Commissie
voor de Landsverdediging |
Commission de la Défense nationale |
van woensdag 30 april 2008 Voormiddag ______ |
du mercredi 30 avril 2008 Matin ______ |
De vergadering wordt geopend om 11.06 uur en voorgezeten door de heer Ludwig Vandenhove.
La séance est ouverte à 11.06 heures et présidée par M. Ludwig Vandenhove.
01 Vraag van de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de toestand in Mitrovica" (nr. 4064)
01 Question de M. David Geerts au ministre de la Défense sur "la situation à Mitrovica" (n° 4064)
01.01 David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag over Congo zal ik opnieuw indienen omdat in het debat concrete antwoorden niet aan bod zijn gekomen. Ik zal die vraag over de evaluatie van de brigades opnieuw en schriftelijk indienen.
Een zeer korte vraag over de toestand in Mitrovica. De vraag is gesteld op 19 maart en op dat moment was dat actueel, terwijl dat nu iets minder is. Medio maart was de toestand eigenlijk slechter doordat de Serviërs internationale troepen bekogelden.
Mijn vraag was zeer kort. Wat was de evaluatie van de generale staf over die nieuwe situatie? Welke instructies werden er dan gegeven aan Belkos 27?
01.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik zal een kort antwoord op de vraag geven. Wellicht zullen wij de kans hebben om ook onze militaire aanwezigheid in Kosovo op een eendagstrip te gaan bekijken. Dat is heel interessant, omdat we dan kunnen zien welke strategische posities wij in Mitrovica innemen en wat wij daar doen.
U weet dat naar aanleiding van de onafhankelijkheidsproblematiek van Kosovo de spanningen waren toegenomen. Wij zitten in Mitrovica echt in een spanningsveld en spanningsgebied. De actuele toestand is gespannen maar kalm. Er is een spanning, maar de toestand is kalm en volledig onder controle van KFOR, dus ook door de deelname van ons Belgische detachement.
De staf volgt natuurlijk van uur tot uur de toestand op, met de nodige checks en balances. Dat is wat ik u nu kan zeggen.
Ten tweede, tijdens de voorbereiding van het nieuwe, Belgische detachement Belkos 27 werd een briefing over de recentste incidenten gegeven. De nadruk werd gelegd op de Crowd-and-Riot-Controlopdrachten en op de veiligheid van ons personeel. Het gaat dus om wat wij doen en waarvoor wij worden ingezet. U weet dat wij een grote expertise hebben op het gebied van Crowd and Riot Control. Wij gaan tussen de mensen. Wij doen op dat vlak een door beide partijen bijzonder geapprecieerd werk. Er worden ook iedere keer checks and balances doorgevoerd.
Dat is de toestand, namelijk gespannen maar kalm. Onze mensen leveren er gerespecteerd werk. Er is ook een voortdurende opvolging. Ik heb op dit moment geen andere indicaties.
01.03 David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het mandaat is dus altijd hetzelfde gebleven als dat van de vorige operaties, maar er is alleen een bijkomende voorzichtigheid nodig.
Wat dan met de LMT’s? Hebben die nog de volle bevoegdheid?
01.04 Minister Pieter De Crem: Op dit moment hebben zij een bevoegdheid die in de praktijk ongewijzigd is
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "het militaire oefenterrein van Houthalen-Helchteren" (nrs. 4089+4356)
02 Question de M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "le terrain d'entraînement militaire de Houthalen-Helchteren" (nos 4089+4356)
02.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, op het militaire schietveld Houthalen-Helchteren worden oefeningen uitgevoerd door de Belgische luchtmacht en door de ons omringende NAVO-luchtmachten.
In uw antwoord op een schriftelijke vraag die ik eerder al had gesteld, maakte u duidelijk dat de Pampa Range de enige in zijn soort is en dat de twee andere Belgische militaire oefenterreinen enkel door de Belgische luchtmacht worden gebruikt. In uw antwoord hebt u ook verwezen naar de verschillende maatregelen die sinds 2000 werden genomen om de geluidshinder voor de omliggende gemeenten maximaal te beperken.
Als vervolg op uw antwoorden had ik u toch nog graag de volgende vragen gesteld. Zou u de cijfers kunnen geven van het aantal militaire oefeningen per jaar sinds 2000 per oefenterrein boven Belgisch grondgebied? Kunt u ook een indicatie geven van de lawaaioverlast ten gevolge van deze oefeningen per maand sinds 2000 en per oefenterrein boven Belgisch grondgebied? Hebben de maatregelen die sinds 2000 werden doorgevoerd een meetbaar effect gehad? Acht u het nemen van bijkomende maatregelen aangewezen om de geluidshinder verder te beperken? Wat is het gemiddelde bevolkingsaantal boven de drie vermelde oefengebieden?
02.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik meende dat collega Arens ook een vraag had gesteld over het Low Ardennes vlieggebeuren maar dit blijkt een andere vraag te zijn.
Ik heb de statistieken in vlieguren. Ik zal u die bezorgen. Ik zal ze vlug overlopen. Voor het schietterrein van Pampa Range, met de jets, waren dat in 2003 810 bewegingen. In 2005 waren dat er nog 550. Daar zitten wat cijfers tussen maar u ziet een graduele verlaging van de bewegingen.
Wat betreft Elsenborn gaat het voor de jets en de UAV’s, de onbemande toestellen, in 2003 om 211 bewegingen. In 2007 waren er 2.764 bewegingen. Elsenborn is immers het oefenterrein voor het testen en het in gebruik stellen van de UAV’s. Daar is dus sprake van een beduidende toename.
Wat de Low Level Ardennes met de jets en de UAV’s betreft, waren er in 2003 5.515 bewegingen. Dit aantal is gradueel gedaald tot minder dan de helft in 2007 tot 2.614. Ik zal u alle cijfers geven.
Uw tweede vraag. Gezien de vermindering van het aantal oefeningen boven het nationale grondgebied is die geluidshinder verhoudingsgewijs natuurlijk evenredig afgenomen.
Wat uw derde vraag betreft, de aanpassing van de vliegroutes en -hoogtes, evenals het beter informeren van onze bevolking – dit laatste gebeurt via media en website – hebben een merkbare vermindering van het aantal klachten met zich meegebracht. Nieuwe maatregelen ter zake worden niet overwogen. De maatregelen die reeds zijn genomen met betrekking tot info werpen in elk geval hun vruchten af.
Wat de vluchten betreft boven bepaalde gebieden – Pampa Range, Elsenborn en Low Level Ardennes – is dat natuurlijk heel moeilijk omdat er verschillende corridors zijn, verschillende aanvliegroutes en opstijgroutes, die niet altijd dezelfde zijn in functie van de meteorologische omstandigheden en in functie van de aard van de oefening. Als u dat wenst, kan ik het inwonersaantal vragen van de gemeenten waarboven die corridors liggen. Als u insisteert, wil ik dat wel doen maar ik denk dat dit niet echt substantieel is. Wat zal het antwoord zijn? Een optelsom maken van de eventueel overvlogen gemeenten? Als u daarop staat, doe ik dat.
02.03 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Ik stel deze vragen omdat er blijkbaar toch een probleem is van lawaaioverlast boven Houthalen-Helchteren. Daarover hebben wij toch een aantal klachten binnengekregen. Het zou misschien goed zijn als we een vergelijking kunnen maken tussen lawaaioverlast en gebruik van de oefengebieden boven de twee andere oefengebieden waarvan sprake. Een vergelijkingsbasis zou misschien wel goed zijn, a rato van het bevolkingsaantal en de bevolkingsdichtheid.
02.04 Minister Pieter De Crem: Ik zal u de optelsom geven van de bevolkingsaantallen in de verschillende steden en gemeenten die door de verschillende corridors worden bediend.
Voorzitter:
Gerald Kindermans.
Président: Gerald Kindermans.
03 Vraag van de heer Ludwig Vandenhove aan de minister van Landsverdediging over "de Algemene Directie Vorming en de Koninklijke Militaire School" (nr. 4131)
03 Question de M. Ludwig Vandenhove au ministre de la Défense sur "la Direction Générale de la Formation et l'École Royale Militaire" (n° 4131)
03.01 Ludwig Vandenhove (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, ik heb twee vragen die met elkaar aansluiten. Het zijn veeleer technische vragen. De eerste vraag gaat over de vorming binnen Defensie.
Tot nu toe waren de directeur van de Algemene Directie Vorming en de commandant van de Koninklijke Militaire School één persoon. De kritiek die ik nogal eens krijg vanuit de basis, vooral de basis in mijn buurt, Saffraanberg, die met opleiding en vorming bezig is, is dat er in verhouding meer aandacht gaat naar alles wat op de KMS betrekking heeft en minder naar de andere opleidingsvormen.
Zou het niet beter zijn om beide functies te splitsen? Ik dacht dat er daarover al bepaalde ideeën leefden en misschien zelfs al bepaalde stappen ondernomen zijn. Wat denkt u daarover? Wat is de concrete stand van zaken op dat vlak?
03.02 Minister Pieter De Crem: U weet dat artikel 7 van het KB van 26 september 2002, dat betrekking heeft op de organisatie van de Koninklijke Militaire School, bepaalt dat de commandant van de KMS eveneens de directeur-generaal van de vorming is. Om deze toestand te wijzigen heb ik beslist om het besluit te wijzigen. Daaraan wordt nu gewerkt door de diensten. Er is een administratieve en budgettaire controle, maar er zal worden gewerkt in de richting van een opsplitsing van de functies.
03.03 Ludwig Vandenhove (sp.a+Vl.Pro): Wat is de timing?
03.04 Minister Pieter De Crem: Ik hoop het u zo spoedig mogelijk te kunnen aankondigen. Het is in elk geval een beleidsoptie (…)
03.05 Ludwig Vandenhove (sp.a+Vl.Pro): Als het volgende academiejaar begint, dan moet het in principe een feit zijn?
03.06 Minister Pieter De Crem: Ja.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Ludwig Vandenhove aan de minister van Landsverdediging over "de Algemene Directie Vorming" (nr. 4132)
04 Question de M. Ludwig Vandenhove au ministre de la Défense sur "la Direction Générale de la Formation" (n° 4132)
04.01 Ludwig Vandenhove (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, de algemene directie Vorming maakt geen deel uit van de eenheidsstructuur, maar valt rechtstreeks onder de bevoegdheid van de minister van Defensie. Dat geeft soms aanleiding tot interne conflicten, bijvoorbeeld wanneer bepaalde budgettaire middelen moeten worden verdeeld en bij andere aangelegenheden.
Wat is uw visie? Bent u van plan dat zo te laten of zult u de algemene directie niet meer rechtstreeks van de minister zelf te laten afhangen, maar opnieuw onder de eenheidsstructuur in het leger te brengen?
04.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, het is een beleidsbeslissing geweest van een vorige legislatuur. Die beslissing dateert van december 2001, waarbij er een soort aanhechting was van het directoraat Vorming via een kleine sluis bij de minister zelf.
Ik heb de intentie om dat te wijzigen en zal dat ook in mijn beleidsnota aankondigen. De hiërarchische afhankelijkheid zal dus worden herzien. U weet heel goed wat dat wil zeggen, met name dat die rechtstreekse aanhechting aan de minister niet meer zal plaatsvinden en dat er een opname zal zijn in de algemene hiërarchie van het organogram.
04.03 Ludwig Vandenhove (sp.a+Vl.Pro): De beleidsnota zullen we binnenkort krijgen.
04.04 Minister Pieter De Crem: Heel concreet, in plaats van een aanhechting zal er een “afhechting” zijn.
04.05 Ludwig Vandenhove (sp.a+Vl.Pro): Minder bevoegdheden voor de minister dus.
04.06 Minister Pieter De Crem: Neen. Het gebeurt in het kader van de visie van subsidiariteit. Laat op een niveau gebeuren wat het best op dat niveau gebeurt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mijnheer Sevenhans, we hebben afgesproken dat de eerste vraag met betrekking tot Congo in principe is behandeld in de gemeenschappelijke commissie. Indien dat niet het geval is, wordt de vraag best opnieuw ingediend.
04.07 Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik zal ze herformuleren en opnieuw indienen, omdat ik vooral geïnteresseerd ben in het zuiver militair aspect.
05 Vraag van de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "de bezoldiging van bepaalde categorieën van reserveofficieren" (nr. 4161)
05 Question de M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "la rémunération de certaines catégories d'officiers de réserve" (n° 4161)
05.01 Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik werd onlangs op de hoogte gebracht van de moeilijkheden die sommige categorieën van reserveofficieren ondervinden om een correcte bezoldiging van uw departement te krijgen voor de periodes waarin zij onder de wapens worden geroepen.
Artikel 164 van de wet van 27 maart 2003 betreffende de werving van de militairen en het statuut van de militaire muzikanten en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het personeel van Landsverdediging voorziet immers erin dat, en ik citeer: “Een militair van het reservekader van de Krijgsmacht die een periode van vorming, een wederoproeping, een vrijwillige prestatie of een bijkomende prestatie verricht, heeft recht op een wedde ten laste van de begroting van Landsverdediging op grond van zijn graad en stand.”
Datzelfde artikel voorziet verder in een bijzondere regeling voor de reservemilitair die een statutair agent is bij een rechtspersoon van publiek recht. In dat geval en indien de werkgever zijn bezoldiging tijdens de periode van wederoproeping blijft toekennen, heeft de reservemilitair slechts recht op een weddecomplement ten laste van de begroting van Landsverdediging.
Dat complement is dan gelijk aan het verschil tussen de wedde van de militair en de wedde als statutair agent, op voorwaarde dat de wedde van militair hoger ligt.
Volgens de memorie van toelichting bij de wet heeft die bepaling tot doel te vermijden dat een rijksambtenaar die een prestatie levert als reservemilitair, tweemaal met begrotingsgelden zou worden bezoldigd, wat uiteraard logisch is.
Er is mij echter ter ore gekomen dat de diensten van uw departement aan de bepaling een toepassingsdomein toekennen dat veel breder is dan vermoedelijk oorspronkelijk was bedoeld door de wetgever.
Zo wordt de bepaling onder andere toegepast op de personeelsleden van de nv van publiek recht De Post. Ook zij krijgen voor hun wederoproepingsperiode als reservemilitair slechts een weddecomplement in plaats van een volwaardige wedde.
Verschillende elementen laten mij vermoeden dat de interpretatie die door uw diensten aan de wettelijke bepaling wordt gegeven, niet helemaal correct is. Ten eerste, de heer Vande Lanotte, toen nog bevoegd voor Overheidsbedrijven, heeft bevestigd dat personeelsleden van De Post geen rijksambtenaren zijn. Als gevolg van die stelling werd de overheidsanciënniteit van de nieuw aangeworven agenten van De Post niet erkend. Dat is voor die agenten een bittere financiële pil, die zij voor de rest van hun loopbaan meesleuren.
Ten tweede, De Post heeft een eigen begroting en een eigen resultatenrekening. Daarnaast heeft ze ook een beheerscontract gesloten met de Staat. Bovendien, en vooral, ontvangt De Post geen dotaties meer. Postpersoneel wordt derhalve niet meer met begrotingsgelden betaald. Duidelijker kan het volgens mij toch niet zijn.
Het kan uiteraard niet dat de overheid het er zo op aanlegt dat zij alle voordelen voor zich houdt en alle nadelen aan de rechtshorigen toewijst, die de speelbal worden tussen twee federale departementen, die maar doen hoe het hen financieel het best uitkomt, zonder zich te bekreunen om logica of rechtvaardigheid.
Ik kom tot mijn vragen. Op welke rechtsgrond weigeren de diensten van uw departement een volledige wedde van reservemilitair aan de personeelsleden van De Post? Hebt u kennisgenomen van het standpunt van toenmalig minister Vande Lanotte? Waarom wordt het standpunt niet erkend door uw departement? Bent u van plan uw departement richtlijnen te geven met het oog op een correctere toepassing van de wet van 27 maart 2003?
Ik dank u bij voorbaat voor uw antwoord.
05.02 Minister Pieter De Crem: Collega Sevenhans, ik dank u voor uw vraag.
Artikel 3, §1bis van de wet van 20 mei 1994
betreffende de geldelijke rechten van de militairen bepaalt in een eerste lid
dat een militair van het reservekader van de Krijgsmacht die een periode van
vorming, een wederoproeping, een vrijwillige prestatie of een bijkomende
prestatie verricht, recht heeft op een wedde ten laste van de begroting van
Landsverdediging op grond van zijn graad en zijn stand.
Het
tweede lid van dat artikel bepaalt evenwel dat, wanneer hij een statutair agent
is wiens bezoldiging krachtens zijn statuut door de rechtspersoon van publiek
recht die zijn werkgever is, niet of slechts na verloop van tijd mag worden
geschorst, hij een dergelijke prestatie uitvoert en zijn normale bezoldiging
van statutair agent geniet, hij enkel aanspraak kan maken op een
weddecomplement ten laste van de begroting van Landsverdediging.
De heer
Vande Lanotte, toenmalig minister van Begroting en Overheidsbedrijven, heeft in
2005 inderdaad in een antwoordbrief aan een reserveofficier die de problematiek
aankaart van het personeelsstatuut van De Post, vermeld dat het statutair
personeel van De Post geen deel uitmaakt van de rijksambtenaren. Hij stelde in
datzelfde schrijven evenwel ook dat De Post een naamloze vennootschap van
publiek recht is, waar statutaire personeelsleden zijn tewerkgesteld.
Mijn
departement Defensie is het eens met dat standpunt. De Post is krachtens
artikel 1 van de wet van 6 juli 1971 betreffende de oprichting van De
Post en betreffende sommige postdiensten inderdaad een publiekrechtelijke
rechtspersoon die statutaire agenten tewerkstelt, ook al zijn het geen rijksambtenaren.
Bijgevolg wordt het tweede lid van artikel 3, §1bis van de voornoemde wet van 20 mei 1994 toegepast voor personeel van De Post, voor zover het gaat om statutair personeel en voor zover zijn of haar bezoldiging krachtens zijn of haar statuut niet of slechts na verloop van tijd mag worden geschorst.
Bijgevolg wordt het tweede lid van het artikel 3, §1bis, van de voornoemde wet van 20 mei 1994, toegepast voor personeel van De Post, voor zover het gaat om statutair personeel, en voor zover zijn of haar bezoldiging krachtens zijn of haar statuut niet of slechts na verloop van tijd mag worden geschorst.
Aangezien de geldende wetgeving daaromtrent wordt toegepast, is er geen reden om bijkomende richtlijnen uit te vaardigen.
Voorzitter:
Ludwig Vandenhove.
Président: Ludwig Vandenhove.
05.03 Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik neem nota van het antwoord.
05.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer Sevenhans, ik heb mij, zoals altijd, uitvoerig ingelicht vooraleer ik u het antwoord gaf.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
- M. Jean-Luc Crucke au ministre de la Défense sur "la pénurie de médecins à la Défense" (n° 4332)
- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "la Composante médicale" (n° 4414)
- M. Bruno Stevenheydens au ministre de la Défense sur "la pénurie de médecins à l'armée" (n° 4947)
- Mme Brigitte Wiaux au ministre de la Défense sur "la pénurie de médecins au sein de la Composante médicale" (n° 4996)
- de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Landsverdediging over "het tekort aan geneesheren bij Defensie" (nr. 4332)
- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de medische component" (nr. 4414)
- de heer Bruno Stevenheydens aan de minister van Landsverdediging over "het tekort aan artsen in het leger" (nr. 4947)
- mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van Landsverdediging over "het tekort aan geneesheren bij de Medische Component" (nr. 4996)
06.01 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, les médecins au sein de la Défense nationale ont un statut un peu particulier, qui leur permet à la fois d'exercer au sein de la Défense mais aussi d'avoir une clientèle dans le privé. Ce complément est logique par rapport à l'activité qui est la leur et par rapport à un maintien de professionnalisme le plus aigu possible.
Nonobstant cela et nonobstant un appel à candidatures qui avait été lancé l'année dernière, j'ai pu lire que vous aviez constaté qu'il y avait 160 médecins en fonction sur un cadre qui en prévoit 235. Le calcul est vite fait, il manque 75 médecins. Comment combler ce déficit? Le statut tel qu'on le connaît actuellement ne serait-il pas suffisamment intéressant pour les médecins? La question que je vous pose va aussi dans le sens d'une disposition optimale à l'égard de la Défense nationale, car quand on part à l'étranger avec des troupes, il n'est pas question d'attendre le médecin, ce dernier doit être toujours prêt à partir.
Quelles sont les solutions et les pistes envisageables?
Ces pistes sont-elles financières ou d'autres actions peuvent-elles être envisagées au bénéfice du monde médical?
06.02 David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, over hetzelfde onderwerp, verwijs ik naar de wet inzake het statuut van de officieren van het medisch technisch korps, dat gepubliceerd werd in het Belgisch Staatsblad van 5 april 2006. Die wet is nadien opgeheven door de inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen inzake het gemengde loopbaanconcept.
Ondertussen zijn er twee jaar voorbijgegaan, waarin de filosofie van de betrokken wet van kracht was. De cijfers zijn genoemd door collega Crucke. Eigenlijk is er een groot tekort. Van 160 artsen zijn er 149 die cumuleren, terwijl er in een personeelseffectief voorzien was van 235, eigenlijk een vrij groot aantal. Er is echter een zeer beperkt aantal dat effectief voltijds voor het departement ingezet kan worden.
Destijds heb ik altijd gezegd – in het verslag kan dat nagekeken worden – dat die wet niet alle heil zou brengen maar dat ze slechts een eerste stap zou zijn en dat de wet terdege geëvalueerd moest worden. Maar ik meen dat de logica van de wet overeind moet blijven.
Ik kom tot mijn vragen. Ten eerste, is er een analyse gemaakt van de beperkte invulling van de vacante betrekkingen? Zo ja, wat waren daar de resultaten van? Wat is de reden dat er zo’n beperkt aantal mensen die job wil doen?
Ten tweede, wat zijn op dit moment de gevolgen van de onderbezetting bij de medische component? Zijn er bijvoorbeeld gevolgen voor het engagement voor operaties of andere?
Ten derde, welke functies bij de medische component moeten het urgentst ingevuld worden?
Ik meen bijvoorbeeld dat er zeer weinig
arbeidsgeneesheren zijn. Het gebrek aan arbeidsgeneesheren heeft gevolgen omdat een arbeidsgeneesheer ingevolge
andere wetgeving de nodige attesten moet verschaffen.
Ten vierde, is er
in een budget voorzien om de bijkomende engagementen te realiseren?
Ten vijfde, welke
acties plant u om meer artsen aan te werven?
06.03 Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik heb mij hierover geïnformeerd. Het probleem sleept al enkele jaren aan. De cijfers zijn daarjuist al vernoemd. Er zijn op dit ogenblik slechts 160 artsen actief, op de 235 voorziene functies. Van die 160 artsen hadden er 149 nog een andere functie of zij hielden er nog een eigen praktijk op na. Dat wordt ook aangemoedigd, omdat de combinatie met een privépraktijk noodzakelijk is om de competenties te onderhouden.
Het tekort zorgt ervoor dat het operationeel zijn van het leger ernstig in gevaar komt en dat ook het gezondheidstoezicht door het tekort aan een aantal artsen ernstig te wensen overlaat. Vanuit de vakbonden heeft men reeds gezegd dat men een aantal acties overweegt.
Enkele maanden geleden heb ik het probleem schriftelijk aangekaart. U hebt toen geantwoord, mijnheer de minister, dat de huidige arbeidsmarkt niet toelaat om voldoende artsen aan te werven maar dat u een oplossing ziet in de inwerkingtreding van de wet van 5 maart 2006 tot vaststelling van bijzondere bepalingen betreffende het statuut van de officieren van het medisch-technisch korps van de medische dienst. Dat is de enige oplossing die u toen in dat antwoord naar voren hebt gebracht.
Zal dit volstaan, mijnheer de minister, om snel voldoende artsen aan te trekken? Voorziet u nog in andere mogelijkheden? Worden er wel voldoende vacatures uitgeschreven? Wordt er aan deze problematiek wel voldoende aandacht geschonken aangezien dit in de beleidsnota niet ter sprake kwam? Waarom voorziet u niet in een algemene doorlichting, iets waarop u destijds vanuit de oppositie verschillende keren hebt aangedrongen?
06.04 Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, MM. Geerts et Crucke ont déjà beaucoup dit, mais je rejoins leurs questions concernant ce manque de 75 médecins. En effet, alors que 235 sont prévus au cadre, seulement 160 sont présents.
06.05 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, de medische dienst blijft een zorgenkind. De audits “de rayons x” moeten absoluut worden toegepast op de medische dienst. Ik zal daarbij in de politieke nota uitvoerig kunnen stilstaan. Er zijn velerlei redenen waardoor we vandaag in een relatief moeilijke toestand zijn terechtgekomen in de medische dienst as such. U kent allemaal de problematiek van ons center of excellence, le centre d’excellence qu’était le Centre des Brûlés, waar nog altijd zeer schitterend werk wordt gedaan. De problematiek is niet in vijf minuten samen te vatten. Het heeft ook te maken met de afschaffing van de dienstplicht en een aantal andere zaken, zoals de aantrekkelijkheid van het medisch beroep en een aantal algemene factoren die zowel binnen als buiten de Krijgsmacht aanwezig zijn.
Madame Wiaux, monsieur Crucke, tout d'abord, la Défense se doit de garantir la continuité et la qualité des soins médicaux et de l'appui médical prodigués à son personnel, en tenant compte prioritairement de la spécificité liée aux engagements opérationnels à l'étranger. La loi du 5 mars 2006 fixant des dispositions spécifiques au statut des officiers du corps technique médical offre la possibilité de prendre des mesures destinées à revaloriser la carrière du médecin militaire. Vous entendez certainement dans le timbre de ma voix que ce ne sera pas suffisant pour vraiment résoudre le problème.
Le manque au sein du personnel d'environ 75 médecins militaires ne peut se laisser ressentir dans la mise en œuvre de nos moyens militaires médicaux en support de nos troupes en opération. Le manque de personnel est compensé par des renforts temporaires, des rappels ou des prestations de services exécutées par de médecins n'appartenant pas au cadre militaire.
Mijn prioriteiten voor de invulling van de militaire kaders gaan naar de medici die de militaire operaties moeten ondersteunen, zowel de generalisten als de specialisten die in de veldhospitalen, zoals wij er momenteel een hebben in Libanon, worden ingezet.
Op het vlak van de personeelsinitiatieven zijn de budgettaire middelen beperkt. Ik heb een project van fasering van de maatregelen aan het departement gevraagd. De te nemen maatregelen zijn zowel divers als gevarieerd. Naast het personeel van het actief kader is een opportuniteit aangeboden door middel van personeel van de reserve.
Dans le cadre de la révision du statut de ce personnel, j'ai décidé de prévoir la possibilité de recruter des médecins, même expérimentés, et d'allonger la possibilité de prestation au-delà de 60 ans. De plus, parallèlement, des médecins, issus du civil, sont recrutés.
Les projets d'arrêté d'exécution de la loi du 5 mars 2006 sont examinés quant à leur cohérence avec ma note de politique générale et en particulier leur adéquation par rapport à mes priorités telles qu'évoquées au point 3, sans oublier l'aspect budgétaire.
Dans ce cadre, ces projets devront permettre de faciliter le recrutement de médecins, d'optimaliser leurs prestations et de les garder en service.
J'attire ici l'attention sur le fait que ce sont ces trois derniers points qui posent du problème.
Il s'agit d'un problème de recrutement, de rétention, de formation et de cumul avec le secteur privé en tenant compte du fait que nous exerçons trois services médicaux.
1. Le service de première ligne: les médecins envoyés à l'étranger, par exemple, au Liban. Tout dépend si nous disposons d'un rôle 1 ou d'un rôle 2 pour l'exécution de nos services médicaux.
2. La médecine à laquelle notre collègue David Geerts a fait référence: de arbeidsgeneeskunde. Cette médecine est très importante. C'est elle qui vérifie, par exemple, les conditions dans lesquelles nos pilotes, mais aussi les membres du personnel militaire doivent et peuvent exercer leur fonction.
3. La médecine hospitalière, de ziekenhuisgeneeskunde: tout ce qui est fait à Neder-over-Heembeek non seulement au niveau du service des grands brûlés, mais aussi dans d'autres services.
Op elk van deze punten zijn er spanningsvelden. Het verhoudingswijze tekort aan rekrutering laat zich overal gevoelen.
Een aantal mogelijkheden biedt zich aan op middelkorte termijn. Ik denk hierbij aan de rekrutering. Ook hier kom ik met een niet-ideologische benadering. Er is lang een spanningsveld geweest tussen de geneesheren en tussen het medische en het paramedische korps. Ook op paramedisch vlak zijn er tekorten, onder meer op het vlak van de verplegers en de kinesitherapie.
Er zal een soort elektroshock moeten plaatsvinden om die rekrutering weer op gang te brengen. Er zijn vele oorzaken. De afschaffing van de dienstplicht speelt daarin ook een rol. Het vroegere reservekader kwam tot stand doordat mensen, die hun dienstplicht hadden vervuld, nadien oproepbaar bleven. Dat reservoir raakt al 15 jaar nagenoeg niet meer gevuld.
Ik word nu geconfronteerd met het feit dat ik mensen moet oproepen die eigenlijk al in aanmerking komen om niet langer tot dat reservekader te behoren. Ik heb een rondvraag gedaan en het gaat soms over mensen die de leeftijd van 60 jaar benaderen of zelfs hebben overschreden. Zij zijn echter nog altijd bereid om dat te doen. Dit wil zeggen dat er voor het buitenland een groot probleem is.
Behoudens de domestieke medische dienstverlening is er ook de medische dienstverlening in het buitenland tijdens onze verschillende opdrachten.
Lorsqu'on part à l'étranger, le fait d'envoyer des médecins qui, à leur demande, sont disponibles pour réaliser ces tâches, sans qu'ils aient spécifiquement le statut de militaire, est très difficile. Il faut d'ailleurs modifier la loi sur ce point afin d'avoir des garanties tout à fait légales.
Het is een heel groot werk om dat te doen. Ik zal ook een voorstel doen met betrekking tot de cumulregeling, niet-ideologisch. Zonder een voorafname te doen van de politieke nota meen ik dat we ook de cumulregeling niet-ideologisch moeten gaan benaderen en dat alle eventuele voorbehouden moeten kunnen verwijderd worden. Dat maakt een belangrijk deel uit van de politieke nota.
In elk geval is deze toestand niet houdbaar. Er moet absoluut een communicerend vat kunnen zijn tussen enerzijds de militaire geneeskunde en anderzijds de burgerlijke geneeskunde. Ook een aantal zaken zoals de deontologie van de openbare niet-militaire ziekenhuizen wil ik laten toepassen op de cluster van het militaire ziekenhuis te Neder-over-Heembeek. Dat blijft een zorgenkind maar het is voor mijn beleid een absolute prioriteit om dat op te lossen. Mijn voorstellen kunnen dan, nadat u er kennis van hebt genomen, worden goedgekeurd. Het zullen ook de enige zijn die het probleem op een substantiële wijze kunnen oplossen.
06.06 Jean-Luc Crucke (MR): Je remercie le ministre pour sa réponse que je trouve très intéressante. Vous avez dit que la composante médicale était pour l'instant un enfant à soucis. Pour être optimiste, je vous dirai que les enfants qui ont causé le plus de soucis sont ceux qui en général nous donnent les plus grands espoirs. Pour cela, il faut la bonne politique, la bonne gestion au bon moment. J'ai compris à votre réponse qu'il y avait un certain degré d'urgence. Lorsqu'il y a le feu, il faut l'éteindre sans tarder. L'opérationnel, c'est votre souci et votre volonté: une armée plus opérationnelle sur le terrain. Cette urgence doit donc donner lieu à toutes les mesures utiles, sans référence à une quelconque idéologie.
Dans un deuxième temps, il faudra une appréciation sur le moyen et le long terme, accompagnée éventuellement d'une révision de la législation en la matière.
06.07 David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Op korte termijn heb ik vastgesteld dat de expertcontracten hierin een oplossing moeten kunnen bieden, door mensen te engageren voor een korte termijn van een drietal maanden om een aantal functies niet in gevaar te brengen.
Voor de lange termijn denk ik dat wij, op het moment dat ik uw initiatieven ken, wel degelijk een verdere discussie moeten kunnen voeren.
06.08 Minister Pieter De Crem: Ik heb nog een antwoord op een vraag van collega Stevenheydens over het aantal geopende vacatures. Ik ben dat vergeten mee te delen.
Voor 2008 werden de volgende vacatures geopend. Voor de bijzondere werving – een werving op basis van het diploma op het einde van de studies – gaat het om twee artsen in de algemene geneeskunde en tien specialisten in de algemene chirurgie, de urgentie en intensieve geneeskunde, de gastro-enterologie enzovoort.
Voor de normale werving, die start in het eerste jaar van de studie, werden vier plaatsen open verklaard en voor de aanvullende werving – met een start in het tweede of het volgende jaar – twee kandidaten.
Voor dit jaar zijn er 16 vacatures – veertien plus twee artsen in de algemene geneeskunde – open verklaard. Dat waren vroeger zeer begeerde plaatsen. Door het spanningsveld met de geneeskunde in de burgerij en een aantal andere zaken is het nu quasi onmogelijk geworden.
Ik zal u op termijn ook laten weten wat de effectieve invulling daarvan is geweest. U zult zien dat we met een substantieel probleem zitten voor het invullen van die vacatures. We hebben wel wat hefbomen om dat te kunnen oplossen.
06.09 Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. De opvolging van die effectieve invulling is natuurlijk heel belangrijk. Wat hier nog niet ter sprake is gekomen, is dat het probleem misschien nog wordt vergroot doordat bepaalde artsen in het leger ook een bepaalde leeftijd hebben en binnenkort met pensioen gaan. Ik heb de cijfers daarover nog niet opgevraagd, maar ik vraag mij af in hoeverre dat misschien onrustwekkend is. Zal de inhaalbeweging die u momenteel doet, voldoende zijn om dat probleem op te vangen?
06.10 Minister Pieter De Crem: Binnen afzienbare tijd – reeds binnen drie jaar – zitten we met een volledige onderbemanning van onze medische diensten, zowel voor onze bemanning voor algemene geneeskunde, als voor de specialisaties in chirurgie, gastro-enterologie, oftalmologie, nefrologie enzovoort. Eigenlijk geldt dat voor het volledige toepassingsgebied van de militaire geneeskunde in Neder-over-Heembeek, om nog niet te spreken over de artsen die op zendingen moeten worden meegestuurd. Het probleem is dus levensgroot en het is mijn verantwoordelijkheid om daarover een voorstel te doen.
Ik verbloem u de problemen niet. De leeftijdspiramide is bijzonder slecht.
06.11 Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn openheid en voor zijn antwoorden. Als er zich effectief een probleem voordoet voor de buitenlandse zendingen, hoe gaat men dat dan op korte termijn oplossen?
06.12 Minister Pieter De Crem: Het probleem is nu oplosbaar, omdat er nog altijd wordt gerekruteerd uit het reservekader. Enerzijds zijn er de mensen uit het effectieve kader, die vrijwillig meegaan – niemand wordt daartoe verplicht – en anderzijds hebben we nog altijd een reserve in het reservekader van de geneesheren-majoors, die zich vrijwillig aandienen om opgeroepen te worden, maar ook daar is er vanwege de leeftijdsgrens een eindigheid.
06.13 Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos précisions. Vous partagez mes inquiétudes et vous êtes bien conscient que la situation n'est pas tenable, notamment pour nos militaires à l'étranger. Ce problème vous préoccupe et j'attends donc vos initiatives pour en faire une priorité et pour revoir la législation.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Aan de orde zijn de samengevoegde vragen 4365, 4413 en 5010 van de heren Flahaut en Geerts en mevrouw Wiaux.
06.14 Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, je suis d'accord d'attendre MM. Geerts et Flahaut.
06.15 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, kan ik geen antwoord geven op deze vragen over het fregat? Ik denk dat collega Fahaut er wel mee akkoord zal gaan
De voorzitter: Mevrouw Wiaux ging akkoord met het voorstel om te wachten tot de heer Flahaut hier zou zijn. Daarom zullen wij eerst punt 9 van de agenda behandelen.
- M. Josy Arens au ministre de la Défense sur "les tirs expérimentaux à Elsenborn" (n° 4395)
- Mme Kattrin Jadin au ministre de la Défense sur "sa rencontre avec l'association 'Stop Mecar' et l'évolution du dossier des tirs d'essai à Elsenborn" (n° 4657)
- de heer Josy Arens aan de minister van Landsverdediging over "de schiettests in Elsenborn" (nr. 4395)
- mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Landsverdediging over "zijn ontmoeting met de vereniging 'Stop Mecar' en de evolutie van het dossier van de schiettests in Elsenborn" (nr. 4657)
07.01 Josy Arens (cdH): Monsieur le ministre, les tirs expérimentaux d'une firme privée sur le champ de tir militaire d'Elsenborn soulèvent protestations et inquiétudes. Les riverains s'interrogent en effet et s'inquiètent de l'utilisation d'un terrain militaire pour les tirs expérimentaux de munitions produites par ces entreprises. Celles-ci mènent des campagnes de tirs pour développer de nouvelles munitions et pour valider des lots de munitions destinés à divers pays. L'autorisation a été accordée par votre prédécesseur ainsi que par la Région wallonne qui a octroyé un permis d'exploiter d'une validité de trois ans.
Les riverains s'inquiètent des retombées possibles de ces activités sur l'environnement et la santé des habitants qui devront subir des nuisances sonores supplémentaires et la pollution de l'air, du sol et de l'eau qui résulteront inévitablement de ces tirs. Les projectiles modernes contiennent en effet des métaux lourds comme le tungstène pouvant dégager des isotopes radioactifs sous l'effet de la chaleur produite par l'impact sur la cible. On peut aussi s'interroger sur l'effet produit par le plomb et le mercure utilisés dans la fabrication de projectiles.
Monsieur le ministre, pouvez-vous m'informer du type de projectiles utilisés lors de ces tirs? Quels sont les risques pour l'environnement et les riverains? Quelle est votre position sur la question?
07.02 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, je me réjouis de l'intérêt suscité par cette question. Il y a aussi une responsabilité importante des Régions quant à l'octroi du permis d'environnement. Monsieur le ministre, je vous avais interrogé au sujet de cette situation il y a quelques mois déjà. Vous m'aviez alors assuré de votre volonté d'étudier le dossier et d'apporter la clarté sur la question. Incontestablement, votre arrivée à la tête du département de la Défense a le mérite de rendre de l'espoir aux milliers d'opposants qui rêvent maintenant d'être entendus par le gouvernement fédéral.
J'ai pu me rendre compte que vos actes ont été conformes à vos paroles: vous avez rencontré en effet les représentants de l'association "Stop MECAR", laquelle mène la fronde contre la poursuite de tirs d'essai sur le camp militaire. On peut supposer qu'en préparant cette rencontre, vous avez eu l'occasion d'examiner les tenants et les aboutissants de ce dossier complexe et important pour les habitants de ma région.
Je ne reprendrai pas l'historique fort bien exposé par M. Arens à l'instant. Par contre, je suis impatiente, comme la population locale et les autorités communales, de vous entendre sur le fond du dossier. Mes questions sont les suivantes. Quelles sont les suites de votre rencontre avec "Stop MECAR"? Avez-vous eu l'occasion d'étudier en détail le dossier et de planifier une visite du camp d'Elsenborn? Je vous en avais déjà parlé et je serais ravie de vous accompagner.
Comment évolue le dossier en termes de respect des législations relatives à l'exploitation du site? Quelle position allez-vous prendre? En d'autres termes, allez-vous laisser poursuivre les tirs d'essais de MECAR à Elsenborn?
07.03 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chers collègues, j'ai reçu une délégation de l'association "Stop MECAR" et me suis engagé auprès d'elle à me rendre à Elsenborn pour participer à une réunion technique avec les acteurs du dossier. Je vous tiendrai au courant, de même que vous y serez cordialement invités.
Entre-temps, les spécialistes du département rencontreront l'administration de la Région wallonne qui a délivré le permis unique, afin d'évaluer les mesures à prendre pour faire respecter les termes de la concession. Je n'ai pas encore rencontré les dirigeants de MECAR, mais ceux-ci sont invités à la prochaine réunion technique à Elsenborn.
Le permis unique délivré par la Région wallonne pose des limitations vis-à-vis des nuisances sonores et de la pollution des eaux. Il devra être respecté à la lettre par le ou les exploitants tiers à la Défense. Pour cette dernière, la délivrance de ce permis montre implicitement que les incidences et les risques pour la population et l'environnement ont été jugés acceptables par la Région wallonne, autorité compétente en ces matières.
Une réunion technique entre la Défense et la Région wallonne a eu lieu dans le but de clarifier les modalités d'application de ce permis. Des exigences supplémentaires à celles reprises dans ledit permis seront également imposées par la Défense pour des raisons opérationnelles et/ou de sécurité physique des tirs.
Comme par le passé, chaque demande de tir – donc, chaque type de munition, de projectile, de cible, sans oublier la distance – sera toujours analysée par le service compétent de la Défense. J'insiste sur le fait que tout tir dont les effets ne sont pas connus avec suffisamment de précision restera interdit. Je tiens encore à préciser que le tir de munitions contenant du plomb, du mercure, du tungstène ou des matériaux radioactifs, est proscrit.
Plusieurs sociétés privées, dont la firme MECAR, disposent actuellement d'une concession qui date de 2007 les autorisant à effectuer des tirs pour autant qu'elles bénéficient d'un permis délivré par la Région wallonne. Comme la société MECAR a obtenu ce permis, elle a bien le droit d'effectuer des tirs, mais dans le respect des termes de la concession et des conditions accompagnant l'octroi dudit permis.
Donc, je vous invite encore une fois à vous rendre sur place avec toutes les personnes concernées.
07.04 Josy Arens (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie de votre réponse. Vous me rassurez déjà en déclarant que les munitions contenant du tungstène sont d'office interdites. Bien sûr, nous suivrons de près l'évolution de ce dossier.
07.05 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, je me réjouis également de la teneur de votre réponse et de la prise de contact qui a été établie avec les responsables wallons compétents pour l'octroi du permis.
Comme je l'ai dit, la société MECAR a obtenu la prolongation de son contrat d'exploitation peu avant le départ du chef du département de la Défense. Ce dossier doit être clarifié afin de rassurer la population qui est très inquiète au sujet de la nature des munitions utilisées dans le camp d'Elsenborn.
Vous savez que ce terrain avoisine une zone protégée "Natura 2000". Même les autorités allemandes se sont manifestées pour obtenir des éclaircissements à ce sujet.
Je me réjouis donc de vous accompagner et de vous faire rencontrer tous les protagonistes de ce dossier.
Je vous remercie beaucoup, monsieur le ministre.
07.06 Pieter De Crem, ministre: Sur l'initiative du sénateur Berni Collas, j'ai rencontré - en compagnie de représentants de mon cabinet - différents bourgmestres, différents membres de partis politiques et plusieurs riverains. Nous avons donc eu une discussion approfondie.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
08 Question de M. Jean-Luc Crucke au ministre de la Défense sur "les perspectives de la Marine" (n° 4457)
08 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Landsverdediging over "de toekomst van de Marine" (nr. 4457)
08.01 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, la composante maritime avec ses deux frégates est sans doute celle qui ne pose pas de problèmes en termes d'ambition.
Vous vous êtes rendu le 1er avril à Zeebrugge et avez eu l'occasion de faire le tour des différents points forts et points faibles de la Marine.
08.02 Pieter De Crem, ministre: Il y avait un autre poisson d'avril dans les journaux.
08.03 Jean-Luc Crucke (MR): S'il s'agit d'un poisson, il est relaté avec une certaine philosophie qui m'aura bluffé.
En principe, une visite permet de se rendre compte s'il y a des modifications à apporter aux ambitions déclarées. Un suivi est assuré en termes d'équipement, de personnel. Monsieur le ministre, qu'en est-il exactement?
08.04 Pieter De Crem, ministre: Lors de la visite de la base navale à Zeebrugge – le 1er avril en effet –, j'ai pu constater que la composante marine est efficace et capable d'être engagée tant dans des scénarios de stabilisation que dans des scénarios de conflit.
Elle peut être présente de manière soutenue à proximité d'une zone de crise, ce qui permet à notre gouvernement de faire de la diplomatie de défense et de formuler une réponse graduelle à une crise émergente.
Les atouts spécifiques de notre Marine sont sa facilité d'intégration dans des dispositifs internationaux, son état de préparation élevé, ses délais d'engagement très courts, sa capacité d'opérer dans des zones littorales et donc peu profondes et son expertise dans la lutte anti-mines.
Les faiblesses de la composante Marine se situent principalement dans le domaine des ressources humaines, comme c'est le cas dans le contexte plus global de la Défense – on en a justement parlé pour la composante médicale –, avec un faible taux de recrutement et un rapport entre personnel à bord et personnel disponible à l'embarquement très faible.
Le matériel actuel et les programmes de modernisation prévus assureront l'opérationnalité des capacités navales à moyen terme. Ces programmes contiennent, d'une part, la remise à niveau de certaines capacités à bord des frégates telle que la capacité d'embarquer un hélicoptère NH-90, en collaboration avec la marine royale néerlandaise et, d'autre part, par le remplacement des navires existants de garde-côtes par des patrouilleurs qui permettront à la Marine de contribuer pleinement à l'assurance de la sûreté dans les zones maritimes selon la jurisprudence belge.
Par ailleurs, la composante Marine se prépare pour l'avenir en continuant à élaborer des programmes des engins non habités. Après l'inauguration ou la visite de la frégate Léopold I, on a eu l'inauguration au début du mois d'avril de la frégate Louise-Marie. Ces deux frégates nous ont permis de nous élever à un niveau très haut pour d'éventuelles missions à l'étranger. Leur personnel est très motivé et très bien formé. L'attention sur le recrutement reste bien entendu aiguë.
08.05 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, je partage totalement le point de vue du ministre sur la composante maritime. En effet, en termes d'excellence, le niveau d'ambition est atteint et reconnu à l'étranger.
Le souci, que vous avez aussi évoqué, est celui du personnel, ou des ressources humaines pour rester plus conforme. Vous l'avez aussi précisé et il n'y a pas de raison de diverger: ce souci est assez global dans l'armée en général.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 4512 van mevrouw Boulet wordt, op haar verzoek, uitgesteld.
- M. Jean-Luc Crucke au ministre de la Défense sur "le prêt de tentes de l'armée" (n° 4729)
- Mme Brigitte Wiaux au ministre de la Défense sur "la mise à disposition de tentes" (n° 4999)
- de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Landsverdediging over "het uitlenen van legertenten" (nr. 4729)
- mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van Landsverdediging over "het ter beschikking stellen van tenten" (nr. 4999)
09.01 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, vous avez décidé, en accord avec la Communauté française, de prolonger l'accord qui vise à mettre à disposition des mouvements de jeunesse les fameuses tentes qui sont, en certaines périodes de l'année, utilisées à des fins autres que militaires.
Vous avez parlé d'une simplification administrative. De quoi s'agit-il dans ce dossier? Une simplification administrative est toujours la bienvenue.
09.02 Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le ministre, nous sommes souvent interpellés par des jeunes qui organisent des camps pendant les vacances pour connaître les conditions d'octroi de tentes par votre département. Je n'ai pas trouvé l'information sur le site de la Défense, qui est par ailleurs très complet.
Je serai contente d'entendre votre réponse car je renvoie souvent ces jeunes vers le site de la Défense et, comme moi, ils ne trouvent pas la réponse. Ce n'est pas une critique, je souhaite simplement avoir la bonne information.
09.03 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chers collègues, la convention traitant du prêt de tentes conclue avec la ministre de la Culture, de l'Audiovisuel et de la Jeunesse de la Communauté française a été prolongée jusqu'en 2009. Il n'y a pas eu de modification du contenu. Quelques modifications internes à la Défense ont permis de raccourcir le délai de transmission, comme par exemple le fait de pouvoir adresser les demandes directement à l'administration et non plus par le biais du cabinet du ministre.
Une nouvelle procédure, encore plus simple et plus rapide, permettant une répartition équitable et optimale des tentes disponibles pour tous les mouvements de jeunesse pendant les grandes vacances, est en cours d'élaboration. Les responsables nationaux des mouvements de jeunesse reconnus seront d'ailleurs prochainement invités afin d'en prendre connaissance. Cette nouvelle procédure simplifiée devrait être opérationnelle pour les demandes de l'année prochaine. Les tentes sont disponibles jusqu'à ce que le stock soit épuisé.
09.04 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, je ne peux que me réjouir de la réponse du ministre tant par rapport à la simplification que par rapport à l'amplification du projet puisque j'ai compris qu'il ne s'arrêterait pas en 2009.
09.05 Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie. Votre réponse était très claire.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
(…)
De voorzitter: Wij werden gebeld met de vraag om die vraag uit te stellen.
Mevrouw Wiaux is solidair met mevrouw Boulet, die in het buitenland zit. Dus ook de vragen nrs. 4799 en 4967 onder agendapunt 14 worden uitgesteld.
10 Question de Mme Kattrin Jadin au ministre de la Défense sur "le patrimoine de la Défense mis en vente" (n° 4828)
10 Vraag van mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Landsverdediging over "de eigendommen van Defensie die te koop worden gesteld" (nr. 4828)
10.01 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, j'ai lu récemment dans la presse un article concernant la vente à la Bulgarie par votre département des dernières frégates belges pour 54 millions d'euros. J'ai également constaté que de nombreux éléments du patrimoine mobilier et immobilier de la Défense sont mis en vente. Ainsi, sur le site internet de la Défense, on peut consulter la liste du matériel mis en vente partout en Belgique.
En ce qui concerne la vente des domaines militaires, un lien renvoie vers le site des services patrimoniaux du SPF Finances.
Je trouvais intéressant de connaître vos intentions quant à l'année à venir.
Que comptez-vous mettre en vente et quelle est l'estimation des rendements espérés?
Que deviennent les bénéfices de ces ventes?
10.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chère collègue, ma réponse est un peu technique.
La loi-programme du 19 juillet 2001 permet au ministre de la Défense de vendre du matériel militaire excédentaire et/ou déclassé et retiré de l'emploi. Tout le matériel retiré de l'emploi est, pour autant que la législation le permette, proposé à la vente. Dans le cas où cette vente n'aboutirait pas, il est proposé à la vente comme rebut après démilitarisation dans tous les cas où celle-ci s'impose.
En ce qui concerne la publicité, l'attitude de la Défense a été la suivante. La priorité est toujours donnée aux ventes d'État à État. Dans ce contexte, un catalogue du matériel devenu excédentaire a été établi et diffusé dans les pays dans lesquels la Belgique a un attaché de Défense ou qui ont un attaché de Défense chez nous, ainsi que dans les pays membres de l'OTAN.
Au cas où une vente d'État à État ne peut être concrétisée, le service des ventes peut élargir le marché aux firmes privées. Afin de connaître et sélectionner ces firmes, la procédure adoptée est la suivante. Tout d'abord, il y a une publication dans le Bulletin des adjudications et du JEPP pour permettre aux candidats de se faire connaître et à l'administration de faire une première sélection. La poursuite de la procédure avec les candidats sélectionnés est une procédure négociée.
Il reste cependant à noter que la vente de matériel à un pays tiers est soumise à l'obtention d'une licence d'exportation. En cas de vente de matériel étranger, un accord de réexportation doit également être obtenu auprès du pays d'origine.
L'organisation des ventes immobilières est la suivante. La Défense remet les immeubles aux comités d'acquisition compétents du SPF Finances et ces comités sont chargés de l'organisation de la vente, de l'estimation de la recette et de l'acte notarié. En principe, on organise une vente publique au plus offrant. Cette règle n'est pas appliquée dans le cas d'un transfert administratif entre les départements fédéraux ou dans le cas d'une expropriation d'utilité publique par une autorité compétente, par exemple une administration locale.
En 2008, la Défense a l'intention de vendre différents types de matériels excédentaires. Les recettes espérées pour ces biens matériels représentent un montent d'environ 50 millions d'euros. La Défense offre différents types d'infrastructures aliénées et ceci sur tout le territoire. Dans certains cas, elle vend des quartiers complets mais dans d'autres cas, il s'agit d'un bâtiment isolé, d'un terrain d'exercice, d'un stand de tir, d'un bunker, etc.
Actuellement, la Défense prévoit des ventes d'infrastructures militaires en 2008 par le SPF Finances pour un montant de 40 millions d'euros.
La loi-programme du 19 juillet 2001 permet au ministre de la Défense de réutiliser les recettes des ventes du matériel pour des investissements dans son département et les dépenses connexes aux opérations d'aliénation. Finalement, les recettes d'aliénation des biens immeubles faisant partie du patrimoine confié à la gestion du ministre de la Défense peuvent être réutilisées pour des dépenses d'investissements, pour des travaux d'infrastructures et pour les dépenses connexes aux opérations d'aliénation.
10.03 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, ma question n'était pas innocente. Dans une fonction antérieure, j'étais chargée d'une mise en vente d'un certain patrimoine de la Défense. Je me souviens qu'à l'époque, certains groupes politiques avaient fortement critiqué cette démarche. Ici, si j'ai bien compris, toutes les recettes afférentes tant au patrimoine mobilier qu'immobilier de la Défense iront au budget du SPF Défense et non pas au budget général de l'État.
Je vous remercie pour votre réponse claire et détaillée.
10.04 Pieter De Crem, ministre: Cela a été convenu dans le feu des discussions relatives au budget.
Il s'agissait également d'une prise de position du gouvernement d'insister sur les opérations militaires menées à l'étranger.
Étant donné la diminution du budget, il est clair que tous les moyens seront imputés à la Défense.
À cet égard, vous mentionnez un point intéressant, le SPF Défense qui n'existe toujours pas, mais que j'ai l'intention de baptiser!
10.05 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Inutile de vous préciser que je peux tout à fait me conformer à ce type de procédure que j'estime faisant partie d'une bonne gestion.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 12.07 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.07 uur.