|
Commissie
voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu en de maatschappelijke Hernieuwing |
Commission de la Santé publique, de l'Environnement et
du Renouveau de la Société |
|
van woensdag 23 april 2008 Voormiddag ______ |
du mercredi 23 avril 2008 Matin ______ |
De behandeling van de vragen interpellaties vangt aan om 11.51 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Luc Goutry.
Le développement des questions et interpellations commence à 11.51 heures. La réunion est présidée par M. Luc Goutry.
01 Vraag van de heer Flor Van Noppen aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de snelle BSE-tests bij runderen" (nr. 4072)
01 Question de M. Flor Van Noppen à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "les tests rapides ESB sur les bovins" (n° 4072)
01.01 Flor Van Noppen (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, aangezien mijn vraag daarjuist behandeld werd tijdens de besprekingen, hoef ik ze niet meer te stellen.
De voorzitter: U neemt dus genoegen met de voorgaande bespreking? (Instemming)
De vraag wordt dus afgevoerd.
01.02 Minister Sabine Laruelle: De vraag van de heer van Noppen wordt dus niet gesteld?
Le président: Non, elle est supprimée car vous y avez déjà répondu.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
On n’a pas de nouvelles de Mme Partyka.
01.03 Sabine Laruelle, ministre: Si elle ne s'est pas excusée, sa question est transformée en question écrite
Le président: Nous appliquons le Règlement. On parle de "intrekking".
01.04 Sabine Laruelle, ministre: La question est donc retirée.
Le président: Nous appliquons le Règlement.
02 Vraag van de heer Roel Deseyn aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het hanteren van maatregelen tegen vogelgriep bij zangwedstrijden voor vinken" (nr. 4149)
02 Question de M. Roel Deseyn à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "les mesures contre la grippe aviaire en vigueur lors des concours de chant de pinsons" (n° 4149)
02.01 Roel Deseyn (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, deze vraag sluit aan bij hetgeen daarnet aan bod is gekomen tijdens de bespreking van de beleidsnota, met name de vogelgriep en de voorzorgen die moeten worden genomen.
De vinkensport lijdt daaronder. De sport moet voldoen aan een reeks maatregelen die mij toch wat excessief en niet altijd even doelmatig lijken en zelfs niet altijd in de praktijk toepasbaar.
Ik doe beroep op het gezond verstand dat moet worden getoond bij de implementatie van bepaalde maatregelen die niet alleen in de praktijk onmogelijk blijken, maar waarbij de vraag rijst ook of zij wel afdoende zijn.
De vinkensport in Vlaanderen, los van de vele merites van de sport wat sociaal contact, traditie en ontmoetingen betreft, wordt steeds beoefend op een afgesloten parcours. De vogels zitten in afgesloten kooitjes en komen niet met elkaar in contact. Er is steeds een afstand van 2,40 m tussen de kooien. De dieren worden met de grootste zorg gekweekt, er kunnen geen vogels meer in het wild worden gevangen. Vinken zijn ook niet betrokken in het hele migratieproces van trekvogels dat daarnet aan bod is gekomen.
Ik stel op het terrein vast dat duizenden mensen daarmee begaan zijn uit liefde voor hun hobby. Zij hebben met respect alle voorzieningen getroffen die zij moesten treffen en hebben zich al heel vaak geconformeerd naar de Belgische en Europese richtlijnen.
Ik wil u daarom de volgende vragen stellen. Hoe staat u ten opzichte van de organisatie van wedstrijden voor gedomesticeerde vogels, meer specifiek de vinkensport? Het vinkenseizoen is volop aan de gang. Misschien zal u als minister worden gevraagd om een beker of een trofee te overhandigen, dus u zult zeker ook vertrouwd zijn met de discipline.
Wat is het huidige mondiale en nationale risico? Ik denk dat het proportionaliteitsbeginsel steeds moet worden gehanteerd. Is wat nu voorligt, met name het feit dat er een dierenarts aanwezig moet zijn, is dat wel proportioneel gezien het mogelijke risico?
Hebt u weet van bepaalde neveneffecten of nefaste zaken die zouden voortvloeien uit een dergelijke organisatie?
Ten slotte, wat vindt u van de maatregel die nu van kracht is die stipuleert dat elke verzameling onder het officieel toezicht staat van een erkende dierenarts, aangesteld door de burgemeester van de gemeente waar de wedstrijd plaatsvindt? Is die relevant? Moet er een dierenarts aanwezig zijn? Hoe kan dit praktisch worden geïmplementeerd? Bent u bereid eventueel die maatregel te herbekijken?
02.02 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, wedstrijden voor gedomesticeerde vogels maken deel uit van een lange traditie en zijn van groot cultureel belang. Zoals u zelf opmerkt, vertegenwoordigen deze wedstrijden ook een niet te ontkennen sociaal belang waarvan de organiserende verenigingen de getuigen zijn.
Het principe zelf van deze wedstrijden stelt voor mij geen probleem voor zover het geen wedstrijden betreft met illegaal gevangen vogels en alle voorzorgen zijn genomen om te voldoen aan de verplichtingen inzake dierengezondheid en dierenwelzijn.
Voor het aspect dierengezondheid houden verzamelingen van dieren steeds een zeker risico in op verspreiding van ziekten wegens de veelvuldige contacten tussen dieren van verschillende herkomst. Bij pluimvee en andere vogels wordt in de eerste plaats gelet op de epidemische ziekten, inzonderheid de ziekte van Newcastle en vogelgriep. Sommige andere ziekten, zoals chlamydiose en zoönosen kunnen een gevaar betekenen voor de volksgezondheid.
Tijdens periodes van verhoogd risico voor aviaire influenza, bijvoorbeeld tijdens de vogeltrek, nemen de lidstaten maatregelen om insleep en verspreiding tegen te gaan. Deze maatregelen kunnen van toepassing zijn zowel voor pluimvee als voor andere in gevangenschap gehouden vogels.
Het toezicht op verzamelingen van vogels, in dit geval wedstrijden voor vinken, is dus in het algemeen vooral gericht op het aspect dierengezondheid en in de tweede plaats op het aspect dierenwelzijn.
De preventieve maatregelen die op dit ogenblik op het Belgische grondgebied worden toegepast zijn nog steeds gerechtvaardigd aangezien de internationale situatie vrijwel identiek is aan die tijdens dezelfde periode van 2007.
Alhoewel de pers er nauwelijks melding van gemaakt heeft, werden er in de afgelopen maanden opnieuw gevallen van vogelgriep vastgesteld in onder meer het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Oekraïne en Turkije.
Bijgevolg is grote waakzaamheid nog steeds geboden en dienen de preventieve maatregelen omtrent de vogelgriep onverminderd gehandhaafd te blijven.
Omdat vinkenzettingen als een verzameling van vogels worden beschouwd, bepaalt de huidige wetgeving dat de aanwezigheid van een erkend dierenarts vereist is. De taak van deze dierenarts bestaat erin om enerzijds de naleving van de administratieve formaliteiten door de organisatoren van de verzamelingen na te gaan en, anderzijds te controleren of er zich geen grote problemen voordoen bij de aanwezige vogels. De aanwezigheid van de dierenarts is bijgevolg alleen vereist bij het begin van de verzameling en deze dient niet over te gaan tot een doorgedreven klinisch onderzoek met de bijbehorende manipulatie van de vogels. Het lijkt me dat een dergelijke aanpak tot weinig overlast voor de organisatoren en de deelnemers aan de vinkenzettingen zorgt in het licht van de gevolgen van een mogelijke uitbraak van een epidemie.
Bij de preventie moet best een coherente aanpak worden nagestreefd waarbij alle mogelijke vectoren, dus ook de vinken, aan de algemene maatregelen onderworpen blijven. Ik meen dat het creëren van uitzonderingen dan ook best wordt vermeden.
02.03 Roel Deseyn (CD&V - N-VA): Mevrouw de minister, dank u voor de elementen van toelichting bij de nota inzake vogelgriep en de maatregelen rond preventie die vanaf 1 maart 2008 in werking zijn getreden.
In deze nota wordt de vinkenzetting ondergebracht bij de grote groep van alle verzamelingen van vogels, zoals u hebt beaamd. Ik vind het toch van een andere orde wanneer in een tentoonstellingsruimte in vele hokken naast elkaar vogels worden tentoongesteld dan bij een vinkenzetting waarbij iedere vogel een individuele kooi heeft en voldoende afstand wordt gerespecteerd.
Als er nog een bijsturing of modaliteitswijziging in de richtlijn mogelijk kan zijn, pleit ik voor het maken van een onderscheid. U weet hoe belangrijk dit is voor de kleine kern, maar ook met hoe weinig financiële middelen dat gepaard gaat. De inzet van een zetting is soms 100 euro. Als dat volledig zou gaan naar het honorarium van de door de burgemeester aangestelde dierenarts, maakt dat de vinkensport, toch een echte volkssport, voor een groot stuk onleefbaar.
Het is goed dat u in het begin bij de toelichting hebt gezegd dat de dierenarts enkel aanwezig moet zijn bij het begin van de wedstrijd, want ook daarover bestond er onduidelijkheid. Toch zal er steeds een vergoeding moeten worden betaald en dat maakt de praktische organisatie van een en ander voor die kleine verenigingen soms toch echt wel zeer moeilijk. Ik betreur dat. Met respect voor uw grote inzet inzake preventie, durf ik er toch op rekenen dat u nagaat of dit wel proportioneel is. Er is immers al gerapporteerd over problemen die voortvloeien uit een vinkenzetting.
In die zin kan een bijsturing van de richtlijn inzake vogelgriep of het meer opsplitsen van de categorie verzameling van vogels een beetje soelaas bieden voor de vele duizenden mensen die daarmee bezig zijn.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 4144 van mevrouw Partyka wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
La question n° 4256 de Mme De Bue est retirée.
03 Question de Mme Josée Lejeune à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "l'évaluation de l'exercice de simulation sur la traçabilité de la filière viande porcine réalisé par l'AFSCA" (n° 4505)
03 Vraag van mevrouw Josée Lejeune aan de minister van KMO, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de evaluatie van de simulatieoefening van het FAVV betreffende de traceerbaarheid in de productiekolom van varkensvlees" (nr. 4505)
03.01 Josée Lejeune (MR): Monsieur le président, madame la ministre, l'Agence alimentaire a communiqué les résultats d'un exercice visant à tester la traçabilité au sein de la filière de la viande porcine. Cet exercice a été réalisé début 2008 et simulait la découverte a posteriori d'une contamination fictive de 4.164 porcs répartis sur 52 lots abattus et entrés dans la chaîne alimentaire. Cet exercice en temps réel était le premier du genre en Belgique et a impliqué quelque 3.000 opérateurs belges parmi lesquels on dénombrait 44 élevages, 14 abattoirs et de nombreux ateliers de découpe et de transformation, ainsi que 1.350 points de vente (épiceries, restaurants, etc.). Selon l'AFSCA, la coopération des différents maillons de la chaîne a été efficace et les opérateurs étaient globalement et suffisamment au courant des consignes de traçabilité.
Rappelons que depuis le 1er janvier 2005, la traçabilité est obligatoire au niveau de chacun des différents maillons de la chaîne alimentaire. Il s'agit de l'arrêté du 14 novembre 2003 relatif à l'autocontrôle, à la notification obligatoire et à la traçabilité dans la chaîne alimentaire.
Toutefois, il s'avère que les temps de réponse de certains opérateurs, principalement au niveau de la transformation des produits, étaient un peu longs, alors que le facteur temps, justement, est primordial en cas de crise réelle.
Madame la ministre, depuis quelques mois, vous avez repris les compétences de l'AFSCA et annoncé votre priorité concernant la sécurité alimentaire. Aussi, même si les résultats de cette évaluation sont globalement positifs, j'aurais souhaité connaître vos impressions.
Quel enseignement tirez-vous de cet exercice de simulation? Cette opération sera-t-elle renouvelée? Afin d'augmenter la réactivité des opérateurs et pour que le facteur temps ne pose plus de problème, quelles mesures envisagez-vous?
03.02 Sabine Laruelle, ministre: Monsieur le président, madame Lejeune, comme vous l'avez souligné, cet exercice qui était une première au niveau européen a été évidemment très utile et a montré que les objectifs fixés dans sa préparation ont été largement atteints. De fait, la coopération et la coordination des différents acteurs se sont bien déroulées. La traçabilité est quelque chose qui leur est connu.
Vous l'avez dit, le temps de réaction a laissé quelques doutes. Néanmoins, il s'agissait d'un exercice et il faut se dire qu'en cas de crise réelle, des moyens supplémentaires seront probablement mis en œuvre mais il faut évidemment maintenir la pression et le niveau.
Le Comité consultatif de l'AFSCA a bien entendu été informé. Cet exercice sera renouvelé, pas nécessairement dans le même secteur. Il s'agira certainement d'un autre secteur de la production primaire, d'un autre maillon de la chaîne alimentaire. On devra aussi inclure toute la problématique de l'exportation vers les États membres, etc., l'enregistrement en temps réel des données en matière de traçabilité et autres. Le traçabilité tombe évidemment sous le coup de la responsabilité de chaque opérateur. La vérification de cette traçabilité a été incluse dans cette opération.
Cette opération sera réitérée car cela maintient le secteur "aware", comme dirait un autre Belge célèbre. Cela maintient une certaine pression sur le secteur qui sait que des tests peuvent être réalisés et qui reste dès lors attentif à cela. Cette opération est très positive et sera réitérée.
03.03 Josée Lejeune (MR): Monsieur le président, madame la ministre, je vous remercie pour cette réponse. Ces exercices seront renouvelés et, comme vous l'avez indiqué, cela maintiendra la pression sur le secteur. Les différents secteurs y prêteront une attention toute particulière.
Het incident is gesloten.
04 Question de Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "le retard de la Belgique concernant la transposition de la directive 2005/94/CE sur la lutte contre l'influenza aviaire" (n° 4523)
04 Vraag van mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers aan de minister van KMO, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de achterstand van België bij de omzetting van richtlijn 2005/94/EG betreffende de bestrijding van aviaire influenza" (nr. 4523)
04.01 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, lors d'un comité d'avis sur les Affaires européennes, le ministre des Affaires étrangères nous avait communiqué une liste de directives à mettre en œuvre dont l'échéance était soit passée soit extrêmement proche. J'ai constaté un réel retard de la Belgique concernant la transposition de la directive 2005/94 sur la lutte contre l'influenza aviaire. Cette situation m'étonne car je sais que, par ailleurs, bien des mesures ont déjà été mises en œuvre.
Comment expliquer dès lors que la Belgique est signalée retardataire dans la transposition en droit belge de cette directive? Quelles sont les raisons précises de ce retard? Le retard serait-il déjà comblé? Si non, quand pensez-vous pouvoir y arriver?
04.02 Sabine Laruelle, ministre: Madame Snoy, la transposition de la directive 2005/94 comprend non seulement l'aspect de la santé animale mais aussi certains aspects de santé publique. Ma collègue de la Santé publique est donc tout aussi compétente que moi sur cette question. La transposition de la directive s'est conclue en 2007. Le projet d'arrêté a été consécutivement soumis à l'avis du Conseil du fonds, à l'avis de l'inspecteur des Finances et à la concertation entre les gouvernements régionaux et le gouvernement fédéral. Ce projet a fait l'objet d'une étude approfondie du Conseil d'État qui a rendu son avis le 20 novembre 2007. Il a également reçu l'avis du ministre du Budget.
Il a fallu procéder à une révision détaillée de l'arrêté afin de tenir compte des remarques toujours pertinentes du Conseil d'État, notamment au sujet du niveau de compétences fédérales et régionales, pour s'assurer que le fédéral n'empiète pas sur les compétences des Régions, par exemple pour la protection et la conservation de la nature ou la politique des déchets. La directive et certaines décisions ultérieures de la Commission traitent précisément des relations entre la faune sauvage et les élevages de volaille, ainsi que de l'aspect sanitaire de l'enlèvement et du traitement des cadavres et autres déchets.
Les remarques du Conseil d'État ont exigé des adaptations pour que chacun assume ses responsabilités. Ce problème de détermination des compétences a demandé une véritable réécriture du projet.
04.03 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Je vous remercie pour ces précisions. Il serait souhaitable que nous soyons informés du moment où cet arrêté pourra être appliqué.
Het incident is gesloten.
05 Question de Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le retard de la Belgique concernant la transposition des directives 2007/56/CE et 2007/73/CE fixant les teneurs maximales en résidus de pesticides dans l'alimentation" (n° 4524)
05 Vraag van mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers aan de minister van Klimaat en Energie over "de achterstand van België bij de omzetting van de richtlijnen 2007/56/EG en 2007/73/EG tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in de voeding" (nr. 4524)
05.01 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, dans le cas présent, il s'agit de transposer deux directives, la directive 2007/56 et la directive 2007/73, qui fixent les teneurs maximales pour les résidus de pesticides dans l'alimentation.
L'article 3 de la directive 2007/56 et l'article 3 de la directive 2007/73 demandent aux États d'adopter et de publier des dispositions législatives réglementaires et administratives nécessaires pour se conformer aux nouvelles teneurs maximales en résidus de pesticides sur et dans les céréales, les denrées alimentaires d'origine animale et certains produits d'origine végétale, donc les fruits et les légumes.
Les États membres sont censés appliquer ces dispositions depuis le 19 décembre 2007, de façon intégrale pour la directive 56 et partielle pour la directive 73. Or, j'ai retrouvé ces deux directives parmi la liste des instructions non transposées. Récemment, dans votre note de politique générale, j'ai relevé que vous parliez de la mise en œuvre du règlement 396/2005, qui porte également sur les résidus de pesticides dans l'alimentation.
Je n'ai pu examiner le type de lien entre ce règlement et ces directives, mais normalement, la transposition devrait être plus facile que le descriptif que vous m'avez donné en réponse à la question précédente. En effet, il suffit d'ajouter aux annexes une liste de certaines substances. Dès lors, je ne comprends pas très bien la raison de ces retards et je voudrais des explications à ce sujet.
05.02 Sabine Laruelle, ministre: Monsieur le président, chère collègue, la directive 2007/56 concerne les teneurs maximales en résidus de pesticides dans les denrées alimentaires. Ces teneurs sont fixées sur base des usages autorisés de ces substances au sein de l'Union européenne.
La législation communautaire est régulièrement adaptée en fonction de l'évolution des pratiques agricoles autorisées par les différents États membres.
Cette directive a pour objectif de légaliser des teneurs maximales en résidus découlant de l'autorisation récente de nouvelles utilisations ou de changement d'utilisation des pesticides.
En d'autres mots, cette directive vise à placer les producteurs agricoles utilisateurs des produits concernés dans la légalité lors de la mise sur le marché de leur production.
Le retard de transposition n'a donc pas donné lieu à une exposition inacceptable des consommateurs puisque jusqu'à la date effective de la transposition, aucun résidu des pesticides concernés ne pouvait être retrouvé dans les denrées alimentaires.
Soyez rassurée, le processus de transposition s'est achevé le 8 avril dernier par la publication au Moniteur de l'arrêté royal du 18 mars 2008, qui modifie l'arrêté du 13 mars 2000.
La transposition s'est déroulée dans les délais prévus jusqu'à la formation du gouvernement provisoire en raison de laquelle on a dû recommencer la procédure de signature. C'est donc le changement de ministres qui a donné lieu à ce retard.
La directive 2007/73 devait être transposée pour le 19 décembre 2007. Il faut savoir qu'elle a également été publiée en décembre 2007. En réalité, elle a été publiée le 14 et elle devait être transposée pour le 19.
Cette directive n'a pas eu d'impact négatif en termes d'exposition des consommateurs puisqu'elle avait pour but de prolonger la validité des normes existantes pour la substance Atrazine et de corriger une erreur dans une directive antérieure pour la substance Deltaméthrine, c'est-à-dire la suppression par erreur de la teneur maximale en résidus sur les framboises.
Le processus de transposition s'est lui aussi achevé le 14 avril dernier par la publication au Moniteur de l'arrêté royal du 19 mars 2008 qui modifie l'arrêté du 13 mars 2000.
Le délai de publication a également été quelque peu prolongé, ce notamment en raison du changement de ministres. Toutefois, quand une directive est publiée le 14 décembre pour paraître le 14 avril, on ne peut pas dire qu'il s'agisse d'un retard extrêmement important.
Je répète que les deux directives qui ont été transposées n'avaient aucun impact pour le consommateur.
05.03 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, je suis rassurée et je vous remercie pour vos explications. En ce qui concerne le règlement 396, celui que vous citez dans la note de politique générale, il porte également sur les limites des résidus de pesticides admissibles dans l'alimentation.
05.04 Sabine Laruelle, ministre: Oui, mais de façon plus générale. Ce cas-ci était vraiment spécifique. Il s'agissait de la présence d'Atrazine et de Deltaméthrine sur les framboises.
Le président:
Les framboises, c'est très bon!
05.05 Sabine Laruelle, ministre: C'est excellent!
Het incident is gesloten.
06 Question de Mme Carine Lecomte au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'excès de sel dans l'alimentation" (n° 4616)
06 Vraag van mevrouw Carine Lecomte aan de minister van Klimaat en Energie over "een teveel aan zout in de voeding" (nr. 4616)
06.01 Carine Lecomte (MR): Monsieur le président, madame la ministre, ma question devait être posée à M. Magnette mais j'ai appris que vous étiez compétente en matière de consommation. Tout est bien.
Il donne du goût, stimule l'appétit et fait vendre des sodas; telles sont les vertus que reconnaissent les industriels de l'agroalimentaire au sel. Et pour cause: 80% de notre apport journalier en sel serait pré-incorporé dans la nourriture que nous achetons. Aussi nous absorberions en moyenne plus de 8 gr de sel par jour, soit plus de 3 kg par an, le double du seuil recommandé par l'Organisation mondiale de la Santé.
Les effets de l'excès de sel sur la santé sont pourtant connus depuis longtemps: en tandem, l'hypertension et les maladies cardiovasculaires. Pourquoi dès lors cette overdose? Parce qu'en plus d'être un conservateur et un exhausteur de goût, le sel fait boire environ un demi-litre de plus par jour et par personne, comme l'a montré récemment une étude britannique. Une manne pour tous les géants de l'agroalimentaire.
Mais la problématique réside assurément en ce que rien n'oblige les industriels à indiquer la quantité de sel sur les étiquettes des produits qu'ils fabriquent.
Madame la ministre, n'est-il pas grand temps de légiférer pour obliger de mentionner la teneur en sel sur les étiquettes de tous les produits alimentaires et ce, au nom d'un consumérisme de bon aloi?
L'AFSCA pourrait-elle être chargée de réaliser une étude sur la consommation de sel dans notre pays afin que nous puissions nous rendre compte des mesures à prendre pour assainir notre alimentation?
06.02 Sabine Laruelle, ministre: Je suis sensible à cette suggestion mais la législation belge permet de prendre des mesures exécutoires incluant un tel type d'étiquetage. Cependant, dans le contexte juridique européen, une telle mesure ne pourra être contraignante que pour les entreprises belges. Je ne suis donc pas sûre que nous ferions œuvre utile. Il y aurait également un problème de distorsion de concurrence. Il faudrait donc mener ce débat au niveau européen pour aboutir à une directive d'encadrement.
La consommation de sel et son impact sur la santé publique sont du ressort de Mme Onkelinx, pas de M. Magnette ni de moi-même. En tout état de cause, l'AFSCA n'est pas l'organe adéquat pour mener ce genre d'études. Par contre, le SPF Santé publique pourrait très certainement le faire ou y pourvoir. Mais ce n'est pas du tout dans les prérogatives de l'AFSCA.
06.03 Carine Lecomte (MR): La ministre Onkelinx veut lancer un plan "Sel" avec des mesures pour faire diminuer la consommation. Encore faudrait-il qu'on puisse le faire en toute connaissance de cause. Quand on sait que le chocolat contient du sel, comment contrôler sa consommation si les étiquettes ne font pas état de sa présence?
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 12.21 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.21 uur.