Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen

Commission des Relations extérieures

 

van

 

woensdag 4 juni 2008

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 4 juin 2008

 

Après-midi

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 14.44 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Hilde Vautmans.

Le développement des questions et interpellations commence à 14.44 heures. La réunion est présidée par Mme Hilde Vautmans.

 

01 Vraag van de heer Bruno Tuybens aan de minister van Buitenlandse Zaken over "intellectuele eigendomsrechten en internetpiraterij in Rusland" (nr. 5393)

01 Question de M. Bruno Tuybens au ministre des Affaires étrangères sur "les droits de propriété intellectuelle et le piratage informatique en Russie" (n° 5393)

 

01.01  Bruno Tuybens (sp.a+Vl.Pro): Mevrouw de voorzitter, intellectuele eigendomsrechten winnen steeds meer aan belang in het internationale handelscircuit. Kennis vormt een belangrijk onderdeel van de handel van vandaag. Zowel onderzoekers als muziek- en videoproducenten hebben baat bij een goed uitgewerkte regeling die hun rechten beschermt. Verschillende landen voeren hier tegenover echter een gedoogbeleid en weigeren beschermingsmechanismen af te dwingen. Rusland is hierin koploper. Onlangs werd de beruchte downloadsite allofmp3.com onder grote internationale druk gesloten, maar klonen van deze website duiken overal op. Ondanks de beperkte strijd die het land voert tegen piraterij, duikt er overal kritiek op tegen zijn lakse optreden, onder meer vanuit de VS.

 

Om de wereldwijde verschillen in beschermingsmechanismen af te vlakken, ontwikkelde de WTO het TRIPS-akkoord, Trade-Related Aspects of Intellectual Property Rights. Dit akkoord brengt minimumnormen tot stand voor de bescherming van intellectuele eigendomsrechten. Momenteel zijn de toetredingsonderhandelingen met Rusland en de WTO volop aan de gang.

 

Vandaar mijn vraag, mijnheer de staatssecretaris. Wordt de naleving van het TRIPS-akkoord gebruikt als voorwaarde in toetredingsonderhandelingen?

 

De Europese Commissie erkent dat er een dialoog is met Rusland in verband met de bescherming van intellectuele eigendomsrechten. Weet u hoever deze dialoog staat?

 

Is Rusland van plan om verdere maatregelen te nemen?

 

Ten slotte, ook Belgische verenigingen en producenten hebben hun auteursrechten reeds geschaad gezien door de straffeloosheid die er heerst in Rusland. Heeft België hierover al met Rusland gesproken? Zo neen, is België bereid om deze problematiek aan te kaarten bij een eerstvolgende ontmoeting met de Russische autoriteiten?

 

01.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mevrouw de voorzitter, collega’s, een goede bescherming van intellectuele eigendomsrechten is inderdaad een belangrijke voorwaarde om innovatie en dus economische groei te bevorderen.

 

Dat dit niet altijd voor de hand ligt, is echter een feit. Zo ook met Rusland, waar buitenlandse bedrijven regelmatig geconfronteerd worden met een slechte naleving van intellectuele eigendomsrechten. Er valt echter niet te ontkennen dat onder meer in het raam van de onderhandelingen met het oog op WTO-lidmaatschap, Rusland zich belangrijke inspanningen heeft getroost om zijn wetgeving aan te passen aan WTO-standaarden.

 

Immers, een land dat wenst toe te treden tot de WTO moet de regels van deze organisatie integreren. Dit geldt ook voor het TRIPS-akkoord.

 

Niettegenstaande deze lovenswaardige inspanningen valt het moeilijk te ontkennen dat er zich nog steeds problemen stellen, meer bepaald met betrekking tot het toepassen van de wetgeving. Voor de Europese Commissie die namens de Europese Gemeenschap en de lidstaten spreekt, is de naleving van intellectuele eigendomsrechten in Rusland een essentieel punt. Het wordt dan ook met de regelmaat van een klok aangekaart tijdens de toetredingsonderhandelingen. De Commissie raadpleegt hierover steeds de lidstaten en ons land laat niet na om in de geijkte raadsformaties zijn ervaringen te delen met de Commissie.

 

Eenmaal Rusland tot de WTO zal zijn toegetreden, kunnen onderhandelingen opgestart worden met de EU om een vrijhandelsakkoord te ondertekenen. Het is de bedoeling om in het licht van een dergelijk akkoord strengere regels inzake intellectuele eigendomsrechten te bedingen dan hetgeen in het TRIPS-akkoord is opgenomen.

 

Los van die onderhandelingsgesprekken bestaan er ook informele fora over intellectuele eigendomsrechten tussen de EU enerzijds en gevoelige landen waaronder Rusland anderzijds. Een dergelijke dialoog laat de Commissie toe om op basis van de opmerkingen van de lidstaten de nadruk te leggen op concrete problemen waarmee onze bedrijven geconfronteerd worden. Een dergelijke Europese aanpak biedt een belangrijke hefboom voor ons land en de andere lidstaten.

 

Noemenswaardig is ook dat Rusland naast China opgenomen werd als prioritair land in het gemeenschappelijk actieplan van de EU en de Verenigde Staten ter bestrijding van namaak en piraterij. Dit actieplan tekent een reeks strategieën en initiatieven uit met het oog op een nauwere en efficiëntere samenwerking tussen de EU en de VS ten aanzien van die landen.

 

Ten slotte wil ik nog vermelden dat een aantal WTO-leden waaronder de EU over een multilateraal akkoord aan het onderhandelen zijn dat de ambitie heeft om verder te gaan dan het TRIPS-akoord met betrekking tot de bescherming van de intellectuele eigendomsrechten en de bestrijding van namaakgoederen en piraterij. Het is de bedoeling om op termijn ook zogenaamde probleemlanden erbij te betrekken.

 

01.03  Bruno Tuybens (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, ik dank de staatssecretaris voor het antwoord. Het gebrek aan een adequate regeling inzake intellectuele eigendomsrechten is schadelijk voor de economische en handelsrelaties tussen Rusland en de Europese Unie. Mensen die zaken willen doen met Rusland zien hun rechten graag beschermd. Mensen uit het literaire, artistieke of muzikale milieu maar ook mensen die creatieve diensten willen verlenen in de privésector zien het als een inbreuk op hun rechten. Bovendien heeft Rusland nog steeds de verdragen van 1996 in het raam van de World Intellectual Property Organization niet geratificeerd. Dit verdrag garandeert ten minste een minimum aan bescherming van intellectuele eigendom.

 

De TRIPS-akkoorden vormen een ideaal instrument om verder maatregelen af te dwingen. Ik begrijp van de minister dat er verdere multilaterale akkoorden worden voorbereid. Ik denk dat het belangrijk is voor Rusland dat het lid is van de WTO. Ik hoop dat in dat raam bij verdere onderhandelingen deze problematiek minstens wordt meegenomen zodanig dat er ook op het terrein een aantal verbeteringen ter zake kan worden genoteerd.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Question de M. Xavier Baeselen au ministre des Affaires étrangères sur "la discrimination de personnes homosexuelles dans l'Union Européenne et dans les pays avec lesquels la Belgique entretient des relations diplomatiques" (n° 5373)

02 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de discriminatie van homoseksuelen in de Europese Unie en de landen waarmee België diplomatieke relaties onderhoudt" (nr. 5373)

 

02.01  Xavier Baeselen (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, les personnes homosexuelles subissent de nombreuses brimades, humiliations, voire des exactions dans de nombreux pays, dont font partie certains États partenaires de la coopération belge. Dans nombre de ces pays, l'homosexualité y est considérée comme un crime, un acte punissable pénalement. En effet, dans ces pays, les individus qui ont une orientation sexuelle différente font l'objet de brimades, d'humiliations, de voies de fait, de violences quand il ne s'agit pas de répression organisée, car l'homosexualité y est encore condamnée par les textes législatifs adoptés par l'État en question.

 

La problématique de la discrimination des personnes homosexuelles dans le monde mérite l'attention de notre diplomatie et la Belgique, de par son expérience et les réformes qu'elle a mises en place en faveur des personnes homosexuelles, peut et doit jouer un rôle moteur en la matière.

 

Il est désormais considéré comme acquis par les États occidentaux et civilisés que l'homosexualité est une préférence sexuelle dont l'objectif est l'épanouissement et la recherche de son bonheur. Toutefois, certains n'ont pas cet état d'esprit et vivent encore avec des clichés et des préjugés vis-à-vis de ceux qui sont différents.

 

Force est de constater que certains pays européens, comme la Bulgarie, souffrent encore de discriminations à l'égard des personnes homosexuelles. Ces discriminations disparaissent certes peu à peu sous la pression de l'Union européenne, mais il n'en reste pas moins qu'elles existent toujours. Certains pays font encore preuve de discrimination, tels Chypre et Malte. En outre, des pays candidats, comme la Turquie, réprouvent toujours l'homosexualité en raison de la loi et d'une certaine opinion ou moralité. J'y reviendrai à l'occasion d'une autre question.

 

En dehors de l'Union européenne, l'homosexualité est également réprouvée par divers partenaires commerciaux et stratégiques de la Belgique, tels la Chine, l'Inde, la Russie.

 

À cet égard, monsieur le ministre, je souhaiterais vous poser quelques questions.

 

La question des discriminations liées au sexe et à l'orientation sexuelle est-elle à l'agenda des rencontres entre partenaires européens? Si oui, quels en sont les résultats et les perspectives?

 

La question des discriminations au sens large et des discriminations fondées sur la préférence sexuelle en particulier fait-elle l'objet d'une prise en compte dans le cadre des politiques d'élargissement de l'Union européenne?

 

Envisagez-vous, dans le cadre tant des relations bilatérales que multilatérales, d'inscrire cette problématique à l'agenda des priorités de la politique étrangère belge?

 

Quels sont les renseignements dont vous disposez au sujet de la situation des personnes homosexuelles dans les pays partenaires de la Belgique?

 

02.02  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Madame la présidente, cher collègue, la question est détaillée.

 

Je souhaite tout d'abord préciser que la Belgique mène une politique déterminée dans la lutte contre les discriminations sur base de l’orientation sexuelle. Ce sujet est abordé activement avec nos partenaires européens, notamment dans le cadre des groupes de travail du Conseil qui suivent les questions des droits de l’homme.

 

L’Union européenne examine régulièrement comment faire progresser cette question dans les enceintes internationales. Elle mentionne notamment cette question dans ses interventions au Conseil des droits de l’homme ou à l’Assemblée générale des Nations Unies. L’Union a décidé de placer progressivement cette question à l’agenda des discussions au Conseil des droits de l’homme et à l’Assemblée générale. On constate ainsi que les rapporteurs spéciaux et les comités chargés de surveiller la mise en œuvre de différents traités dans les domaines des droits de l’homme intègrent, de plus en plus, la question de l’orientation sexuelle dans leurs rapports et leurs recommandations. C’est une tendance que la Belgique appuie entièrement.

 

De même, l’Union effectue des démarches dans les pays tiers, quand une situation le nécessite. La Belgique a proposé ou soutenu ce genre de démarche à plusieurs reprises. Notre pays a très récemment soutenu activement l’initiative pour entreprendre une démarche auprès des autorités de Gambie, à Banjul, au sujet des propos homophobes du président Jammeh. L’interdiction de la discrimination sur base de l’orientation sexuelle fait l’objet d’une directive de l’Union européenne. La Charte des droits fondamentaux de l’Union contient également des dispositions similaires. Cette interdiction est donc obligatoire pour les États membres de l’Union et, par conséquent, c’est un des sujets discutés avec les pays candidats.

 

La lutte contre les discriminations sur base de l’orientation sexuelle est une priorité de la politique des droits de l’homme de la Belgique. C’est un sujet qu'elle soulève au sein de l’Union mais aussi dans le cadre d’organisations régionales ou des Nations Unies. Ce sujet est régulièrement mentionné dans les interventions belges devant le Conseil des droits de l’homme. La Belgique a donné son appui aux principes de Jogjakarta qui rassemblent l’ensemble des dispositions du droit international qui interdisent les discriminations sur base de l’orientation sexuelle. Le département des Affaires étrangères est en contact régulier avec des associations et des ONG actives dans le domaine. Cette question est également soulevée sur le plan bilatéral chaque fois que nécessaire. Enfin, nos postes font régulièrement rapport sur la situation des droits de l’homme dans les pays tiers, notamment en ce qui concerne cette question de l’orientation sexuelle. Comme vous le savez, il s’agit d’un sujet difficile, qui fait l’objet d'une forte opposition de la part de certains États mais la Belgique, avec ses partenaires européens, poursuivra ses efforts en la matière.

 

02.03  Xavier Baeselen (MR): Je remercie le ministre pour sa réponse. La Belgique a un rôle important à jouer en la matière, l’Europe en général, et je me réjouis que la volonté du ministre et du département soit telle en la matière.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Questions jointes de

- M. Jean-Jacques Flahaux au ministre des Affaires étrangères sur "la création d'une Assemblée parlementaire auprès des Nations Unies" (n° 5370)

- Mme Hilde Vautmans au ministre des Affaires étrangères sur "une Assemblée parlementaire auprès des Nations Unies" (n° 5420)

03 Samengevoegde vragen van

- de heer Jean-Jacques Flahaux aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de oprichting van een Parlementaire Assemblee bij de Verenigde Naties" (nr. 5370)

- mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Buitenlandse Zaken over "een Parlementaire vergadering voor de Verenigde Naties" (nr. 5420)

 

03.01  Jean-Jacques Flahaux (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, le Parlement panafricain, organe parlementaire de l'Union africaine, lors de ses dernières sessions, a formulé le souhait que soit mise en place une Assemblée parlementaire au rôle consultatif au sein de l'ONU.

 

L'ancien commandant de la MINUAR (Mission des Nations Unies pour le maintien de la paix au Rwanda), le sénateur canadien Roméo Dallaire, soutient lui aussi l'appel à la création d'une Assemblée parlementaire auprès des Nations Unies (APNU) afin de transformer le système des Nations Unies, de le rendre plus transparent et plus sensible aux besoins collectifs, et aux droits des citoyens du monde.

 

L'argument des partisans d'une telle assemblée est le suivant: cet organe peut contribuer, avec des citoyens du monde mieux intégrés aux institutions, à alerter la communauté internationale sur le besoin urgent en cas de génocide mais aussi face à des défis tels que le changement climatique, entre autres, et à agir de manière à ce qu'une prise de décision au niveau international soit plus efficace.

 

L'APNU est considérée comme un moyen de surmonter le "déficit démocratique mondial" en mettant en place un dialogue dans le cadre d'un système bicaméral aux Nations Unies. La proposition de sa création est donc soutenue par les Verts mondiaux, après l'Internationale libérale et l'Internationale socialiste.

 

On ne peut en effet qu'être séduit par la création d'un organe démocratique supplémentaire au niveau international. Ceci étant, compte tenu de la petite taille de notre pays, la mise en place de ce parlement n'affaiblirait-elle pas le poids de la Belgique au sein de l'ONU où elle est pour l'instant membre non permanent du Conseil de sécurité?

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous nous donner des indications sur les conditions de mise en place d'une telle assemblée et nous dire, si elle se mettait en place, quelles sont les garanties d'un maintien de la voix de la Belgique au sein de l'ONU?

 

03.02  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, ik had ook een vraag over de oprichting van een parlementaire vereniging voor de Verenigde Naties. Het is eigenlijk een van de laatste internationale organisaties van de overheden die geen parlement hebben. Eerlijk gezegd, ik denk dat het wel nuttig zou zijn ook een parlement te hebben voor de Verenigde Naties. Het zou kunnen bijdragen tot een deelname van verkozen vertegenwoordigers in de besluitvorming en dus ook bijdragen aan een efficiënt, samenhangend en doorzichtig systeem.

 

Als een globale stem van de burgers zou dit een belangrijke vooruitgang zijn voor een meer democratische wereldorganisatie. Het zou ook een belangrijke bijdrage zijn om een nieuwe samenwerking te bevorderen binnen de Verenigde Naties. Een van de aanbevelingen van de Rwandacommissie destijds was immers meer kijk te hebben op de besluitvorming binnen de Verenigde Naties. U weet waarschijnlijk dat het comité voor democratische VN een petitie is gestart. Momenteel zijn er bijna 2.000 handtekeningen binnen, waaronder 500 van parlementsleden van over de hele wereld.

 

Mijnheer de staatssecretaris, hebt u weet van deze campagne en petitie voor de oprichting van een parlementaire vergadering?

 

Hoe staan u en de minister tegenover die idee?

 

Zal ons land die idee steunen?

 

Zal ons land initiatieven nemen om dit debat te lanceren binnen de Verenigde Naties?

 

03.03  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Madame la présidente, la création d'une Assemblée parlementaire des Nations Unies ne figure actuellement à l'ordre du jour d'aucune instance intergouvernementale des Nations Unies. Elle n'a pas non plus été évoquée lors du Sommet des Nations Unies de 2005 qui a pourtant lancé plusieurs réformes de l'organisation. Je note que la société civile est de plus en plus associée aux délibérations dans les enceintes des Nations Unies. Les parlements nationaux sont également impliqués en particulier à travers l'Union interparlementaire.

 

De interparlementaire unie biedt volgens mij een goed kader voor de diplomatie van parlementsleden en de internationale besluitvorming. Het heeft weinig zin om, zoals sommige ngo’s vragen, een afzonderlijke parlementaire entiteit op te richten binnen de VN. De Verenigde Naties zijn als bij uitstek een interstatelijke internationale organisatie sterk gefocust op de samenwerking tussen regeringen van de lidstaten. Sommige meer gespecialiseerde internationale organisaties – NAVO, OVSE – hebben inderdaad wel dergelijke parlementaire vergaderingen, maar het gaat hier dan over organisaties met een meer gefocust karakter en waarvan de lidstaten in overgrote mate ontwikkelde parlementaire democratieën zijn. Het universeel en divers karakter van de VN is daar moeilijk mee vergelijkbaar. In die zin acht ik het weinig zinvol een initiatief te nemen met betrekking tot de oprichting van een parlementair orgaan binnen de Verenigde Naties.

 

03.04  Jean-Jacques Flahaux (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, la Belgique a toujours été à la pointe du travail pour la mise en œuvre des relations internationales, notamment à la fin du XIXème siècle, lors des conférences sur l'Afrique. Nous avons aussi mené une action importante dans la mise en place de la Société des Nations. Pour la Belgique, qui a la particularité d'avoir des gouvernements proches de leurs populations, c'est aussi un moyen de montrer qu'on a une "ardeur d'avance", comme le disent les Luxembourgeois.

 

Effectivement, alors que le monde devient de plus en plus un "village", il est important d'associer la population via ses représentants au sein des Nations Unies. Monsieur le secrétaire d'État, vous soulignez, à juste titre, qu'il existe une Union interparlementaire qui réalise déjà un travail intéressant. Il faut cependant bien avouer qu'elle est trop peu connue, en tout cas des opinions publiques. Un travail pour populariser les actions menées par l'Union interparlementaire s'avère peut-être nécessaire. Néanmoins, je pense que c'est le rôle de la Belgique, le rôle traditionnel d'un État qui ne se prétend pas plus grand qu'il n'est, de montrer le chemin vers ce qui se fera un jour en matière d'implication de la population.

 

03.05  Hilde Vautmans (Open Vld): Ik begrijp de redenering, maar vanuit de verschillende parlementen moeten wij zeker proberen de besluitvorming binnen de Verenigde Naties te volgen en te begrijpen en, eventueel, te sturen. Wij zullen hiervoor de nodige initiatieven nemen in dit huis. We kunnen uiteraard altijd discuteren met onze minister van Buitenlandse Zaken over de standpunten die België inneemt in de Verenigde Naties. Wij zullen ook eens een hele dag in het najaar wijden aan onze rol in de Verenigde Naties. Misschien kunnen wij het van hieruit dan zo wel in die richting sturen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Alexandra Colen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de christenvervolging in Algerije" (nr. 5574)

- mevrouw Clotilde Nyssens aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de gerechtelijke vervolging van Habiba K. in Algerije" (nr. 5724)

04 Questions jointes de

- Mme Alexandra Colen au ministre des Affaires étrangères sur "la persécution des chrétiens en Algérie" (n° 5574)

- Mme Clotilde Nyssens au ministre de la Coopération au développement sur "les poursuites judiciaires engagées en Algérie à l'encontre de Habiba K." (n° 5724)

 

04.01  Alexandra Colen (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mijn vraag, gericht aan de minister van Buitenlandse Zaken, gaat over de vervolging van christenen in Algerije.

 

Op 20 mei 2008 werd in de Algerijnse stad Tiaret, die 400 km ten westen van Algiers ligt, de jonge vrouw Habiba Kouider gearresteerd wegens, zoals eerst op ANSAmed werd gemeld, het uitvoeren zonder toelating van een niet-islamitisch gebed. De vrouw had zich vier jaar geleden bekeerd. Zij werd echter niet gearresteerd tijdens een gebed maar tijdens een rit op een autobus. Nadien werd zij voor het gerecht gebracht, omdat zij in haar handtas een bijbel vervoerde.

 

Het Algerijnse ministerie van Religieuze Zaken stelde tegen haar en tegen een aantal andere mensen vervolging in. De openbare aanklager vorderde drie jaar gevangenisstraf.

 

De andere betrokkenen die samen met haar terechtstonden – de uitspraak viel immers gisteren –, werd proselitisme als misdaad ten laste gelegd.

 

Gisteren viel de uitspraak. Vier betrokkenen kregen een voorwaardelijke gevangenisstraf en twee verdachten werden vrijgesproken. Hun advocaat, Kalloudjia Khalfoun, wijst erop – ik citeer uit de berichten van ANSAmed – dat zonder de internationale aandacht de betrokkenen zeker zouden zijn opgesloten. De advocaat voegde eraan toe dat de uitspraak duidelijk tegen de christenen, die slechts 1% van de hele, Algerijnse bevolking uitmaken, is bedoeld.

 

Op 13 juni 2008 wordt in Parijs een top tussen de EU-lidstaten en de landen ten zuiden en ten oosten van de Middellandse Zee gehouden. Tijdens voornoemde gelegenheid zal tussen de aanwezige lidstaten een euromediterrane unie worden opgericht. Er is in een dubbel voorzitterschap voorzien. Frankrijk is kandidaat aan Europese kant, terwijl aan mediterrane kant Algerije kandidaat voor voormeld covoorzitterschap is.

 

Mijnheer de minister, zal ons land zijn bezorgdheid over de Algerijnse christenvervolging bekendmaken? Zo ja, hoe zal het dat doen?

 

Vindt u het ook niet ongepast om toe te treden tot een nauw, politiek samenwerkingsverband met een land dat mensen vervolgt, omdat zij zonder toelating bidden tot de god van hun eigen keuze? Indien daartegen geen bezwaren zijn, vernam ik graag de argumenten.

 

04.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mevrouw de voorzitter, de vraag van mevrouw Colen is belangrijk en slaat op een onderwerp dat minister De Gucht erg verontrust. Religieuze niet-islamitische minderheden en hun leden werden de afgelopen maanden inderdaad geconfronteerd met nieuwe druk en veroordelingen, die voor ons onaanvaardbaar zijn. Aan de basis van die acties ligt een bepaling van 2006 inzake de reglementering van de religieuze praktijken en het verbod van proselitisme.

 

Zeer recent heeft België het initiatief genomen tot een kritische demarche daaromtrent naar aanleiding van het universeel periodiek onderzoek waaraan Algerije werd onderworpen door de VN-Mensenrechtenraad. Die schendingen zijn naar onze mening in tegenspraak met het principe van de vrijheden van geweten, meningsuiting, vergadering en het niet-discriminatieprincipe, die gewaarborgd worden door de Algerijnse grondwet. Minister De Gucht heeft dat publiekelijk gezegd en hij heeft aan de minister van Buitenlandse Zaken, die aanwezig was tijdens de bespreking door de Mensenrechtenraad, gevraagd om die reglementering te herzien en om ze, in afwachting daarvan, te schorsen.

 

Ondertussen zijn er opnieuw gerechtelijke procedures opgestart aangaande andere personen, zoals bijvoorbeeld mevrouw Habiba Kouider, die het risico loopt te worden veroordeeld tot verscheidene jaren gevangenschap, omdat zij enkele bijbels in haar bezit had. In tegenstelling tot de verwachtingen, heeft de voorzitter van de rechtbank geen vonnis geveld op 27 mei, maar een bijkomend onderzoek gevraagd.

 

Er kan ook worden opgemerkt dat dezelfde correctionele rechtbank een ander belangrijk vonnis moet vellen in de komende dagen over een andere zaak van zes personen die van proselitisme werden beschuldigd.

 

De internationale gemeenschap moet dus waakzaam blijven en de afloop van die processen en hun vonnissen met bijzondere aandacht volgen. Minister De Gucht kan u verzekeren dat België die ontwikkelingen in Algerije met aandacht volgt en zal blijven volgen.

 

De top van Parijs op 13 juli zal officieel het zogenaamde project, het Barcelonaproces, Unie voor het Middellandse Zeegebied lanceren. Dat heeft als doel het Barcelonaproces een nieuwe impuls te geven. Dat proces zorgde voor de toetsing van de geleverde inspanningen ter versterking van de democratie en het politiek pluralisme door een grotere deelname aan het politieke leven, alsook door het bevorderen van de aanhang van het geheel van de mensenrechten en vrijheden.

 

Daarom spreekt minister De Gucht zich uit voor een versterking van de politieke banden met een land als Algerije. Inderdaad, een regelmatige en gestructureerde politieke dialoog is een goede gelegenheid om onze zorgen te uiten over het niet-naleven van waarden die voor de Europese Unie en dus ook België zeer belangrijk zijn.

 

De voorzitter: Ik zou willen vragen zowel aan de leden van de Kamer als aan de leden van de regering om iets beknopter te zijn. Volgens het Reglement van de Kamer hebben wij vijf minuten voor vraag en antwoord. Wij hebben een hele drukke agenda. Men heeft mij laten weten dat u snel weg moet, mijnheer de staatssecretaris. Ik wil u en alle volgende sprekers vragen om u te houden aan de timing.

 

04.03  Alexandra Colen (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, ik zal slechts een heel korte repliek geven.

 

Mijnheer de staatssecretaris, ik ben blij te horen dat minister De Gucht die zaken, specifiek met betrekking tot Algerije, ook opvolgt. Dat is nodig. Zonder de internationale aandacht zou het daar helemaal een andere richting uitgaan dan nu. De uitspraak gisteren was milder dan ze zou geweest zijn als er geen internationale aandacht gericht was geweest op die zaak.

 

Uw antwoord over het Barcelonaproces is wat ambigu. De bedoeling is om de democratie en het politiek pluralisme te bevorderen en de aanhang voor de mensenrechten. Omwille daarvan kan men misschien argumenteren dat de politieke banden met die landen juist nauwer moeten aangetrokken worden. Men mag niet aarzelen om, waar nodig, die mensen op het matje te roepen en te herinneren aan hun plichten.

 

Het moment echter dat men Algerije als covoorzitter aanduidt voor de euromediterrane unie, zou toch wel een ideaal moment zijn om het signaal te geven dat men het meent met het vestigen van aandacht op de vervolging van christenen in Algerije.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Jan Jambon aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de houding ten aanzien van Servië" (nr. 4371)

05 Question de M. Jan Jambon au ministre des Affaires étrangères sur "l'attitude adoptée à l'égard de la Serbie" (n° 4371)

 

05.01  Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, op 28 maart schreef minister De Gucht samen met zijn Nederlandse collega Verhagen een opiniestuk waarin een vrij strikte houding ingenomen werd ten aanzien van Servië. Het artikel luidde “de Servische weg naar Europa leidt langs Den Haag”. Op de informele top van EU-ministers voor Buitenlandse Zaken in Slovenië werden België en Nederland onder druk gezet om dit strakke standpunt te versoepelen.

 

Ik heb daar enkele vragen bij. In het opiniestuk wordt gesteld: “Volledige samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal is een van de criteria voordat een stabilisatie- en associatieakkoord met Servië kan worden ondertekend”. Mijn vraag is wat volledige samenwerking voor u inhoudt? Is dat de uitlevering van Mladic en Karadzic of van slechts een van beiden? In het opiniestuk wordt enkel gesproken over de uitlevering van Ratko Mladic. Twee, er wordt gesproken over het geven van een cadeau aan de Serviërs om het verlies van Kosovo te temperen en om de pro-Westerse krachten te steunen in de aanloop naar de Servische verkiezingen vorige maand. Bent u bereid om een cadeau te geven aan de Serviërs in de vorm van een snelle ondertekening van een associatieakkoord? Als dat niet het geval is, bent u dan eventueel bereid – zoals u gezegd hebt – om op andere gebieden wel soepeler te staan tegenover de Serviërs, bijvoorbeeld op het vlak van de afschaffing van de visakosten? Ten slotte, zal uw huidige standpunt hetzelfde blijven onder het Franse EU-voorzitterschap later dit jaar? Parijs heeft zelf al laten verstaan dat het zeker een akkoord met Servië wil wanneer het EU-voorzitter is.

 

05.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Beste collega, het komt niet een vertegenwoordiger van de executieve macht maar wel de hoofdaanklager van het ICTY toe te bepalen wat de volledige samenwerking met het ICTY inhoudt. Tot nu toe heeft de Europese Unie zich grotendeels of zelfs uitsluitend gebaseerd op de verslagen van de hoofdaanklager om te beslissen of er al dan niet volledige samenwerking met het ICTY was. Ik voeg hieraan toe dat de arrestatie en uitlevering van Mladic het beste bewijs zouden zijn dat er een duidelijke politieke wil bij de Servische overheid bestaat om tot volle samenwerking met het ICTY te komen. Op basis van de twee laatste verslagen van de hoofdaanklager van het ICTY aan de VN Veiligheidsraad blijkt dat Servië in staat zou zijn om generaal Mladic te arresteren.

 

Op basis van dezelfde informatie lijkt Karadzic vandaag spoorloos te zijn. Ik bevestig dat er geen sprake kan zijn van een koppeling tussen de Europese toenadering van Servië en het Kosovodossier. Snoepjes geven aan Servië in het raam van een koehandel tussen het verliezen van Kosovo en de Europese toenadering zou uiterst contraproductief zijn, zowel voor Servië als voor de Europese Unie. Het versterken van de tastbaarheid van het Europese perspectief voor de Servische publieke opinie en het middenveld moet integendeel nagestreefd worden. Het visumfaciliteringsakkoord, in werking sinds 1 januari 2008, biedt daar sommige pistes voor zoals de mogelijke verlaging van de visakosten. België heeft deze houding constant onder de laatste EU-voorzitterschappen verdedigd en zal dit ook zo doen onder de komende voorzitterschappen. Ik onderlijn evenwel dat aankondigingseffecten aan de vooravond van een EU-voorzitterschap contraproductief zijn en de Europese invloed ondermijnen.

 

05.03  Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik vind absoluut voldoening in het tweede gedeelte van uw antwoord waarin u zegt dat we inderdaad het perspectief van Europees lidmaatschap moeten gebruiken. Daar ga ik absoluut mee akkoord.

 

Ik heb geen voldoening gekregen over iets anders. Als de minister in een artikel dat toch niet vrijblijvend is, het heeft over volledige samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal als een van de criteria, is het toch een beetje kort door de bocht om te zeggen dat we de term “volledige samenwerking” wel gebruiken, maar dat we voor een goed begrip daarvan bij een andere instantie moeten zijn. Dat vind ik toch kort door de bocht. Ik had graag geweten wat de minister daar zelf mee bedoelde. Het tweede gedeelte van uw antwoord schenkt mij absoluut voldoening over de strategie ten opzichte van Servië.

 

05.04  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Je voudrais réagir à la remarque. Quand les ministres des Affaires étrangères ont pris cette décision, ils ont simplement tenu compte du fait que le tribunal lui-même devait déterminer s'il y avait bien coopération.

 

Donc, nous ne voulons pas reporter la responsabilité de l'appréciation sur un autre organe. C'est au tribunal de nous dire s'il estime que la Serbie collabore correctement avec le TPI.

 

05.05  Jan Jambon (CD&V - N-VA): Daarin kan ik u ook volgen. Als vanuit de omgeving in Servië zelf wordt aangegeven dat Mladic zomaar op te pakken is – het wordt bijna zo gesteld – dan kan ik mij toch voorstellen dat het voor het tribunaal, en dus ook voor ons buitenlands beleid, een van de criteria moet zijn om volledige samenwerking te appreciëren. Dat ligt dan toch voor de hand, volgens mij.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de cosmetische wijzigingen die werden aangebracht aan de Turkse wet op basis van dewelke mensen vervolgd kunnen worden voor beledigingen aan de Turkse nationaliteit" (nr. 5026)

06 Question de M. Francis Van den Eynde au ministre des Affaires étrangères sur "les modifications cosmétiques apportées à la loi turque qui permet la persécution pour insultes à l'égard de la nationalité turque " (n° 5026)

 

06.01  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, u verdenkt mij van allerlei zaken. Vorige keer verdacht u mij ervan in Tibet te willen kandideren.

 

In ieder geval, ik zal proberen mijn vraag kort te houden.

 

Mijnheer de staatssecretaris, het gaat hier over het feit dat Turkije om allerlei redenen enige problemen met de Europese Unie heeft. De wetgeving in Turkije is niet altijd in overeenstemming met wat wij de rechten van de mens noemen.

 

Vermits Turkije kandidaat is voor lidmaatschap van de Europese Unie, proberen wij naar verluidt op dat vlak resultaten te bekomen, zodat Europa ten minste zou kunnen stellen dat Turkije op het vlak van de mensenrechten erin slaagt aan de criteria van de Europese Unie te beantwoorden.

 

Er is een beruchte wet, die bedoeld is voor het verdedigen en beschermen van de Turkse nationaliteit en cultuur. Bedoelde wet legt drie jaar gevangenis op aan iemand die wordt veroordeeld wegens het beledigen van de Turkse nationaliteit.

 

Onlangs werd een versoepeling aan de maatregel aangebracht. Volgens alle waarnemers is bedoelde versoepeling echter voornamelijk cosmetisch. Als ik mij niet vergis, kan iemand voortaan in plaats van drie jaar cel twee jaar cel krijgen voor bepaalde, zogenaamde beledigingen aan de Turkse nationaliteit. Met andere woorden, het gaat hier meer om een opsmuk dan om de realiteit.

 

Mijnheer de staatssecretaris, wat is het standpunt van de Belgische regering met betrekking tot de poging tot vervulling van de voorwaarde van aanpassing van de wet door de Turkse regering?

 

06.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mevrouw de voorzitter, België schaart zich achter de verklaringen van het EU-voorzitterschap van 30 april laatstleden en spreekt zijn tevredenheid uit over de beslissing van het Turkse parlement om artikel 301 van het Strafwetboek aan te passen. Door de belediging van de Turkse identiteit strafbaar te stellen, legt dat artikel de vrijheid van meningsuiting aanzienlijk aan banden in Turkije. De wijziging van dat artikel is dan ook een stap in de goede richting om de vrijheid van meningsuiting veilig te stellen. Wij blijven de toepassing ervan met de nodige waakzaamheid volgen.

 

Daarnaast zijn er nog andere maatregelen nodig om artikelen van dezelfde strekking in de Turkse wetgeving te wijzigen en er aldus voor te zorgen dat er een einde komt aan ongegronde vervolgingen van intellectuelen, journalisten, enzovoort.

 

06.03  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, ik kan alleen maar vaststellen dat de Belgische regering in dit geval zeer vlug tevreden is. Er was gevraagd om artikel 301 van het Strafwetboek te schrappen, maar het artikel werd slechts lichtjes aangepast. Volgens Fatma Kurtulan, een Koerdisch parlementslid in Turkije, is er in feite heel weinig veranderd. Ik kan alleen maar de grote welwillendheid ten overstaan van Turkije vaststellen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de toetredingsonderhandelingen met Turkije" (nr. 5027)

07 Question de M. Francis Van den Eynde au ministre des Affaires étrangères sur "les négociations d'adhésion avec la Turquie" (n° 5027)

 

07.01  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, deze vraag gaat over het voornemen van de Europese Commissie om twee nieuwe hoofdstukken in de toetredingsonderhandelingen met Turkije te openen. Met andere woorden, de toetredingsonderhandelingen gaan gestadig en zeker vooruit. Dit is niet in overeenstemming met een belofte die gedaan werd, namelijk dat de snelheid van de toetredingsprocedure gelijk zou lopen met het ritme van het hervormingsproces in Turkije. Er is op dat front in feite zeer weinig gebeurd, maar dat lijkt de EU weinig te deren. Daarom kom ik eens vragen of de Belgische regering van een en ander op de hoogte is. Mag ik van de Belgische regering verwachten dat zij de EU-beslissing betwist, dat zij daar kritisch tegenover staat en dat zij de EU vraagt om haar eigen beloftes in acht te nemen?

 

07.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Coreper besloot op 25 juni 2007 dat de technische onderhandelingen over hoofdstuk zes, bedrijfsrecht, geopend konden worden, indien Turkije aan de Commissie een omvattende strategie zou presenteren, met daarin alle noodzakelijke legislatieve amendementen op het gebied van bedrijfsrecht, financiële rapportering van bedrijfsresultaten en gepaste mechanismen voor de afdwingbaarheid van die regelgeving. De strategie moest verder streefdata bevatten, alsook maatregelen voor institutionele capaciteitsopbouw.

 

Coreper besloot op 4 april 2007 dat de technische onderhandelingen over hoofdstuk zeven, intellectuele eigendomsrechten, geopend konden worden, indien Turkije aan de Commissie een gedetailleerd actieplan zou voorleggen, met deadlines en tussenstappen, voor de opbouw van de nodige capaciteit om het communautair acquis op het gebied van intellectuele eigendomsrechten toe te passen en de toepassing afdwingbaar te maken.

 

Op basis van rapporten van de Commissie is de Raad unaniem tot het besluit gekomen dat Turkije aan beide openingsijkpunten heeft voldaan. Daarmee zijn de technische voorbereidingen voor deze hoofdstukken voltooid.

 

Zoals de Raad Algemene Zaken van 10 december 2007 herbevestigde, zullen bij de toetredingsonderhandelingen met kandidaat-lidstaten hoofdstukken, waarvoor de technische voorbereidingen voltooid zijn, geopend worden, in overeenstemming met de vastgelegde procedures en in lijn met de onderhandelingskaders. Beide hoofdstukken kunnen daarom worden geopend op de volgende toetredingsconferentie in Luxemburg op 17 juni 2008.

 

Na kennisname van de onderhandelingspositie van Turkije met betrekking tot deze twee hoofdstukken, zal de Raad op basis van een voorstel van de Commissie bepalen aan welke sluitingsijkpunten Turkije moet voldoen voor de technische onderhandelingen over deze hoofdstukken voorlopig kunnen worden afgesloten.

 

Eén sluitingsijkpunt staat voor beide hoofdstukken nu al vast. De Raad Algemene Zaken van 11 december 2006 heeft immers besloten dat geen enkel hoofdstuk kan worden afgesloten zolang Turkije het aanvullend protocol bij de Overeenkomst van Ankara niet volledig en op niet-discriminerende wijze toepast. Alle belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen, inclusief beperkingen op middelen van vervoer, moeten ook worden opgeheven.

 

07.03  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Mijn repliek zal extreem kort zijn. Het is dezelfde als die met betrekking tot de vorige vraag.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de geheime gevangenissen in Congo" (nr. 5089)

08 Question de M. Francis Van den Eynde au ministre des Affaires étrangères sur "les prisons secrètes au Congo" (n° 5089)

 

De voorzitter: Ik duw en duw, omdat ik graag alle vragen van vandaag behandeld wil zien. Ik moet de staatssecretaris nogmaals vragen wat beknopter te proberen te zijn.

 

08.01  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, ik dank u voor de “duw”.

 

Mijnheer de staatssecretaris, ik probeer nog korter te zijn. Deze vraag betreft de persvrijheid in Congo.

 

De ngo Journalistes en Danger of JED zegt in haar verslag dat er in de zogenaamde Democratische Republiek Congo een aantal illegale detentiecentra functioneren waarin kritische journalisten terechtkomen, zonder dat het parket van een of ander weet heeft.

 

Zij maakt trouwens gewag van het feit dat zij op Radio Okapi, de zender van de Verenigde Naties, kon aanklagen dat er sinds begin dit jaar in Congo minstens dertig inbreuken op de persvrijheid zijn gepleegd.

 

Zij vertelt dat de heer Embete Ponte, die een artikelenreeks publiceerde over de gezondheid van de heer Kabila, werd aangehouden door de Agence Nationale des Renseignements en sindsdien verdwenen is. Dokters, noch advocaten kunnen met hem in contact komen.

 

Ze maakt zelfs gewag van de aanhouding van een Belgisch journalist naar aanleiding van een verslag dat hij aan het opstellen was in verband met de situatie in le Bas-Congo. Hij zou langdurig ondervraagd zijn door de ANR, maar intussen wel vrijgelaten zijn.

 

Is de regering op de hoogte van het bestaan van de geheime gevangenissen? Welke conclusies trekt u hieruit?

 

08.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mevrouw de voorzitter, op 3 mei maakte de ngo JED haar jaarlijkse balans op van de persvrijheid in de DRC. In die context werd het bestaan aangeklaagd van illegale detentiecentra, waar enkele journalisten zouden worden vastgehouden.

 

De Belgische ambassade in Kinshasa staat in nauw contact met de ngo JED aangaande de mediasector en de persvrijheid.

 

Ook voornoemd dossier wordt door de ambassade opgevolgd met de ngo, alsook met de MONUC en verschillende EU-partners. Alle door de JED vermelde journalisten werden ondertussen vrijgelaten. Alleen Nsimba Embete Ponte van de krant L’Interprète zou nog vastgehouden worden.

 

België volgt de zaak op de voet op en drukt zijn bezorgdheid uit over de inbreuken op de persvrijheid, hoewel hier en daar vooruitgang te noteren valt en men algemeen toch gewag kan maken van een relatief vrije pers. De arrestaties door de veiligheidsdienst ANR moeten gezien worden binnen het klimaat van algemene straffeloosheid dat heerst in de DRC en de afwezigheid van een performant juridisch apparaat.

 

België engageert zich dan ook sterk in de strijd tegen de straffeloosheid en de rehabilitatie van de justitiesector, zowel via de politieke dialoog als via concrete projecten op het terrein, zoals REJUSCO, dat de heropbouw van de justitiesector in het oosten van de DRC beoogt.

 

Ons land zal in contacten met de Congolese autoriteiten, in de eerste plaats met de minister van Justitie, blijven pleiten voor volledige transparantie inzake het gevangeniswezen, een politiek waarin eventuele illegale detentiecentra niet thuishoren.

 

België volgt ook de brede mediasector op de voet op en is een sterke pleitbezorger van de persvrijheid. Zo financierde België gedurende enkele jaren de Haute Autorité des Médias, de mediaregulator in de DRC. De ambassade neemt onder meer ook deel aan de vergaderingen van de verschillende donoren en actoren in de mediasector, waar de persvrijheid en steun aan de mediasector systematisch aan bod komen.

 

08.03  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, ik bedank de staatssecretaris voor het uitgebreid antwoord. Ik bewonder één zaak, namelijk de kunst van de spreidstand van onze regering. Ik krijg hier een zeer gedegen verslag van alle mistoestanden die zich voordoen in dit geval in verband met de persvrijheid in Congo. En toch slaagt men er telkens in om daaraan toe te voegen dat er beterschap is. Dat is een formidabele grand écart.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de M. Christian Brotcorne au ministre des Affaires étrangères sur "les délits commis par des soldats de la MONUC en RDC" (n° 5112)

09 Vraag van de heer Christian Brotcorne aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de door soldaten van de MONUC in de DRC gepleegde misdrijven" (nr. 5112)

 

09.01  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le secrétaire d'État, une enquête journalistique de la BBC diffusée fin avril, qui confirme des propos que nous avons déjà eu l’occasion d’entendre, met en lumière le fait que des soldats de la MONUC ont participé avec des forces rebelles comme le FDLR ou la milice ethnique FNI à des trafics de matières premières et d’armes. On parle de casques bleus pakistanais accusés d’avoir échangé de l’or contre des armes. On parle d’or, d’ivoire et de drogues chez les rebelles du FDLR en échange d’armes également.

 

Une enquête a été menée par l’ONU mais on dit sous le manteau qu’elle a été entravée ou, en tout cas, qu’elle n’a pas été poussée dans ses derniers retranchements pour ménager la susceptibilité des pays qui fournissent les plus gros contingents de la MONUC.

 

Il est quand même fait état, à partir de documents confidentiels de l’ONU, de certaines malversations qui paraissent avérées. On cite notamment des casques bleus qui ont vendu de l’or à des commerçants indiens d’Afrique de l’Est pour sept millions de dollars. Des témoignages, confirmés par des chefs de la milice FNI aujourd’hui en prison, racontent comment ces chefs ont ramené du camp de la MONUC, à l’occasion d’une bataille contre l’armée congolaise, sept caisses de munitions.

 

On comprend pourquoi l’armée régulière congolaise a peut-être du mal à intervenir efficacement dans les régions de l'Iturie, du Nord-Kivu et du Sud-Kivu. Ceci confirme les propos que nous avons entendus à l’occasion d’une visite sur place en février dernier dans le cadre des violences sexuelles faites aux femmes où, à plusieurs reprises, on nous a parlé de ces casques bleus qui participaient à ce type de négoce répréhensible.

 

Monsieur le secrétaire d’État, confirmez-vous les informations contenues dans ce travail journalistique de la BBC? Quelles ont été les réactions de l’ONU qui est évidemment responsable de ces casques bleus? A-t-on débattu de ceci au Conseil de sécurité? Quelle a été la position de la Belgique à cette occasion? Envisage-t-on une enquête approfondie d’autant plus que les derniers propos font état de la poursuite de ce type de situation? Quelle analyse fait votre département de cette situation? Qu’avez-vous l’intention de faire pour remédier à cette situation?

 

09.02  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Madame la présidente, chers collègues, d’une manière générale, je ne suis évidemment pas en mesure de confirmer tous les éléments présentés par le documentaire de la BBC le 28 avril dernier.

 

Le chef du département des opérations du maintien de la paix, le secrétaire général adjoint, M. Guéhenno, a réagi aux affirmations de la BBC dans une lettre qui a été publiée sur le site internet de la BBC.

 

Dans cette lettre, il précise qu'il ressort des investigations de l'organe de contrôle de l'ONU – c'est-à-dire l'"Office for Internal Oversight Services" – que la plupart des allégations sont invérifiables. Toutefois, l'enquête a établi certains cas de méconduite par des casques bleus pakistanais et indiens. Ces résultats sont transmis, conformément aux procédures onusiennes, aux pays contributeurs de troupes pour des suivis disciplinaires. Les personnes concernées ne pourront plus être acceptées dans de futures missions des Nations Unies.

 

Dans le système des Nations Unies, c'est l'Assemblée générale qui traite de la mauvaise conduite du personnel déployé dans des missions, et non le Conseil de sécurité. Le Comité des opérations de maintien de la paix, dont la Belgique est membre, émet des recommandations au secrétaire général des Nations Unies relativement à la conduite et à la discipline. En coopération étroite avec lui, des améliorations importantes ont été enregistrées au cours des dernières années.

 

Des équipes qui s'occupent tout particulièrement de la prévention et de la lutte contre cette méconduite ont été créées, tant dans les missions qu'au quartier général à New York. Des formations pertinentes sont données avant le déploiement. Le dialogue s'est intensifié avec les pays contributeurs des troupes. Une politique de soutien aux victimes a, en outre, été développée.

 

Dans ce contexte, il importe de souligner que l'ONU dispose de moyens limités pour sanctionner des casques bleus qui se méconduisent. Il revient aux pays contributeurs des troupes de prendre des mesures disciplinaires. L'ONU peut seulement demander aux pays concernés de prendre certaines dispositions: retrait des personnes impliquées; ouverture d'enquêtes internationales. Dans le cas présent, le Secrétariat de l'ONU attend encore les réponses indiennes et pakistanaises.

 

Il est évident que la Belgique condamne explicitement toute méconduite des casques bleus. C'est la raison pour laquelle notre pays a soutenu toutes les initiatives susmentionnées et continuera de se mobiliser pour obtenir des améliorations complémentaires. Ceci contribue non seulement à l'objectif important de punir les coupables et de protéger les victimes, mais aussi de maintenir la réputation des milliers de casques bleus et personnels civils qui, ne l'oublions pas, se consacrent à protéger des civils dans des territoires conflictuels, et souvent dans des conditions difficiles.

 

09.03  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie de votre réponse relativement diplomatique. J'émettrai deux observations.

 

D'abord, si l'on dit que les allégations de la BBC sont invérifiables, cela signifie d'une certaine manière qu'elles ne sont pas démenties. Autrement dit, les faits paraissent possibles, d'autant plus qu'il est question de suivi et de sanctions disciplinaires qui incombent aux pays contributeurs – comme vous l'avez rappelé à plusieurs reprises dans votre réponse.

 

Je me demande si la meilleure solution ne serait pas de déléguer à l'Organisation des Nations Unies elle-même la responsabilité de ces sanctions. Certes, cela poserait des problèmes quant au nombre de candidats…

 

09.04  Olivier Chastel, secrétaire d'État: (…)

 

09.05  Christian Brotcorne (cdH): Oui, mais le droit international est évolutif. Nous pouvons donc imaginer que ces sanctions disciplinaires ne relèvent plus des États, dans la mesure où ils font partie d'une force internationale. Cela permettrait à l'organisation internationale de disposer de mesures disciplinaires et de cesser de tourner en rond.

 

Cela dit, les exigences que nous adressons aux autorités congolaises justifient au minimum que nous nous montrions aussi rigoureux avec les soldats internationaux envoyés sur place pour une œuvre de pacification et de lutte contre la corruption – qui gangrène particulièrement le pays.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Collega’s, wij blijven over tijd gaan. Elke vraag duurt ongeveer acht à negen minuten, terwijl het Reglement een duurtijd van vijf minuten voor vraag en antwoord vastlegt. Ik vraag jullie dus allemaal, ook de staatssecretaris, naar de klok te kijken.

 

Mag ik vragen dat punt 19 op de agenda, zijnde de vragen nrs. 5241 en 5531, de volgende keer wordt behandeld? Mijnheer Brotcorne, de heer Ducarme is immers in het buitenland. (Instemming.)

 

M. Crucke n’est pas ici pour poser sa question n° 5260.

 

Vraag nr. 5280 van mevrouw Genot wordt uitgesteld.

 

10 Question de M. Christian Brotcorne au ministre des Affaires étrangères sur "l'avenant du 13 décembre 2007 à la convention fiscale franco-belge de 1964" (n° 5283)

10 Vraag van de heer Christian Brotcorne aan de minister van Buitenlandse Zaken over "het avenant van 13 december 2007 bij het Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag van 1964" (nr. 5283)

 

10.01  Christian Brotcorne (cdH): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, j'ai déjà posé cette question au ministre des Finances. Il s'agit d'une convention contre la double imposition franco-belge modifiée à plusieurs reprises et à laquelle on a annoncé un avenant qui entrerait en vigueur le 1er janvier 2009. On sait que depuis lors, des interventions ont eu lieu auprès des autorités pour envisager, le cas échéant, un report de trois ans de l'entrée en vigueur même si, et le ministre des Finances me l'a confirmé la semaine dernière, rien de précis et rien de concret n'a été annoncé à ce sujet.

 

Je souhaitais vous interroger en tant que ministre responsable des outils de ratification pour savoir où on en est au sujet de cet avenant.

 

Quand pourrons-nous engager cette procédure de ratification pour offrir un cadre juridique stable à nos travailleurs frontaliers?

 

10.02  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur Brotcorne, vous avez raison, le ministre des Finances est compétent en la matière et les services du département des Affaires étrangères instruiront la procédure d'approbation parlementaire de l'avenant en question dès réception des documents requis.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Samengevoegde vragen van

- de heer Bruno Tuybens aan de minister van Buitenlandse Zaken over "het geld voor de Bulgaarse weeskinderen" (nr. 5394)

- de heer Bruno Tuybens aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het geld voor Bulgaarse weeskinderen" (nr. 5395)

11 Questions jointes de

- M. Bruno Tuybens au ministre des Affaires étrangères sur "les fonds débloqués pour les orphelins bulgares" (n° 5394)

- M. Bruno Tuybens à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "les fonds débloqués pour les orphelins bulgares" (n° 5395)

 

De voorzitter: Mijnheer Tuybens, mag ik u vragen om uw twee vragen samen te stellen? Het is 15.54 uur.

 

11.01  Bruno Tuybens (sp.a+Vl.Pro): Mevrouw de voorzitter, het is evident dat het een en dezelfde vraag is die weliswaar aan twee excellenties werd ingediend.

 

Begin 2008 ontstond er in ons land heel wat commotie rond een BBC-reportage, “Bulgaria’s Abandoned Children”. De reportage handelde over de onmenselijke behandeling van weeskinderen in Bulgarije.

 

Buitenlandse Zaken maakte daarop 250.000 euro vrij om de ergste noden te lenigen. Dat werd althans in de pers geschreven.

 

Waaraan werd voormelde 250.000 euro besteed? Welke projecten werden met het geld ondersteund?

 

11.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mevrouw de voorzitter, de zorg voor de kinderen in de instelling werd verbeterd, doordat Unicef, in samenwerking met een alliantie van ngo’s, voor extra personeel zorgde.

 

Er werd gezorgd voor aangepaste voeding en voor therapie om de mobiliteit van de kinderen te herstellen. Alle kinderen kregen een individueel assessment, zodat hun noden duidelijk zijn.

 

Drie kinderen werden naar instellingen dichterbij hun familie verplaatst. Zij worden op re-integratie in hun gezin voorbereid. Er werden voor de families opendeurdagen georganiseerd, waarna nog vijf families kandidaat werden voor een begeleide re-integratie.

 

Eind april werden tien kinderen tijdelijk overgeplaatst naar Rousse, met het oog op hun overplaatsing naar een nieuw community based care. De overplaatsing naar Rousse heeft de bedoeling de kinderen de mogelijkheid te geven om vandaag reeds aan dagopvangdiensten deel te nemen en hun definitieve overplaatsing naar een community service voor te bereiden.

 

Drie jonge kinderen werden in een sheltered house in Dolen Chiflik geplaatst. Er worden voorbereidingen getroffen om bijkomend nog andere jongeren naar gelijkaardige sheltered houses over te plaatsen.

 

Er is een akkoord tussen Unicef, de Bulgaarse overheid en drie gemeenten – Rousse, Varna en Sofia – over de ontwikkeling van vijf family type houses voor de kinderen van Mogilino.

 

De kinderen kunnen er niet alleen gebruikmaken van bijkomende dagopvang en begeleiding van deze gemeenten, maar kunnen er ook dichter bij hun familie zijn, dit alles met het oog op de uiteindelijke re-integratie.

 

11.03  Bruno Tuybens (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de staatssecretaris, uw antwoord verbaast mij een beetje. Uw antwoord gaat uitsluitend over de kinderen van het centrum van Mogilino. De 250.000 euro die door de regering is uitgetrokken, gaat echter over meer dan alleen maar het centrum van Mogilino. Ik begrijp dus niet uit uw antwoord wat daarmee concreet is gebeurd. Hetzelfde geldt voor de betere behandeling van alle kinderen in Bulgarije, alle Bulgaarse weeskinderen en gehandicapte kinderen die in dergelijke omstandigheden opgroeien.

 

Ik neem ook aan dat de minister deze problematiek zal meenemen op het Europees niveau, zodat de ontwikkeling van een aantal minimumnormen inzake verzorging en behandeling van weeskinderen op de agenda komen. Dit mag uiteraard geen eenmalige actie zijn, beperkt tot Mogilino. Ik denk dat Buitenlandse Zaken dit meer gestructureerd moet opnemen in het beleid en dat verdere maatregelen en onderhandelingen nodig zijn.

 

De voorzitter: U kunt natuurlijk altijd een schriftelijke vraag indienen voor exacte cijfers. Die wordt meestal binnen de drie tot vier weken beantwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Collega’s, ik stel voor over te gaan naar punt 44 van de agenda, aangezien de vier indieners zijn aangekomen en het een belangrijk actueel punt is.

 

11.04  Olivier Maingain (MR): Madame la présidente, je laisse le soin à mes collègues d'apprécier si la question doit être posée à M. le secrétaire d'État ou au ministre.

 

La présidente: Les débats ont déjà eu lieu. On a voté et c'est le secrétaire d'État qui répondra!

 

11.05  Olivier Maingain (MR): Étant donné que, personnellement, je souhaitais interroger le ministre, je préfère retirer ma question. Je la reposerai ultérieurement.

 

La présidente: C'est votre choix!

 

12 Samengevoegde vragen van

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de stand van zaken van de diplomatieke crisis tussen België en Congo" (nr. 5932)

- de heer Francis Van den Eynde aan de eerste minister en aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de stand van zaken inzake Congo" (nr. 5944)

- de heer Olivier Maingain aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de gevolgen van de sluiting van de twee consulaten in Lubumbashi en Bukavu" (nr. 5952)

- de heer Bruno Tuybens aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de sluiting van de consulaten in Congo" (nr. 5953)

12 Questions jointes de

- M. Wouter De Vriendt au ministre des Affaires étrangères sur "le point de la situation en ce qui concerne la crise diplomatique entre la Belgique et le Congo" (n° 5932)

- M. Francis Van den Eynde au premier ministre et au ministre des Affaires étrangères sur "l'état de la situation en ce qui concerne le Congo" (n° 5944)

- M. Olivier Maingain au ministre des Affaires étrangères sur "les conséquences de la fermeture des deux consulats belges à Lubumbashi et Bukavu" (n° 5952)

- M. Bruno Tuybens au ministre des Affaires étrangères sur "la fermeture des consulats au Congo" (n° 5953)

 

12.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, ik zou inderdaad een vraag wil stellen over de stand van zaken in de diplomatieke crisis die zich voordoet tussen België en Congo. We weten allemaal dat het niet bevorderlijk is voor het bereiken van de zaken die we willen bereiken in Congo om geen diplomatieke relaties te hebben. Het gaat om de mensenrechtenschendingen in Congo, om het geweld in Oost-Congo, om het seksuele geweld, de corruptie enz. Ik heb tijdens de plenaire vergadering van vorige week ook begrepen dat er een aantal telefoons is geweest tussen premier Leterme en zijn evenknie in Congo.

 

Mijnheer de staatssecretaris, zou u een overzicht kunnen geven van de initiatieven die sinds vorige week door de Belgische regering genomen werden om de diplomatieke crisis met Congo op te lossen? Twee, gelet op de beslissing van de Congolese autoriteiten om de consulaten in Lubumbashi en Bukavu te sluiten, welke initiatieven zal de Belgische regering nemen ten aanzien van de Congolese regering? Tot slot, wat is de inhoud van de communicatie van de Congolese met de Belgische regering? Welke bekommernissen hebben zij kenbaar gemaakt? Zal de Congolese regering verdere stappen zetten?

 

12.02  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, namens het Vlaams Belang zal ik het prachtige voorbeeld van de heer Maingain volgen. Ik trek mijn vraag in en ik zal ze later opnieuw stellen.

 

De voorzitter: Goed, ze is ingetrokken. U zult ze later opnieuw moeten indienen.

 

12.03  Bruno Tuybens (sp.a+Vl.Pro): Mevrouw de voorzitter, ik heb zonet ook al aangeduid dat ik de vragen over de situatie tussen Congo en België heel graag aan de minister van Buitenlandse Zaken wil stellen. Dit moet men niet beschouwen als een motie van niet-appreciatie ten aanzien van de staatssecretaris. Ik vind echter dat dit van zulk een orde van grootte is dat wij dit debat beter met de minister zelf voeren.

 

De voorzitter: Collega’s, ik wil u toch wijzen op het Reglement van deze Kamer. Dat stelt dat een onderwerp wanneer het behandeld is in de commissie normaliter de eerstkomende vier weken niet opnieuw kan ingediend worden. U kent het Reglement waarschijnlijk echter beter dan ik. Ik wou u daar nog even op wijzen.

 

12.04  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Madame la présidente, ne voyez aucune relation entre le fait que cette question concerne le Congo ou encore que M. Maingain faisait partie des interpellateurs. La réponse que me transmet le département à l’instant, que je découvre, est en français. Vous me permettrez donc de répondre en français. Sur un sujet aussi sensible, je ne voudrais pas, par l’imperfection de la traduction, changer les termes de la réponse officielle du département.

 

Je ne puis que confirmer - c’est bien la moindre des choses que l’on puisse dire – la fermeture ce mardi 3 juin pour une durée indéterminée de nos consulats généraux à Lubumbashi et à Bukavu à la demande des autorités congolaises. Vous l’aviez déjà lu. Ce n’est pas une grande nouvelle.

 

Ceux-ci ont cessé leurs activités diplomatiques et consulaires. Le personnel diplomatique quittera sa juridiction dans les prochains jours. J’espère que la fermeture de ces consulats généraux sera de courte durée, de manière à ce que le travail des Belges sur place, des Congolais et des personnes d’autres nationalités qui bénéficient quotidiennement de l’appui de nos consulats ne devienne pas impossible et que le partenariat entre la Belgique et le Congo ne soit plus mis à l’épreuve.

 

Il faut savoir que la Belgique est le seul pays qui avait un consulat général à Bukavu. Celui-ci a joué un rôle d’appui essentiel dans les processus de paix de Goma et de Nairobi. Et de même, la présence de ce consulat représentait un appui important pour les activités des Nations Unies et de nos partenaires de la communauté internationale pour les nombreuses ONG présentes sur le terrain.

 

Notre consulat général à Lubumbashi est l’unique consulat de carrière non africain. Il jouait donc un rôle important dans l’obtention de visas Schengen pour les ressortissants congolais de la région, pour l’appui à la communauté belge, européenne et étrangère en général dans la province, ainsi qu’en matière de coopération au développement et d’appui des ONG.

 

La fermeture de ces consulats ne signifie pas la rupture des relations diplomatiques. Notre ambassade à Kinshasa reste ouverte et l’ambassadeur de Belgique, Johan Swinnen, est actuellement à son poste.

 

Le premier ministre et Karel De Gucht ont publiquement déploré la fermeture des consulats généraux et répété que la Belgique restait ouverte à un dialogue constructif. Elle y attache une très grande importance car seule une coopération étroite entre les deux pays dans la lutte contre les immenses défis auxquels est confronté le Congo offre un espoir à la population. Les propositions visant à la normalisation des relations bilatérales que le gouvernement belge a faites aux autorités congolaises et qui ont été transmises par le premier ministre à son homologue Antoine Kisenga restent valables. Nous n’avons à ce jour toujours pas reçu de réponses à ces propositions.

 

Voilà ce que je savais vous répondre à l’heure où, en début d’après-midi, le département a rédigé et fait valider la réponse.

 

12.05  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Begrijp ik het goed dat er op de bekommernissen die vanuit de Belgische regering aan de Congolese regering werden overgezonden, nog altijd geen antwoord is gegeven?

 

12.06  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Ce midi il n’y avait toujours aucun contact, aucune confirmation.

 

12.07  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Premier Leterme heeft toch gebeld met de Congolese premier? Wat is er gezegd tijdens die contacten?

 

12.08  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Je vous suggère de poser la question au premier ministre demain en séance plénière.

 

12.09  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de staatssecretaris, minister De Gucht is minister van Buitenlandse Zaken. Ik veronderstel dat hij over een sluiting van Belgische consulaten in het buitenland op zijn minst op de hoogte wordt gehouden van het verloop van die contacten, zeker omdat het toch om een belangrijke diplomatieke crisis gaat.

 

12.10  Olivier Chastel, secrétaire d'État: La situation, telle qu'elle était en ce début d'après-midi, est celle que je vous décris. Je n'ai aucune information complémentaire.

 

12.11  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, ik stel vast dat wij, parlementsleden, in het ongewisse worden gelaten over wat er precies gezegd werd tussen de Belgische premier en de Congolese premier. Al een week lang vinden er zogezegd contacten plaats waarbij premier Leterme de heer Kabila al dan niet probeert te bereiken.

 

Mijnheer de staatssecretaris, door het openlaten van een antwoord, door het niet inlichten van het Parlement, geeft u natuurlijk de vrije ruimte aan allerhande gissingen die wij maar kunnen doen. Misschien klopt het wel, zoals hier en daar geschreven wordt, dat Kabila niet in contact wil treden met premier Leterme. U ontkent dat hier niet, dus u laat ruimte voor gissingen en voor allerlei geruchten die op die manier de ronde kunnen doen.

 

Ik vind dat beneden alles. Als parlementsleden worden wij buitenspel gezet in die diplomatieke crisis. Wij worden niet op de hoogte gebracht van de initiatieven die de Belgische regering neemt, het antwoord van de Congolese regering daarop, de bekommernissen die worden geuit. Wat mij persoonlijk zeer interesseert, is of de Congolese regering een aantal specifieke eisen heeft gesteld aan de Belgische regering opdat de sluiting van de consulaten ongedaan zou kunnen worden gemaakt. Op die manier is het zeer moeilijk voor ons om een zicht te krijgen op hoever België wil gaan in die onderhandelingen, in die dialoog met Congo, terwijl het gaat over zeer essentiële zaken.

 

Zal België in de toekomst minder de nadruk leggen op de mensenrechtenschendingen, op de corruptie, en zo voort? Ook op die vraag geeft u geen antwoord. Op die manier laat u de ruimte vrij voor allerhande gissingen. Het is dus zeer goed mogelijk dat België op dit ogenblik zware toegevingen doet ten aanzien van de Congolese regering opdat die consulaten toch maar opnieuw zouden opengaan.

 

Op die manier is er geen volwassen debat mogelijk. Het Parlement is echter toch wel een actor dacht ik, in die diplomatieke betrekkingen, in het debat. De hele samenleving is geïnteresseerd in de manier waarop de regering Leterme I die crisis aanpakt. U geeft daarop geen enkel antwoord.

 

De voorzitter: Mijnheer De Vriendt, zonet heb ik per sms dringend een datum gevraagd aan onze minister van Buitenlandse Zaken om naar deze commissie te komen om het debat te voeren. Ik hoop voor het afsluiten van deze vergadering een datum te vernemen, van zijn secretariaat of van hemzelf, om het debat te voeren. Ik vind wel dat de commissie daar recht op heeft.

 

12.12  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, in dat geval vervalt uw opmerking in verband met dat punt van het Reglement.

 

De voorzitter: Als we er een debat over voeren, als ik dat agendeer als debat, vervalt inderdaad dat punt van het Reglement. Dat hebt u heel goed opgemerkt.

 

12.13  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Bedankt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Collega’s, voor de afwerking van de agenda ben ik aan het nagaan of er vragen zijn waarvan er meerdere indieners aanwezig zijn. De drie indieners van de vragen onder agendapunt 36 zijn hier aanwezig. Daarom stel ik voor dat we nu agendapunt 36 behandelen.

 

13 Samengevoegde vragen van

- de heer Francis Van den Eynde aan de minister van Buitenlandse Zaken over "een nieuw incident met ex-ambassadeur Schmidt" (nr. 5784)

- de heer Jan Jambon aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de zaak-Schmidt" (nr. 5846)

- de heer Christian Brotcorne aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de voormalige ambassadeur van België in Parijs" (nr. 5853)

13 Questions jointes de

- M. Francis Van den Eynde au ministre des Affaires étrangères sur "un nouvel incident impliquant M. Schmidt, ancien ambassadeur" (n° 5784)

- M. Jan Jambon au ministre des Affaires étrangères sur "l'affaire Schmidt" (n° 5846)

- M. Christian Brotcorne au ministre des Affaires étrangères sur "l'ancien ambassadeur de Belgique à Paris" (n° 5853)

 

13.01  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, de fratsen van de heer Schmidt, voormalig ambassadeur in Parijs, kennen geen grenzen.

 

We weten allemaal wel wat er nog niet zo lang geleden is gebeurd op de ambassade. Er werden daar formidabele fuiven op het getouw gezet, die wat gewaagd zijn zowel op zedelijk vlak als wat de prijs betreft. Het waren immers dure fuiven.

 

We dachten dat het feuilleton achter de rug was en dat de soap afgelopen was, tot we vernamen dat de betrokkene in Parijs - hij heeft een duidelijke voorkeur voor de lichtstad - door de politie werd tegengehouden toen hij met een wagen reed met een diplomatieke nummerplaat, wat hij feitelijk al lang niet meer mocht doen. Dat is een eerste opmerking. Bovendien werd de man aangehouden, als ik goed geïnformeerd ben, omdat hij in het bezit was van wat ik eufemistisch wit poeder zal noemen.

 

Welke maatregelen werden door Buitenlandse Zaken genomen om de reputatie van ons land op dat vlak een beetje op te poetsen? Ik denk dat wij in Frankrijk niet zeer goed scoren met een dergelijk iemand. Men heeft het de jongste tijd vaak over de internationale reputatie van Vlaanderen, maar op een dergelijk niveau is Vlaanderen alleszins nog niet geraakt.

 

13.02  Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, de heer Van den Eynde heeft de vraag ingeleid. Mijn vragen gaan in dezelfde zin.

 

Wat klopt er van het indianenverhaal over die diplomatieke nummerplaat?

 

Meer fundamenteel, wat is vandaag de positie van de heer Schmidt? Heeft hij nog een taak in Buitenlandse Zaken? Indien ja, welke? Indien neen, waarom heeft hij geen taak meer?

 

Wat zult u doen om dergelijke incidenten in de toekomst te vermijden?

 

13.03  Christian Brotcorne (cdH): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, M. De Gucht, que j'interpellais déjà en février dernier, m'indiquait qu'une enquête préalable à une éventuelle sanction disciplinaire avait été entamée à l'encontre de notre ambassadeur à Paris. Celui-ci avait apparemment été réaffecté à l'administration centrale.

 

Voici quelques jours, nous avons découvert les frasques auxquelles il s'est encore livré à Paris: usage de plaques d'immatriculation qui n'étaient plus les siennes, consommation de cocaïne, volonté d'affirmer qu'il était toujours un diplomate protégé par son immunité, etc. Ceci ne donne évidemment pas une bonne image de la Belgique à l'étranger, à Paris en particulier.

 

Monsieur le secrétaire d'État, je souhaiterais connaître les suites qui seront données à cette nouvelle affaire et savoir si l'autre affaire qui avait donné lieu à enquête est clôturée. Qu'en est-il exactement? Comment se fait-il que M. Schmidt était encore à Paris, alors qu'en principe il aurait dû réintégrer l'administration centrale, même si, à l'époque, on m'avait dit qu'il était en congé de maladie?

 

13.04  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Madame la présidente, trois points à ma réponse.

 

Le premier concerne les plaques d'immatriculation diplomatiques. M. Schmidt a quitté définitivement la résidence de l'ambassadeur de Belgique en France le 17 octobre 2007. Lors de la remise-reprise d'usage, il lui a été demandé avec insistance d'entreprendre les démarches nécessaires concernant la régularisation de sa plaque d'immatriculation et de son véhicule. Il avait promis de le faire, mais nous sommes forcés de constater que ce n'est pas encore le cas aujourd'hui. Depuis son départ officiel en tant qu'ambassadeur de Belgique en France, M. Schmidt n'a réagi à aucune question, à aucun mail de l'ambassade relatif à divers dossiers le concernant, notamment ces plaques, à l'exception de la réclamation d'une prime d'assurance.

 

La procédure de remise-cessation des plaques d'immatriculation diplomatiques aux autorités françaises requiert de sa part de prendre contact avec les services des douanes français qui lui enverront pour signature le document de cessation qu'il est tenu de renvoyer signé et qu'il s'acquitte également de la TVA dont il est redevable. Les services des douanes renverront ensuite un accusé de réception à l'ambassade, qui renverra ce document ainsi que les plaques d'immatriculation au Quai d'Orsay.

 

Binnen de 24 uur na de melding van het incident in Parijs door de protocoldienst van de Quai d'Orsay heeft de ambassade de nummerplaten en de boorddocumenten bij het betrokken politiecommissariaat gerecupereerd. Het voertuig zelf werd bij de politie geïmmobiliseerd. Nummerplaten en alle boorddocumenten liggen in de verzekerde bewaring op de ambassade.

 

Ik kom tot uw vraag over de huidige administratieve positie van de heer Schmidt. De heer Schmidt werd op zijn verzoek bij KB uit zijn functie als Belgisch ambassadeur te Parijs ontheven en op 1 oktober 2007 toegevoegd aan het hoofdbestuur. Tot op heden heeft hij zijn functie wegens ziekte niet opgenomen. Hij heeft een Frans medisch attest ingediend voor vier periodes van 20 augustus 2007 tot 30 juni 2008.

J'ose comprendre qu'on attend prochainement le suivant.

 

Tot op heden heeft Medex op zijn officieel adres in België twee controles uitgevoerd, maar zonder succes. De heer Schmidt blijkt niet te verblijven op zijn opgegeven adres in België. Hierover ondervraagd, deelde de heer Schmidt het departement mee dat hij telefonisch contact heeft genomen met de controlearts van Medex en hem de nodige informatie over zijn gezondheidstoestand heeft verstrekt. Dat werd bevestigd door de controlearts. Naar aanleiding van het recente incident werd contact genomen met de controlearts, die meedeelde dat de heer Schmidt op de tweede controle niet heeft gereageerd.

 

Tevens deelde hij mee dat de heer Schmidt geen toestemming heeft gevraagd om in het buitenland te verblijven.

 

Enfin, troisième point: l'enquête disciplinaire. Celle-ci a été initiée. Un inspecteur du personnel extérieur a été désigné à cet effet.

 

C'est ici que les détails sur cette enquête disciplinaire s'arrêtent puisque, en vertu de la réglementation applicable et en fonction du secret de l'instruction, je ne suis pas en mesure de vous en donner plus. D'autant qu'il y en a une nouvelle qui concerne le dernier incident à Paris et son arrêt pour cause de maladie.

 

Voilà ce que le département me transmet comme information concernant notre ancien ambassadeur à Paris.

 

13.05  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, eerst en vooral moet ik zeggen dat die mijnheer Schmidt een soort pionier is. Ik heb vol bewondering geluisterd naar het systeem van medische consultatie per telefoon. Dat is een nieuwe dimensie in de geneeskunde. Wij kunnen daar iets rond opbouwen.

 

Ten tweede, ik ben onder de indruk van het uitgebreide antwoord van de staatssecretaris. Ik ben blij dat ik daarstraks in mijn vraag niet gesproken heb van cocaïne maar van wit poeder. Als ik hoor hoe ziek de betrokkene is, vermoed ik dat dit misschien poeder is van het Witte Kruis, een zeer gekend, ouderwets geneesmiddel dat misschien nog in de apotheken te lande te verkrijgen is.

 

Een derde zaak is dat die mijnheer zich tot nu toe toch zeer veel heeft gepermitteerd. Hij blijft zich ook heel veel permitteren. Ik neem aan dat het departement Buitenlandse Zaken de nodige maatregelen zal treffen om aan deze fratsen een einde te stellen.

 

13.06  Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, als u dat moet voorlezen, kan ik mij inbeelden dat u zelf ook enige gêne moet voelen. Het is ongelooflijk.

 

Ik heb begrepen dat wij blij moeten zijn dat de Franse politie de auto heeft tegengehouden. Op die manier hebben wij op zijn minst die nummerplaat en de boordpapieren kunnen recupereren. Zo niet waren wij daar waarschijnlijk nog naar op zoek maar dan hadden we aan de controlearts misschien kunnen vragen, op het moment dat hij de man aan de lijn heeft want hij blijkt zowat de enige op aarde te zijn die nog enig contact met de heer Schmidt heeft, dat hij zou vragen aan de betrokkene om zijn andere papieren ook in te leveren. Hij zou dan misschien ook eens naar de ambassade kunnen komen want daar ligt nog een pak papier met officiële en persoonlijke documenten die hij eens moet gaan sorteren.

 

Men kan hiermee gekscheren zoveel men wil maar dit is toch ongehoord en ongezien. Als er voor dergelijk flagrante zaken geen kortere procedures bestaan om die man uit alle verantwoordelijkheden te ontheffen, dan rijzen daar toch ernstige vragen bij.

 

13.07  Christian Brotcorne (cdH): Il est vrai qu'il faut dire merci aux gendarmes français car entre le mois d'octobre et le mois de mai, alors qu'il n'exerce plus ses fonctions, ce monsieur continue à se prétendre à un poste qu'il n'occupe plus avec les immunités ou les plaques minéralogiques de la fonction.

 

Il est surprenant – et il faudra y penser pour l'avenir – que le département ne puisse pas, d'autorité, par signalement aux autorités du pays concerné, indiquer qu'une telle plaque minéralogique est attribuée à une personne qui n'exerce plus aucune fonction au sein de l'ambassade. Cela me paraît élémentaire. Il est étonnant qu'on n'ait pas eu l'occasion de le faire à ce jour.

 

13.08  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Madame la présidente, je voudrais ajouter un élément. Cette semaine, j'étais en Suède avec notre ambassadeur sur place; c'est là que nous avons appris les derniers événements à Paris concernant son collègue. L'ambassadeur en Suède m'expliquait que d'un pays à l'autre, la procédure à suivre pour rendre les plaques diplomatiques variait et qu'à Paris, ils étaient les plus tolérants en la matière. En Suède, lorsqu'on n'est plus diplomate, il faut rendre sa plaque immédiatement.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14 Question de Mme Zoé Genot au ministre des Affaires étrangères sur "la prolongation de la validité des documents de voyage des réfugiés par les ambassades belges" (n° 5280)

14 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de verlenging door Belgische ambassades van de geldigheidsduur van reisdocumenten van vluchtelingen" (nr. 5280)

 

14.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, la Belgique est partie prenante à la Convention de Genève du 21 juin 1951 relative au statut des réfugiés. Dans le §6.2 de l'annexe 1 de la Convention de Genève, annexe relative aux documents de voyage délivrés aux réfugiés, il est stipulé que les autorités diplomatiques et consulaires du pays de la reconnaissance de la qualité de réfugié pourront prolonger la validité du document de voyage du réfugié reconnu pour une période de six mois et ce dans le cas où le réfugié se trouverait à l'étranger.

 

Déjà par le passé, le Haut commissariat aux réfugiés a signalé que certains postes diplomatiques n'avaient pas eu l'autorisation par leur gouvernement de prolonger ces documents de voyage, conformément au §6.2 de l'annexe 1 de la Convention de 1951.

 

Monsieur le secrétaire d'État, les ambassades et consulats belges sont-ils habilités à prolonger le document de voyage d'un réfugié reconnu et ce, conformément à la Convention de Genève?

 

Dans la négative, pour quelles raisons? Quelles sont les possibilités offertes au réfugié qui souhaite prolonger la validité de son document de voyage?

 

Dans l'affirmative, quelles sont les instructions données à ce sujet aux missions diplomatiques belges et à l'étranger? Comment l'ambassade procède-t-elle concrètement? Quelles sont les formalités à accomplir par le demandeur et quel est le délai d'attente pour l'extension du document?

 

Si, dans le pays où se trouve le réfugié, il n'y a aucune ambassade belge, le réfugié peut-il directement prendre contact avec le SPF Affaires étrangères pour l'extension de son document et/ou peut-il s'adresser à une autre ambassade de l'Union européenne?

 

14.02  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Chère collègue, depuis 2001, la validité des passeports belges, en ce compris les titres de voyage pour réfugiés, ne peut plus être prolongée. Conformément aux normes internationales, la durée de validité est en effet mentionnée dans la zone lisible "machine de transport" ou du titre de voyage et, depuis 2004 également, dans la puce électronique elle-même.

 

Il est donc matériellement impossible et même interdit par les normes citées de modifier cette durée de validité par une inscription quelconque apposée sur le document.

 

Depuis le 1er septembre 2004, les titres de voyage pour réfugiés ont une durée de validité de deux ans. Lorsque celle-ci est atteinte, le réfugié peut demander un nouveau titre de voyage.

 

Un non-Belge perd automatiquement son droit de séjour en Belgique après trois mois d'absence. La validité de deux ans d'un titre de voyage pour réfugié procure de fait une très large marge de manœuvre pour les voyages à l'étranger. Il est donc très exceptionnel qu'un réfugié doive introduire à l'étranger une demande de titre de voyage. Les ambassades et consulats belges n'ont dès lors pas la possibilité de délivrer un titre de voyage pour réfugié.

 

Dans l'hypothèse où le titre de voyage pour réfugié vient à être perdu, volé ou périmé pendant un séjour à l'étranger, le titulaire peut obtenir du poste diplomatique ou consulaire un document de retour, "Emergency travel document" (ETD). Si le réfugié bénéficie toujours du droit de séjour en Belgique, cet ETD lui sera délivré très rapidement.

 

Dans le cas contraire, son retour éventuel dépendra d’une décision de l’Office des étrangers.

 

Dans le cas où un réfugié doit malgré tout introduire, à l’étranger, une demande de titre de voyage pour réfugié, car il désire y prolonger son séjour, le poste diplomatique ou consulaire transmet cette demande aux Affaires étrangères. Le SPF Affaires étrangères est compétent pour la production et l’envoi du titre de voyage au poste diplomatique ou consulaire concerné, pour autant que le réfugié jouisse toujours du droit de séjour en Belgique. Le délai nécessaire est d’environ trois semaines. Enfin, dans un pays où la Belgique n’a pas de représentation diplomatique ou consulaire, le réfugié doit s’adresser au poste belge dans la juridiction duquel se trouve le pays en question. Un consulat honoraire de Belgique peut éventuellement servir de lien pour entrer en contact avec ce poste situé dans un autre pays.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Verscheidene collega’s zijn al sinds het begin van de vergadering hier aanwezig. Voor wij afronden probeer ik iedereen nog één vraag te laten stellen. Aan de orde is de vraag de heer Van den Eynde over de inmenging van de Russische Federatie in de Georgische soevereiniteit.

 

14.03  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, dat is geen vraag, maar een interpellatie. Normaal neemt dat wat meer tijd in beslag. Ik ben bereid om die interpellatie uit te stellen tot de volgende bijeenkomst.

 

De voorzitter: Waarvoor dank. Interpellatie nummer 62 van de heer Van den Eynde wordt dus uitgesteld. Als de collega’s akkoord gaan, zou ik nu de samengevoegde vragen van de heer Tuybens en mijzelf behandelen. Ik heb al twee van mijn vragen niet gesteld.

 

15 Samengevoegde vragen van

- de heer Bruno Tuybens aan de minister van Buitenlandse Zaken over "uitgesproken homofobie in Gambia" (nr. 5695)

- mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de uitspraken van de Gambiaanse president omtrent homo's" (nr. 5709)

15 Questions jointes de

- M. Bruno Tuybens au ministre des Affaires étrangères sur "le sentiment homophobe en Gambie" (n° 5695)

- Mme Hilde Vautmans au ministre des Affaires étrangères sur "les déclarations du président de la Gambie au sujet des homosexuels" (n° 5709)

 

15.01  Bruno Tuybens (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de staatssecretaris, tijdens een politieke toespraak op 15 mei jongstleden verkondigde de Gambiaanse president dat homoseksuelen samen met drugdealers, dieven en andere criminelen, vierentwintig uur de tijd kregen om het land te verlaten, zoniet zouden serieuze consequenties volgen.

 

Er zouden ook nieuwe antihomowetten komen die nog strenger zijn dan in Iran, waar homoseksuelen tot de doodstraf veroordeeld kunnen worden. Eigenaars van huizen, hotels en dergelijke, worden aangemaand om homoseksuele huurders of gasten niet langer onderdak te bieden en dezen aan te geven. De woorden van de president: “Slechte elementen dienen verwijderd te worden uit de maatschappij”.

 

Zal België de uiterst discriminerende uitspraken van de Gambiaanse president officieel veroordelen? Plant u een onderhoud met de ambassadeur van Gambia? Is de minister bereid om binnen de internationale instellingen op te roepen deze praktijk streng en sterk te veroordelen? Wil de minister in dit verband zijn verantwoordelijkheid opnemen en ijveren voor het opnemen van holebirechten in de Europese antidiscriminatierichtlijn? Ten slotte, zal België de slachtoffers van deze heksenjacht toelaten als politieke asielzoekers?

 

15.02  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb eigenlijk een zelfde vraag. Ik was nogal erg geschrokken van de uitspraken van de president van Gambia, dat alle homo’s het land moesten verlaten of dat ze onthoofd zouden worden. Ook degenen die hen opvangen zouden gestraft worden. Men gaat daar eigenlijk toch wel heel streng optreden tegen homoseksuelen.

 

Vorig jaar heeft diezelfde president zijn land al eens voor schut gezet met de mededeling dat hij een wondermiddel tegen AIDS had ontdekt. Een delegatie van jonge socialisten, groenen en liberalen heeft vorige week of de week voordien actie gevoerd samen met de holebifederatie voor de Gambiaanse ambassade. Ze werden niet ontvangen, maar ze hebben hun protest luid en duidelijk laten horen. Vandaar mijn aandringen om bilaterale maatregelen te nemen tegenover de Gambiaanse regering, om protest te uiten en te zorgen dat die maatregelen worden ingetrokken.

 

Welke stappen heeft de minister al gezet? Zult u dit op internationaal niveau aankaarten zoals collega Tuybens heeft gevraagd? Hoe ziet u Gambia verder evolueren? Ik heb pas cijfers ontvangen van onze minister van migratie en asiel, waarin zij melding maakt van het aantal asielzoekers die hun seksuele geaardheid inroepen om asiel te krijgen. Ik heb ze helaas hier niet bij, ze liggen op mijn bureau. Zij heeft mij daarop geantwoord – dat debat is deze week hier ook in het Parlement gevoerd – dat seksuele geaardheid of de angst voor genitale verminking of andere dingen, heel moeilijk is om in te roepen als asielcriterium omdat natuurlijk iedereen dat kan doen. Ik zie daar wel een moeilijkheid, maar ik vind het ook wel waanzin dat mensen zouden onthoofd of vermoord worden wegens hun seksuele geaardheid.

 

Mijnheer de staatssecretaris, welke stappen zal ons land, dat toch een voortrekkersrol heeft gespeeld ten aanzien van de holebigemeenschap, nemen op internationaal vlak?

 

15.03 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mevrouw de voorzitter, de strijd tegen discriminatie gebaseerd op seksuele oriëntatie behoort integraal tot de prioriteiten van het Belgisch beleid inzake mensenrechten. Minister De Gucht veroordeelt dan ook ten stelligste de homofobe uitspraken van de Gambiaanse president Jammeh.

 

Jammer genoeg liggen deze verklaringen in het verlengde van zijn vroegere uitspraken. Zij zijn vaak een middel om de aandacht af te leiden van de uiterst precaire situatie waarin het land zich bevindt.

 

Op dit moment beschik ik niet over informatie over de vraag of de Gambiaanse politie of andere overheidsdiensten maatregelen hebben genomen om de verklaringen van president Jammeh concreet uit te voeren. Er werden nog geen nieuwe wetgevende initiatieven genomen. Onze diensten blijven dit uiteraard nauwlettend opvolgen.

 

Daarenboven heeft België zijn actieve steun verleend aan het initiatief van de Europese partners om een demarche uit te voeren bij de Gambiaanse overheid in Banjul. Deze demarche zal plaatsvinden in de komende dagen.

 

De Gambiaanse autoriteiten zullen terecht en met nadruk worden gewezen op hun internationale verplichtingen inzake mensenrechten en non-discriminatie in het bijzonder.

 

15.04  Bruno Tuybens (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de staatssecretaris, het spreekt voor zich dat België hiertegen reageert. Zoals collega Vautmans reeds zei, is het zo dat ons land daar reeds een belangrijke rol heeft gespeeld en een van de eerste landen was die de internationale dag tegen homofobie heeft ingevoerd. Wij moeten onze rol dan ook uiteraard ernstig blijven nemen.

 

Ik neem aan dat de minister ook, veelal als diplomatieke druk, bijvoorbeeld de ambassadeur van Gambia in Brussel ontvangt.

 

Dat is, denk ik, op dit ogenblik nog niet gebeurd. Ik zou de suggestie vanuit het Parlement willen doen dat de ambassadeur van Gambia hier in België zou worden gesommeerd door de minister, om deze bijzonder mensenrechtenonvriendelijke uitspraken in een juist kader te laten plaatsen. Stel dat de ambassadeur er zelfs toe in staat zou zijn om dat te doen, wat ik uiteraard ten zeerste betwijfel. Ik zou ook willen suggereren om onze diplomatieke posten in Gambia voor overleg terug naar België te roepen. Deze zaak lijkt mij van een zodanige orde te zijn dat dit eigenlijk zou moeten gebeuren. Daarom betreur ik het dat het nog niet is gebeurd.

 

15.05  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, ik ben natuurlijk blij dat we de zaken ook op internationaal vlak zullen aankaarten, maar ik sluit mij een beetje aan bij de reactie van onze collega Tuybens. Ik ga zelf een brief schrijven naar de ambassadeur. De leden die willen, mogen hem mee ondertekenen. Ik zal hem door mijn medewerkster laten rondsturen. In die brief kunnen we ons protest uiten over wat er in zijn land gebeurt.

 

Ten tweede, ik denk dat er moderne communicatiemiddelen bestaan, waardoor we onze ambassadeur die ginds bevoegd is, goed kunnen briefen en kunnen vragen om actie te ondernemen, zonder dat we hem moeten terugroepen, mijnheer Tuybens. Ik denk dat we er beter voor kunnen zorgen dat hij ter plaatse blijft en dat hij ter plaatse ageert. Dat vind ik altijd verstandiger dan hem op het vliegtuig naar hier te zetten. Dat is natuurlijk mijn persoonlijke mening.

 

(…): (…)

 

15.06  Hilde Vautmans (Open Vld): Est-il ici?

 

15.07  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Il est là! C'est la semaine diplomatique. Vous devriez aller le trouver tant qu'il est encore ici, c'est-à-dire demain soir!

 

15.08  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer Tuybens, wij zullen proberen hem de boodschap over te maken.

 

15.09  Bruno Tuybens (sp.a+Vl.Pro): Het is duidelijk dat er een verschil bestaat tussen het uitnodigen van de ambassadeur van België uit Gambia, tijdens de diplomatieke dagen, enerzijds, en het diplomatieke signaal dat men de ambassadeur terugroept voor overleg, anderzijds. Dat is een diplomatiek signaal. De heer Chastel weet dat, vanzelfsprekend. Dat is uiteraard van een heel andere orde dan een uitnodiging tijdens de diplomatieke dagen.

 

Ondanks alle e-mailverkeer en de nuttigheid daarvan, mevrouw de voorzitter, begrijpt u uiteraard zeer goed wat ik eigenlijk wil zeggen, namelijk dat er in dezen een diplomatiek signaal wordt gegeven aan de Gambiaanse overheid.

 

15.10  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer Tuybens, daarin steun ik u volledig. Ik denk dat de minister en de staatssecretaris onze boodschap wel hebben begrepen en de nodige acties zullen ondernemen. Mag ik u toch vragen ons op de hoogte te houden van het gevolg dat daaraan wordt gegeven.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mijnheer Van den Eynde, wilt u niet een paar vragen omzetten in schriftelijke vragen?

 

15.11  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Liefst niet, maar ik zou wel kunnen akkoord gaan met het uitstellen ervan.

 

Met uw toestemming kunnen wij er waarschijnlijk een afhandelen zonder dat ik ze uitgebreid stel. Het gaat over vraag nummer 5639 over de frauduleuze praktijken in Belgrado. Ik zou willen tijd sparen voor de regering en voor ons.

 

16 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de geruchten met betrekking tot frauduleuze praktijken rond de Belgische militaire attaché op de ambassade in Belgrado" (nr. 5639)

16 Question de M. Francis Van den Eynde au ministre des Affaires étrangères sur "les rumeurs relatives aux pratiques frauduleuses dans lesquelles serait impliqué l'attaché militaire belge à l'ambassade à Belgrade" (n° 5639)

 

16.01  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, ik heb die vraag vanmorgen gesteld aan de minister van Landsverdediging en hij heeft mij geantwoord dat hij weinig kon zeggen omdat er een klacht is ingediend door de voormalige Belgische ambassadeur of ambassadrice in Belgrado, tegen de militair die al die verklaringen in de pers heeft afgelegd.

 

Indien de minister van Buitenlandse Zaken mij hier ook op wil antwoorden dat hij niet veel kan zeggen omdat er een klacht lopende is en hij rekening moet houden met de scheiding der machten, dan stel ik die vraag niet. Het zou volstaan dat men vanop de regeringsbanken zegt dat er een klacht is ingediend en dat men niet meer kan zeggen. Dan is deze vraag beantwoord.

 

De voorzitter: Dank u, mijnheer Van den Eynde. U hebt bijna zo lang gepraat als wanneer u de vraag gesteld zou hebben.

 

16.02  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Madame la présidente, je voudrais surtout préciser à l'intention de M. Van den Eynde que la question doit être posée au ministre De Crem. Il est compétent en la matière pour ce qui concerne un attaché militaire. Personnellement, je ne peux aller plus avant par rapport à cette problématique.

 

16.03  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, ik heb vanmorgen de vraag gesteld aan de heer De Crem. Er werden door de betrokken militair echter ook ernstige beschuldigingen geuit ten overstaan van de ambassadeur die in Belgrado op post was toen betrokkene ginds was.

 

Dat is de reden waarom ik mij ook tot Buitenlandse Zaken heb gewend. Dat is alles.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mijnheer de staatssecretaris, kunnen wij nog even doorgaan of moet u vertrekken?

 

16.04  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Madame la présidente, je dois absolument partir. On m’attend depuis 16.30 heures.

 

De voorzitter: Alle belangrijke mensen laten in het leven even op zich wachten. Wij sluiten dus de vergadering.

 

J’espère que nous pourrons rapidement trouver une date pour les questions qui n'ont pu être posées à M. le secrétaire d’État.

 

De minister van Buitenlandse Zaken heeft mij immers laten weten dat hij morgen in Parijs is en dat hij ook de hele volgende week in het buitenland is. Ik wacht dus op een datum. Ik zou niettemin het volgende willen vragen.

 

Monsieur le secrétaire d’État, je vous demande de fixer rapidement une nouvelle date pour les questions qui n'ont pu être posées.

 

Dit is het einde van de vergadering. Ik dank alle collega’s voor het harde werk en voor het verbeteren van de wereld deze namiddag.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.44 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16.44 heures.