Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de algemene Zaken en het Openbaar Ambt

Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

 

van

 

woensdag 9 april 2008

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 9 avril 2008

 

Matin

 

______

 

 


Le développement des questions et interpellations commence à 10.52 heures. La réunion est présidée par M. André Frédéric.

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 10.52 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer André Frédéric.

 

01 Vraag van de heer Michel Doomst aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "gewapende overvallen" (nr. 4000)

01 Question de M. Michel Doomst au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "les attaques à main armée" (n° 4000)

 

01.01  Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, vakanties zijn inderdaad heel nuttige momenten om na te denken. Uit respect voor de collega’s en de minister zal ik zeer kort zijn in de vraagstelling zodat wij efficiënt vooruit kunnen gaan.

 

Mijnheer de minister, het is weer het begin van een nieuw schooljaar als het ware, met goede resultaten, en wij kunnen dus positief beginnen, in die zin dat het aantal gewapende overvallen blijkbaar met 6% is gedaald. Een belangrijk ander signaal, vooral naar het toekomstig idee om meer geïntegreerd rond veiligheid te werken, is dat met medewerking van de sector voor het probleem van de gewapende overvallen blijkbaar met succes een beleid wordt uitgestippeld.

 

Ik wil echter even de aandacht vestigen op twee pijnpunten die wij niet uit het oog mogen verliezen en die de laatste weken, als men de actualiteit volgt, de kop blijven opsteken.

 

Ten eerste, het terrein voor gewapende overvallen wordt blijkbaar verlegd naar kleine, lokale winkels. De mogelijkheid bestaat dus zeker om, in samenwerking met het lokale niveau, tot goede of althans betere resultaten te komen op dat vlak.

 

Ten tweede, er is het alarmerende fenomeen dat alsmaar jongere overvallers steeds driester te werk gaan om hun doeleinden te bereiken.

 

Naast het positieve wilde ik dus toch even kijken hoe wij op die twee pijnpunten de komende maanden kunnen ingaan.

 

01.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, wat het aantal overvallen op kleinhandelszaken betreft, kan ik u detailcijfers geven. Daaruit blijkt alleszins geen forse stijging. In het vorige nationale veiligheidsplan waren diefstallen met wapengeweld opgenomen als prioriteit. Ook in het nieuwe plan is dat het geval. Het fenomeen van enerzijds de geweldcriminaliteit en anderzijds de straatcriminaliteit en de overlast waarvoor jongeren of jeugdbendes vaak verantwoordelijk zijn, werd expliciet opgenomen in het nieuwe plan. Zoals u weet werd dit door de regering goedgekeurd en heeft dit ook in het Parlement het voorwerp van discussie uitgemaakt. Ik denk dat inmiddels iedereen het erover eens is dat deze politionele aanpak waarbij men prioriteiten stelt, zijn vruchten afwerpt.

 

We kunnen, zoals u zeer goed weet, niet alle heil verwachten van de politie. Een goede mix van preventie in de ruimste zin van het woord en repressie, blijft volgens mij een must. Op het preventieve vlak kan ik verwijzen naar initiatieven die door mijn departement werden genomen op het vlak van fiscale aftrek van de veiligheidsinvesteringen, naar technopreventieve adviseurs, naar de BIN’s en de WIN’s en dergelijke. Dit geraakt allemaal stilaan ingeburgerd en begint meer en meer resultaat op te leveren.

 

Een geïntegreerde aanpak op het vlak van politie en Justitie is nodig. De lokale politiediensten moeten, zeker in onze grote steden, via hun cellen jongerencriminaliteit die jongeren monitoren en van nabij volgen, en dat uiteraard in nauw overleg en mits goede afspraken met het parket.

 

Het is belangrijk dat vanuit politie en Justitie altijd een gepaste reactie volgt op crimineel of afwijkend gedrag van jongeren. Zij mogen geen gevoel van straffeloosheid krijgen want dat brengt hen vaak tot het plegen van vormen van zwaardere criminaliteit, zoals bijvoorbeeld geweldscriminaliteit.

 

Het is daarom belangrijk dat het openbaar ministerie zich uitdrukkelijk inschrijft in de prioriteiten van het nieuwe nationale veiligheidsplan en dat de werkrelatie tussen politie en parket efficiënter zou worden gemaakt.

 

Ik verwijs naar de passage in het regeerakkoord, over de evaluatie van de jeugdbeschermingswet ingevolge daden van blind geweld door alsmaar jongere daders. Een gedeelte van die artikelen werd vernietigd door het Grondwettelijk Hof. Ik denk dus dat er in dit Parlement nog heel wat boeiende discussies zullen worden gevoerd over het hele jeugdbeschermingsgegeven met mijn collega voor Justitie.

 

Ik heb nog een bedenking. We hebben als overheid de plicht om de burgers maximaal te beschermen tegen blind of zinloos geweld. We mogen echter nooit de illusie creëren dat we de maatschappij daartegen immuun kunnen maken, helaas.

 

01.03  Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik denk dat dit bewijst dat we inzake geïntegreerde veiligheid resultaten kunnen boeken. Dit bewijst dat dit de goede richting is. Ik deel uw intentie om de Gemeenschappen nog nauwer te betrekken bij het preventieve gebeuren. Zij moeten daarin ook hun verantwoordelijkheid opnemen en wij moeten hen vanuit deze commissie stimuleren om dat te doen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Maya Detiège aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de verdeling van jodiumtabletten" (nr. 4003)

- de heer Bruno Stevenheydens aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de verdeling van jodiumtabletten" (nr. 4163)

- de heer Jean-Marc Nollet aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de vervanging van vervallen jodiumtabletten" (nr. 4187)

- mevrouw Katrien Schryvers aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de verdeling van jodiumtabletten" (nr. 4197)

02 Questions jointes de

- Mme Maya Detiège au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la distribution de tablettes d'iode" (n° 4003)

- M. Bruno Stevenheydens au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la distribution des comprimés d'iode" (n° 4163)

- M. Jean-Marc Nollet au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "le renouvellement des comprimés d'iode périmés" (n° 4187)

- Mme Katrien Schryvers au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la distribution de tablettes d'iode" (n° 4197)

 

02.01  Maya Detiège (sp.a-spirit): Mijnheer de minister, ik zou heel kort de situatie willen schetsen. Ik heb zelf namelijk vroeger meegewerkt aan de campagne in verband met de jodiumtabletten, toen ik nog geen politicus was, maar bezig was met volksgezondheid. Ik vroeg mij toen zelf af wat jodiumtabletten in godsnaam zouden kunnen bijbrengen bij een kernramp. Vanaf het moment dat er lekken zijn, zullen we wel met zijn allen doodgaan, was de reflex die ik toen zelf had. Ik wil vandaag een en ander heel kort nuanceren. Er zijn namelijk studies uitgevoerd op basis van de ontploffing in de reactoreenheid in Tsjernobyl in 1986, ondertussen al meer dan twintig jaar geleden. Daaruit heeft men een en ander geleerd. De studies werden uitgevoerd door onder meer het SCK, het Studiecentrum voor Kernenergie te Mol. Ik heb ook wat navraag gedaan bij het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, waar ik ook in het verleden mee heb samengewerkt.

 

De reactoren van Tsjernobyl zijn eigenlijk niet echt vergelijkbaar met die in onze centrales te Doel of Tihange, in die zin dat wij een ander type reactor hebben, namelijk een type drukwaterreactor. Concreet wil dat zeggen dat het omhulsel ervan ook veel beter is dan in Tsjernobyl. De kans op een ramp of een lek blijft echter bestaan. Ik denk bijvoorbeeld aan de Verenigde Staten, waar er in 1979, in Three Mile Island in Harrisburg, een lek is geweest bij hetzelfde type van kernreactor.

 

Het voordeel van het type reactoren bij ons is dat in het geval van een lek de splijtstoffen veel trager vrijkomen. In België is er dus meer tijd om, in het geval van een ramp, de overheid de kans te geven de bevolking te verwittigen, net als de mensen die opgeroepen moeten worden om hulp te verlenen.

 

Wel is de inhoud van het hart van de reactor bijna identiek. Dat wil zeggen dat stoffen als uranium en plutonium erin aanwezig zijn. De radioactieve isotopen van jodium maken, in Doel bijvoorbeeld, een belangrijke fractie uit van de splijtstoffen, net als in Tsjernobyl.

 

Wat is er vastgesteld in de gebieden toen, in Oekraïne, Wit-Rusland en Rusland? Er was een besmetting met voornamelijk het radioactieve jodium, naast cesium. Op dat radioactieve jodium wordt gehamerd in alle studies. Het Tsjernobylforum, een forum van samenwerking tussen de Verenigde Naties en de drie getroffen republieken, heeft gezien dat bij personen jonger dan 18 jaar op het ogenblik van het ongeval, er vierduizend gevallen waren van schildklierkanker. We zouden verwachten dat er na zo'n ramp nog andere vormen van kankers komen. De studies hebben echter nooit kunnen aantonen dat er ook een verhoging was van andere kankers, leukemie, borstkanker of nog andere vormen. Het ging dus echt om schildklierkanker.

 

Dat zou te wijten zijn aan het feit dat de schildklier de radioactieve jodiumisotopen zou concentreren. Er bestaan jodiumtabletten met stabiel jodium. Als de burgers die innemen, dan voorkomt men dat die radioactieve isotopen worden opgenomen in de schildklier. Als men de mensen die op tijd had laten innemen – we hebben dat ook gezien bij een lek in Polen –, dan waren er geen gevallen van schildklierkanker geweest bij de bevolking.

 

Aan de hand van die resultaten kwam er in 1999 een campagne voor de bevolking. Die werd twee jaar voordien, in 1997, voorafgegaan door het verstrekken van informatie aan apothekers en artsen. De openbare aanbesteding voor de tabletten heeft in totaal twee jaar geduurd. Ik heb er nog cijfers van maar ik zal er niet te veel over uitweiden. In de provincie Antwerpen kwam 80 à 90% van de inwoners de tabletten afhalen. Kijken we naar (…) was dat veel minder, 20 à 30%.

 

Om die reden heeft de overheid toen besloten om gezien het belang van de tabletten de actie te herhalen. In 2002 was er dus een herinneringscampagne voor iedereen. De zone werd zelfs uitgebreid. In het begin ging het om het gebied van 0 tot 10 km. Dat is vervolgens van 10 tot 20 km uitgebreid. Ik vroeg mij af voor hoeveel dat zou meetellen in geval van een lek. Wel, de veiligheid wordt voor een derde gegarandeerd. Dat werd toen gezegd en ik heb dat nog eens getoetst. Dat blijkt ook zo te zijn.

 

Ik werk nog af en toe in de apotheek en mensen komen mij de doosjes terugbrengen. Ze hebben die campagne toen goed gevolgd en vastgesteld dat de tabletten op 1 april vervielen. In de provincie hebben wij vragen gesteld aan de gouverneur en die zei dat Binnenlandse Zaken daarvoor de verantwoordelijkheid heeft. In de brief stond echter ook dat dit in het voorjaar al in orde zou zijn. Intussen, door de verschillende regeringen die er wel of niet waren, zien we dat er geen resultaat is. 1 april is voorbij. Het is jammer genoeg geen grap.

 

Sommigen zeggen dat hiervoor niet in een budget is voorzien. Mijn vraag is dus of er een budget voorhanden is. Wordt er werk gemaakt van die jodiumtabletten? Beseft u wat de impact is van het probleem? Ik zou heel graag hebben dat ik nu een duidelijk antwoord krijg over de stand van zaken en hoe er verder zal worden gewerkt.

 

Le président: Chers collègues, je me rejouis de la passion que chacun et chacune met dans sa question. Je vous rappelle que, selon le Règlement, le temps de parole pour question, réponse et réaction est de 5 minutes. Je vais donc devoir travailler la montre dans la main. C'est un peu désagréable mais comme on a 60 questions à l'agenda, je pense qu'il faut être réaliste. Vous éliminez donc ce qui est sans intérêt et vous ne gardez que les plus-values.

 

02.02  Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, in december 2007 werden ook reeds vragen gesteld over de verdeling van de jodiumtabletten aan inwoners die binnen een bepaalde straal rond een kerncentrale wonen.

 

Een informatiecampagne en de nieuwe verdeling gaat pas van start, zoals daarjuist al werd aangehaald, na het verstrijken van de houdbaarheidsdatum van de tabletten, die in 2002 werden verstrekt.

 

De Federale Overheidsdienst Volksgezondheid benadrukte al – het bericht zal echter niet iedere burger van de betrokken gemeenten hebben bereikt – dat de huidige tabletten nog tot 2013 blijven werken.

 

In ieder geval is voornoemd bericht als nuancering of geruststelling niet voldoende. In een dergelijke, belangrijke materie is het immers van belang dat de nieuwe jodiumtabletten worden verstrekt en dat de informatiecampagne op gang wordt gebracht, voordat de oude tabletten zijn vervallen. Immers, er wordt steeds medegedeeld dat vervallen geneesmiddelen niet mogen worden gebruikt en moeten worden teruggebracht. Voornoemde nuancering wil ik op mijn beurt nuanceren.

 

Mijnheer de minister, ik heb enkele vragen. Wanneer zullen de nieuwe jodiumtabletten effectief ter beschikking zijn?

 

Wanneer start de informatiecampagne?

 

Werd reeds gecommuniceerd met de burgemeesters van de gemeenten waarin de campagne plaatsvindt? Ik woon zelf in een betrokken gemeente. Ik heb ongeveer vijftien jaar op vier kilometer afstand van een kerncentrale gewoond. Ik kan u meedelen dat de inwoners van bedoelde gemeente bij de materie betrokken zijn en zich de voorbije maanden nog altijd heel wat vragen stelden. Zij hopen dat er duidelijkheid over de kwestie komt.

 

Zijn er gegevens bekend over hoeveel inwoners binnen de bewuste straal rond de centrales de vorige campagnes effectief de jodiumtabletten in huis hebben gehaald? Valt hun aantal in een percentage te evalueren? Zal voor de nieuwe campagne met hun aantal rekening worden gehouden?

 

Theoretisch kunnen inwoners die binnen de vastgestelde straal in de betrokken gemeenten komen wonen, bij de apothekers nog altijd jodiumtabletten verkrijgen, hoewel de tabletten een vervaldatum hebben. Ik heb het nagevraagd bij een apotheek. De tabletten zijn inderdaad voorhanden. Ik heb echter natuurlijk niet bij alle apotheken navraag gedaan. Het is dus belangrijk dat ook over voornoemd punt een juiste communicatie is.

 

Wordt er goed gecommuniceerd over het feit dat de tabletten nog effectief worden verstrekt?

 

Gebeurt de inzameling van de vervallen tabletten effectief pas na de levering van de nieuwe tabletten en na het op gang brengen van de nieuwe campagne?

 

02.03  Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, le 9 octobre dernier, je vous interpellais déjà concernant le renouvellement des comprimés d'iode, par l'envoi d'une question écrite afin d'éviter d'encombrer les travaux de la commission. À l'époque, vous me répondiez que tout allait bien, qu'une campagne d'information nationale était en préparation; vous me précisiez que cette campagne serait accompagnée d'un renouvellement des comprimés d'iode, mais que la commande n'avait pas encore été totalement passée selon la procédure de marché européen.

 

Or la période s'est écoulée entre-temps et, manifestement, rien n'a été fait de telle sorte qu'aujourd'hui, les dates de péremption des comprimés d'iode distribués dans la région autour de l'IRE sont dépassées. Il s'agit clairement d'une responsabilité de la part de l'autorité fédérale.

 

Au-delà de cette dénonciation du retard, j'ai quelques questions.

 

Où en est-on dans l'organisation de la campagne de prévention et dans le renouvellement des comprimés?

 

Pouvez-vous nous assurer que les produits périmés gardent une certaine forme d'efficacité? Si oui, jusque quand et quelle information peut-on donner à ce sujet?

 

Quelle est la procédure pour faire parvenir ces médicaments aux nouveaux habitants? Cette question a d'ailleurs déjà été abordée par un de mes collègues. Sont-ils systématiquement informés? Si oui, comment?

 

Enfin, quelle est la filière du stockage et de l'élimination des tablettes périmées?

 

02.04  Katrien Schryvers (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, na de korte vraag van mevrouw Detiège en de aanvullingen van de collega’s zal mijn vraag wel zeer kort zijn want ik heb niet de ambitie om alles te herhalen wat zij hier hebben gezegd.

 

Ik had in mijn vraag ook de bekommernis geuit over het verval van de jodiumtabletten die werden verdeeld. U hebt in antwoorden op vragen van een paar maanden geleden meegegeven dat u nog niet kon meedelen wanneer de nieuwe tabletten ter beschikking zouden zijn omdat een Europese openbare aanbestedingsprocedure lopende was en de fabricage veel tijd vraagt. Mijn vraag is hoever het momenteel staat met die procedure. Hoever is de fabricage gevorderd? Zijn er al bestellingen geplaatst? Wanneer zal de nieuwe verspreidings- en informatiecampagne van start gaan? Hoe zal de verdeling gebeuren?

 

Ik heb deze vraag al meer dan een maand geleden ingediend, mijnheer de minister. Ik had toen nog het idee dat er misschien nog iets kon gebeuren vóór april, maar dat is ondertussen onmogelijk gebleken.

 

Naast deze vragen, die ook al door de collega’s zijn gesteld, heb ik misschien nog een paar bijkomende bekommernissen. Ik had die inderdaad geuit met betrekking tot nieuwe inwoners. Hoe kunnen zij die tabletten krijgen? Hoe gebeurt de informatie betreffende het feit dat de tabletten, ondanks de vervaldatum, toch nog zouden werken? Er is ook de specifieke bekommernis betreffende veiligheidsdiensten. Beschikken zij over grotere voorraden van die tabletten zodat zij in geval van ramp toch ook een verdeling kunnen doen aan mensen die zij niet of niet meer hebben, of gewoon niet meer weten zitten na een aantal jaren? Ik denk dat dit toch ook zou moeten worden voorzien.

 

Er zijn natuurlijk ook heel wat mensen die niet wonen in het betrokken gebied maar er wel werken. Mensen die dagelijks gaan werken in dat gebied hebben in die bedrijven ook die tabletten gekregen. Er zijn ook heel wat mensen die niet dagelijks in het havengebied werken. Ik denk dan aan de bemanning van alle schepen die daar komen. Dat zijn er toch zeer veel, waaronder ook buitenlandse schepen. Zijn daarvoor bepaalde voorzieningen getroffen? Plant u daarvoor voorzieningen? Of gebeurt dit ook via de veiligheidsdiensten? Ik denk dat dit toch ook een belangrijke doelgroep moet zijn, mijnheer de minister.

 

Tot daar mijn vragen.

 

02.05 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, collega’s, eerst en vooral wat de vervaldatum van de huidige tabletten betreft, voorzag de geldende reglementering tijdens de voorgaande verspreiding de verplichting om op elk geneesmiddel, dat wordt verspreid door apotheken, een vervaldatum aan te brengen. In werkelijkheid, en dat is hier door een aantal collega’s al benadrukt, hebben die tabletten een bruikbaarheidsdatum die veel verder loopt dan deze wettelijk verplichte maximum houdbaarheidsdatum.

 

Zelfs indien deze vervaldatum wordt overschreden, garanderen de tabletten een afdoende afscherming in het geval van een incident.

 

La conformité des comprimés actuels est officiellement confirmée par l'Institut scientifique de Santé publique. Il ressort en effet de l'avis émis par cet institut que, pour autant que les conditions de conservation des comprimés soient respectées, ceux-ci peuvent être consommés sans aucun problème pendant toute l'année 2008.

 

Comme je l'ai déjà dit dans cette commission, la procédure d'attribution des nouveaux comprimés est actuellement suspendue en raison d'une procédure "standstill" devant le Conseil d'État empêchant la mise en route de la fabrication des nouveaux comprimés.

 

La campagne d'information et la répartition des nouveaux comprimés sont prévues pour le mois d'octobre 2008.

 

De verdeling van deze tabletten zal verlopen via de apotheken. Zoals vorige keer zal men in de risicozones tabletten gratis kunnen ophalen via de apotheek middels het tonen van een bon die in de informatiebrochure bijgevoegd is.

 

Les nouveaux habitants des communes à risques doivent également recevoir des comprimés d'iode et ce, même après la campagne. C'est pourquoi les communes recevront une provision supplémentaire de brochures d'information reprenant des bons pour des comprimés d'iode.

 

Les administrations communales remettront les brochures aux nouveaux habitants, après quoi il suffira à ces personnes de se présenter auprès de leur pharmacien qui leur remettra les comprimés.

 

Collega Detiège, ik wil nog even ingaan op een vraag die u hebt gesteld. Ik kan ook meedelen dat het budget voor de aankoop en de verdeling van de nieuwe tabletten voorzien is in de begroting, meer bepaald in die van het fonds voor de risico’s van nucleaire ongevallen.

 

Mevrouw Schryvers, u stelde een vraag in verband met de schepen op de Schelde en in de Antwerpse haven. Het is zo dat er ook in jodiumtabletten voorzien is voor alle collectiviteiten in de risicozones. Rederijen vallen sowieso onder de regeling van de gewone collectiviteit. Voor de bemanning van buitenlandse schepen en bij uitbreiding voor alle personen die zich in geval van een nucleair incident in de risicozone bevinden wordt de verdeling verzekerd op basis van de dichtstbijzijnde stock aan jodiumtabletten.

 

Collega Stevenheydens, bij de vorige informatiecampagne in opdracht van het FANC werd een steekproef gehouden om de penetratiegraad van deze campagne na te gaan. Uit die steekproef bleek dat zowat 58% van de respondenten de jodiumtabletten was gaan afhalen bij de apotheker.

 

Een aanbeveling die in dit onderzoek werd geformuleerd en waarmee zeker rekening wordt gehouden bij de volgende informatiecampagne betreft het feit dat de mensen overtuigd moeten worden van de zin van die tabletten.

 

La réserve centrale d'anciens comprimés d'iode est conservée par la firme Multipharma jusqu'au remplacement des comprimés actuels par les nouveaux. Les pharmaciens situés dans les zones de planification d'urgence doivent également conserver les réserves d'urgence jusqu'à la diffusion des nouveaux comprimés. Le traitement final des anciens comprimés fait actuellement l'objet de discussions avec les Régions, qui sont compétentes en la matière.

 

02.06  Maya Detiège (sp.a-spirit): Mijnheer de minister, ik sta toch een beetje versteld van het antwoord dat ik hier krijg.

 

Een van de regels in de farmacie is dat vanaf het moment waarop een product officieel vervallen is, het ook niet meer wordt afgeleverd of gebruikt. Wat wil dat concreet zeggen? De werkzaamheid van producten daalt. Er is altijd in een bepaalde marge van stabiliteit voorzien en er wordt bewust gekozen voor een bepaalde vervaldatum. Wij hebben in het verleden aan ontwikkelingslanden geleverd en ik stel vast dat in de praktijk vanaf het ogenblik waarop een product officieel vervallen was, het zelfs ook niet naar die landen werd gestuurd. Dat is gewoon een algemene regel die wordt toegepast.

 

Ik stel gewoon vast dat u hier zegt dat ze wel vervallen zijn, maar dat we ze toch maar moeten gebruiken. Die houding toont aan dat dit geen prioriteit is voor de regering. Enerzijds is het voor de regering wel een prioriteit om de kerncentrales open te houden. Die discussie hebben we in het verleden gevoerd en daarin nam de sp.a een andere houding aan. Ik stel vast dat als het over de veiligheid van de bevolking gaat, dit geen prioriteit is voor de regering, gezien het antwoord dat u hier geeft.

 

Ik houd ook mijn hart vast als u zegt te vernemen dat er productie van de tabletten in oktober zal zijn. Dan moet het inderdaad nog door Multipharma en opgenomen worden en moet het nog worden verdeeld aan de apothekers. Alle apotheken in België hebben de doosjes die ook de bevolking heeft. Dat zijn identiek dezelfde. Die werden in het verleden inderdaad via een centraal depot aan de apotheken verstuurd. Iedereen, scholen, ziekenhuizen, bedrijven in de haven, die deze dozen heeft, heeft dus dozen voorbij vervaldatum. Dat is al wat ik vaststel. Ik ben heel bezorgd voor de toekomst en voor de afwerking van dit programma.

 

02.07  Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik betreur uiteraard dat de nieuwe informatiecampagne er pas komt na de vervaldatum. Ik wil toch enkele vragen stellen, zodat de volgende informatiecampagne een succes zou worden.

 

Ten eerste, wat met de nieuwe inwoners van gemeenten in de risicozone die nu, voor oktober 2008, in die gemeenten gaan wonen? Kunnen zij gegarandeerd en effectief die tabletten verkrijgen? Dat is een vraag.

 

Ten tweede, wordt er goed gecommuniceerd met de dienst Volksgezondheid en de apothekers dat er nog geen inzamelactie wordt gedaan en dat in die gemeenten vervallen tabletten die nu door mensen worden aangeboden, niet worden aangenomen? Wordt mensen dan de raad gegeven die medicamenten bij te houden tot de nieuwe campagne start? Wordt daarover goed gecommuniceerd?

 

Ten derde, volgens de steekproef wordt 58% van de betrokkenen bereikt, dat is geen denderend resultaat. Gaat men met de gemeentebesturen contact opnemen om een goede informatiecampagne te voeren om bijvoorbeeld ook via de gemeentelijke informatiebladen ervoor te zorgen dat de bevolking zo ruim en zo goed mogelijk wordt verwittigd van het nut die gratis tabletten inderdaad effectief af te halen?

 

Le président: Il est bien entendu, pour les nouveaux collègues, que la réplique est une réplique; si on en profite pour poser de nouvelles questions, on est repartis pour un tour. Or, ce n'est pas prévu; nous ne sommes pas dans le cadre d'une interpellation! La parole est à M. Nollet pour sa réplique.

 

02.08  Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je trouve incroyable et regrettable que des précautions n'aient pas été prises. Monsieur le ministre, vous tentez de nous rassurer en disant que malgré la date de péremption, les pilules d'iode devraient être actives jusqu'à la fin de l'année mais vous ne prenez pas du tout en compte l'impact sur les gens. Cela fait des semaines qu'ils voient venir cette date parce qu'ils y sont attentifs, parce qu'eux le vivent dans leur quotidien. Ils essayent d'obtenir des informations sans y arriver, l'information n'est pas disponible, les pharmaciens ne savent pas quoi répondre, les autorités communales n'en savent pas beaucoup plus.

 

On nous téléphone comme député parce qu'on sait que nous travaillons sur le sujet. J'avais déjà posé une question au mois d'octobre: on avait été rassurant mais la date de péremption est arrivée entre-temps. Bref, ce n'est pas sérieux. Ce n'est pas une bonne gestion des problèmes liés à la sécurité nucléaire. Comme le dit ma collègue, on veut utiliser le nucléaire mais on n'est pas capable d'assurer un minimum de sécurité.

 

Je parle de la région de Fleurus. Dans d'autres questions à l'ordre du jour que nous n'aurons peut-être pas le temps d'aborder aujourd'hui et dans des questions posées antérieurement, j'évoque des incidents qui ont lieu dans l'entreprise, sur le site de l'IRE – dois-je vous rappeler la présence d'acide picrique découvert presque par hasard? –, qui peuvent provoquer un accident, voire une catastrophe. Personne ne l'espère, évidemment. Mais dans cette éventualité, comment garantir la sécurité si les pilules d'iode ne sont pas remplacées?

 

Vous nous garantissez leur remplacement pour octobre et j'ose espérer que vous ne serez pas en retard par rapport à ce nouveau calendrier mais vous n'avez pas répondu à la question sur les nouveaux habitants des communes. Quand ils se rendent en pharmacie, ils n'arrivent pas à se procurer des pilules car elles sont périmées. Que doivent-ils faire? Attendre octobre en espérant que rien n'arrive?

 

02.09  Katrien Schryvers (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik heb toch ook enkele bekommernissen. Ten eerste, als ik de minister goed heb begrepen, is de procedure in fabricage opgeschort omwille van een procedure voor de Raad van State. Is er al een arrest? Is er een schorsingsarrest? Is er ondertussen soms vrijwillig geen gevolg gegeven aan de bestelling en de fabricage in afwachting van een arrest? Wat is de prognose qua timing? Ik heb daar geen zicht op en u hebt daar ook niets over gezegd.

 

Ten tweede, u stelt dat er kredieten voorzien zijn in de begroting van dit jaar voor heel de aankoop. Kunt u ons een idee geven van het budget waarover het gaat? Ik weet niet of u dat zo kunt meegeven maar het moet toch een belangrijk budget zijn.

 

Ten derde, u zegt dat voor bijvoorbeeld de bemanning van schepen en dergelijke de verdeling kan gebeuren via rederijen. Voor mensen die zich occasioneel in de risicozone bevinden gebeurt in geval van een ramp de bedeling op basis van de dichtstbijzijnde stock. Ik heb geen idee wat de dichtstbijzijnde stock is. Hoe ver is die dichtstbijzijnde stock verwijderd van het risicogebied? Hoe kunnen die mensen weten dat ze op die bepaalde plaats een verdeling kunnen krijgen? Mij zou het beter lijken als die verdeling op dat moment via de veiligheidsdiensten zou kunnen gebeuren. Ik wil erop aandringen dat dit in de toekomst zou kunnen.

 

02.10 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, ik wil alleen zeggen dat als we werken met deze procedure van vraag en antwoord het onmogelijk is om binnen dit tijdsbestek, als u toelaat dat elke vraagsteller vijf, zes of zeven minuten aan het woord is, een antwoord te geven op alle vragen. We zijn al 35 minuten bezig over dit thema. Het is onmogelijk om alle vragen te beantwoorden, zeker als men van de repliek gebruik maakt om drie, vier of vijf nieuwe vragen te stellen. Ik sta erop dat het Parlement volledig wordt geïnformeerd maar dan moet men toch wel eens nadenken over de procedure. Ik zal alleszins alle vragen die gesteld zijn, ook in de repliek, meenemen en ervoor zorgen dat de commissie of de vraagsteller op zijn minst een schriftelijk antwoord ontvangt.

 

Ik wil nog enkele opmerkingen maken. Ten eerste, ik sta open voor alle suggesties om de communicatie en de informatie te maximaliseren. Men moet echter natuurlijk op een redelijke en rationele manier hierover van gedachten wisselen. Ik heb twee elementen centraal gesteld in mijn betoog. Het eerste is de conformiteit van de actuele comprimés. Ik heb gezegd dat dit bevestigd is door het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. Als men dan op deze banken gaat vragen of dat wel zo is, moet ik benadrukken dat men gezegd heeft dat er voor het ganse jaar 2008 geen enkel probleem is. Men kan altijd twijfel zaaien in de hoop dat men daarmee een zekere paniek kan veroorzaken bij de mensen. Misschien denkt men dat men daar garen bij kan spinnen. Het gegeven is dat ze conform blijven, minstens voor het jaar 2008 en nog langer.

 

Ten tweede, er is een procedure bij de Raad van State die leidt tot een standstill. Ik zal mevrouw Schryvers alle details geven. Een overheid moet zich echter op dat ogenblik gedragen naar de wetmatigheden van zo’n procedure. Die standstill heeft vertraging tot gevolg. Dat is een geval van overmacht zo u wil. Ik geef als datum oktober 2008 op. Men heeft dus de conformiteit van de huidige comprimés en ik geef de datum oktober 2008. Toch doet men nu alsof we in een vacuüm zijn terechtgekomen. Ik zal de vragen in ondergeschikte orde nog eens oplijsten en voorzien van een antwoord. Ik geef de commissie mee dat ik de suggesties voor de informatie aan de bevolking, via steden en gemeenten enzovoort, verder zal onderzoeken. Ik meen dat dit suggesties zijn die zeker moeten worden benut.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "de gevangenisincidenten met manifestanten na afloop van een actie aan het NAVO-hoofdkwartier tijdens het paasweekend" (nr. 4042)

03 Question de M. Bert Schoofs au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "les incidents provoqués par des manifestants incarcérés après leur action de protestation au quartier général de l'OTAN pendant le week-end de Pâques" (n° 4042)

 

03.01  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, oorspronkelijk was mijn vraag gesteld aan de minister van Justitie. Omdat de betrokkenen waarover het hier gaat in een inrichting van de politie zijn terechtgekomen en niet in een penitentiaire inrichting is het inderdaad logisch dat u deze vraag zult beantwoorden.

 

Het gaat over de zogenaamde vredesmanifestanten die actie voerden aan het NAVO-hoofdkwartier net voor Pasen. Een groot aantal onder hen werd administratief aangehouden en opgesloten. Nadien - wij hebben de beelden op tv gezien - hebben zij in de gevangenis blijkbaar een feestje gebouwd. Er zou vuurwerk afgestoken zijn. Het toiletbezoek zou niet op een normale manier zijn verlopen maar afgelopen in de cellen. Het hele gebeuren werd, als klap op de vuurpijl, gefilmd door een van de aangehoudenen.

 

De vraag is dan ook of al die manifestanten naar een en dezelfde gevangenis werden overgebracht.

 

Wat is de oorzaak van de chaos? Ligt die bij het opgevorderde personeel?

 

Werden er gerechtelijke aanhoudingen verricht met betrekking tot bepaalde feiten die in de gevangenis zelf hebben plaatsgevonden of naar aanleiding van, in aanloop naar en na afloop van de betoging?

 

Ten slotte, werden er processen-verbaal opgesteld over hetgeen zich in de gevangenis heeft afgespeeld en voor welke feiten eventueel en dit zowel naar aanleiding van hetgeen voordien gebeurde als uiteraard naar aanleiding van hetgeen in de gevangenis zelf is gebeurd?

 

03.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, 555 administratief aangehouden betogers werden overgebracht naar de bewaarplaats in het justitiepaleis. 34 werden overgebracht naar de bewaarplaats van de politiezone Brussel-Noord.

 

De zogenaamde chaos was zichtbaar op beelden die de arrestanten zelf hadden gemaakt met hun gsm-toestellen. Het betrof een slingerdans binnen de afgesloten bewaarplaats in het justitiepaleis. Die dans werd bewust gedoogd door de toezichthoudende politiemensen daar hij geen enkel risico inhield.

 

In de gegeven omstandigheden was er bij voorbaat geopteerd voor een procedure waarbij de identificatie en de vrijlating van de arrestanten vrij snel zou kunnen gebeuren. Daarom moesten zij onder meer hun gsm-toestellen en andere bezittingen niet afgeven.

 

In totaal zijn er acht gerechtelijke aanhoudingen verricht. Ten laste van deze acht personen werd een proces-verbaal opgesteld voor beschadiging van onroerende goederen, onder meer ook de afbraak van een afsluiting. In de twee bewaarplaatsen zijn geen misdrijven vastgesteld.

 

03.03  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wanneer men oordeelt dat dit allemaal zomaar kan in cellen, dat men feestjes kan bouwen, zou ik zeggen doet u maar. Verspreid de boodschap. Ik ben destijds in mijn studententijd onzacht in aanraking gekomen met dergelijke vredesmanifestanten. Het waren er 555. Neemt u het van mij aan, daar zit wel degelijk tuig van de richel tussen dat andere bedoelingen heeft. Dat zijn de casseurs die de anderen opjagen. Dat heb ik destijds aan den lijve mogen ondervinden.

 

Wanneer dat het beleid is in de inrichtingen waar de mensen administratief aangehouden worden, wanneer het beleid is dat zij kunnen doen wat zij willen, wens ik u veel succes voor de toekomst. Dat is in elk geval iets dat ik zal meenemen uit uw antwoord.

 

03.04 Minister Patrick Dewael: Ik blijf onthouden dat, gelet op dat aantal, 555 administratief aangehoudenen, de politie hier haar job heeft gedaan. Dat u het tegendeel gaat verkondigen, stoort mij niet.

 

03.05  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, men moet meer vooruitziend zijn. De agenten op het terrein lijden zeker onder zulke acties. Die mensen worden vernederd. Die moeten achteraf ook de urine gaat opruimen in de cellen en dergelijke.

 

Als dat de politietop is, als die zo zijn eigen personeel blootstelt aan gevaren, want er zijn acht processen-verbaal opgesteld. U hebt niets gezegd over het vuurwerk. Is dat juist of niet? De fouilles zijn niet correct kunnen gebeuren. Men moet maar meer personeel opvorderen en de politietop moet ervoor zorgen dat dit op een diligente manier kan gebeuren. Dat is immers vernederend voor het politiepersoneel.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van de heer Michel Doomst aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "interventies naar aanleiding van gaslekken" (nr. 4054)

04 Question de M. Michel Doomst au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "les interventions pour fuites de gaz" (n° 4054)

 

04.01  Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, we moeten blijvend aandacht hebben voor de risico’s die we lopen op ernstige incidenten in geval van gaslekken.

 

In onze buurt, niet ver van Gellingen, blijft die bekommernis erg groot. Er is op dat vlak al werk verricht, maar wanneer we zien hoe de nutsmaatschappijen dagelijks werken en als mollen in elke gemeente heel frequent banen en tracés openbreken, moeten we aandachtig blijven.

 

Er was een aantal initiatieven in het vooruitzicht gesteld en ik wil vragen hoever het staat met de geplande noodplangids en de actiekaarten om via handleidingen sneller tot actie en goede resultaten te komen.

 

Er werd ook gezegd dat aan de provincies een digitale versie van de cartografie van Fetrapi en van de NAVO-pijplijn ter beschikking zou worden gesteld. Is dat inmiddels al gebeurd? Wat met de evaluatie van de specifieke opleidingen die brandweerlieden zouden krijgen via de provinciale brandweerscholen om goed en handig te kunnen omgaan met de plannen?

 

04.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, collega Doomst, ik wil preliminair opmerken dat een deel van de bevoegdheid ook bij de Gewesten ligt.

 

De ramp in Gellingen is aanleiding geweest voor de oprichting van een aantal werkgroepen. De actiekaarten voor interventies bij incidenten met ondergrondse transportleidingen onder hoge druk zouden worden opgesteld. Er zou ook een model van een bijzonder nood- en interventieplan voor incidenten met ondergrondse transportleidingen worden uitgewerkt.

 

Medio 2006 werden de eerste concrete resultaten van de werkgroep actiekaarten voorgelegd. Het betreft een overzichtelijke en compacte fiche die de eerste interventieploegen van de brandweer toelaat snel de eerste veiligheidsperimeter te bepalen bij een incident met een aardgaspijpleiding.

 

Die werkgroep werkt verder en buigt zich momenteel over actiekaarten van andere producten die via ondergrondse pijpleidingen onder hoge druk worden vervoerd, zoals propyleen en ethyleen.

 

Zowel de noodplangids als de beveiligde cartografie wordt eerlang gefinaliseerd, aangezien de aansluiting voor de website in de provincies in april en mei wordt geplaatst en de noodplangids bij de drukker ligt.

 

Het geheel van het ontwerp zal in juni worden voorgesteld aan de provinciale veiligheidscellen op een informatiedag.

 

De website die de ondergrondse pijpleidingen op Belgisch grondgebied visualiseert, staat momenteel ter beschikking van de brandweerdiensten, de provinciale opleidingscentra en de 100-centra.

 

De specifieke opleidingen die de brandweerlui krijgen via de provinciale brandweerscholen, zijn ook lopend. Na het beëindigen van die opleidingen is er een evaluatie gepland. Maar nu al kunnen wij stellen dat de eerste reactie van de cursisten alleszins zeer positief is.

 

Statistieken over het aantal uitrukken van de hulpdiensten in 2006 en 2007 om gasleidingen te dichten zijn op dit moment niet beschikbaar.

 

04.03  Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw zeer concreet antwoord. Ik wou u nog vragen: komen die statistieken er ooit? Het zou wel nuttig zijn dat te weten.

 

04.04 Minister Patrick Dewael: Daar kan inderdaad aan gewerkt worden. Er zijn uiteraard cijfers. Maar u stelt mij de concrete vraag naar het aantal uitrukken om gasleidingen te dichten. Die cijfers heb ik niet. Ik kan het wel even nagaan of het tot de mogelijkheden behoort. Het moet zeker tot de mogelijkheden behoren de statistische informatie verder te concretiseren.

 

04.05  Michel Doomst (CD&V - N-VA): Bedankt.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de M. Xavier Baeselen au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur et au premier ministre sur "le règlement communal de Liedekerke et l'exclusion des enfants non flamands des plaines de jeux de la commune" (n° 4060)

05 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken en aan de eerste minister over "het gemeentereglement van Liedekerke en het weren van niet-Vlaamse kinderen op de gemeentelijke speelpleinen" (nr. 4060)

 

05.01  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, comme il faut être bref et rapide, je vais essayer de respecter vos consignes.

 

Le président: La question qui a été déposée est brève et manuscrite.

 

05.02  Xavier Baeselen (MR): Depuis que la question a été déposée, le dossier a évolué.

 

Je voudrais revenir un instant sur le règlement qu'avait pris une commune, en l'espèce la commune de Liedekerke, concernant l'emploi des langues sur une plaine de jeux. Il s'agissait notamment de la question de l'accueil d'enfants francophones ou anglophones ou pratiquant tout autre langue. Je sais que depuis lors le ministre Vld – je salue sa décision –, Marino Keulen, a considéré que ce règlement n'était pas légal car non conforme – en tout cas si j'ai bien lu – à la loi sur la discrimination.

 

J'ai aussi lu la presse flamande qui a réagi de manière tout à fait nuancée sur cette question et je m'en félicite.

 

En réalité, je voulais vous poser ma question pour rappeler un certain nombre de principes et vous demander si la disposition concernant l'accès aux plaines de jeux doit être considérée comme une disposition administrative.

 

Par ailleurs, quel est le statut exact de cette plaine de jeux?

 

Je sais que la compétence appartient en partie à la Communauté flamande mais j'aurais voulu savoir si M. le ministre considérait l'emploi des langues en cette matière comme étant totalement libre ou réglementée.

 

05.03  Patrick Dewael, ministre: Le collègue Baeselen pose des questions et donne lui-même ses réponses.

 

Le président: Il a un grand avenir devant lui.

 

05.04  Patrick Dewael, ministre: Je crois que sa question est dépassée par les faits puisqu'il vient de rappeler la décision du ministre Keulen.

 

Je ne peux que confirmer que la tutelle sur l'application des lois coordonnées sur l'emploi des langues en matière administrative dans le cadre des décisions du conseil communal est une tutelle ordinaire. Elle relève donc de la compétence des Régions. C'est donc mon collègue, le ministre Keulen, qui a pris ses responsabilités. Je ne sens pas la nécessité de m'occuper d'une compétence qui n'est pas la mienne.

 

05.05  Xavier Baeselen (MR): En tant que parlementaire et démocrate, il me semblait important de rappeler ici, au niveau fédéral, qu'il y a des matières dans lesquelles il ne faut pas aller trop loin. Je pense que la Flandre et une certaine presse flamande se sont rendu compte qu'il y avait des éléments au sujet desquels il ne fallait pas exagérer. Je pense que cette réaction flamande est salutaire.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Leen Dierick aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "het koninklijk besluit van 4 maart 2008 inzake de samenstelling en werking van de raadgevende comités van de brandweerzones" (nr. 4080)

- de heer Jan Peeters aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de provinciale raadgevende comités over de brandweerhervorming" (nr. 4223)

- mevrouw Katrien Schryvers aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de zonevorming voor de brandweer" (nr. 4391)

- mevrouw Linda Musin aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de afbakening van de toekomstige hulpverleningszones" (nr. 4409)

06 Questions jointes de

- Mme Leen Dierick au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "l'arrêté royal du 4 mars 2008 relatif à la composition et au fonctionnement des comités consultatifs des zones des services d'incendie" (n° 4080)

- M. Jan Peeters au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "les comités consultatifs provinciaux pour la réforme des services d’incendie" (n° 4223)

- Mme Katrien Schryvers au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la délimitation des zones des services d'incendie" (n° 4391)

- Mme Linda Musin au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la délimitation des futures zones de secours" (n° 4409)

 

06.01  Leen Dierick (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, op 21 maart werd het koninklijk besluit van 4 maart 2008 betreffende de nadere bepalingen voor de samenstelling en de werking van het nationaal raadgevend comité van de zones en van de provinciale raadgevende comités van de zones gepubliceerd. Het KB stelt dat de provinciale raadgevende comités moeten worden bijeengeroepen binnen de 15 dagen na de datum van inwerkingtreding van het besluit. In de praktijk is dat dus een dezer dagen. De comités dienen inderdaad te beslissen over de samenstelling van de zones. Het heikel punt in heel de hervorming blijft uiteraard de kostprijs van deze operatie. Zo zal vooral de minimale uitrustingsnorm en de minimale personeelsnorm een zeer belangrijke factor zijn in de nog te bepalen kostprijs. Er wordt dus nu eigenlijk al aan de gemeenten gevraagd om reeds een beslissing te nemen, zonder dat zij enige duidelijkheid hebben over de impact die deze beslissing zal hebben.

 

Vandaar mijn vragen.

 

Kan de minister reeds enige duidelijkheid geven over de kostenbepalende factoren, waarmee de zones zullen worden geconfronteerd? Kan de minister ook duidelijkheid verschaffen over de toepassing van artikel 15, §1 van de wet van 15 mei 2007? Deze stelt immers dat de provinciale raadgevende comités het advies dienen in te winnen van de autoriteiten van de verschillende gemeenten. Wie of wat wordt hiermee precies bedoeld?

 

06.02  Jan Peeters (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u weet dat ik, misschien in tegenstelling tot een aantal andere leden die hier vandaag interveniëren over dit dossier, in het verleden steeds een grote voorstander ben geweest van de hervorming van de civiele veiligheid, het oprichten van grotere hulpverleningszones en het geven van rechtspersoonlijkheid daarbij. Ik blijf ook van mening dat de hervorming en de wet op de civiele veiligheid goede zaken zijn die snel moeten worden uitgevoerd op het terrein.

 

U geeft de tegenstanders van deze brandweerhervorming – nogal wat landelijke burgemeesters – eigenlijk de pap in de mond. Ik begrijp niet goed hoe u deze belangrijke hervorming zo kunt verknoeien door de procedure die u nu opstart omtrent de afbakening van de zones. Ik kan getuigen dat, bijvoorbeeld in de provincie Antwerpen, de afbakening van de zones in de twee voorbije weken al is gebeurd. De gouverneur heeft daar snel werk van gemaakt, maar er is een zeer groot ongenoegen en een zeer groot onbegrip bij de lokale overheden en bij de burgemeesters omtrent deze procedure, vanwege het feit dat men inderdaad een blind advies moet geven, zonder de parameters van de budgettaire impact te kennen, zonder de operationele parameters te kennen en zonder de impact op vrijwilligers en beroepspersoneel te kunnen inschatten. Men vraagt de lokale overheden eigenlijk om een blanco cheque te tekenen. Dat is onbehoorlijk bestuur. Ik begrijp dat niet. In Vlaanderen worden de gemeentebesturen door de Vlaamse overheid verplicht om goed te besturen en een strategische en financiële meerjarenplanning te maken, terwijl u, als federale overheid, de burgemeesters verplicht om met hun ogen dicht, zonder enig zicht op de kostprijs, een advies te geven over de afbakening van de zones. U geeft hiermee de tegenstanders van deze hervorming, die nog steeds talrijk zijn, echt de pap in de mond. Ik betreur dat, want de hervorming is te belangrijk om ze op die manier te laten doorvoeren.

 

Concreet is mijn vraag wat de financiële implicaties en parameters zullen zijn die de burgemeesters kunnen hanteren om advies te geven. Zouden deze niet beter op voorhand ter beschikking worden gesteld, vooraleer overgegaan wordt tot een afbakening van zones? Hoe zit het met het engagement van de federale overheid om te komen tot een 50/50-verhouding in de financiering? Is in de meerjarenplanning van de begroting ter zake iets voorzien? Is hiervoor een groeipad afgesproken en, zo ja, welk?

 

Ik kom dan bij zeer specifieke materies. Wij horen in de begeleidingsgroep bijvoorbeeld dat er discussie is over de vraag welke aspecten als meerkosten zullen worden gedefinieerd ten gevolge van de hervorming. Binnenlandse Zaken zou ook een aantal elementen uit die 50/50-verhouding wil houden. Ik denk bijvoorbeeld aan de meerkosten van het nieuwe statuut dat men aan het bespreken is. Klopt dat? Beschouwt u die meerkosten van het nieuwe statuut als iets dat buiten de 50/50-regel moet vallen en dus eigenlijk volledig ten koste moet komen van de lokale overheid? Hetzelfde geldt voor de meerkosten van de invoering van de snelle en adequate hulp die al in voege is getreden. Beschouwt u dat ook als iets dat buiten de 50/50-verhouding moet vallen en dus volledig door de lokale korpsen moet worden gefinancierd? Die meerkosten van de snelle en adequate hulp zijn er bijvoorbeeld alleen al door de verplichting om met zes uit te rukken of dat het snelste maar ook het territoriaal bevoegde korps vaak in dubbele uitruk moet vertrekken. Dit leidt toch tot meer interventiekosten op het terrein. Worden die ook meegeteld als zijnde meerkosten van de hervorming?

 

06.03  Katrien Schryvers (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb dezelfde bekommernissen als de collega’s. Ik kan mij aansluiten bij collega Peeters. Ik ben gisteren ook aanwezig geweest op het Provinciaal Raadgevend Comité.

 

Ik kan u zeggen, mijnheer de minister, en ik wik mijn woorden, dat de burgemeesters – ik denk dat quasi 90% van de Antwerpse burgemeesters gisteren aanwezig was – eigenlijk gewoon verbolgen zijn over de manier waarop die advisering nu plots moest gebeuren. Wij hebben allemaal een brief ontvangen. In het KB staan er zeer korte termijnen. Binnen de vijftien dagen moest het comité zijn samengeroepen door de gouverneurs. Dat is in Antwerpen de voorbije dagen twee keer gebeurd. Gisteren heeft dat geleid tot een advies maar dan wel een advies waarbij iedereen zich toch wel zeer ongemakkelijk voelt om de redenen die daarnet al zijn aangehaald door de collega’s. Het is eigenlijk een blind advies, niet wetend wat de implicaties zijn, omdat wij totaal geen zicht hebben op de financiering, de kostenverdeling, de lokale verankering en de manier waarop de aanwezigheid van risico’s in aanmerking zal worden genomen. De wet bepaalt dit laatste wel als een van de parameters, maar hoe dat zal gebeuren weten wij absoluut niet. Eigenlijk is het een blind kiezen en daarmee had iedereen het gisteren zeer moeilijk.

 

Mijn vragen zijn dus dezelfde. Waarom plots in zo’n korte termijnen voorzien in dit KB, voor de advisering? Waarom niet eerst duidelijkheid geven over de financiering, over de kostenverdeling, over de lokale verankering, over het in aanmerking nemen van risico’s en dergelijke, zoals hier ook al gesteld?

 

Ik heb nog een bijkomende vraag. In de uitnodiging die wij ontvingen staat uitdrukkelijk dat een burgemeester zich niet kan laten vertegenwoordigen in het provinciaal raadgevend comité. Ik meen nochtans dat de burgemeesters daarin zetelen namens hun gemeente. Het zou dan toch ook logisch zijn dat er eerst in hun gemeente een standpunt kan gevormd worden op basis van een aantal voorstellen. Ik kan u zeggen dat er nu in weinig of geen gemeenten de gelegenheid is geweest om in het college – ik noem zelfs de gemeenteraad niet, want ik denk dat dit nergens is kunnen gebeuren – een standpunt in te nemen omtrent die zonevorming.

 

Ten tweede, wanneer de burgemeester de afgevaardigde is van een bepaalde gemeente, lijkt het mij logisch dat deze bij verhindering kan worden vervangen door zijn rechtmatige vervanger, volgens de logica de eerste schepen. Waarom zeg ik u dat? Omdat de eerste bijeenkomst midden in het paasverlof viel en nauwelijks de helft van de burgemeesters aanwezig was omdat men zich niet kon laten vertegenwoordigen. Men had ook voordien totaal geen informatie en dus kon er niet teruggekoppeld worden binnen de gemeente. Dit is heel belangrijk punt. Het is al zo’n belangrijke beslissing en we kennen er de consequenties niet van. Ik denk dat de burgemeesters dan zeker niet willen afgerekend worden op een stemming die zij hebben gedaan en die grote implicaties inhoudt voor de gemeente, zonder dat die gedragen is door de rest van het bestuur in die gemeente. Tot daar mijn vraag.

 

Le président: Madame Musin est absente et sa question jointe n° 4409 est donc retirée.

 

06.04  Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, chers collègues, je répondrai dans les deux langues car j'avais prévu que Mme Musin allait être présente.

 

L'arrêté du 4 mars 2008 prévoit que la première réunion du comité consultatif provincial doit avoir lieu dans les quinze jours de son entrée en vigueur. Il prévoit également que le comité provincial dispose de soixante jours pour transmettre son avis concernant les futures zones de secours au comité consultatif national. Ce même arrêté contient les règles de quorum et de vote applicables. Ainsi, la présence de la majorité des membres du conseil provincial est requise. Toutefois, si un nombre insuffisant de membres est présent lors de la première réunion, une nouvelle convocation est lancée et lors de cette nouvelle réunion, plus aucun quorum n'est exigé.

 

Pour ce qui concerne les règles de vote, le principe est le consensus. Toutefois, si ce consensus ne peut être atteint lors de la première réunion, une nouvelle convocation est lancée et lors de cette nouvelle réunion, le conseil provincial adopte l'avis à la majorité simple. En cas de partage de votes, la voix du président du conseil est prépondérante.

 

En principe, trois réunions sont dès lors suffisantes pour permettre aux conseils consultatifs provinciaux d'adopter leurs avis.

 

Het is een gezonde reflex om bij elke beslissing na te denken wat de financiële impact zal zijn. Dat is waarop collega Peeters heeft aangedrongen, op goed bestuur.

 

De hele hervorming van de civiele veiligheid werd trouwens voorbereid op een ogenblik waarop u nog mee die bestuursverantwoordelijkheid droeg. De procedures die moesten gevolgd worden om ze te implementeren dateren dus nog deels van toen. We moeten niet te snel zijn om goed bestuur onmiddellijk tot slecht bestuur ter herleiden. Ik denk dat er een wat grotere tijdspanne moet overheen gaan, collega Peeters. Tot hiertoe hebt u vanuit uw verantwoordelijkheidsbesef ook in deze commissie steeds geparticipeerd aan de werkzaamheden in verband met deze hervorming. Ik denk dat het concept dat we hebben uitgetekend een goed concept was en in mijn ogen blijft het dat.

 

Om terug te komen op de financiële impact, dat aspect ligt hier enigszins anders. De totale kostprijs van de hervorming zal sowieso gelieerd zijn aan de zone-indeling. Kiezen voor veel kleine zones zal dus ongetwijfeld ook meerkosten betekenen. Dat moeten wij ook weten om met die werkzaamheden verder te kunnen gaan. Anders komt men terecht in de situatie van de kip en het ei. De zaken moeten nu eenmaal op een bepaald ogenblik in beweging kunnen worden gebracht. Het advies over de zone-indeling mag ook niet enkel gegeven worden op basis van financieringsaspecten. Het moet in de eerste plaats een optimale samenwerking in de provincie beogen met als doel de burger een maximale bescherming te bieden.

 

De impact van de hervorming op financieel niveau en qua personeel hangt in grote mate af van de grootte van de zones en de door de burgemeesters gekozen opties in het kader van de provinciale raadgevende comités. Zoals door de verschillende vraagstellers werd gesteld, zijn de minimumrichtlijnen wat betreft uitrusting, materieel en personeel bepalend. Daarvoor is het echter belangrijk reeds een zicht te krijgen op de zone-indeling. Wanneer deze gekend is, kan op basis hiervan een aantal simulaties worden gemaakt. Anders kan dat niet of gaat het niet.

 

Ik wil ook zeggen dat het niet de eerste keer is dat de gouverneurs die vraag hebben gekregen. Ook in het verleden, vooraleer het geheel in een KB is vertaald, heb ik hen op informele basis de vraag gesteld om over die zone-indeling effectief na te denken en dus om contact op te nemen met de burgemeesters die behoren tot hun provincie. Men kan dus niet zeggen dat dit ineens uit de lucht is komen vallen. Er zijn trouwens gouverneurs die mij in een eerste reactie lieten weten – ik denk aan Oost-Vlaanderen – dat zij de hele provincie als één grote zone wensten te beschouwen. Er is daar dus nood aan enig maatwerk er is ook alle gelegenheid tot differentiatie. De gouverneurs hebben daarin een heel belangrijke rol te spelen en dat benadruk ik nogmaals, want anders geraken wij er niet uit.

 

De gouverneurs kunnen natuurlijk altijd de bal naar de minister spelen. Eén gouverneur heeft echter een belangrijke rol gespeeld in de totstandkoming van deze wetgeving en ik wil de gouverneurs dan ook in de implementatie verder responsabiliseren.

 

Dans le cadre des concertations avec les acteurs communaux, les gouverneurs disposent par ailleurs de différents outils de référence comme les études d'analyse des risques et les résultats de la simulation faite par ceux-ci, à ma demande, en 2006, quant à la délimitation des zones de secours.

 

Het is dus niet juist dat men zomaar, in het wilde weg, een advies zou moeten geven. Er is wel degelijk de risicoanalyse. Voorafgaand aan de hele hervorming is er al heel veel studiewerk gebeurd; het moet dus perfect mogelijk zijn om dat proces van zone-indeling te laten vooruitgaan.

 

Ik heb ook in mijn brief aan de gouverneurs meegedeeld wat er bijkomend wordt bedoeld, ik citeer: "het provinciaal raadgevend comité wint de adviezen in van de gemeente via de burgemeesters". Einde citaat. Ik kan mij dus niet indenken dat een burgemeester een beslissing neemt zonder hiervoor met zijn college, met zijn gemeenteraad en desgevallend uiteraard ook met de brandweercommandant te hebben overlegd.

 

Wat ik perfect begrijp, en daarmee wil ik afronden, voorzitter, collega's, is dat zoals bij elke hervorming er altijd meer vragen worden gesteld dan er antwoorden kunnen worden gegeven.

 

Ik denk dat u twee dingen voor ogen moet houden. De wet is goedgekeurd en moet worden geïmplementeerd. Dat kan uiteraard alleen mits procedures ten opzichte van de gemeenten en ten aanzien van de burgemeesters, waarbij de provinciegouverneurs volgens mij een belangrijke rol te spelen hebben. Op een bepaald ogenblik zal ik het geheel naar mij toetrekken en dan zullen er effectief knopen moeten worden doorgehakt.

 

Wat betreft de financiële en budgettaire gevolgen van deze hervorming werden in de begroting 2008 opnieuw meer middelen ingeschreven voor civiele veiligheid, mijnheer Peeters. Op uw vraag quid met meerjarenbegroting, het volgende. U weet dat de meerjarenbegroting op dit ogenblik niet bestaat. Ze is in opmaak. Vanmorgen heeft de kern - en dat is nieuws heet van de naald - beslist om reeds voorbereidingen te starten, niet alleen omtrent de opmaak van de begroting 2009, maar ook voor een meerjarenbegroting.

 

Het laatste wat ik er thans zal over zeggen is dat er in de komende weken en maanden ook werk zal worden gemaakt van een verdere staatshervorming en dat het natuurlijk vanzelfsprekend is dat de opmaak van een federale meerjarenbegroting op een bepaald moment doorkruist kan worden door gegevens van hervorming van de instellingen of overdrachten van bevoegdheden, waarover wij momenteel nog geen duidelijkheid hebben.

 

Ik zal deze hervorming verder implementeren – dat was de wil van het Parlement – in nauw overleg in de schoot van deze commissie voor de Binnenlandse Zaken.

 

06.05  Leen Dierick (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord, maar blijf het moeilijk vinden dat er nu reeds moet worden bepaald hoeveel zones er per provincie zullen komen en dat er nog steeds onduidelijkheid bestaat over de kostprijs ervan.

 

U haalt ook wel aan dat de kostprijs niet de enige factor is waarmee rekening moet worden gehouden en dat er ook moet worden gekeken naar de risicoanalyse. Volgens mij zijn de lokale besturen hiermee echter niet meteen vertrouwd en ligt dat moeilijk.

 

Ik ben ervan overtuigd dat de brandweerhervorming nog uitgebreid aan bod zal komen tijdens de bespreking van de beleidsnota. Het is een zeer belangrijk dossier en mijn grote bekommernis is dat dit ook door de basis moet worden gedragen. Aangezien zij zich nog wat in het ongewisse bevinden vrees ik dat het moeilijk zal zijn.

 

06.06  Jan Peeters (sp.a-spirit): Mijnheer de minister, ik ben mijn vraag begonnen met uitdrukkelijk te zeggen - maar u hoorde dat wellicht niet want u was aan het converseren – dat ik zowel in het verleden als nu opnieuw, de brandweerhervorming en de wet die wij samen hebben uitgewerkt en goedgekeurd, volledig steun, zulks in tegenstelling door sommige collega’s in de commissie, die hier thans aanwezig zijn, maar die hun steun hieraan in het verleden niet gaven.

 

Ik heb bij de inleiding van mijn vraag ook gezegd dat ik het betreur dat u die goede hervorming derwijze verknoeit door een slechte, valse start, door een blanco cheque te laten ondertekenen door de lokale besturen, hetgeen onverantwoord is op bestuurlijk vlak.

 

U zei dat u de gouverneurs in 2006 om een soort preliminair advies had gevraagd. De afbakening van de zones werd gevraagd. Dat is juist, maar het straffe is dat er tussen 2006 en 2008 geen bijkomende cijfers werden vrijgegeven en dat er geen analyses, risicoanalyses of impactstudies meer werden gemaakt om aan de lokale besturen mee te delen, op basis waarvan nu een beter gefundeerd advies kon worden gegeven dan in 2006.

 

06.07 Minister Patrick Dewael: Dit wens ik tegen te spreken. De wet werd goedgekeurd net voor de verkiezingen van 2007. We kunnen lang discussiëren over de politieke verantwoordelijkheid van een zekere standstill van negen maanden vooraleer er een nieuwe regering kwam, maar als de wet die werd goedgekeurd net voor de verkiezingen van 2007, nu wordt geïmplementeerd aangezien de nieuwe regering twee weken geleden het vertrouwen heeft gekregen, dan kunt u mij de standstill niet ten kwade duiden.

 

06.08  Jan Peeters (sp.a-spirit): Mijnheer de minister, gisterenmorgen, hebben wij in de provincie Antwerpen een afbakening gedaan van de zones. Sommige collega’s kunnen daarvan getuigen. Het enige documentatiemateriaal waarover wij beschikten waren zes geschilderde kaartjes van de provincie Antwerpen, met zes scenario’s. Wij hadden geen enkel cijfermateriaal, geen enkele impactstudie, geen enkel zicht op financiële stromen, geen risicoanalyse, kortom niets. Wij hadden geen gegevens, nu niet en in 2006, toen wij die oefening ook al eens hebben gemaakt, hadden wij evenmin gegevens. Dat betreur ik.

 

U geeft de tegenstanders van deze hervorming de pap in de mond door kritiek zeer gemakkelijk te maken. Dat betreur ik eveneens, want het is een goed dossier.

 

U mag blij zijn – en ik ben daar ook blij mee – dat alle burgemeesters hun verantwoordelijkheid opnemen, toch constructief zijn en tot een besluit zijn gekomen. Zij beseffen wel dat het een belangrijke hervorming is, maar zo bestuurt men toch geen lokale overheid. We hebben meer verantwoording en cijfers nodig om als gemeente een kruiwagen te kunnen kopen dan we nu hebben gekregen om de brandweerzones af te bakenen.

 

06.09  Katrien Schryvers (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, ik onderschrijf de bekommernis van de collega’s hier.

 

Wij hebben inderdaad niet meer informatie gekregen. Wij werden al sinds 2006 niet meer geconsulteerd en nu ontvingen we plots een schrijven van de gouverneur voor een bijenkomst, nog geen week later, en een tweede bijeenkomst acht dagen daarna.

 

U zegt dat u zich niet kunt voorstellen dat een burgemeester naar die vergadering gaat zonder terugkoppeling naar zijn schepencollege of zijn gemeenteraad. U kunt de toen aanwezige burgemeesters vragen hoeveel die gelegenheid hebben gehad. Ik denk dat geen enkele de mogelijkheid heeft gehad om terug te koppelen naar de gemeenteraad.

Men kreeg een oproeping op donderdag 27 maart, midden in het paasreces. De meeste gemeenteraden komen dan niet samen. De oproeping gold een vergadering op 31 maart en vermeldde de datum voor een tweede vergadering op 8 april.

 

De gouverneur hield er dus al rekening mee dat er geen akkoord zou worden gesloten op de eerste vergadering en dat wellicht geen enkele burgmeester kon terugkoppelen naar zijn gemeenteraad. Ik denk dat ik daarbij geen tekening hoef te maken.

 

De meesten zullen geprobeerd hebben om terug te koppelen naar een college, maar in dat schrijven stond niet dat men dat deed namens de gemeente. Er stond uitdrukkelijk in dat de burgemeester zich niet kon laten vertegenwoordigen.

 

U stelt dat hier het verhaal van de kip of het ei past en dat de simulaties pas kunnen gemaakt worden op het moment dat u een indicatie van de zones hebt. Met dat argument kunnen volgens mij de burgemeesters niet akkoord gaan.

 

We zullen de discussie van de kip of het ei niet voeren. Als uw standpunt inderdaad is dat u nu pas de simulaties kunt maken, dan vraag ik u een zaak. Neem geen definitieve beslissing, doe de simulaties op basis van het indicatieve advies van de provinciale raadgevende comités en koppel dat dan terug. Dan zullen alle comités met kennis van zaken een definitief standpunt kunnen innemen en weten of zij later kunnen leven met het advies dat zij nu hebben gegeven of niet.

 

Le président: Je pense qu'il y a là un certain nombre d'indications dont j'imagine que M. le ministre tiendra compte dans ce dossier extrêmement important.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer Michel Doomst aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de digitale flitscamera's" (nr. 4092)

07 Question de M. Michel Doomst au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "les radars numériques" (n° 4092)

 

07.01  Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, inzake zware snelheidsovertredingen hebben wij sinds 2003 vooruitgang geboekt. Het is duidelijk dat daarin ook de zogenaamde flitscamera's het doen en dat mensen daarmee sterk rekening houden. Iedereen op het terrein ervaart dat dit leidt tot concrete resultaten.

 

Onlangs heeft de directeur van de wegpolitie aangekondigd dat het aantal boetes op dat vlak in twee jaar tijd zou vertienvoudigd zijn en dat men zou gaan tot 4 miljoen pv's per jaar. Ik vroeg mij af of men ook daar niet te snel rijdt en of dit een plafond haalbaar en verwerkbaar is.

 

Blijkbaar zou men dat doen via de invoering van digitale flitscamera’s, die uiteraard sneller registreren en waarvan de eerste 67 vaste en 10 mobiele toestellen dit jaar in gebruik zouden worden genomen.

 

Mijnheer de minister, is het aantal van vier miljoen geen plafond dat snel dreigt te breken? Is dat niet wat te hoog gemikt?

 

Hoe ziet zo’n verwerkingsproces er qua tijd en methode uit, in vergelijking met de andere multanovasystemen? Is het juist dat de herkenning van de nummerplaten nog voor problemen zorgt? Op welke termijn zou dat oplosbaar moeten zijn?

 

07.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, collega’s, het aantal vaststellingen, onmiddellijke inningen of processen-verbaal is geen doel op zich, maar alleen een mogelijk gevolg van een verbeterd controlebeleid. Verschillende studies wijzen uit dat de pakkans, zowel objectief als subjectief, te laag is om de attitude van een groep gevaarlijke bestuurders te beïnvloeden. Er zullen dan ook aanzienlijk meer controles moeten worden uitgevoerd. Uitgaande van ervaringen uit het buitenland, zal dat leiden tot een verbeterde attitude en meer verkeersveiligheid, maar daarnaast kan men zich ook verwachten aan meer vaststellingen van overtredingen door hardleerse bestuurders.

 

Het is duidelijk dat meer controles ook een efficiënter verwerkingsproces vereisen. Om dat proces efficiënter te laten verlopen, moet maximaal beroep worden gedaan op moderne technologieën, zoals digitale camera’s, onlineverbindingen, computers en speciaal ontwikkelde software. In vergelijking met vroeger moeten geen films meer aangekocht en ontwikkeld worden en kunnen de foto’s digitaal worden doorgestuurd, waardoor de politie – dat spreekt voor zich – tijd kan besparen. Bovendien kunnen de foto’s gemakkelijker worden beheerd en kunnen specifieke programma’s worden ontwikkeld, zodat het opstellen van processen-verbaal minder tijd zal vragen.

 

De software voor de herkenning van nummerplaten is beschikbaar en werkt al zeer goed. Alleen de Belgische nummerplaten blijven moeilijker, omdat het contrast tussen wit en rood beperkt is en de tekens op een Belgische nummerplaat kleiner zijn dan de Europese standaard. Momenteel zijn er nog geen plannen om over te stappen naar deze Europese standaard.

 

Wat deze problematiek in het algemeen aangaat, zou ik u uiteraard ook willen verwijzen – onnodig u dat te zeggen – naar de bevoegdheden van de minister van Mobiliteit en ook naar de politiek die de Gewesten ter zake voeren. De interministeriële conferentie voor verkeersveiligheid speelt hierin, zoals u weet, een coördinerende rol.

 

07.03  Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, worden die 67 vaste en 10 mobiele flitscamera’s dit jaar effectief geplaatst en in gebruikgenomen?

 

07.04 Minister Patrick Dewael: Uit de laatste vergadering van de interministeriële conferentie, enkele weken geleden, is alleszins gebleken, bij monde van collega Van Brempt, dat zij dat van plan is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van mevrouw Katrien Schryvers aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de gemeenschapswachten" (nr. 4120)

08 Question de Mme Katrien Schryvers au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "les gardiens de la paix" (n° 4120)

 

08.01  Katrien Schryvers (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de wet van 15 mei 2007 tot instelling van de functie van gemeenschapswacht en van de dienst gemeenschapswachten en tot wijziging van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet, voorziet in een wettelijk kader voor de werking van de gemeenschapswachten. De gemeenten die dat wensten, konden door een beslissing van de gemeenteraad kiezen om in te stappen in de oprichting van een dienst gemeenschapswachten. Zij hadden hiervoor de tijd tot zes maanden na de inwerkingtreding van de wet van 15 mei 2007. Die periode is ondertussen verstreken.

 

Ik had van de minister, indien mogelijk, graag een antwoord gekregen op de volgende vragen.

 

Hoeveel gemeenten hebben intussen via een beslissing van hun gemeenteraad beslist tot oprichting van zo’n dienst gemeenschapswachten?

 

Is er zicht op de verdeling per Gewest?

 

Hoeveel leden van de dienst Gemeenschapswachten zijn bekend als gemeenschapswacht en hoeveel als gemeenschapswacht-vaststeller?

Er moet nog een aantal heel belangrijke uitvoeringsbesluiten worden genomen. Is dat de reden waarom er wordt voorzien in een verlenging van de periode waarin de gemeenten in het systeem kunnen intreden?

 

08.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, collega’s, de wet op de gemeenschapswachten van 15 mei vorig jaar stipuleert in artikel 2 dat de gemeenten, die op het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet, personeel in dienst hebben voor de uitvoering van veiligheids- en preventietaken verplicht zijn een dienst Gemeenschapswachten op te richten. Normaal hadden zij daarvoor tijd tot 9 januari 2008. Op datum van 4 april 2008 hebben 115 steden en gemeenten een gemeenteraadsbesluit aangenomen tot oprichting van zo’n dienst en dat ook an mijn administratie bezorgd.

 

Onderverdeeld per Gewest telt men momenteel 53 Vlaamse steden en gemeenten, 62 Waalse en geen enkele gemeente in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. Om een zicht te krijgen op het aantal actieve gemeenschapswachten en ook gemeenschapswachten-vaststellers moeten de steden en gemeenten worden bevraagd en het nodige wordt gedaan om de gegevens verder in te zamelen.

 

Het spreekt voor zich dat ik mevrouw Schryvers, zoals steeds, op de hoogte zal houden, ook in de toekomst.

 

De bepalingen tot oprichting van de dienst Gemeenschapswachten zijn in de wet zelf opgenomen. Een uitvoeringsbesluit is dus niet nodig. Die wet is dus voldoende op zich. De te nemen uitvoeringsbesluiten hebben betrekking op het uniform - dat zal ook een moeilijke discussie worden –, het embleem, de opleiding en de identificatiekaart van de gemeenschapswachten.

 

Hoewel reeds 115 gemeenten het gemeenteraadsbesluit tot oprichting hebben toegestuurd, zou ik de vooropgestelde termijn toch willen verlengen met zes maanden, zodat ook de overige lokale overheden, die al een aantal van die beambten in dienst hebben, de mogelijkheid krijgen om de situatie te regulariseren. Ik weet niet of u die verlenging met zes maanden beschouwt als een daad van goed bestuur.

 

08.03  Katrien Schryvers (CD&V - N-VA): Dat zullen we zien na zes maanden, mijnheer de minister, in hoeverre er dan uitvoeringsbesluiten zullen zijn.

 

Ik dank u in ieder geval voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le président: M. Vandenhove a demandé de reporter sa question n° 4127.

 

09 Vraag van de heer David Geerts aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de mogelijke beboeting van supportersgedrag tijdens wielerwedstrijden" (nr. 4137)

09 Question de M. David Geerts au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "les sanctions qui pourraient être infligées lors de courses cyclistes aux supporters qui adoptent un comportement dangereux" (n° 4137)

 

09.01  David Geerts (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op het eerste gezicht kan dit misschien een banale vraag lijken, maar als er vannamiddag tijdens de beklimming of afdaling van de Kemmelberg incidenten gebeuren, dan verzeker ik u dat morgen de pers en het publiek minder banaal zullen reageren. Waarom? Eigenlijk is het vrij logisch: wielrennen is heel diep geworteld in Vlaanderen, maar ook in het zuiden van het land. Iedereen heeft zijn favoriete wielrenner en dat zorgt voor aangename discussies vóór, tijdens en na de wedstrijd.

 

Ik heb mij de jongste tijd ongelooflijk gestoord aan het gedrag van enkele supporters die de veiligheid van de renners en heel het peloton in gevaar brengen. Ik neem het voorbeeld van iemand die poogde stickers te plakken bij de beklimming van de Taaienberg. Het was alleen een publicitaire stunt, maar hij bracht die renners, die op dat moment hun arbeid uitvoeren, wel in gevaar. Als hij valt, zou een renner in principe recht hebben op een schadevergoeding.

 

Ik kom onmiddellijk tot mijn vragen. In welke mate kan het dwaze gedrag van de supporters ambtshalve worden bestraft? Ik herneem daarbij het voorbeeld van het hooliganisme dat door de voetbalcel ambtshalve kan bestraft worden als een daad van agressie tegen de openbare orde.

 

Ten tweede, in welke mate kunnen die televisiebeelden gebruikt worden bij de eventuele vervolging ervan?

 

09.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, collega Geerts, ik denk dat we het eens zijn over wat als dwaas supportersgedrag kan worden gekwalificeerd. Ik kan me daar ook aan storen zoals u, maar de vraag naar ambtshalve bestraffing moet toch met de nodige omzichtigheid worden beantwoord. De gedragingen van een supporter kunnen alleen maar bestraft worden als door dat gedrag een bepaalde norm wordt overschreden die dergelijk gedrag ook strafbaar stelt. We kunnen iets subjectief wel aanvoelen als dwaas, maar bestraffing veronderstelt nog altijd dat er een norm is, een kwalificatie, die wordt overschreden. Ik denk dat we geval per geval moeten nagaan of gedrag al dan niet een inbreuk uitmaakt op een reglementair voorschrift. Als dat het geval is zullen, zoals altijd, de rechten van de verdediging moeten worden gerespecteerd en de supporter zal de mogelijkheid moeten krijgen zijn verweer te laten gelden naar aanleiding van die inbreuk. Ik denk dat we anders spelen met de principes van de rechtsstaat en dat is zeker uw bedoeling niet.

 

Wat uw vraag aangaat naar het gebruik van camerabeelden bij een eventuele gerechtelijke vervolging, denk ik dat het niet mij toekomt daar een antwoord op te formuleren. Dit is de sfeer van Justitie en van collega Vandeurzen. Ik ben niet onmiddellijk vragende partij om naast de voetbalwet nu ook een “wielerwet” te gaan maken om daar een aantal gedragingen in op te sommen. Tot nu toe blijft de zaak zeker binnen de perken.

 

09.03  David Geerts (sp.a-spirit): Zeer kort, mijnheer de minister. Ik hoop net als u dat het niet nodig zal zijn die wetgeving te creëren, dat wil zeggen dat we geen bijkomende incidenten meer hebben.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Samengevoegde vragen van

- de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de controle op radioactief materiaal" (nr. 4152)

- mevrouw Marie-Claire Lambert aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "het opsporen van radioactief staal in schroot dat uit het buitenland komt" (nr. 4408)

10 Questions jointes de

- M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "le contrôle du matériel radioactif" (n° 4152)

- Mme Marie-Claire Lambert au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la détection de l'acier radioactif dans la ferraille provenant de l'étranger" (n° 4408)

 

10.01  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, de aanleiding tot mijn vraag was een artikel in De Standaard van 6 maart jongstleden. Met de regeringswissel van een aantal weken geleden is die vraag een beetje blijven liggen, maar het is vandaag 9 april en ik ben wel blij dat ik met u dat onderwerp even kan bekijken.

 

Het betrokken artikel ging over de problematiek van het binnensluipen van radioactief materiaal uit Azië, Oost-Europa en de voormalige Sovjetunie. Uit dat artikel bleek dat er toch een aantal elementen was die erop wezen dat de binnenlandse controles niet waterdicht zijn, vooral als het gaat om schrootladingen, maar ook als het gaat om ladingen staal, machineonderdelen en zelfs consumptiegoederen, waarbij het voorbeeld wordt gegeven van handtassen. Gelet op de ernst van sommige radioactieve besmettingen en dus het mogelijke gevaar voor de volksgezondheid in het algemeen – dat kan werknemers betreffen, maar ook consumenten – wilde ik toch in een breder kader u hierover een aantal vragen stellen. Ik heb ze u schriftelijk overgemaakt en overloop ze even snel, voor de volledigheid van het verslag.

 

Ten eerste, welke initiatieven zult u op korte termijn nemen om de installatie van meetpoorten voor de detectie van radioactiviteit aan te moedigen, quid te verplichten, in de betrokken sectoren, zoals daar zijn schroothandelaars en afvalverwerkers?

 

Ten tweede, in welke bijkomende maatregelen voorziet u om bijvoorbeeld transitladingen die voornamelijk via de binnenscheepvaart passeren, in de havens beter te controleren?

 

Ten derde, in welke bijkomende maatregelen voorziet u om te vermijden dat radioactief besmette consumptiegoederen in circulatie komen?

 

Ten vierde, worden er specifieke maatregelen en procedures afgesproken met bijvoorbeeld de diensten van de douane?

 

Ten vijfde, hoever staat het met het overleg met de Gewesten inzake de controle van radioactief materiaal op de stortplaatsen van klasse 1 en klasse 2 en bij uitbreiding in de normale containerparken die in zowat iedere gemeente aanwezig zijn?

 

Ten zesde, op welke manier wordt er over die problematiek overleg gepleegd met onze buurlanden?

 

Ten zevende, is het de bedoeling ook daar tot betere en sluitende afspraken te komen? Zo ja, in welk tijdraam ziet u dat?

 

Ten achtste en tot slot, acht u het noodzakelijk een aanpassing te doen, een verstrenging van de bestaande wetgeving. Zo ja, binnen welke termijn meent u dat te zullen doen?

 

Tot zover mijn vragen, mijnheer de voorzitter.

 

Le président: Mme Lambert n’étant pas présente, sa question est supprimée.

 

10.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, geachte collega's, het opsporen van radioactief besmette materialen, om te voorkomen dat zij in circulatie zouden komen, gebeuren op drie niveaus:

- bij onze bedrijven in sectoren die daarvoor extra gevoelig zijn, zoals de metaalindustrie;

- bij de goederenbehandeling in onze zeehavens;

- in het buitenland, als een lading wordt aangetroffen met een Belgische bestemming wordt deze tegengehouden en wordt ons land geïnformeerd.

 

Het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle is betrokken bij de opvolging van de initiatieven op deze drie niveaus. Het FANC stimuleert de stapsgewijze invoering van gepaste detectiesystemen en verscherpte controleprocedures.

 

Les secteurs concernés sont conscients de la gravité de la problématique et les grandes entreprises se protègent en installant des portiques de détection de la radioactivité à l'entrée de leurs sites ou installations industriels. Leur souci de garantir la qualité de leurs produits rencontre la préoccupation des autorités pour la santé publique.

 

Dans un premier temps, l’Agence a promulgué des directives à l’égard des exploitants concernés, ceci afin de traiter de la même manière et en toute sécurité les alarmes déclenchées par ces dispositifs librement installés et les interventions qui en résultaient.

 

Dans un deuxième temps, l’Agence a encouragé l’installation de ces portiques de détection dans d’autres entreprises et secteurs. Il a d'ailleurs été nécessaire d'instaurer un système d'incitations financières pour que les coûts du traitement des matières radioactives en tant que déchets ne soient pas à charge des entreprises qui les ont récupérées.

 

Sur proposition de l'Agence et aussi de l'Organisme national des déchets radioactifs et des matières fissiles enrichies, le Conseil des ministres a accepté en mars 2007 de faire intervenir le fonds d'insolvabilité de l'Organisme national lorsque le propriétaire ne peut être identifié. À l'automne 2007, l'Agence et l'Organisme national ont conclu une convention avec les fédérations professionnelles du secteur de traitement des déchets et des métaux visant à favoriser la récupération des matériaux et objets radioactifs.

 

Dans une troisième phase, l'Agence souhaite rendre obligatoire l'installation de portiques de détection dans les secteurs et entreprises les plus sensibles en termes de sources orphelines. Un arrêté royal est en préparation à cet effet et les instances régionales sont consultées en ce moment.

 

Mijnheer de voorzitter, in het raam van het project Megaport worden alle belangrijke zeehavens uitgerust met een omvangrijk en performant detectiesysteem dat de systematische opsporing zal toelaten van radioactieve materialen bij de goederenbehandeling. Het project was oorspronkelijk bedoeld om de illegale trafiek van nucleair materiaal op te sporen in het raam van de bestrijding van terrorisme. Het werd echter aangegrepen om ook radioactief besmette ladingen te onderscheppen die mogelijk een gevaar betekenen voor de volksgezondheid.

 

Dit systeem is complementair met het controlesysteem bij de bedrijven, dat onder hoede staat van het FANC. De douane en het FANC hebben onderling een werkprotocol afgesloten voor het beheer van de alarmen en de interventies inzake de haventrafiek. In 2007 werden in de haven van Antwerpen 1,8 miljoen containers gecontroleerd, zowel voor de invoer-, de uitvoer- als de transitbewegingen. Het project is nog volop in uitbouw en nog niet alle terminals zijn aangesloten.

 

Al deze Megaportcontroles hebben in 2007 geleid tot de onderschepping van één enkele besmette lading, namelijk een partij van 4 ton staven uit roestvrij staal die licht besmet waren met het radioactieve kobalt 60. Het nut van bilateraal overleg met buitenlandse overheden wordt geïllustreerd door het onderscheppen van enkele besmettingen in Nederland en in het Verenigd Koninkrijk alvorens die ons land konden bereiken.

 

Nous ne pouvons naturellement que spéculer sur le nombre de chargements radioactifs qui sont passés entre les mailles du filet. La situation est quelque peu similaire au dépistage des drogues ou des marchandises de contrebande. Les efforts doivent toujours être proportionnels aux risques.

 

Dat was mijn antwoord, waarvan het Franse gedeelte wel zal vertaald zijn door de tolken, waarvoor dank.

 

10.03  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. U geeft op een aantal vragen zeer concrete antwoorden. Ik kan daar alleen maar blij om zijn.

 

Ik heb begrepen dat er een KB komt waardoor er voor de schroothandelaars en de verwerkers toch iets meer dwang zal komen dan er momenteel is. Op zich vind ik dat een goede zaak.

 

U hebt ook een overzicht gegeven van het portscanproject, de doorlichting van containers. Het opsporen van radioactief materiaal is niet zo evident. Blijkbaar haalt men er daarmee toch materiaal uit. Ik zal in elk geval uw antwoord nog eens nader bestuderen. Indien nodig, kom ik hierop wel terug.

 

Ik denk echter dat er wat dat betreft al bijsturingen gedaan zijn door het federaal Agentschap. Ik weet niet of ze voldoende zullen zijn. Binnen het beperkte kader van vraag en antwoord kan ik echter momenteel met het antwoord verder gaan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de fiscaal aftrekbare beveiligingskosten aan particuliere woonsten" (nr. 4153)

11 Question de M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "les frais de sécurisation des habitations privées déductibles fiscalement" (n° 4153)

 

11.01  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, burgers die investeren in hun woning om die te beveiligen tegen brand- en inbraakgevaar, zouden vanaf 1 januari 2009 bepaalde kosten voor de beveiliging fiscaal in mindering kunnen brengen. Ik heb vernomen dat het om een maximaal bedrag van 500 euro zou gaan. Dat bedrag zou gebruikt kunnen worden voor bijvoorbeeld de aanschaf van brandwerende deuren, de aanschaf en installatie van een alarmsysteem of een speciaal veiligheidsslot.

 

Ik heb een aantal heel concrete vragen die ik u graag wil voorleggen. Ik heb menen te begrijpen dat ook de aanschaf en de plaatsing van brandblusapparaten onder de regelgeving zou vallen. Kunt u dat bevestigen?

 

Hebt u een raming kunnen opstellen van wat dat voor de federale kas aan minderontvangsten zou kunnen betekenen?

 

Hoeveel aanvragen verwacht u te mogen ontvangen in 2008?

 

Start u hiervoor een promocampagne?

 

Natuurlijk moet er ook rekening gehouden worden met terugverdieneffecten. Men kan ervan uitgaan dat de plaatsing van beveiligingssystemen zou kunnen zorgen voor minder politionele inzet, minder maatschappelijke kosten en minder brandweerkosten. Hebt u enig idee, enig cijfer in uw hoofd, van het terugverdieneffect?

 

U somt verschillende beveiligingsmogelijkheden op. Betekent het dat de burger elk jaar opnieuw even kan langskomen met een factuur tot maximaal 500 euro? Staat er een grens op de investering die men jaarlijks fiscaal in mindering mag brengen of niet?

 

Ten vijfde, dit betreft iets wat wij concreet lokaal meemaken. Wat als men een beroep kan doen op lokale subsidiereglementen voor dergelijke investeringen? Sommige gemeenten verlenen een subsidie bij de aankoop en plaatsing van een alarmsysteem. Zijn de twee systemen cumuleerbaar? Zo niet, welk systeem zal dan de voorkeur genieten, het federale fiscale systeem of het lokale subsidiesysteem?

 

11.02 Minister Patrick Dewael: Collega’s, de belastingvermindering voor uitgaven gedaan in 2008 ter beveiliging van een privéwoning tegen inbraak of brand bedraagt 50% van de uitgaven met een maximumbedrag van 130 euro niet geïndexeerd of 170 euro geïndexeerd. Tijdens de Ministerraad van 29 februari jongstleden is beslist het maximumbedrag van de belastingvermindering voor de uitgaven vanaf 2009 te verhogen tot 500 euro niet geïndexeerd of meer dan 660 euro geïndexeerd.

 

Brandblusapparaten komen hiervoor in aanmerking, in zoverre ze voldoen aan de voorwaarden vermeld in het KB van 21 december 2006.

 

Bij de start van de maatregel in 2007 werden de budgettaire kosten geraamd op 5,1 miljoen euro. Het optrekken van het maximumbedrag van 130 euro naar 500 euro betekent een bijkomende kostprijs van 14,7 miljoen euro op kruissnelheid voor het budget. Bij de raming werd ervan uitgegaan dat ongeveer 30.000 belastingplichtigen daarop een beroep zouden doen. Dat is uiteraard een raming, dat kan ook niet anders.

 

Het door u genoemde terugverdieneffect bestaat vooral uit het reduceren van de hoge maatschappelijke kosten veroorzaakt door inbraak en brand. Voorkomen is uiteraard beter dan genezen. Dat effect kunnen we echter moeilijk cijfermatig ramen.

 

Aangezien de maatregel pas sinds 2007 van kracht is en de burger pas in 2008 voor de eerste keer het voordeel in zijn aangifte kan inbrengen, is het momenteel nog niet mogelijk om de effecten van de fiscale stimulans te meten. De burger heeft de mogelijkheid om zijn beveiligingskosten te spreiden en zo de financiële druk op zijn persoonlijk budget zo minimaal mogelijk te houden.

 

De belastingvermindering voor veiligheidsuitgaven is voor hetzelfde materiaal niet cumuleerbaar met andere belastingverminderingen. Ik denk in dat verband bijvoorbeeld aan energiebesparende maatregelen. De belastingverminderingen toegekend op het federale niveau staan evenwel los van de premies die sommige gemeenten nog toekennen. De gemeentelijke inbraakpremie en de belastingvermindering voor uitgaven ter beveiliging van de privéwoning tegen inbraak of brand kunnen dan ook door de burger worden gecumuleerd.

 

11.03  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, uw laatste opmerking is mij niet helemaal duidelijk. Indien iemand de twee systemen heeft, kan hij dan de premie gemeentelijk aanvragen en de federale vermindering fiscaal toepassen?

 

11.04 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, het gemeentelijke staat los van het federale.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de zienswijze van de federale regering inzake terrorismebestrijding in het kader van de uiteenzetting van de antiterrorismecoördinator van de Europese Unie in de Franse Senaat" (nr. 4158)

12 Question de M. Bert Schoofs au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la position du gouvernement fédéral en matière de lutte contre le terrorisme à la lumière de l'exposé fait par le coordinateur de la lutte antiterroriste de l'Union européenne au Sénat français" (n° 4158)

 

12.01  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, enige tijd geleden hield de antiterrorismecoördinator van de Europese Unie een interessante gedachtewisseling met de Franse Senaat.

 

Hij stelde bij die gelegenheid dat de uitwisseling tussen de EU-lidstaten van informatie met betrekking tot de terrorismebestrijding nog niet optimaal verloopt.

 

De bedoelde heer, de heer de Kerckhove, stelt ook dat de controle op het internet moet worden uitgebreid en dat de lidstaten in het bijzonder erop moeten toezien dat de radicalisering en de rekrutering van moslims door middel van repressie en preventie moet worden opgedreven. Eveneens dient de Europese Unie zich volgens hem te wapenen tegen nucleaire, radiologische, biologische en chemische bedreigingen en moeten de nationale platformen die zich op de respectievelijke veiligheid van een Staat toeleggen, meer en regelmatiger informatie uitwisselen.

 

Hij stelt in het kader van de bestrijding van de financiering van het terrorisme ook dat de inlichtingendiensten beter met antiwitwascellen moeten samenwerken.

 

Hij pleit ook voor het aanmoedigen van de gematigde islam. Hij stelt ook dat de moslims meer toegang tot de nationaliteit en de binnenlandse politiek moeten krijgen.

 

Mijnheer de minister, uw bevindingen ter zake zou ik graag willen kennen.

 

Gaat u akkoord met de zienswijze van de heer de Kerckhove op elk van de punten die ik daarnet vernoemde?

 

12.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, het is onmogelijk om binnen het toegemeten tijdsbestek punctueel op alle, mogelijke punten die door de bedoelde antiterrorismecoördinator naar voren werden gebracht, in te gaan.

 

Meer algemeen bestaat zijn taak erin om het actieplan tegen terrorisme, dat de Europese Unie in 2005 vastlegde, zo goed mogelijk te implementeren en uit te voeren.

 

De heer de Kerckhove maakte een aantal statements, onder meer in de Franse Senaat. Van ons land verdient hij alle steun voor het uitoefenen van zijn opdracht. Dat hij in dat verband het debat actief poogt aan te zwengelen, kunnen wij alleen maar toejuichen. Hij heeft trouwens vanuit zijn ruime ervaring als Europees coördinator reeds een aantal pertinente vaststellingen gedaan.

 

Het is natuurlijk geen geheim dat er op Europees vlak nog een lange weg moet worden afgelegd op het vlak van een gecoördineerde aanpak van het terrorisme door alle betrokken diensten. Behalve een gecoördineerde, geïntegreerde aanpak op het nationale niveau is er op het internationale niveau nood aan meer samenwerking, onder meer ook op het vlak van informatie-uitwisseling tussen de verschillende diensten.

 

Het lijkt mij een vaststaand gegeven dat wij alle belang hebben bij een permanente dialoog met de moslimgemeenschap in het kader van een preventieve aanpak van het moslimextremisme. Integratie en respect voor de fundamentele waarden van onze maatschappij blijven op dat vlak dus het motto tegen marginalisering.

 

12.03  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, dat kan allicht in het kader van de beleidsverklaringen gebeuren. Ik heb daaraan eigenlijk weinig toe te voegen.

 

U zegt wel dat men de dialoog met de moslimgemeenschap moet blijven aangaan. Het probleem is echter dat de moslimgemeenschap als dusdanig niet bestaat. Wij zien dat ook bij de Moslimexecutieve. Men zal dan met diverse gemeenschappen contact moeten hebben. De een zal al gematigder of extremer zijn dan de ander, vermoed ik, hoewel wij wel eens een boompje over de gematigde moslim zouden kunnen opzetten. Ik vraag mij af hoe die eruit ziet en wie die vertegenwoordigt. Ik zou graag eens met vertegenwoordigers van de gematigde islam spreken, echt waar, maar dan moeten zij zich ook als dusdanig opwerpen. Ik zie dat te weinig.

 

Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Wij kunnen hierop verder ingaan bij de bespreking van uw beleidsverklaring.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le président: La question n° 4188 de M. Nollet est transformée en question écrite.

 

13 Samengevoegde vragen van

- de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de opvolging van de aanbevelingen inzake de werking van het FANC" (nr. 4172)

- de heer Servais Verherstraeten aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de opvolging van de resolutie met het oog op de verbetering van de werking van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle" (nr. 4193)

13 Questions jointes de

- M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "le suivi des recommandations relatives au fonctionnement de l'AFCN" (n° 4172)

- M. Servais Verherstraeten au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "le suivi de la résolution visant à améliorer le fonctionnement de l'Agence fédérale de contrôle nucléaire" (n° 4193)

 

13.01  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wij hadden het zojuist al even over het FANC. Nu komen wij tot een iets fundamenteler element met betrekking tot de werking van het FANC, en meer specifiek met betrekking tot de aanbevelingen die wij hier in de vorige legislatuur daarover op een stuk papier hebben gezet.

 

U weet dat hier op het einde van de vorige legislatuur, op 26 april 2007, een resolutie werd goedgekeurd met het oog op de verbetering van de werking van het FANC. Die resolutie was het gevolg van de oprichting in het Parlement van een werkgroep voor Nucleaire Veiligheid. Die heeft gedurende 22 vergaderingen een poging gedaan om een zicht te krijgen op enerzijds, de problemen die zich binnen het FANC voordeden en anderzijds, met betrekking tot de slechte werking van dat Agentschap.

 

In de resolutie werden 44 aanbevelingen geformuleerd die te maken hadden met zowel de externe controle als met de interne werking van het FANC als met een aantal specifieke verzuchtingen inzake de structuur en de specifieke opdrachten van het Agentschap.

 

Bijgevolg vond ik het nuttig om, nu de nieuwe regering sinds 14 dagen van start is gegaan en u ook stekhouder blijft op het departement Binnenlandse Zaken, mijnheer de minister, u te ondervragen over hoe ver het nu staat met de implementatie en de verbetering van de werking van het FANC.

 

Mijnheer de minister, mijn vraag is relatief eenvoudig. Kunt u ons een overzicht bezorgen, sinds het aantreden van de nieuwe directeur-generaal – want dat was wel een kantelmoment bij het FANC – van de verbeteringen die onder leiding van uw kabinet zijn aangebracht op het vlak van de interne werking en de structuur? Kunt u ons evenzeer meedelen in welke mate de externe controle op het FANC werd verstevigd?

 

13.02  Servais Verherstraeten (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb een gelijkluidende vraag over de stand van zaken met betrekking tot de aanbevelingen die in de resolutie stonden en die in het Parlement in de vorige legislatuur werden goedgekeurd. Mijn vraag gaat meer in het bijzonder ook over de controles van klasse 1. Daar rees de problematiek van het monopolie van AVN Vinçotte op de controle 1. Is dat momenteel nog zo? Wie beschikt nu over de wettelijke basis om controles te doen in de klasse 1-instellingen? In de klasse 2 en 3-instellingen verliepen de vergunningen normaal tegen 1 april? Zijn die vergunningen ondertussen verlengd?

 

13.03 Minister Patrick Dewael: De resolutie over de werking van het FANC, die aangenomen is door de Kamer op 26 april 2007, en de implementatie daarvan, verdient volgens mij een ruimer debat. Ik neem mij trouwens voor om, in het raam van de discussie over de beleidsverklaring en de begrotingsdebatten, een meer omstandige nota ter beschikking te stellen van de commissie, zodat meer punctueel kan worden nagegaan, aanbeveling per aanbeveling, welke de stand van zaken is.

 

Natuurlijk houd ik wel rekening met de volgende feiten. De resolutie werd goedgekeurd door de Kamer. Nadien zijn de Kamers ontbonden. Daarna hebben we de periode gekend die we gekend hebben. Als dusdanig heeft dus ook de Ministerraad zich over die materie nog niet kunnen buigen. Wel is er een technische werkgroep belast met het onderzoek van die resolutie. Die werkgroep kan kortelings ook effectief van start gaan.

 

Het Agentschap informeert mij op regelmatige basis over de vorderingen die het inmiddels heeft bereikt. Zelf heeft het Agentschap uiteraard, in het raam van de continuïteit, niet stilgezeten. Het heeft zelf een aantal acties ondernomen, los van het politieke. Dat is logisch. Ik zou u dus ook lezing kunnen geven, zoals ik al zei, van het antwoord van het Agentschap, maar nogmaals, dat schuif ik door naar een van de volgende commissievergaderingen waarbij we daarop ruimer kunnen ingaan.

 

De resolutie beoogde in eerste instantie volgens mij een verbeterde werking van het Agentschap zonder dat het takenpakket zou worden gewijzigd. In dat verband werden er sinds de goedkeuring van de resolutie de volgende stappen gezet.

 

Ik ben onvolledig, maar belangrijk lijkt mij te zijn dat het Agentschap op dit ogenblik een nieuwe interne organisatiestructuur kent met vijf departementen.

 

De ISO-certificatie van de interne processen is volop in voorbereiding en zou tegen juli moeten resulteren in het behalen van de kwalificatie-audit.

 

Ten derde, het Agentschap beschikt over een volledig geïntegreerde en centrale databank voor alle klanten en vergunningen van waaruit de facturatie wordt aangestuurd.

 

Het Agentschap – dat is nog een bijkomend element dat u waarschijnlijk al vastgesteld hebt – heeft een grondig vernieuwde website en een nieuw communicatieplan.

 

Een erg belangrijk punt uit de resolutie betreft de structurering van de erkende instellingen als een filiaal van het Agentschap. Ter gelegenheid van de mondelinge vraag van collega Gerkens, geloof ik, heb ik daarover op 13 februari in deze commissie een volledige stand van zaken gegeven, die ik nu niet ga herhalen.

 

Tot daar gaat mijn antwoord. Ik verwijs nog eens naar de discussie over de beleidsnota om nader in detail in te gaan op een aantal andere punten.

 

13.04  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, het verheugt mij weliswaar dat het FANC inderdaad geen negen maanden heeft stilgelegen, niettegenstaande de politiek dat wel heeft gedaan. Het zou ook maar erg geweest zijn als de nieuwe directeur-generaal de aanbevelingen niet ter harte genomen zou hebben, wat hij aanvankelijk wel wist, toen we hier in het Parlement de werkzaamheden hebben voleindigd.

 

Ik stel vast dat er een aantal verbeterd zijn, in de lijst die u kort geeft. Ik weet alleen niet of dat in de praktijk allemaal al wel zijn beslag heeft gekregen. Aangaande de finalisering van die erkende instellingen, is het nu concreet het geval dat bijvoorbeeld AVN en Controlatom en andere, kleinere controleorganismen, zich nu inschakelen in die structuur van het Federaal Agentschap?

 

U schuift een aantal zaken door naar de beleidsnota. Ik zal dus met nieuwsgierigheid uitkijken naar de nota die u zult toevoegen aan de beleidsnota, met betrekking tot dit specifieke element, zijnde de nucleaire controle. Daar kijk ik naar uit. Van de elementen die u geeft, kan ik momenteel niet zeggen of ze goed dan wel slecht zijn. Ik neem aan dat zij wel aan hun structuur gewerkt hebben. Ik neem aan dat zij intern hun doorstroming en communicatie verbeterd hebben, maar tot nu toe heb ik nog geen resultaat, in die zin dat het op het terrein al zo sterk merkbaar zou zijn. Ik blijf een beetje op mijn honger, maar dat belet niet dat ik op een later moment, en zeker tijdens de bespreking in het kader van uw beleidsnota, daarop zal terugkomen.

 

13.05  Servais Verherstraeten (CD&V - N-VA): Mijnheer de vice-eerste minister, ik dank u voor uw antwoord. Wat de evoluties binnen het FANC betreft – wij zullen daarover gezamenlijk nog spreken tijdens uw beleidsverklaring – de diverse controles, in de diverse instellingen, van de verschillende klassen, de wettelijke vergunningen en de basissen daarvoor, zijn zeer urgent. Daar is er nog steeds een probleem.

 

Ook wat de opgerichte stichting BELV betreft, blijven er rechtsonzekerheid en discussies bestaan, die best uit de weg worden geruimd. Dit past ook beetje in het kader van de aanbeveling van de filialisering.

 

13.06 Minister Patrick Dewael: Ik heb nog twee elementen van antwoord.

 

De continuïteit is gewaarborgd. De Ministerraad heeft al de beslissing tot verlenging genomen. Het principe dat in de resolutie – die goedgekeurd is en waarin aanbevelingen door het Parlement werden gedaan – is opgenomen, verband met de filialisering, is een punt dat nog moet worden voorgelegd aan de Ministerraad. Daarover bestaan verschillende meningen. Dat is trouwens gebleken uit de hele discussie die toen in het Parlement gevoerd werd. Dat gebeurde onder het ressort van de vorige regering. Wij moeten dit punt natuurlijk ook eens voorleggen aan de nieuw samengestelde regering. Ik neem wel aan dat wij dit ook in de discussie rond de beleidsverklaring kunnen opnemen. Dan zal ik alleszins naar hetzij de kern, hetzij de Ministerraad zijn geweest.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van mevrouw Linda Vissers aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "het onderscheid tussen vrijwilligers en beroepsleden van de Civiele Bescherming inzake de norm voor overgewicht" (nr. 4174)

14 Question de Mme Linda Vissers au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la distinction opérée entre les membres volontaires et professionnels de la Protection Civile en ce qui concerne la norme en matière de surcharge pondérale" (n° 4174)

 

14.01  Linda Vissers (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, onlangs werd een maatregel goedgekeurd waardoor enkel nog vrijwilligers met een BMI van maximaal 30 eenheden worden ingeschakeld in geval van nood.

 

Wat is het probleem? Binnenlandse Zaken is op dit ogenblik strenger voor vrijwilligers dan voor beroepsleden. Dat zegt de voorzitter van het interprovinciaal consultatiecomité. Volgens de voorzitter wordt er met twee maten en twee gewichten gemeten. Als een vrijwilliger van de Civiele Bescherming of de brandweer bij een medisch onderzoek een BMI heeft van meer dan 30, dan wordt hij op non-actief gesteld. Een statutair met een BMI van 32 kan op dit moment wel nog worden ingeschakeld.

 

Mijnheer de minister, ik heb de volgende vragen.

 

Ten eerste, zullen door het invoeren van deze maatregel huidige vrijwilligers uitgesloten worden bij de Civiele Veiligheid en bij de brandweer?

 

Ten tweede, wat is de reden van de maatregel dat vrijwilligers een BMI van 30 mogen hebben en beroeps een BMI van 32?

 

Ten derde, er zijn problemen op komst bij toekomstige interventies waarbij er wel overwogen wordt om ter plaatse te gaan, maar waarbij het werk niet uitgevoerd zal worden, zolang het onderscheid tussen vrijwilligers en beroeps niet wordt opgeheven. Wat is uw standpunt in deze aangelegenheid?

 

14.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, collega’s, in de pers was er enige verwarring ontstaan over het toepassingsgebied van de nieuwe richtlijnen voor fysieke geschiktheid. Die gelden enkel voor de vrijwilligers van de Civiele Bescherming en niet voor de brandweer. Het fysieke geschiktheidsonderzoek heeft als doel ervoor te zorgen dat de gezondheid van een personeelslid niet faalt tijdens een interventie. Dat kan tot een gevaarlijke situatie leiden voor de betrokkene zelf, zijn collega’s en de personen in nood.

 

CO-PREV, een overkoepelende organisatie van externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, heeft in maart 2007 een rapport uitgebracht dat een consensus bevat over de medische geschiktheidscriteria voor brandweermannen. Gelet op de grote overeenstemming in taken, werden een aantal elementen uit de studie uitgekozen voor het operationele personeel van de civiele bescherming. In die context werd de maximumnorm voor body mass index voorlopig op 32 gelegd voor de beroeps en op 30 voor de vrijwilliger.

 

De vrijwilligers met een BMI hoger dan 30 worden niet uitgesloten voor de civiele bescherming. Die personen kunnen geen kernvrijwilliger worden, maar treden wel toe tot de federale reserve van de civiele bescherming. Zij worden dus niet op non-actief geplaatst.

 

Er werd bij de invoering van die norm bij de civiele bescherming inderdaad een onderscheid gemaakt tussen de vrijwilligers en de beroeps. Dat vindt zijn oorsprong in de fysieke criteria die voor persluchtdragers zijn gesteld. Voor het dragen van perslucht stelt het CO-PREV-rapport een BMI van maximum 30 voorop.

 

Alle beroepspersoneelsleden behaalden in hun loopbaan reeds het attest van persluchtdrager na hun opleiding en een examen. Daarom is er voor hen een overgangsperiode voorzien. In 2010 zullen zij eveneens een BMI van maximum 30 moeten bereiken. De beroeps met een te hoog BMI worden aan bijkomende inspanningsproeven onderworpen, waarna de definitieve beslissing valt over hun geschiktheid.

 

Om zo snel mogelijk kernvrijwilligers tot persluchtdrager te kunnen opleiden, werd in een eerste fase alleen de BMI gebruikt als criterium voor fysieke geschiktheid.

 

Binnenkort zal bij de vrijwilligers met een BMI hoger dan 30 ook een bijkomende inspanningsproef kunnen worden afgenomen. Indien de arbeidsgeneesheer hen vervolgens geschikt acht, zullen die personen, mits het slagen van de opleiding perslucht, kunnen toetreden tot de kernvrijwilligers.

 

De vrijwilligers van de Civiele Bescherming zijn sociaal geëngageerde en plichtsbewuste burgers. Ik kan mij moeilijk voorstellen dat zij in een situatie waar mensen in levensgevaar zijn, aan hun burgerzin zouden verzaken en zouden weigeren om hulp te bieden.

 

14.03  Linda Vissers (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Op dit moment zijn er ongeveer 500 vrijwilligers bij de Civiele Bescherming. De voorbije dagen heb ik enorm veel brieven van de Civiele Bescherming van Limburg gekregen. Zij zitten met een hoop vragen. U zegt dat het goede mensen zijn, die hun werk zeker zullen doen. Ik betwijfel dat niet. Zij zullen, net zoals de brandweerlui, hun werk doen. Zij zeggen echter dat zij het niet meer kunnen doen. Op dit moment zijn er bij de Civiele Bescherming immers heel veel mensen die niet aan de voorwaarden voldoen. U spreekt over een overgangsperiode, maar dat is niet bekend bij de mensen van de Civiele Bescherming van Limburg.

 

Ik zou u toch willen vragen waarom een onderscheid tussen de vrijwilligers en de beroepsmensen van de Civiele Bescherming wordt gemaakt. Ik begrijp dat niet goed. Er zijn momenteels slechts een paar vrijwilligers in Limburg. Dat is spijtig, want normaal gezien zou vandaag mijn interpellatie over de Civiele Bescherming aan bod zijn gekomen, maar door de wissel bij de ministers is dat pas vandaag op het speciaal bureau besproken. Ik zal u te gelegener tijd daarover uitgebreide vragen stellen, want er zijn momenteel heel veel problemen bij de Civiele Bescherming, en dat is er een van.

 

14.04 Minister Patrick Dewael: Mevrouw Vissers, als de Civiele Bescherming in Limburg problemen heeft, stel ik voor dat ze die rechtstreeks aan mij laten weten, zodat ik in een oplossing kan voorzien.

 

14.05  Linda Vissers (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik beschik over een aantal brieven. Men heeft ook al regelmatig een vergadering in Brussel gepland, maar men krijgt gewoon geen antwoord.

 

14.06 Minister Patrick Dewael: Volgens u.

 

14.07  Linda Vissers (Vlaams Belang): Volgens hen, en ik heb niet met de minsten gepraat.

 

14.08 Minister Patrick Dewael: Volgens u.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

15 Questions jointes de

- M. Jean-Marc Nollet au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "le nouvel audit effectué sur le site de l'IRE" (n° 4185)

- M. Jean-Marc Nollet au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "l'incident strontium-90 sur le site de l'IRE" (n° 4186)

- M. Jean-Luc Crucke au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "la sécurité autour du site de l'Institut des radioéléments" (n° 4331)

15 Samengevoegde vragen van

- de heer Jean-Marc Nollet aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de nieuwe audit uitgevoerd op de site van het IRE" (nr. 4185)

- de heer Jean-Marc Nollet aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "het incident met strontium-90 op de site van het IRE" (nr. 4186)

- de heer Jean-Luc Crucke aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de veiligheid rond het Instituut voor RadioElementen" (nr. 4331)

 

15.01  Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je vois qu'on a joint la question sur le strontium à celle sur l'audit. Pour simplifier les choses, si le ministre a une réponse séparée, je peux transformer la question sur le strontium en question écrite pour ne pas devoir avoir de débat à ce sujet. Elle est longue en soi. Si vous le permettez, on peut se concentrer dans l'échange uniquement sur la question de l'audit. On gagnera ainsi du temps.

 

Le président: La question n° 4186 sur le strontium est transformée en question écrite et vous posez votre question n° 4185 maintenant.

 

Monsieur Nollet, je vous donne la parole. Considérons que le temps de parole total est de 5 minutes.

 

15.02  Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, comme vous le savez, je suis particulièrement attentif aux questions de sécurité sur le site de l'IRE. Je vous ai interpellé récemment à propos de l'acide picrique. Je voulais vous interroger aujourd'hui sur le strontium mais ma question vient d'être transformée en question écrite pour gagner du temps.

 

À l'époque, à la suite des premiers événements, je vous avais clairement demandé de prendre le dossier en main et d'intervenir là où il le fallait pour que cesse le laxisme généralisé et pour que les impératifs de sécurité priment sur les impératifs de production. Je crois que vous vous en souvenez encore.

 

Je suis aujourd'hui malheureusement conforté dans mon analyse par le rapport global de l'audit axé sur la sûreté nucléaire opérationnelle dont l'hebdomadaire "Paris Match" vient de donner un écho via une enquête fouillée du journaliste Michel Bouffioux. Ce journaliste a d'ailleurs appuyé son propos sur des témoignages qu'il a pu collecter auprès des travailleurs de l'entreprise, ce qui en dit long aussi sur le désarroi de ce personnel.

 

Ce n'est qu'à la suite de la publication de cette enquête que l'Agence fédérale de Contrôle nucléaire a décidé de rendre l'audit accessible. Sans le travail du journaliste, on aurait passé cet audit sous silence pour le grand public. Admettez, monsieur le ministre, que cette attitude est pour le moins problématique. Soit l'audit devait être un document public et donc être rendu accessible dès sa publication qui date déjà du mois de novembre mais alors pourquoi avoir attendu le 21 mars pour le publier? Soit, il devait rester confidentiel mais alors pourquoi l'avoir rendu public? Dans un cas comme dans l'autre, l'attitude de l'Agence fédérale mérite un éclaircissement de votre part.

 

Il ne m'est évidemment pas possible, dans le cadre de la présente question, de survoler chacun des points de l'audit sinon je dépasserais largement les 5 minutes que le président m'a octroyées en fonction du Règlement. Pourtant, il faudrait que, quelque part, une lecture plus attentive puisse être menée puisque manifestement, là où cela devait être fait – en premier lieu, je pense à l'intérieur de l'entreprise –, on préfère minimiser et faire comme si de rien n'était.

 

Je ne sais si vous avez déjà eu l'occasion de lire attentivement cet audit, monsieur le ministre, mais si ce n'est pas encore le cas, je ne peux que vous y inviter.

 

J'aimerais vous demander si à la suite de cet audit, vous ou vos collaborateurs avez déjà eu une réunion avec les responsables de l'IRE pour tirer les conclusions qui s'imposent? Si oui, quelles sont les conclusions que vous en avez tirées?

 

Par ailleurs, je vous demande de vous positionner par rapport à différentes revendications légitimes exprimées à la suite de la publication de cet audit. Qu'en est-il quant à la remise à neuf des installations dans les règles de l'art? Qu'en est-il des moyens nécessaires humains, matériels et financiers pointés par l'audit en termes d'engagement et d'investissements qui s'imposent à très court terme en matière de sécurité?

 

Quelles sont les décisions qui ont été prises plus de 4 mois après la publication de cet audit?

 

Avez-vous procédé à l'évaluation de celui, voire de ceux qui ont laissé s'installer de telles dérives pointées par l'audit? Quelles en sont les conclusions?

 

Allez-vous demander à l'Agence fédérale d'avoir désormais – compte tenu de la multiplication des incidents, rapports négatifs, témoignages et signaux d'alarme internes et externes – un regard spécifique sur l'IRE et d'intervenir beaucoup plus fermement sans se satisfaire des promesses de changement souvent reportées et rarement concrétisées?

 

Allez-vous accepter la demande minimale des riverains de mettre en place une étude épidémiologique systématique aux alentours de l'IRE?

 

Comptez-vous installer autour de l'IRE un système indépendant efficace de surveillance et de détection iode, avec publication de tous les résultats et corrections immédiates en cas de dépassement?

 

Ne pensez-vous pas nécessaire de renforcer la sécurité des travailleurs en imposant, par voie d'arrêté, le port de dosimètres actifs, réagissant immédiatement en cas de danger (et non quelques semaines plus tard comme c'était encore le cas avec le dosimètre passif et ses conséquences dramatiques comme celles dont Richard Sommavilla souffre encore aujourd'hui)?

 

Je vous remercie pour vos réponses sur un dossier sur lequel je continuerai à exercer une vigilance particulière tant les éléments qui me reviennent concourent à renforcer le sentiment général d'amateurisme dans un secteur qui ne peut pourtant souffrir d'aucune exception en termes de sécurité et de protection des travailleurs et riverains.

 

Le président: M. Crucke étant absent, sa question tombe. Le ministre vous répond donc immédiatement.

 

15.03  Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, cher collègue, l'Institut national des Radioéléments (IRE), situé à Fleurus, isole, purifie et conditionne les radio-isotopes les plus importants utilisés en médecine nucléaire. Ces radio-isotopes proviennent de la fission des cibles d'uranium hautement enrichi irradiées dans les réacteurs de recherche, comme le BR2 du CEN.

 

L'Institut comporte des risques inhérents à ses activités, mais également des bénéfices importants pour la population. Les radio-isotopes de l'Institut sont utilisés dans les hôpitaux en Belgique et hors de nos frontières. Comme pour toute activité humaine, il convient de peser les inconvénients et les avantages que l'on retire de cette activité, tout en adoptant une conception permettant la maîtrise des risques de manière à en garantir un niveau acceptable.

 

L'installation de l'IRE a été décidée dans les années '70, alors que les normes et standards actuels n'étaient pas encore aussi développés qu'à ce jour. Cette installation est unique en Belgique. Elle a été construite avec du matériel de qualité et selon des grands principes toujours reconnus.

 

Par ailleurs, les normes et standards évoluent continuellement tant sur le plan technique qu'au niveau de l'importance accordée à la gestion et à l'organisation de telles activités.

 

Les autorisations délivrées, à l'époque, par les autorités ne prévoient pas l'obligation de procéder à des révisions décennales. À l'initiative de l'Agence et de son conseil scientifique, l'autorisation a été modifiée par arrêté royal pour imposer à l'Institut national des Radioéléments, à partir du 1er mai 2006, la réalisation de telles révisions.

 

Il s'agit d'un exercice d'évaluation globale des installations visant à procéder à un état des lieux de l'établissement, notamment compte tenu de l'évolution des standards, des normes et des pratiques, ce en vue d'apporter les améliorations nécessaires. Pour ma part, il semble plus indiqué de pousser l'Institut à améliorer ses installations et à recourir à une approche plus moderne de la gestion.

 

L'audit mené par l'Agence durant le mois de novembre 2007 sur le site de l'IRE, en collaboration avec des experts de l'organisme agréé AVN et de trois experts français doit s'inscrire dans ce processus d'évaluation et d'amélioration.

 

L'Agence n'a pas pour politique de rendre publics intégralement ses rapports d'audit d'installation nucléaire. Vu leur caractère fortement technique, elle préfère publier un résumé sur son site web. Compte tenu de la parution du rapport d'audit sur le site d'un journaliste, l'Agence a décidé de mettre le rapport sur le site sans les données sensibles et personnelles.

 

L'IRE consacre d'importants moyens pour la réalisation des études nécessaires et pour apporter des améliorations matérielles à ses installations. Des engagements de personnel ont eu lieu et je ne vous cache pas qu'il s'agit d'un programme de longue haleine. Cependant, comme dans tout plan d'action bien conçu, les actions seront traitées de manière à apporter les améliorations les plus efficaces dans les meilleurs délais.

 

L'Agence a demandé à l'IRE que toutes les constatations faites dans ce rapport d'audit soient traitées dans le cadre de la révision décennale, soit par des actions spécifiques en vérifiant et en adaptant ces documents en conséquence.

 

Voilà les éléments de réponse que je pouvais vous donner. J'ai devant moi la réponse écrite que je peux vous faire transmettre.

 

15.04  Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, avez-vous lu le rapport d'audit? Vous n'avez pas répondu à cette question. Cela me semble pourtant important et je vous invite à le lire. J'ignore également si vous avez eu une réunion avec l'IRE. Vous n'avez pas non plus répondu à cette question. Je ne peux que vous inviter à vous réunir un jour avec l'IRE car il faut vraiment marquer le coup.

 

Vous me parlez de processus d'évaluation. C'est évidemment nécessaire. On constate que les échéances se répètent. Malheureusement, les conclusions des audits qui se succèdent ne semblent pas montrer une évolution positive, au contraire! Il y a maintenant un regard qui n'est plus que le mien. D'autres questions sont aussi posées et il y a d'autres interventions: celles des journalistes, de Greenpeace, etc., de vous-même ou de votre administration. À chaque fois, on a l'impression que le constat s'aggrave. Je ne parle pas de la multiplication des incidents. Il y en a encore eu un le 2 avril dernier. J'ai été informé qu'un opérateur qui ne portait manifestement pas les protections adéquates a été victime d'un incident. Il s'agit manifestement encore d'une pression sur la production. Un flacon d'acide nitrique lui a brûlé le visage et les jambes. C'est une victime de plus sur cette liste qui s'allonge!

 

Monsieur le ministre, vous l'avez dit, l'Institut a été créé dans les années septante, à un moment où les normes n'étaient pas les mêmes qu'aujourd'hui. Il était effectivement nécessaire de le faire entrer dans un processus de révision décennal. Je pense cependant qu'il faut aller au-delà. Il faut remettre à neuf les circuits de production selon les règles de l'art. Dans le cas contraire, on assistera à une multiplication de tels incidents et accidents, voire pire, ce que personne n'espère. Je ne souhaite pas revenir chaque fois en commission avec ce problème.

 

Je voudrais vraiment vous inviter à aller au-delà de ce qui est fait pour l'instant et à avoir cette réunion. Pour ce qui concerne l'Agence fédérale, je regrette la publication du résumé dans son état actuel. L'Agence devra de toute façon produire l'audit complet sur son site. Le résumé est à ce point aseptisé qu'on ne sait pas, en tant que citoyen, y découvrir quoi que ce soit de problématique. Or, problèmes, il y a et vous le reconnaissez vous-même en citant un besoin bien réel de plus de modernité, plus d'adéquation dans la gestion des risques.

 

Vous parlez d'engagements mais vous n'êtes pas très précis. Combien de personnes ont-elles été engagées pour la sécurité? Je le lirai peut-être dans votre réponse écrite.

 

Monsieur le ministre, je voudrais terminer en vous demandant de lire cet audit.

 

Le président: Monsieur Crucke, vous êtes arrivé un peu tard, mais vous êtes là. Par respect pour votre travail, souhaitez-vous réagir aux propos du ministre?

 

15.05  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, vous me faites beaucoup d'honneur. C'est la règle du jeu, je dois l'assumer. J'ai entendu qu'il y avait une réponse écrite, je souhaite que le ministre me la transmette. C'est un dossier important auquel il faut porter attention.

 

J'ai été retenu en commission des Pétitions, que je préside, ce qui explique mon retard.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

16 Question de M. Jean-Marc Nollet au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "un élément de la déclaration de politique gouvernementale en rapport avec les zones de police" (n° 4188)

16 Vraag van de heer Jean-Marc Nollet aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "een onderdeel van de regeringsverklaring in verband met de politiezones" (nr. 4188)

 

16.01  Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, j'ai lu dans l'accord de gouvernement que ce dernier prêtera une attention particulière aux zones de police qui, à la suite de circonstances qui ne leur sont pas imputables, sont structurellement déficitaires.

 

Je ne vous interrogerai à ce stade ni sur le contenu ni sur le budget affecté à cet effet. J'y reviendrai d'ici quelques semaines ou quelques mois. Je me limiterai, pour l'heure, à une bonne compréhension du texte de l'accord et à son application ou non à la zone de police de Charleroi. Pouvez-vous me préciser ce que vous entendez par "circonstances particulières pour des raisons qui ne leur sont pas imputables" et me donner l'un ou l'autre exemple d'une telle situation?

 

Que la zone de Charleroi soit structurellement déficitaire, personne ne le niera. Vous êtes venu sur place et l'avez personnellement constaté. Mais j'aimerais savoir si vous considérez que cette zone répond à ce critère de "circonstances particulières pour des raisons qui ne lui sont pas imputables". Par ailleurs, j'aimerais profiter de cette occasion pour refaire le point sur l'ensemble des engagements en lien avec la zone de Charleroi pris antérieurement et non encore totalement concrétisés.

 

16.02  Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, chers collègues, la zone de police de Charleroi est effectivement déficitaire comparée à la norme minimale mais n'a pas encore épuisé tous les moyens à sa disposition.

 

Ainsi le conseil communal de Charleroi a, en vue de favoriser le recrutement pour sa zone, par sa délibération du 22 octobre 2007, demandé l'application de l'article 6 PJ/POL, c'est-à-dire la nomination directe dans la zone de police d'aspirants inspecteurs de police qui le demandent pendant la formation de base. Ainsi, les aspirants qui le souhaitent pourront être directement désignés à la zone de police de Charleroi à l'issue de leur formation. Les aspirants de toutes les académies de police francophones ont été sollicités à cet effet.

 

De plus, si la zone de Charleroi le souhaite, elle pourrait effectivement, comme zone déficitaire, faire appel à l'accès prioritaire à la formation de base par les personnes en cours de sélection, qui expriment le souhait d'être affectées à la zone de police de Charleroi à l'issue de la formation de base.

 

Enfin, à la suite de la question concernant la formation spécifique financée par la zone de Charleroi à son seul profit, je tiens à confirmer que la PJ/POL permet un recrutement complémentaire d'aspirants pour une zone déficitaire, sachant que les frais de formation, d'équipement et de traitement sont à charge de la zone déficitaire qui fait appel à cette mesure.

 

Je vous renvoie à ma réponse très détaillée aux questions conjointes de Mme Salvi et M. Chastel lors de votre commission, monsieur le président, du 20 février 2008.

 

16.03  Jean-Marc Nollet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, j'entends bien votre réponse et je comprends que vous vous référiez aux questions précédentes, pour partie tout au moins. Cependant, je n'ai pas obtenu réponse à la question centrale, le cœur de mon intervention: peut-on considérer que la zone de police de Charleroi a des raisons qui ne lui sont pas imputables? Vous dites simplement ce qui est fait, mais Charleroi répond-elle à ce point de l'accord de gouvernement selon lequel il y aurait une attention particulière envers des zones de police déficitaires à la suite de circonstances particulières, pour des raisons qui ne leur sont pas imputables? Oui ou non?

 

16.04  Patrick Dewael, ministre: Non. À première vue, non.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 13.03 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 13.03 uur.