Commissie voor de Financiën en de Begroting |
Commission
des Finances et du Budget |
van dinsdag 29 april 2008 Namiddag ______ |
du mardi 29 avril 2008 Après-midi ______ |
Le développement des questions et interpellations commence à 15.47 heures. La réunion est présidée par M. François-Xavier de Donnea.
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 15.47 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer François-Xavier de Donnea.
01 Vraag van mevrouw Katrien Partyka aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het recht op een ziektekostenverzekering voor chronisch zieken en personen met een handicap" (nr. 4855)
01 Question de Mme Katrien Partyka au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le droit à l'assurance soins de santé pour les malades chroniques et les personnes handicapées" (n° 4855)
01.01 Katrien Partyka (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik wil graag een vraag stellen over de regeling die er was gemaakt onder de zogenaamde wet-Verwilghen en die de chronisch zieken en gehandicapten de mogelijkheid bood aan te sluiten bij een ziektekostenverzekering. Zij kregen die mogelijkheid vanaf 1 juli 2007. Er was toen afgesproken dat er een evaluatie zou komen van dat recht.
Ten eerste, die evaluatie zou normaal eind dit jaar moeten plaatsvinden. In welke maatregelen voorziet u om dat te laten plaatsvinden of om dat voor te bereiden, samen met de CBFA, Assuralia en de patiëntenverenigingen?
Ten tweede, er was de mogelijkheid bij koninklijk besluit een bemiddelingsorgaan op te richten voor geschillen die voortvloeien uit het recht op verzekerbaarheid. Hoever staat men daarmee? Is het koninklijk besluit in voorbereiding? Wanneer mogen wij dat verwachten?
Ten derde, hebt al zicht op het aantal personen dat gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid die verzekering aan te gaan? Zijn daarover cijfers beschikbaar? Dat is niet onbelangrijk in het vooruitzicht van de evaluatie eind dit jaar.
01.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Partyka, de wet voorziet in een evaluatie waaraan de CBFA, de beroepsvereniging van verzekeringsondernemingen, dat is Assuralia, en de patiëntenverenigingen zullen deelnemen.
De wet voorziet bij die evaluatie in geen bijzondere rol voor de minister tot wiens bevoegdheid de verzekeringen behoren. Maar goed, wij zullen tot een evaluatie komen.
Op de vraag of ik de nodige maatregelen heb genomen om tot een snelle publicatie van het besluit over te gaan, antwoord ik het volgende. Dat zal dus zeer vlug het geval zijn. Uit informatie die mij werd verstrekt, blijkt dat de CBFA niet beschikt over cijfers van het aantal personen dat zou hebben gebruikgemaakt van het recht op basis van artikel 138bis, 6, een verzekeringsovereenkomst te vragen. Ik verwacht echter dat de evaluatie dat cijfer zal hernemen omdat het een van de elementen uitmaakt die de Ministerraad zullen toelaten te beslissen of de verplichtingen van artikel 138bis, 6, na 1 juli 2009 worden verlengd.
Ik zal dus op de evaluatie wachten om meer cijfers te hebben, want tot nu toe heb ik geen cijfers ontvangen van de CBFA daarover.
01.03 Katrien Partyka (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, ik stel de vraag omdat er geen cijfers voorhanden zijn (…).
(…) als men die cijfers niet bijhoudt, zie ik niet in op welke basis de evaluatie kan worden gemaakt. Dat is de reden waarom ik u de vraag stel. U zou de betrokken actoren kunnen vragen om de evaluatie eind 2008 voor te leggen zodat er een aantal maatregelen kan worden genomen. Uw uitspraak dat de maatregel mogelijk kan worden verlengd, is interessant. Dit lijkt me billijk omdat vandaag, bijna een jaar later, het systeem nog niet optimaal werkt.
01.04 Minister Didier Reynders: Ik zal vragen een evaluatie op te stellen. We moeten nog uitmaken binnen welke termijn. We passen de wet wel degelijk toe. Uw vraag betreffende de cijfers is een goede vraag.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mijnheer Van Biesen, u hebt een vraag nr. 4824.
01.05 Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, die vraag is ingetrokken. Ze is al gesteld.
02 Vraag van de heer Luk Van Biesen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de fiscale behandeling van firmawagens" (nr. 4880)
02 Question de M. Luk Van Biesen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le traitement fiscal des voitures de société" (n° 4880)
02.01 Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, de rondzendbrief 241/573.243 van 6 december 2007 legt de regels vast voor de bepaling van de vaste plaats van tewerkstelling voor de berekening van het voordeel van alle aard met betrekking tot de kostenloze beschikking over een autovoertuig door een werknemer.
Wanneer het voordeel van alle aard voor de kostenloze terbeschikkingstelling van een firmawagen aan een werknemer wordt bepaald, geldt voor werknemers die geen woon-werkverplaatsingen met het ter beschikking gesteld voertuig afleggen en het voertuig voor eigen privéverplaatsingen gebruiken, het wettelijk minimum van 5.000 kilometer. Bij handelsvertegenwoordigers zonder vaste plaats van tewerkstelling wordt het voordeel van alle aard bijgevolg aan de hand van dit wettelijk minimum van 5.000 kilometer vastgelegd. Of een plaats van tewerkstelling een vaste plaats van tewerkstelling is, moet worden beoordeeld aan de hand van het geheel van feitelijke en juridische omstandigheden die eigen zijn aan elk geval afzonderlijk, zoals de bepalingen van de arbeidsovereenkomst, andere contractuele en reglementaire bepalingen met betrekking tot de beroepswerkzaamheid van de werknemer of bedrijfsleider, zijn taak- en functieomschrijving, de frequentie en de regelmaat van zijn verplaatsing naar een zelfde plaats van tewerkstelling, de duur dat hij op die plaats wordt ingezet enzovoort.
Het feit alleen dat de werknemer of een bedrijfsleider zich niet gedurende een aantal opeenvolgende dagen naar een zelfde plaats van tewerkstelling moet begeven, volstaat bijgevolg niet om te besluiten dat die plaats van tewerkstelling geen vaste plaats van tewerkstelling is. Aldus zal als een vaste plaats van tewerkstelling worden aangemerkt de plaats waar de aanwezigheid van de werknemer gedurende het belastbare tijdperk 40 dagen of meer bedraagt. Deze 40 dagen moeten niet noodzakelijk op elkaar volgen.
Bijgevolg zal, wanneer een werknemer zich verplaatst van zijn woonplaats naar de plaats van tewerkstelling die niet de belangrijkste plaats van zijn beroepsactiviteit is, maar waar hij veertig dagen of meer aanwezig is, deze plaats van tewerkstelling als vast worden beschouwd en zal een voordeel van alle aard, rekeninghoudend met deze vaste plaats van tewerkstelling, moeten worden berekend.
Mijnheer de vicepremier, ik zou van u graag een antwoord krijgen op de volgende vragen.
Hoe gebeurt de controle aangaande de veertig dagen aanwezigheid op de plaats van tewerkstelling?
Hoe gebeurt de controle ten aanzien van de belastingplichtigen die beweren over geen vaste plaats van tewerkstelling te beschikken en voor wie de bepaling van het voordeel van alle aard geschiedt op basis van het wettelijk minimum van 5.000 kilometer? Zo vertrekken onder meer vrije beroepers vaak rechtstreeks van hun woonplaats naar hun cliënten in plaats van en naar het kantoor.
02.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Biesen, de controle zal gebeuren op basis van alle door het gemeenrecht toegelaten bewijsmiddelen, met uitzondering van de eed, overeenkomstig de omstandigheden die aan elk geval eigen zijn.
Ik vestig evenwel uw aandacht op het feit dat de betreffende rondzendbrief enkel geldt voor werknemers en bedrijfsleiders die over een door hun werkgever respectievelijk onderneming ter beschikking gesteld voertuig beschikken en dat deze bijgevolg niet van toepassing is op de beoefenaar van een vrij beroep.
L'incident est clos.
03 Vraag van mevrouw Maya Detiège aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het uitblijven van een invaliditeitsuitkering door de slechte werking van de belastingdiensten" (nr. 4711)
03 Question de Mme Maya Detiège au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le retard dans le versement de l'indemnité d'invalidité en raison du fonctionnement déficient de l'administration fiscale" (n° 4711)
03.01 Maya Detiège (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, mijn vraag handelt over de werking van de FOD Sociale Zekerheid en daaraan gekoppeld de werking van de belastingdiensten.
De FOD Sociale Zekerheid is belast met de erkenning en de uitbetaling van invaliditeitsuitkeringen. Ik heb klachten ontvangen van mensen die abnormaal lang moeten wachten op hun uitkering. Ik heb eerst een schriftelijke vraag gesteld aan de heer Leterme, omdat hij bevoegd was voor de FOD Sociale Zekerheid. Hij heeft geantwoord dat het probleem bij de belastingdiensten lag en dus onder uw bevoegdheid valt. Bij navraag zou het inderdaad komen doordat de FOD Sociale Zekerheid de nodige documenten veel te laat ontvangt van de belastingsdiensten.
Ik pik er een voorbeeld uit. Ik vond het echt een schrijnend voorbeeld, vandaar dat ik het toelicht. Er was een klacht van iemand die al sinds juni 2006 van de FOD Sociale Zekerheid officieel de bevestiging had gekregen dat zijn echtgenote erkend werd als invalide. Ik herhaal: sinds juni 2006. Zij heeft recht op een uitkering. Nadat herhaalde herinneringen werden verstuurd naar de betrokken belastingsdienst in Edegem, zijn de nodige documenten pas recentelijk opgestuurd naar de bevoegde dienst. De betrokken persoon zou het achterstal van ondertussen 8.000 euro nog steeds niet hebben ontvangen.
Er wordt nu een nieuwe reden ingeroepen. Het zou om een recente administratieve fout gaan inzake het juiste adres van de betrokkene. De man heeft onmiddellijk, naar aanleiding van die opmerking, in maart, op officiële wijze het adres naar de betrokken dienst gestuurd. Een maand later heeft hij nog steeds geen bevestiging van de ontvangst van zijn brief gekregen. Ook is het geld nog niet op de rekening gestort.
Bijna twee jaar moet die man wachten op een degelijk antwoord en hopen op de storting van het geld waar zijn echtgenote recht op heeft. Voor die mensen is dat absoluut een drama. Ik heb de man aan de lijn gehad en ik kan u verzekeren dat er naast het emotioneel drama omdat zijn echtgenote opgenomen moest worden in een instelling omdat zij aan alzheimer lijdt, ook een financieel drama is.
Aan het eerste is, buiten de goede begeleiding van de patiënte en haar familie weinig te doen, maar aan het tweede zeker wel. Na een telefonisch onderhoud met de belastingdienst van Edegem bevestigt een ambtenaar daar dat de dienst door onderbemanning een achterstand heeft van meer dan een jaar. Daardoor zitten meerdere mensen die recht hebben op een invaliditeitsuitkering, met een financiële kater. Het kan toch niet dat personen die officieel zijn erkend als invalide, zo lang moeten wachten op een uitkering, omdat een belastingsdienst, om welke reden ook, niet goed functioneert?
Vandaar mijn volgende vraag. Bent u op de hoogte van de slechte werking van de belastingdiensten en de daaruit voortvloeiende problemen voor de uitbetaling van invaliditeiteitsuitkeringen? Beschikt u over cijfers die toelichten hoeveel mensen precies te maken hebben met een uitbetalingsachterstand? Zijn er verschillen tussen de belastingdiensten van de diverse provincies? Zijn er nog andere redenen, naast het personeelstekort? Wijt u de fout enkel aan de slechte werking van de belastingdiensten of schuift Leterme onterecht de zwartepiet door naar u?
Mijn laatste en belangrijkste vraag is: wat zult u eraan doen?
03.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw Detiège, het onderzoek naar de bestaansmiddelen is een papieren procedure die zowel de tussenkomst van de taxatiekantoren der directe belastingen als de registratiekantoren vereist. Het onderzoek betekent voor de betrokken diensten een bijkomend werk, naast hun vele taxatiewerkzaamheden. Het is dan ook niet altijd evident voor kantoren om binnen een redelijke termijn antwoord te verschaffen aan de FOD Sociale Zekerheid.
Teneinde de papieren procedure te verlichten, wordt in de mate van het mogelijke gestreefd naar een omzetting hiervan in een geautomatiseerde gegevensuitwisseling. In de nabije toekomst zal in principe reeds een deel van de ter zake vereiste gegevens op elektronische wijze kunnen worden opgevraagd bij het departement Financiën door de FOD Sociale Zekerheid.
Er wordt geen enkele statistiek bijgehouden met betrekking tot de behandeling van de aanvragen inzake onderzoek naar bestaansmiddelen.
Wat het door u aangehaalde taxatiekantoor betreft, kan ik mededelen dat de bevoegde dienstleider er zal op toezien dat de desbetreffende achterstand ten spoedigste wordt weggewerkt. Ik moet u zeggen dat wij dat proberen te doen door steeds meer gegevens uit te wisselen via elektronische weg. Dat is de beste oplossing.
03.03 Maya Detiège (sp.a+Vl.Pro): U zegt inderdaad dat er een informatisering zal komen. Mijn vraag is wanneer u dat inschat.
Ik heb er maar een voorbeeld uitgehaald. Die man heeft mij ook gezegd dat hij die 8.000 euro zelf heeft voorgeschoten. Ik kan mij inbeelden dat er mensen zijn die het daardoor heel moeilijk krijgen. Ik zou erop willen aandringen om hiervan een prioriteit te maken. Ik hoor al jaren spreken over informatiseren, bijvoorbeeld ook op het vlak van de pensioenen. Mijn moeder is daar in het verleden nog minister geweest en toen was er ook sprake van informatisering. Dat kan heel lang duren. Hebt u een bepaalde deadline voor ogen?
03.04 Minister Didier Reynders: Het taxatiewerk vormt de eerste prioriteit. Dat lijkt mij toch normaal voor de FOD Financiën. Ik heb geen precieze informatie, maar zal om een kalender vragen inzake de evolutie van de informatisering.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de steun van de Europese Investeringsbank aan dubieuze mijnbouwprojecten in Afrika" (nr. 4858)
04 Question de M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'aide de la Banque européenne d'investissement à des projets miniers douteux en Afrique" (n° 4858)
04.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, de Europese Investeringsbank financiert steeds meer grootschalige projecten buiten Europa. De bank treedt daarbij zogezegd op als ontwikkelingsbank van de Europese Unie.
Uit haar financieringskeuzes blijkt duidelijk dat armoedebestrijding en de belangen van de lokale bevolking niet altijd vooropstaan.
De controversiële toekenning van een lening van 100 miljoen euro aan een mijnbouwproject van Tenke Fungurume Mining in Congo toont aan dat een betere controle op de steun van de Europese Investeringsbank aan projecten buiten de EU een dringende noodzaak is.
Op het moment dat de EIB een lening van 100 miljoen euro toekende aan het mijnbouwproject waarvan sprake, werd het contract daarvan onderzocht door een interministeriële commissie opgezet door de Congolese regering om onevenwichtige of oneerlijke mijncontracten te herzien. Verschillende studies hadden ernstige gebreken blootgelegd in de onderhandelingen en voorwaarden van het contract met Tenke Fungurume Mining. EIB-steun voor een dergelijk controversieel project roept toch wel twijfels op over de belofte van de bank om transparantie en goed bestuur in de mijnsector te bevorderen. De bank liep daarmee ook vooruit op de conclusies van de interministeriële commissie.
Mijnheer de minister, graag had ik u de volgende vragen gesteld. Gaat u akkoord met de kritiek op de beslissing van de EIB om een project te financieren dat wordt gekenmerkt door een gebrek aan transparantie en door mogelijke corruptie bij de contractonderhandelingen en waarvan het contract onevenwichtig wordt geacht?
De Belgische overheid is aandeelhouder van de Europese Investeringsbank, heeft een vertegenwoordiger in de board of directors, en u bent zelf lid van de board of governors. Hebt u als aandeelhouder gereageerd op die kritiek? Zo ja, hoe?
Wat is de stand van zaken? Werd die lening reeds toegekend aan Tenke Fungurume Mining? Werden er, gezien de verschillende onderzoeken, al dan niet bijkomende voorwaarden opgelegd?
In welke mate heeft de publicatie van het rapport van de commission de Révisitation des Contrats Miniers een invloed op het beleid van de EIB, en specifiek wat betreft het project waarvan sprake?
Op welke manier wordt momenteel controle uitgeoefend op de steun van de EIB aan projecten in de ontginningssector buiten de Europese Unie?
Acht u het wenselijk om maatregelen te nemen om duidelijkere sociale normen en milieunormen voor investeringsbeslissingen van de EIB op te stellen en om de controle aan te scherpen? Zo ja, welke concrete stappen zult u daarbij zetten?
In welke mate zal de ondersteuning van het Extractive Industries Transparency Initiative door de EIB voor een betere transparantie en controle zorgen op ontginningsprojecten buiten de Europese Unie die door haar worden gefinancierd?
In welke mate zal de motion for an European Parliament resolution on the EIB’s annual report for 2006 een invloed hebben op de wijze waarop de controle wordt uitgevoerd?
Tot slot, gaat u ermee akkoord dat het de EIB ontbreekt aan de specifieke kennis en structuren om daadwerkelijk als ontwikkelingsbank op te treden? Welke maatregelen denkt u te nemen om ervoor te zorgen dat de EIB de ontwikkelingsdimensie mee in overweging neemt in haar financieringsbeslissingen?
04.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer De Vriendt, de beslissing van de EIB om het Tenkeproject te cofinancieren ligt volledig in de lijn van het akkoord van Cotonou, waarvan een van de doelstellingen is de lokale ontwikkeling te baseren op de financiering van de privésector. Het project werd goedgekeurd door de Europese Commissie op het ogenblik dat het werd voorgelegd aan de raad van beheer van de EIB. Alhoewel het project kan worden bekritiseerd, is het toch veelbelovend voor de Congolese economie en schept het banen, direct en indirect, in een achtergestelde regio. Dat is de reden waarom België geen bezwaar had tegen de cofinanciering van het project door de EIB.
Wat betreft de verdenkingen van fraude of steekpenningen bij de bedrijven die deelnemen aan het project, heeft een rapport van de VN van 2003 hen de vermelding gegeven “vrijgesteld van verdenkingen, geen enkele bijkomende maatregel noodzakelijk”. U hebt misschien een verslag van andere mensen, maar het was zeer klaar en duidelijk voor de VN.
De uitbetaling van het krediet, goedgekeurd in juli 2007, is onderworpen aan twee cumulatieve voorwaarden. De financiering dient afgerond en er mag geen hindernis meer zijn wat betreft de uitbetaling pari passu voor elk van de geldschieters. De EIB dient een brief te hebben ontvangen van de Congolese autoriteiten waarin ze geen bezwaar hebben, een verplichting in het kader van het akkoord van Cotonou. De brief wordt niet opgesteld zolang de onderzoekscommissie haar taken in verband met het Tenkeproject niet heeft beëindigd. Daarenboven zal een gepaste opvolging worden georganiseerd, zodat men er zich van kan vergewissen dat de promotor de verplichtingen nakomt, conform de contractuele clausule.
Het standpunt van de EIB hierover is duidelijk: ze zal het werk van de interministeriële commissie die aangesteld is voor het onderzoek van de toelatingen voor mijnontginning, integraal respecteren en zal, indien nodig, de toepasselijke maatregelen nemen in overeenstemming met de conclusies van de commissie.
Een onafhankelijke studie betreffende de sociale weerslag en milieuweerslag conform de bepaling van Europese richtlijn 9711CE, gewijzigd door de richtlijn 2003/35C, werd uitgevoerd. Ze getuigt van respect voor de principes van Ecuador en voor de performantiecriteria van de internationale financieringsmaatschappij wat betreft de sociale aspecten en de milieuaspecten. Ze toont aan dat speciale aandacht werd besteed aan het behoud van de biodiversiteit, dat de bevolking werd geconsulteerd en dat er een programma bestaat van globale huisvesting, van een goed gedefinieerd raamwerk, van een sociale actie en milieuactie, een programma voor de sluiting, voor de gezondheid en de werkveiligheid, alsook noodplannen. Het project houdt rekening met de beste praktijken in de sector en is conform de verklaring van de EIB inzake leefmilieu alsook de relevante Europese normen.
Een onafhankelijk ingenieur heeft de studie waarvan sprake in vraag 5, bestudeerd. De promotoren hebben een beroep gedaan op ervaren en competente vakmensen voor het behandelen van de vragen in verband met milieu, met het behoud van de biodiversiteit en met de programma’s bestemd voor de bevolking ter plaatse. Er wordt momenteel een milieubeheer opgezet. Bepaalde aspecten van de actieplannen zullen tijdens de realisatie moeten worden verfijnd, maar het raamwerk blijft geldig voor de uitvoering van het project.
Er bestaat een werkwijze voor het behandelen van klachten.
De EIB zal, waar ze tussenkomt, de werken van het EITI in de landen rijk aan natuurlijke hulpbronnen steunen door mee te werken met de projectpromotoren die zij financiert door het instellen van transparantie en coherentie wat betreft informatie inzake de betalingen van projecten.
Parallel hiermee zal de bank het EITI promoten in haar relaties met de staten en de nationale autoriteiten door hen aan te moedigen de principes van het initiatief aan te nemen wat betreft de notificatie en de publicatie van de inkomsten van de ontginningsindustrie.
Ze zal ook actief de werkzaamheden van het internationaal secretariaat van het EITI te Oslo steunen.
04.03 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik hoop dat in de toekomst inderdaad aandacht uit zal gaan naar de ontwikkelingsdimensie van investeringen of van ondersteuning die gebeuren door de Europese Investeringsbank.
Er is kritiek geweest. U verwijst naar een besluit van 2003. Een audit van de Wereldbank heeft echter een aantal gebreken blootgelegd in de onderhandelingen en voorwaarden van het contract met Tenke Fungurume Mining dat dateert van 2004 en werd onlangs hernomen in een kritiek van februari 2008. Blijkbaar zijn er toch problemen met dat bewuste project.
U hebt invloed in de Europese Investeringsbank. Ik wil u vragen in de toekomst te waken over de ontwikkelingsdimensie en zeker ook over de transparantie aangaande contracten en ondersteuning.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Raf Terwingen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de overdracht van de oud-rijkswachtgebouwen te Herderen-Riemst" (nr. 4883)
05 Question de M. Raf Terwingen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le transfert des anciens bâtiments de la gendarmerie à Herderen-Riemst" (n° 4883)
05.01 Raf Terwingen (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, de vraag gaat over de overdracht van de oud-rijkswachtgebouwen te Herderen-Riemst. Zoals u weet, zijn er als gevolg van de politiehervorming een aantal gebouwen van de vroegere gemeentepolitie en een aantal gebouwen van de rijkswacht overgedragen aan de politiezones. Soms gebeurde dat slechts gedeeltelijk, omdat bepaalde gebouwen of delen van gebouwen nog waren bewoond door ex-rijkswachters. Vanaf de politiehervorming in 2001 tot op heden zijn nog heel wat dossiers in verband met het immobiliënpatrimonium nog steeds niet geregeld, onder andere de rijkswachtkazerne te Herderen-Riemst, die nog steeds onbeheerd en niet toegewezen is. Daardoor takelt het gebouw steeds verder af.
Terwijl het politiecollege eerst akkoord was gegaan met het voorstel van de Regie der Gebouwen, die eigenaar bleef van de woning, is dat nu niet meer het geval. Op 22 december 2006 en 5 maart 2007 werd aan het aankoopcomité de opdracht gegeven om de brigade te Riemst te verkopen. De geschatte minimumverkoopwaarde bedroeg 235.000 euro voor de brigade. Het goed werd in zijn geheel te koop aangeboden samen met de woning. Tot op heden hebben zich slechts enkele kandidaten aangeboden. De liefhebbers boden 280.000 euro voor het geheel, te weten 200.000 euro voor de brigade en 80.000 voor de woning. Bij beslissing van het politiecollege van 2 maart 2007 ging de politiezone Bilzen-Hoeselt-Riemst ermee akkoord om de verkoopwaarde van de brigade te verlagen tot 200.000 euro, zodat die zou kunnen worden verkocht. In een schrijven van 27 maart 2008 liet de Regie der Gebouwen weten dat ze wel akkoord wou gaan met het totale bedrag van 280.000 euro voor het geheel, doch dat de verkoop moet worden geactualiseerd volgens de officiële verdeelsleutel van de raming, te weten 61% voor de brigade – dat wil zeggen 170.000 euro – en 39% voor de woning of 109.200 euro. Voorts werd verklaard dat, indien de verkoop niet op die manier kon gebeuren, volgens dat percentage, er moest worden overgegaan tot afzonderlijke verkoop. Het politiecollege van Bilzen-Hoeselt-Riemst heeft dan op 14 april 2008 beslist om over te gaan tot afzonderlijke verkoop.
Men kan zich hier toch een aantal vragen over stellen, met name of dat goed bestuur is, mijnheer de minister. De Regie der Gebouwen slaagt er blijkbaar niet in om een pand in mede-eigendom te verkopen. Het heeft weinig zin om de bal op en af te sturen. Ik heb nog enkele concrete vragen. Wat vindt u hiervan: goed bestuur of niet?
Vindt u het goed dat tot slotsom het gebouw, dat één geheel vormt, nu in een soort fictieve onderverdeling zal worden gebracht en in twee delen zal worden verkocht?
Wat kan er gedaan worden om de houding van de Regie der Gebouwen bij te sturen?
05.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Terwingen, het feit dat de Regie der Gebouwen de maximale valorisatie van het eigendom van de federale overheid nastreeft, kan ik enkel bestempelen als goed bestuur. Ik ben echter misschien geen specialist zoals u in dat verband.
Indien voorafgaand aan de verkoop de waarden van de site brigade plus woning door het aankoopcomité wordt bepaald op 61% voor de brigade en 39% voor de woning, begrijp ik niet waarom die verhouding dient te wijzigen op het ogenblik waarop men niet de verhoopte prijs krijgt omdat de geïnteresseerde koper zou hebben verklaard dat het brigadegebouw voor hem 200.000 euro en de woning slechts 80.000 euro waard is. Dat is alleen een verklaring van een geïnteresseerde koper. In het voorstel dat de politiezone doet, krijgt de politiezone 71,5% van de koopsom en de federale overheid nog slechts 28,5%.
Men mag niet uit het oog verliezen dat heel wat potentiële kopers van de woning nu niet hebben kunnen bieden omdat de site in zijn geheel te koop wordt aangeboden. Aparte verkoop van de woning zal wellicht meer potentiële kopers opleveren en een betere prijs geven dan de 80.000 euro die de federale overheid in het voorstel van de politiezone zou krijgen. Het gebouw kan als geheel worden verkocht indien de oorspronkelijke verdeling van de verkoopprijs wordt aangehouden. Wellicht zal in geval van een afzonderlijke verkoop blijken dat de woning een hogere verkoopprijs dan 109.200 euro haalt.
In de begroting 2008 staat een bedrag van 100 miljoen euro gebudgetteerd dat onder andere dient te worden gehaald uit de verkoop van niet meer gebruikte federale overheidsgebouwen. Vermits de Regie der Gebouwen in onderhavig geval niets anders doet dan de belangen van de federale overheid maximaal behartigen, zie ik geen reden om bij te sturen.
05.03 Raf Terwingen (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord.
L'incident est clos.
- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de implementatie van de wet van 20 maart 2007 inzake het verbod op de financiering van de productie, gebruik en bezit van antipersoonsmijnen en submunitie" (nr. 4898)
- de heer Bruno Tuybens aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de wet inzake het verbod op antipersoonsmijnen en clustermunitie" (nr. 4903)
- de heer Bert Schoofs aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het uitblijven van het verbod op investeringen in antipersoonsmijnen en clustermunitie" (nr. 4910)
- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la mise en oeuvre de la loi du 20 mars 2007 interdisant le financement de la fabrication, de l'utilisation ou de la détention de mines antipersonnel et de sous-munitions" (n° 4898)
- M. Bruno Tuybens au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la loi relative à l'interdiction des mines antipersonnel et des sous-munitions" (n° 4903)
- M. Bert Schoofs au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'absence d'interdiction d'investir dans les mines anti-personnel et les sous-munitions" (n° 4910)
06.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 1 maart 2007 heeft het Belgisch Parlement een belangrijk wetsontwerp goedgekeurd inzake het verbod op de financiering van de productie, het gebruik en het bezit van antipersoonsmijnen en submunitie.
Landmijnen en clustermunitie zijn onmenselijke wapens. Wereldwijd maken zij heel wat burgerslachtoffers. Volgens bevestigde cijfers van Handicap International zijn 98% van de slachtoffers onschuldige burgers, vaak zelfs vele jaren nadat een oorlog of een conflict is afgelopen.
Met de goedkeuring van een investeringsverbod en producenten van deze wapens zorgde de Belgische wetgever voor een internationale primeur en een zeer krachtig signaal. Tot op heden werd de wet echter niet uitvoerbaar, noch controleerbaar gemaakt.
Op 1 mei, binnen enkele dagen, verstrijkt de deadline voor de bekendmaking van een lijst van ondernemingen die betrokken zijn bij de productie van clustermunitie en antipersoonsmijnen. Een Belgische wereldprimeur dreigt zo een slag in het water te worden.
Waarom heeft de uitvoering van de bewuste wet zolang op zich laten wachten?
Welke gevolgen heeft het uitblijven van deze lijst op de implementatie en de controle van deze wet?
Wat is de stand van zaken van het koninklijk besluit betreffende de lijst? Met andere woorden, wanneer zal die lijst er komen?
Tot slot, kunt u meer duidelijkheid verschaffen betreffende de toezichthoudende instanties die de controle zullen uitvoeren op deze wet?
06.02 Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vragen gaan in dezelfde zin. Het is een raadsel waarom de lijst nog niet werd bekendgemaakt. Ik vraag mij af of er geen producenten of coproducenten in ons land bekend zijn die dergelijke munitie produceren. Dan is de vraag waarom de wet er is gekomen. Was dat louter en alleen om de primeur te behalen, die nu nog in het water dreigt te vallen?
Wanneer men er niet in zou slagen vóór 1 mei de bekendmaking van de lijst te laten plaatsvinden, kan dat dan minstens vóór 19 mei, de datum waarop de internationale conferentie over clustermunitie plaatsvindt. Dat is een belangrijke symbolische datum die men toch niet mag missen. Dat zou toch een al te grote blamage betekenen.
Ten slotte, welke controleautoriteit zal in het leven worden geroepen of worden aangeduid in uitvoering van deze wet? Is dat, zoals ook wordt gesuggereerd in de persberichten van onder meer Netwerk Vlaanderen, de CBFA?
06.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, in antwoord op de drie gestelde vragen, waarvan er nu twee in de commissie aan bod komen, heb ik de eer u mee te delen dat ik een aantal gegevens aangaande het onderwerp heb verstrekt in de Senaat, naar aanleiding van de beantwoording van de mondelinge vraag nr. 4-100 van 31 januari 2008 van Senator Mahoux met betrekking tot de uitvoering en de toepassing bij koninklijk besluit van artikel 2 van de wet van 20 maart 2007.
Het doel van de wet van 20 maart 2007 bestaat er hoofdzakelijk in de financiering te verhinderen van Belgische en buitenlandse ondernemingen met activiteit van vervaardiging, gebruik, herstel, tekoopstelling, verkopen en uitdelen, invoer of uitvoer, opslaan of vervoeren van antipersoonsmijnen en/of submunitie in de zin van voornoemde wet en met het oog op de verspreiding ervan. Het middel om dat te bereiken bestaat in het afsluiten van de financieringsbronnen van die ondernemingen, te weten kredieten, bankgaranties of verwerving voor eigen rekening van financiële instrumenten uitgegeven door die ondernemingen.
Om dat doel te bereiken, wordt door de wet en de Koning de zorg toevertrouwd om een publieke lijst op te stellen van ondernemingen waarvan het bewijs is geleverd dat ze de hiervoor vermelde activiteiten uitoefenen. De gecontacteerde financiële instellingen zouden dus over een referentie-instrument beschikken om elke financiering die dergelijke ondernemingen zouden vragen, te weigeren, op basis van een eenvoudige raadpleging van de publieke lijst. Het gaat dus niet om de opstelling van een lijst van financiële instellingen, maar wel van een publieke lijst van ondernemingen waarvan bewezen is dat zij een van de als onwettig bestempelde activiteiten uitoefenen, zijnde de vervaardiging, het gebruik, het herstel, de tekoopstelling, de verkoop en het uitdelen, invoeren of uitvoeren, opslaan of vervoeren van antipersoonsmijnen en/of submunitie.
De lijst zal ook de ondernemingen vermelden die voor meer dan 50% aandeelhouder zijn, alsook de instellingen voor collectieve beleggingen die houder zijn van financiële instrumenten van ondernemingen met onwettige activiteiten.
De wet van 20 maart 2007 vervolledigt de wet van 11 januari 1993 ter voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, omdat in het bijzonder artikel 3, §2, van de wet van 11 januari 1993 bepaalt dat de oorsprong van de kapitalen of van activa illegaal is wanneer die voortkomen uit een misdrijf dat in verband staat met illegale wapenhandel.
In antwoord op een andere parlementaire vraag over hetzelfde onderwerp en ingevolge de vraag die u nu stelt, heeft de cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) mij meegedeeld dat zij alle informatie inzake activiteit van de van wapenhandel verdachte ondernemingen – dus zonder bewijs – centraliseert. Die informatie is afkomstig van personen die deze dienen mee te delen, in het bijzonder over de wapenhandel, en die opgelijst zijn in de artikelen 2, 2 bis en 2 ter van de wet van 11 januari 1993. Paragraaf 3 van het artikel 3 verplicht hen om hun volledige medewerking te verlenen aan de toepassing van de wet door de identificatie van alle daden van witwassen van geld en van financiering van terrorisme die in het bijzonder de vermoedens van uitwisseling van wapens uitmaken.
Op dat vlak heeft de CFI al vierenvijftig dossiers behandeld, waarvan er acht waarin banden met het terrorisme en zijn financiering konden worden vastgesteld. Het geheel van de aan het parket bezorgde dossiers, vertegenwoordigde een totaalbedrag van 95.529.487 euro.
De analyse van de dossiers door de CFI toont aan dat België betrokken is, hetzij enkel als land waarin witwasoperaties van gelden afkomstig van wapenhandel plaatsvinden hetzij ook als land waar de wapenhandel als dusdanig plaatsvindt.
De dossiers van de CFI bevatten weinig of geen informatie over het type wapens die bij de wapenhandel zijn betrokken. Veelal wordt, zonder meer verduidelijking, naar wapenhandel verwezen. Dat is normaal, gezien de regels van de CFI.
Uit raadpleging van de open bronnen van het internet op basis van de in de dossiers van de CFI vermelde namen, blijkt dat de bij de handel betrokken wapens meestal met antipersoonsmijnen en/of submunitie overeenkomen, in het bijzonder in het kader van de conflicten in Afrika. Ze komen ook overeen met munitie voor lichte en zware wapens, namelijk geleide projectielen zoals bijvoorbeeld raketten, met oorlogsmateriaal, namelijk helikopters en onderzeestukken, en met nucleaire stoffen zoals plutonium en uranium, en explosieven.
De CFI meent, behalve voorgaande elementen, op dat vlak geen andere, nuttige inlichtingen te kunnen verstrekken.
De wet van 20 juli 2004 verbiedt een instelling voor collectieve beleggingen, met uitzondering van de IBC’s die een bepaalde index van aandelen of obligaties volgen, aandelen van een vennootschap naar Belgisch of buitenlands recht te verwerven, indien de activiteiten van de vennootschap bestaat in het vervaardigen, het gebruik en het houden van antipersoonsmijnen, in de zin van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van de handel en het dragen van wapens en op de handel in munitie.
Het is niet uitgesloten dat de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen eventueel bepaalde initiatieven, die zij binnen de perimeter van haar bevoegdheden nodig zou achten, zou kunnen nemen.
Het lijkt mij dat de vereiste van geloofwaardige elementen van de door de wet van 20 maart 2007 beteugelde feiten en strafrechtelijke veroordelingen bij definitief vonnis of arrest, de lijst insluit, waarbij tegelijk de publicatie zal worden opgelegd van de naam van de ondernemingen die voor meer dan 50% aandeelhouder zijn en van de IBC’s die investeerden in door hen uitgegeven, financiële instrumenten.
Een publicatie van een ondernemingslijst die op niet-bewezen feiten is gebaseerd, zou een ernstige oorzaak voor schade voor de onrechtmatig vermelde ondernemingen kunnen zijn, waarbij de persoonlijke, economische en financiële rechten alsook hun reputatie zouden worden geschaad. Niet-vaststaande beweringen zouden onoverkomelijk de verantwoordelijkheid van de autoriteit op burgerlijk en politiek vlak in het gedrang brengen.
Ik wens te onderstrepen dat ik op 27 februari 2008 aan mijn collega, de minister van Justitie, een brief heb geschreven, waarin ik hem vraag mij in de voormelde context mede te delen welke maatregelen hij heeft genomen om artikel 2 van de wet van 20 maart 2007 uit te voeren. Tot nu toe heb ik nog geen inlichtingen van zijnentwege ontvangen.
Ik zal ook een vergadering met de twee kabinetten organiseren.
In dit stadium zou ik dus kunnen besluiten dat de materiële elementen op de lijst waarvan sprake in artikel 2 van de wet van 20 maart 2007 niet beschikbaar zijn.
Ik heb al veel commentaar van de voorzitter gehoord in verband met lijsten vanuit bijvoorbeeld ngo’s. Dat is misschien een feit, maar wij moeten toch over echt bewijs beschikken om een publieke lijst te kunnen opstellen. Ik zal nog contact leggen met mijn collega van Justitie om zeker te zijn dat zulke lijst mogelijk is, maar na een arrest of vonnis, dat is toch normaal.
06.04 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, uiteraard moet het gaan om bedrijven waarvan bewezen is dat ze actief zijn in die sectoren. Dat neemt niet weg dat die lijst, die publieke lijst zoals u dat noemt, er had moeten zijn. Die lijst had er moeten zijn nu, om die wet uitvoerbaar en controleerbaar te maken en die wet te doen naleven. Die lijst is er tot op heden nog niet. Dat is de kern van het probleem. Dat betekent dat die zeer goede maatregel die op 1 maart 2007 werd goedgekeurd in ons Parlement, niet kan worden uitgevoerd.
Inzake de controle denk ik dat het niet slecht zou zijn dat de CBFA daar een rol in zou kunnen spelen, maar dan moet het ook duidelijk zijn voor die instantie als zodanig. Een tijdje na de goedkeuring van de wet werd die organisatie gecontacteerd en men wist blijkbaar niet echt of men daar al dan niet een rol zou moeten spelen in die controle.
Die twee zaken moeten worden uitgeklaard. De publieke lijst moet er zijn om die wet te laten naleven. De controle op de naleving van de wet moet ook duidelijk bepaald zijn. Ik zou toch willen aandringen. We hebben nu tijd verloren. De deadline is verstreken. De publieke lijst van ondernemingen waarvan bewezen is dat ze actief zijn, is er niet, dus die wet kan niet worden uitgevoerd.
06.05 Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik heb begrepen dat het gaat om een soort van publieksstrafregister voor rechtspersonen, voor ondernemingen die zich niet aan de wet houden. Uiteraard is daarvoor een strafrechtelijke veroordeling nodig. Wanneer die definitief van kracht zijnde veroordelingen niet te vinden zijn, ook niet door de minister van Justitie, kan er geen lijst worden gepubliceerd.
Ik ga mij niet uitspreken over de strekking van de wet. Misschien had men iets meer druk kunnen zetten op ondernemingen die in de wapensector actief zijn. Ik kan mij inbeelden dat de grote ondernemingen wel in de pas lopen. Kleine ondernemingen zijn echter moeilijker te controleren. Ook wapentrafikanten blijven te veel buiten schot. Er wordt te weinig gekeken naar de trafiek van wapens. Zeker in een transitland als het onze zou het aangewezen zijn om de wet te verstrengen. Ik ben er geen voorstander van om hetzij fysieke personen, hetzij rechtspersonen die niet zijn gestraft publiek aan de schandpaal te nagelen. Dat kunnen we niet doen. Toch zou u, mijnheer de minister misschien een controlemechanisme, een bijkomende stok achter de deur, symbolisch in het leven kunnen roepen of aanduiden. Het kost ook minder om het signaal te geven aan degenen die slechte bedoelingen hebben dat zij vroeg of laat met de uitvoering van de wet te maken zouden kunnen krijgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- mevrouw Leen Dierick aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het kazernegebouw in Dendermonde" (nr. 4927)
- mevrouw Barbara Pas aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de infanteriekazerne te Dendermonde" (nr. 4973)
- Mme Leen Dierick au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la caserne de Termonde" (n° 4927)
- Mme Barbara Pas au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la caserne d'infanterie de Termonde" (n° 4973)
De voorzitter: Mevrouw Dierick is afwezig.
07.01 Barbara Pas (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, door het ministerieel besluit van 24 juni 1994 werd de voormalige infanteriekazerne, ook nog de Hollandse kazerne genoemd, aan de Noordlaan in Dendermonde als monument beschermd. Door hetzelfde ministerieel besluit is het kazerneterrein, het vroegere oefenplein, beschermd als stadsgezicht.
Ik zou u over die oude infanteriekazerne drie concrete vragen willen stellen, mijnheer de minister.
Ten eerste, over de renovatie. Het geklasseerde monument is bouwvallig en is dringend aan restauratie toe. In 2005 vernamen wij via toenmalig staatssecretaris Jamar dat het bedrag voor de restauratie op 6 miljoen euro werd geraamd. Hoeveel van dit budget werd reeds vrijgemaakt door de Regie der Gebouwen? Wordt dit jaar door de Regie der Gebouwen een budget vrijgemaakt voor de renovatie van de kazerne? Zo ja, voor welk bedrag?
Ten tweede, in de aankoopakte, verleden op 21 augustus 1998, is bepaald dat het Ros Beiaard ondergebracht mag blijven in de gewelfde kazerne. Gedurende de eerste drie jaar was dat zonder vergoeding. Nadien zou dat mits betaling van een huurprijs zijn. Hoeveel bedraagt deze huurprijs vandaag?
Ten derde, dit is misschien wel de belangrijkste vraag, want er heerst in Dendermonde toch wel ongerustheid en onzekerheid over de toekomst van de kazerne. Met betrekking tot het toekomstig gebruik en de toekomstige bestemming van het gebouw en de terreinen vond op 10 september 2004 een overleg plaats tussen de regie en de stad Dendermonde. De gesprekken waren daarmee nog niet afgerond. Mijnheer de minister, vond sindsdien nog overleg plaats tussen de regie en de stad Dendermonde? Zo ja, wat was de uitkomst daarvan? Wat is de definitieve bestemming van de kazerne?
07.02 Minister Didier Reynders: In 2005 werd inderdaad onderzocht om de kazerne te verbouwen en in te richten voor Justitie. Deze plannen bleken niet haalbaar, omdat het project veel te duur bleek. Derhalve werd door de regie dit jaar noch in het verleden in een budget voorzien. De Regie der Gebouwen is zinnens de kazerne aan het Comité tot Aankoop voor te dragen voor verkoop.
Een contract werd aan de stad voorgelegd waarin de huurprijs werd bepaald op 13.386 euro per jaar. De stad heeft dit huurcontract evenwel nooit willen tekenen, waardoor nog geen huurgeld werd betaald. Tot op datum van vandaag heeft de Regie der Gebouwen nog geen stappen gezet om het achterstallige huurgeld via een juridische procedure te claimen.
Wat uw laatste vraag betreft, er is nog overleg geweest met de stad over het toekennen van een concessie met een looptijd van negen jaar voor het parkeerterrein rond de kazerne. Deze concessie loopt tot 1 februari 2015.
Wat de definitieve bestemming van de kazerne betreft, kan ik u hierop geen antwoord geven, gelet op de geplande verkoop.
07.03 Barbara Pas (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik betreur dat dit gebouw nog altijd staat te verkommeren en dat er al die jaren geen renovatiewerken werden uitgevoerd aan de kazerne. Dat is toch wel zonde voor een beschermd monument.
Ik betreur dat de ongerustheid en onzekerheid voor de Dendermondenaars blijft omdat er nog altijd geen definitieve bestemming werd toegekend aan de kazerne. Ik zal op lokaal vlak nagaan wat de verdere plannen zijn.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de selectieproef voor de voorzitter van de FOD Financiën" (nr. 4940)
08 Question de M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'épreuve de sélection pour le poste de président du SPF Finances" (n° 4940)
08.01 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, nu we toch in de beslotenheid van een commissie met drie parlementsleden zijn, ik ben misschien wat te snel geweest met het agenderen van mijn vraag.
Ik weet niet of u al over een antwoord beschikt. U kunt dit misschien beschouwen als een eerste aanzet, want ik neem aan dat het dossier van de selectieproef van de voorzitter van het directiecomité van de FOD Financiën wel eens een vervolgverhaal zou kunnen worden.
Tijdens de vorige legislatuur hebben we het verhaal gekend van de aanstelling van uw gewezen kabinetschef Jean-Claude Laes als topman op uw departement. Bepaalde personen hebben deze benoeming in twijfel getrokken voor de Raad van State.
In deze legislatuur werden u heel recent – gisteren – de resultaten overhandigd van de selectieproef die SELOR heeft uitgevoerd om een nieuwe topman voor de FOD Financiën naar voren te schuiven. Blijkbaar is uit heel die selectieprocedure niemand goed genoeg bevonden om dat departement te leiden.
Het minste dat men kan zeggen, is dat de kandidaten die hebben deelgenomen aan die selectieprocedure toch niet van de minste waren. Zowel de ervaren Jean-Claude Laes als de heren Delporte en Carlos Six hebben zich kandidaat gesteld om Laes op te volgen. Niemand heeft echter een A- of een B-score behaald waardoor geen enkele kandidaat geschikt werd bevonden voor die functie.
Op zich is het vreemd dat Selor tot een dergelijk resultaat komt en ik kan mij daarbij een aantal bedenkingen maken. U bent echter voogdijminister van de FOD Financiën en bijgevolg denk ik dat ik eerst van u een antwoord moet krijgen op een aantal vragen.
Die vragen heb ik u al bezorgd. Voor de volledigheid van het Verslag zal ik ze doornemen. Ten eerste, kunt u bevestigen dat de procedure voor de verschillende kandidaten op een correcte manier is verlopen? Er bestond daarover wat twijfel in de pers. Ik verneem dat graag van u.
Ten tweede, kunt u bevestigen dat geen enkele kandidaat een A- of een B-score heeft behaald? Dat blijkt vandaag uit de pers het geval te zijn, maar die informatie is misschien niet juist.
Ten derde, voorziet u een gesprek met de kandidaten die aan de proeven hebben deelgenomen? Ik neem aan dat u nog niet onmiddellijk voorziet in een voordracht voor de Ministerraad en dat u van oordeel bent dat een nieuwe selectieproef moet worden georganiseerd. Indien ja, door wie?
Dat zijn een aantal elementen als aanzet om het dossier wat te ontwarren.
08.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Goyvaerts, Selor heeft mij op maandag 28 april inderdaad de resultaten van de selectieprocedure voor de functie van voorzitter van het directiecomité van de FOD Financiën meegedeeld.
Deze resultaten, die ik momenteel analyseer, bevestigen een aantal gegevens die dit weekend in de pers werd verspreid. Geen enkele kandidaat werd gerangschikt in de categorieën A – zeer geschikt – of B – geschikt .
Het verbaast mij dat de pers vóór mij over deze informatie beschikt, hetgeen de reglementering voor zover ik weet, niet voorziet.
Aangezien er twijfels zijn gerezen over de regelmatigheid van de selectieprocedure, ben ik van plan mijn collega bevoegd voor Ambtenarenzaken te verzoeken zich ervan te vergewissen dat er zich tijdens de selectieprocedure, in welk stadium ook, geen enkele onregelmatigheid heeft voorgedaan.
Aangezien er geen enkele kandidaat in de categorieën A of B is opgenomen, is er geen reden om een interview te voorzien of een voorstel tot aanstelling aan de Ministerraad voor te leggen.
Ik bestudeer welk gevolg aan dit dossier moet worden gegeven.
08.03 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb nog een korte vraag.
Stel dat er een nieuwe selectieprocedure moet worden gestart, neemt u daarvoor het initiatief of is dat uw collega, minister Vervotte?
08.04 Minister Didier Reynders: Ik herhaal dat ik het gevolg bestudeer dat aan dit dossier moet worden gegeven. Ik zal zien.
08.05 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Wordt vervolgd.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de inlichtingen die in het kader van de spaarrichtlijn uit het buitenland werden ontvangen " (nr. 4956)
09 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les renseignements obtenus de l'étranger dans le cadre de la directive sur l'épargne" (n° 4956)
09.01 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, tijdens de bespreking van uw beleidsnota heb ik gevraagd of de inlichtingen die in juli 2006 in het kader van de Spaarrichtlijn door België uit het buitenland werden ontvangen, werden doorgestuurd naar de lokale controlediensten.
Uit inlichtingen waarover ik nu beschik, blijkt dit niet het geval te zijn. Op mijn vraag hebt u echter letterlijk geantwoord, en ik citeer: "Ik heb enkele maanden geleden gevraagd aan de administratie om alle inspanningen te doen om tegen de fiscale fraude te strijden en de administratie is daar sinds enkele maanden mee bezig."
Het toeval wou dat ik een dag later een vraag had over hetzelfde thema. Staatssecretaris Clerfayt heeft op dezelfde vraag geantwoord in twee fasen. Na mijn repliek was het eerste antwoord "het wordt aan de administratie gevraagd om dit onderzoek te doen", en enkele minuten later "het kan zijn dat voor een paar gegevens in concrete dossiers dit doorgegeven is naar lokale controlediensten".
Ik vernam de dag nadien via de krant dat ook ACOD een bevraging had gedaan bij een aantal lokale controlediensten. De antwoorden van ongeveer een 20 tot 25 controleurs waren unisono. Niemand had ooit gehoord van een opdracht om op basis van gegevens die in de lijst beschikbaar waren enige controle uit te voeren.
Ik kom tot mijn vragen. Ten eerste, werden de inlichtingen die werden verkregen in het kader van de Spaarrichtlijn al of niet doorgestuurd aan de controlediensten?
Ten tweede, indien ja, hoeveel controlediensten hebben die inlichtingen ontvangen? Ten derde, over welke controlediensten gaat het en wanneer hebben ze die inlichtingen ontvangen, indien ze die hebben ontvangen?
Ten vierde, welke van die controlediensten hebben de inlichtingen op elektronische wijze ontvangen?
Ten vijfde, hoeveel controles werden uitgevoerd op basis van die inlichtingen?
Ten zesde, wat waren de resultaten van die controles?
09.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Maelen, de AOIF beschikt over alle gegevens. De prioriteit gaat uit naar de verwerking van de inkomsten van het jaar 2005 teneinde rekening te houden met de verjaringstermijn.
De administratie organiseert de bewerking van deze gegevens in elektronische vorm binnen de centrale dienst en de buitendienst. Alle nuttige instructies werden in dat verband gestuurd naar de administratie. De AOIF beschikt over alle gegevens om alle controles te doen.
09.03 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het spijt me, maar dat strookt niet met de realiteit.
Staatssecretaris Clerfayt heeft zelf gezegd dat nog niet alle informatie werd doorgestuurd. De ACOD-bevraging leert ook dat die informatie er niet is.
Mijnheer de minister, er zijn twee mogelijkheden. Ofwel wordt mij hier niet de waarheid verteld, ofwel blijft ergens iets hangen. Het is aan u om mij dit duidelijk te maken, want ik zal hierover vragen blijven stellen.
09.04 Minister Didier Reynders: De AOIF is de bevoegde administratie en heeft alle gegevens.
09.05 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): De AOIF heeft misschien alle gegevens, maar de lokale controlediensten hebben die gegevens niet. Het is toch wel opvallend dat bijvoorbeeld in vergelijking met Nederland, waar dit soort operaties al werden uitgevoerd in 2007, het nu bijna midden 2008 is en er bij ons nog geen enkele controle werd uitgevoerd op basis van die informatie.
Is dit geen illustratie van het feit dat er wordt gefaald in de uitvoering? Er wordt gefaald in de uitvoering van uw opdrachten en u gaat dit niet na. Twee jaar na de feiten is nog geen enkele informatie doorgestuurd naar de lokale controlediensten en werd er dus nog geen enkele opdracht uitgevoerd.
09.06 Minister Didier Reynders: Neen. Dat is alleen een illustratie van de contacten tussen u en ACOD. Het is niet meer dan dat. AOIF heeft alle gegevens. Het is toch de taak van de administratie om alle maatregelen te nemen.
09.07 Dirk Van der Maelen (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, dit is ook een illustratie van de povere prestaties van de administratie waarvoor u al negen jaar verantwoordelijk bent.
Mijnheer de minister, ik zal u dus over hetzelfde onderwerp een interpellatie sturen, waarmee ik een motie van aanbeveling aan de Kamer zal voorleggen en vragen dat alle fracties in het Parlement hun oordeel vormen over het feit dat twee jaar na ontvangst van de lijsten uw administratie daarmee nog niets heeft gedaan. U bent daarvoor politiek verantwoordelijk.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de terrorismeverzekering voor alle Belgen" (nr. 4949)
10 Question de M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'assurance terrorisme pour l'ensemble des Belges" (n° 4949)
10.01 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, wij vernemen dat vanaf mei 2008, dus over een paar dagen, alle burgers automatisch tegen terrorisme zouden zijn verzekerd. Het zou gaan om een automatische uitbreiding van een aantal polissen voor auto- en brandverzekeringen, levens- en hospitalisatieverzekeringen.
Mijnheer de minister, ik heb daarover een aantal concrete vragen, die ik u zo kort mogelijk wil voorleggen.
Ten eerste, het zou alleen over nieuwe polissen gaan. Ik kan dat moeilijk geloven. Kunt u bevestigen dat de uitbreiding slaat op nieuwe, alsook bestaande polissen? Zo niet heeft die uitbreiding natuurlijk weinig zin.
Ten tweede, kunt u mij duidelijk maken op welke manier de uitbreiding van de gewone particuliere polissen aan het brede publiek zal worden gecommuniceerd? Worden er bijvoegsels opgemaakt aan die polissen, of niet?
Ten derde, uit wat bestaat de dekking van die terrorisme-uitbreiding? Is er een maximale tegemoetkoming voor lichamelijke of stoffelijke schade? Hoe zit dat juist? Geldt dat per verzekerde persoon, per jaar?
Is alleen rechtstreekse schade verzekerd, of ook onrechtstreekse schade, zoals omzetverlies en dies meer?
Wat wordt van de terrorisme-uitbreiding uitgesloten?
Hoe zit het met de uitbetaling van de schade? Ik lees dat er een pot van 1 miljard euro wordt aangelegd, waarvan 300 miljoen gestort door de verzekeringsmaatschappijen en 400 miljoen door de herverzekeraars; de federale overheid zou 300 miljoen in de pot stoppen. Worden de schadegevallen naar rato van de inbreng uitbetaald, of wordt eerst de inbreng van de verzekeraars uitbetaald of uitgeput? Hoe zit dat juist?
10.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, de nieuwe verzekeringsovereenkomsten, die verplicht dekking moeten verlenen voor terrorisme, moeten die dekking verlenen vanaf 1 mei 2008. Het artikel 11 van de wet van 1 april 2007 bepaalt dat in de overeenkomsten die op het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet de schade veroorzaakt door terrorisme uitsluiten, de schade veroorzaakt door terrorisme gedekt wordt vanaf de eerstvolgende jaarlijkse premievervaldag. Bovendien kan de verzekeringnemer de verzekeraar verzoeken om die waarborg met ingang van een vroeger tijdstip te verkrijgen.
Assuralia, de beroepsvereniging van de verzekeringondernemingen, heeft op 22 april 2008 al een persbericht verspreid dat in de verschillende media werd opgenomen. Met toepassing van de wet van 25 juli 1992 op de landverzekeringsovereenkomsten moet elke verzekeraar ook zijn verzekeringsnemers op de hoogte brengen. Let echter op: de wet is automatisch van toepassing op de bestaande overeenkomsten. Een wijziging van de algemene voorwaarden is niet nodig. Enkel wanneer uw verzekeraar een uitsluiting wil opnemen in de algemene voorwaarden, moeten de algemene voorwaarden worden aangepast.
Op de derde tot zesde vraag kan ik het volgende antwoorden. De wet van 1 april 2007 organiseert de verplichte dekking van terrorisme in de hierna vermelde verzekeringscontracten, die bijna alle burgers hebben, hetzij als particulier, hetzij als werknemer: alle levensverzekeringen, zowel individuele verzekeringen als groepsverzekeringen; de ziekteverzekering, waarin vooral de waarborg hospitalisatie, maar ook de waarborgen gewaarborgd inkomen vervat zijn, de verzekering tegen arbeidsongevallen, met inbegrip van de verzekeringen voor dekking van ambtenaren en met inbegrip van de verzekeringen voor de letsels opgelopen op de weg van en naar het werk, de verzekeringen tegen lichamelijke ongevallen, de brandverzekeringen eenvoudige risico's voor woningen, boerderijen, handelszaken en KMO's, de verplichte aansprakelijkheidsverzekeringen inzake motorrijtuigen voor in België ingeschreven voertuigen.
Die wet is ook van toepassing op de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid brand en ontploffingen in inrichtingen en woonblokken die voor het publiek toegankelijk zijn.
Die wet is niet van toepassing op de verzekeringsovereenkomsten die uitsluitend schade veroorzaakt door terrorisme dekken, op de verzekeringsovereenkomsten die aansprakelijkheid op het gebied van kernenergie dekken, op de verzekeringovereenkomsten die de schade aan de kerninstallaties dekken, noch op een aantal bijzondere verzekeringsovereenkomsten betreffende de uitbaters van nucleaire installaties, treinen, vliegtuigen en schepen, en de specifieke verzekering die juist terrorisme beogen. Het is voor de betrokken verzekeraars echter niet verboden om een waarborg terrorisme te verlenen.
Voor de andere overeenkomsten, zoals omniumverzekering voor een auto, hulpverlening, rechtsbijstand, verzekeringen tegen bedrijfsschade en grote risico’s brand onder andere, staat het de verzekeraars eveneens vrij een dekking aan te bieden tegen terrorisme.
Wel moet de uitsluiting van terrorisme in voormelde gevallen expliciet en duidelijk worden vermeld in de overeenkomsten.
De verzekeraars dienen in elk geval de schadevergoeding uit te keren overeenkomstig de beslissing van het comité bestaande uit vertegenwoordigers van de overheid en van de privésector.
De totale schade per kalenderjaar wordt voor alle verzekeringen samen beperkt tot 1 miljard euro, geïndexeerd.Het bedrag van 1 miljard euro wordt verdeeld over de deelnemende verzekeraars, de herverzekeraars en de overheid.
In concreto, na een schadegeval, zullen de bedienden van de overeenkomsten en de beslissingen van het comité bepalen welk percentage van de schadevergoeding zal worden uitgekeerd. Indien het comité vaststelt dat het bedrag van 1 miljard euro onvoldoende is voor het vergoeden van alle schade of indien het comité over onvoldoende elementen beschikt om daarover te oordelen, worden overlijden en lichamelijke letsels bij voorrang vergoed, vervolgens materiële schade, en om te besluiten morele schade.
10.03 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, het verheugt mij te horen dat er voor de uitbetaling van de schade op jaarbasis inderdaad een maximale pot is van een miljard.
Ik heb nog twee kleine vragen. Ten eerste, ik snap niet goed wat de verplichte autoverzekering in de terrorismewet komt doen, want het gaat over aansprakelijkheid.
Ten tweede, ik zie dat de klassieke verzekeringen, onder andere tegen ziekte, hospitalisatie, arbeidsongevallen en lichamelijke ongevallen, polissen zijn zonder vrijstelling, terwijl er voor de gewone brandverzekering een vrijstelling is van meer dan 200 euro. Ik ga ervan uit dat men een ongelijke betaling zal krijgen, volgens de ene of de andere polis.
10.04 Minister Didier Reynders: Wij kunnen altijd een en ander aanpassen, maar het is nu eenmaal zo geregeld.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.54 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16.54 heures.