Commissie voor de Financiën en de Begroting |
Commission
des Finances et du Budget |
van dinsdag 10 juni 2008 Namiddag ______ |
du mardi 10 juin 2008 Après-midi ______ |
Le développement des questions et interpellations commence à 15.58 heures. La réunion est présidée par M. François-Xavier de Donnea.
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 15.58 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer François-Xavier de Donnea.
01 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister over "de plannen inzake internationale samenwerking ter bestrijding van fraude" (nr. 5286)
01 Question de M. Dirk Van der Maelen au secrétaire d'État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre sur "les projets en matière de collaboration internationale dans le cadre de la lutte contre la fraude" (n° 5286)
01.01 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ik ben van oordeel dat fiscale fraude steeds meer een grensoverschrijdend fenomeen is. Ik had geprobeerd om aan de hand van twee resoluties over internationale, fiscale samenwerking een beleidssuggestie aan de commissie voor de Financiën te doen.
Een eerste resolutie stelt voor dat de regering en het Parlement naar Nederlands voorbeeld bij de start van elke legislatuur de uitgangspunten van het buitenlands, fiscaal beleid zouden vastleggen. De concrete uitvoering van bedoeld buitenlands, fiscaal beleid zou dan in een opvolgingsnota jaarlijks parlementair worden getoetst.
Een tweede resolutie stelt voor aan het Rekenhof op te dragen een onderzoek te voeren naar de wijze waarop de FOD Financiën zich organiseert om de uitwisseling van gegevens met buitenlandse belastingadministraties te verzekeren en te onderzoeken in welke mate de belastingambtenaren in de praktijk gebruikmaken van de juridische instrumenten inzake gegevensuitwisseling.
Voornoemd onderzoek zou moeten leiden tot het formuleren van aanbevelingen voor een optimale en efficiënte aanwending door de FOD Financiën van de mogelijkheden van administratieve en fiscale samenwerking tussen de lidstaten.
Mijnheer de minister, hoe staat u tegenover voornoemde twee voorstellen?
01.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Maelen, de internationale samenwerking in fiscale zaken wordt op bilateraal vlak geregeld door de overeenkomsten tot voorkoming van dubbele belasting. Zo is België, met meer dan 85 landen, verbonden door een dubbelbelastingverdrag in werking. De volledige lijst van deze overeenkomsten kunt u raadplegen op het internet via Fisconet, waar u alle teksten kunt zien omtrent directe belastingen, wetgeving, internationaal, overeenkomsten tot het vermijden van dubbele belasting, in werking, overzichtstabel. Dat zijn de woorden om tot een lijst te komen.
Op enkele uitzonderingen na bevatten al deze overeenkomsten een artikel dat voorziet in de mogelijkheid om informatie uit te wisselen om uitvoering te geven aan de bepalingen van de overeenkomst of van de nationale wetgevingen van de verdragstaten, met betrekking tot de inkomstenbelastingen. De overeenkomst tussen België en de ex-USSR die nog van toepassing is ten opzichte van Kirgizië, Moldavië, Tadzjikistan en Turkmenistan, voorziet niet in een uitwisseling van inlichtingen en in de overeenkomsten met Koeweit en Zwitserland is die uitwisseling beperkt tot de inlichtingen die nodig zijn voor de toepassing van de overeenkomst. Sinds enige tijd stelt België bij de onderhandelingen voor om de inlichtingen uit te wisselen die vereist zijn voor de toepassing van de interne wetgeving met betrekking tot belastingen van elke soort en benaming.
Op multilateraal vlak beschikt België bovendien over het op 7 februari 1992 ondertekende Verdrag van de OESO en de Raad van Europa, inzake wederzijdse administratieve bijstand in fiscale aangelegenheden en met andere EU-lidstaten kan België ook gegevens uitwisselen op basis van de richtlijn 77/799/EEG van 19 december 1977.
Het voormelde juridisch kader dat voorziet in de mogelijkheid om informatie uit te wisselen is geen dode letter gebleven. Zo heeft de FOD Financiën in het ICT-ondersteuningsplan 2007 de ontwikkeling gepland van een toepassing voor de uitwisseling van gestandaardiseerde inlichtingen met alle 30 lidstaten van de OESO. Een cel Internationale Informatica werd opgericht met als doel de snelle evolutie op internationaal niveau op te volgen. Tevens evolueert het ICT-ondersteuningsplan 2008 met haar acties in dezelfde richting, namelijk het automatiseren van gegevensstromen binnen de FOD Financiën.
Dan is er een overzicht van de lopende projecten inzake de uitwisseling van gegevens in bulkvorm. Voor de sector directe belastingen wordt een applicatie gebouwd die moet toelaten om op een geautomatiseerde wijze de ontvangen inlichtingen te gebruiken die zijn aangeleverd vanuit het buitenland, in het kader van de internationale administratieve samenwerking en van de Europese richtlijn over de fiscaliteit van het sparen. Deze inlichtingen dienden, net als om het even welke andere inlichtingenfiche die door een Belgische schuldenaar wordt geleverd, geïntegreerd te worden in Belcotax on web.
Het sturen vanuit Belcotax on web, van inlichtingen aan de buitenlandse belastingadministratie, betreffen de residenten van hun land, die inkomsten in België hebben waargenomen. Behalve deze basisfuncties zal de toepassing eveneens de statistische taken, zoals bepaald door de OESO, de Europese Commissie en SPF Financiën, voor zijn rekening nemen.
Onderhoud van STF. België neemt in de schoot van de OESO deel aan de commissie Tax Information Exchange Systems. Hieronder vallen Tax Team on Improving Efficiency of Exchange, Tax Team on Improving Automatic Exchange en Secure Exchange Consumption Tax Information System. Deze drie groepen worden ondersteund door een vierde groep, met name Tax Team on Information Technology. Deze vierde groep, waarin België een actieve rol speelt, bewaakt de internationale standaarden waarop de internationale uitwisseling van gegevens steunt, namelijk Standard Magnetic Format en Standard Transaction Format. Het laten evolueren op technisch vlak, als gevolg van de evoluerende noden gesteld door de andere werkgroepen, is een taak die hier in handen wordt genomen.
Er is ook een ander project, met name STIRint. Dit project heeft betrekking op de ontwikkeling van een multiworkflow generiek en centraal systeem voor internationale gegevensuitwisseling, dat een oplossing moet bieden voor de volgende vereisten: beschikbaar stellen van gegevens voor verschillende diensten met gecontroleerde toegangsrechten, beschikbaar stellen van gegevens voor controlediensten zonder documenten te kopiëren en versturen, dus paperless, beschikbaar stellen van een interface aan buitendiensten voor aanmaak en beheer van uitwisselingen, registreren van alle types uitwisselingen, beheer van de workflow van de uitwisselingen, maken van statistieken, soepel definiëren van de rechten van de gebruikers, associëren van de uitwisselingen met de unieke dossiers van de personen – STIR -, opvolgen van uitwisselingen en conformiteit aan de standaarden gekozen door de FOD Financiën.
Deze toekomstige toepassing zal een snellere en correcte afhandeling van dossiers mogelijk maken en voldoende ondersteuning bieden om aan de internationale wetgeving betreffende uitwisselingen te voldoen. Hierin zijn onder meer betrokken de Directe Belastingen, BTW, BBI en Internationale Invorderingen.
Bovendien heeft de Belgische administratie bijzondere administratieve akkoorden afgesloten met Italië, Frankrijk, Letland, Litouwen, Nederland, Oekraïne, Tsjechië en de Verenigde Staten, om de uitwisseling van fiscale gegevens verder te concretiseren. Op mijn initiatief werden in 2006 ontwerpen van soortgelijke akkoorden betreffende administratieve bijstand verzonden aan een vijftigtal landen. Dit met wisselend succes, zoals blijkt, maar toch zijn er sinds 2005 zes verdragen bijgekomen en zijn er nog verschillende in de onderhandelingsfase.
Ik ben ervan overtuigd dat de ingeslagen weg de juiste is. In het kader van de internationalisering van de fraude is het inderdaad van primordiaal belang dat de uitwisselingsartikelen van de overeenkomsten tot voorkoming van dubbele belasting, verder geactiveerd worden door middel van de mogelijkheden van de administratieve akkoorden. Bovendien wordt bij de Belgische administratie momenteel de laatste hand gelegd aan een circulaire betreffende de toepassing van de verdragsbepaling inzake uitwisseling van inlichtingen. Het lijkt immers aangewezen om ervoor te zorgen dat de richtlijnen die met betrekking tot deze materie van toepassing zijn, op een zo groot mogelijke schaal verspreid worden teneinde internationale samenwerking, waarvan de doeltreffendheid niet meer moet worden aangetoond, nog meer dynamiek te geven.
Ik stel alles in het werk opdat de verschillende betrokken federale overheidsdiensten samenwerken in hun strijd tegen fiscale fraude; niet alleen dus, maar volgens ieders bevoegdheid. Het uitwisselen van gegevens en dus ook van internationale gegevens is daarbij een bijzonder aandachtspunt.
Volgens mij is er eveneens een taak weggelegd voor de Europese Commissie. Deze kan sturen in het ontwikkelen van uitwisselingsystemen, kan functioneren als databank van de uitwisselingen en kan optreden ingeval er disfuncties zouden bestaan. In de richtlijn 2005/60/EG van 26 oktober 2005 wordt reeds voorzien in zulke bijstand door de Commissie aan de financiële inlichtingeneenheden; in België is dat de Cel voor Financiële Informatieverwerking, opdat de instelling van een EU-netwerk van financiële inlichtingeneenheden aangemoedigd wordt.
Wat betreft de resoluties nr. 447 en nr. 448 weet u, mijnheer Van der Maelen, dat ik constant aandacht heb voor de efficiënte werking van de FOD Financiën, in het bijzonder de gegevensuitwisseling.
Met betrekking tot de nood aan informatie over de praktische werking en resultaten van de overeenkomsten tot voorkoming van dubbele belasting heb ik reeds toegezegd dat leden van mijn administratie, en meer in het bijzonder de administrateur-generaal van de Belastingen en de Invorderingen, in de commissie toelichtingen mag geven betreffende de gegevensuitwisseling tussen België en andere landen.
Tevens verheug ik mij op een nieuwe openheid bij de FOD Financiën doordat de dienst IB Internationaal van de administratie Fiscale Zaken via het internet het initiatief genomen heeft om de ontwerpen van circulaire met betrekking tot overeenkomsten ter vermijding van dubbele belasting, te publiceren. Deze publicatie heeft tot doel elke belanghebbende persoon de kans te bieden om het ontwerp te beoordelen of van commentaar te voorzien binnen een periode van twee maanden vanaf de publicatie van het ontwerp op de website. Alle standpunten en commentaren zullen worden onderzocht alvorens de definitieve circulaire op de website wordt gezet.
Bovendien is er eveneens een Belgisch standaardmodel van overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting op internet geplaatst. Dit model is een afspiegeling van het Belgisch verdragsbeleid en is de tekst die het vertrekpunt is voor de Belgische onderhandelaars bij het begin van de onderhandelingen.
Vooraleer het werd gepubliceerd, werd dit model ter informatie overgemaakt aan de voorzitters van Kamer en Senaat. Een technische nota waarin de draagwijdte van verscheidene bepalingen wordt toegelicht, zou eveneens in de eerstkomende maanden moeten worden gepubliceerd.
Tot slot zal ik aan mijn administratie vragen om tegen het begin van het volgende parlementaire jaar een rapport voor te bereiden over het Belgisch beleid inzake internationale belastingverdragen.
Ik hoop ook dat het mogelijk zal zijn om een nieuw belastingverdrag te sluiten met Frankrijk, maar dat is een ander verhaal dat misschien het voorwerp zal uitmaken van andere vragen.
01.03 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn omstandig antwoord, dat ik eens grondig zal analyseren.
01.04 Minister Didier Reynders: Ja, grondig.
Het incident is gesloten.
02 Question de M. Jean-Jacques Flahaux au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la sécurisation du transport de marchandises" (n° 5800)
02 Vraag van de heer Jean-Jacques Flahaux aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de beveiliging van het goederenvervoer" (nr. 5800)
02.01 Jean-Jacques Flahaux (MR): Monsieur le ministre, l'augmentation du trafic de marchandises au niveau mondial s'accompagne d'une hausse de la contrebande, à telle enseigne qu'on a même pu entendre parler de sous-marins servant à transporter de la drogue ces derniers temps. Aussi, pour mieux contrôler le flux des marchandises, les douanes souhaitent de plus en plus sécuriser la chaîne logistique, de point à point, en mettant en place des routes commerciales sécurisées, notamment en ce qui concerne les containers maritimes, mais aussi le transport ferroviaire et routier.
Il s'agit tout à la fois de sécuriser le parcours et de le raccourcir en évitant de longs et nombreux contrôles, favorables à la dissimulation de produits de contrebande. Pour ce faire, les transporteurs labellisés comme "authorized economic operators" (AEO), c'est-à-dire certifiés comme opérateurs fiables, équipent leurs containeurs de systèmes technologiques permettant de suivre leur trajet et de vérifier leur rythme tout au long du parcours. Des informations sont également fournies sur l'ouverture des portes, la température interne – afin de détecter la présence de clandestins -, etc. Ces données peuvent être transmises aux douanes.
La certification AEO entraînerait, selon un calcul de l'université de Stanford, une baisse de 35% des vols et pertes, 50% d'amélioration en termes d'accès aux données, 43% d'amélioration du traitement automatique des marchandises, 49% de progrès dans les déclarations aux douanes, 29% d'amélioration du temps de livraison. Les douanes se montreraient donc plus efficaces, seraient confrontées à moins de fraudes, et percevraient mieux les droits de douane et taxes diverses.
Dans la course à la mise en œuvre de ces nouveaux processus, Anvers rivalise avec son inévitable concurrent qu'est Rotterdam.
Monsieur le ministre, quelles informations pouvez-vous nous donner sur la réalité de ce mieux-disant douanier? Est-il certain que personne ne profitera de cette sécurisation des parcours pour mieux frauder autrement? Si ce système est aussi prometteur que l'affirment ses promoteurs, qu'en connaissent et en appliquent les douanes belges, et à quel niveau d'exécution en sont-elles?
02.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur Flahaux, le 1er janvier 2008 est entrée en vigueur une nouvelle réglementation européenne concernant les opérateurs économiques agréés (authorized economic operator – AEO). Par la mise en place d'une réglementation AEO, la Communauté européenne désire obtenir un meilleur contrôle sur le terrain de la sécurité, de sorte que la sûreté des personnes et la sécurité des marchandises soient garanties. Cette réglementation constitue une réponse au besoin de sécuriser la chaîne logistique internationale, à la mise en place du système américain Custom-Trade Partnership against Terrorism (C-TPAT) et au développement du cadre des normes SAFE de l'Organisation mondiale des Douanes (OMD).
Le but de cette réglementation est de fournir aux opérateurs économiques une reconnaissance qualitative sur le plan international, laquelle indiquera que leur rôle au sein de la chaîne logistique est sécurisé et que leurs procédures douanières sont efficaces et "compliant" et sera traduite par la délivrance à un opérateur économique qui en fait la demande d'un certificat de qualité AEO. Il est évident que, pour obtenir ce certificat, l'opérateur économique doit répondre à certains critères définis par la Commission européenne, notamment en matière de sécurité et de sûreté.
Ces notions et les contrôles de marchandises qui en découlent ne faisaient pas partie jusqu'à présent du métier de base de la douane. C'est la raison pour laquelle, début 2006 déjà, un projet de certification AEO a été établi afin de réorienter les tâches de la douane, suite à la mise en place de nouveaux circuits illicites de marchandises via la chaîne légale des marchandises et à l'augmentation des menaces terroristes, des épidémies, etc.
Les résultats concrets de ce projet sont les suivants. Une nouvelle méthodologie d'audit des entreprises a été développée au sein de cette administration. Cette méthode, validée par la Solvay Business School – ce qui constitue un élément de qualité pour cette nouvelle manière de travailler –, est basée sur la notion de "self assessment", notamment en matière de sûreté et de sécurité. Il est recommandé aux entreprises de l'utiliser afin de démontrer à l'administration que l'on peut les considérer comme sûres et fiables.
Deuxièmement, une nouvelle organisation de ses services qui met l'accent sur deux fonctions principales, l'une relative à l'information aux opérateurs économiques des différentes réglementations douanières, l'autre relative à l'audit et à l'analyse des risques des opérateurs économiques. Cette nouvelle organisation s'est traduite par la mise en place de deux nouvelles cellules au sein de chaque direction régionale des douanes. Actuellement une soixantaine de fonctionnaires ayant reçu une formation spécifique pour ces nouvelles tâches travaillent dans ces cellules.
Troisièmement, un site web AEO a été créé à l'adresse suivante: www.aeo-oea.be. Sur ce site web, on pourra trouver toute la réglementation européenne concernant l'opérateur économique agréé, un commentaire de cette nouvelle réglementation, le formulaire officiel, ainsi que le document de "self assessment" qu'un opérateur économique doit compléter et remettre avec sa demande de statut.
Le concept de "Secure Trade Lanes" (STL) ou chaînes logistiques sécurisées, se situe dans le prolongement de la réglementation AEO et de ses objectifs. Ces STL ont comme but la sécurisation de la chaîne logistique entière, du producteur au consommateur. L'AEO en constitue une partie intégrante essentielle. Il s'agit de la gestion des flux des marchandises basée sur une analyse de risque orientée vers les systèmes des entreprises, alors que le système actuel est basé sur la gestion de risque des transactions de chaque opérateur économique.
Deux avantages importants résultent de la mise en place du concept STL. Pour les contrôles des transactions de chaque opérateur économique n'utilisant pas la logique STL, la douane pourra se concentrer sur un ordre de transactions plus limité et, par conséquent, pourra mieux gérer ces types de contrôles.
Quant aux marchandises faisant partie de la STL, ce sera toute la chaîne qui bénéficiera non seulement d'une vitesse logistique plus rapide et garantie, mais aussi d'une sécurité judiciaire à la condition, bien sûr, que les exigences en matière de sûreté et de sécurité soient respectées et rencontrées.
J'attire votre attention sur le fait que les facilités offertes aux opérateurs AEO dans le cadre de la STL ne diminuent en rien les compétences légales en matière d'investigations ou d'enquêtes des services de recherche de l'administration des Douanes et Accises. J'ajoute que le concept STL ne constitue pas encore une réglementation européenne. Toutefois, le STL, comme l'AEO, fait partie du cadre des normes SAFE de l'OMD.
Il est prévu, dans la réglementation européenne, que des accords internationaux peuvent être signés par la Commission européenne avec des pays tiers afin d'établir une STL. Par exemple, un protocole d'accord a été signé avec la douane indienne et formellement approuvé par la Commission européenne.
À l'heure actuelle, la Belgique a mis en œuvre des projets pilotes avec l'Inde, la Corée du Sud et l'Afrique du Sud. Ces projets pilotes ont fait l'objet d'une convention bilatérale entre la douane belge et les autorités douanières de ces pays. À partir d'octobre 2008, la douane belge fera également partie de la chaîne sécurisée entre le Royaume-Uni, les Pays-Bas et la Chine avec l'accord formel de la Commission européenne et l'approbation de la Chine.
02.03 Jean-Jacques Flahaux (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.
(Intervention hors micro)
Je poserai sans doute la question une prochaine fois, mais je ne suis pas certain que dans tous les pays de l'Union européenne l'action soit importante, alors qu'elle le devrait. Je pense particulièrement à Malte, à propos de laquelle j'ai vu un reportage télévisé il y a peu montrant qu'il s'agissait d'une espèce de moulin. Mais je m'arrête là car je ne souhaite pas avoir un conflit diplomatique avec Malte; on en a déjà assez avec d'autres pays!
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer David Geerts aan de staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister over "de voertuigen met buitenlandse nummerplaten op de Belgische wegen" (nr. 5855)
03 Question de M. David Geerts au secrétaire d'État à la Mobilité, adjoint au premier ministre sur "les véhicules immatriculés à l'étranger circulant sur les routes belges" (n° 5855)
03.01 David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik had een vraag gesteld aan de staatssecretaris voor Mobiliteit, maar waarschijnlijk heeft men op basis van een aantal elementen uit de vraag geoordeeld om de vraag hier te agenderen. Ik zal zien aan de hand van uw antwoord welke bijkomende inlichtingen u mij kunt verschaffen, alvorens ik opnieuw naar de staatssecretaris voor Mobiliteit ga.
Mijn vraag heeft betrekking op de 8.698 aangiften die het Belgisch Bureau van de Autoverzekeraars in 2007 heeft gekregen, waarin ongevallen met buitenlandse voertuigen op de Belgische wegen zijn vervat. Dat is een stijging met ongeveer 7 procent ten opzichte van 2006. Alle cijfers werden geanalyseerd op basis van de oorsprong van de voertuigen, en toen bleek dat 25 procent uit Frankrijk kwam, 21 procent uit Nederland en 11 procent uit Polen.
Staatssecretaris voor Fraudebestrijding, Carl Devlies, heeft al aangekondigd om bijkomende controles te doen op Franse en Poolse nummerplaten omdat er een vermoeden is dat de verkeersbelasting zou zijn ontdoken en dat de betrokkenen hier permanent wonen.
Daarover heb ik een aantal vragen.
Is er reeds contact geweest tussen de staatssecretaris voor Fraudebestrijding en de staatssecretaris voor Mobiliteit?
Wordt de aangifte van een ongeval waarbij een voertuig met een buitenlandse nummerplaat is betrokken, automatisch verstuurd naar het Belgisch Bureau van de Autoverzekeraars, ook als men weet dat de betrokkene in België resideert? Kan dat een verklaring zijn voor het hoge aantal Poolse en Franse voertuigen die betrokken zijn bij ongevallen?
Heeft de nationaliteit van de inschrijving invloed op de afwikkeling van het ongeval? Zo ja, is dat dan nadelig voor de slachtoffers?
Hoe zit het met de gegevensuitwisseling tussen de landen en de mogelijke verzekeraars?
Ten slotte, is er al enig zicht op de resultaten van de douane inzake de controle op buitenlandse nummerplaten? Kan dat een indicatie zijn of geven voor een verdere actie of onderzoek?
03.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Geerts, in mijn antwoord heb ik het eerst over het verzekeringsaspect en daarna over de douane.
In beginsel dienen alle aangiften van ongevallen in België waarbij voertuigen betrokken waren die in het buitenland ingeschreven zijn, bij het Belgisch Bureau van de Autoverzekeraars aangegeven te worden. Het feit dat de betrokken bestuurder al dan niet in België resideert, is inzake het verzekeringsaspect van geen belang. Het hoge aantal Poolse of Franse voertuigen dat betrokken is bij ongevallen, wordt verklaard door het hoge aantal Poolse en Franse voertuigen dat in België rondrijdt. De nationaliteit van inschrijving heeft geen invloed op de afwikkeling van het schadegeval. Wel worden niet alle aangegeven schadegevallen door het Bureau beheerd. Zo werden in 2007 in totaal 3.921 dossiers, hetzij 45% van de ontvangen aangiften, onmiddellijk doorgezonden naar de erkende correspondenten, Belgische verzekeringsondernemingen of schaderegelingbureaus, waarbij de rest van de dossiers beheerd wordt door de diensten van het Bureau tot de definitieve schadevergoeding van derden of tot aan de latere bekendwording van de correspondent van de buitenlandse verzekeraar.
Het Bureau schiet het bedrag van de schadevergoedingen en de kosten betaald voor rekening van de buitenlandse verzekeraars en bureaus voor. Het beschikt dus permanent over een schuldvordering op die ondernemingen en bureaus. De recuperatie van die bedragen vormt geen moeilijkheden.
Wat de douane aangaat, kan ik het volgende antwoorden. De vaststelling van het onterecht gebruik van een buitenlandse – onder andere een Franse, een Nederlandse of een Poolse – inschrijving van een voertuig door Belgen die ook in België verblijven, behoort niet bij de primaire taken van de douane. Wanneer de administratie Douane & Accijnzen bij de uitoefening van haar controles op de openbare weg tot de vaststelling komt dat een Belgische ingezetene onterecht gebruikmaakt van een buitenlandse nummerplaat, stelt de douane een proces-verbaal op inzake onterechte inschrijving van een voertuig, alsmede de vaststelling nr. 656.2, op basis waarvan de ontdoken verkeersbelasting zal worden ingevorderd. Het proces-verbaal wordt verzonden aan de procureur des Konings over de plaats waar de overtreding werd vastgesteld, en de vaststelling nr. 656.2 naar de gewestelijke directeur Douane & Accijnzen over de woonplaats van degene die de belasting verschuldigd is.
Vermits de douane geen specifieke controle op die materie uitvoert, maar enkel vaststellingen doet naar aanleiding van routinecontroles op voertuigen, worden dienaangaande geen statistieken bijgehouden. Derhalve kan daar niet op gesteund worden voor het uitvoeren van verdere acties of onderzoek.
03.03 David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, u zegt dat voor ongeveer 55% van de aangifte een schuldvordering wordt ingesteld en dat er in principe geen probleem is met het effectief te gelde maken van de schuldvorderingen. Klopt dat?
03.04 Minister Didier Reynders: Ja.
03.05 David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Bedankt.
Het incident is gesloten.
04 Question de M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la cession à la Région wallonne des bâtiments occupés par le CRA-W" (n° 5887)
04 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de overdracht aan het Waals Gewest van de gebouwen waar het Waals Centrum voor Landbouwonderzoek (CRA-W) is ondergebracht" (nr. 5887)
Président: Luk Van Biesen.
04.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, je voudrais vous reparler de la cession à la Région wallonne des bâtiments occupés par le centre de recherches agronomiques à Gembloux.
Ce centre, créé par la Région wallonne lors de la régionalisation de l'agriculture, continue d'occuper des bâtiments appartenant à la Régie des Bâtiments faute d'accord entre le fédéral et la Région wallonne. Malheureusement, face à l'insuffisance de nouveaux investissements de la Régie, ces bâtiments se dégradent à une vitesse inquiétante, comme je l'ai déjà mis en évidence lors de diverses questions parlementaires.
Il y a là un patrimoine public non négligeable qui se dégrade, perd de la valeur et comporte des dangers pour l'environnement et surtout pour les usagers.
Le projet de céder la propriété de ces bâtiments à la Région wallonne est sur la table depuis de nombreux mois et doit faire l'objet d'une décision formelle en comité de concertation.
Dès lors, monsieur le ministre, j'ai deux questions très simples à vous poser.
Existe-t-il un plan d'investissement de la Régie des Bâtiments pour remettre ces bâtiments en conformité avec les normes actuelles de sécurité, d'hygiène et d'efficacité énergétique? J'entends dire que plus un euro n'a été investi dans ces bâtiments depuis de nombreux mois.
Quel est l'état d'avancement des négociations entre l'État fédéral et la Région wallonne quant à la cession des bâtiments par le premier à la seconde? Des compensations budgétaires, financières sont-elles prévues en ce sens?
04.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, monsieur Gilkinet, lors de l'entrée en vigueur des lois dites Lambermont en 2002, la Régie des Bâtiments a rédigé un projet d'arrêté royal transférant les bâtiments des Classes moyennes et de l'Agriculture situés à Gembloux.
Depuis plusieurs années, il y a des demandes émanant de la Région wallonne pour rendre les bâtiments de Gembloux, Libramont et Musson occupables et pour veiller à ce qu'ils répondent aux normes d'occupation et d'utilisation minimales pour les activités qui y sont exercées. Des moyens budgétaires n'ont pas été réservés à la Régie des Bâtiments afin d'assurer un plan d'investissement visant à remettre ces bâtiments à des normes de sécurité, d'hygiène et d'efficacité énergétique conformes aux standards actuels.
L'Inspection des Finances accréditée auprès de la Régie des Bâtiments réserve une fin de non-recevoir à toute demande d'engagement de crédits visant à des travaux au sein du centre. La même Inspection des Finances y serait favorable sous réserve de la conclusion d'un contrat de prise en location par la Région wallonne des bâtiments du CRA.
Il est à noter que lors de tous les transferts antérieurs aux Régions et Communautés, les biens immeubles ont toujours été transférés dans l'état où ils se trouvaient, avec leurs servitudes actives et passives, les charges particulières et obligations inhérentes à leur acquisition, ainsi que les droits éventuellement accordés aux tiers.
Le projet d'arrêté royal organisant le transfert de propriété de l'État à la Région wallonne des bâtiments utilisés pour l'hébergement du ministère des Classes moyennes et de l'Agriculture a encore fait l'objet de discussions lors du dernier groupe de travail "Transfert de bâtiments" où les représentants de la Région wallonne ont maintenu leur position quant au refus du transfert du CRA sans compensation financière.
À la prochaine réunion du comité de concertation gouvernement fédéral, Régions et Communautés, qui est d'ailleurs prévue demain, ledit comité devrait envisager de prendre une décision sur ce projet d'arrêté royal. Le cas échéant, le volet financier pourra être discuté et renvoyé du comité de concertation au comité interministériel Budget et Finances.
Il est à noter que les autres projets d'arrêtés relatifs aux "transferts Lambermont" Régions flamande et wallonne feront également l'objet d'un examen lors de cette même réunion, ainsi qu'un renvoi éventuel à la Conférence interministérielle Budget et Finances quant aux implications financières.
La Région flamande ne serait pas opposée à un transfert immédiat des bâtiments qui lui reviennent sans attendre une décision quant aux compensations financières éventuelles que pourrait lui accorder la Conférence interministérielle Budget et Finances.
Il n'y a absolument aucune possibilité pour la Régie de prévoir des transferts financiers sur la base de ces crédits. Cela n'a jamais été fait dans le passé mais le dossier est sur la table du comité de concertation.
04.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Rien de neuf sous le soleil, malheureusement, si ce n'est cette réunion du comité de concertation de demain, au cours de laquelle vous trouverez peut-être les mots justes pour convaincre vos confrères wallons de mettre fin à cette situation kafkaïenne qui est déplorable en termes de bonne gestion publique, mais aussi pour les travailleurs concernés et au regard de l'enjeu que constitue pour la Région wallonne la recherche agronomique.
Je me suis rendu plusieurs fois sur place et j'ai pu constater l'état déplorable des bâtiments. Personne ne peut se féliciter, ni du côté fédéral, ni du côté de la Région wallonne, qu'une solution n'ait pu être trouvée en la matière, même si je sais très bien que nos avis diffèrent quant au niveau du partage des responsabilités dans ce dossier.
L'incident est clos.
- mevrouw Meyrem Almaci aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de vergoedingen voor vrijwilligers" (nr. 5911)
- mevrouw Meyrem Almaci aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de vergoedingen voor vrijwilligers" (nr. 5946)
- Mme Meyrem Almaci au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les indemnités octroyées aux volontaires" (n° 5911)
- Mme Meyrem Almaci au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les indemnités de bénévolat" (n° 5946)
05.01 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, er zijn heel wat vrijwilligers in onze maatschappij die veel en goed werk verrichten. Zij worden door het beleid niet altijd op een goede manier erkend. Kijk maar naar de verzekering voor vrijwilligers, die slechts een deel van het verzekeringsprobleem aanpakt.
Mijn vraag gaat over de belastingvrije onkostenvergoeding die vrijwilligers kunnen krijgen. Op dit moment is bedoelde vergoeding tot ongeveer 1.000 euro op jaarbasis gelimiteerd. Het gaat bijvoorbeeld om mensen die als oppas voor bejaarden in een rusthuis helpen.
Ik vernam dat stewards die als vrijwilligers voetbalmatchen begeleiden en andere vrijwilligers van sportverenigingen een belastingvrije vergoeding tot 100 euro per match zouden kunnen krijgen. Dat betekent dat zij op jaarbasis al snel voornoemd bedrag van 1.000 euro, dat voor de andere vrijwilligers als belastingvrije onkostenvergoeding geldt, zouden overschrijden.
Mijnheer de minister, daarom heb ik de volgende vragen.
Waarom bestaat er een verschil in de vergoeding voor vrijwilligers? Kan u de reden voor voornoemd verschil uitleggen?
Hebt u de intentie om voormeld verschil te behouden of te wijzigen? Waarom wil u het behouden of wijzigen?
Hoeveel mensen voeren een belastingvrije som hoger dan 1.000 euro in, bekomen uit het begeleiden van sportactiviteiten? Om welk bedrag gaat het gemiddeld?
05.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Almaci, de richtlijn in verband met de niet-belastbare bedragen van de vergoedingen voor vrijwilligerswerk werden in de rondzendbrief met addenda van 5 maart 1999 uiteengezet.
Ik heb de referentie van de rondzendbrief voor u. Die circulaire is van toepassing op de vergoedingen van vrijwilligers waarvoor op het ogenblik van de publicatie van de circulaire nog geen afzonderlijke belastingregeling bestond.
Op voornoemd ogenblik bestonden reeds de volgende regelingen: de vergoeding van 25 euro per wedstrijd voor stewards. In antwoord op de parlementaire vraag nummer 95 gesteld door volksvertegenwoordiger Chevalier op 25 september 1995 werd in dat verband meegedeeld dat deze regeling werd ingevoerd op verzoek van de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en van de Koninklijke Belgische Voetbalbond om de veiligheid in de stadions te verhogen. Verder is er de vergoeding van 12,5 euro, 20 euro en 25 euro per wedstrijd voor controleurs, kassiers en verantwoordelijken van bij de KBVB aangesloten voetbalclubs. Er is een vergoeding van 12,5 euro of 15 euro per wedstrijd voor spelers en medewerkers van amateurploegen in de lagere afdelingen aangesloten bij de KBVB en bij vergelijkbare voetbalbonden, bij de Vlaamse Volleybalbond, bij de Koninklijke Belgische Basketbalbond, bij de Koninklijke Belgische Hockeybond en bij de Franstalige Handballiga.
Zoals u zal vaststellen, wordt er in geen enkele van die regelingen een niet-belastbare vergoeding van 100 euro per wedstrijd toegestaan. Die vergoeding wordt ook niet geïndexeerd. Ik ben echter altijd geïnteresseerd in informatie in dat verband. U kunt dus misschien meer details geven over die betaling van 100 euro bij een specifieke voetbalclub. Ik heb daar geen informatie over.
De grensbedragen van de forfaitaire niet-belastbare vergoedingen toegekend aan de vrijwilligers bedoeld in voormelde circulaire van 5 maart 1999 worden geïndexeerd en bedragen in 2008 29,05 euro per dag en 1.161,82 euro per jaar. Tegen een niet-belastbare vergoeding van maximaal 25 euro per wedstrijd zal een steward dus al aan meer dan 46 wedstrijden moeten meewerken om op jaarbasis het bedrag van 1.161,82 euro te bereiken. Bovendien bepaalt de regeling voor stewards dat de vergoeding tot een maximumbedrag van 25 euro per wedstrijd wordt aangemerkt al een niet-belastbare terugbetaling van kosten die eigen zijn aan de werkgever. Dat impliceert dat een eventueel excedent wel degelijk moet worden aangemerkt als een belastbare bezoldiging van werknemer. Hetzelfde principe geldt voor de vergoedingen toegekend aan controleurs, kassiers en hun verantwoordelijken. Het excedent wordt als een belastbare bezoldiging aangemerkt.
Voor voornoemde spelers en medewerkers van amateurploegen in de lagere afdelingen is de situatie anders. Daar geldt het principe dat het volledige bedrag van de vergoeding belastbaar wordt als bezoldiging zodra de grens van 12,5 euro en 15 euro per wedstrijd wordt overschreden. Aangezien in het bijzonder de regeling met betrekking tot de stewards is getroffen om het hooliganisme op een doeltreffende wijze te bestrijden, acht ik het niet opportuun om voormelde regelingen te wijzigen.
Wat de laatste vraag van mevrouw Almaci betreft, kan ik nog meedelen dat niet-belastbare vergoedingen niet worden aangegeven en als zodanig dan ook geen statistische informatie opleveren.
05.03 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitleg want er leven heel wat misverstanden daarover bij de verschillende vrijwilligerswerkingen, vooral omdat zij denken dat vrijwilligers bij verschillende voetbalmatchen een gunstregeling krijgen tegenover de andere vrijwilligers. Ik zal de informatie die u gegeven hebt, met name de rondzendbrief onder hen verspreiden.
Ik dank u in ieder geval voor uw antwoord.
L'incident est clos.
Voorzitter: Jenne De Potter.
Président: Jenne De Potter.
- de heer Michel Doomst aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de extra vergoeding voor ambtenaren van de dienst Financiën" (nr. 5950)
- mevrouw Meyrem Almaci aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de persoonlijke vergoeding voor ambtenaren van de FOD Financiën" (nr. 6120)
- mevrouw Muriel Gerkens aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de betaling aan ambtenaren van Financiën van een vast bedrag voor de controle van gehandicaptendossiers" (nr. 5965)
- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "een vergoeding voor opzoekingen in het kader van uitkeringen aan gehandicapten" (nr. 5967)
- de heer Luk Van Biesen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "premies bij behandelen van dossiers" (nr. 6209)
- M. Michel Doomst au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la rémunération supplémentaire octroyée aux fonctionnaires du service Finances" (n° 5950)
- Mme Meyrem Almaci au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'octroi d'une indemnité personnelle aux fonctionnaires du SPF Finances" (n° 6120)
- Mme Muriel Gerkens au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le paiement aux fonctionnaires des Finances d'un montant forfaitaire pour le contrôle de dossiers de personnes handicapées" (n° 5965)
- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'octroi d'une indemnité pour la réalisation de recherches dans le cadre des allocations pour personnes handicapées" (n° 5967)
- M. Luk Van Biesen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "primes versées pour le traitement de certains dossiers" (n° 6209)
06.01 Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, verscheidene collega’s waren verrast door het bericht in de media over het onderwerp waarover het hier gaat. Het feit dat wij collectief over het bericht verbaasd waren, betekent misschien dat wij er individueel minder verdwaasd naar keken. Het gaat namelijk over de extra vergoeding die blijkbaar aan ambtenaren van de dienst Financiën wordt toegekend voor het correct nakijken van bepaalde, financiële gegevens die nodig zijn in dossiers van – vermoedelijk – gehandicapten- en pensioentegemoetkomingen.
Wij ondervroegen trouwens samen met verschillende collega’s vanmorgen op een aangename manier staatssecretaris Fernandez-Fernandez al over het onderwerp.
De bron van verbazing is dat ambtenaren van Financiën blijkbaar een bedrag van 7,4 euro op hun persoonlijke rekening krijgen overgemaakt, wanneer zij sommige, specifieke dossiers heel grondig nakijken en onderzoeken. Blijkbaar is de reden voor voornoemde, bijkomende vergoeding historisch gegroeid. Vroeger werd dat grondig onderzoek bekeken als zwaar werk, dat overuren noodzaakte.
Ik neem aan dat de situatie vandaag anders is. Niettemin blijkt dergelijke vorm van toelage nog te worden betaald.
Mijnheer de minister, misschien hebt u argumenten om ons tegen te spreken, maar is bedoelde geplogenheid, die ons een dépassé-indruk geeft, nog wel van deze tijd? Wij leven nu immers in een internetmaatschappij, terwijl de bewuste extra toelage het gevoel geeft dat het onderzoek “achter het net” in plaats van “inter-net” en dus na de uren zou moeten gebeuren.
Over hoeveel dossiers gaat het? Ik hoor immers dat het serieuze bedrag van 750.000 euro voor de extra toelage werd ingeschreven. Welke maatregelen plant de minister? Wij horen immers dat de toelage nu in de begroting als werkingskosten werd opgenomen. Zoals in vele gevallen zou ook bedoelde toelage beter gesplitst in de begroting voorkomen.
06.02 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijn vraag gaat over dezelfde problematiek, de 7,4 euro die ambtenaren van de FOD Financiën zouden krijgen als zij een dossier op vraag van de dienst Gehandicaptenzaken nakijken. Zij moeten daarvoor het inkomen en kadastraal inkomen van gehandicapten die een dossier indienen bij de dienst, vergelijken met de gegevens waarover zij beschikken.
Dat zou allemaal blijken uit de nota van de Inspectie van Financiën. Ik heb vanmorgen staatssecretaris Fernandez-Fernandez daarover ondervraagd en zij heeft dat bevestigd.
Mijnheer de minister, ik wil u vragen of u formeel kennis hebt van die werkwijze en wat uw standpunt omtrent die werkwijze is. Klopt het dat die werkwijze, zoals werd bevestigd door mevrouw Fernandez-Fernandez en zoals ook in de krant stond, effectief wordt toegepast en dat uw ambtenaren dus tegen betaling gegevens opzoeken?
Doen zij dat ook voor andere departementen of diensten van andere overheden? Over welke diensten gaat het dan?
Sinds wanneer bestaat die regeling? Hoeveel jaren krijgen ambtenaren reeds een vergoeding om dergelijke gegevens op te zoeken? Sinds wanneer bestaat er een mogelijkheid om die gegevens op te zoeken via elektronische weg, op een digitale manier in plaats van het op te zoeken in de dikke boeken van vroeger, wat volgens de argumentatie initieel de reden was om die 7,4 euro te betalen?
Hoeveel vragen voor het opzoeken van gegevens krijgt uw departement sinds de start van die werkwijze? Is die vergoeding belastbaar? Men krijgt 7,4 euro extra op zijn loon. Op welke manier moet men die aangeven? Is dat als zelfstandige? Op welke manier moet men dat op zijn belastingbrief invullen?
Bestaat die werkwijze ook met andere departementen?
06.03 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, j'ai posé cette question au ministre des Finances et à Mme Fernandez-Fernandez. Cette dernière nous a appris que ce dispositif était d'application depuis 1969. Il permet à l'ensemble des administrations de payer des fonctionnaires des Finances pour des tâches considérées probablement comme trop lourdes à supporter par ces administrations.
J'ai été choquée de découvrir que le paiement s'opère sur le compte personnel des fonctionnaires pour un travail complémentaire à leur tâche habituelle. Or la vérification de la conformité des différents revenus déclarés doit figurer parmi les missions du ministère des Finances. Si ce n'est pas le cas, je trouve curieux que des fonctionnaires soient payés 7,40 euros pour vérifier un dossier au lieu d'engager des fonctionnaires supérieurs, à moins que l'on considère que, pour motiver les agents, il faut leur permettre d'arrondir leurs fins de mois. Ces arrondissements sont importants, d'après les informations que j'ai glanées à gauche et à droite. Ils ont perçu plusieurs mois de salaire complémentaires à leur salaire de fonctionnaire. Les chefs de service conservent la plupart des dossiers, dont seuls quelques-uns sont distribués à des agents jugés méritants. Cette gestion du personnel et du budget des Personnes handicapées pourrait fonctionner autrement.
Qu'en est-il vraiment? Cette situation se justifie-t-elle encore? Des bases de données et des moyens de transmission d'information ne permettent-ils pas de renoncer à cette méthode?
Mme Fernandez-Fernandez nous dit que, pour 2008, ce sera possible pour les informations relatives à l'avertissement-extrait de rôle. En revanche, pour le patrimoine, ce système se maintiendra. Elle prévoit un budget de 1 million d'euros en 2008, 250.000 euros étant encore dus pour le solde 2007. Durant l'année 2007, 750.000 euros du SPF Affaires sociales et Personnes handicapées ont été alloués aux fonctionnaires des Finances. Enfin, 820.000 euros de plus sont prévus au budget 2008 pour les informations relatives au patrimoine et pour celles qui portent sur le revenu minimum destiné aux personnes âgées.
D'après mes informations, l'Office national des Pensions utilise le même procédé en payant donc des fonctionnaires des Finances. Quelles sont les administrations qui agissent de la sorte? Normalement, quand un agent public exécute une activité complémentaire, il doit obtenir l'aval de son ministre afin d'éviter des conflits d'intérêts. Je suppose qu'il en va ainsi dans le cas présent. Mais, en cas de problème, qui se portera garant de l'équité dans le traitement des dossiers? Qui assumera la responsabilité si un dossier est mal traité? Est-ce l'administration des Finances et le ministre de tutelle ou bien est-ce du ressort de la responsabilité individuelle des agents? Auquel cas, nous avons affaire à des administrations parallèles qui se basent là-dessus pour accorder ou non des allocations.
06.04 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, de meeste van mijn vragen zijn gesteld. Ik zal mij beperken tot mijn laatste vragen.
Mijnheer de minister, bent u van plan om die regeling te handhaven?
Ten tweede, wat denkt u van het voorstel dat vanuit Sociale Zaken komt, om elektronische raadpleging van de gegevens van Financiën toe te laten, zodanig dat wij op een moderne manier de samenwerking tussen het ministerie van Financiën en de verschillende departementen in de sector Sociale Zaken kunnen organiseren?
De voorzitter: Mijnheer Van der Maelen, bedankt voor die korte vraagstelling.
06.05 Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ook ik zal mij uiteraard beperken tot de nieuwe dingen. De meeste vragen zijn inderdaad gesteld.
Iedereen was wat verwonderd over de handelwijze, de werkwijze als dusdanig, en ook over het bedrag dat ingeschreven werd in de begroting. 750.000 euro is niet niks.
Mijnheer de minister, concreet wil ik het volgende vragen.
Wat is er van dat bedrag, dat in 2007 voorzien was, effectief uitgegeven?
Is het de bedoeling dat die werkwijze blijft bestaan?
Bent u op de hoogte van nog andere vormen van vergoedingen aan ambtenaren in het departement voor de uitwisseling van andere vormen van informatie met andere diensten? Anders gezegd, was u op de hoogte van die werkwijze en bestaan er varianten op die werkwijze?
06.06 Minister Didier Reynders: Ik heb geantwoord op de vragen van de administratie. Ik heb ook een aantal commentaren gelezen. De gestelde vragen hebben betrekking op de problematiek van de onderzoeken die de fiscale ambtenaren dienen in te stellen in het kader van de toepassing van de wetgeving betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan personen met een handicap, waarover de pers onlangs berichtte.
Het onderzoek naar de bestaansmiddelen van aanvragers van tegemoetkomingen aan personen met een handicap werd georganiseerd door het KB van 5 augustus 1975 tot wijziging van het KB van 17 november 1969, houdende het algemeen reglement betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan de mindervaliden. Tot dan toe gebeurde het onderzoek naar deze bestaansminima door middel van inkomstengetuigschriften, afgeleverd door het departement van Financiën, zonder financiële tegemoetkoming.
Het genoemde KB schreef voor dat de aanvragers van tegemoetkomingen een aangifte van bestaansminimum moeten onderschrijven en dat die aangifte door de controleurs van de directe belastingen geverifieerd moet worden op basis van de elementen uit het fiscaal dossier van de betrokkenen en de inlichtingen met betrekking tot de roerende en onroerende goederen, welke voormelde controleurs dienden te vragen aan de bevoegde ontvangers van de registratie.
Het ging dus om een wettelijk georganiseerde procedure die tevens voorzag dat de prestaties van voormelde controleurs en ontvangers werden bezoldigd met dezelfde vergoeding als deze voorzien voor het onderzoek naar de bestaansmiddelen inzake gewaarborgd inkomen voor bejaarden.
Mon administration me précise encore qu’à l’initiative du ministre des Affaires sociales de l’époque, ces dispositions ont été abrogées par l’arrêté royal du 22 mai 2003 relatif à la procédure concernant le traitement des dossiers en matière d'allocations aux personnes handicapées. Selon mon administration, elles n’ont pas été remplacées.
Tout comme vous, je découvre que le SPF Sécurité sociale continuerait sans base réglementaire à rémunérer les agents de mon département qui interviennent dans la procédure. Je vous suggère d’interroger ma collègue qui a les Affaires sociales et la Santé publique dans ses attributions, sur les raisons de cette situation.
La gestion du paiement d’allocations relevant de la seule responsabilité du SPF Sécurité sociale, mon administration ne dispose pas de statistiques relatives au nombre d’enquêtes de l’espèce réalisées par ses fonctionnaires. De même, la question du maintien ou non de ces enquêtes ne relève pas de mes compétences mais bien de celles de Mme la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique et de Mme la secrétaire d’État aux Personnes handicapées, Mme Fernandez-Fernandez.
La réglementation la plus récente, à savoir l’arrêté royal du 16 avril 2008, donne la base légale à un échange de renseignements basés sur les revenus imposables. En ce qui concerne les impôts sur les revenus, cela se concrétisera très rapidement par un échange automatisé d’informations entre le SPF Finances et le service des allocations aux personnes handicapées, de sorte que l’intervention des contrôleurs des contributions diminue. En pratique, les deux départements concernés ont déjà effectué des tests via la Banque-Carrefour de la Sécurité sociale. L’évaluation de ces tests est en cours; les agents de mon département interviennent également dans le cadre de l’application d’autres législations sociales.
Ik kom op uw vraag over andere, mogelijke werken van mijn departement. Het gewaarborgd inkomen voor personen met een handicap en de inkomensgarantie voor ouderen zijn materies waarvoor de onderzoeken worden uitgevoerd op vraag van de Rijksdienst voor Pensioenen.
Het rust- en overlevingspensioen van zelfstandigen is een materie waarvoor de onderzoeken worden uitgevoerd op vraag van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen. In dit geval vragen de dienst en het instituut om een onderzoek naar de bestaansmiddelen uit te voeren en een hiertoe gestandaardiseerd formulier in te vullen, die naar gelijkaardige inlichtingen verwijst. Voor de uitvoering van het onderzoek die ze in het kader van de genoemde sociale wetgeving verrichten, worden de fiscale ambtenaren rechtstreeks door de voormelde instellingen bezoldigd. Ik ben niet op de hoogte van de bedragen die ze toegekend krijgen. De vraag behoort voornamelijk tot de bevoegdheid van mijn collega belast met de sociale materies waarvan sprake.
Je suis bien entendu disposé à examiner toutes les propositions de mes collègues qui, dans le respect des lois set des règlements en vigueur, auraient pour conséquence d'améliorer encore le flux d'informations entre les administrations.
Voilà ce que je pouvais dire pour ce qui concerne les dispositions précises prises par l'administration. Je ne peux vous en dire plus pour l'instant.
Je vous signale que tout cela a été abrogé, en tout cas pour ce qui concerne les personnes handicapées, en 2003.
06.07 Michel Doomst (CD&V - N-VA): Ten eerste, mijnheer de minister, ik ben toch verrast dat u niet op de hoogte bent van de gang van zaken. Men zegt: Reynders weet alles, maar ik zie dat het niet altijd het geval is.
Ik vind het eigenlijk normaal dat u als minister van Financiën op de hoogte zou moeten zijn. Maar goed, het is niet zo. Wij stellen dat vast.
Ten tweede, ik meen dat het toch een anomalie is dat die manier van werken de dag van vandaag nog bestaat. Ik meen dat het absoluut onze opgave is dat weg te werken.
Ten derde, ik hoor op het terrein dat zij nu nog voor de verificatie van alles wat zij nodig hebben bij de aanvraag van hun dossier soms twee of drie keer hetzelfde formulier moeten sturen. Ik hoor op het terrein dat er nog moeilijkheden zijn dat op een fatsoenlijke manier af te handelen.
Ten vierde, ik meen dat het toch mogelijk moet zijn dat in een project te steken, zodat het zonder veel complicaties behoort tot de dagelijkse opdrachten waar die mensen mee te maken hebben.
Ten vijfde, wij zullen mevrouw Onkelinx nog eens moeten bevragen hoe het eigenlijk in haar huishouden zal gebeuren en hoe men ervoor zal zorgen dat alles beter op elkaar afgestemd wordt.
Ten zesde en ten slotte, lijkt het mij toch opnieuw een bewijs dat wij alles vrij ingewikkeld maken en wij moeten ervoor zorgen dat alles eenvoudiger en meer gestroomlijnd is en dergelijke verborgen praktijken in de toekomst vermeden kunnen worden.
06.08 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Ik ben bijzonder verwonderd door uw antwoord, mijnheer de minister. Ik val van de ene verwondering in de andere. Vanmorgen heb ik de vraag gesteld aan mevrouw Fernandez-Fernandez en zij zei dat de betrokken federale ministers op de hoogte waren.
Zij zegt dus iets anders dan wat u nu zegt. U zegt: ik ben het op dezelfde manier te weten gekomen als jullie. Nu moeten wij het aan mevrouw Onkelinx gaan vragen, terwijl mevrouw Fernandez-Fernandez vanmorgen zei: de betrokken federale ministers zijn ervan op de hoogte. Zij heeft mij ook naar u verwezen voor een aantal van de vragen die ik haar had gesteld.
Wij zijn al heel lang bezig met het digitaliseren van onze overheidsdiensten. Wij zijn nu in een testfase wat de kruispuntbanken betreft en dergelijke meer, zoals u daarnet hebt gezegd. De vraag is hoelang het nog zal duren voor dat echt op kruissnelheid is? De vraag is of wij nog in dat soort zaken moeten voorzien. Inzake de kern van de zaak hebt u geen antwoord gegeven, namelijk wat uw standpunt ter zake is. Bent u ervoor of ertegen dat mensen een vergoeding krijgen voor een werk dat eigenlijk al onder hun jobomschrijving valt?
U hebt aangegeven dat u ook ontdekt hebt dat de dienst Sociale Zaken zonder toestemming bepaalde dingen opvraagt. Maar over de kern van de zaak heb ik geen uitspraak ten gronde van u gehoord. Ik vind de hele situatie eigenlijk wat hallucinant. In die zin zal ik mevrouw Onkelinx dan ook bevragen. Ik heb ook verschillende schriftelijke vragen gesteld aan de verschillende ministers.
Ik heb ook van u gehoord dat er voor een aantal diensten, onder andere het rustpensioen van zelfstandigen, ook informatie wordt opgezocht. Ik meen dat de regering, het liefst zo snel mogelijk, verder werk moet maken van de digitalisering en dat zij ook verder werk moet maken van het uit de wereld helpen van dat soort zaken die niet thuishoren in een federale overheidsdienst, die gewoon het werk doet dat zij moet doen, zonder dat zij daar een speciale vergoeding voor krijgt.
06.09 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je suis évidemment aussi étonnée par cette réponse qui n’est pas la même que celle donnée par la ministre en charge des matières relatives aux personnes handicapées. Je vous ai donné les chiffres de 2007 ainsi que ceux pour 2008.
06.10 Didier Reynders, ministre: (…)
06.11 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Non, vous dites que, d’après votre administration, cet arrêté n’a plus cours. Je suis aussi étonnée de ne pas vous voir un peu plus surpris. Il y a effectivement sa responsabilité, son intervention financière ainsi que ce qu’elle compte faire.
La loi de 1969 sur laquelle ce dispositif repose est une loi qui a été adoptée et que tous les ministres doivent ou devraient connaître. Ils doivent savoir que cela se passait car, aujourd’hui, les choses sont sur la table! Lorsqu’un fonctionnaire des Finances souhaite avoir une activité privée, quasiment de même nature que celle qu’il exerce en tant que fonctionnaire (par exemple, expert comptable ou vérifier les comptes d’autrui), il ne peut le faire sans avoir reçu au préalable un minimum d’autorisations. Sinon, il se trouve dans une situation de conflit d’intérêts. En principe, vous devriez être d’accord avec moi! Or, en l’occurrence, ces personnes exercent, en dehors de leur activité de fonctionnaire, une activité privée qui porte sur les mêmes missions que celles que l’on attend d’une administration des Finances.
Une personne handicapée qui introduit sa demande d’allocations pour personne handicapée sait que l’aval des Finances doit intervenir pour que celle-ci soit acceptée. Or, ce n’est pas l’administration des Finances qui procède à la vérification mais bien un individu qui le fait normalement sur son temps privé, en dehors de l’administration. S’il fait mal son boulot et que, de ce fait, la personne n’a pas droit à ses allocations, qui est alors responsable? C’est en tout cas la personne handicapée qui en pâtit. Je trouve dès lors que, dans votre chef, il faut s’interroger un minimum sur la responsabilité engagée et sur le fait que le sort de certaines personnes en dépend.
En considérant toutes les années antérieures et les demandes d’explication sur le retard du traitement des dossiers des personnes handicapées, la plupart du temps, le retard est dû à la lenteur dans la transmission des dossiers depuis l’administration des Finances vers celle des Affaires sociales. Or, aujourd’hui, on se rend compte que ce n’est pas l’administration des Finances mais bien des fonctionnaires qui le font lorsqu’ils ont un peu de temps, sur leur temps de loisirs ou le week-end, étant donné que ce travail est rémunéré à la pièce en dehors du boulot. Je pense, pour ma part, qu’ils le font pendant leurs heures de travail mais ils sont payés en supplément pour cela!
Monsieur le ministre, je pense que vous devriez être quelque peu inquiet par rapport à cela. Si ce travail est trop lourd à assumer pour l’administration des Finances, il faudrait engager des fonctionnaires supplémentaires et dégager un budget pour pouvoir le faire, vu les demandes qui viennent d’autres ministères. Ce qui me pose problème, c’est que l’on sorte du champ de l’administration et d’une responsabilité assumée par quelqu’un dans le traitement des dossiers de personnes démunies, alors qu’elles dépendent de ces accords et des informations qui doivent être transmises à une autre administration.
06.12 Didier Reynders, ministre: En quoi l'exercice d'une tâche définie par la loi dans le cadre d'un arrêté pris par un ministre en matière de sécurité sociale est-il privé? En quoi le ministre des Finances peut-il être concerné par le fait que dans un département, on ait décidé de travailler de cette façon? Interrogez plutôt le ministre compétent en la matière!
06.13 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Je l'ai déjà fait. À partir du moment où un fonctionnaire reçoit sur son compte de l'argent pour des actions effectuées en dehors du travail de l'administration et que cet argent s'ajoute au revenu qu'il touche de l'administration…
06.14 Didier Reynders, ministre: Ce n'est pas en dehors de l'administration: c'est une administration qui a décidé de le faire. Cela m'étonne, tout comme vous. J'ai interrogé mon administration. Apparemment, un certain nombre de fonctionnaires seraient encore rémunérés suivant une réglementation qui n'existe plus.
06.15 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Dans le cadre de la loi de 1969, arrêté de 1975 et autres, où va l'argent? À l'administration des Finances pour 7 euros par dossier traité ou bien sur le compte privé du fonctionnaire sans passer par le compte de l'administration?
06.16 Didier Reynders, ministre: Je ne vais pas répéter ce que je viens de vous dire! Je veux bien que l'on se focalise sur un département pour y trouver tous les maux de la terre mais que voulez-vous que je vous dise hormis ce que mon administration me dit!
Depuis 2003, sur l'initiative du ministre en charge, ce texte a été abrogé. Si une administration, qui n'est pas la mienne, continue à payer des fonctionnaires, que voulez-vous que j'y fasse? Tout ce que j'espère, c'est que ce soit déclaré et que mon administration les taxe.
06.17 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Cela fait partie des questions que j'avais posées. Vous ne m'avez pas répondu à ce sujet.
06.18 Didier Reynders, ministre: Un ministre des Finances n'examine pas les déclarations à titre individuel!
06.19 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Vous pourriez poser des questions plus précises maintenant, puisque vous êtes au courant de cette bizarrerie. Vous pourriez rechercher d'autres informations que celles données par votre administration.
06.20 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, ik ben ook stomverbaasd door hetgeen ik hier hoor. Ik wil de wens uiten dat deze regering zo snel mogelijk orde op zaken stelt in deze aangelegenheid.
In afwachting dat alles geïnformatiseerd kan worden, zou ik de regering willen uitnodigen om de legale basis te creëren, zodat gepensioneerden, gehandicapten en anderen die sociale uitkering krijgen, niet het slachtoffer worden van de desorganisatie.
Ik wil ook de oproep doen aan de regering om zo snel mogelijk over te stappen van die toch wel zeer ouderwetse manier van uitwisseling van informatie naar een geïnformatiseerde uitwisseling tussen de verschillende departementen. Dat is een opdracht die de regering zo snel mogelijk ter harte moet nemen.
06.21 Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben misschien iets minder verbaasd dan de collega’s. Ik was wel verbaasd dat het punt ingeschreven was op de agenda van onze commissie. Ik had mijn vraag gericht aan mevrouw Onkelinx, die de verantwoordelijke federale minister is. Alvorens men een eind hieraan maakt, morgen om 14.00 uur krijgt zij dezelfde vraag die vandaag in de commissie voor de Financiën gesteld is. Dan kunnen wij de verschillende antwoorden naast mekaar leggen.
De hoofdverantwoordelijkheid in het dossier ligt bij de federale minister belast met Sociale Zaken. Wij moeten eerlijk zijn. Wij moeten haar aan de tand voelen over wat er daar allemaal mislopen is en hoe wij daaraan paal en perk kunnen stellen. Dat is het belangrijkste. Wij zullen dat als Parlement moeten doen door middel van een wetgevend initiatief.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- de heer Bruno Tuybens aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het subsidieverdelingsplan van de Nationale Loterij" (nr. 5957)
- mevrouw Sonja Becq aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "toewijzing middelen Nationale Loterij aan organisaties met sociaal doel" (nr. 6070)
- M. Bruno Tuybens au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le plan de répartition des subsides fournis par la Loterie Nationale" (n° 5957)
- Mme Sonja Becq au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'octroi de moyens de la Loterie Nationale à des organisations à finalité sociale" (n° 6070)
De voorzitter: De heer Tuybens is niet aanwezig. Wenst u die vraag alleen te stellen?
07.01 Sonja Becq (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, als men er niet is, is de vraag ofwel uitgesteld ofwel afgevoerd.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb u een aantal maanden geleden ondervraagd over de middelen van de Nationale Loterij en de toewijzing ervan aan de verzekering voor vrijwilligers, waarvoor vorig jaar 1 miljoen euro was voorzien. U hebt toen gezegd dat ik mij, ondanks de alarmerende berichten in de pers, niet ongerust hoefde te maken en dat u nog niet had gezegd dat dit bedrag er niet zou komen.
Intussen is een aantal maanden verstreken. Het gaat niet alleen om de verzekering voor vrijwilligers, maar om alle organisaties die een betoelaging krijgen via de Nationale Loterij. Het gaat om vluchthuizen, het Rode Kruis, allerlei activiteiten, musea, enzovoort. Zij rekenen er allemaal op dat zij opnieuw recht zouden hebben op de middelen die zij van de Nationale Loterij ontvangen.
Mijnheer de minister, ik heb twee vragen. Ten eerste, wanneer kunnen wij het koninklijk besluit met eerst de voorlopige en nadien de definitieve verdeling van de middelen van de Nationale Loterij verwachten? De organisaties rekenen immers op die middelenverdeling zoals die was voorzien.
Ten tweede, hoeveel middelen zullen worden voorzien voor de verzekering voor vrijwilligers? In 2006 was daarvoor 1 miljoen euro voorzien.
07.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Becq, ik heb hierover al veel vragen gekregen.
We hebben in februari 2008 van de Nationale Loterij een voorstel van subsidieverdeling ontvangen en sindsdien zijn de discussies daaromtrent aan de gang in de intercommunautaire werkgroep.
Ik heb een bedrag voorzien voor de verzekering voor vrijwilligers, maar ik wacht op een akkoord van mijn collega's om een koninklijk besluit op te stellen.
Tot nog toe heb ik nog geen positief antwoord gekregen. Ik bevestig echter dat ik een voorstel ter tafel heb gelegd met hetzelfde bedrag voor de verzekering voor vrijwilligers. Zonder het akkoord van alle collega's mag ik echter geen koninklijk besluit aan de Koning voorleggen.
07.03 Sonja Becq (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u zegt dat u hetzelfde bedrag hebt voorgesteld. Bedoelt u dan terug 1 miljoen euro voor de verzekering voor vrijwilligers?
07.04 Minister Didier Reynders: Ik heb een bedrag voorgesteld van ongeveer 870.000 euro.
07.05 Sonja Becq (CD&V - N-VA): Dat is dus minder dan de 1 miljoen euro die tot nog toe was voorzien. Vorig jaar was het 1 miljoen euro. U zegt nu dat u een voorstel hebt geformuleerd waarin u 870.000 euro voorstelt voor de verzekering voor vrijwilligers en dat u aan het onderhandelen bent. Ik reken erop dat u ervoor zorgt dat de onderhandelingen verder worden gezet en dat u tot een overeenkomst komt binnen een collegiale regering.
07.06 Minister Didier Reynders: Mevrouw Beck, het bedrag dat ik heb voorgesteld is 850.000 euro; dat is hetzelfde bedrag als vorig jaar.
07.07 Sonja Becq (CD&V - N-VA): Twee jaar geleden was het 850.000 euro en vorig jaar was het 1 miljoen euro. Dat werd mij althans zo meegedeeld.
L'incident est clos.
08 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "premies van hospitalisatieverzekeringen" (nr. 6023)
08 Question de Mme Sonja Becq au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les primes des assurances-hospitalisation" (n° 6023)
08.01 Sonja Becq (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dit verhaal is eigenlijk heel bizar begonnen, hoewel collega’s mij zeggen dat het wel meer gebeurt. Inzake hospitalisatieverzekering krijgen wij geregeld klachten en vragen inzake toegankelijkheid, betaalbaarheid en dergelijke. Zo wordt mij meegedeeld dat aan inwoners van Brussel wegens de hoge prijzen van de Belgische ziekenhuizen een hogere premie gevraagd wordt omdat zij in Brussel wonen. Tussen de regels wordt er zelfs bij gezegd, als zij gedomicilieerd zouden zijn in een gemeente in de rand rond Brussel, dat dan eventueel een lagere premie toegekend zou kunnen worden. Vermits de inwoners echter in Brussel wonen en dus van de Brusselse ziekenhuizen gebruikmaken, moet er hen een hogere premie aangerekend worden.
Daarnaast zijn er ook vragen van mensen die vaststellen dat hun premie stijgt met een hoger aandeel dan voorzien is via de index.
Mijnheer de minister, vandaar heb ik de volgende vragen.
Is het toegestaan dat een verzekeringsmaatschappij rekening houdt met de woonplaats van de verzekeringnemer met het oog op de afsluiting van een hospitalisatieverzekering, wetende dat mensen niet verplicht zijn om zich te laten verzorgen door een ziekenhuis uit de eigen regio? Ikzelf woon in Brugge, en ik zou mij ook in een Brussels ziekenhuis kunnen laten verzorgen. Mijn factuur zou dan ook hoger zijn. Zou ik dan ook een hogere hospitalisatieverzekering moeten betalen omdat ik van een Brussels duurder ziekenhuis gebruikmaak? Mag een verzekeringsmaatschappij zoiets voorzien? Kunnen er daartegen maatregelen genomen worden, als dat effectief het geval is?
Ten tweede, ik weet dat u de toegankelijkheid van de prijzen van de hospitalisatieverzekering mee opvolgt. Welke maatregelen hebt u ondertussen ter zake genomen?
08.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Becq, hierbij heb ik de eer u mede te delen dat prijzendienst van de FOD Economie geen controle meer uitoefent op de prijzen van de hospitalisatieverzekering.
Evenwel zonder daarover uitsluitsel te kunnen geven, meent de administratie dat er geen tarifering meer wordt toegepast die rekening houdt met de woonplaats van de verzekeringnemer van een hospitalisatieverzekering. Zoals u stelt, stuit het tegen de borst dat een verzekeringsonderneming rekening zou houden met de woonplaats van de verzekerde bij de afsluiting van een hospitalisatieverzekering, aangezien men niet verplicht is om zich te laten verzorgen in een ziekenhuis in de eigen regio. Daarom hebben de verzekeringsondernemingen systemen uitgewerkt waarbij zij de terugbetaling van de ziekenhuiskosten beperken wanneer de opname plaatsvindt in een welbepaald ziekenhuis. Die inlichtingen worden aan de verzekerde meegedeeld en zijn zelfs via het internet te raadplegen.
In antwoord op uw tweede vraag, kan ik het volgende zeggen. Op dit ogenblik doe ik de nodige inspanningen om tot een hervorming en een daadwerkelijke uitvoering te komen van de wet van 20 juli 2007 tot wijziging van de private ziekteverzekeringsovereenkomsten van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomsten.
Mevrouw Becq, u kan altijd meer details geven over een specifieke verzekeringsmaatschappij, met een contract en een indicatie van een invloed van de woonplaats op zo’n contract. Ik heb geen indicaties van mijn administratie in dat verband.
08.03 Sonja Becq (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, waaruit ik toch ook begrijp dat het niet toelaatbaar is. Het is wel op een echte casus gestoeld. Er werd aan de betrokken persoon gezegd dat zij effectief zo’n hoog tarief moet betalen en dat zij een lager tarief zou moeten betalen, als zij in de rand zou wonen. Het is dus wel een gegeven. Ik hoor ook dat u zegt dat het eigenlijk niet mag?
U hebt alleen gezegd dat het niet gebeurt, maar het gebeurt in de feiten wel. Mijn vraag is dus of daar maatregelen tegenover staan.
08.04 Minister Didier Reynders: Ik heb u wel gezegd dat u mij altijd een voorbeeld kunt sturen.
08.05 Sonja Becq (CD&V - N-VA): Kunt u dan ook maatregelen nemen?
De voorzitter: Indien de minister niet op de hoogte is, moet u hem informatie geven en dan kan de administratie reageren. U kunt moeilijk verwachten dat de minister reageert, zonder dat hij weet dat het bestaat.
08.06 Minister Didier Reynders: Mevrouw Becq, mijn administratie beschikt ter zake niet over gegevens. U beschikt wel over dergelijke gegevens. U kan ze me bezorgen.
08.07 Sonja Becq (CD&V - N-VA): De minister kan wel toelichten of hij over middelen en mogelijkheden beschikt om te reageren.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de roerende voorheffing op de meerwaarde of obligatiebeveks" (nr. 6059)
09 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le précompte mobilier sur la plus-value sur les sicav obligataires" (n° 6059)
09.01 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, sinds 1 januari betalen Belgische spaarders bij obligatiebeveks die meer dan 40% obligaties bevatten, 15% roerende voorheffing op de meerwaarden die gerealiseerd worden op de obligaties zelf. In Trends van 20 maart 2008 beklaagt een bankier zich erover dat de banken nog geen rondzendbrief met instructies gekregen hebben.
Klopt het, mijnheer de minister, dat de banken nog geen rondzendbrief van de belastingadministratie ontvangen hebben, met richtlijnen over hoe ze de belasting moeten heffen? Zo ja, wat is hiervoor de reden? Wanneer mogen de banken een rondzendbrief verwachten?
09.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, de programmawet van 27 december 2005 die de door u, mijnheer Van der Maelen, bedoelde heffing met betrekking tot de inkomsten van obligatiefondsen en fondsen die voor meer dan 40% in vastrentende effecten beleggen in het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 heeft ingevoerd, bepaalt uitdrukkelijk dat de Koning bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad de bepalingen zoals die in werking treden vanaf 1 januari 2008, kan opheffen. Mede gelet hierop en op de gevoerde polemiek omtrent de wijzigingen van de bedoelde maatregelen vanaf 1 januari 2008, leek het mijn administratie voorbarig ter zake een administratieve circulaire te publiceren. Ik dring er bij mijn administratie op aan deze circulaire ten spoedigste te publiceren.
09.03 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, het antwoord van de minister is klaar en duidelijk. Ik verheug mij over het feit dat er nu snel een rondzendbrief gaat komen. Ik betreur dat dit zo lang heeft moeten duren. Eigenlijk moest een vooruitziende administratie van Financiën die rondzendbrief voor u al hebben klaargemaakt op 1 januari, zodat u die onmiddellijk had kunnen doorsturen naar de banken.
L'incident est clos.
- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de belastingschalen inzake pensioenen" (nr. 6068)
- de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de terugbetaling van de niet-verschuldigde voorheffing op de pensioenen voor de maand mei 2008" (nr. 6073)
- de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de te hoge belastingafhouding op het pensioen" (nr. 6079)
- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les barèmes fiscaux en matière de pensions" (n° 6068)
- M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le remboursement du trop-perçu du précompte sur les pensions du mois de mai 2008" (n° 6073)
- M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le précompte professionnel trop élevé sur la pension" (n° 6079)
10.01 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ondanks twee indexeringen en een welvaartsaanpassing, die het bruto-inkomen verhogen, krijgt een groot aantal gepensioneerden nu netto minder dan vorig jaar. De minister heeft de belastingschalen immers niet aangepast. In de Kamer verklaarde minister Reynders dat hij contact zou nemen met de Rijksdienst voor Pensioenen. Op dinsdag 3 juni verklaarde staatssecretaris Clerfayt in de commissie dat minister Reynders contact heeft genomen met de RVP.
Ik kom tot mijn vragen. Heeft de minister contact gehad met de RVP over de hierboven beschreven problematiek? Zo ja, wanneer is dat contact gelegd? Wat heeft dat gesprek opgeleverd? Weet de minister ondertussen over hoeveel gepensioneerden het gaat? En vooral, hoe zal de minister de nadelige situatie voor gepensioneerden rechtzetten? Binnen welke termijn?
10.02 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, lors de notre échange en séance plénière du 29 mai dernier, vous avez admis un oubli d'ajustement du précompte pour les pensionnés, qui a conduit à une perte de revenus nets pour nombre d'entre eux au mois de mai 2008 par rapport à l'année 2007. Vous vous êtes également engagé ainsi qu'au nom de votre collègue ministre des Pensions, à ce qu'une solution soit appliquée dans l'année, soit via un remboursement du précompte soit via une diminution du précompte pour les mois suivants.
Si on peut se réjouir de cet engagement, il semble évident qu'il sera difficile à mettre en œuvre au vu des règles fiscales en vigueur. Lors de la commission des Finances du mardi 3 juin, votre collègue, M. le secrétaire d'État aux Finances, nous a expliqué que le gouvernement stagnait sur la concrétisation des solutions à mettre en œuvre et que les contacts avec l'ONP n'avaient pas encore pu aboutir. Par contre, le vendredi 6 juin, soit le lendemain du dépôt de ma nouvelle question, vous communiquiez à la presse que vous aviez enfin trouvé une solution.
Étant en contact avec de nombreux pensionnés qui sont victimes de cette erreur, je continue à suivre ce dossier en vue d'obtenir des engagements clairs. Avez-vous, monsieur le ministre, pu obtenir les données nécessaires de la part de l'ONP? En sait-on davantage aujourd'hui sur le nombre de pensionnés qui ont vu leur précompte augmenter pour ce mois de mai 2008 et leur pécule de vacances diminuer par rapport à l'année 2007? Quelle méthode comptez-vous utiliser pour corriger la situation en cours d'année, comme vous vous y êtes engagé? Quelles solutions préconisez-vous après avoir analysé le dossier? Sous quelle forme juridique? Dans quel délai pensez-vous corriger cette situation?
10.03 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik zal uitermate kort zijn.
Het was inderdaad tijdens de plenaire vergadering van 29 mei 2008 dat de minister van Financiën beloofde een snelle oplossing voor de te hoge belastingafhoudingen op het pensioen van de maand mei te zullen zoeken.
Mijnheer de minister, vandaag kennen wij het antwoord van uw collega van Pensioenen, minister Arena, al. Wij stellen echter eerst aan u een aantal vragen om na te gaan of uw antwoord enige consistentie heeft.
Wat heeft het overleg dat u met de Rijksdienst voor Pensioenen of met de betrokken minister zou moeten hebben gehad, tot op vandaag opgeleverd?
Hoe denkt u de nadelige situatie van de betrokken gepensioneerden technisch op te lossen? U gaf in dat verband tijdens de plenaire vergadering een schot voor de boeg. Ik zou echter willen weten hoever het dossier momenteel al is geëvolueerd.
Mijnheer de minister, ik ben uitermate benieuwd naar uw antwoord.
10.04 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, je voudrais tout d'abord apporter une précision car M. Gilkinet donne souvent lui-même les questions et les réponses à la presse. Je n'ai pas parlé d'une erreur ou d'une faute en la matière. Le précompte a été correctement calculé. Mais il n'y a pas plusieurs indexations en cours d'année. Par conséquent, en cas de saut d'index ou d'adaptation en cours d'année, les précomptes ne sont pas revus. C'est d'ailleurs ce qui entraîne une accumulation à la fois sur l'indexation, l'amélioration au bien-être et sur le pécule de vacances.
Par ailleurs, je tiens à faire remarquer que les pensionnés – soyez rassuré, je suis aussi en contact avec eux – constatent évidemment, tous les mois, une augmentation de leur pension. Vous vous êtes focalisé à juste titre sur le mois de mai, mais fort heureusement, pour tous les autres mois, il y a eu une augmentation du montant net de la pension sur l'ensemble de l'année.
Comment va-t-on travailler? Bien entendu, les contacts ont été pris avec l'Office national des Pensions pour connaître les montants.
Tot nu toe heb ik de informatie gekregen, na een vergadering met de verschillende kabinetten, dat het zou gaan om ongeveer 185.000 gepensioneerden. Het gaat om een eerste raming. Ik heb meer details gevraagd aan de bevoegde minister en de bevoegde administratie.
Pour ce qui concerne l'administration des Finances, les choses sont très simples; dans le cadre de l'arrêté que je dois prendre de toute manière pour augmenter la quotité exemptée d'impôt à partir du 1er juillet pour les revenus inférieurs à plus ou moins 22.800 €, il suffit que j'introduise une disposition permettant de plafonner aussi le précompte sur le pécule de vacances des pensionnés. Cela permettra de rembourser dès le mois d'août – j'espère –, si l'Office national des Pensions peut travailler dans ces délais, le complément de pension.
Je prends en tout cas bonne note de l'intérêt de parlementaires pour un débat sur les montants nets de rémunération ou d'allocations, beaucoup plus que sur les montants bruts; il me paraît intéressant d'entendre cette évolution.
Je prends également bonne note de votre souhait de voir indexer les barèmes fiscaux plus souvent qu'une fois par an. C'est un élément auquel nous devrons réfléchir.
Pour ce qui me concerne, je souhaite donc que la correction que j'avais annoncée pour cette année puisse intervenir dès le mois d'août.
10.05 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, ik neem nota van uw engagement om dit geregeld te hebben tegen augustus. Ik wil even verwijzen naar onze vroegere debatten in deze commissie, over het onaangepast zijn van de bedrijfsvoorheffing. Dat heeft tot gevolg dat miljoenen Belgen te veel belastingen betalen. Ik wil u uitnodigen om op dit vlak ook de nodige maatregelen te nemen.
10.06 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, les journalistes présents lors de la séance plénière du 29 mai ont eux aussi interprété vos propos. Les séquences du journal télévisé et les articles dans la presse étaient explicites et basés sur notre échange; c'est vous-même qui avez parlé de corriger la situation. Quand on corrige, c'est qu'il y a un problème, monsieur le ministre. En l'occurrence, comme je l'ai dit en plénière et à M. Clerfayt la semaine dernière en commission, ce problème concerne l'adaptation du précompte des pensionnés. Le cas de ce mois de mai était particulièrement parlant. Heureusement, on a connu deux sauts d'index réjouissants. Pour ces 180.000 personnes, qui se trouvent au seuil imposable, il faut chercher des mécanismes pour éviter les effets d'un paiement et d'un remboursement deux ans plus tard, indépendamment d'un débat général sur les barèmes fiscaux.
Je me réjouis qu'une solution ait été trouvée et qu'elle puisse être appliquée au mois d'août. Pour les allocataires sociaux, il faut penser à un mécanisme structurel pour éviter à l'avenir ce genre de déconvenues.
10.07 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, u hebt in de plenaire vergadering verklaard dat, voor wie voorheffing betaalt, de voorheffing zal geschrapt worden. Wie geen voorheffing betaalt, zal een terugbetaling krijgen. Ik verwees daarnet naar het antwoord van de minister van Pensioenen. Zij ging niet zo ver als u. Zij beweerde dat er aan een oplossing wordt gewerkt. Ik ben blij dat u er een termijn op plakt, zijnde augustus. Ik hoop dat u dat ook waarmaakt. De minister van Pensioenen was daarvan nog niet op de hoogte, of ze was het er niet mee eens. Ik weet niet wat zij bedoelde toen zij zei dat er wordt gewerkt aan een oplossing. Dat kan van alles zijn. In ieder geval, uw antwoord staat mij veel meer aan. Ik hoop dan ook dat u het waarmaakt.
Ik zal de discussie over de bedrijfsvoorheffing niet opnieuw openen, mijnheer de voorzitter. U weet dat daarover destijds een legendarisch opinieartikel in De Tijd werd geschreven. Ik meen dat menig commissielid dat in een kadertje aan de muur zou moeten hangen. De repliek is daarvoor te kort, maar u weet dat mijn idee was dat de invoering van de wet op de personenbelastingverlaging een hold-up was op veel lonen en op veel loontrekkenden. Dat blijft tot vandaag een oud zeer.
Het incident is gesloten.
11 Question de M. Pierre-Yves Jeholet au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la taxation des primes bovines pour les revenus de l'année 2004" (n° 6102)
11 Vraag van de heer Pierre-Yves Jeholet aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de belasting op de runderpremies voor de inkomsten van het jaar 2004" (nr. 6102)
11.01 Pierre-Yves Jeholet (MR): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, j'ai été interpellé par la Fédération des agriculteurs wallons au sujet de la taxation des primes bovines pour les revenus de l'année 2004. Je pense que vous avez déjà été interrogé sur ce sujet.
Il semblerait que les conditions d'octroi définitif de ces primes ne pouvaient être vérifiées au moment de l'établissement de la taxation et que cette taxation ne serait dès lors pas due pour les revenus de 2004. C'est une décision que vous avez prise et, malgré cela, il y a manifestement des problèmes administratifs puisque bon nombre d'agriculteurs ont reçu des services de l'administration un avis rectificatif portant sur la taxation de cette prime pour les revenus 2004.
Monsieur le ministre, qu'en est-il? Pourquoi l'administration a-t-elle procédé à une rectification de la taxation?
Les contribuables concernés devront-ils introduire un recours contre ces avis rectificatifs?
Je pense que l'échéance arrive aujourd'hui ou demain. Il y a donc une certaine inquiétude chez les agriculteurs concernés.
11.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, monsieur Jeholet, compte tenu de la situation particulière des vaches allaitantes pour lesquelles, en application du règlement 1254/1999 du Conseil du 17 mai 1999 portant organisation commune des marchés dans le secteur de la viande bovine, tel qu'il a été modifié à plusieurs reprises, les primes bovines et notamment les primes pour les vaches allaitantes ne sont octroyées que si le producteur respecte les conditions de durée de détention des animaux concernés à partir de la date de dépôt de la demande. Pour lesdites vaches allaitantes, cette période est de six mois.
Étant donné qu'à la date du paiement de l'avance de prime bovine pour l'année 2004, cette condition ne pouvait pas être vérifiée et qu'en conséquence, cette créance n'était ni liquide ni certaine, j'ai estimé que cette somme ne pouvait donc être imposée sur les revenus de l'année 2004 mais bien sur ceux de l'année où elle est devenue certaine, soit l'année 2005.
J'ai donc transmis un courrier le 25 avril 2008 au président du comité de direction du SPF Finances, à l'attention de l'administrateur général des Impôts PME afin de l'informer de ma décision et en lui demandant de tenir compte de ce fait pour les déclarations faites et de rectifier en ce sens les avis rectificatifs qui avaient déjà été transmis aux agriculteurs.
11.03 Pierre-Yves Jeholet (MR): Monsieur le président, je remercie le vice-premier ministre pour sa réponse.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Michel Doomst aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het registratiekantoor van Lennik" (nr. 6112)
12 Question de M. Michel Doomst au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le bureau d'enregistrement de Lennik" (n° 6112)
12.01 Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, wij behandelden hier in februari 2008 al even het dossier van de verhuis van het registratiekantoor te Lennik. Toen antwoordde de minister dat het nog niet helemaal duidelijk was waar het dossier uiteindelijk zou eindigen.
Wij zijn nu toch een tijdje later. Ik zou, met de cruciale vakantieperiode voor de deur, willen vragen om, zowel voor de bevolking van onze regio als voor het personeel, enige duidelijkheid over het dossier te creëren.
Wat is de stand van zaken in bedoeld verhuisdossier?
Er is ook sprake van een verhuis naar Dilbeek. Heeft het kantoor van Dilbeek voldoende capaciteit om het personeel van het kantoor te Lennik en het nodige materiaal op te vangen?
12.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Doomst, de huur van het gebouw te Lennik, Markt, dat op dit ogenblik door het registratiekantoor van Lennik wordt bezet, werd tegen 1 oktober 2008 opgezegd. Het gebouw dient bijgevolg ten laatste op 30 september 2008 te worden verlaten.
In het gebouw te Dilbeek, Baron Robert de Vironlaan 105 is, mits een kleine herschikking en optimalisatie van de huidige invulling voldoende plaats om ook het registratiekantoor van Lennik onder te brengen.
De verhuis is gepland voor september 2008.
12.03 Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik neem aan dat het personeel daarvan op de hoogte is, omdat ik daar wat onduidelijkheid over hoor.
12.04 Minister Didier Reynders: Ja.
Het incident is gesloten.
13 Question de M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le coût de la location de la Tour des Finances et des autres implantations du SPF Finances à Bruxelles" (n° 6123)
13 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de huurkost van de Financietoren en andere vestigingen van de FOD Financiën in Brussel" (nr. 6123)
13.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, l'État fédéral a vendu en 2001 la Tour des Finances à une société privée au cours d'une opération de "sale and lease back". Cette société s'était engagée à rénover le bâtiment et à procéder à sa livraison provisoire entre le 1er janvier et le 30 juin 2008. D'après un article de presse récent, l'opération semble avoir été accomplie le 30 avril.
Il convient à présent d'organiser la réinstallation des fonctionnaires du SPF Finances qui avaient été provisoirement accueillis dans d'autres bâtiments bruxellois.
Monsieur le ministre, pouvez-vous me dire à partir de quelle date l'État belge a payé ou payera un loyer pour l'occupation de la Tour des Finances rénovée?
À quel montant mensuel s'élève le prix de la location? Pouvez-vous me dire quel était le coût de l'hébergement des différents services du SPF Finances pendant les travaux de rénovation? Quel était le loyer payé mensuellement?
À quelle date les services réintègreront-ils leurs bureaux?
Quand prennent fin les baux des bâtiments qui ont été occupés pendant les travaux de rénovation?
Un plan de déménagement a-t-il été préparé et communiqué aux travailleurs concernés?
13.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, je tiens tout d'abord à préciser à M. Gilkinet que le complexe Tour des Finances rénové concerne les surfaces prises en location sur l'ancien site Tour des Finances, donc aussi bien dans la Tour proprement dite que dans le nouveau bâtiment édifié rue Royale.
Dans les prochains mois, ce complexe hébergera différents départements du SPF Finances, ainsi que certains départements relevant du SPF Sécurité sociale, du SPPDD (Développement durable), de l'AFSCA, des Pensions, soit un total de 4.474 fonctionnaires pour une surface de bureaux uniquement (sans restaurant, cafétéria, circulation, halls d'accueil, locaux techniques, etc.) d'environ 126.000 mètres carrés, dont quelque 70.000 mètres carrés pour les départements des Finances.
S'agissant du montant mensuel locatif du complexe, la somme totale payée par l'État belge – qui a été réduite durant les travaux de rénovation – se répartit comme suit:
- loyer mensuel au 20 décembre 2001: 2.067.854 euros;
- loyer mensuel au 2 janvier 2005 (date de début des travaux): 1.396.475 euros;
- loyer mensuel au 1er avril 2008: 3.974.502 euros.
À titre indicatif, la Tour des Finances hébergeait, avant sa rénovation, 3.180 agents de l'État. La majeure partie d'entre eux travaillant dans les départements du SPF Finances ont déménagé – comme d'autres départements des Finances – vers le bâtiment "North Galaxy", situé dans le quartier Nord de Bruxelles.
Quant aux services du SPF Finances qui occuperont très prochainement la Tour des Finances rénovée, ils sont actuellement répartis sur plusieurs sites dont la plupart étaient loués bien avant la vente de la Tour. Ces nombreux bâtiments hébergeant actuellement ces différents départements font et/ou feront l'objet d'une résiliation ou d'une absence de prorogation de leur contrat en fonction de la mise à disposition des étages de la Tour des Finances rénovée et de l'échéance de leurs baux. Le montant total des loyers mensuels pour 2007 des quelque 21 immeubles loués s'élevait à 1.100.000 euros.
L'opération d'emménagement de la Tour a d'ores et déjà commencé: les représentants du SPF Finances opèrent actuellement la livraison du nouveau mobilier sur place. L'installation proprement dite des quelque 2.800 agents du SPF Finances s'échelonnera de la mi-août 2008 à la fin avril 2009.
Le SPF Finances a élaboré depuis le début 2007 un projet pour le déménagement vers la Tour des Finances. Le planning du déménagement a été communiqué au personnel et est publié sur l'intranet du SPF.
13.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces précisions. Nous avons un avis divergent sur l'opportunité globale de l'opération. Je vous encourage à veiller à ce que le déménagement puisse avoir lieu le plus rapidement possible, afin qu'un double loyer ne soit pas trop longtemps à charge du budget du SPF Finances et des autres administrations qui seront logées dans la tour rénovée.
L'incident est clos.
- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "Belgische grensarbeiders die werkzaam zijn in Frankrijk" (nr. 6125)
- de heer Jean-Luc Crucke aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het uitstel van de avenant betreffende het fiscaal stelsel van de grensarbeiders" (nr. 6187)
- Mme Sabien Lahaye-Battheu au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les travailleurs frontaliers qui travaillent en France" (n° 6125)
- M. Jean-Luc Crucke au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le report de l'avenant relatif au régime fiscal applicable aux travailleurs frontaliers" (n° 6187)
14.01 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, je voudrais revenir sur un dossier qui fait encore couler pas mal d'encre suite à une information qui m'a été communiquée par le ministre de l'Intérieur.
En moins de dix ans, 1.000 Belges ont choisi la nationalité française – c'est regrettable, mais c'est ainsi – et, d'un autre côté, 35.000 ont déménagé en France et sont devenus résidents français. Une grande partie d'entre eux ne se sont pas exilés très loin puisqu'ils sont devenus frontaliers, juste au-delà de la frontière. Voilà qui mériterait une analyse approfondie: le ministre n'a pas pu me répondre avec exactitude quant à savoir combien sont installés près des frontières ou dans le sud, sous le soleil ardent.
Si je reviens à cette question, c'est que la convention franco-belge de lutte contre la double imposition sous-tend cette situation. Il s'agit déjà d'une exception à une règle OCDE qui veut que chaque travailleur soit imposé dans le pays où il preste.
Vous aviez négocié un avenant à cette convention, que nous pensions recevoir au parlement, mais une manœuvre de retardement par le passage à trois ans au lieu de deux ans hors du territoire. Nous attendons donc toujours. Ce sera donc en 2012, si cet accord voit le jour, que cet avenant à la convention s'appliquera.
Cependant, aujourd'hui dans le bassin frontalier, un sentiment d'injustice explose. D'ailleurs, j'ai vu que la commune de Mouscron avait voté une motion en la matière. Toutes les communes frontalières pourraient suivre. Un Français qui travaille en Belgique, Français d'origine ou Belge devenu français par le système frontalier, gagne 30% en plus sur le plan fiscal, outre les avantages de sécurité sociale en Belgique. On peut donc comprendre que ceux qui veulent encore respecter la loi n'effectuent pas cette manœuvre.
Je répète depuis quelque temps que chaque jour perdu est de l'argent perdu pour l'État belge. Cet avenant reprenait aussi une négociation quant à un montant de 25 millions d'euros payés par l'État français. Ce n'est pas rien pour l'État belge.
Monsieur le vice-premier ministre, où se situe la difficulté? Où le bât blesse-t-il dans ce dossier? Qui s'oppose et pourquoi à l'avancée de ce dossier et sa présentation au parlement? Peut-on s'attendre à une signature?
Et, surtout, confirmez-vous que, si cet avenant n'est pas signé, l'exception à la règle de l'OCDE cessera d'être d'application? Confirmez-vous que le système actuel cessera? Sans signature, les 25 millions d'euros négociés nous fileront sous le nez?
Enfin, je me suis laissé dire par des collègues parlementaires français que les Français semblaient sous-entendre que les choses pourraient très bien rester en l'état vu que pas mal de monde en Belgique trouve que tout tourne bien ainsi et ne voit pas de raison à changer les règles.
Tout cela correspond-il à la vérité? Ne sont-ce que des prétextes utilisés pour éviter d'adopter une solution? Il s'agit d'une question d'égalité des travailleurs entre eux, qu'ils soient Flamands, Belges ou Français.
Monsieur le vice-premier ministre, j'aimerais connaître votre position et celle du gouvernement en la matière.
Le président: J'ai bien compris "Flamands, Belges ou Français"?
14.02 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, vous avez parfaitement bien compris.
14.03 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, je ne vais pas reprendre tout l’historique du dossier, on y reviendra certainement à d’autres occasions. Je vais tout de même rappeler que nous parlons d’une convention de 1964.
J’ai pu, depuis mon entrée en fonction en 1999, renégocier des conventions avec des pays voisins et conclure des accords avec l’Allemagne, les Pays-Bas et le Luxembourg. Pour ce dernier, ces accords se sont conclus moyennant un versement de compensation en faveur des communes, qui est réparti chaque année.
Après de très longues discussions avec mes collègues français, nous avons abouti à la suppression du régime frontalier. C’était un accord conclu en mars 2007, mais qui s’est traduit par la signature d’un avenant à la convention de 1964, en décembre 2007. Je voudrais insister sur le fait qu’à l’époque, ce que j'ai signé, prévoyait la suppression du régime frontalier pour les résidents frontaliers belges, à partir du 1er janvier 2007.
Cela signifie qu’un travailleur belge travaillant en France allait bénéficier depuis cette date, du statut fiscal français qui, comme vous l’avez rappelé, est plus favorable; j'y reviendrai.
Pour les frontaliers français, il a été convenu ce qui suit:
- le début de la période d’extinction du régime, avait été reporté de deux ans, soit au 1er janvier 2009, afin de tenir compte de la situation des entreprises frontalières;
- le versement d’une compensation financière, pendant la période transitoire de 25 ans, les frontaliers conservant leur statut pendant 25 ans, de 25 millions d’euros par an, de 2009 à 2013;
- ensuite, révision tous les trois ans de ce montant, plafonné à 25 millions en fonction de l’évolution du montant global des salaires payés aux frontaliers;
- en outre, perception par les communes belges des additionnels communaux sur les revenus professionnels de leurs résidents, frontaliers et autres personnes imposables en France.
Voilà pour ce qui avait été obtenu et qui permettait de mettre fin au statut de frontalier avec un avantage immédiat pour les Belges travaillant en France et une perspective de fin de statut pour les frontaliers français, assortie d'une période de transition.
En janvier 2008, avec le premier ministre et mon collègue du Budget, j'ai rencontré les représentants des entreprises du sud de la Flandre occidentale (le Voka). lls ont demandé de manière insistante une période de transition plus longue pour le statut de frontalier français.
Que s'est-il passé depuis? Le premier ministre, M. Leterme, a rencontré le premier ministre français, François Fillon, le 4 avril de cette année et lui a proposé de reporter de trois ans, au 1er janvier 2012, la date d'extinction du régime frontalier. Le 5 mai, il a ensuite rencontré le président Sarkozy. Il a été convenu que ce problème devait être réglé rapidement sur cette base. À la demande du premier ministre et suite à ces rencontres, le 15 avril, j'ai envoyé à mon homologue français, Mme Lagarde, une lettre et un projet de nouvel avenant à la convention, proposant de reporter uniquement la période d'extinction du régime pour les frontaliers français au 1er janvier 2012. Il faudra bien en sortir un jour!
Bien évidemment, quand on remet en question une disposition d'une négociation, il faut s'attendre à ce que l'autre partie remette aussi en question l'un ou l'autre point. La remise en question portait essentiellement, du côté français, sur les compensations financières avec pour demande de les limiter très strictement.
La délégation que j'ai envoyée pour négocier avec l'administration française a pu obtenir de ne remettre en cause finalement que la période de trois ans. On prolongera donc encore de trois ans la possibilité d'engager des frontaliers, disposition accompagnée de la suppression de la compensation financière pendant ces trois ans. Je vous avoue que je ne vois pas très bien comment il serait possible de justifier la demande de maintien en la matière.
Cela veut dire que deux modifications sont apportées au document que j'ai signé en décembre 2007. Ces modifications ont été faites à la demande de partenaires de la majorité: une prolongation de la possibilité d'engagement jusqu'au 1er janvier 2012. Et, en contrepartie, nous perdons 75 millions d'euros sur trois ans qui auraient du être versés par nos collègues français.
Sur cette base, j'ai proposé la semaine dernière au Conseil des ministres d'avancer dans la voie de la signature de l'avenant et ce, pour plusieurs raisons.
Premièrement, je voudrais pouvoir dire aux Belges qui travaillent en France qu'ils vont effectivement payer l'impôt français avec effet rétroactif au 1er janvier 2007 et qu'à défaut, c'est l'impôt belge qui continuera à être d'application. Vous savez que dans la région, un grand nombre de personnes souhaitent bénéficier de cette situation.
Deuxièmement, je crois qu'il faut un jour sortir de la situation des frontaliers français travaillant en Belgique. Pour cela, il faut un accord dans une majorité. Or j'ai bien vu – vous avez participé à nos débats – que la demande était expresse d'avoir une prolongation. On l'a donc limitée à trois ans. On peut débattre beaucoup à ce sujet.
Troisièmement, je pense que pendant cette période de trois ans, il faudrait tout mettre à profit pour renforcer la mobilité des travailleurs à l'intérieur même de la Belgique, d'une Région à l'autre. Il y a encore des efforts à faire entre Régions, avec l'aide du fédéral, pour renforcer cette mobilité. On me parle même – je ne vais pas gloser là-dessus – de problèmes de liaison en matière de transport entre provinces.
Et dernier élément que je veux rappeler puisque je l'ai déjà abordé en commission, comme vous l'avez dit, l'origine du problème vient d'un différentiel de salaire net pour le même montant brut payé, en fonction de l'application de la fiscalité française ou belge. Il y a d'ailleurs, contrairement à ce qu'on croit, plus de travailleurs frontaliers français dans le Hainaut qu'en Flandre occidentale. Le problème n'est pas du tout localisé dans une province.
Pour cela, j'ai également fait au gouvernement d'autres propositions qui consistent à baisser l'impôt sur le revenu en Belgique, en particulier sur les revenus faibles et moyens qui sont souvent concernés par ce type de démarche. Cela nous permettrait de ne plus attirer chez nous qu'un certain nombre de Français qui ne viennent pas nécessairement travailler mais qui viennent résider chez nous sans occuper ce type de fonction et de ne plus avoir le problème de fond entre la répartition de la fiscalité.
J'espère que dans les prochains jours, on pourra me confirmer à l'échelon du gouvernement – en tout cas c'est ce que j'attends – que nous pouvons passer à la signature. Nous avons paraphé ce nouvel avenant. Avant de le signer cette fois-ci, je demande évidemment l'aval de l'ensemble du gouvernement. J'espère qu'on pourra le signer, ce qui permettra de confirmer le statut fiscal français pour les travailleurs belges qui sont en France, de donner une date de fin d'embauche de frontaliers français – même si c'est au 1er janvier 2012, il y aura au moins une date de fin – et d'organiser les contrôles de manière stricte, y compris d'adresses parfois fictives qui peuvent exister en France.
Si on ne signe pas cet avenant, je ne sais pas s'il sera encore possible de négocier parce que nos collègues français auront du mal à comprendre la situation chez nous. On reviendrait alors purement et simplement au texte de la convention de 1964, c'est-à-dire à une taxation en Belgique du travailleur belge travaillant en France et le maintien du système de frontaliers sans limite dans le temps. Ce serait mal accepté dans la zone frontalière.
14.04 Jean-Luc Crucke (MR): Je demanderai au vice-premier ministre de persévérer dans ce dossier. Ma première idée était de dire: "Mieux vaut tard que jamais" mais j'ai aussi envie d'ajouter "trop is te veel!". On a parlé d'une perte de 75 millions d'euros pour le budget. Je vais me livrer à un calcul que vous connaissez, monsieur le président, parce que je vous l'ai déjà fait. Quarante mille Français dont une partie sont belges travaillent essentiellement autour de la frontière, ce sont des frontaliers. Si 20.000 de ces emplois sont occupés par des Belges, c'est 150 millions d'euros par an à ne pas débourser par les caisses de l'État. C'est un revenu supplémentaire puisque chacun paie son impôt. Rêvons avec le ministre des Finances de 30% d'impôts, même si on n'en est pas encore là! On y arrivera un jour. Cela fait 50 millions en plus, donc 200 millions par an épargnés par l'État.
J'ai donc du mal à comprendre les difficultés au sein du gouvernement et que certains de ses membres veuillent bloquer les opérations. Je ne parle même pas de ce que les communes pourraient revendiquer de manière totalement légitime.
Monsieur le vice-premier ministre, il va de soi qu'un contrôle strict est nécessaire. Je vous invite à vous rendre dans ma région. Si vous voyez deux plaques minéralogiques sur trois qui ne commencent pas par 59, vous avez gagné. Vous aurez remporté une invitation de ma part au restaurant. Mais je suis sûr que vous perdrez parce qu'on ne voit plus que ça, des 59! Je n'ai rien contre les jolies Françaises qui viennent danser le week-end. Par contre, j'ai du mal à expliquer à des demandeurs d'emploi que d'autres en ont un et qu'ils paient moins d'impôts.
J'ai cette chance de compter des amis parmi les parlementaires français; d'après eux, en France, nous sommes risibles. Ce que vous avez dit le confirme: pour eux revenir à 1964, c'est du pain bénit, ils gagnent à tous les niveaux! Ils ne comprennent plus pourquoi nous n'avions toujours pas avancé sur le sujet. J'en termine en vous demandant d'accélérer le mouvement.
Le président: L'incident se clôt sur cette invitation de M. Crucke.
L'incident est clos.
15 Vraag van de heer Jenne De Potter aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de enge interpretatie van een lening specifiek aangegaan voor de enige en eigen woning in de woonbonus" (nr. 6133)
15 Question de M. Jenne De Potter au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'interprétation restrictive d'un emprunt contracté spécifiquement pour financer l'habitation unique de l'emprunteur et occupée par ce dernier, dans le cadre du bonus logement" (n° 6133)
15.01 Jenne De Potter (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, in de praktijk komt het voor dat mensen die minder middelen maar toch een voldoende aflossingscapaciteit hebben, tot 110% van de waarde van hun woning ontlenen om die te kunnen aankopen. Met het bedrag boven de aankoopprijs worden dan de bijkomende kosten betaald zoals de notariskosten en de hypotheekkosten. In het verleden is daarbij steeds aanvaard dat in dat geval het volledige bedrag aan kapitaalaflossingen en intresten aftrekbaar was, ook wanneer het ontleende bedrag diende voor het betalen van de kosten die verband houden met het nemen van de hypotheek.
Recent heeft de administratie die zienswijze echter veranderd. Ze heeft in haar circulaire van 16 mei 2008 te kennen gegeven dat de kapitaalaflossingen en intresten op het ontleende gedeelte dat betrekking heeft op de hypothecaire kosten, niet langer in aanmerking komen voor de woonbonus. Voor degenen die gekozen hebben voor een financiering via een individuele levensverzekering, is dat een probleem. De wet schrijft immers uitdrukkelijk voor dat het levensverzekeringcontract uitsluitend mag dienen voor de wedersamenstelling van een dergelijke hypothecaire lening. Hetzelfde geldt voor een schuldsaldoverzekering. De betrokkenen dreigen door de nieuwe interpretatie de aftrek in de woonbonus van de gehele premie te verliezen.
Ik moet zeggen dat de kosten die de ontleners maken voor een hypothecaire inschrijving, niet uit vrije keuze worden gedaan. Ze zijn noodzakelijk om de lening te bekomen. Het is zo dat volgens de letter van de wet de lening moet aangegaan zijn om een woning te kopen, te bouwen te vernieuwen of de successierechten te betalen. Om daaruit echter af te leiden dat de kosten van de hypotheek niet langer aan dat doel beantwoorden, lijkt mij niet in overeenstemming te zijn met het feit dat zonder hypotheek sowieso geen lening kan worden verkregen en dus ook geen onroerend goed.
Bij de invoering van de woonbonus hebt u overigens gesteld dat u met de grootst mogelijke soepelheid een ruime interpretatie wou geven aan de toepassing van de vernieuwde fiscale aftrek, iets wat nu toch in tegenspraak lijkt te zijn met de enge interpretatie van de administratie.
Vanaf welk jaar en op leningen gesloten vanaf welke datum is de nieuwe en engere interpretatie van toepassing? Deelt u de nieuwe en enge administratieve interpretatie? Bent u er zich van bewust dat die nieuwe en enge interpretatie in een weliswaar beperkt aantal gevallen kan leiden tot het volledig verlies van de aftrek van de premies, in het bijzonder voor degenen die de aankoop van hun woning hebben gefinancierd door een krediet met reconstitutie van het kapitaal? Tot slot is de kernvraag of u de interpretatie wenst te handhaven.
15.02 Minister Didier Reynders: Spijtig genoeg heb ik tot nu toe een voorlopig antwoord. De vraag werd gisteren ingediend. Mijn administratie verzekert mij dat het standpunt uiteengezet door de circulaire van 16 mei 2008 slechts na rijp beraad tot stand is gekomen. Ik heb ze evenwel opgedragen om mij de omstandigheden die aan de basis van dat standpunt liggen, spoedig toe te lichten in een omstandige nota. Na kennisname van die nota zal ik hierover een standpunt ten gronde innemen en u informeren. Vandaag heb ik nog geen grondig antwoord. Ik heb een nota gevraagd en ik zal na een klein onderzoek een grondig antwoord geven.
15.03 Jenne De Potter (CD&V - N-VA): Ik kan alleen maar zeggen dat men qua strengheid terugvalt op een enge interpretatie. Toen de aftrek op de eigen woning werd ingevoerd, stelde u dat u de grootst mogelijke soepelheid aan de dag ging leggen. Enkele jaren later interpreteert men zeer eng. Het verband tussen de lening en het verwerven van de woning wordt geacht niet te bestaan, maar de notariskosten bijvoorbeeld hebben eigenlijk wel betrekking op de aankoop van de woning. Ik hoop dat u een andere interpretatie kunt geven.
Ik heb ook nog een suggestie voor de voorzitter. Ik zou willen voorstellen om het wetsvoorstel nr. 1181 van de heer Van Biesen over de aftrek van de enige eigen woning en het voorstel nr. 555 van de heer Devlies aan de agenda toe te voegen. Samen met deze problematiek over de specifieke interpretatie kunnen we er dan trachten een oplossing aan te geven.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.58 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.58 heures.