Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de algemene Zaken en het Openbaar Ambt

Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

 

van

 

dinsdag 6 mei 2008

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mardi 6 mai 2008

 

Après-midi

 

______

 

 


Le développement des questions et interpellations commence à 17.08 heures. La réunion est présidée par Mme Jacqueline Galant.

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 17.08 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Jacqueline Galant.

 

01 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "het stijgend aantal niet-begeleide minderjarige asielzoekers" (nr. 4563)

01 Question de M. Michel Doomst à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "le nombre croissant de demandeurs d'asile mineurs non accompagnés" (n° 4563)

 

01.01  Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, op korte tijd is het aantal minderjarige asielzoekers enorm gestegen. De wet van januari 2007 bepaalt dat de opvang van niet-begeleide minderjarigen binnen een termijn van 24 uur na hun aankomst moest worden gerealiseerd in een observatie- en oriëntatiecentrum. Zij mogen dus niet meer in een gesloten centrum worden vastgehouden. Voortgaand op die vooruitgang werd gezocht naar alternatieven voor het vasthouden. Er is ook een studie waarin men tot het besluit is gekomen dat de huidige omstandigheden in gesloten centra onaanvaardbaar zijn.

 

Mevrouw de minister, in welke initiatieven voorziet u om de wet van januari 2007 in de praktijk om te zetten?

 

01.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, collega Doomst, deze vraag gaat al een tijdje mee. Artikel 41 van de wet van 12 januari 2007 is enkel van toepassing op niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, die als dusdanig door de Dienst Voogdij worden erkend. De Dienst Vreemdelingenzaken past dat artikel strikt toe. Voor de begeleide minderjarigen heeft mijn voorganger de administratie gevraagd de alternatieven, die door het rapport van Sum Research worden aanbevolen, te evalueren.

 

Sinds 6 maart 2008 is mijn administratie van start gegaan met een proefproject inzake de meldingsplicht. Hier staat nog dat sinds 6 maart 43 families zich dienden aan te melden bij de DVZ. Slechts 3 families hebben zich aangeboden. Intussen beschik ik echter over nieuwe cijfers. Voor de hele periode van 6 maart tot 24 april zaten 57 families in het project en hebben er 6 zich aangemeld.

 

Daarom moet ik nu zeggen dat de meldingsplicht alleen onvoldoende is. Ik verwijs naar het antwoord dat ik daarstraks heb gegeven en waarin ik sprak van een ander project dat kan worden gestart, eventueel met coaches in de open centra. Zo kan een aanvulling gebeuren omdat de meldingsplicht alleen niet voldoende is. Ik blijf erbij dat ik hoop daarmee zo snel mogelijk rond te zijn, maar altijd met de gedachte in het achterhoofd dat men uiteindelijk moet kunnen terugkeren naar het land van oorsprong.

 

01.03  Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mevrouw de minister, er lopen dus twee projecten door elkaar: een dat wordt geëvalueerd en een dat aanvullend is. En is dat zo voor de komende maanden?

 

01.04 Minister Annemie Turtelboom: De bedoeling is als volgt. Het project van de meldingsplicht is gestart op 6 maart. Het is echter niet sluitend genoeg en dus willen wij het aanvullen, bijvoorbeeld met de coaches in de open centra en tegelijkertijd met de meldingsplicht. Het is een niet-definitief project omdat wij moeten kijken of het werkt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "het 'Riad en Idab'-arrest" (nr. 4562)

02 Question de M. Michel Doomst à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "l'arrêt 'Riad et Idab'" (n° 4562)

 

02.01  Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, in januari 2008 veroordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de Belgische Staat voor het schenden van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het ging om de praktijk van invrijheidstelling in de transitzone van de luchthaven Brussel-Nationaal.

 

Het Hof stelde onder meer dat het plaatsen van een vreemdeling in voornoemde transitzone in essentie een opsluiting is.

 

Mevrouw de minister, voorziet u in gevolgtrekkingen van het concrete arrest?

 

02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Doomst, ik wil, ten eerste, stellen dat de opsluiting van asielzoekers steeds in overeenstemming met de internationale richtlijnen gebeurt. Het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Riad en Idab moet worden gezien als een duidelijk geïsoleerd geval dat de situatie van de asielzoeker in België allerminst kenmerkt.

 

Het was dus helemaal geen vaste praktijk om mensen in de transitzone vrij te laten na een beslissing tot vrijlating van de raadkamer of van de kamer van inbeschuldigingstelling. Zo hebben in 2007 slechts zeven personen tijdelijk, namelijk twee dagen, in de transitzone verbleven.

 

Een algemene toelichting bij het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens gaf mijn voorganger reeds in antwoord op parlementaire vragen van volksvertegenwoordigers Lalieux en Genot.

 

Het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zal hoe dan ook worden gerespecteerd. Na een invrijheidstelling zal er geen vasthouding in de transitzone meer plaatsvinden. De betrokkenen kunnen op dat moment het grondgebied betreden.

 

02.03  Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb begrepen dat het om uitzonderingen en occasionele gevallen gaat en dat de regel helemaal anders is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "de ex-gevangenen in gesloten centra" (nr. 4561)

03 Question de M. Michel Doomst à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "les anciens détenus dans les centres fermés" (n° 4561)

 

03.01  Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, het gaat over vreemdelingen die uit de gevangenis komen en die langer in België mogen verblijven. Soms leggen die toch wel een vreemd parcours af.

 

Hun aantal bedroeg in 2007 iets meer dan 1.400. Daarvan werden er 607 naar een gesloten centrum gebracht. 347 personen werden in vrijheid gesteld. Voor de vrijlating worden verschillende redenen aangehaald. De belangrijkste zou zijn dat men er simpelweg niet in slaagt om ze te repatriëren.

 

Inmiddels worden er ook vragen gesteld bij het feit dat ex-gedetineerden in groep worden samen gezet met gewone vluchtelingen. Dat zou blijkbaar ook tot spanningen leiden. Als antwoord hierop zou de regering een apart gesloten centrum openen voor zogenaamde moeilijke gevallen.

 

De cel Identificatie Gevangenen, die als resultaat van een samenwerkingsprotocol tussen de FOD Justitie en Vreemdelingenzaken opgericht is, zou gemakkelijk maatregelen kunnen nemen met het oog op de verwijdering uit de gevangenis.

 

In 2006 werd er beslist om het aantal plaatsen in gesloten centra voorbehouden aan ex-gedetineerden, te verhogen.

 

Mevrouw de minister, welke maatregelen plant u om aan die situatie nog een gevolg te geven?

 

De identificatie en aflevering van de nodige documenten van de vreemdeling zijn zeer belangrijk in de procedure, maar verloopt ook niet optimaal. In welke initiatieven voorziet men om dat te verbeteren?

 

De belangrijkste reden voor vrijlating is dat de diensten er niet in slagen om die illegalen te repatriëren. Levert u daarvoor extra inspanningen?

 

Men overweegt dus de opening van een apart gesloten centrum. Zijn er daar reeds concrete plannen voor?

 

03.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, er moet duidelijk worden gesteld dat het aantal gereserveerde plaatsen voor ex-gevangenen in de gesloten centra niet werd verhoogd. De cel Identificatie Gevangenen is net opgericht om het aantal ex-gevangenen in de gesloten centra op termijn te doen dalen.

 

De medewerkers van de cel Identificatie Gevangenen gaan naar de strafinrichting om de gevangenen met het oog op hun identificatie te interviewen. Tegelijkertijd wordt nagegaan of in de griffiedossiers en de persoonlijke bezittingen van de vreemdeling documenten zitten die de identiteit of nationaliteit van de betrokkene aantonen of doen vermoeden.

 

Tijdens het interview wordt de vreemdeling ook ingelicht over de administratieve procedures van de dienst Vreemdelingenzaken en krijgt hij of zij de kans om vragen te stellen met betrekking tot zijn of haar persoonlijk dossier.

 

Op basis van de verzamelde gegevens en documenten zal aan de ambassade of consulaat van het herkomstland van de betrokkene worden gevraagd om na te gaan of deze persoon uit het land afkomstig is en of, ingeval van invrijheidstelling door Justitie, een reisdocument kan worden afgegeven.

 

Indien een akkoord voor reisdocument voorligt of indien de vreemdeling over de nodige reisdocumenten beschikt, zal de repatriëring, voor zover mogelijk, worden georganiseerd naar gelang van de datum van invrijheidstelling door Justitie

 

Aangezien in sommige gevallen de verblijfsduur in de strafinstellingen na invrijheidstelling door Justitie en weerhouding door de dienst Vreemdelingenzaken te kort is om een repatriëring te organiseren, is een transfer naar een gesloten centrum in dergelijke situaties noodzakelijk, zodat de vreemdeling binnen een redelijke termijn kan worden gerepatrieerd.

 

De verblijfsduur van de geïdentificeerde vreemdeling in de gesloten centra is relatief kort, voor zover deze vreemdeling natuurlijk niet weigert te vertrekken. De verblijfsduur in een gesloten centra van een nog niet in de strafinstelling geïdentificeerde ex-gevangene is langer.

 

Een bijkomende uitdaging voor de cel Identificatie Gevangenen zijn de aanvragen van de strafuitvoeringsrechtbanken. Een gevangene kan immers vervroegd in vrijheid worden gesteld indien hij verwijderbaar is. De strafuitvoeringsrechtbanken vragen de identificatie en verwijdering van gevangenen met het oog op de zitting waarop wordt beslist of de betrokkenen worden vrijgesteld.

 

Problematisch daarbij is dat deze vraag in vele gevallen pas enkele dagen voor de zitting wordt gesteld en het voor de dienst Vreemdelingenzaken quasi onmogelijk is om deze vraag binnen deze termijn te beantwoorden, aangezien de identificatieprocedure voor sommige herkomstlanden meerdere maanden in beslag kan nemen. Er is dus overleg tussen de DVZ en de strafuitvoeringsrechtbanken voorzien om tot een efficiëntere samenwerking te komen.

 

Sommige personen kunnen niet worden geïdentificeerd in de strafinstelling omdat een interview met de consulaire vertegenwoordiging van de ambassade noodzakelijk is. Enerzijds kan de gevangene op basis van de Conventie van Wenen weigeren om de consulaire medewerker te spreken, anderzijds zijn sommige consulaire medewerkers niet bereid om de betrokkene in de gevangenis te interviewen, zodat zij niet ter beschikking van de dienst Vreemdelingenzaken staan. Dit maakt automatisch een transfer naar een gesloten centrum na het einde van de straf noodzakelijk. De DVZ tracht via bilaterale gesprekken met de ambassades en consulaten afspraken met betrekking tot de organisatie van interviews in strafinstellingen te maken.

 

Een identificatie en repatriëring van een vreemdeling, of hij nu een ex-gevangene is of niet, hangt enerzijds af van de medewerkingbereidheid van de vreemdeling zelf om zijn echte identiteit en nationaliteit te geven en wordt anderzijds ook mee bepaald door de capaciteit van de ambassade, het consulaat of de bevoegde dienst van het herkomstland om de vreemdeling op basis van de ter beschikking gestelde gegevens te identificeren. Indien geen reisdocument kan worden gegeven, kan de betrokkene ook niet worden gerepatrieerd.

 

Om de samenwerking met de herkomstlanden te verbeteren, organiseert de dienst Vreemdelingenzaken, al dan niet in samenwerking met de FOD Buitenlandse Zaken, vergaderingen met de ambassades en consulaten of missies naar deze landen, waarbij de bevoegde diensten worden bezocht en afspraken met betrekking tot de samenwerking in de mate van het mogelijke worden gemaakt.

 

De opening van een apart gesloten centrum voor psychiatrische gevallen en ex-gevangenen wordt inderdaad overwogen, maar dit plan zit nog in de onderzoeksfase.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Interpellatie van de heer Filip De Man tot de minister van Migratie- en asielbeleid over "de door de minister gepromote 'economische immigratie' van niet-Europese vreemdelingen" (nr. 49)

04 Interpellation de M. Filip De Man à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "l''immigration économique' d'étrangers non européens promue par la ministre" (n° 49)

 

04.01  Filip De Man (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, dit zal natuurlijk de kortste interpellatie worden die ik ooit heb ontwikkeld want wij hebben het hierover niet alleen deze week, maar ook vorige week al over gehad.

 

Uw argumentatie in verband met de krappe Vlaamse arbeidsmarkt kan wel kloppen maar ik blijf bij mijn standpunt dat het toch wel zeer onwaarschijnlijk is dat van die paar honderdduizend werklozen, die toch ook worden betaald door de sociale zekerheid, niemand bekwaam zou zijn om de knelpuntberoepen in te vullen. Er zijn bij mijn weten meer dan 100 knelpuntberoepen. U kunt onmogelijk hardmaken dat niemand van die werklozen in Vlaanderen, ongeacht of het autochtone of allochtone Vlamingen zijn, in staat zou zijn om de knelpuntberoepen aan te leren en uit te oefenen.

 

Als wij weten dat het opengaan van de Europese grenzen voor nog meer Oost-Europese werkkrachten zal zorgen dan in de voorbije jaren al het geval was omdat inwoners van meer landen de mogelijkheid krijgen; als we weten dat er jaarlijks om en bij de 40.000 arbeidskaarten ABC worden uitgereikt, dat men per jaar duizenden zelfstandigen van vreemde nationaliteit aanvaardt en dat men nu illegalen beloften doet van regularisatie wanneer zij een job hebben of een jobaanbieding kunnen produceren of zelfs maar kunnen zeggen dat zij binnen de zes maanden mogelijkerwijze zelfstandige zullen worden; als wij weten dat ook dat een enorm aanzuigeffect zal hebben; als wij weten dat buitenlandse vrijwilligers volgens de nieuwe regering moeten worden aanvaard en als wij weten dat de arbeidsvergunningen voor studenten onder anderen door mevrouw Milquet zullen worden gepromoot, dan zien wij eerlijk gezegd de noodzaak van economische migratie niet meer in. Wij worden daarin nu bijgetreden, niet alleen maanden geleden al door de PS bij monde van de kopstukken Di Rupo en Onkelinx, maar nu ook door de sp.a. Dit is altijd leuk om weten.

 

Ik zal u verblijden, mevrouw de minister, met de eerste motie in uw ministerschap waarin wij vragen om niet voort te gaan op dat pad van economische migratie.

 

04.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, ik zal misschien ook een kort antwoord geven, tenzij men wil dat ik alles volledig herhaal.

 

In het regeerakkoord staat dat men zich heeft geëngageerd om een bepaalde vorm van economische migratie mogelijk te maken.

 

Daarbij maken wij natuurlijk een onderscheid – ik heb daarstraks die verschillen al gegeven – tussen de verschillende categorieën. Op die drie verschillende paden zijn wij aan het werken. Ik denk dat ik gewoon kan verwijzen naar mijn uiteenzetting bij de bespreking van de beleidsnota.

 

Ik heb altijd gezegd, en wil nogmaals benadrukken, dat het gaat om een en-en-verhaal: zowel de activering van werklozen als economische migratie, gelet op de huidige krapte op de arbeidsmarkt in bepaalde Gewesten en bepaalde regio’s die toch u ook zeer na aan het hart liggen. Of moet ik tegen bepaalde bedrijfsleiders in de Antwerpse haven gaan zeggen dat we de haven moeten sluiten omdat we alle werknemers die van buiten België komen, er wegnemen? Vandaar dus dat en-en-verhaal.

 

Wij zullen nagaan hoe wij in de komende maanden een systeem van economische migratie kunnen ontwikkelen.

 

Moties

Motions

 

De voorzitter:

 

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Filip De Man en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellatie van de heer Filip De Man

en het antwoord van de minister van Migratie- en asielbeleid,

vraagt de regering

af te stappen van de voorziene economische immigratie."

 

Une motion de recommandation a été déposée par M. Filip De Man et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de M. Filip De Man

et la réponse de la ministre de la Politique de migration et d’asile,

prie le gouvernement

de renoncer à l’immigration économique prévue.“

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames Jacqueline Galant en Karine Lalieux en door de heer Michel Doomst.

 

Une motion pure et simple a été déposée par Mmes Jacqueline Galant et Karine Lalieux et par M. Michel Doomst.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

Vraag nr. 4766 van de heer Logghe wordt uitgesteld naar volgende week aangezien hij momenteel een vraag stelt in de commissie voor de Buitenlandse Zaken.

 

Vraag nr. 4769 van mevrouw De Schamphelaere wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

05 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "het aantal minderjarige vluchtelingen die jaarlijks verdwijnen" (nr. 4819)

05 Question de M. Michel Doomst à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "le nombre de réfugiés mineurs qui disparaissent annuellement" (n° 4819)

 

05.01  Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mevrouw de minister, uit het jaarverslag van Child Focus blijkt dat in 2007 meer dan 900 minderjarige vluchtelingen verdwenen uit verschillende opvangcentra in ons land.

 

Men is er niet uit waarheen die kinderen zijn, of ze uit het land zijn, vrijwillig of niet. Men blijft daarover in het ongewisse.

 

Ik had willen vragen welke maatregelen u voorziet om dat probleem toch nauwer op te volgen? Op welke manier wil u aan deze betere opvolging van de begeleiding van minderjarige vluchtelingen iets doen?

 

05.02 Minister Annemie Turtelboom: Geachte collega, voor de verdwijning van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen moet ik u meedelen dat de hoofdopvangcentra niet tot mijn bevoegdheid behoren maar wel tot die van mijn collega, de minister van Maatschappelijke Integratie. Ik moet u hieromtrent dus doorverwijzen naar minister Arena.

 

Dit neemt niet weg dat mijn administratie betrokken is bij een aantal maatregelen om aan deze situatie te verhelpen. Op dat ogenblik neemt de dienst Vreemdelingenzaken samen met de afgevaardigde van Child Focus, twee observatie- en oriëntatiecentra die onder voogdij staan van minister Arena en de voogdijdienst van de FOD Justitie en het parket deel aan het opstellen van een samenwerkingsprotocol met betrekking tot niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. Deze samenwerking is essentieel bij de verdwijning van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen omdat de verschillende bevoegde overheden vlug zouden kunnen worden ingelicht, zodat de minderjarigen beter zouden worden beschermd.

 

Daarnaast zal ik er ook op toezien dat het identificatiesysteem van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen wordt verbeterd door eventueel de inschrijving in het wachtregister mogelijk te maken van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen die geen asielaanvraag hebben ingediend door de vingerafdrukken en een foto van de niet-begeleide minderjarige vreemdeling te laten opnemen op het ogenblik dat hij in contact komt met de dienst Vreemdelingenzaken. Zo kan de identificatie worden vervolledigd en kan bij verdwijning extra-informatie worden gegeven.

 

05.03  Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u. U bevestigt dat het probleem een ernstig probleem is dat eigenlijk nog toeneemt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Samengevoegde vragen van

- de heer Bruno Tuybens aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "de overdracht van vluchtelingen aan Griekenland" (nr. 4822)

- mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "de overdracht van asielzoekers aan Griekenland" (nr. 4992)

06 Questions jointes de

- M. Bruno Tuybens à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "le transfert de réfugiés vers la Grèce" (n° 4822)

- Mme Tinne Van der Straeten à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "le transfert de demandeurs d'asile vers la Grèce" (n° 4992)

 

06.01  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, op 31 januari 2008 heeft de Europese Commissie besloten om Griekenland voor het Europees Hof van Justitie te brengen wegens het niet naleven van de Dublin-verordening. De Europese Commissie is van oordeel dat Griekenland niet de nodige maatregelen heeft genomen om ervoor te zorgen dat de asielzoekers die door Griekenland worden teruggenomen, overeenkomstig de Dublin-verordening, daadwerkelijk toegang krijgen tot de asielprocedure zoals de verordening voorschrijft.

 

Ik haal deze informatie uit een antwoord van de Europese Commissie op een schriftelijke vraag van mevrouw Kathalijne Buitenweg, een Europees parlementslid, van 23 april 2008. Op 10 april 2008 heeft de asielrechter in ons land beslist om in uiterste hoogdringendheid de overdracht van een Irakese vluchteling te schorsen, omdat er volgens de RVV geen garantie is dat Griekenland de aanvraag zou behandelen. De asielrechter deelt dus het standpunt van de Europese Commissie. Naar verluidt zou er nog een gelijkaardige zaak zijn, waar de RVV een arrest geveld heeft.

 

Ik zou u ook willen wijzen op een antwoord van uw voorganger, minister Dewael, van 5 maart 2008 die zich hard maakte dat België alleen personen zou terugsturen als er een expliciet antwoord van de Griekse staat is dat de persoon bij aankomst een asielaanvraag kan indienen.

 

Mevrouw de minister, ik heb hierover een aantal concrete vragen. Ten eerste, hoeveel asielzoekers werden in 2007 en 2008 naar Griekenland teruggestuurd?

 

Ten tweede, van welke nationaliteit waren deze mensen?

 

Ten derde, over welke garanties beschikt de DVZ om er zeker van te zijn dat de mensen die door Griekenland worden teruggenomen, daadwerkelijk toegang krijgen tot de asielprocedure.

 

Ten vierde, bent u van mening dat het terugsturen van asielzoekers naar Griekenland in overeenstemming is met het internationaal vluchtelingenrecht en de Dublin-verordening?

 

Ten vijfde, acht u het aangewezen om geen mensen terug te sturen naar Griekenland, althans tot wanneer er uitsluitsel is over de procedure voor het Europees Hof van Justitie?

 

06.02 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Van der Straeten, deze vraag werd behandeld op de laatste Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken op 18 april. De Griekse minister verduidelijkte het standpunt in Griekenland en meer in bijzonder de massale toevloed van illegalen die Griekenland in de laatste maanden kent. In 2007 ging het bijvoorbeeld om 118.000 personen. Het merendeel vraagt overigens geen asiel aan. De Griekse minister heeft zijn collega’s ook geïnformeerd over het feit dat in juni 2008 de Europese richtlijn in de Griekse wetgeving zou worden omgezet en dat ze in afwachting ondertussen reeds in de praktijk wordt toegepast.

 

Samen met mijn Nederlandse collega die ik op 21 mei 2008 zal ontmoeten, hebben wij beslist om zeer waakzaam te zijn over de evolutie van de situatie, meer specifiek tijdens de volgende Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken, die zal plaatsvinden begin juni.

 

In afwachting wens ik ook te benadrukken dat België steeds garanties aan Griekenland vraagt, voorafgaand aan de overdracht van de asielverzoeken aan dat land. De asielzoekers die door België terug naar Griekenland worden gestuurd op basis van de Dublin-reglementering worden bij hun terugkeer niet opgesloten. De overgrote meerderheid werd in Griekenland opgepakt bij het illegaal overschrijden van een buitengrens van de EU en dienden er geen asielaanvraag in.

 

Voor personen die aan Griekenland worden overgedragen op basis van een eerder asielverzoek in Griekenland, worden sinds 8 juni 2006 de asielprocedures niet meer als onderbroken beschouwd door de Griekse autoriteiten, wat betekent dat de asielprocedure inhoudelijk werd afgesloten wanneer de asielzoeker zijn verblijfplaats verliet zonder hiervan de politie in te lichten. Hoewel de Griekse asielwetgeving nog niet volledig in deze zin werd gewijzigd, wordt in de praktijk dus wel voldaan aan de vereisten van de Dublin-verordening. Dit werd ook door UNHCR bevestigd. Uit alle rapporten die tot nu toe zijn verschenen, blijkt echter geen concreet risico op uitwijzing van asielzoekers die nood hebben aan bescherming.

 

Wat de omzetting van de Europese richtlijnen met betrekking tot de opvang en de asielprocedure betreft, ligt de opvolging in de eerste plaats bij de Europese Commissie.

 

Samengevat zie ik op basis van de beschikbare informatie geen aanleiding om de soevereiniteitsclausule toe te passen voor alle asielzoekers die volgens de reglementering onder de verantwoordelijkheid van Griekenland vallen, noch om over te gaan tot een opschorting van de overdracht van asielzoekers aan Griekenland. Tot op heden is er nog geen enkele lidstaat van de Europese Unie die het voorbeeld van Noorwegen volgt. Duitsland heeft alleen besloten om geen niet-begeleide minderjarigen meer naar Griekenland terug te sturen.

 

06.03  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): … In die zin, als er wel een garantie wordt gevraagd maar daar geen antwoord op volgt, denk ik dat we toch met een hiaat in de procedure zitten: de opvolging inderdaad bij de Europese Commissie. De Europese Commissie heeft hier wel geoordeeld dat er potentieel een probleem zou kunnen bestaan. Dan lijkt het mij toch niet meer dan logisch dat wij wel het voorbeeld van Noorwegen zouden volgen en dat we wel zouden beslissen om geen mensen terug te sturen naar Griekenland, alleszins tot wanneer er uitsluitsel is over de procedure voor het Hof van Justitie. U hebt zelf aangehaald dat enige waakzaamheid nodig is bij dit thema.

 

06.04 Minister Annemie Turtelboom: Misschien moet ik hier heel kort nog iets aan toevoegen. Ik vind het niet nuttig om op te schorten. Ik geloof echt in een geharmoniseerde asielprocedure, maar ik kan niet telkens er een probleem is zeggen dat ik mij van het probleem terugtrek. De Europese Commissie moet ageren als er een probleem is met een land.

 

Ik engageer mij wel voor iets anders. Op de laatste GAERC was het antwoord van de Griekse minister onvoldoende vonden wij, mijn Nederlandse collega en mijn Luxemburgse collega ook. Vandaar dat wij elkaar daarover zullen contacteren en ervoor zorgen dat dit op de volgende bijeenkomst wordt opgevolgd, omdat wij dit wel belangrijk vinden. U spreekt over het ontbreken van een akkoord van Griekenland. Dat is de reden waarom er eens een geval is geweest bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen waarbij er een opschorting is geweest omdat men iemand terug had gestuurd zonder dat men eigenlijk de schriftelijke garantie had gekregen van Griekenland. In die zin is het goed dat we dergelijke beroepsprocedure hebben.

 

06.05  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Ik leid hier dan uit af dat u rekent op de beroepsprocedure om de fouten er uit te halen. Het is toch beter om iets proactiever te zijn. De Europese Commissie neemt geen lichtzinnige stappen. Op het moment dat zij overgaat tot een ingebrekestelling of op het moment dat zij dan daarna beslist om een lidstaat voor het Europees Hof van Justitie te brengen, is dat niet lichtzinnig of een procedure die korte tijd in beslag neemt. In die zin denk ik toch dat het aangewezen is – hierover verschillen wij blijkbaar van mening – om die procedure af te wachten om uit te maken of het toch niet aangewezen is om voorlopig geen mensen naar Griekenland terug te sturen. Daar gewoon een beetje vertrouwen op de beroepsprocedure bij de RVV is een beetje kort door de bocht.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: Les questions suivantes sont reportées: n° 4865 de M. Tuybens, n° 4901 de M. Bonte, n°s4908 et 4909 de M. De Man.

 

07 Question de Mme Zoé Genot à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "la radiation d'étrangers en droit de séjour après 3 mois" (n° 5078)

07 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "het schrappen van buitenlanders met een verblijfsvergunning na 3 maanden" (nr. 5078)

 

07.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, il semblerait que, depuis un an, les douaniers des aéroports de Bruxelles et de Charleroi encodent les personnes non belges disposant d'un titre de séjour en Belgique et qui quittent le territoire. Si elles ne sont pas de retour dans un délai de trois mois, leur radiation serait proposée aux communes.

 

Concrètement, que se passe-t-il? Des personnes âgées retournent dans leur pays d'origine. En leur qualité de retraitées, elles croient pouvoir y séjourner tranquillement, leur carte de séjour indiquant par exemple que celle-ci est valable jusqu'en 2011. Malheureusement, ces personnes sont mal informées. On voit ces situations se multiplier. Ainsi, des seniors rentrant au pays se retrouvent-ils enfermés à l'aéroport. Certains ont même été expulsés, alors qu'ils résidaient chez nous depuis parfois 40 ans. Nul besoin de préciser que la situation est plutôt tendue!

 

Je connais le cas d'une dame arrivée chez nous en 1963. Après de longues années de travail, elle a acquis le statut de pensionnée et est repartie dans son pays pour y soigner un membre de sa famille. Sa carte de séjour était valable jusqu'en 2011. Elle ne s'est donc pas inquiétée. Elle est restée absente plus d'un an. On a réussi à la faire sortir de l'aéroport et malgré tout, elle a reçu l'ordre de quitter le territoire, alors qu'elle est propriétaire d'une maison en Belgique, etc. À présent, elle doit introduire une demande de régularisation. Bref, cette situation est pour le moins abracadabrante.

 

Madame la ministre, pouvez-vous nous expliquer les nouvelles instructions données aux douaniers? Quel est le nombre de personnes à s'être vu proposer à la radiation à la suite de ces contrôles? Il semblerait que certaines personnes, pourvues pourtant de la carte de séjour valable pour plusieurs années se trouvent dans cette situation. Combien de personnes ont-elles été détenues dans les aéroports à la suite de ces contrôles?

 

Pour pouvoir s'absenter, il semblerait que les personnes concernées doivent remplir une demande d'annexe 18, mais elles ne sont, hélas, pas au courant. En cas de non-demande de l'annexe 18, que doivent faire les personnes qui rentrent après une absence de trois mois pour éviter une arrestation? Quels sont les objectifs de cette annexe 18? Quelles instructions ont-elles été données aux communes au sujet de cette annexe 18? Quand et comment ces radiations leur sont-elles proposées? Quelle information a-t-elle été diffusée sur cette obligation de remplir ce document avant une absence prolongée? Par rapport aux personnes absentes depuis plus d'un an en Belgique, quelles sont les conséquences pour leur droit de séjour?

 

07.02  Annemie Turtelboom, ministre: Madame Genot, la tenue des registres de la population ne relève pas de ma compétence, mais de celle du ministre de l'Intérieur. Je n'ai donc pas connaissance d'instructions suivant lesquelles les douaniers des aéroports de Bruxelles et de Charleroi devraient proposer la radiation d'étrangers s'étant absentés plus de trois mois du territoire.

 

Je peux, toutefois, vous signaler que la radiation des registres communaux n'est pas en soi un motif de perte du droit de retour, car elle ne fait que constater l'absence de l'intéressé à son adresse. Pour rappel, les conditions d'inscription et de radiation des étrangers aux registres de la population et au registre des étrangers sont clairement établies par la loi du 19 juillet 1991.

 

En cas d’absence du territoire de courte durée, l’étranger autorisé au séjour peut rentrer dans le pays sous le seul couvert de son titre de séjour et de son passeport en cours de validité. Dans ce cas, l’accès au territoire ne peut être refusé que pour des motifs d’ordre public ou de sécurité nationale. Par contre, l’étranger qui entend s’absenter plus de 3 mois du territoire doit informer préalablement la commune de son lieu de résidence de son intention de quitter le territoire et d’y revenir. Il est alors mis en possession d’une annexe 18 qui atteste que l’étranger s’est bien conformé aux procédures légales et il est tenu de se présenter auprès de la commune dans les quinze jours de son retour. Ceci est clairement indiqué dans l’arrêté royal du 8 octobre 1981.

 

Il bénéficie en principe d’un droit de retour d’un an, ce qui signifie qu’il peut s’absenter du pays pour une durée de moins d’un an sans perdre son droit de séjour, à la condition qu’il soit toujours en possession d’un titre de séjour valable au moment de son retour. Il peut demander la prolongation ou le renouvellement anticipé de son titre de séjour à cette fin. S’il entend s’absenter plus d’un an, il ne pourra exercer un droit de retour qu’à la condition supplémentaire qu’il ait prouvé avant son départ qu’il conserve le centre de ses intérêts en Belgique.

 

Seul l’étranger qui doit accomplir dans son pays ses obligations militaires légales doit uniquement signaler son absence à l’administration communale de sa résidence. À son retour en Belgique, il est replacé de plein droit dans la situation initiale, à condition qu’il soit rentré dans les soixante jours suivant l’accomplissement de ses obligations militaires.

 

Le non-respect de ces conditions et de ces procédures peut entraîner la perte du droit au séjour. Dans ce cas, l’étranger risque d’être refoulé à la frontière même si, en pratique, un refoulement n’a lieu qu’en cas d’abus. Dans les autres cas, un visa de quinze jours est délivré à la frontière afin de permettre à l’étranger de régulariser sa situation. L’étranger qui a, par exemple, dûment informé l’administration communale du lieu de sa résidence de son absence mais qui, pour des circonstances indépendantes de sa volonté, n’a pas été en mesure de rentrer dans le pays dans les délais prévus peut être replacé dans sa situation antérieure par décision du ministre ou de son délégué.

 

Le bénéficiaire du droit de séjour, qui a signalé son absence à la commune, est rayé des registres durant son absence et est réinscrit à son retour dans la limite de son droit sans qu'il soit soumis à un nouveau contrôle d'immigration.

 

Ce n'est pas le cas des personnes qui n'ont pas effectué cette démarche. En effet, celles-ci sont considérées comme n'ayant jamais résidé en Belgique de sorte qu'une éventuelle inscription au registre des étrangers ne peut intervenir que par la suite, à la date d'une nouvelle décision d'autorisation de séjour.

 

07.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, madame la ministre, la difficulté est double.

 

Tout d'abord, je ne comprends pas très bien la nécessité de cette législation. C'est d'ailleurs la raison pour laquelle je vous ai interrogée sur son objectif. Pour ma part, le fait que les gens partent en vacances plus de 3 mois ne me pose aucun problème.

 

Par ailleurs, à l'heure actuelle, cette législation ne s'applique qu'aux personnes qui passent par les aéroports de Charleroi et de Bruxelles. Celles qui, par exemple, passent par la Hollande ou par Paris ne sont pas concernées. Il en va de même pour celles qui partent en bus. En effet, ces personnes ne pouvant être encodées, leur absence passe inaperçue. Autrement dit, si la législation est la même pour tous, tout le monde n'est pas confronté au même problème.

 

Selon moi, une solution serait d'indiquer sur les cartes de séjour remises aux étrangers que s'ils s'absentent plus de 3 mois, ils doivent le signaler à leur commune; en effet, à l'heure actuelle, ils pensent avoir une carte de séjour valable jusqu'en 2011, par exemple.

 

Cela étant, ne serait-il pas possible d'envisager une campagne d'information à ce sujet? Je pense ici tout particulièrement aux personnes âgées qui peuvent être concernées. Sinon, je le répète, ne serait-il pas possible de mentionner sur la carte de séjour l'obligation d'informer la commune en cas d'absence supérieure à trois mois? Ce genre d'initiative est importante si l'on veut éviter que des personnes de 90 ans qui résident dans notre pays depuis 40 ans ne reçoivent un ordre de quitter le territoire.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Questions jointes de

- Mme Karine Lalieux à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "les enseignements à tirer du décès d'un détenu en centre fermé" (n° 5079)

- Mme Zoé Genot à la ministre de la Politique de migration et d'asile sur "l'enquête sur l'expulsion et le décès d'un jeune Camerounais" (n° 5080)

08 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "welke lering te halen uit het overlijden van een in een gesloten centrum opgesloten persoon" (nr. 5079)

- mevrouw Zoé Genot aan de minister van Migratie- en asielbeleid over "het onderzoek naar de uitwijzing en het overlijden van een jonge Kameroener" (nr. 5080)

 

08.01  Karine Lalieux (PS): Même si on ne peut aborder un cas particulier et qu'on parle en général, vous savez de quoi on parle. On ne va donc pas se cacher. Je ne vous poserai pas de question sur le dossier judiciaire, s'il y a une mise à l'instruction. Non seulement l'instruction doit rester secrète mais vous n'êtes pas compétente pour les dossiers judiciaires. Cependant, on peut se poser certaines questions sur la gestion par l'Office des étrangers, l'administration et le centre du dossier de la mort de ce jeune Camerounais.

 

La première question, d'ordre général est la suivante: quelle est la procédure lorsqu'il y a mort d'homme, et mort violente, même s'il s'agit d'un suicide, dans un centre fermé? Comme je l'ai dit tout à l'heure, l'autopsie m'apparaît indispensable en cas de mort d'homme dans un centre. Cette personne a fait l'objet d'une tentative d'expulsion la semaine précédente. Nous avons interrogé votre collègue M. Dewael à ce sujet. Il y a des phases pour les expulsions et c'était la première fois qu'on essayait d'expulser ce jeune homme. La première phase doit se dérouler sans violence. Or, si j'ai bien compris, il y a eu violence. C'est du moins ce qui est dénoncé. Il doit y avoir un travail psychologique avant la phase 2 pendant laquelle on peut reconduire l'intéressé sous la contrainte jusque dans l'avion.

 

Toutes ces phases ont-elles été respectées? Les recommandations de la commission Vermeersch ont-elles été suivies dans cette affaire? Après la phase 1, il y a un suivi psychologique. Je ne pense pas que la mise en cellule soit assimilable à un suivi psychologique tel que voulu par la commission Vermeersch. La deuxième question porte donc sur les procédures de rapatriement.

 

Troisièmement, cette personne avait-elle fait l'objet des suivis médicaux et psychologiques vu ce qu'elle avait subi la semaine précédente?

 

08.02  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Il ne s'agit plus seulement d'un cas individuel mais d'un cas public, malheureusement, puisque la personne en question a subi une première tentative d'expulsion le 26 avril dernier, qui s'était mal passée. Il a en effet déclaré à une amie qu'il avait été maltraité physiquement et moralement. Au cours de cette tentative d'expulsion, un passager s'est insurgé contre ce qu'il voyait. Ce passager a filmé la scène et s'est vu brutalement éjecter de l'avion.

 

Ce jeune Camerounais a subi, pour sa première tentative de demande d'asile, une expulsion sous contrainte, ce qui est, comme ma collègue le soulignait, contraire aux recommandations du rapport Vermeersch. J'aurais voulu avoir des explications à ce sujet.

 

Pourquoi le passager qui filmait la scène a-t-il été arrêté?

 

Pouvons-nous disposer du film de la tentative d'expulsion? Les policiers filment régulièrement les tentatives d'expulsion. Je pense que c'est un bon outil pour pouvoir avoir une preuve de la façon dont cela s'est passé.

 

Dans un premier temps, l'Office des étrangers a dit que l'expulsion s'était passée calmement. Ensuite, il a dit que l'expulsion s'était mal passée car le passager était violent. Pourquoi cette communication a-t-elle changé?

 

Le jeune Camerounais est décédé la semaine suivante au centre fermé. Son avocat a demandé et obtenu une enquête et une autopsie pour faire toute la clarté sur les circonstances du décès. Pourquoi n'a-t-on pas demandé immédiatement une autopsie? Quand les gens meurent dans des conditions de détention, que ce soit en prison ou en centre fermé, il est souvent très difficile pour les proches de comprendre ce qui s'est passé.

 

Puisqu'une enquête va être menée, je pense qu'il est important que les dernières personnes qui ont vu M. Folefack ne soient pas expulsées pour que le juge d'instruction puisse les rencontrer.

 

Pouvez-vous garantir la non-expulsion des compagnons de ce monsieur tant qu'ils n'auront pas été auditionnés dans le cadre de cette enquête? Cet élément me paraît important.

 

08.03  Annemie Turtelboom, ministre: Madame la présidente, tout d'abord, je voudrais signaler que toutes les questions relatives aux tentatives d'éloignement relèvent de la police fédérale. Ces questions s'adressent donc à mon collègue de l'Intérieur.

 

J'aimerais cependant insister sur le fait que l'Office des étrangers n'a pas modifié sa version des faits. Après la tentative d'éloignement, l'intéressé avait été soumis à un examen médical qui n'a donné lieu à aucune constatation particulière. Les détails n'ont cependant pas pu être communiqués en raison du secret médical.

 

Le ressortissant camerounais, qui s'est suicidé le 1er mai 2008 dans le centre fermé pour illégaux de Merksplas, séjournait en Belgique depuis le 6 juillet 2005. Sa demande d'asile, qu'il avait par ailleurs introduite sous une fausse identité, a été traitée en deux mois. Il n'est donc pas vraiment question d'un traitement trop lent de sa demande par mes services. Les services de police l'ont contrôlé quelques fois: la première fois, en mars 2006, il a reçu un ordre de quitter le territoire; en juin 2006, il a été arrêté pour vol à l'étalage et a été transféré au centre fermé pour illégaux de Vottem. L'ambassade du Cameroun l'a identifié comme ressortissant camerounais en juillet 2006 et un laissez-passer a été établi sur la base d'une fausse identité.

 

Le 23 juillet 2006, il s'est évadé de l'hôpital où il avait été transféré le jour même après avoir souffert, selon lui, d'une appendicite aiguë.

 

Le 11 février 2008, il a été intercepté par la police fédérale de l'aéroport de Bruxelles-National qui a constaté, après un contrôle, qu'il conduisait un véhicule sans être en possession d'un permis de conduire. Elle l'a maintenu au centre pour illégaux de Merksplas. Le même jour, son avocat a introduit une demande de régularisation auprès de la commune de Haacht. Cette demande, introduite sur base de sa véritable identité, a été déclarée irrecevable. L'intéressé a introduit plusieurs recours contre le maintien et la mesure d'éloignement mais toutes ces demandes ont été déboutées par le tribunal ou le conseil du contentieux des étrangers. Une nouvelle demande d'asile datant du 26 mars 2008 a été rejetée le 3 avril étant donné que l'intéressé n'a pu invoquer de nouveaux éléments par rapport à sa première demande d'asile.

 

Au vu des données du dossier, l'intéressé n'entre pas en ligne de compte pour une régularisation sur base des critères d'existence vu la courte procédure d'asile et la durée du séjour illégal relativement courte passée en Belgique. De plus, dans sa demande de régularisation, l'intéressé n'avait pas de proposition d'emploi. Cette demande de régularisation a été introduite le même jour que le maintien.

 

Afin de fournir des informations correctes et complètes sur cet événement tragique, je vous communique également le déroulement des faits tels qu'ils se sont produits le 1er mai.

 

Après avoir pris son repas, l'intéressé a demandé à se retirer pour aller se reposer dans le dortoir où un résident chinois était en train de dormir. Une heure plus tard, en se rendant aux toilettes du dortoir, ce Chinois a découvert que l'intéressé s'était pendu avec ses draps.

 

Le service médical ainsi que le SMUR ont été immédiatement avertis. Entre-temps, il a été tenté de réanimer l'intéressé mais son cœur ne battait plus. À son arrivée, le SMUR n'a pu que constater le décès. Le directeur du centre a fait appeler la police pour qu'elle vienne faire les constatations nécessaires.

 

Ik wil er wel aan toevoegen dat deze informatie al werd gecommuniceerd door de dienst Vreemdelingenzaken. Wij spreken normaal gezien niet over individuele dossiers, maar omdat het in dat geval bijna een publiek dossier wordt, doe ik het hier nu toch.

 

La police fédérale a entendu tous les résidents. Il ressort de l'enquête qu'il ne s'agit certainement pas d'une mort suspecte. À ce jour, l'Office des étrangers n'a pas non plus été contacté pour une demande de ne pas éloigner des résidents; ceux-ci peuvent donc parfaitement l'être.

 

Le centre fermé compte un psychologue qui ne relève pas de la direction. Aucun élément n'indique que l'intéressé souffrait d'un problème psychique.

 

L'arrêté royal du 2 août 2002 prévoit une procédure en cas de décès dans un centre fermé. Lorsqu'un occupant décède dans un centre, après qu'un médecin a constaté le décès et en a déterminé la cause, le directeur du centre le signale immédiatement au directeur général, aux services de police et, conformément aux articles du Code civil, à l'officier de l'état civil du lieu du décès. La dépouille de l'occupant est placée dans une morgue. Le directeur du centre procède à un inventaire des biens et des documents de l'occupant décédé.

 

Mevrouw de voorzitter, collega’s, ik wil er wel aan toevoegen dat het een dramatisch geval blijft. Ik heb op elk moment gezegd dat er bij het parket voor de autopsie een onderzoek werd gestart. Ik heb daar echter ook onmiddellijk aan toegevoegd dat ik op geen enkele manier – ik zou het ook niet kunnen doen – tussenbeide zou komen. Ik ben blij dat er een autopsie zal worden uitgevoerd en dat wij op die manier volledige klaarheid zullen krijgen.

 

Indien er op een bepaald ogenblik toch duidelijk iets zou zijn gebeurd dat misschien niet strookt met het aanvoelen dat de dienst Vreemdelingenzaken en het gesloten centrum hadden, sta ik uiteraard open om de kwestie te bekijken en na te gaan hoe wij een en ander kunnen vermijden.

 

Ik heb onmiddellijk verklaard dat ik in alle transparantie alle informatie over die heel spijtige en pijnlijke zaak wilde hebben. Immers, zoals ik vanmorgen in de Senaat al zei, moet de samenleving, als een dergelijk voorval gebeurt, nadenken over de vraag op welk punt zij heeft gefaald.

 

Ik wil er niettemin en tegelijkertijd op wijzen dat het sinds 1988 de tweede zelfmoord in een gesloten centrum is. Ik wil met voorgaande opmerking de zaak niet minimaliseren. Ik wil echt benadrukken dat ik de zaak niet minimaliseer. Ik wil voornoemd cijfer echter meegeven om er op te duiden dat wij geen indicaties hebben dat hier iets zou zijn gebeurd dat misschien niet kon.

 

08.04  Karine Lalieux (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse complète. Certes, c'est un drame qui vient de se produire. Si j'ai bien compris, selon les phases stipulées par la commission Vermeersch, le centre n'est nullement responsable. Donc, je poserai à votre collègue, le ministre Dewael, la question de savoir si les phases ont été évidemment respectées dans le chef de la police.

 

En cas de mort violente, soit en prison – où on a connu quelques suicides ou victimes d'overdose ou autres –, soit dans des centres fermés, cela suscite l'émoi, car cela se passe derrière des barreaux. Il en résulte une suspicion, une tension. À un moment donné, la transparence et peut-être une autopsie s'indiquent-elles, étant donné qu'il y a eu une tentative d'expulsion, qui a peut-être mal tourné. Effectivement, nous n'en savons rien; je ne possède pas encore la réponse de votre collègue. Il vaut mieux se prémunir quant aux réactions et obtenir au plus vite des réponses très claires tant pour la famille que pour l'État, l'Office des étrangers et l'ensemble des ressortissants du centre.

 

08.05  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): J'ai prévu d'interroger votre collègue de l'Intérieur sur les aspects de gestion policière de ce dossier. Le nouveau chargé d'enquête venant d'être désigné, il serait important que les témoins directs de l'histoire restent là le temps que le juge ait la possibilité de les entendre. Je vous demande d'essayer de savoir quelles personnes ont été les dernières à discuter avec M. Folefack et de ne pas les expulser tant que le juge ne les a pas entendues.

 

Ce qui est le plus difficile pour la famille confrontée à cette mort, c'est qu'alors qu'on voulait absolument expulser cette personne, on demande maintenant à la famille de payer pour le rapatriement de sa dépouille mortelle. Il faut avouer que ce sens de l'humour particulier est difficile à avaler.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 18.01 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 18.01 uur.