc que tout le monde fasse un geste équivalent.

Madame Snoy, j'ouvre ici une parenthèse. Quand vous rencontrez les agriculteurs, il faut avoir l'honnêteté de faire part de ces remarques, comme celles que vous aviez faites à propos de la diminution de la consommation de viande. Je trouve qu'il n'est pas correct de tenir deux discours différents selon l'endroit où l'on se trouve!

04.03 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, quand vous parlez de 190 grammes par habitant par an, il s'agit d'une statistique pour l'ensemble de la population d'Afrique sub-saharienne.

En ce qui concerne le problème de la qualité de la viande, l'ONG disait qu'il était dû au fait qu'on ne gère pas correctement la chaîne du froid en Afrique et qu'on risque de trouver sur les marchés des morceaux de viandes qui ont été congelés plusieurs fois. Il s'agit aussi d'une viande qui ne se vend pas ici en Europe. On peut en penser ce que l'on veut.

Cela dit, madame la ministre, je vous remercie pour les précisions que vous avez apportées.

Ma critique essentielle porte sur la concurrence des prix car, d'après cette même source, on arrive à des prix très bas, qui vont de 0,35 à 0,70 euro le kilo. Ces prix défient donc toute la concurrence locale et je trouve cela regrettable.

Je suis satisfaite du fait que le système des restitutions à l'exportation sera abandonné en 2013. C'est une question de morale internationale. Et même si les autres n'en font pas de même, il y aura quand même une certaine pression sur leurs épaules. C'est comme avec l'énergie, l'Europe peut faire mieux!

Quand vous m'accusez de double langage envers les agriculteurs, je ne vois pas ce que vous voulez dire. Si vous visez notre présence à la manifestation des agriculteurs sur les quotas laitiers, nous sommes sincèrement favorables à ces quotas et à la poursuite d'une production de lait en Belgique. Par ailleurs, je ne change pas mon discours en ce qui concerne la consommation de viande. Je n'ai pas demandé que les gens deviennent végétariens; je pense qu'il est bon, à la fois pour la santé et pour la planète, de consommer moins de viande. Et quand on se trouve à la place du législateur ou du ministre, il faut peut-être réfléchir au fait de soutenir le secteur de la viande autrement que sur la quantité. On peut continuer le débat mais je récuse le fait de pratiquer un double langage.

04.04 Sabine Laruelle, ministre: Quand ils ont manifesté, ce n'était pas seulement à cause du lait mais aussi en raison de la crise du secteur bovin, notamment liée à la maladie de la langue bleue. Bon nombre de producteurs de porcs étaient également présents. Je vous rappelle qu'à côté du lait, il y a forcément production de viande puisque le veau mâle ne donne pas de lait: il sert nécessairement pour la viande. On ne peut donc pas découpler aussi facilement les deux spéculations.

04.05 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Il s'agissait ici d'un cas de production herbagère, d'un mode de production acceptable en Wallonie et que je suis prête à soutenir, mais pas dans ses formes les plus intensives, comme vous le savez bien.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

05 Question de M. Jean-Luc Crucke à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "les infractions organisées à la période des présoldes" (n° 6716)

05 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de overtredingen tijdens de sperperiode" (nr. 6716)

05.01 Jean-Luc Crucke (MR): Madame la présidente, le sujet est d'actualité puisque le quotidien "La Dernière heure" a consacré deux pages ce matin à une pratique qui semble finalement plus courante qu'on ne le supposait. L'exemple type est la vente de vêtements durant la période de présoldes: les magasins avertissent leur clientèle par sms ou e-mail de l'application de ristournes de 50%. Cela a fait bondir le syndicat neutre des indépendants, qui dénonce non seulement l'infraction au comportement, mais aussi le fait que les grandes chaînes se moqueraient des sanctions, car les plaintes sont soit classées sans suite, soit l'amende est tellement limitée que le jeu en vaut la chandelle. Ils considèrent donc qu'ils peuvent courir le risque de poursuivre de telles activités.

Madame la ministre, vos services ont-ils connaissance de cette pratique? Quel est le nombre de dossiers ouverts? En termes de volume, qu'en est-il? En effet, on a beau dénoncer un comportement, encore faut-il connaître son importance. A-t-on affaire à un phénomène grandissant? Quelles sont les mesures que le gouvernement pourrait prendre en la matière afin d'éviter ce type de dérapage? Quel est votre point de vue eu égard aux revendications du syndicat neutre des indépendants en la matière? Considérez-vous que des contrôleurs du SPF Affaires économiques pourraient dresser des amendes administratives sur le champ?

05.02 Sabine Laruelle, ministre: Monsieur Crucke, les périodes d'attente en ce qui concerne les soldes d'hiver et d'été, soit deux périodes de six semaines (du 15 mai au 30 juin, du 15 novembre au 2 janvier), font l'objet de contrôles réguliers de la DG Contrôle et Médiation.

Dans ce cas, eu égard à la pratique ayant pour objet d'envoyer des sms permettant d'obtenir des pourcentages de réduction sur le montant des achats effectués en période de présoldes, je tiens à préciser que les 69 plaintes déposées depuis le début de la période d'attente pour ces soldes d'été ne concernent pas la pratique visée. Une enquête d'initiative vient cependant d'être diligentée. On vient de recevoir aujourd'hui l'une de ses conclusions quant à une firme qui se livrerait à de telles pratiques. Celle-ci vient d'être condamnée.

Je tiens à rappeler qu'en cas de constat d'infraction à la réglementation, un pro justitia est dressé par les services du SPF. Ils peuvent évidemment proposer le paiement d'une amende transactionnelle pouvant aller jusqu'à 25.000 euros, voire 100.000 euros.

Dans ce cadre, en vue de déterminer le montant proposé pour ces amendes transactionnelles, il est tenu compte du chiffre d'affaires de l'entreprise concernée, du personnel, etc. Si le contrevenant n'accepte pas de payer ladite somme dans le délai imparti, le dossier est transmis au parquet compétent.

Il est évidemment toujours très difficile de faire respecter une loi à cent pour cent. Mes collègues du gouvernement et moi-même sommes d'ailleurs en train d'analyser la loi sur les pratiques du commerce.

Toutefois, les chiffres des deux dernières périodes de présoldes ne laissent pas penser que tout va mal. De façon très générale, la réglementation semble bien respectée. Ainsi pour les présoldes de l'été 2007, les services ont contrôlé 3.206 points de vente et 71 infractions ont été constatées. Elles ont donné lieu à 25 procès-verbaux d'avertissement et à 45 pro justitia, soit 2,2% des magasins visités. De même, lors des présoldes d'hiver, 3.212 points de vente ont été contrôlés. Ces contrôles ont permis de constater 92 infractions, qui ont donné lieu à 12 procès-verbaux d'avertissement et 80 pro justitia, soit 2,9% des magasins visités.

Il est important de signaler que les commerçants qui se sentiraient lésés peuvent évidemment intenter une action en cessation pour concurrence déloyale devant le président du tribunal de commerce. Toutefois, cette technique est très peu utilisée. Toute cette question devra à nouveau être examinée dans le cadre de l'adaptation de la loi sur les pratiques commerciales.

Je l'ai déjà dit à plusieurs reprises dans ce parlement, j'aimerais qu'on puisse prévoir une plus grande proportionnalité. Ainsi, le montant de l'amende serait doublé à la deuxième infraction et, à la troisième, il serait triplé, etc. En effet, généralement le montant demandé n'est pas suffisamment dissuasif, notamment pour les toutes grosses enseignes. Il serait donc, à mon avis, souhaitable qu'en cas de répétition de l'infraction, l'amende augmente de manière proportionnelle.

05.03 Jean-Luc Crucke (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse et ce, à triple titre.

Tout d'abord, au niveau de la quantification, il est vrai qu'il ne faut pas exagérer le phénomène puisque, vous l'avez précisé, les chiffres se situent dans une fourchette entre 2 et 3%. Ensuite, je pense qu'effectivement la réflexion doit se poser au niveau de l'étude et la révision de cette loi sur les pratiques du commerce. Enfin, s'il est exact que l'action en cessation peut exister, il y a deux méthodes dont l'autorégulation du marché; dans ce cas-là, la procédure est plus souple. Si on veut que les commerçants agissent eux-mêmes, il faut des méthodes rapides et efficaces, sans quoi nous devons recourir au système de l'amende. À ce sujet, je précise être favorable à une majoration si les personnes n'entendent pas respecter la loi. Je pense que c'est de bon aloi!

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

La présidente: Mme De Schamphelaere a demandé de transformer sa question n° 6462 en question écrite. Quant à Mme Staelraeve, elle a demandé le report de sa question n° 6746.

La question n° 6777 est aussi reportée à la demande de Mme Gerkens, qui préside actuellement une commission en train d'étudier un projet de loi.

La réunion publique de commission est levée à 15.44 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.44 uur.