Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de algemene Zaken en het Openbaar Ambt

Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

 

van

 

woensdag 27 februari 2008

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 27 février 2008

 

Matin

 

______

 

 


La séance est ouverte à 10.20 heures et présidée par M. André Frédéric.

De vergadering wordt geopend om 10.20 uur en voorgezeten door de heer André Frédéric.

 

De voorzitter: Collega’s, vraag nr. 2073 van mevrouw Almaci is ingetrokken.

 

01 Vraag van mevrouw Nathalie Muylle aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de erkenning van overvloedige regenval als algemene ramp" (nr. 2196)

01 Question de Mme Nathalie Muylle au ministre de l'Intérieur sur "la reconnaissance des pluies diluviennes comme calamité publique" (n° 2196)

 

01.01  Nathalie Muylle (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb een korte vraag in verband met de beslissing die op 12 oktober 2007 in de Ministerraad werd genomen aangaande de erkenning van acht ontwerpen van koninklijk besluit inzake uitzonderlijke weersomstandigheden en de erkenning ervan als algemene ramp confer de voorwaarden die voldaan waren. Het gaat hier over calamiteiten die zich verspreiden over alle provincies in een periode van april tot juli 2007.

 

Ik kan daar eigenlijk heel kort over zijn. Tot op vandaag zijn deze koninklijke besluiten nog niet verschenen in het Staatsblad. De beslissing is genomen in oktober. Mag ik u vragen naar de timing? Na een contact met de diensten – ik spreek dan over West-Vlaanderen – werd daar gezegd dat er een mogelijkheid was dat het dossier opnieuw naar de Ministerraad zou moeten in het kader van de begroting, om vooral de budgettaire impact van de maatregel te bekijken. Klopt dit? Mag ik vragen, mijnheer de minister, wanneer deze beslissing wordt verwacht?

 

01.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, ik kan eigenlijk heel kort zijn. De 8 ontwerpen van KB tot erkenning als algemene ramp zijn inderdaad op 12 oktober 2007 door de Ministerraad goedgekeurd. De dossiers moesten nog worden vervolledigd met ook het schriftelijk akkoord van Begroting alvorens ze aan de Koning konden worden overgemaakt. Bij de dossiers waren er geen budgettaire problemen. Zij bevinden zich momenteel ter ondertekening bij de Koning. Zij zullen eerstdaags worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Bij mij zijn ze niet meer, ze zijn ter ondertekening op het Paleis.

 

01.03  Nathalie Muylle (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Questions jointes de

- M. Jean-Luc Crucke au ministre de l'Intérieur sur "l'absence de contrôles policiers due à l'épuisement des moyens financiers" (n° 2279)

- M. David Geerts au ministre de l'Intérieur sur "les contrôles effectués par la police de la route" (n° 2404)

- M. Michel Doomst au ministre de l'Intérieur sur "le mécontentement de la police de la route" (n° 2414)

- M. Eric Thiébaut au ministre de l'Intérieur sur "les récentes déclarations du commissaire général de la police fédérale sur le manque de 1.500 policiers" (n° 2422)

- M. Jef Van den Bergh au ministre de l'Intérieur sur "le (manque de) contrôle de la circulation par la police fédérale" (n° 2429)

- M. Stefaan Van Hecke au ministre de l'Intérieur sur "la falsification des statistiques de la police de la route" (n° 2442)

- M. Jan Jambon au ministre de l'Intérieur sur "les manques au sein de la police de la route" (n° 2461)

- M. Guido De Padt au ministre de l'Intérieur sur "les contrôles d'alcoolémie" (n° 2467)

- M. Eric Thiébaut au ministre de l'Intérieur sur "les 'faux tests' d'alcoolémie pratiqués par certains policiers de la police de la route" (n° 2485)

- M. Georges Gilkinet au ministre de l'Intérieur sur "la falsification des contrôles d'alcoolémie par la police de la route et son manque de personnel" (n° 2495)

02 Samengevoegde vragen van

- de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de politiecontroles die wegens de ontoereikende financiële middelen onmogelijk worden" (nr. 2279)

- de heer David Geerts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de controles door de wegpolitie" (nr. 2404)

- de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de ontevredenheid bij de wegpolitie" (nr. 2414)

- de heer Eric Thiébaut aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de recente uitlatingen van de commissaris-generaal van de federale politie over het tekort van 1.500 politieagenten" (nr. 2422)

- de heer Jef Van den Bergh aan de minister van Binnenlandse Zaken over "(het gebrek aan) verkeershandhaving door de federale politie" (nr. 2429)

- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de vervalsing van de statistieken van de wegpolitie" (nr. 2442)

- de heer Jan Jambon aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de tekorten bij de wegpolitie" (nr. 2461)

- de heer Guido De Padt aan de minister van Binnenlandse Zaken over "alcoholcontroles" (nr. 2467)

- de heer Eric Thiébaut aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de 'valse' alcoholtests die door sommige leden van de wegpolitie werden afgenomen" (nr. 2485)

- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het vervalsen van alcoholcontroles door de wegpolitie en het personeelstekort bij die dienst" (nr. 2495)

 

Le président: La question n° 2429 de M. Van den Bergh est retirée.

 

02.01  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, un communiqué de l'agence Belga assez court mais précis nous apprenait que la police fédérale n'effectuerait plus de contrôles de vitesse ou d'alcoolémie supplémentaires au cours des prochaines semaines et ce, à cause de l'épuisement des moyens financiers et des nombreuses heures supplémentaires déjà prestées par les policiers.

 

Si l'absence ou la diminution des contrôles de vitesse et d'alcoolémie doit faire plaisir à certains, c'est évidemment beaucoup plus insécurisant pour d'autres. En effet, lorsqu'il y a moins de contrôles, il y a souvent davantage de dégâts.

 

Monsieur le ministre, ce genre d'information inquiète et soulève de nombreuses questions. C'est la raison pour laquelle je m'adresse à vous aujourd'hui. À cela, s'ajoute l'information selon laquelle certains policiers se soumettraient eux-mêmes à l'alcotest car ils sont en sous-effectif. C'est évidemment plus facile que de devoir faire souffler d'autres personnes. J'ai pu lire dans votre communiqué qu'il y aurait enquête, ce qui peut-être est déjà une réponse à la question! Comment en est-on arrivé à un tel état d'esprit?

 

Monsieur le ministre, y aura-t-il réellement moins de contrôles de vitesse et d'alcoolémie pour des raisons purement budgétaires? Si tel était le cas, cela n'a, selon moi, pas à passer la rampe de l'information. En effet, la diffusion d'une telle information peut avoir de nombreuses conséquences. Peut-on imaginer que des mesures strictes seront prises pour rappeler aux autorités policières leurs obligations, c'est-à-dire faire respecter la loi et faire en sorte que les habitants de ce pays puissent être sécurisés par l'application de la loi?

 

02.02  David Geerts (sp.a-spirit): Mijnheer de minister, ik sla de inleiding over, want die is eigenlijk al gegeven. Op de verklaring van de politievakbond dat het budget van 8 miljoen euro zou worden teruggebracht tot 6 miljoen euro hebt u gerepliceerd dat dat niet vaststond en dat het afhing van de begrotingsbesprekingen.

 

Ik kom dan onmiddellijk bij mijn vragen. Ten eerste, wat zal het budget van de federale wegpolitie nu zijn voor het komende jaar? Welke afspraken zijn daaromtrent gemaakt?

 

Ten tweede, hebt u overleg gepleegd, al dan niet met een blackberry of per sms, met de minister van Mobiliteit over het feit dat verkeersveiligheid een prioriteit blijft van de regering? Zo ja, hoe denkt u dat beiden te realiseren?

 

Ten derde, uit de cijfers blijkt dat het aantal manuren voor snelheidscontrole van de federale wegpolitie gedaald is van ongeveer 47.000 in 2004 tot 34.000 in 2006. Op welke wijze linkt u die cijfers aan de inzet voor verkeersveiligheid? Zullen er betere cijfers kunnen worden voorgelegd voor 2007? Wat is de prognose voor 2008?

 

We hebben eens gekeken naar het aantal manuren van de federale verkeerspolitie in 2006. Daaruit bleek dat er meer manuren werden besteed aan VIP-transporten, wielerwedstrijden en bijzondere transporten dan aan de controle op snelheid. Is dat eigenlijk wel logisch?

 

Ten laatste, zou er volgens u een verband kunnen zijn tussen het stijgend aantal doden, 2,79%, en zwaargewonden, 5%, op de wegen onder de bevoegdheid van de wegpolitie en hun verminderde inzet voor snelheidscontrole?

 

02.03  Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, het feit dat we met zovelen zijn om hier vragen over te stellen, geeft aan dat er onrust groeit over een aantal zaken en dat we daarover duidelijkheid moeten creëren.

 

Vorige week is er inderdaad gesteld dat de federale politie geen tijd heeft voor controles. In het weekend hoorden we dat controles werden vervalst, omdat men daarmee de cijfers en de statistieken wat wou opsmukken. Gisteren was er het feit dat politiemensen blijkbaar door rechters veel minder worden gestraft. Vandaag vernamen we dat maar 12% van de 10.000 sollicitanten slaagt voor het examen. Kortom, er ontstaat een heel sfeertje.

 

We moeten waarheid en verbeelding uit elkaar halen. Het is dus dringend noodzakelijk om duidelijkheid te krijgen over een aantal zaken. We begrijpen dat de begrotingsbesprekingen volop bezig zijn en dat financiële implicaties op dit ogenblik misschien nog niet helemaal duidelijk kunnen worden gesteld.

 

U hebt op 22 februari overleg gepleegd met de vakbonden en de commissaris-generaal. Valt uit dat overleg enig resultaat en conclusie te trekken?

 

Blijkbaar komen er toch waarschuwingen vanuit het veld en worden de noden die blijkbaar door de vakbondsmensen worden aangekaart, door de federale politie erkend?

 

Men zegt dat alles wordt gedaan om de statistieken op de juiste hoogte te krijgen. Erkent u dat er inderdaad een probleem is om een en ander op de juiste manier vast te stellen?

 

De kritiek van de vakbonden van de wegpolitie was vorige week reeds te horen. Hoeveel mankracht telt de wegpolitie nu, in 2006 en in 2005?

 

02.04  Eric Thiébaut (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, le manque de personnel opérationnel dans la police fait débat depuis des mois Nous l'avons abordé lors de la discussion du plan national de sécurité 2008-2011; j'avais alors déjà cité une interview de M. Koekelberg.

 

Dans le journal "Metro" de ce 25 février, le commissaire général répond aux critiques du syndicat libéral sur le manque d'effectifs à la police de la route. Selon le commissaire général, il manque 1.500 policiers, mais cela ne met nullement en cause la sécurité publique.

 

Monsieur le ministre, pourriez-vous confirmer ou infirmer les déclarations du commissaire général? Quel sera l'effort budgétaire à consentir pour résorber ce déficit en personnel?

 

Déficit global rime aussi avec déficit chronique dans certains services, comme la Federal Computer Crime Unit. Le journal "Le Soir" a pointé la situation des services de lutte contre les délits économiques. Aussi, quelles seront les affectations des nouvelles recrues?

 

La situation étant particulièrement difficile dans certaines zones de police, de nouvelles recrues renforceront-elles ces zones déficitaires?

 

02.05  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik zal evenmin lang uitweiden in mijn inleiding. De problematiek is reeds geschetst.

 

Ik moet u zeggen dat het wel heel bizar is wanneer men in het weekend op het nieuws een vakbondsman van de politie leukweg hoort verklaren dat de politiemensen alcoholcontroles afnemen van hun collega’s om aan de cijfers te geraken of dat ze vragen dat een vuilniswagen vijf keer over de weegbrug rijdt. Men zou bijna denken dat het een Belgenmop is. Het voordeel van zulke opvallende uitspraken is natuurlijk dat die heel wat media-aandacht trekken en dat u vandaag heel wat vragen krijgt. U hebt dat misschien ook graag. Dan kunt u veel antwoorden met informatie geven.

 

Heel wat vragen zijn al gesteld. Ik zou meer naar cijfermateriaal willen vragen, om te kijken hoe het nu zit met al die ontwikkelingen en met het werk dat de federale wegpolitie de jongste jaren heeft verricht. Is er inderdaad een probleem? Zien we ook in de cijfers dat er effectief een verschil is en dat er zich een probleem voordoet?

 

Ten eerste, is het correct dat er steeds minder politiemensen werken bij de federale wegpolitie en dat er steeds minder middelen zijn? Wat is de evolutie over de voorbije vijf jaar?

 

Ten tweede, wat de alcoholcontroles betreft, wat is de evolutie de jongste jaren? Neemt het aantal alcoholcontroles inderdaad effectief af? Weet u bijvoorbeeld ook hoeveel alcoholcontroles er zijn afgenomen van de collega’s? Ik denk dat dat moeilijker is voor u, maar mocht u die cijfers hebben, dan zou ik graag weten hoeveel procent van de alcoholcontroles interne alcoholcontroles zijn.

 

Wat de snelheidscontroles betreft, heb ik gelijkaardige vragen. Wat is de evolutie in het aantal snelheidscontroles? Hoeveel snelheidsovertredingen werden de voorbije vijf jaar vastgesteld door de federale politie?

 

Tot slot, welke initiatieven hebt u reeds ondernomen om de problemen die door de politievakbond werden aangekaart, ook effectief aan te pakken?

 

02.06  Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, het is een uitdaging om hieraan nog vragen toe te voegen die nog niet zijn gesteld. Ik zal de inleiding achterwege laten, want de kwestie is genoegzaam bekend.

 

Ik zou inderdaad ook graag weten wat de conclusies waren van het gesprek met de commissaris-generaal.

 

Ten tweede, hebt u zicht op de omvang van de vertekening van de statistieken? In welke mate zijn de recentste statistieken dan betrouwbaar?

 

Ten derde, wanneer men dat in een langer tijdsperspectief bekijkt, bijvoorbeeld op tien of vijftien jaar, is er dan een significant verschil in de evolutie van de statistieken betreffende de resultaten van de alcoholcontroles? Als er een verschil is, in welke zin?

 

Ten slotte, welke maatregelen denkt u te nemen om het tekort op te vangen? Zijn de huidige maatregelen, zoals ze werden voorgesteld in het nationaal veiligheidsplan, naar uw mening voldoende?

 

02.07  Eric Thiébaut (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je souhaiterais que vous fassiez le point sur l'information parue dans la presse concernant les faux tests d'alcoolémie pratiqués par certains policiers de la police de la route. M. le commissaire général aurait demandé une enquête administrative à ce propos. Pourriez-vous nous donner de plus amples informations?

 

Il semble que selon les déclarations de certains délégués syndicaux de la police, on assignerait des quotas de tests d'alcoolémie à réaliser par la police de la route. Pourriez-vous confirmer ou infirmer cette information?

 

Si j'étais régionaliste, je vous demanderais s'il y a plus d'alcooliques en Wallonie qu'en Flandre mais je ne le ferai pas. Je ne suis pas certain que cela intéresse très fort les citoyens.

 

Le président: Selon l'ordre du jour, je devrais donner la parole à M. Gilkinet. Je ne le vois pas, donc sa question jointe n° 2495 est supprimée.

 

02.08 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, collega’s, er zijn veel vragen. Ik zal dus ook omstandig antwoorden. Ik ga eerst in op de vragen over de vermeende personeelstekorten bij de geïntegreerde politie. Ik geef u de volledige context mee.

 

Sinds 2003 is het personeelseffectief van de geïntegreerde politie gestegen. Ik heb alle cijfers bij. Ik kan ze ook in detail bezorgen, maar ik geef u alvast enkele samengevatte cijfers. Op 1 januari 2003, dat is het referentiejaar, telde de geïntegreerde politie 44.777 personeelsleden, zowel operationelen als burgerpersoneel. Op 1 januari 2008 waren het er 47.960, wat een stijging betekent met 3.183 eenheden.

 

Ik kom tot een tweede vaststelling. De stijging betreft vooral de lokale politie. Bij de lokale politie zijn er in totaal 2.536 eenheden bijgekomen sinds 2003. Dat zijn naakte cijfers van uitbetaalde personeelsleden, komende van het sociaal secretariaat van de geïntegreerde politie. Die cijfers lijken inderdaad haaks te staan op de vele verklaringen en vragen die de laatste dagen rondgaan over personeelstekorten bij de politie.

 

Los van de stijging van de effectieven hebben wij de voorbije jaren maatregelen genomen om de operationele inzetbaarheid van het aanwezige effectief te verhogen. Dat was de klacht toen ik aankwam op het departement, in 2003, en ook nog nadien. Ik werd daarmee vaak geconfronteerd. Er is nu wel een hervorming en in vergelijking met de ons omringende landen is er wel voldoende politiepersoneel, maar wij zien hen te weinig op het terrein. Dat zei men altijd. Er zijn voldoende politiemensen in ons land, maar wij zien hen te weinig op straat en op het terrein.

 

Sinds 2003 hebben wij dus consequent een beleid gevoerd en maatregelen genomen om de operationelen meer op het terrein te krijgen. De mate waarin die maatregelen succes hebben gehad is vaak afhankelijk geweest van de manier waarop de zones daarop hebben ingespeeld. Er werden mogelijkheden aan de zones geboden, maar wij zien dat de ene zone daarin al wat dynamischer te werk is gegaan dan de andere.

 

Collega’s, ik wil een voorbeeld geven om een en ander te illustreren.

 

De zogenaamde calogisering, zijnde het laten vervullen van administratieve en logistieke taken door burgerpersoneel en dus niet langer door operationeel personeel, is bijvoorbeeld een van de maatregelen die naar voren werden geschoven, maar die door sommige zones heel consequent werd uitgevoerd, terwijl andere zones de zaak wat meer op haar beloop lieten. Het is natuurlijk belangrijk, als wij blauw op straat willen zien en wetende wat een politieopleiding kost, dat degenen die een politieopleiding hebben genoten, effectief voor operationele taken worden ingezet, maar niet langer voor administratieve of logistieke taken.

 

De paradox is dat er meer blauw op straat is dan vroeger, maar dat men tegelijk meer personeel vraagt. Er is dus meer blauw op straat. Dat wordt niet betwist en dat is het resultaat van alle maatregelen die werden genomen, maar tevens hoor ik een vraag naar meer personeel. Dat kan deels worden verklaard door, enerzijds, een toegenomen ambitie bij heel wat korpschefs, burgemeesters en ook bij de federale politie. Vroeger werd niet in alle steden en gemeenten, vooral niet in kleinere gemeenten, het veiligheidsthema ernstig genomen. Die tijd is voorbij. Ik stel vast – dat is een goede evolutie – dat veel burgemeesters in veiligheid willen investeren. Zij doen dat ook met resultaat. Zij verhogen het personeelskader, wat globaal gezien mogelijk wordt gemaakt door de federale dotatie aan de politiezones. Daarover bestond aanvankelijk ook veel ongerustheid. In het begin was het wat zoeken en tasten. De burgemeesters moesten elkaar vinden in de politieraden. Zij dachten ook dat de dotatie nogal krenterig was berekend. Thans stellen zij echter vast dat de efficiëntie verhoogt en steeds meer hoor ik zeggen dat de dotaties van de federale overheid toch toelaten om een goed beleid op het terrein te voeren.

 

Voor sommigen zal het nooit genoeg zijn. Wij moeten altijd opletten met bepaalde uitspraken. Er zullen altijd wel zones zijn waar men aanvoert dat de dotatie onvoldoende is. Wij moeten echter ook de oefening maken en vragen dat eenieder in eigen boezem kijkt, waarna er vaak meer genuanceerde antwoorden volgen.

 

Van de federale politie wordt ook meer verwacht dan vroeger. Zij wil dan ook inspelen op de toegenomen verwachtingen. De conclusie is misschien wat kort door de bocht, maar de vragen die wij nu op het terrein waarnemen, lijken echter de prijs te zijn die wij betalen voor het succes van de politiehervorming. Er is evenwel enthousiasme in vele zones. Er is meer ambitie en er komen ook meer vragen van burgers. Dat zien wij in de meeste gevallen. Wij stellen vast dat de politie het nog beter wil doen, wat op zich geen slechte evolutie lijkt te zijn.

 

Als er dus over tekorten wordt gesproken, moet een en ander in de juiste context worden geplaatst. Er zijn niet minder, maar meer politieambtenaren dan enkele jaren geleden. De burgers vragen echter alsmaar meer politieambtenaren en vragen ook alsmaar meer van de politie.

 

Het verwachtingspatroon van de burger stijgt volgens mij ook navenant.

 

Je peux comprendre toutes ces demandes pour davantage de personnel et je n'ai pas de doute qu'il y aura du travail pour ce personnel supplémentaire, mais je me demande toujours jusqu'où il faut aller.

 

Je l'ai déjà dit à plusieurs reprises. Je ne pense pas qu'il faille poster un policier à chaque coin de rue, devant chaque magasin ou chaque habitation. Voulons-nous payer ce prix pour notre sécurité au sens littéral et au sens figuré?

 

Wij moeten de politie bovendien beschermen tegen het toegenomen verwachtingspatroon want van de politie mag ook niet alle heil worden verwacht. Sommige zaken die vandaag door burgers aan de politie worden gevraagd behoren niet tot de corebusiness van de politie. Ik heb dat al vaak gezegd.

 

Wat is de corebusiness, wat zijn de belangrijkste taken van de politie? Law enforcement, crime fighting – in de geest van la police de proximité, community policing. Daarom trachten wij de andere actoren te sensibiliseren. Wij vragen de parketten bijvoorbeeld om de politie niet langer als loopjongen te gebruiken, wat nog vaak gebeurt.

 

Wij vragen de openbare vervoersmaatschappijen zelf de veiligheid van het openbaar vervoer na te streven. Collega Vervotte heeft op het begrotingsconclaaf dat net is afgelopen, met succes een bijkomende financiering bekomen voor de NMBS om Securail te versterken, de specifieke veiligheidsdienst van de openbare vervoersmaatschappij. Wij hebben daar een wettelijk kader voor gecreëerd. Daarop wordt nu door de openbare vervoersmaatschappijen ingespeeld.

 

Ik geef dat maar als voorbeeld omdat men altijd zegt: de politie moet dit doen of de politie moet dat doen. Nee, ieder moet voor de veiligheid een duit in het zakje doen, niet alleen de politie.

 

Er is het voorbeeld van de straathoekwerkers, die wij hebben versterkt. Er is het voorbeeld van de gemeenschapswachten. Daarvoor hebben wij ook het wettelijk kader aangepast, nog voor de verkiezingen. Ook op het vlak van preventie wordt gewerkt met de zelfstandigen en via de inzet van privébewakingsmaatschappijen. Wij hebben het onlangs in deze commissie nog gehad over het succes van BIN’s en WIN’s. Met andere woorden, de politie streeft een partnership na met alle actoren. Ook burgers moeten zich daarbij niet onbetuigd in laten, meen ik.

 

Het succes van zo’n beleid zal niet alleen kunnen worden afgemeten aan het aantal politieambtenaren dat overal in dienst is genomen maar ook aan de partnerschappen die de politie kan afsluiten met andere actoren in onze samenleving.

 

Het is met die context voor ogen dat ik naar het begrotingsconclaaf ben gegaan, wetende dat gedurende jaren het aantal rekruten dat kon worden opgeleid door de federale politie ongeveer 1.150 eenheden bedroeg. Volgens mij moest dat aantal worden verhoogd en ik heb 1.350 aanwervingen gevraagd, en ook bekomen, op het jongste begrotingsconclaaf.

 

Quant à l'effort budgétaire, il s'élève à un total de 50.800.000 euros pour le recrutement de 1.300 policiers en 2008. Cette somme est répartie comme suit: 36.800.000 euros pour le traitement et la tenue, à peu près 8.400.000 euros pour les subsides aux écoles de police et 5.500.000 pour les frais de fonctionnement et d'investissement.

 

Die verhoogde rekruteringsinspanning die wij in 2008 zullen kunnen leveren moeten wij natuurlijk een aantal jaren kunnen volhouden. Ik heb gezegd dat het niet – om dat begrip nog eens te gebruiken – een one shot is. Het zal effectief nodig zijn, gelet op de uitstroom bij de federale politie door het hoge aantal pensioneringen, om gedurende jaren het aantal van 1.350 aanwervingen te kunnen handhaven. Wegens het aantal natuurlijke afvloeiingen, voor het opvullen van personeelstekorten in bepaalde zones, en omwille van de versterking van bepaalde diensten van de federale politie om de ambities van het Nationaal Veiligheidsplan waar te maken, moeten wij dat aantal handhaven. Daarover ging de polemiek de voorbije dagen.

 

Er zijn bij de federale politie uiteraard een aantal gespecialiseerde diensten. Wij hebben het veiligheidsplan hier in deze commissie bediscussieerd. Het komt er nu op aan, als men daarin bepaalde doelstellingen opneemt, ook te beschikken over de personeelssterkte om die doelstellingen en prioriteiten te kunnen waarmaken.

 

Ik denk dat het een van de verdiensten is van de politiehervorming, vooral in het belang van de personeelsleden zelf, dat elke afgestudeerde rekruut in principe vrij kiest waar hij gaat werken. Dat kan dus in een lokale politiezone zijn, maar dat kan ook bij de federale politie zijn, in functie van de plaatsen die via mobiliteit door de betrokken politiediensten vacant worden verklaard.

 

Met het zogenaamde KB-Van Holsbeek van maart 2007, dat tot stand kwam na deze affaire, hebben wij belangrijke maatregelen genomen om afgestudeerde rekruten prioritair naar de structureel deficitaire zones te laten gaan. Zones hebben met dat KB de mogelijkheid gekregen om via eigen middelen bijkomend te rekruteren. Er is een pakket dat uiteraard federaal wordt klaargestoomd, zoals de 1350 waarover ik het daarnet had. Via dat KB hebben wij ook de mogelijkheid gegeven aan de zones om, als ze daarin willen investeren, met eigen middelen een aantal mensen bijkomend te kunnen rekruteren.

 

De maatregelen van dat KB heb ik hier vorige week nog eens overlopen, toen wij gesproken hebben over de maatregelen omtrent Charleroi. Ik ga daar dus niet meer op terug komen.

 

Wat de federale politie betreft, stellen wij vast dat een aantal functies dermate gespecialiseerd zijn, dat het moeilijk is om geschikte kandidaten te vinden. Ook hier nemen wij een aantal gerichte maatregelen, bijvoorbeeld door de rechtstreekse rekrutering van extern gespecialiseerd personeel of via het organiseren van extra opleidingen. Ik denk bijvoorbeeld aan de problematiek van de antiterreurcel, waar men mensen nodig heeft die in voldoende mate beslagen zijn om het internet te analyseren of die ook vreemde talen machtig zijn, zoals het Arabisch. Hier merkt men dat men er via de klassieke rekruteringsprocedures vaak niet meteen in slaagt om de mensen te vinden die men voor dergelijke gespecialiseerde functies nodig heeft. Vandaar dat wij daar ook doorbraken hebben gedaan, door de mogelijkheden te bieden om zelf extern gespecialiseerd personeel rechtstreeks te kunnen rekruteren.

 

Ik denk dat wij met deze mix van maatregelen het nodige hebben gedaan in de voorbije jaren. Waar nodig zullen wij dat versterken. Wij hebben het nodige gedaan om de politie op een maatschappelijk aanvaardbaar niveau te houden. Ik ben er wel van overtuigd – en dat is ook een beetje de rol en de roeping van een vakbond of andere belangengroepen – dat er altijd wel iemand zal zeggen dat het nog te weinig is. Zones die bijvoorbeeld geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheden om de inzetbaarheid van de politie te verhogen, zullen gemakkelijk zeggen dat het maar van elders moet komen, dat het maar van de federale politie moet komen. Wij doen dat niet. Ook zijn er betrokkenen die vinden dat het makkelijker werken zal zijn als er altijd maar meer politie bijkomt. De samenleving, de maatschappij en de beleidsverantwoordelijken, moeten een niveau bepalen en moeten op een gegeven ogenblik zeggen: daarmee kunnen wij het doen. Anders riskeert men zonder het goed te beseffen te verglijden naar een politiestaat. Sommigen zouden dat misschien graag hebben, maar dat is alleszins niet mijn ideaal.

 

Er zijn een aantal vragen gesteld over de verklaringen van een politiesyndicaat omtrent de vervalsingen van statistieken.

 

Il s'agit d'assertions défendues par un seul syndicat et que contestent d'autres syndicats et des chefs de section locale de la police routière. Le commissaire général de la police fédérale s'est étonné de ces déclarations, et je partage sa surprise.

 

Ik denk dat er een ding duidelijk moet zijn. Mocht dit op bepaalde plaatsen structureel of incidenteel gebeuren op aansturen van bepaalde hiërarchische oversten of op eigen initiatief dan kan dit niet. Het is heel klaar en duidelijk een inbreuk op de deontologie die elke politieambtenaar moet respecteren. Ik verwacht van de commissaris-generaal dan ook binnen de kortst mogelijke termijn klaarheid in dat dossier. Iemand heeft in zijn vraagstelling trouwens al opgemerkt dat de commissaris-generaal daarover een onafhankelijk onderzoek heeft gevraagd bij de algemene inspectie.

 

Het lijkt mij ook niet toevallig dat wij de voorbije weken regelmatig werden geconfronteerd met verklaringen in de pers van verschillende kanalen en groeperingen, over de rampzalige gevolgen van een mogelijke federale besnoeiing op het politiebudget. Dat is volgens sommigen de beste manier om druk op de ketel te houden. Als men naar een begrotingsconclaaf gaat dan denken sommigen dat dit nuttig is en helpt. Ik heb daarover een andere mening. Als ik met mijn fiches naar een begrotingsconclaaf ga dan denk ik dat het vaak veeleer storend is dat dergelijke zaken circuleren in de media. Er zijn waarschijnlijk vakbonden die denken dat ze de minister een handje helpen door een en ander op straat te smijten. Zij menen dat dit de minister zal helpen om zijn begrotingsambities waar te maken. Ook daarmee ben ik het uiteraard niet eens.

 

Dit is echter normaal. U hebt dit niet alleen in mijn sector gezien, maar in verschillende sectoren. De periode van een begrotingsconclaaf is het moment bij uitstek om in de media de puntjes op de i te zetten.

 

Ik kom tot de vragen betreffende de verkeersveiligheid en die in verband met de federale wegpolitie in het bijzonder. Ik denk dat het belangrijk is voor de federale politie dat wij voor het jaar 2008 een begroting hebben kunnen opmaken zoals dat ook in het verleden het geval was. Toen hadden wij echter een regeerakkoord en nu hebben wij dat nog altijd niet tot in de details. Ik heb samen met collega Vandeurzen aangedrongen op een inspanning voor de veiligheidsdepartementen. Het stijgingspercentage in de vorige legislatuur – men mag dat ook niet veronachtzamen – voor Justitie en Binnenlandse Zaken – toch wat veiligheidsgebonden is – bedroeg 4,1%. Dit is de reden waarom collega Vandeurzen en ikzelf hebben aangedrongen bij de minister van Begroting – voor collega Vandeurzen was dat een moeilijke operatie want hij moest zich tot zichzelf richten – om die 4,1% te kunnen handhaven.

 

Het ging ons niet zozeer om het stijgingspercentage. In absolute cijfers hebben we beiden, afgerond zowat 50 miljoen euro extra bekomen op wat reeds was toegelaten in de bilaterale besprekingen. We zijn dat nu aan het bekijken, maar omgerekend in percentages is dat zelfs een grotere stijging dan de 4,1% van de afgelopen jaren.

 

Wat de federale wegpolitie betreft, wil ik beklemtonen dat zij via een wetswijziging in 2005 onder impuls van collega Landuyt, toen nog bevoegd voor Mobiliteit, begunstigde is geworden van de middelen uit het Verkeersveiligheidfonds. De middelen van het Verkeersveiligheidfonds gingen in het verleden alleen maar naar de politiezones en we hebben van de federale politie een aparte begunstigde gemaakt van het Verkeersveiligheidfonds, waardoor de federale politie de voorbije jaren tussen de drie en de vier miljoen euro extra heeft kunnen ontvangen. Met die middelen werden bijkomende voertuigen en apparatuur aangekocht en werden de zogenaamde inconveniënten, de vergoedingen voor overuren en nachturen, betaald.

 

Ook in 2008 zal de federale wegpolitie die middelen opnieuw krijgen. De komende dagen en weken zal duidelijk worden of en welke structurele wijzigingen worden aangebracht aan het systeem van dit fonds. Ik ben vragende partij om aan dit fonds nog meer flexibiliteit te geven. Los van de discussie over naar waar de middelen teruggaan – le juste retour, om het zo te zeggen – is het ook noodzakelijk om de aanwendingsmogelijkheden van het fonds te verruimen. Vroeger was het nog strikter georganiseerd en kon men alleen maar materieel aankopen, maar op een bepaald moment heeft men in een zone genoeg materieel en heeft men mensen nodig die dat kunnen bedienen. Vandaar pleit ik voor meer flexibiliteit. In het oranje-blauwe deelakkoord – van sommigen mag ik daarover niet meer praten, maar ik vond en vind dat een goed akkoord – werd effectief een belangrijke passage opgenomen in verband met het Verkeersveiligheidfonds en ik denk dat we daar in de komende weken verder ons best voor moeten doen.

 

In functie van alle beslissingen die we nog zullen nemen zullen we met de andere partners in de schoot van de federale commissie voor de Verkeersveiligheid nagaan hoe we de aanbevelingen van de Staten-Generaal met betrekking tot de controles operationeel zullen maken. In de loop van de volgende weken zal duidelijk worden welke inspanning van de verschillende politiediensten wordt verwacht en welke middelen daarvoor nodig zijn. We hebben de vragen van de Staten-Generaal, we kennen de begroting en weten wat we met de mogelijke besteding van het Verkeersveiligheidfonds zouden kunnen doen, dus zullen we de ambities die zijn ingeschreven in de schoot van de Staten-Generaal op het terrein operationeel kunnen maken. Dat zal niet alleen in mijn diensten moeten worden besproken, maar er zal een interministeriële conferentie moeten plaatsvinden, waaraan zowel mijn collega van Mobiliteit als ikzelf zullen deelnemen, maar waaraan ook een aantal andere federale, maar ook gewestelijke collega’s, ieder vanuit zijn of haar bevoegdheid, een bijdrage zal moeten leveren tot de verbetering van de verkeersveiligheid.

 

De cijfers voor 2004 en 2006, die de heer Geerts aanhaalde, zijn de manuren die door medewerkers van de verkeersposten werden gepresteerd. De taak van voornoemde medewerkers bestaat uit het intercepteren van voertuigen die te snel rijden en uit het opsporen van bestuurders met een onaangepaste rijstijl.

 

De cijfers voor 2007 zijn op hetzelfde niveau gebleven. De verminderde capaciteit kan deels worden verklaard door een klein verlies aan capaciteit in bedoelde periode, maar voornamelijk ook door een heroriëntering naar controles waarbij de inzet van mankracht onontbeerlijk is. Het gaat dan in het bijzonder om controles op zwaar vervoer.

 

Snelheidscontroles worden voornamelijk met technische middelen uitgevoerd, zijnde de mobiele en de vaste snelheidscamera’s. Bij de wegpolitie staan voor de snelheidscontroles andere, specifiek gevormde medewerkers in. Zij controleerden in 2007 gedurende 43.000 manuren met mobiele camera’s. Dat waren 4.000 manuren meer dan gepland.

 

De federale wegpolitie heeft inderdaad meer opdrachten dan alleen maar het uitvoeren van controles op autosnelwegen. Zij voert ook taken van beveiliging en openbare orde uit. Zij levert op vraag ook gespecialiseerde steun aan de lokale politie, zoals de begeleidingsopdrachten die ik daarnet vermeldde.

 

U mag in dat verband niet uit het oog verliezen dat verkeersveiligheid een belangrijke dimensie bij voornoemde opdrachten is, in het bijzonder het begeleiden van uitzonderlijke transporten en wielerwedstrijden. Duidelijk is evenwel, zoals ik in het begin al zei, dat ernaar wordt gestreefd de ingezette capaciteit voor bedoelde opdrachten te minimaliseren.

 

Een verbetering van de verkeersveiligheid is altijd een samenspel van vele factoren. Bijgevolg kan de verslechtering van de toestand nooit aan één enkele factor wordt toegeschreven.

 

Waaraan de geciteerde, tijdelijke terugloop – in 2007 is de toestand opnieuw verbeterd, dat wil ik nogmaals opmerken – te wijten is, kan niet worden bepaald. Het is echter wel duidelijk dat wij de pakkans moeten opvoeren. Door de introductie van digitale camera’s vanaf dit jaar, mede dankzij investeringen door de Gewesten, zal het aantal snelheidscontroles in België wellicht opnieuw stijgen.

 

De cijfergegevens, gevraagd door de heren Van Hecke en Jambon, over het aantal controles van de wegpolitie en over het aantal verkeersslachtoffers heb ik meegebracht en zal ik u dadelijk overhandigen.

 

Daarmee besluit ik mijn omstandig antwoord.

 

02.09  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse extrêmement détaillée.

 

À entendre certains syndicats, on peut penser à un phénomène que l'on connaît lors de certaines manifestations, lorsqu'on cite un nombre différent de participants selon qu'on se trouve du côté des forces de police ou des syndicats. Les chiffres sont parfois à ce point différents qu'ils nécessitent une explication. Ici, nous avons affaire à un syndicat de police, ce qui complique les choses. Il faudrait affiner la réflexion.

 

Monsieur le ministre, je partage votre vision sur le fait qu'on ne peut mettre un policier à chaque coin de rue. Les citoyens ne souhaitent pas avoir un État policier. Il est vrai que la politique de sécurité dépend aussi de la manière dont elle est appliquée dans les zones. J'entends donc bien qu'il n'y a pas de diminution mais bien une augmentation.

 

Lorsqu'on tire comme conclusion qu'il n'y aura pas de tests d'alcoolémie ou de contrôles de vitesse supplémentaires, il convient de signaler qu'il y en a déjà plus qu'avant. Ce n'est pas une raison pour en accroître le nombre. Vous avez suffisamment développé cet aspect dans votre réponse.

 

Il faut être intransigeant par rapport aux comportements qui ont été dénoncés. On parle de statistiques falsifiées. Soit ce comportement existe, il est fautif et donc punissable dans le chef des responsables, soit il n'existe pas et ceux qui le prétendent sont tout aussi punissables car il s'agit d'une désinformation qui nuit à l'image de marque de la police. Je vous demanderais d'être très attentif à l'enquête menée par M. Koekelberg en la matière.

 

02.10  David Geerts (sp.a-spirit): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw zeer omstandig antwoord. Ik meen dat dit samen met de lokale zones moet worden bekeken. Daar moeten er ook effectief veel inspanningen worden geleverd. Er blijft nog een vraag, in verband met het beleidsplan voor 2008. Is er momenteel al een beleidsplan voor 2008 voor de wegpolitie?

 

02.11  Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u ook voor uw zeer omstandig antwoord. Ik meen dat wij hieruit voor de volgende maanden en jaren enkele conclusies moeten trekken, onder meer dat hier, naar aanleiding van de begrotingsbesprekingen, wel een syndicale prik zal inzitten. Door het hele systeem dat de voorbije drie, vier jaar is opgezet, wordt er op het terrein – ik meen dat u daarin gelijk hebt – beter politiewerk geleverd, maar ik heb het gevoel dat de bureaucratie nog zwaar weegt.

 

Het gaat hier om een versmelting van de vroegere gemeentepolitie, die sterk was op het terrein, en de rijkswacht, die een zeer goed georganiseerd korps was, maar mijn aanvoelen is dat de bureaucratie nog tamelijk zwaar weegt. Er is nu een gevecht om de statistieken. Ik kijk uit naar het onafhankelijk onderzoek naar de juistheid van de cijfers. De terreur van de statistiek weegt nog te veel. Ik krijg ook, wat de zonale veiligheidsplannen betreft, nog te veel PowerPointpresentaties. Ik heb liever power place gegevens.

 

Mijn conclusie uit het gevecht over de statistieken is dat wij ervoor moeten opletten dat de statistiek niet primeert op datgene wat wij op het terrein doen. Wij moeten dan eerlijk zeggen of wij de resultaten leveren volgens de man- of vrouwkracht die wij hebben om dat waar te maken.

 

Ik heb ook de indruk – dat is een tweede conclusie – dat wij, ook in de bespreking van het veiligheidsplan, de prioriteiten, desnoods de prioriteit van de prioriteiten, moeten vastleggen. Wij moeten dat goed doen. Er is een hang – u hebt het ook zelf gezegd – naar een breed en geïntegreerd veiligheidsbeleid. Wij moeten ook maatschappelijk duidelijk maken dat veiligheid niet alleen een zaak is van politie, maar ook van anderen. Ik meen dat de politie zich op een aantal taken moet concentreren en daar echt werk van maken.

 

02.12  Eric Thiébaut (PS): Monsieur le président, je remercie d'abord le ministre pour le caractère très complet de ses explications.

 

En ce qui concerne le problème des effectifs, il me semble que le recrutement doit être considéré sous trois angles.

 

Premièrement, l'aspect quantitatif global qui devra être analysé lors du débat budgétaire où il en sera certainement question. J'ai accueilli avec enthousiasme votre proposition de renforcer les collaborations avec les autres services de sécurité, en ce compris la douane. En tant que chef d'une zone qui partage une zone frontalière de 50 km avec la France, des collaborations avec le service des douanes m'apparaissent comme très positives. J'attends donc avec impatience que tout se concrétise.

 

Deuxièmement, l'aspect quantitatif particulier, par service et par zone de police. Il serait utile de disposer d'un inventaire des besoins et des manques par service et par zone.

 

Troisièmement, l'aspect qualitatif. D'une part, en ce qui concerne la formation, je me réfère pour cela à l'article récent du "Morgen"; à cet égard, je souhaiterais un débat sur la formation de nos policiers. D'autre part, pour moi, bourgmestre, une augmentation du nombre d'agents de quartier est nécessaire. Pour cela, je me réfère à ma demande d'audition de la commission d'évaluation.

 

Enfin, concernant les faux alcotests, merci pour vos explications. Nous attendrons les résultats de l'enquête. Comme vous, je regrette les déclarations intempestives du syndicat libéral et je pense qu'elles ne sont pas très constructives, mais qu'elles nuisent sensiblement à l'image de marque de notre police.

 

02.13  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor het volledige antwoord en het kader dat werd geschetst. Ik denk dat het belangrijk is dat we dat in de commissie hebben gekregen.

 

Om naar het concrete probleem te gaan dat we hier hebben aangekaart, ik begrijp dat de problemen die zijn gesignaleerd door, dacht ik, de liberale vakbond – dit om u misschien een beetje te helpen in de begrotingsbesprekingen – bevestigd worden door de andere vakbonden. Het is belangrijk zekerheid te krijgen of die feiten zich hebben voorgedaan of niet. We kijken dan ook uit naar de resultaten van het onderzoek dat is aangekondigd. Ondertussen hebben we ook kennis gekregen van de cijfers en we zullen die grondig bekijken: dat lijkt me heel interessant.

 

02.14  Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor het omstandige antwoord. Mijn conclusie is een beetje hetzelfde als dat van de heer Van Hecke. Als dit inderdaad van één vakbond komt en voor de rest niet wordt bevestigd, is het misschien meer een gerucht. We zullen de cijfers zeker analyseren.

 

Een tweede bemerking, los van deze cijfers. U weet dat ik uit een andere wereld kom, die van het bedrijfsleven. Ik merk dat we hier veel focussen op de middelen die worden ingezet, terwijl ik denk dat we de middelen moeten minimaliseren en de resultaten maximaliseren door de balance score cardmethode toe te passen. Het is niet noodzakelijk omdat men de middelen maximaliseert en politieagenten elkaar voor de voeten lopen – ik overdrijf nu – dat daardoor de veiligheid toeneemt. Op het gevaar af een beetje belerend te zijn, maar de balance score cardmethode zou misschien niet slecht zijn om die zaak te monitoren.

 

02.15 Minister Patrick Dewael: De heer Geerts stelde de vraag of het beleidsplan er al was. Het ontwerp is er inderdaad: het werd uitgewerkt door de collega van Mobiliteit en mijzelf. Dat ligt klaar. We wachten wel eerst de interministeriële conferentie af, vooraleer we daarmee verder kunnen gaan.

 

Ten slotte denk ik ook dat de heer Doomst terecht heeft gezegd dat we soms te veel bezig zijn met statistieken en cijfers. Als ik de bal even mag terugkaatsen: mochten de parlementsleden die gedragslijn ook meenemen bij het formuleren van hun parlementaire vragen, dan denk ik dat de momenten dat we elkaar hier in deze context vinden, korter zouden zijn maar misschien wel intenser.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le président: M. Verhaegen ne nous a pas fait l'honneur de nous donner de ses nouvelles. Ses questions n° 2064 et 2065 sont reportées.

 

03 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het aantal toegewezen zaken aan het advocatenkantoor Uyttendaele, Gérard et associés" (nr. 2299)

03 Question de M. Francis Van den Eynde au ministre de l'Intérieur sur "le nombre d'affaires confiées au bureau d'avocats Uyttendaele, Gérard et associés" (n° 2299)

 

03.01  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, het is nog niet zolang geleden en u bent het niet vergeten. In de paarse regering, die in juni na de verkiezingen afgetreden is, was de minister van Justitie van vrouwelijk kunne gehuwd met een vooraanstaand advocaat. Nu wil het toch lukken dat die vooraanstaande advocaat heel wat dossiers te pleiten kreeg van allerlei beleidsinstanties in dit land, onder meer van de departementen van de federale regering. U zult zich ook herinneren dat ik op het einde van de legislatuur een aantal vragen heb gesteld aan alle toenmalige ministers en staatssecretarissen om te weten hoeveel dossiers zij aan de betrokkene hadden toevertrouwd en wat het bedrag was van de erelonen die ze daarvoor hadden betaald. De meeste ministers hebben daar toen op geantwoord, ook de echtgenote, de minister van Justitie. De waarheid heeft haar rechten.

 

U zult zich herinneren dat u toen hebt geweigerd om te antwoorden. U hebt mij die informatie niet willen geven. Ik heb nooit begrepen waarom, want volgens mij kon u die niet weigeren.

 

Same player, shoot again. Wij zijn nu in een nieuwe legislatuur. Wij hebben nu geen paarse regering meer, maar een multicolore. In die multicolore regering is dezelfde dame opnieuw minister en nog niet zolang geleden mochten wij vernemen dat haar echtgenoot, waarschijnlijk bezorgd om de werkgelegenheid van de mensen van zijn kantoor, een strategisch plan heeft opgesteld om opnieuw heel wat klandizie binnen te halen bij de verschillende beleidsniveaus, waaronder uiteraard ook bij de federale regering.

 

Het is in die omstandigheden dat ik op het dossier wil terugkomen en u de volgende vragen wil stellen.

 

Kunt u mededelen hoe vaak u tijdens de vorige regeringsperiode tegen betaling een beroep hebt gedaan op het advocatenkantoor-Uyttendaele? Kunt u mededelen hoe vaak u sinds uw aantreden in de nieuwe regering tegen betaling een beroep hebt gedaan op het advocatenkantoor-Uyttendaele? Kunt u mededelen hoe vaak u tijdens de periode van lopende zaken van de vorige regering tegen betaling een beroep hebt gedaan op het advocatenkantoor-Uyttendaele?

 

Zo ja, kunt u de respectieve bedragen mededelen die aan voornoemd kantoor werden uitbetaald?

 

Hoeveel dossiers die aan het kantoor zijn toevertrouwd, zijn momenteel nog hangende?

 

Ik dank u bij voorbaat voor uw antwoord.

 

03.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, de aanstelling van advocaten door de juridische dienst maakt deel uit van een openbare aanbesteding, die werd gevoerd volgens de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking en die gefinaliseerd werd op 5 juli 2006. De aanstelling van advocaten gebeurt altijd op basis van een lijst van advocaten, samengesteld na zo’n overheidsopdracht, en meester Uyttendaele maakte en maakt nog altijd deel uit van die lijst.

 

Voor de achtergrondinformatie kan ik ook nog het aantal dossiers meedelen, waarin de heer Uyttendaele werd aangesteld. Het gaat om 3 dossiers tijdens de vorige regeringsperiode voor het Grondwettelijk Hof, 1 dossier in 2003, 1 dossier in 2004 en 1 dossier in 2005. Die dossiers zijn allemaal afgesloten. Er is ook 1 dossier voor de Raad van State in 2007, en dat is nog hangende.

 

Wat de dossiers tijdens de periode van lopende zaken aangaat in de vorige regeringsperiode, is er nog 1 dossier bijgekomen voor de Raad van State en dat is nog hangende.

 

Wat de nieuwe regeringsperiode aangaat, is er 1 dossier voor de Raad van State, dus dit jaar, en dat is ook nog steeds hangende.

 

Ik wil ook nog opmerken dat meester Uyttendaele ook nog in 2 andere dossiers werd aangesteld, zijnde 1 dossier in 2004, wat nog hangende is voor de Raad van State, en 1 in 2007, ook nog hangende voor de Raad van State. Hier gebeurde de aanstelling initieel niet door de juridische dienst, omdat er verschillende departementen in betrokken waren. Het was de Regie der Gebouwen die meester Uyttendaele reeds had aangesteld en om proceseconomische redenen heeft mijn juridische dienst meester Uyttendaele eveneens aangesteld om in dat dossier de zaken van ons departement te behandelen.

 

03.03  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, weer krijg ik geen antwoord op de vraag hoeveel er werd betaald. Ik stel die vraag uitdrukkelijk en opnieuw. De rest heb ik genoteerd.

 

De minister zegt nu – dit hebben wij vorige keer niet gehoord, want ik heb uiteraard zijn antwoord van vorige keer erbij genomen vooraleer ik deze vraag stelde – dat er een aanbesteding is geweest. Ik wil aan zijn woorden niet twijfelen, maar verwijzen naar de uitspraak van de voormalige minister van Justitie, die naar aanleiding van de rel toen het strategisch plan uitkwam, waarover ik het daarstraks had, verklaarde dat de aanstelling van een advocaat in de toekomst beter zou gebeuren met een openbare aanbesteding.

 

Ik vraag, ten slotte, nogmaals aan de minister om mij de cijfers van de erelonen mee te delen.

 

03.04 Minister Patrick Dewael: Dat is geen probleem voor de zaken die zijn afgehandeld. Ik zal u die schriftelijk bezorgen.

 

03.05  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Ik dank u, mijnheer de minister.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van de heer Jef Van den Bergh aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het inzetten van Mosquito's in België" (nr. 2312)

04 Question de M. Jef Van den Bergh au ministre de l'Intérieur sur "le recours aux Mosquito en Belgique" (n° 2312)

 

04.01  Jef Van den Bergh (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, de pers berichtte onlangs dat er, vooral in Nederland en Groot-Brittannië, Mosquito’s worden ingezet om hangjongeren te verdrijven van de plaatsen waar zij rondhangen.

 

Mosquito’s zijn toestellen die een zoemend geluid op een heel hoge, ultrasone frequentie maken. Het geluid blijkt enkel voor jongeren onder de 25 jaar hoorbaar te zijn. Het geluid wordt na korte tijd dermate ondraaglijk dat jongeren zich niet langer kunnen ophouden op de plaats waar voornoemde toestellen zich bevinden.

 

Dat is een vrij onmenselijke manier om jongeren ergens te verdrijven. Blijkbaar echter werden in Nederland al enkele tientallen en in Groot-Brittannië al enkele honderden toestellen geïnstalleerd, zowel door gemeentebesturen en politiediensten als door handelaars en particulieren. Ook in België zouden ondertussen twee Mosquito-apparaten zijn verkocht.

 

Ook zou een politiedienst al een bezoek aan Rotterdam hebben gebracht om zich te informeren over het gebruik van dergelijke toestellen. Althans, dat bericht de pers.

 

Mijnheer de minister, derhalve heb ik een aantal vragen. Het inzetten van dergelijke toestellen acht ik immers heel onmenselijk.

 

Ten eerste, hebt u er weet van dat de politie een bezoek aan Nederland heeft gebracht om zich over de Mosquito’s te informeren? Om welke dienst of zone gaat het in voorkomend geval?

 

Ten tweede, zijn er reeds politiezones die van de toestellen gebruikmaken?

 

Ten derde, wat is uw mening over het inzetten van bedoelde toestellen om de problematiek van hangjongeren aan te pakken?

 

Le président: Monsieur le ministre, au-delà du fond, peut-être y a-t-il une piste à explorer pour le déplacement de la commission de l'Intérieur.

 

Pas ailleurs, il ne faut pas confondre les Mosquito's avec les mojitos qui pourraient attirer notre intérêt aussi.

 

04.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik heb er geen weet van dat een Belgische politiedienst zich in Nederland zou hebben geïnformeerd over het gebruik van Mosquito’s of dat sommige er gemeentebesturen daarvan al gebruik zouden maken.

 

Het gebruik van Mosquito’s kan mijn goedkeuring niet wegdragen. Ik raad de lokale besturen het gebruik daarvan af, om verschillende redenen. Het apparaat biedt volgens mij geen oplossing voor de onderliggende problemen van de geviseerde jongeren die meteen een andere hangplek zullen zoeken. Ik ben en blijf ervan overtuigd dat die problematiek het best preventief wordt aangepakt, via jeugdhulpverlening, het aanbieden van alternatieve culturele of sportieve activiteiten en gericht politietoezicht, in synergie met het parket, meestal het jeugdparket.

 

Bovendien is er geen selectie mogelijk van de personen die aan de hoge tonen van een Mosquito worden blootgesteld. Baby’s en kleine kinderen die zich bijvoorbeeld in een speeltuin binnen de werkingsstraal van een Mosuito bevinden, zouden er ook de nefaste gevolgen van ondergaan. Desbetreffend lijkt mij de wet van 12 juli 1985, betreffende de bescherming van de mensen tegen schadelijke effecten van niet-ioniserende stralen, infrasone en ultrasone, van toepassing op de Mosquito’s. De ministers die bevoegd zijn voor Leefmilieu kunnen u ter zake ook nog verder informeren.

 

04.03  Jef Van den Bergh (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Uw standpunt ter zake is zeer duidelijk en komt deze keer voor honderd procent overeen met onze houding ter zake.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de M. Eric Thiébaut au ministre de l'Intérieur sur "l'évaluation de la loi sur la police intégrée" (n° 2319)

05 Vraag van de heer Eric Thiébaut aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de evaluatie van de wet op de geïntegreerde politie" (nr. 2319)

 

05.01  Eric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, au cours de l'année 2005, le service de gestion policière de la DG Sécurité et Prévention a entrepris une évaluation de la loi sur la police intégrée, en s'intéressant plus particulièrement au fonctionnement des structures zonales. Un questionnaire a été envoyé aux acteurs de la police locale: bourgmestres, procureurs du Roi, chefs de zone, dirco, commissions permanentes de police locale.

 

L'enquête était motivée comme suit: "La pratique a révélé l'existence de différents problèmes qui entravent le bon fonctionnement des structures de la police locale. Par le biais de cette enquête, le ministre de l'Intérieur souhaite connaître votre opinion". L'objectif consiste à proposer de nouvelles solutions qui, selon mes informations, devraient prendre forme dans un projet de loi.

 

Un comité de coordination et un groupe de travail technique ont été constitués afin de piloter cette réforme des structures de la police locale. Il semble que les travaux du groupe technique soient relancés et que les résultats de l'évaluation soient déjà traduits en un avant-projet de loi.

 

Monsieur le ministre, pourriez-vous nous donner l'état d'avancement du dossier? En particulier, quels ont été les résultats de l'enquête auprès des acteurs locaux. Fut-elle représentative?

 

Pourriez-vous nous présenter les conclusions de l'évaluation entreprise par vos services? Quels sont ses liens avec l'évaluation effectuée par la Commission d'accompagnement de la réforme de la police?

 

Comment se présente le calendrier de la réforme des structures de la police locale? Est-elle encore à l'ordre du jour?

 

Quelles seront les implications et les concertations avec les élus locaux? À cet égard, je souhaiterais citer un extrait de l'article du Pr Ackaert, "Les bourgmestres et la police: dialogue de sourds", paru dans "Le journal de la police" d'avril 2007: "Ces mutations, dues à la réforme de la police, posent également des questions sur l'orientation démocratique légitime. Il ressort des premières données étudiées par les bourgmestres que ces derniers perdent leur emprise sur les services de police. L'orientation politique démocratique ne concerne pas seulement les contacts avec les bureaucraties professionnelles; elle présente également une dimension citoyenne. Améliorer le sentiment de sécurité requiert donc une modernisation de la démocratie locale."

 

C'est dire l'importance de l'implication des élus locaux et des parlementaires dès la phase d'évaluation de la LPI et ensuite l'élaboration des recommandations.

 

05.02  Patrick Dewael, ministre: Cher collègue, vous êtes bien informé, quoiqu'un peu partiellement. En effet, il n'y a rien de véritablement nouveau quant à la réflexion conduite à l'occasion de l'enquête menée auprès des structures locales en 2005. Les analyses des résultats, sur lesquels je me suis déjà exprimé, ont conservé leur actualité. Je pense, par exemple, à la nécessité d'introduire une possibilité de délégation de compétences du Conseil au Collège, qui est sollicitée par les autorités de tutelle.

 

Par ailleurs, les analyses ont pu s'enrichir de nouveaux éléments de réflexion, en raison du surgissement de nouvelles questions.

 

Pour la mission d'accompagnement de la réforme, vous avez vu que son dernier rapport est tout entier voué à une analyse des fonctionnalités de base de la police locale.

 

Il est sans grande incidence quant au fonctionnement des organes de gestion de la police locale. Il ne s'agit donc certainement pas de remettre l'ouvrage sur le métier, mais bien de dresser une proposition compilant les pistes retenues pour solutionner certaines difficultés concrètes apparues depuis l'adoption de la loi sur la police intégrée.

 

Nous poursuivrons l'analyse pour affiner certaines propositions et l'intention est d'associer formellement aussi les Unions des villes et communes à la réflexion. Le but final est de soumettre un projet de loi à la Chambre. Comme vous le savez, un tel projet ne figure pas parmi les priorités du gouvernement intérimaire mais, lorsque nous avons débattu du nouveau plan de sécurité, j'ai déjà conseillé à votre commission d'entendre la commission d'accompagnement de M. De Ruyver; l'exercice pourrait être utile.

 

05.03  Eric Thiébaut (PS): D'accord. Vous relayez donc pratiquement ma demande faite lors de votre audition sur le plan national de sécurité. Vous dites qu'il n'y a rien de nouveau depuis 2005; alors que la nouveauté c'est que je suis député, donc que je ne puis être au courant du détail des travaux précédents.

 

J'entends bien aussi votre remarque concernant l'implication des Unions des villes et communes. J'insiste très fort pour que les autorités locales ne soient pas oubliées dans toutes ces démarches.

 

Pour le reste, merci encore pour vos précisions.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de Mme Jacqueline Galant au ministre de l'Intérieur sur "le coût de la législation sur les armes pour les services des gouverneurs" (n° 2336)

06 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de kosten die de wapenwetgeving voor de diensten van de gouverneurs teweegbrengt" (nr. 2336)

 

06.01  Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, l'article 52 de la loi du 8 juin 2006 réglant les activités économiques et individuelles avec des armes dispose que les droits et redevances à percevoir pour la demande ou le renouvellement d'une autorisation de détention d'une arme soumise à autorisation sont payés par virement du montant dû sur le compte du service des armes du gouverneur compétent ou, en cas de recours auprès du ministre de la Justice, sur le compte du service fédéral des armes. Il revient ensuite à ces derniers de verser 40 euros des montants perçus au Trésor et 25 euros à l'administration communale du lieu de résidence du demandeur.

 

La procédure applicable dans le cadre d'une demande d'autorisation d'une arme à feu fait intervenir, d'une part, les services de police locale et, d'autre part, les services des gouverneurs. Les questions que je souhaite vous poser concernent plus spécifiquement ces derniers. D'aucuns justifient ces redevances par la nécessité d'assurer un financement du travail engendré par la nouvelle loi sur les armes pour les services des gouverneurs.

 

Monsieur le ministre, vos services ou les services des gouverneurs ont-ils effectué une évaluation des implications financières pour les services des gouverneurs? Des chiffres sont-ils disponibles?

 

De quelle manière sont utilisés les montants perçus par le services des gouverneurs et versés au Trésor? Dans quelle proportion ces montants sont-ils utilisés pour soutenir les services des gouverneurs?

 

Quelles sont les initiatives prises par le fédéral pour soutenir les services concernés? Ces initiatives ont-elles été chiffrées?

 

Les redevances prévues par la nouvelle loi sur les armes suffisent-elles à couvrir les frais qu'elle a engendrés pour les services de gouverneurs?

 

06.02  Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, madame Galant, la gestion des recettes provenant des rétributions est faite par les comptables des services d'armes, sous contrôle du service d'encadrement budget et contrôle de gestion du SPF Intérieur.

 

Pour 2007, le total des recettes provenant des rétributions s'élève à environ 3.000.000 euros, dont 2.100.000 sont destinés au Trésor et 900.000 aux communes

 

En ce qui concerne le SPF Intérieur et les services des gouverneurs, le montant budgétaire total en 2007 s'élevait à 2.400.000 euros. La nouvelle loi sur les armes générant également des coûts pour le SPF Justice – la loi prévoyant l'instauration d'un organisme professionnel dans ce département – les rétributions actuelles ne suffisent pas pour couvrir les frais budgétaires engendrés par la loi sur les armes

 

Lors de l'entrée en vigueur de la loi du 8 juin 2006, mon département a estimé les besoins des services d'armes provinciaux. Sur cette base, le Conseil des ministres du 7 juillet 2006 a décidé de renforcer les services d'armes provinciaux avec 50 équivalents temps plein (11 juristes et 39 collaborateurs administratifs). Ces 50 collaborateurs sont entrés en fonction dans les différents services d'armes provinciaux en septembre 2006.

 

Les services centraux de mon département ont été renforcés avec 6 équivalents temps plein, à savoir 1 informaticien, 1 niveau A1, 1 niveau B et 3 niveaux C. En outre, il a été décidé d'accorder annuellement des moyens de fonctionnement pour un montant de 274.000 euros et des moyens informatiques pour un montant de 90.000 euros.

 

Par ailleurs, le département a décidé en 2007 d'utiliser 165 étudiants jobistes sur fonds propres pour un coût de 287.000 euros. Pour 2007, nous arrivons à un coût total de 2.400.000 euros.

 

Par ailleurs, le Conseil des ministres du 25 janvier 2008 a décidé de mettre le système de gestion de dossiers automatisé Ariadne à la disposition des services d'armes provinciaux. Ce système doit garantir une gestion efficace des demandes ainsi qu'un traitement plus rapide. Les effets de ce système implémenté progressivement ne seront perceptibles que dans quelques années. Le coût du système Ariadne s'élève à 160.000 euros pour les quatre premières années. Dès la cinquième année, il faudra dépenser 155.000 euros.

 

Les initiatives déjà prises sont largement insuffisantes pour faire disparaître à bref délai les demandes en suspens pour un permis d'arme. Un an et demi après l'entrée en vigueur de la nouvelle loi sur les armes, seulement 15 à 20% des demandes introduites ont été traitées. Sans personnel supplémentaire, il faudra encore des années avant que l'arriéré soit éliminé.

 

Récemment, le SPF Intérieur a fait une estimation des besoins en personnel supplémentaire au sein des services d'armes provinciaux, en fonction du délai prévu pour le traitement des dossiers. Pour réaliser ce calcul, nous nous sommes basés uniquement sur le traitement des nouvelles demandes, modèle 4, et de leur renouvellement tous les cinq ans, les modèles 6 et les modèles 9.

 

Si on veut traiter ces dossiers en un an, il faudrait 152 équivalents temps plein supplémentaires. Pour traiter ces dossiers dans un délai de deux ans, il faudrait 51 équivalents temps plein supplémentaires. Quand on sait que le coût moyen d'un assistant administratif contractuel est de 30.000 euros par an et que la norme pour les moyens de fonctionnement est de 7.500 euros pour une première installation, le bilan budgétaire est rapidement réalisé. Pour le scénario de traitement en un an, on arrive à un montant de 7 millions d'euros pour les frais de personnel et de fonctionnement. Pour le scénario de traitement en deux ans, on atteint 4.300.000 euros et pour le scénario de traitement en trois ans, on atteint 3.500.000 euros. Dans le calcul de ces montants, il n'a pas encore été tenu compte d'éventuels frais de bâtiments supplémentaires.

 

Étant donné que les rétributions actuelles ne suffisent pas pour couvrir les frais engendrés par la loi sur les armes, il va sans dire que chacun de ces scénarios pèse lourd au niveau budgétaire.

 

06.03  Jacqueline Galant (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette réponse très précise. Vous vous en doutez, cette question a été posée pour alimenter le débat car nous discutons actuellement d'un nouveau projet sur les armes et nous avions besoin de réponses précises. On constate que la situation n'est pas idéale quand on voit les moyens humains nécessaires pour mettre en œuvre cette loi.

 

Vos réponses nous permettront d'alimenter notre réflexion.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de M. Josy Arens au ministre de l'Intérieur sur "le manque d'effectif au service régional d'incendie de Neufchâteau" (n° 2352)

07 Vraag van de heer Josy Arens aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het personeelstekort bij de gewestelijke brandweerdienst van Neufchâteau" (nr. 2352)

 

07.01  Josy Arens (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, le 20 février dernier, "L'avenir du Luxembourg", l'un des journaux les plus importants de la province de Luxembourg, titrait: "Nos pompiers activent la sirène d'alarme".

 

Le journaliste, Jean-Luc Henquinet, disait: "Garantir un premier départ de six hommes, c'est quasi mission impossible pour l'essentiel de nos services d'incendie". Il ajoutait – monsieur le ministre, ce n'est pas moi qui le dis –: "Le ministre de l'Intérieur, Patrick Dewael, ou bien ne manque pas de culot ou bien essaie de couvrir ses fesses". Je n'ai pas très bien compris ce que tout cela voulait dire!

 

Il est vrai que dans un courrier adressé à un responsable de la sécurité civile, vous redéfinissez les moyens à mettre en œuvre dans les services d'incendie. Cela suppose que chaque premier départ soit assuré par au moins 6 membres du service d'incendie partant en même temps du même poste. Cela ne correspond toutefois pas du tout à la réalité de terrain surtout dans la province de Luxembourg.

 

Je prends pour exemple le service régional d'incendie de Neufchâteau qui compte actuellement 22 membres dont 20 sont volontaires. Avec un tel effectif, seul un premier départ de 4 hommes peut être garanti. Pourtant, le cadre minimum prévu pour un service comme celui de Neufchâteau, classé dans la catégorie Z, est de 66 hommes. Deux pompiers professionnels supplémentaires seront engagés. Cela reste insuffisant pour couvrir les besoins sur un territoire aussi vaste et diversifié que celui-ci.

 

Monsieur le ministre, êtes-vous informé du manque d'effectifs dans les différents services d'incendie de la province de Luxembourg et en particulier dans celui de Neufchâteau?

 

Comptez-vous prendre des mesures concrètes pour y remédier?

 

Il y a un an et demi, nous avons voté la loi concernant la réforme des services de sécurité civile. Nous attendons toujours les 48 arrêtés d'application nécessaires. Faut-il attendre le gouvernement "définitif" pour commencer à sortir ces arrêtés d'application ou en avez-vous déjà sorti ou comptez-vous en sortir dans les semaines à venir?

 

07.02  Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, j'ai déjà répondu à plusieurs reprises à la dernière question. L'implémentation de la nouvelle loi sur les services d'incendie est reprise dans l'accord gouvernemental et la déclaration du premier ministre faite au mois de décembre. On travaille à ces arrêtés royaux d'exécution.

 

Les chiffres ne sont pas encore prêts mais lors du débat budgétaire, vous constaterez que je mets un nouvel accent sur les moyens supplémentaires que j'ai pu obtenir pour les services d'incendie.

 

Pour le reste, l'inspection des services d'incendie a constaté en effet un manque de personnel, de volontaires dans plusieurs services luxembourgeois. Les raisons pour lesquelles on trouve difficilement des volontaires sont diverses. Par exemple, la combinaison du volontariat avec la profession principale ou les relations familiales n'est pas toujours évidente. Des intérêts financiers peuvent également jouer un rôle.

 

Jusqu'à présent, la commune est toujours l'autorité d'organisation responsable des services d'incendie, y compris pour le cadre du personnel.

 

Dans le cadre de la nouvelle loi, on travaillera aussi sur un nouveau statut fédéral. Ce nouveau statut est un élément capable de rendre la profession de pompier ou du volontaire plus attrayante. Il va sans dire qu'il conviendra d'impliquer diverses parties dans ces derniers arrêtés d'exécution. Je m'efforcerai de convaincre mes collègues du gouvernement fédéral de la nécessité de ce statut fédéral.

 

07.03  Josy Arens (cdH): Monsieur le président, je remercie le ministre pour ses réponses. Je prends note des nouveaux moyens budgétaires pour les services d'incendie dans le cadre des actuelles négociations budgétaires.

 

Ensuite, il me paraît capital d'aller rapidement de l'avant pour un nouveau statut fédéral du pompier, surtout du pompier volontaire puisque c'est en cela que nous vivons bien des problèmes.

 

Nous suivrons l'affaire de près et vous donnerons le coup de main nécessaire pour pouvoir réussir ensemble ces opérations; l'affaire est d'importance.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: La question n° 2358 de M. George sera reportée, vu son absence.

 

08 Vraag van de heer Jan Jambon aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de evolutie van 'police-on-web'" (nr. 2370)

08 Question de M. Jan Jambon au ministre de l'Intérieur sur "l'évolution de 'police-on-web'" (n° 2370)

 

08.01  Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, recent verschenen in de media opnieuw berichten over de lage respons op het nochtans zinvolle systeem police-on-web. De situatie is nu wel genoegzaam bekend. De reclamecampagne die u wenst te voeren kan dan ook op onze steun rekenen.

 

Toch hebben we nog enkele vragen dienaangaande. Zelf betrokken bij het lokale bestuur vraag ik mij af welke mate de lokale besturen betrokken worden bij police-on-web. In welke mate verwijzen de webstekken van de lokale besturen bijvoorbeeld naar police-on-web? Is dit de lokale besturen al gevraagd of voorgesteld? Ik denk dat die gemeentelijke websites wel druk worden bezocht door de inwoners. Het zou een goede poort zijn om toegang te hebben tot police-on-web.

 

Ten tweede, in het antwoord op een vroegere vraag van collega Logghe over de complexiteit van de aangifteprocedure zei u dat dit gelijkloopt met tax-on-web en dat u deze eenvormigheid wenst te behouden. Er zijn drie mogelijkheden, de elektronische identiteitskaart, de codes of token die men federaal moet aanvragen of de nummers van het rijksregister, de SIS-kaart.

 

Veel burgers worden nog altijd afgeschrikt door de omslachtigheid van de drie verschillende procedures. Dat wordt ook bevestigd door de hoofdcommissaris van de Gentse politie. Kan deze procedure niet worden versoepeld?

 

Ten derde, de campagne die u wenst te lanceren bestaat uit een reeks folders, posters en balpennen. Ik vraag mij af of er ook ruimte wordt vooropgesteld voor praktische infosessies voor bepaalde doelgroepen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de verenigingen van zelfstandigen. Zeker in het licht van de complexe procedure lijkt mij dat relevant.

 

Ten slotte, er zijn tevens verontrustende berichten vanuit de politiezones dat de elektronische aangifte niet verder kan worden ontwikkeld bij gebrek aan middelen. Ook hierover werd eerder bericht in de pers. Welke evolutie zit er in dit dossier? Werd er op regeringsniveau bijvoorbeeld bij de begrotingsbesprekingen hieromtrent iets afgesproken?

 

08.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, collega’s, uit de vragen die ik bijna wekelijks ontvang over police-on-web leid ik af dat men meteen verwacht dat zo’n systeem een groot succes is en informatietechnisch perfect werkt met de nodige links naar gemeentebesturen, justitie enzovoort. Mag ik er dan toch nog eens aan herinneren dat het systeem pas in juni vorig jaar voor een beperkt aantal fenomenen is opgestart in alle politiezones? Daarvoor had het in een aantal pilootzones proef gelopen. Het systeem is dus nog in volle opbouw. Dat betekent niet dat we er niet in moeten geloven maar ik denk dat we het kind niet met het badwater mogen weggooien.

 

De lokale besturen werden aangemoedigd om op hun webstekken of op deze van hun politiezones een link te voorzien naar police-on-web. De identificatie van de klager is een verplichte stap in het kader van de gerechtelijke procedure. Als die identificatie onvoldoende zekerheid zou bieden, vrezen we dat men misbruik zou gaan maken van het systeem. De overheid moet coherent blijven en standaardprocedures gebruiken voor systemen zoals police-on-web en tax-on-web. Het is evident dat de aangifteprocedure versneld zal worden naarmate het veralgemeend gebruik van de elektronische kaartlezer stijgt.

 

Vorig jaar heeft Fedict een informatiecampagne ingericht over het bestaan en de werking van police-on-web. Die campagne wordt dit jaar met een nog grotere intensiteit voortgezet. Op federaal vlak zijn er voorlopig geen informatiesessies voor doelgroepen gepland.

 

De nodige middelen voor het systeem werden zoals door de federale politie gevraagd vrijgemaakt in de begroting 2006 en 2007, inclusief de middelen voor een publiciteitscampagne. Een verdere uitbreiding van het systeem naar andere fenomenen is niet begrotingsgerelateerd. Vanwege de federale politie was er geen vraag om bijkomende middelen voor police-on-web. De discussie over de resultaten van de begroting gaan we hier effectief binnen afzienbare tijd kunnen voeren. Voorlopig blijf ik echter binnen het systeem. Het feit dat we hier elke week over praten is natuurlijk ook een manier om de belangstelling van de media erover levendig te houden.

 

08.03  Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor het antwoord. Mijn vraag strekte er helemaal niet toe kritiek te geven op police-on-web of het systeem in vraag te stellen. Het is juist omdat we zo sterk achter het systeem staan dat we met u trachten mee te denken om het uit te breiden. Ik denk dat het hierbij betrekken van de lokale besturen een sleutelfactor voor succes kan zijn.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Je ne reporterai pas d'office la question de Mme Schryvers, nous allons l'attendre. En revanche, vu l'absence de nouvelles, la question no 2397 de M. Bruno Van Grootenbrulle est reportée.

 

09 Questions jointes de

- M. Eric Thiébaut au ministre de l'Intérieur sur "la 'Federal Computer Crime Unit'" (n° 2407)

- M. Claude Eerdekens au ministre de l'Intérieur sur "la Federal Computer Crime Unit" (n° 2484)

09 Samengevoegde vragen van

- de heer Eric Thiébaut aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de 'Federal Computer Crime Unit'" (nr. 2407)

- de heer Claude Eerdekens aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de Federal Computer Crime Unit" (nr. 2484)

 

La question jointe de M. Claude Eerdekens a été retirée ce matin, à sa demande.

 

09.01  Eric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, le nombre de connexions internet augmente chaque année dans notre pays. L'e-commerce se développe, tout comme les fraudes, les délits et la criminalité en ligne – qui n'a de virtuelle que sa qualification. Selon les statistiques policières, cette criminalité informatique a augmenté entre 2000 et 2006 de 186.000%. Devant cette véritable explosion, qui recouvre des délits aussi graves que la pédopornographie ou le blanchiment d'argent, la police fédérale dispose de la Federal Computer Crime Unit (FCCU), véritable cellule anti-fraude sur internet, et des CCU régionaux. Au sein de chaque arrondissement judiciaire, sous l'autorité des directeurs judiciaires, ces services sont chargés d'assurer une assistance efficiente et opportune aux services de police dans les environnements ICT – informatique et communication – et de lutter efficacement contre toute forme de criminalité en ce domaine.

 

J'ajoute, pour compléter mon propos, qu'une cellule "Internet Fraud" – composée de quatre personnes et rattachée à la Federal Computer Crime Unit – a été instituée en octobre dernier et qu'un site "e-cops" a été créé en 2006 afin de permettre aux internautes de signaler des infractions constatées.

 

Le plan national de sécurité intègre l'expansion de ce phénomène et indique l'utilisation criminelle de plus en plus courante des nouvelles technologies de l'information et de la communication.

 

Dans une étude de 2006, le groupe Lexsi, cabinet français de conseil en sécurité des systèmes d'information, s'inquiétait en particulier du danger représenté par les jeux en ligne. Selon cette étude, plus d'un millier de ces sites illégaux de casinos, jeux ou paris, étaient directement administrés par des groupes de cyber-criminels russophones ou anglophones, aux activités diversifiées dans la fraude bancaire, la contrefaçon de médicaments ou la pédopornographie.

 

Monsieur le ministre, mes questions porteront donc principalement sur les moyens humains et matériels qui oeuvrent au sein des forces de police aux fins de combattre la cyber-criminalité.

 

De manière générale, pouvez-vous me donner les informations suivantes?

 

- De combien d'hommes dispose actuellement la Federal Computer Crime Unit?

 

- Quelle est son attitude face aux sites illégaux (jeux d'argent, loteries, casinos) qui explosent véritablement sur le net?

 

- De quels moyens supplémentaires jugés nécessaires dans le plan national de sécurité bénéficiera à l'avenir la police belge?

 

- La lutte contre les sites de jeux en ligne illégaux deviendra-t-elle une réelle priorité?

 

09.02  Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, cher collègue, il est vrai que, ces dernières années, la criminalité informatique a pris de l'ampleur. Nous avons beaucoup investi dans la lutte contre ce phénomène, qui est reprise comme priorité dans le nouveau plan national de sécurité, comme vous le savez. Lors du conclave budgétaire, j'ai obtenu des moyens supplémentaires pour exécuter ce plan.

 

La Federal Computer Crime Unit dispose en ce moment de 35 personnes, dont trois membres sont dévolus à plein temps au plan "fraude internet". Les 22 "Regional Computer Crime Units" comprennent un total de 133 personnes. L'aspect international complique les choses, puisque ce qui est illégal dans un pays peut être licite dans un autre.

 

Le contrôle des casinos et des jeux de hasard, en ligne ou non, ressortit à la compétence de la Commission des jeux de hasard, sous la tutelle du ministre de la Justice.

 

Les sites de jeux de hasard et des casinos en ligne sont pris en compte par la Commission des jeux de hasard, et les escroqueries par internet ressortissent à la compétence de la Federal Computer Crime Unit.

 

Lorsque d'autres formes de criminalité informatique sont liées à ces jeux, par exemple, espionnage, hacking ou sabotage, elles peuvent être considérées comme des criminalités informatiques graves, telles que prévues dans le plan national de sécurité, et seront traitées prioritairement par la police.

 

Les escroqueries, comme les fraudes nigériennes, ressortissent également à la responsabilité de la police. Les services assurent une assistance technique au profit des enquêteurs et des magistrats. L'équipe "Internet Fraud" de la FCCU reçoit en principe une copie du procès-verbal avec, comme but principal, de suivre le phénomène dans le cadre d'actions de prévention, mais aussi pour mettre en relation différents faits similaires afin de pouvoir regrouper ces dossiers dans un arrondissement ou de les fédéraliser, ceci afin de mieux combattre la criminalité organisée.

 

En ce qui concerne la vente des médicaments via internet, cela ressortit à la compétence de l'Agence fédérale des médicaments et des produits de santé, sous la tutelle du ministre de la Santé publique.

 

La police fédérale s'est aussi organisée pour mieux lutter contre des organisations criminelles qui s'occupent de fraude bancaire via internet.

 

D'autres formes de criminalité par internet, comme la distribution de pédopornographie en ligne, sont prises en charge par l'ensemble de la police intégrée, toujours avec un appui technique spécialisé de la FCCU ou du service chargé de la traite des êtres humains de la police judiciaire fédérale.

 

09.03  Eric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, merci pour votre réponse complète. Elle est assez rassurante, car elle démontre bien que notre police fédérale est bien au fait du problème et que certains moyens sont déjà mis en œuvre dans la lutte contre la criminalité informatique.

 

Par ailleurs, l'annonce de moyens supplémentaires déjà faite par vous et confirmée aujourd'hui est plutôt rassurante pour l'avenir.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Question de Mme Corinne De Permentier au ministre de l'Intérieur sur "le vote automatisé" (n° 2408)

10 Vraag van mevrouw Corinne De Permentier aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de geautomatiseerde stemming" (nr. 2408)

 

10.01  Corinne De Permentier (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, me voilà de nouveau avec une question orale sur le vote automatisé; je vous en ai posé une il y a quelques semaines et vous m'aviez dit que nous allions avoir un débat en commission sur cette problématique.

 

Entre-temps, j'ai lu dans la presse que vous aviez décidé de proposer une note reprenant un nouveau système de vote informatisé pour l'horizon 2009, un système qui, d'après vous, serait d'abord testé durant les élections régionales et européennes, pour être ensuite étendu à l'ensemble du pays. D'après la presse, il semble que vous ayez quelques difficultés à convaincre vos partenaires de poursuivre dans la voie du vote électronique.

 

Le débat sur cette question n'étant pas mûr, il a donc finalement été décidé de reporter le point à des jours meilleurs. La décision a également été prise qu'avant d'être soumise au Conseil des ministres, la note ferait l'objet d'un débat ici même, en commission mixte, et d'une consultation avec les exécutifs régionaux.

 

Comme vous le savez, depuis son introduction, le vote électronique n'a cessé de susciter réserves et critiques. Censé rendre le vote plus fiable, le dépouillement plus rapide et le scrutin moins onéreux, ce système n'aurait jusqu'à présent pas fait la preuve totale de son efficacité. Quant au gain de temps, je vous rappelle que lors du dernier scrutin, dans certaines villes où les votes ont été totalement informatisés, on a parfois eu les résultats dans la nuit et souvent bien après minuit.

 

Monsieur le ministre, d'après mes informations, votre note propose de mettre en place un système amélioré. Je vous rappelle que bien avant que vous soyez en charge de l'Intérieur, j'avais déposé une proposition (législature 50, document n° 1058) pour pouvoir mettre sur pied un contrôle du vote électronique avec un système de ticketing. Je me souviens que vous aviez mis en place dans plusieurs cantons des zones tests de ticketing en 2003.

 

Pourriez-vous me dire si votre nouvelle proposition s'approche de ce système de ticketing qui permettrait à l'électeur d'avoir un contrôle plus juste du vote émis et, en cas de difficulté, de pouvoir contrôler dans les urnes, lors du dépouillement, l'adéquation entre les tickets et les votes émis?

 

Pourriez-vous également m'indiquer si un accord de coopération signé en 2005 entre le fédéral et les Régions prévoyait que le matériel existant pouvait encore servir jusqu'en 2007 mais que sa vétusté obligerait les pouvoirs publics à se reposer la question pour l'avenir?

 

Devant les difficultés de mettre en place une procédure de financement du renouvellement de ce parc informatique en collaboration avec les Régions, vous préconisez de prolonger la durée de vie des ordinateurs existants pour ces scrutins de 2009. D'après moi, ces machines sont obsolètes. Considérant la vétusté de ces ordinateurs, pensez-vous qu'on puisse nourrir des doutes quant à la fiabilité du système?

 

10.02  Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, on avance un peu le débat que j'ai demandé au Parlement. Toutefois, je vais déjà répondre à une série de questions.

 

Il est vrai que le consortium universitaire devait définir un nouveau système de vote électronique.

 

Dans le système proposé, l'électeur émet son vote sur un écran tactile.

 

La machine à voter lui délivre un bulletin papier reprenant le nom de la liste et, le cas échéant, le nom du candidat pour lequel il a exprimé un suffrage nominatif. Son vote est enregistré sur un code barre ou sur une puce électronique dont le bulletin est pourvu. Ce système me paraît présenter de nettes améliorations par rapport à celui en usage. Il est plus transparent et répond aux recommandations formulées par les organisations internationales, notamment par le Conseil de l'Europe.

 

Ce système permet donc un audit complet par l'électeur qui peut vérifier si la machine à voter a enregistré correctement son vote, par tout organisme de contrôle qui peut vérifier que ce qui est enregistré électroniquement correspond au vote inscrit sur le bulletin et par les autorités électorales qui en cas de contestation des résultats peuvent procéder à un recomptage manuel des bulletins de vote dans les bureaux concernés. En dépit de ces améliorations, il est toutefois indiqué de tenir un débat parlementaire sur le nouveau système proposé; cela me paraît évident. Ce débat aura lieu prochainement et peut être étendu aux parlements régionaux à l'initiative de leur gouvernement qui ont également reçu l'étude du consortium universitaire.

 

L'échéance des élections de 2009 se rapprochant à grands pas, il est nécessaire d'entamer la procédure visant au développement de ce nouveau système. Dans cette optique, le groupe technique "Autorités fédérales" a proposé le texte d'un nouvel accord de coopération à conclure avec les Régions qui prévoit la création d'un marché public conjoint en vue de la réalisation de ce nouveau système. L'étude de faisabilité à laquelle il devra être soumis prévoit de tester sa compatibilité avec les dispositions électorales en vigueur tant au niveau fédéral que régional et de déterminer son impact sur l'environnement.

 

Il importe de noter que les Régions seront parties prenantes dans ce marché dans la mesure où le nouveau système est appelé à être utilisé, non seulement lors des élections relevant de la compétence de l'autorité fédérale, mais également lors des élections dont l'organisation est confiée aux Régions par la loi.

 

J'envisage de présenter le nouveau système à la Chambre et au Sénat à la rentrée parlementaire d'octobre 2008 conjointement à l'étude de faisabilité qui l'accompagnera. Le Parlement pourra se prononcer à ce moment en toute connaissance de cause. Si à l'issue de ce débat parlementaire, l'autorité fédérale et les Régions approuvent le prototype du nouveau système proposé, celui-ci sera expérimenté pour la première fois lors des élections de juin 2009. S'il est décidé de maintenir la procédure de vote électronique, la durée de vie des systèmes en usage devra être prolongée de six mois pour qu'ils puissent être utilisés lors de ces élections.

 

D'après mon administration, cette mise à niveau sur le plan technique ne devrait pas se heurter à des obstacles insurmontables. Dans une telle hypothèse, les contrats conclus pour l'entretien de ces systèmes devront eux aussi être reconduits pour six mois car ils arrivent à expiration à la fin de l'année 2008. Le Conseil des ministres de vendredi dernier n'a pas approuvé ce contrat ou cette ouverture de marché.

 

10.03  Corinne De Permentier (MR): Monsieur le ministre, c'est un sujet sur lequel nos points de vue sont souvent proches. Il est indispensable qu'un débat en profondeur puisse avoir lieu dans ce parlement sur cette question qui suscite d'ailleurs de nombreuses polémiques depuis des années.

 

Je me réjouis que l'administration soit prête à se lancer, si le débat est favorable à la poursuite de ce nouveau système.

 

Comme vous, je suis favorable à la transparence. Depuis 2001, je réclame à cor et à cri le système du ticketing qui permet à l'électeur de vérifier son vote. Il est, selon moi, indispensable qu'en cas de faille du système, il puisse être procédé au comptage manuel des votes émis avec une présentation papier et non avec des puces électroniques qui peuvent parfois être manipulées.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de Mme Jacqueline Galant au ministre de l'Intérieur sur "l'affaire des domiciliations de Dinant" (n° 2412)

11 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de zaak van de fictieve domicilies in Dinant" (nr. 2412)

 

11.01  Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, en janvier dernier, la direction générale des pouvoir locaux laissait entendre que le bourgmestre de Dinant aurait pris "certaines libertés" avec le registre de la population de sa commune et aurait insisté pour qu'y soient enregistrées certaines domiciliations fictives.

 

Apparemment, le dossier, qui trouverait ses origines sous la législature communale précédente, contiendrait de nombreux courriers adressés par le bourgmestre de Dinant à la responsable du service Population dans lesquels l'homme politique aurait pris sur lui de domicilier des personnes dans sa commune malgré toute une série d'avis et de remarques émanant tant du service Population que des services de police chargés de vérifier les domiciliations.

 

La responsable du service Population se serait pliée aux vœux de son bourgmestre, mais aurait pris soin de barrer les missives en question de la mention "fictif".

 

Devant ces accusations, les services de la tutelle avaient alors suggéré au ministre Courard de réagir vigoureusement à ces soupçons et trois courriers signés par ce ministre avaient, on s'en souvient, marqué le début des investigations. L'un de ces courriers vous avait été adressé, monsieur le ministre, un autre au procureur du Roi de Dinant et le troisième au gouverneur de la province de Namur.

 

Monsieur le ministre, ma question est donc assez simple: où en est l'enquête sur ce dossier? Si elle est terminée, quelles conclusions a-t-elle livrées?

 

11.02  Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, l'enquête effectuée par mon service d'inspection a permis de constater qu'il n'y a pas de gros problème en ce qui concerne la gestion quotidienne des changements d'adresse par le service Population de Dinant. Quelques carences ont été relevées et signalées, mais il s'agit généralement de détails qui ne remettent pas en cause la qualité du travail effectué par un personnel réduit.

 

De l'avis général des interlocuteurs locaux, il ressort que la gestion des cas "à problèmes" s'est notablement améliorée depuis la première inspection et que les recours contre les refus d'inscription sont désormais soumis au collège communal, comme la loi le requiert.

 

Divers dossiers particuliers de 2006 et 2007 ont été présentés par le service Population. Ces dossiers concernent des demandes formulées directement par les citoyens auprès du bourgmestre en sa qualité d'officier de l'état civil pour des motifs d'urgence sociale. Dans ces cas, la procédure appliquée et les décisions prises manquent parfois de précision, mais ne contreviennent toutefois pas à l'esprit de la réglementation.

 

Une nouvelle fois, mon administration a attiré l'attention des autorités communales de Dinant sur le fait que la notion de "domiciliation provisoire" est inappropriée et susceptible de créer des difficultés ultérieures aux intéressés.

 

Outre les explications formulées par mon administration sur place, celle-ci a également proposé de tenir une réunion d'information avec les services concernés (service Population, police, CPAS, Logement) pour clarifier quelques points de la réglementation. Cette initiative a été accueillie favorablement par l'autorité communale. La réunion dont question aura lieu tout prochainement.

 

Comme il me l'a lui-même demandé, je transmettrai une copie du dossier complet relatif à la problématique à Dinant à mon collègue du gouvernement wallon des Affaires intérieures et de la Fonction publique, M. Philippe Courard. Celui-ci dispose en effet d'une plénitude de compétence en matière de tutelle sur les pouvoirs locaux.

 

11.03  Jacqueline Galant (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je suis heureuse d'entendre que l'issue est positive et que les accusations étaient finalement non fondées. La réunion d'information que vous venez d'évoquer est une belle initiative.

 

11.04  Patrick Dewael, ministre: Pour votre information, l'enquête a été classée sans suite.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van de heer Jan Jambon aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de gerechtelijke politiedienst in het militair milieu" (nr. 2435)

12 Question de M. Jan Jambon au ministre de l'Intérieur sur "le service de police judiciaire en milieu militaire" (n° 2435)

 

12.01  Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, een van de zes centrale directies bij de federale politie is de DJMM. Deze centrale is de gerechtelijke politiedienst in het militaire milieu en is belast met gespecialiseerde onderzoeksopdrachten bij de krijgsmachten De DJMM bestaat uit eenheden in Brussel, Luik en Gent.

 

Een paar jaar geleden besloot men de eenheid te Brussel onder te verdelen in een Nederlandstalige en een Franstalige sectie. In de Nederlandstalige sectie waren er aanvankelijk twee gerechtelijke commissarissen maar de laatste ging in de loop van de maand augustus 2007 op rust. In eerste instantie waren er geruchten dat er binnen de dienst hervormingen zouden komen. Ondertussen werd de leiding van de Nederlandstalige sectie aan een weliswaar drietalige maar van origine Franstalige gerechtelijke commissaris toevertrouwd. Dat is tot op heden het geval gebleven.

 

Ik vernam dat men begin maart 2008 zou starten met de evaluaties van mensen die voor DJMM werken. Blijkbaar zullen de leden van de Nederlandstalige sectie door de gerechtelijke commissaris Michel Momin worden geëvalueerd. Het betreft hier een van origine Franstalige commissaris.

 

Mijn vragen zijn dan ook de volgende, mijnheer de minister. Moeten Nederlandstalige personen, die voor de dienst DJMM werken, zich door een van origine Franstalige commissaris laten evalueren? Dit is toch een tamelijk gevoelige materie. Bestaan hiervoor geen voorschriften? Vindt u het normaal dat een van origine Franstalige commissaris de leiding heeft over een Nederlandstalige sectie? Kan dit niet worden gewijzigd? Hoe denkt u de huidige situatie op te lossen?

 

12.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, collega’s, DJMM is een tweetalige eenheid die onderzoeken doet ten voordele van alle arrondissementele parketten en ook van het federaal parket. De leiding van de Nederlandstalige sectie van de afdeling Brussel is momenteel in handen van een Franstalige officier die in het bezit is van een taalbrevet.

 

Bij ontstentenis van Nederlandstalige officieren in de Brusselse afdeling kreeg deze officieel tweetalige officier de opdracht om de evaluaties van drie personeelsleden van zijn Nederlandstalige sectie ter harte te nemen. De regelgeving betreffende evaluaties stelt dat de evaluator in tweetalige politie-eenheden bij voorkeur van dezelfde taalrol is als de geëvalueerde persoon. Bij ontstentenis wordt een tweetalige evaluator ingeschakeld, dat wil zeggen een personeelslid dat beschikt over een wettelijk taalbrevet. Dezelfde regels zijn van toepassing op de eindverantwoordelijke van de evaluatie.

 

Wat DJMM betreft, voldoen zowel de geciteerde evaluator als de eindverantwoordelijke van de evaluatie aan de wettelijke vereisten inzake tweetaligheid.

 

12.03  Jan Jambon (CD&V - N-VA): Ik dank de minister.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Question de M. Denis Ducarme au ministre de l'Intérieur sur "la visite de l'Inspection du département de l'Intérieur au service d'incendie à Thuin et les problèmes qui persisteraient au sein de ce service" (n° 2471)

13 Vraag van de heer Denis Ducarme aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het bezoek van de Inspectie van het departement Binnenlandse zaken aan de brandweer in Thuin en de aanhoudende problemen in die dienst" (nr. 2471)

 

13.01  Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, le mercredi 13 février, je vous demandais en cette même commission de bien vouloir prendre l'initiative de demander à votre département et à vos services d'inspection de se rendre à Thuin afin de se pencher sur la problématique d'une vidéo qualifiée d'érotique qui aurait été réalisée dans cette caserne par quatre pompiers durant leurs heures de travail.

 

Il était en effet difficile d'ignorer ces faits qui auraient été commis en décembre dernier et qui furent révélés par les médias francophones, néerlandophones et hollandais dès les premiers jours de ce mois de février. Vous n'aviez d'ailleurs pas attendu mon intervention à ce propos puisque vous m'informiez ce 13 février qu'en fonction de cette situation, vous aviez programmé la visite des services d'inspection dès le vendredi 15 février pour qu'ils se penchent, avec les autorités communales, sur cette question spécifique.

 

La question centrale dans ce dossier réside dans l'installation récente d'une école de cadets au sein de cette caserne de pompiers où des mineurs âgés de 15 à 18 ans apprennent le métier de pompier, les mercredis après-midi et les samedis matin.

 

Si une enquête de police est actuellement en cours à ce propos, il m'apparaissait, comme j'y faisais allusion dans mon intervention de la semaine dernière, que sans remettre en cause le principe de présomption d'innocence dans cette affaire, il était nécessaire que les autorités communales garantissent le principe de précaution aux parents des cadets et veillent à ce que les pompiers incriminés ne soient plus en contact avec les adolescents.

 

Pouvez-vous me dire si les services de l'inspection qui se sont rendus à Thuin ce vendredi 15 février ont pu plaider pour la mise en place du principe de précaution?

 

Des informations relatives au retrait volontaire de ces quatre pompiers du service d'incendie de Thuin avaient été communiquées. Vos services auraient veillé à clarifier cette question. Il apparaît aujourd'hui que ces informations étaient biaisées. Pouvez-vous me confirmer que ces quatre pompiers avaient continué à travailler au sein de cette caserne, en ce compris les mercredis après-midi et samedis matin?

 

Suivant plusieurs informations concordantes, il semblerait que le malaise dans ce service d'incendie ne s'arrête pas à cette seule problématique.

 

Pouvez-vous me confirmer que votre département se penche aujourd'hui sur plusieurs autres difficultés rencontrées par ce service incendie?

 

La rédaction d'un rapport sur ces difficultés est-elle prévue?

 

13.02  Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, cher collègue, à la suite du passage à Thuin de l'inspection des services d'incendie le 15 février, une note de service datée du 19 février a été signée par le bourgmestre. Le chef du service d'incendie précise que les sapeurs-pompiers ne seront pas présents à la caserne en même temps que les élèves de l'école des cadets.

 

Par ailleurs, la ville de Thuin procède actuellement à un audit externe de son service d'incendie. L'inspection des services d'incendie a participé à une réunion relative à cet audit ce vendredi 22 février. À cette occasion, les autorités communales ont fait part de leur intention de collaborer pleinement avec la direction générale de la sécurité civile dans le cadre du processus d'amélioration fonctionnelle de leurs services d'incendie. Comme il s'agit de soutenir les autorités communales dans ce processus, la direction générale n'établira pas de rapport systématique.

 

13.03  Denis Ducarme (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie d'avoir pris l'initiative d'envoyer l'inspection des services d'incendie à Thuin, afin de veiller, en tout cas, à ce que le principe de précaution y soit observé. Vous me confirmez que ce n'était pas le cas avant la visite et que ce n'est que postérieurement à celle-ci que les autorités communales ont pris cette initiative. Il est important de voir clair dans ce dossier et de constater que nous avions eu raison de nous y intéresser de près.

 

Il m'est revenu qu'un certain nombre de cadets passaient la nuit à la caserne des pompiers, ce qui ne me semble pas exactement correspondre au rôle d'une école des cadets.

 

Je voulais également m'assurer que l'inspection veillerait à ce que ce genre de processus, en fonction de la situation connue sur place, ne se répète pas. Je reviendrai peut-être avec une question plus précise en la matière.

 

En conclusion, il était important que l'inspection se rende à Thuin afin de veiller, à l'aune de la réforme des services d'incendie, que la caserne de Thuin puisse repartir du bon pied.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het motorpak van de politieagenten" (nr. 2478)

14 Question de M. Michel Doomst au ministre de l'Intérieur sur "l'uniforme des agents de la police motorisée" (n° 2478)

 

14.01  Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag is van vestimentaire aard. Ze betreft het motorpak van de politieagenten.

 

De commissaris-generaal heeft eind vorig jaar duidelijk gesteld dat zij voortaan alleen het nieuwe uniform van de eengemaakte politie mogen dragen. Sommige agenten, meer genoegzaam de zwaantjes genoemd, blijken echter nog steeds in het motorpak van de rijkswacht te rijden, hoewel die sinds 2001 niet meer bestaat.

 

Ik weet dat er met die uniformen altijd heel wat geweest is, om die zaken op te leveren, en dat er steeds in procedure nogal wat problemen zijn geweest. Nu wij toch zes jaar verder zijn, wat zijn de concrete oorzaken dat de procedure nog steeds loopt?

 

Op welke termijn denkt u dat die opgelost zijn?

 

Hoeveel bedrijven werden hiervoor reeds aangesproken?

 

14.02 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Doomst, ik wil er eerst op wijzen dat de nota van de commissaris-generaal die u citeert alleen maar betrekking heeft op de basisuitrusting, daarvan zijn alle stukken voorradig, en niet op de functie-uitrusting.

 

Het motorpak behoort tot de functie-uitrusting. De vertraging die is opgelopen is te wijten aan het feit dat de inschrijvers tijdens de vorige procedures er niet zijn in geslaagd een product te leveren dat voldoet aan de gestelde technische eisen.

 

Rekening houdend met de tijd nodig voor evaluatie, gunning, maatname, productie en oplevering meldt de federale politie mij de levering van de nieuwe motorpakken vanaf midden volgend jaar te verwachten.

 

Voor de lopende overheidsopdracht zijn er twee inschrijvers. Die opdracht is op dit ogenblik nog niet gegund.

 

Dat zijn de elementen die de fedpol mij heeft gegeven.

 

14.03  Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik hoop dat onze zwaantjes er op korte termijn warmpjes zullen inzitten.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

15 Question de Mme Jacqueline Galant au ministre de l'Intérieur sur "l'avant-projet de loi relatif aux pensions des pompiers professionnels et au régime de sécurité sociale des pompiers volontaires" (n° 2499)

15 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het voorontwerp van wet inzake het pensioen van de beroepsbrandweermannen en het socialezekerheidsstelsel van de vrijwillige brandweerlieden" (nr. 2499)

 

15.01  Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, j'ai pris connaissance de l'avant-projet de loi relatif aux pensions des pompiers professionnels et au régime de sécurité sociale des pompiers volontaires, soumis le 11 février dernier pour avis au comité de gestion à l'Office national de sécurité sociale des administrations provinciales et locales.

 

Cet avant-projet de loi porte sur la triple création:

 

1. d'un fonds des pensions pour le personnel statutaire des zones de secours;

2. d'une prime de reconnaissance pour les pompiers volontaires à la fin de leur carrière;

3. d'un régime de sécurité sociale pour les pompiers volontaires.

 

Il semble donc incontestablement lié à la réforme de la sécurité civile.

 

Je voudrais dès lors vous faire part de mon étonnement quant à l'existence de cet avant-projet de loi qui, s'il me semble pertinent quant aux intentions, me paraît prématuré dès lors que vont seulement débuter les travaux des groupes de travail censés faire rapport au comité de pilotage que vous avez chargé de la mise en œuvre de la réforme sur la sécurité civile.

 

Est-il inexact d'estimer que tous les aspects de la réforme, y compris la question des pensions des pompiers professionnels et celle de la sécurité sociale des pompiers volontaires, devraient être soumis à l'examen du comité de pilotage et des groupes de travail dont je viens d'évoquer les missions?

 

De la même manière, il semble aller de soi que les éléments ressortant de cet avant-projet font partie intégrante des coûts de la réforme de la sécurité civile et qu'il revient par conséquent à l'État fédéral de les financer dans le respect d'une neutralité financière pour les communes, faute de quoi le principe porté par l'article 67 de la loi du 15 mai 2007 relative à la sécurité civile ne serait pas respecté. Or avec seulement 300 millions d'euros de marge prévus au budget 2008 pour toutes les politiques nouvelles, comment le gouvernement compte-t-il mettre en place la réforme de la sécurité civile sans imposer de nouvelles dépenses aux communes? L'État fédéral pourra-t-il respecter son engagement d'assumer l'ensemble des surcoûts de la réforme?

 

15.02  Patrick Dewael, ministre: Monsieur le président, chère collègue, des contacts relatifs à la thématique des pensions et à certains aspects de la sécurité sociale du personnel des futures zones de secours ont effectivement eu lieu en 2007 et 2008 entre mes services et les services de l'Office national de sécurité sociale des administrations provinciales et locales.

 

Un document de travail a été établi sur cette base. Il ne s'agit toutefois que d'un document préparatoire établi dans le cadre d'une concertation interne entre les experts. Aucune décision politique ou stratégique n'a été prise dans ce dossier et rien ne s'oppose à ce que ce document soit injecté au sein des structures de travail que j'ai récemment mises en place afin d'assurer la mise en œuvre rapide de la réforme.

 

Bien qu'il semble prématuré de parler du contenu de ce document, je tiens à signaler que la mise en place d'un système tel que proposé devrait constituer une opération globalement neutre, tant pour les communes que pour l'Office national de sécurité sociale précité.

 

Par ailleurs, je rappelle que la réforme de la sécurité civile constitue une priorité pour le gouvernement et que la loi comprend des obligations claires. Cependant, la marge financière dégagée au sein du budget 2008 aura une importance relative. En effet, l'essentiel des efforts financiers à consentir pour l'exécution de la loi naîtra de la mise en œuvre concrète de la loi qui interviendra dans le courant de l'année 2009. Par conséquent, le budget permettant d'exécuter cette loi comme convenu sera discuté lors de l'élaboration du budget 2009.

 

15.03  Jacqueline Galant (MR): Je remercie le ministre pour sa réponse. Je suis rassurée qu'il s'agisse d'un document de travail et non d'un projet de loi comme cela avait été présenté. J'espère que vos dires se révèleront exacts et que l'opération sera neutre pour nos communes qui ont de plus en plus de mal à nouer les deux bouts.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: N'ayant aucune nouvelle de Mme Schryvers, sa question n° 2376 est reportée.

 

La réunion publique de commission est levée à 12.15 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.15 uur.