Commissie voor de Justitie

Commission de la Justice

 

van

 

dinsdag 26 februari 2008

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mardi 26 février 2008

 

Après-midi

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 15.36 uur en voorgezeten door mevrouw Mia De Schamphelaere.

La séance est ouverte à 15.36 heures et présidée par Mme Mia De Schamphelaere.

 

01 Questions jointes de

- M. Jean-Luc Crucke au ministre de la Justice sur "les bracelets électroniques" (n° 1929)

- Mme Sabien Lahaye-Battheu au ministre de la Justice sur "le système de la surveillance électronique" (n° 1996)

01 Samengevoegde vragen van

- de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Justitie over "de elektronische enkelband" (nr. 1929)

- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "het systeem van elektronisch toezicht" (nr. 1996)

 

01.01  Jean-Luc Crucke (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, je ne vais pas revenir sur ce qui a déjà été débattu au sein de notre commission à plusieurs reprises à propos du fonctionnement du bracelet électronique mais bien sur l'information relayée par "La Libre Belgique" et par "Knack" au début du mois de février selon laquelle les bracelets seraient inopérants la nuit en raison d'un manque de personnel durant les heures inhabituelles de travail. Cela signifie qu'il n'y aurait pas – j'emploie le conditionnel mais j'attends la réponse du ministre – de contrôle continu.

 

Monsieur le ministre, confirmez-vous cette information? Selon quels horaires fonctionnent ces bracelets électroniques?

 

Doit-on en déduire que la nuit, les chats sont gris? En d'autres termes, constaterait-on une efficacité précaire des bracelets électroniques la nuit et donc une liberté absolue? Une solution a-t-elle été envisagée pour résoudre ce problème?

 

01.02  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de minister, ik zal de problematiek niet herhalen en enkel een paar concrete vragen stellen in verband met het elektronisch toezicht.

 

Klopt het dat er niet langer ter plaatse wordt gegaan op de plaats waar de gedetineerde het huisarrest wil uitzitten om de plaats te controleren en met de eventuele huisgenoten te overleggen?

 

Hoeveel gevangenen onder elektronisch toezicht verdwenen er het voorbije jaar? Wie is er dan eigenlijk verantwoordelijk voor hun opsporing? Wat zijn de gevolgen voor een gevangene die de regels van het elektronisch toezicht overtreedt?

 

Klopt het dat er soms gewoon een nieuwe enkelband wordt gegeven aan zij die hem “verliezen”?

 

Wat met de achthonderd wachtenden op een enkelband? Worden zij opgevolgd? Zo ja, door wie?

 

Voor hoeveel personen is het materiaal dat nodig is voor elektronisch toezicht, beschikbaar?

 

01.03  Jo Vandeurzen, ministre: Madame la présidente, je commencerai par les questions de M. Crucke. Tout d'abord, le matériel de surveillance fonctionne 24 heures sur 24 et transmet de façon informatisée à l'ordinateur central des informations relatives aux personnes placées sous surveillance. Il est exact que le Centre national de surveillance électronique lui-même n'est pourvu de personnel que de 6 heures du matin à 22 heures. Si des incidents se produisent entre 22 heures et 6 heures, ils sont traités immédiatement à 6 heures du matin.

 

Le personnel travaille en trois équipes et le week-end, il y a un autre régime. Chaque jour, huit à dix personnes de chaque rôle linguistique sont chargées de gérer les alertes au monitoring. L'effectif du centre de monitoring du Centre national de surveillance électronique se compose théoriquement de 38 agents de niveau C, 19 dans chaque rôle linguistique mais le cadre est incomplet et des procédures de promotion interne et de mobilité sont en cours. Il faut y ajouter l'équipe mobile composée de 12 personnes et un staff de direction. Enfin, interviennent également les assistants de justice de l'ensemble des maisons de justice du pays qui ont vu la surveillance électronique ajoutée à leurs missions lors du passage de la surveillance électronique à la Direction générale "Maisons de justice" en septembre 2007.

 

Je ne partage pas votre avis selon lequel le système offre une liberté totale au condamné la nuit, étant donné que toute infraction est automatiquement traitée le lendemain matin. On en discute avec le justiciable et elle est immédiatement signalée à l'aide d'un rapport d'information à l'autorité mandante, laquelle décide s'il y a lieu de procéder à une arrestation provisoire. Les autorités mandantes, à savoir les directeurs des établissements pénitentiaires pour les peines de moins de trois ans et le ministère public près les tribunaux d'application des peines pour les peines de plus de trois ans, ne sont pas elles-mêmes joignables la nuit pour procéder immédiatement à une arrestation provisoire si besoin en était.

 

À l'heure actuelle et pour les raisons que je viens d'invoquer, je ne suis pas tenté par la possibilité de prévoir du personnel 24 heures sur 24 au CNSE mais ma cellule stratégique travaille à l'élaboration d'une nouvelle circulaire ministérielle qui contiendrait des directives pour un fonctionnement plus efficace de la surveillance électronique et la poursuite de l'amélioration des procédures. La réglementation va être adaptée très prochainement en ce sens afin de garantir une réaction plus efficace quand un problème est constaté par le service. Les différents acteurs (police, parquets ou CNSE) devront améliorer leur collaboration afin d'augmenter la vitesse de réaction.

 

Wat de eerste vraag van mevrouw Lahaye betreft, indien de directeur van de gevangenis voor straffen minder dan drie jaar een maatschappelijke enquête vraagt, dan gaat de justitieassistent ter plaatse. Die maatschappelijke enquête wordt in het grootste gedeelte van de gevallen aangevraagd. Voor straffen van meer dan drie jaar voorzag de wetgeving niet in de mogelijkheid maatschappelijke enquêtes in het thuismilieu uit te laten voeren. Het klopt dat er in de huidige regelgeving geen schriftelijk akkoord van de meerderjarige huisgenoten wordt gevraagd.

 

Hoeveel gevangenen zijn er in de jongste periode verdwenen? Wij mochten cijfers ontvangen van de administratie waaruit blijkt dat het gaat om een veertigtal personen, die ondertussen weer zijn opgesloten, en vijf die nog niet zijn opgesloten. De seiningen werden via het parket aan de politie doorgegeven.

 

Wat de derde vraag betreft, bij overtredingen bezorgt de justitieassistent een meldingsverslag aan de opdrachtgever. Dat kan de directeur van de gevangenis zijn, voor straffen van minder drie jaar, of aan de strafuitvoeringsrechtbank, die daar al dan niet een beslissing in neemt. Ik ken de specifiek aangehaalde situatie niet, maar zo’n beslissing dient steeds aan de opdrachtgever te worden voorgelegd, die desgevallend een beslissing neemt en al dan niet overgaat tot een voorlopige aanhouding.

 

Wat de aantallen betreft, er moet een onderscheid worden gemaakt in de massa’s strafonderbrekingen, met name zij die in afwachting zijn van een maatschappelijke enquête, zij die in afwachting zijn van een plaats onder ET en zij die in afwachting van een heropsluiting na een negatieve beslissing inzake ET of zij die onbereikbaar zijn tijdens de procedure. Van een effectieve begeleiding is pas sprake als de betrokkene onder ET is geplaatst en niet vóór de strafuitvoering is gestart. Er zijn wel tussenkomsten naar aanleiding van de utivoering van een maatschappelijke enquête, maar dat is geen begeleiding in de strikte zin van het woord, aangezien er op dat moment nog geen mandaat is voor die begeleiding.

 

Momenteel is het toezichtsmateriaal berekend op een 600-tal veroordeelden met daarnaast een aantal om in vervanging te kunnen voorzien bij technische problemen. Er zal inderdaad bijkomend materiaal worden bijbesteld als het aantal ET’ers op dagbasis stijgt.

 

01.04  Jean-Luc Crucke (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Vous avez confirmé les faits tels que la presse les avait relatés. Donc la surveillance, si elle est continue, n'est en tout cas pas immédiate à certaines heures.

 

J'attendrai donc la circulaire pour voir dans quelle mesure la vitesse de réaction pourra augmenter. Il ne serait peut-être pas inutile d'avoir un service minimal la nuit, ne fût-ce que pour les cas où une réaction immédiate serait nécessaire. Votre future circulaire permettra sans doute d'y voir plus clair.

 

01.05  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Nog in verband met die eerste vraag, heb ik uw antwoord goed begrepen, mijnheer de minister, dat voor veroordeelden met een straf van minder dan drie jaar een maatschappelijke enquête wordt uitgevoerd als ze wordt aangevraagd, terwijl voor veroordeelden met een straf van meer dan drie jaar, niet in een maatschappelijke enquête is voorzien? Dat lijkt mij tegenstrijdig.

 

U zegt dat er zal worden gewerkt aan een ministeriële omzendbrief. Dan zou ik vragen om zeker dat probleem te regelen, want het klopt niet dat degenen die tot mindere straffen worden veroordeeld, blijkbaar beter worden voorbereid op elektronisch toezicht dan anderen. Ongetwijfeld moet dat punt worden meegenomen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "de implementatie van de cel hulp aan slachtoffers bij een ramp" (nr. 2211)

02 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au ministre de la Justice sur "la mise en place de la cellule d'aide aux victimes de catastrophes" (n° 2211)

 

02.01  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb een korte vraag. De ramp in Ghislenghien van 30 juli 2004 heeft ons geleerd dat er in ons land nood was aan een uniek aanspreekpunt in geval van grote rampen.

 

Ik heb de vorige minister van Justitie een aantal keren ondervraagd in verband met haar voorbereidingen om een dergelijk blijvend aanspreekpunt te organiseren. Er werd beslist om in de diensten van de voorzitter van de FOD Justitie zelf een cel op te richten met de benaming “Hulp aan slachtoffers bij een ramp”. In maart 2007 kondigde uw voorgangster aan dat deze cel – en ik citeer – “binnenkort haar werkzaamheden zou aanvatten”. Na een eerste periode van drie maanden, zou er dan een evaluatie volgen.

 

We zijn intussen een jaar later. Ik had u graag gevraagd wat de stand van zaken is met betrekking tot de oprichting en implementatie van de cel Slachtofferzorg Rampen.

 

02.02 Minister Jo Vandeurzen: Zoals bekend ontbrak er tot op heden een doeltreffende antwoordstructuur voor rampen. Er wordt al te veel ad hoc gereageerd en men stelde een versnipperde werking vast van de diensten die te veel naast elkaar werken. Er ontbreekt, met andere woorden, een coördinerend geheel.

 

Na de ramp in Gellingen werd binnen Justitie een proefproject opgestart om tegemoet te komen aan verwachtingen van vele slachtoffers op het vlak van communicatie, ondersteuning en begeleiding. Er werden toen specifieke maatregelen genomen en een open en transparant communicatiebeleid gevoerd, zowel door de magistratuur als door de hieraan verbonden ambtenaren. Na het ontbinden van deze coördinatiecel voor de slachtoffers van Gellingen werd geopteerd voor de oprichting van een nieuwe structuur, ingebouwd binnen de FOD Justitie, die rekening hield met de aanbevelingen van het proefproject. Ondertussen werden ook de ervaringen opgedaan binnen het Franse systeem, met name bij de coördinatiecel voor collectieve ongelukken en aanslagen, en tevens bij het crisiscentrum van de regering. De bedoeling van deze laatste stage was om na te gaan hoe de overgang van crisisfase naar nafase als scharniermoment zo doeltreffend mogelijk kan worden georganiseerd, in samenwerking met de diverse overheidsdiensten en andere partners. De nieuwe structuur zal hiertoe een bijdrage leveren omdat het begin van de nafase vaak tekenend is voor het verdere verloop ervan. De cel zal hier ook een belangrijke coördinerende rol vervullen, aangezien de taak van Justitie in het kader van het beheer van dossiers in de tijd zeer omvattend is. Het oprichten van deze bijstandscel voor slachtoffers van rampen wordt in een project behandeld dat diverse aspecten behelst. Daarvoor wordt een projectgroep opgericht. Hiervoor wordt beroep gedaan op methodologische ondersteuning van de dienst PMO. De missie, organisatiedoelstellingen en kernprocessen werden beschreven. De verdere ontwikkeling van de cel impliceert nog verdere diverse projecten. De cel zal, onder meer, een methodologische gids opstellen om de bevoegdheden van eenieder te verduidelijken, die bestemd is voor alle betrokken actoren binnen Justitie. Ook zal de cel de crisiscommunicatie verder uitbouwen, interne en externe partnerschappen opzetten en netwerken oprichten en onderhouden. De oprichting van deze nieuwe dienst zal eveneens een belangrijke aanzet zijn naar een geïntegreerd crisisbeheer en naar een meer globale visie inzake crisisbeheer in de ruime zin binnen de FOD Justitie.

 

02.03  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de minister, als ik u goed begrijp, moet de cel nog beginnen werken? U zegt onder meer dat de cel een methodologische gids zal opstellen. Hebt u enig idee wanneer de cel van start zal kunnen gaan? Vorig jaar werd mij gezegd dat dit binnenkort zou gebeuren en dat de werkzaamheden zouden worden aangevat. Ik stel echter vast dat er nog geen echte officiële opstart is van die cel. Hebt u daar zicht op?

 

02.04 Minister Jo Vandeurzen: Neen.

 

02.05  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Nog niet? Dan zal ik dat verder opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de minister van Justitie over "het aantal toegewezen zaken aan het advocatenkantoor Uyttendaele, Gérard et associés" (nr. 2290)

03 Question de M. Francis Van den Eynde au ministre de la Justice sur "le nombre d'affaires confiées au bureau d'avocats Uyttendaele, Gérard et associés" (n° 2290)

 

03.01  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, uw voorgangster is getrouwd met een advocaat, de heer Uyttendaele. Hij is én advocaat én professor Grondwettelijk Recht aan de ULB. Hij verdient dus ongetwijfeld behoorlijk zijn brood. Zijn beste pecuniaire bezigheid is echter dat hij met de minister van Justitie het echtelijk bed deelde. Tijdens de vorige regering hield ik mij onledig met het stellen van een aantal parlementaire vragen aan de ministers van de paarse regering. Het bleek dat de echtgenoot van de minister van Justitie een enorm sterk en groot cliënteel bij de federale diensten en de federale administratie had opgebouwd. Hij had dat ook bij de Waalse, regionale administratie en bij een behoorlijk aantal Waalse, socialistische gemeenten gedaan. Dat gaat ons in dit geval echter niet aan. Wij zitten hier immers in het federale Parlement.

 

Hij had zijn advocatenkantoor dermate goed uitgebouwd dat het als het ware een zegen voor de werkgelegenheid in het zuiden van het land was geworden. In het begin van het verhaal waren er immers vier advocaten aan het kantoor verbonden. In juni 2007, toen de paarse regering werd weggestemd, waren er naar verluidt vijfentwintig advocaten aan het kantoor verbonden. De man heeft dus een heel sociale opdracht vervuld door zoveel mensen te werk te stellen.

 

Zijn ijver ter zake blijft duren. Wij mochten onlangs vernemen dat hij in samenwerking met een aantal PS-leden – dat zal wel toeval zijn – een heel strategisch plan had opgesteld om het personeel van zijn advocatenkantoor de kans te geven hun boterham behoorlijk te blijven verdienen.

 

Mijnheer de minister van Justitie, ik wilde nu wel eens weten in welke mate bedoeld strategisch plan al in vervulling is gegaan. Ik ben dus begonnen met het stellen van een reeks vragen, niet alleen aan u – in dat geval zou ik u viseren, wat ik niet zou durven –, maar aan alle ministers en staatssecretarissen. Het doel is te vernemen of zij ondertussen al opnieuw op het bewuste kantoor een beroep hebben gedaan. Ik wil ook weten hoe vaak dat is gebeurd en hoeveel zij al aan ereloonbedragen hebben betaald. Ik wil ook vernemen of zij – dat kan immers ook het geval zijn – dossiers van hun voorganger hebben geërfd die op het ogenblik van de regeringswissel nog niet waren afgehandeld en ook in handen zijn van het betrokken kantoor. Zo mogelijk wil ik ook weten hoeveel in dergelijke gevallen aan erelonen wordt ingeschreven.

 

Daarom kom ik hier vannamiddag toevallig bij u omtrent bedoelde kwestie aankloppen. Ik herhaal echter dat ik de vraag aan iedereen zal stellen.

 

03.02 Minister Jo Vandeurzen: Mevrouw de voorzitter, ik kan moeilijk een overzicht geven hoeveel zaken er nog hangende zijn.

 

Ik kan u wel zeggen dat het gaat over 118 zaken voor het arbitragehof sinds 2003, over 20 zaken voor de Raad van State en 2 voor andere.

 

Op dit ogenblik zijn er door mij geen dossiers aan het betrokken kantoor toegewezen.

 

03.03  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, bedragen van erelonen kunt u niet geven? Uw voorgangster heeft mij die wel gegeven. Ze heeft mij die zelfs, toen ik het haar vroeg, met de glimlach gegeven, wat toch ook mooi is.

 

03.04 Minister Jo Vandeurzen: Ik zal u dat overhandigen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- de heer Hendrik Bogaert aan de minister van Justitie over "het aantal onbetaalde facturen in 2007" (nr. 2177)

- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "de laattijdige betaling van facturen door Justitie" (nr. 2210)

04 Questions jointes de

- M. Hendrik Bogaert au ministre de la Justice sur "le nombre de factures impayées en 2007" (n° 2177)

- Mme Sabien Lahaye-Battheu au ministre de la Justice sur "le paiement tardif de factures par le département de la Justice" (n° 2210)

 

De voorzitter: De heer Bogaert is niet aanwezig en ik geef meteen het woord aan mevrouw Lahaye-Battheu.

 

04.01  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijn vraag werd twee weken geleden ingediend en al gedeeltelijk achterhaald.

 

Ik zal mij beperken tot het volgende, mijnheer de minister. U hebt in deze commissie gezegd dat er bij Justitie ongeveer 4.000 openstaande facturen zijn, voor een bedrag van 7,3 miljoen euro. Rekening houdend met de begroting die intussen is afgerond, zou ik graag van u willen weten of intussen in kredieten voor de betaling van de achterstallige facturen is voorzien? Tegen wanneer zult u de betalingsachterstand hebben ingehaald?

 

04.02 Minister Jo Vandeurzen: Het is inderdaad zo dat elk departement wordt verondersteld een inventaris van onbetaalde facturen bij te houden. Dit maakt deel uit van de boekhouding van het departement. Cijfers hieromtrent maken deel uit van een definitief afgesloten boekhouding.

 

U vraagt in feite naar de jaarafsluiting. Het is voorbarig om daar definitieve cijfers op te plakken zolang er geen definitieve rekening is opgesteld. Gelet bovendien op het specifieke probleem van de achterstallige facturen binnen het departement Justitie kan ik in de huidige omstandigheden niet certificeren dat de cijfers die mij werden voorgelegd de definitieve cijfers zijn.

 

Dit alles neemt evenwel niet weg dat mijn diensten mij het bedrag hebben bevestigd dat ik hier vorige week al heb meegegeven. De FOD Justitie heeft in het voorbije jaar 224.049 facturen verwerkt. Hiervan werden er in 2007 3.973 ontvangen, ten belope van 7.375.000 euro, waarvan de betaling is opgestart in 2008.

 

04.03  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Ik dank de minister voor zijn antwoord en ik heb geen repliek.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Jef Van den Bergh aan de minister van Justitie over "het inzetten van Mosquito's in België" (nr. 2311)

05 Question de M. Jef Van den Bergh au ministre de la Justice sur "le recours aux Mosquito en Belgique" (n° 2311)

 

05.01  Jef Van den Bergh (CD&V - N-VA): Mevrouw de voorzitter, ik zal misschien eerst beginnen met toelichting bij het toestel. De Mosquito is een toestel, een soort muziekbox, die wordt opgehangen in de straat, aan winkelcentra en dergelijke meer. Het toestel maakt een zoemend geluid aan een zeer hoge ultrasone frequentie, blijkbaar alleen hoorbaar voor jongeren jonger dan 25 jaar. Ik kan er helaas niet meer over meespreken.

 

In Nederland en in Groot-Brittannië worden dergelijke toestellen al ingezet om zogenaamde hangjongeren te verdrijven van de plaats waar zij meermaals rondhangen. In Nederland zou het gaan om een aantal tientallen van dergelijke toestellen, in Groot-Brittannië is er als sprake van een aantal honderden van de toestellen. Het geluid dat de toestellen maken, zou na korte tijd dermate ondraaglijk worden dat jongeren er gewoon van gaan lopen en zich niet langer kunnen ophouden op de plaats waar zij zich bevinden.

 

Het zijn zowel gemeentebesturen, politiediensten, handelaars als particulieren die in de genoemde landen Mosquito’s aanschaffen. Naar verluidt zouden er ook in België twee van dergelijke apparaten zijn verkocht en ik denk dat wij dergelijke beestachtige manieren – om maar eens dergelijke woord te gebruiken – om jongeren te verdrijven te allen prijze moeten vermijden, hoe problematisch de situatie van bepaalde groepen jongeren op bepaalde plaatsen ook kan zijn.

 

Vandaar mijn vragen, wat is uw mening omtrent het gebruik van dergelijke Mosquito’s om de problematiek van hangjongeren aan te pakken?

 

Kan het worden beschouwd als een onmenselijke behandeling en/of inbreuk van onze grondwettelijke rechten en vrijheden? Of bent u van mening dat er een specifiek wetsvoorstel of een wetsontwerp zou moeten komen om de Mosquito’s te verbieden?

 

05.02 Minister Jo Vandeurzen: Ik heb ook het bericht gelezen in de krant dat er in Nederland en Groot-Brittannië toestellen die een zeer hoge ultrasone frequentie halen, worden gebruikt om hangjongeren te verdrijven op bepaalde plaatsen. Ik heb evenwel mijn bedenkingen bij het gebruik van die apparaten. Ik vraag mij af of er geen andere middelen zijn om het probleem van hangjongeren aan te pakken, onder meer gerichte politiecontroles en de uitbouw van buurtwerk, waarbij buurtwerkers met jongeren gaan spreken over de last die zij veroorzaken.

 

Het gebruik van de toestellen is, mijns inziens, niet te beschouwen als een onmenselijke behandeling en/of een inbreuk op de grondwettelijke rechten en vrijheden. Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is het overschrijden van een minimumpijndrempel vereist om te besluiten dat het om een onmenselijke behandeling gaat. Er moet, met andere woorden, sprake zijn van een ernstige vorm van lijden. Het is onduidelijk in welke mate het gebruik van de toestellen schadelijk is voor het gehoor, dan wel of het gewoon storend is, en of er sprake is van het veroorzaken van pijn.

 

Indien het toestel schadelijk is voor het gehoor, vraag ik mij af in welke mate het toestel op de markt kan worden gebracht, aangezien het schadelijk en mogelijks niet-gereglementeerd in het gebruik is. Het komt dan ook aan mijn collega van Consumentenzaken toe om te oordelen of de toestellen wel op de markt mogen worden gebracht en of ervan gebruik mag worden gemaakt.

 

05.03  Jef Van den Bergh (CD&V - N-VA): Ik dank de minister voor zijn antwoord uiteraard.

 

Ik noteer dat het onduidelijk is of de toestellen al dan niet schadelijk zijn. Ik denk dat het voorzorgsprincipe er ons toe zou moeten aanzetten om de toestellen effectief te verbieden, tenzij onderzoek aantoont dat ze niet schadelijk zijn.

 

Strikt genomen betekent het volgens u tot nader order juridisch gezien geen onmenselijke behandeling. Strikt juridisch hebt u misschien gelijk, maar de manier waarop de toestellen worden gebruikt voor die jongeren, vind ik op zijn minst een onmenselijke behandeling. De problematiek kan op vele andere manieren worden aangepakt.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de M. Jean-Luc Crucke au ministre de la Justice sur "le vol à la cathédrale de Tournai" (n° 2327)

06 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Justitie over "de diefstal in de kathedraal van Doornik" (nr. 2327)

 

06.01  Jean-Luc Crucke (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, comme vous le savez vraisemblablement, le 18 février dernier, treize pièces de valeur inestimable ont été dérobées dans la cathédrale de Tournai. Ce fut un vol avec violence qui, en soi, ne fut pas banal.

 

Outre l'effet d'ordre sentimental que ce vol a suscité auprès de la population tournaisienne, il y a la perte d'un trésor du patrimoine belge, à savoir une croix byzantine.

 

Suivant les informations que j'ai pu recueillir dans la presse, le cas de Tournai ne serait pas unique. Les experts parlent de la Belgique comme d'une plaque tournante du trafic d'œuvres d'art volées.

 

Monsieur le ministre, mes questions sont les suivantes.

 

- Cette fâcheuse réputation est-elle surfaite ou correspond-elle à une triste réalité?

- La justice connaît-elle une recrudescence importante d'affaires liées au vol d'œuvres d'art en Belgique?

- L'absence de loi belge sur le recel d'œuvres d'art volées ne contribue-t-elle pas à ce phénomène? En France, par exemple, il existe une traçabilité des œuvres d'art. Celles-ci sont répertoriées dans ce que l'on appelle un livre de police qui permet de les identifier.

- Par ailleurs, la non-signature par la Belgique de la Convention de l'Unesco en la matière peut-elle expliquer ce phénomène?

 

Il semblerait qu'en la matière, en l'absence de contrôle et de traçabilité, l'argent au noir ait pignon sur rue puisque 80% des transactions en matière d'œuvres d'art se feraient de la main à la main, ce qui contribuerait à faire de la Belgique une plaque tournante en matière d'œuvres d'art.

 

06.02  Jo Vandeurzen, ministre: Madame la présidente, je ne partage pas l'analyse selon laquelle il y aurait un lien entre la prétendue absence de réglementation et le vol d'œuvres d'art en Belgique. Des instruments existent bel et bien pour lutter contre ce phénomène.

 

Notre Code pénal ne contient effectivement pas de dispositions spécifiques à ce sujet, mais cela ne signifie pas que le trafic international d'œuvres d'art volées ne fait l'objet d'aucune attention ni qu'aucune mesure ne peut être prise contre le vol d'œuvres d'art.

 

Les compétences en matière de réglementation de ce domaine sont réparties entre les Régions, les Communautés et l'État fédéral. La Communauté flamande et la Communauté française ont déjà promulgué des décrets visant à mieux protéger le patrimoine artistique de notre pays.

 

Deux importantes conventions internationales relatives au vol de patrimoine artistique ne sont pas encore entrées en vigueur en Belgique. Je m'en explique brièvement. La non-ratification à ce jour de la convention de l'UNESCO de 1970 par la Belgique tient au fait qu'il s'agit d'une compétence mixte, ce qui implique l'approbation de tous les parlements régionaux et communautaires ainsi que des deux chambres fédérales. Il manque encore uniquement la ratification par le législateur flamand. Le projet de décret a été approuvé mais n'a pas encore été sanctionné.

 

La convention UNIDROIT de 1995 n'a été ni approuvée ni ratifiée par la Belgique car en 1993, une directive européenne avait été promulguée en la matière. Cette directive a été transposée en droit belge en 1996. Elle contient une réglementation pour la restitution d'objets volés. Le service du droit civil patrimonial du SPF Justice a été désigné comme autorité chargée de l'exécution de cette réglementation et peut intervenir si l'œuvre d'art est retrouvée chez une personne autre que le voleur initial. La directive est applicable à toute œuvre identifiée par les États comme oeuvre d'art nationale.

 

Le trafic illicite de biens culturels figure également sur la liste d'infractions auxquelles le mandat d'arrêt européen est applicable. Cette matière est réglée par la loi relative au mandat d'arrêt européen du 19 décembre 2003.

 

06.03  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je ne partage pas votre point de vue quant au recel. En France, lorsqu'on est condamné pour le vol d'une œuvre, la condamnation est proportionnelle à sa valeur. En d'autres termes, si vous volez quelque chose qui vaut 50 euros, vous risquez 50 euros. S'il s'agit de 500.000 euros, vous savez que vous prenez beaucoup plus de risques. Il y a donc là une dissuasion importante.

 

Monsieur le ministre, nous devrons un jour légiférer, et je vais y réfléchir, sur le rôle des antiquaires. Nous savons qu'au Sablon, pas loin d'ici, il est plus difficile d'acheter de manière transparente que de manière opaque. Tant qu'il n'y aura pas une traçabilité complète des œuvres d'art dans ce pays, nous continuerons à en recevoir beaucoup de l'extérieur et à en perdre beaucoup chez nous.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Questions jointes de

- M. Jean-Luc Crucke au ministre de l'Intérieur sur "les panneaux smog" (n° 2328)

- M. Peter Logghe au ministre de la Justice sur "les amendes illégales pour non-respect des panneaux smog" (n° 2342)

07 Samengevoegde vragen van

- de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de smogverkeersborden" (nr. 2328)

- de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de onwettige 'smogboetes'" (nr. 2342)

 

07.01  Jean-Luc Crucke (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, les pics de pollution qu'a connus récemment le pays ont amené les autorités à prendre des mesures préventives et répressives. C'est ainsi qu'on a vu fleurir le long de l'autoroute des panneaux intitulés "smog" (inscription blanche sur fond bleu).

 

Un magistrat nous indique que ces panneaux n'ont pas de valeur légale car ils ne correspondent pas aux panneaux légaux. Qu'en est-il réellement? Ces panneaux sont-ils réglementaires? S'ils ne le sont pas, faut-il en déduire que ceux qui ont été flashés ou verbalisés l'auraient été illégalement et qu'il faudrait alors restituer les amendes perçues?

 

07.02  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, collega Crucke heeft natuurlijk het wezenlijke deel van de vraag al gesteld. Wat is er met de uitspraak van de rechter die meent dat het gaat om onwettige boetes omwille van het feit dat het verkeersbord met betrekking tot het delict niet in de verkeerswet te vinden zou zijn? Ik wil in elk geval nog even herhalen dat het om het smogalarm gaat. Vooral op de Vlaamse wegen heeft men snelheidsbeperkingen ingevoerd. Ook vorig jaar werd die maatregel afgekondigd. Naar aanleiding van die maatregel zijn vorig jaar drieduizend automobilisten geflitst. Een politierechter heeft intussen die uitspraak gedaan.

 

Ik kom dan bij mijn concrete vragen. Vorige jaar werden er drieduizend automobilisten geflitst. Zijn die boetes al geïnd? Zijn er problemen geweest inzake de invordering van die boetes of moet ze nog beginnen?

 

Ten tweede, wat denkt de minister over de stelling van de politierechter? Daarmee kom ik eigenlijk bij de vraag van de heer Crucke. De politierechter meent immers dat de smogboetes onwettelijk zijn. Neemt de minister maatregelen ten aanzien van die politierechter of wordt er samen gehandeld met het parket? Wordt er met Justitie gecommuniceerd om deze bijna georganiseerde rechtsonzekerheid te beëindigen?

 

Hoeveel bestuurders werden er dit jaar naar aanleiding van het smogalarm geflitst? Zijn de boetes al naar de burgers verstuurd? Mijnheer de minister, verwacht u problemen inzake de inning door de communicatie van die politierechter?

 

07.03 Minister Jo Vandeurzen: Er is de voorbije dagen inderdaad heel wat te doen geweest omtrent de tijdelijke snelheidsbeperkingen die werden opgelegd op enkele autosnelwegen teneinde de luchtvervuiling door voertuigen wat in te perken. In het bijzonder werd enige commotie veroorzaakt door de uitspraken van een magistraat, dat de aanduidingen van de snelheidsbeperking niet reglementair zouden zijn. Ik kan u echter geruststellen. De opgelegde snelheidsbeperkingen met gebruikmaking van een onderbord met het opschrift “smog” waren wel degelijk reglementair.

 

Les limitations de vitesse ont été imposées au moyen d'un panneau de signalisation C43 qui impose une vitesse maximale de 90 kilomètres par heure. Aux termes de l'article 65.2 du Code de la route, la signification d'un signal routier peut être complétée, précisée ou limitée par une inscription ou un symbole en blanc figurant sur un panneau additionnel rectangulaire à fond bleu, fixé en dessous du signal. En l'occurrence, les signaux routiers ont été complétés par un panneau portant le texte "smog" afin d'indiquer que la limitation de vitesse était instaurée dans le cadre de la lutte contre la pollution atmosphérique.

 

Un panneau additionnel à une limitation de vitesse indique la raison pour laquelle la vitesse maximale est inférieure à la vitesse normalement autorisée. C'est par exemple très fréquent en cas de travaux de voirie où le panneau additionnel porte alors la mention "werken" ou "travaux".

 

Le panneau additionnel "smog" n'implique en aucun cas une restriction. L'article 68.3 du Code de la route énumère les panneaux additionnels pouvant compléter les divers signaux d'interdiction en précisant à chaque fois leur portée. À défaut de spécification à ce sujet, il s'agit donc d'un simple complément sans restriction ni précision. Les excès de vitesse constatés sont dès lors valides, pour autant que les autres prescriptions en la matière aient été respectées. Les contrevenants devront dès lors payer le montant de la transaction proposée.

 

Er waren, voor zover ons bekend, in 2007 evenmin ernstige betwistingen omtrent de rechtsgeldigheid van de geldboetes. De rechtzekerheid en de rechtgelijkheid tussen de burgers wordt dan ook niet ondergraven, zoals u suggereert.

 

De heer Logghe vraagt ook hoeveel automobilisten er in 2008 tijdens het smogalarm werden geflitst. Mijnheer Logghe, ik kan u op dit ogenblik geen gegevens meedelen. U weet dat het smogalarm slechts enkele dagen geleden werd ingetrokken. Het is zodoende nog iets te vroeg om in dat verband al exacte cijfers te geven.

 

07.04  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse, qui a le mérite d'être claire!

 

07.05  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, wanneer zullen de gegevens over het smogalarm en over de geflitste automobilisten dit jaar worden bekendgemaakt?

 

07.06 Minister Jo Vandeurzen: Dat kan ik zo niet zeggen. Dat moet ik navragen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Flor Van Noppen aan de minister van Justitie over "het statuut van het slachtoffer in de wet van 17 mei 2006 op de strafuitvoering" (nr. 2338)

08 Question de M. Flor Van Noppen au ministre de la Justice sur "le statut de la victime dans la loi du 17 mai 2006 sur l'application des peines" (n° 2338)

 

08.01  Flor Van Noppen (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, de wet van 17 mei 2006 op de strafuitvoering bepaalt dat de slachtoffers kunnen worden gehoord of geïnformeerd inzake het toekennen van strafuitvoeringsmodaliteiten. Categorieën van slachtoffers die hiervoor in aanmerking komen volgens artikel 2 zijn slachtoffers die zich burgerlijke partij gesteld hebben op het proces, minderjarigen, verlengd minderjarigen of onbekwamen, personen die zich geen burgerlijke partij hebben kunnen stellen door materiële onmogelijkheid of kwetsbaarheid. Beide laatste categorieën moeten een direct en legitiem belang aantonen voor ze als slachtoffer inspraak kunnen hebben in het toekennen van de strafuitvoeringsmodaliteiten.

 

Nu de wet op de strafuitvoering op 1 februari 2007 in werking is getreden, had ik graag een aantal vragen gesteld. Er bereiken mij berichten dat het opstarten van het aantal dossiers waarin de slachtoffers worden geïnformeerd of gehoord bij het toekennen van de strafuitvoeringsmodaliteiten soms zeer beperkt is in tegenstelling met voor de inwerkingtreding van de wet. Kunt u dit bevestigen? Concreet, hoeveel verzoeken om te worden geïnformeerd of gehoord werden er tot nu toe overeenkomstig artikel 3 van de wet op de strafuitvoering gericht aan de strafuitvoeringsrechter, zowel in absolute cijfers als opgesplitst per strafuitvoeringsrechtbank? In hoeveel gevallen werd een direct en legitiem belang toegekend en in hoeveel gevallen niet, zowel in absolute cijfers als opgesplitst per strafuitvoeringsrechtbank?

 

Ten tweede, hoeveel dossiers van slachtoffers die het recht hebben gehoord of geïnformeerd te worden in het kader van het toekennen van strafuitvoeringsmodaliteiten werden er opgestart of geopend in januari 2007 en in de jaren 2006, 2005, 2004 en 2003? Kunt u het totaal aantal per jaar geven evenals de cijfers uitgesplitst per dienst slachtofferonthaal? Is er na de inwerkingtreding van de wet en vergeleken met de periode vóór de inwerkingtreding van de wet sprake van een daling van het aantal slachtoffers dat hierbij wordt betrokken?

 

Ten derde, indien er een duidelijke daling is, vindt u het criterium van een direct en legitiem belang dan niet te eng?

 

Ten vierde, elke strafuitvoeringsrechtbank geeft haar eigen invulling aan het criterium direct en legitiem belang. Verschillende strafuitvoeringsrechtbanken hanteren verschillende criteria in het uitleggen van direct en legitiem belang. Dit betekent dat een slachtoffer geluk moet hebben bij het versturen van zijn verzoek te worden om gehoord of geïnformeerd. Een strafuitvoeringsrechter in Brussel behandelt eenzelfde verzoek immers niet noodzakelijk op dezelfde manier als een strafuitvoeringsrechter in Antwerpen. Gaat u ermee akkoord dat dit willekeur en rechtsongelijkheid met zich meebrengt? Dit is des te erger bij verzoeken van twee slachtoffers met dezelfde hoedanigheid in hetzelfde dossier waar het ene slachtoffer wel wordt toegelaten volgens de criteria gehanteerd door de ene strafuitvoeringsrechtbank en het andere slachtoffer niet omdat het niet voldoet aan de criteria van de andere strafuitvoeringsrechtbank.

 

Bent u van plan hierover instructies te verspreiden om zulke rechtsongelijkheid te doen verdwijnen?

 

Ten slotte, vindt u niet dat het vroegere systeem beter was, in die zin dat het slachtoffer geen eigen initiatief moest nemen om te worden gehoord of geïnformeerd, maar werd gecontacteerd door de bevoegde diensten, ongeacht de hoedanigheid van het slachtoffer?

 

Het is nu immers vaak zo dat slachtoffers niet eens weten dat zij een verzoek moeten richten tot de strafuitvoeringsrechter omdat ze de wet niet voldoende kennen of omdat hun advocaat hen hierover niet heeft ingelicht.

 

08.02 Minister Jo Vandeurzen: Mevrouw de voorzitter, sinds de wet van 17 mei 2006 kan elke burgerlijke partij die ook de hoedanigheid van slachtoffer heeft, worden geïnformeerd of gehoord in het kader van de toekenning van de strafuitvoeringsmodaliteiten. Er wordt evenwel verwacht dat het slachtoffer zelf het initiatief neemt om bij de strafuitvoering betrokken te worden. Het is niet langer voorzien dat de strafuitvoeringsrechtbank zelf voor bepaalde misdrijven verplicht is de slachtoffers te bevragen.

 

Voor zover ik beschik over cijfers voor 2007 loopt het inderdaad nog geen vaart met het aantal verzoeken van slachtoffers die wensen te worden geïnformeerd of gehoord voor straffen van meer dan drie jaar, zeker gelet op de uitbreiding van de notie slachtoffer. Deze procedure dient verder te worden geoptimaliseerd zodat de slachtoffers goed worden geïnformeerd.

 

De jaarverslagen van de VI-commissies met de specifieke cijfers voor slachtoffers kan u terugvinden op de site van de FOD Justitie onder administratieve rechtscolleges. Een vergelijking tussen het werkjaar 2007 en de voorgaande jaren is momenteel niet representatief en zeker niet gebruiksklaar om nu reeds conclusies uit te trekken, gelet op het voorlopig louter beschikbaar kwantitatief aspect. De nieuwe wettelijke bepalingen, maar ook de nieuwe manier van informatie verzamelen speelt hierin een grote rol.

 

Ik heb gevraagd aan het NICC om het deel slachtoffers mee op te nemen in de permanente evaluatie met betrekking tot de productie en exploitatie van gegevens betreffende toepassing van de wet houdende oprichting van de strafuitvoeringsrechtbanken en de wet op de externe rechtspositie van de gedetineerden.

 

Het criterium van direct en legitiem belang is niet nieuw en werd voorheen in de uitvoering van de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling toegepast op alle slachtoffers. In de wet van 17 mei 2006 dient de strauitvoeringsrechtbank zich alleen uit te spreken over het legitiem en direct belang voor de gevallen volgens artikel 2 b, het slachtoffer dat minderjarig, verlengd minderjarig of onbekwaam was op het ogenblik van de feiten, en artikel 2 c, het slachtoffer als natuurlijke persoon die zich vanwege de situatie van materiële onmogelijkheid of kwetsbaarheid geen burgerlijke partij heeft kunnen stellen.

 

De strafuitvoeringsrechtbanken hebben een autonome bevoegdheid om, gelet op het verzoek van het slachtoffer, volgens artikel 2 b en c, van de wet van 17 mei 2006, te bepalen of een slachtoffer al dan niet een direct of een legitiem belang geniet om te worden geïnformeerd of gehoord. Uit uw vraagstelling leid ik af dat u het over een specifiek dossier hebt waarover ik geen informatie heb.

 

Elke wijziging van regelgeving vergt van alle betrokken partijen een inspanning om zo goed mogelijk de doelen af te stemmen op de slachtoffers. Er werden reeds veel inspanningen geleverd, maar wij beseffen dat wij er nog niet zijn en dat wij de bestaande procedures verder moeten optimaliseren.

 

Een duidelijke informatiebrochure is voor slachtoffers absoluut noodzakelijk om hen bij het slachtofferschap duidelijk te communiceren wat de vigerende regelgeving is, bij welke instanties zij terechtkunnen en welke procedures moeten worden gevolgd om te worden geïnformeerd en gehoord.

 

Samen met de beleidscel van de administratie zal ik een informatiebrochure opstellen die de slachtoffers voldoende wegwijs kan maken.

 

08.03  Flor Van Noppen (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb deze vraag gesteld omdat ik zelf in deze situatie zit. Ik heb de dienst Slachtofferhulp daarover gecontacteerd. Men zei dat er veel meer dossiers zijn waarin men niet meer wordt gehoord.

 

Persoonlijk werd ik voor 1 februari 2007 op de hoogte gehouden van de strafuitvoering van de moordenaars op mijn broer. Na de invoering van deze wet kwam ik niet meer in aanmerking om nog inlichtingen hierover te verkrijgen.

 

08.04 Minister Jo Vandeurzen: Ja, wat dat betreft, is de wet gewijzigd.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van de heer Jan Jambon aan de minister van Justitie over "de opvolging van 'police-on-web'" (nr. 2369)

09 Question de M. Jan Jambon au ministre de la Justice sur "le suivi de 'police-on-web'" (n° 2369)

 

09.01  Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, uit een aantal opeenvolgende vragen die werden gesteld aan minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael, blijkt het geringe succes van police-on-web, naar mijn mening nochtans een zinvolle toepassing. Een van de mogelijke redenen daarvoor is het falende geloof dat er met de klachten die via police-on-web worden ingediend, ook daadwerkelijk iets gebeurt. Dat is de perceptie. Met andere woorden, er is ongeloof dat de parketten ook effectief de klachten behandelen en opvolgen. Tevens zouden sommige procureurs, tegen de afspraken in, erop staan dat de klager, na het elektronisch indienen van zijn klacht, ook nog eens naar het politiekantoor komt om opnieuw een verklaring af te leggen en te ondertekenen.

 

Vandaar mijn vragen, mijnheer de minister, kunt u bevestigen dat sommige procureurs vragen dat de klachten via police-on-web ook nog eens schriftelijk worden ingediend? Wat is uw standpunt hierover?

 

Ten tweede, hoeveel van de misdrijven die aangegeven zijn via police-on-web, zijn daadwerkelijk bij een parket beland, opgesplitst in de categorieën fietsdiefstallen, winkeldiefstallen, vandalisme en graffiti?

 

Ten slotte, in hoeveel gevallen heeft een klacht via police-on-web ook tot een effectieve veroordeling geleid, eveneens opgesplitst in de bovenvermelde categorieën?

 

09.02 Minister Jo Vandeurzen: Via police-on-web kunnen momenteel de volgende feiten worden aangegeven: fietsdiefstal, winkeldiefstal, vandalisme en graffiti. Bovendien moet het misdrijf voldoen aan vijf voorwaarden: de dader moet onbekend zijn, er werd geen geweld gebruikt, er werden geen bedreigingen geuit, er zijn geen gewonden gevallen en er is geen dringende interventie nodig.

 

Het systeem is pas sinds 7 juni 2007 operationeel voor alle politiezones.

 

Uit het verslag van de federale politie aan het College van procureurs-generaal met betrekking tot de stand van zaken van het project, blijken volgende statistieken voor de periode van 7 juni 2007 tot 31 oktober 2007: vandalisme 433, graffiti 34, winkeldiefstallen 44 en fietsdiefstallen 517. In totaal is dat 1.028.

 

Zoals reeds eerder gezegd, is het doel van de procedure om klachten te registreren lastens onbekende daders. Conform de omzendbrief COL8/2005 van het College van procureurs-generaal bij de hoven van beroep, zoals herzien op 15 maart 2007, mag voor dergelijke inbreuken een vereenvoudigd PV worden opgesteld.

 

Conform die rondzendbrief kunnen de politiediensten bij vaststelling van bepaalde strafbare feiten, die limitatief worden opgesomd in een lijst, hun tussenkomst vastleggen in een zeer beknopt proces-verbaal. Dat proces-verbaal wordt in principe niet aan de procureur des Konings overgelegd, tenzij die daarom verzoekt en tenzij zich nieuwe elementen aandienen die het opstellen van een gewoon proces-verbaal noodzakelijk maken, maar wordt door de politiediensten uitsluitend op elektronische drager bewaard.

 

Indien de dader wordt geïdentificeerd, wordt een navolgend proces-verbaal opgesteld dat samen met het vereenvoudigde pv wordt overgelegd aan het parket. Voor de zevende dag van elke maand wordt door de politiediensten een lijst opgesteld van de in de loop van de vorige maand opgestelde pv’s en bezorgd aan het parket. Advocaat-generaal Luc Van Ausloos, namens het College-generaal, bevestigt mij het volgende.

 

"Je me permets de souligner que la vocation de cette procédure de dépôt de plainte est d'enregistrer des plaintes à charge d'inconnus qui devraient faire l'objet de procès-verbaux simplifiés pour lesquels il n'est généralement pas demandé, sauf exception dans le cas de poursuite d'enquête, de confirmation de plainte".

 

Het project police-on-web is nog maar pas van start gestaan. De gestelde vragen vereisen een ruimere bevraging bij alle parketten die binnen het korte bestek van een mondelinge vraag niet kon worden georganiseerd. Het zal echter nader worden bekeken in de opgerichte werkgroep, waarin ook Justitie is vertegenwoordigd. Die zal het project verder optimaliseren en evalueren, onder meer met het oog op een eventuele uitbreiding tot andere misdaden.

 

09.03  Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord. Het is een goede zaak dat het in die werkgroep zal worden gevolgd.

 

Hebt u op dit moment al weet van procureurs die vragen dat klachten nog eens schriftelijk worden bevestigd? Neen?

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de getuigenis van twee speurders in het dossier Lernout & Hauspie in een burgerlijke procedure te Singapore" (nr. 2425)

10 Question de M. Bert Schoofs au ministre de la Justice sur "le témoignage de deux enquêteurs dans le dossier Lernout & Hauspie dans le cadre d'une procédure civile à Singapour" (n° 2425)

 

10.01  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, in de juridische wereld is verbaasd gereageerd in de meest algemene zin, in veel rechtbanken en bij veel advocatenkantoren, op wat we in de media hebben vernomen de afgelopen week, namelijk dat in het proces Lernout en Hauspie klaarblijkelijk twee speurders in het kader van een burgerlijke procedure gevoerd door een benadeelde in het proces Lernout en Hauspie in Singapore, aldaar zijn afgestapt om een getuigenverklaring af te leggen. Zij zouden hiervoor toestemming hebben gekregen van de onderzoeksrechter. Die speurders zouden in een luxueus hotel hebben gelogeerd op kosten van die burgerlijke partij en verklaringen hebben afgelegd ten laste van een van de betichten, namelijk Dexiabank. Nadien zouden ze dan nog onderzoeksdaden hebben verricht die rechtstreeks verband hielden met de rol van Dexia.

 

Kloppen de geschetste feiten? Om welke reden kregen die speurders toestemming om getuigenis af te leggen? Kunt u dat als minister van Justitie achterhalen? Bestaan er misschien regels voor speurders om te getuigen in burgerlijke dossiers die geen rechtstreeks verband houden met een onderzoekstaak in het kader van een strafopsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek dat hangende is?

 

10.02 Minister Jo Vandeurzen: Ik kan eigenlijk onmogelijk op die vragen antwoorden. Zij hebben rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking op een lopende gerechtelijke procedure. Daar kan en wil ik uiteraard geen uitspraak over doen. Mocht ik dat doen, dan zou ik mij wellicht direct of indirect inmengen in een lopende gerechtelijke procedure en ik denk dat het niet echt het moment is om dat te doen.

 

10.03  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik heb ook respect voor de scheiding der machten, maar wij als politici worden meegezogen in de maalstroom van de publieke opinie ter beoordeling van dergelijke feiten. Dan vraagt men zich af of men daar niks kan tegen doen, of het Parlement daar niets tegen kan ondernemen. Dat krijg ik dan te horen, niet van de advocaat of de magistraat, wel van de bevolking.

 

Bij vele mensen duikt de herinnering terug op aan dat fameuze bord spaghetti ten tijde van de Dutroux-affaire. Hier gaat het om meer dan een bord spaghetti en het is onbegrijpelijk dat dergelijke zaken kunnen gebeuren. Het zou misschien toch nuttig zijn om vanuit de politiek toch eens een signaal te geven aan het College van procureurs-generaal en dit informeel wanneer men hier een hoorzitting heeft of wanneer u een ontmoeting met die mensen hebt. Dan kan men zeggen dat men in de toekomst moet waken voor dergelijke zaken en dat dit helemaal niet gepast lijkt. Dat is mijn mening. Of er nu een onderzoeksrechter bij betrokken is of wie ook, dat laat ik er allemaal buiten. Ik heb respect voor de scheiding der machten.

 

Wanneer speurders van het gerecht, dus mensen die werken voor de politiediensten, in een privézaak van een particulier gaan getuigen die ergens benadeelde partij is in een proces dat nog hangende is, dan denk ik dat we op de slechte weg zijn. Dat kan niet in een rechtsstaat. Wij als politici, als parlementsleden, moeten daar ook voor durven waken. Wij moeten onze stem durven verheffen wanneer dergelijke feiten zich voordoen. Wanneer Dexia nu de dans zou ontspringen en dit in de motivering van een arrest zou staan, wees er dan maar zeker van dat u als minister van Justitie en zelfs wij als parlementsleden, ook al zijn we van de oppositie, niet zullen ontsnappen aan de kritiek van de bevolking die zich afvraagt of dit allemaal kan in een rechtsstaat, in België dat zich een rechtsstaat wil noemen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Samengevoegde vragen van

- de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over "het opgerolde Marokkaanse terreurnetwerk, meer bepaald inzake de nationaliteitsverwerving van de 'Belgische' verdachten en hun gerechtelijke antecedenten" (nr. 2378)

- de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over "het opgerolde Marokkaanse terreurnetwerk" (nr. 2379)

- de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "de aanhouding in Marokko" (nr. 2436)

11 Questions jointes de

- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur "le démantèlement d'un réseau terroriste marocain, et plus précisément l'acquisition de la nationalité belge par certains suspects et les antécédents judiciaires de ceux-ci" (n° 2378)

- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur "le démantèlement d'un réseau terroriste marocain" (n° 2379)

- M. Raf Terwingen au ministre de la Justice sur "l'arrestation au Maroc" (n° 2436)

 

11.01  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, Ik heb twee samenhangende vragen gesteld om in dit heel belangrijke dossier niet helemaal beperkt te zijn in tijd en om mij niet te moeten beperken tot drie minuten, want het gaat om een zeer ernstig dossier.

 

De vragen zijn vorige week donderdag al in de plenaire vergadering aan bod gekomen, maar toen zijn er toch heel wat zaken onbeantwoord gebleven. De omstandigheden hoef ik hier niet meer te schetsen. Wij kennen ze. Het gaat over de aanhouding van 32 mensen in Marokko, waaronder drie met de dubbele nationaliteit, die blijkbaar spilfiguren zijn in het hele netwerk. De belangrijkste persoon zou zes moorden hebben bekend.

 

Ik heb de volgende vragen.

 

Werd intussen duidelijk welke moorden de betrokkene in ons land tussen 1986 en 1989 zou hebben gepleegd? Een viertal kwam er al in de krant, maar over twee bestaat er nog geen duidelijkheid. Ik zou graag hebben dat u vandaag daarover wel duidelijkheid brengt. Ik kan mij niet voorstellen dat u dat nog altijd niet zou weten.

 

Werd in geen van deze dossiers destijds enige vooruitgang geboekt of werden er mededaders gevonden? Werd er destijds enig onderling verband vastgesteld tussen deze dossiers?

 

Werden een of meer van deze dossiers in het verleden gelinkt aan terroristische netwerken?

 

Zijn een of meer van deze dossiers intussen verjaard? Ik lees in Le Soir dat van een dossier geweten is dat het niet zou zijn verjaard. Ik zou daarvan graag bevestiging krijgen. Wanneer gebeurde de laatste nuttige stuitingsdaad in die dossiers? Is een heropening van deze dossiers mogelijk, indien er een verjaring zou zijn opgetreden? Op de website van de VRT lees ik vandaag dat er misschien een grotere cel actief is geweest in het kader van de moord van 1989.

 

Ik kom tot een tweede reeks vragen, in verband met de nationaliteit van de verdachte en de gerechtelijke antecedenten.

 

Tot op heden werden er drie namen vermeld van verdachten met de Belgische nationaliteit. Kunt voor elk van deze drie meedelen wanneer en op welke wijze zij de nationaliteit hebben verkregen? Wat waren destijds de adviezen van de Veiligheid van de Staat en het openbaar ministerie?

 

Kunt u, voor elk van deze drie, meedelen of zij ooit werden verdacht of veroordeeld voor bepaalde strafrechtelijke vergrijpen en hoelang zij desgevallend door de politie- of inlichtingendiensten werden geschaduwd, door hun eventuele banden met criminelen of terreurnetwerken.

 

Ten slotte, waren er bij de 29 andere aangehoudenen mensen die illegaal of regelmatig op ons grondgebied verbleven of waren dat allemaal mensen die louter op het territorium van Marokko waren en daar altijd zijn gebleven?

 

Zo ja, waren er mensen bij met gerechtelijke antecedenten? Werden sommige van deze mensen in het oog gehouden omwille van eventuele banden met criminele of terreurnetwerken?

 

11.02  Raf Terwingen (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, aansluitend op de vraag van de heer Laeremans en vooral ook aansluitend op de vraag in plenaire van vorige week, toen u nog niet echt over veel informatie in dit dossier beschikte, heb ik het ijzer gewoon warm willen houden met deze vraagstelling.

 

Ik heb ondertussen in de pers gelezen dat die aangehouden man in relatie zou worden gebracht met de moord op een imam en een Joodse arts, eind jaren ’80. Kan u bevestigen of er inderdaad een link lijkt te zijn met deze concrete dossiers? Is er ondertussen een rogatoire commissie vertrokken? Ik dacht dit in de pers te hebben vernomen maar u zult dat eventueel willen bevestigen of ontkennen.

 

Hoe zit het met de andere dossiers, de vier andere moorden? Kon al worden ontdekt waarop deze moorden betrekking zouden hebben? Vooral van belang voor onze rechtsstaat is misschien wel hoe het zit met de verjaring in deze dossiers. Kunt u dit al inschatten? Hoe zit het met de eventuele uitlevering van deze man? Als ik mij niet vergis, bezit hij de dubbele nationaliteit. Zijn er ter zake vragen gesteld? Heeft u bepaalde termijn voor ogen waarin die uitlevering kan gebeuren?

 

11.03 Minister Jo Vandeurzen: Op donderdag 21 februari 2008 vond op het federaal parket een overlegvergadering plaats met het parket van Brussel en de federale politie. Het doel van die vergadering was overleg te plegen over de beste werkwijze om de Belgische dossiers, waarvan sprake in de informatie afkomstig van de Marokkaanse politie, te identificeren en de Marokkaanse informatie af te toetsen met de inhoud van deze dossiers. Gisteren, maandag, vond op het federaal parket een overlegvergadering plaats met de Marokkaanse verbindingsmagistraat in België teneinde de gerechtelijke informatie-uitwisseling in de toekomst voor te bereiden.

 

Zoals u weet zijn de Marokkaanse gerechtelijke autoriteiten op dit ogenblik nog niet gevat door dit dossier dat zich nog steeds op het politionele niveau bevindt. Verwacht mag worden dat nog vóór het einde van deze maand de Marokkaanse gerechtelijke autoriteiten in deze zaak officieel zullen tussenkomen. De contacten met de Marokkaanse verbindingsmagistraat in België en met de Belgische verbindingsmagistraat in Marokko zullen op dat ogenblik ten volle kunnen renderen.

 

Een van de drie personen werd veroordeeld door de correctionele rechtbank tot een gevangenisstraf van zeven maanden, met uitstel van drie jaren, en een geldboete wegens weerspannigheid met wapen, door verschillende personen, ten gevolge van een voorafgaandelijke afspraak. Dezelfde persoon werd op 15 juni 2004 door de correctionele rechtbank bij verstek veroordeeld inzake een inbreuk op de vergunning radioberichtgeving, een verboden uitzending of ontvangst tot een geldboete en een bijzondere verbeurdverklaring. De anderen hebben een blanco strafregister.

 

Op de vraag of zij door de inlichtingendiensten werden geschaduwd, kan ik niet antwoorden, aangezien deze informatie geheim is en geclassificeerd overeenkomstig de wettelijke bepalingen ter zake. Het betreft de wet van 11 december 1998. Wat betreft de vraag of zij door de politiediensten werden geschaduwd, lijkt het mij ongepast om mij hierover in te lichten, aangezien de recente ontwikkelingen in Marokko precies aanleiding hebben gegeven tot initiatieven van de gerechtelijke overheden.

 

Is er een rogatoire commissie vertrokken naar Marokko? Teneinde de informatie te verifiëren en te completeren, zal eerstdaags een delegatie van Belgische politiemensen naar Marokko vertrekken. Van deze delegatie zullen politiemensen van de onderzoeksafdelingen Terrorisme, Hold-up en Moord van de FGP Brussel en van de centrale dienst Terrorisme van de federale politie deel uitmaken. De nodige budgetten voor de verplaatsing van deze politionele delegatie zijn vrijgemaakt en de Marokkaanse autoriteiten hebben ter zake groen licht gegeven.

 

Zijn er al gegevens bekend over de moorden? Zoals ik reeds aanhaalde, zal, op basis van de resultaten van deze verplaatsing van Belgische politiemensen naar Marokko nadien met meer zekerheid kunnen worden nagegaan in welke concrete dossiers desgevallend een internationaal rechtshulpverzoek aan Marokko nodig is. U zult begrijpen dat ik mij niet verder uitspreek over de feiten en de eventueel verdachte personen, precies omdat in deze feiten een onderzoek wordt geopend door het federale parket en de politiediensten.

 

Wat de verjaring betreft, ook dit moet door de gerechtelijke autoriteiten geval per geval worden onderzocht, afhankelijk van de dossiers die desgevallend zullen worden geïdentificeerd, op grond van de in Marokko verkregen inlichtingen. De vraag naar een eventuele uitlevering hangt ook af van de resultaten van het door het federaal parket geopend onderzoek en onder meer van de contacten met de Marokkaanse autoriteiten en het eventueel rechtshulpverzoek dat daaraan zal worden verbonden.

 

Wat de nationaliteit en de adviezen van de Veiligheid van de Staat betreft, ik heb informatie over een drietal personen. Men signaleert mij dat er blijkbaar nog een vierde was met de Belgische nationaliteit, maar daarover heb ik geen gegevens.

 

Dit zijn de drie personen over wie ik informatie heb. Bellira Abdelkader is geboren in Marokko en op 14-jarige leeftijd in 1971 in België toegekomen. Op 30 juni 2000 is hij Belg geworden door gebruik te maken van de wet van 1 maart 2000. Zoals u weet, verloopt die procedure niet via de Kamer van volksvertegenwoordigers, maar via een verklaring voor de ambtenaren van de burgerlijke stand volgens artikel 12bis van het wetboek. Dat is gesteund op zeven jaar hoofdverblijf in België, gedekt door een wettelijk verblijf en dat op de machtiging tot verblijf van onbepaalde duur op het ogenblik van de verklaring. Op 30 oktober 2001 werd door de procureur des Konings te Gent een gunstig advies verleend in verband met de verklaring tot het bekomen van de Belgische nationaliteit. Het advies van de Veiligheid van de Staat en de procureur des Konings te Gent was, ik citeer: "De betrokkene was tijdens de jaren '80 gekend omwille van zijn activiteiten in de Algerijns-Marokkaanse islamitische beweging en binnen pro-Iraanse Marokkaanse middens. Sindsdien heeft hij de aandacht in deze context evenwel niet meer getrokken, noch door enige andere politieke activiteit."

 

Tweede persoon, Bekti Abdellatif, eveneens geboren in Marokko is op 23 juni 1978, samen met zijn ouders op 10-jarige leeftijd in België toegekomen. De betrokkene dient een eerste verzoek tot naturalisatie bij de Kamer van volksvertegenwoordigers in 1998. Zijn aanvraag werd op 22 juli 2002 verworpen. Op 25 juni 2000 legde hij bij de ambtenaar van de burgerlijke stand te Ganshoren een verklaring af tot het verkrijgen van de Belgische nationaliteit, gesteund op het artikel 12bis van het Wetboek van Belgische nationaliteit. Hij bekwam de nationaliteit niet en werd van ambtswege op 23 februari 2004 uit het vreemdelingenregister geschrapt. Zowel het advies van de Veiligheid van de Staat als van de procureur des Konings was negatief.

 

Tamer Mustafa werd op 22 august 1967 geboren te Brussel en verwierf de Belgische nationaliteit op 10 augustus 1990 door de nationaliteitskeuze. Het advies van de Veiligheid van de Staat in 1990 was dat de betrokkene nog niet onder de aandacht van de inlichtingendienst was gekomen en bijgevolg werd geen ongunstig advies afgeleverd.

 

11.04  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik blijf het vreemd vinden dat u na ettelijke dagen nog niet eens weet hoeveel of welke moorden uiteindelijk zijn gepleegd. Wij weten allemaal dat het er zes zijn.

 

Blijkbaar is er echter toch een zeer grote communicatiestoornis met de politiediensten of met Marokko of met de Marokkaanse diensten als wij niet eens de zes moorden kunnen vinden en die dossiers nog niet kunnen worden opgedolven. Ik blijf het allemaal heel vreemd vinden.

 

Mijnheer de minister, hoe dan ook is het ontluisterend dat onze diensten al die tijd van niets hebben geweten en dat men er in Marokko in geslaagd is, zonder enige hulp van onze diensten, om die informatie los te krijgen. Hier dringt zich, zoals wij dat Tony Van Parys zo vaak hebben horen zeggen, een onderzoek van het onderzoek op. Er kunnen toch wel heel wat vragen worden gesteld bij de wijze waarop onze inlichtingendiensten tewerk gaan en bij de manier waarop dergelijke dikke vissen, walvissen bij wijze van spreken, door de mazen van het net kunnen glippen.

 

In verband met de nationaliteit stel ik vast – en op dat vlak zult u mij, als criticus van de nationaliteitswet, niet tegenspreken – dat de nationaliteitswet in dit land veel te laks is. Wij hopen op een spoedig initiatief tegen dit soort toestanden waardoor men louter door verblijf hier, zonder ernstig onderzoek, de nationaliteit kan verwerven.

 

Ook het parket is daar erg laks in, als ik dit hoor. Van de hoofdverantwoordelijke voor die moorden tussen 1986 en 1989 was geweten dat hij in islamitische kringen zat, in pro-Iraanse middens. Omdat men daarover echter te weinig informatie had, heeft men dat niet meer als een bezwaar gezien om een negatief advies te geven. Dat is toch wel heel erg merkwaardig, heel verregaand.

 

Dit verhaal is nog lang niet ten einde. Wij hebben vandaag nog maar een tipje van de sluier opgelicht.

 

11.05  Raf Terwingen (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, de zaak zal verder worden opgevolgd en vervolgd. Ik twijfel er niet aan dat wij in deze commissie hierover nog bijkomende vragen zullen stellen. Ik begrijp heel goed dat men afhankelijk is van de Marokkaanse politie, van het Marokkaanse opsporingsbeleid. Men kan niet verwachten van Marokko dat men nog efficiënter is dan men hier in België is. Het zijn de gewone termijnen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over "de geplande instelling voor geïnterneerden in Antwerpen" (nr. 2426)

12 Question de M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur "l'établissement pour internés prévu à Anvers" (n° 2426)

 

12.01  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, in antwoord op een schriftelijke vraag werd onlangs meegedeeld dat de nieuwe instelling voor geïnterneerden in Antwerpen dan toch op Linkeroever zou komen, op het terrein naast de vroegere Hogere Zeevaartschool.

 

Ondanks het feit dat het om een vrij groot terrein zou gaan, wordt er voorlopig toch maar gedacht aan een instelling voor 120 personen. Samen met de 270 geïnterneerden van Gent komt men aan 390 personen, terwijl er volgens de studies die wij tijdens de vorige legislatuur uitvoerig hebben besproken, er in Vlaanderen een behoefte bestaat aan een opvangcapaciteit voor 500 geïnterneerden.

 

Nu het hier gaat om een nieuwbouw, zijn er allicht mogelijkheden om de capaciteit te verhogen. Die mogelijkheden bestonden minder of niet in de piste omtrent het Stuivenbergziekenhuis.

 

Mijnheer de minister, kunt u bevestigen dat de nieuwe Antwerpse instelling inderdaad op Linkeroever komt? Tegen wanneer zullen de werken een aanvang nemen en wanneer zouden zij klaar moeten zijn?

 

Hoe groot is het terrein dat moet worden aangekocht?

 

Is het bedrag van 2,7 miljoen euro de effectieve vraagprijs of gaat het hier om een objectieve raming?

 

Zal het terrein uitsluitend voor deze instelling worden aangewend of wordt nog voorzien in andere functies, samenhangend met Justitie of andere departementen?

 

Wordt er nog steeds gesproken over een capaciteit van 120 geïnterneerden, terwijl de behoefte ongeveer 230 personen bedraagt – dat is het dubbele? Zo ja, wordt er in uitbreidingsmogelijkheden voorzien, zodat de capaciteit op termijn kan worden opgetrokken? Het lijkt mij toch verstandig dat men bij nieuwbouw niet zo’n concept maakt dat het de definitieve contouren zijn, zeker als het om slechts 120 personen zou gaan. Het concept zou minstens rekening moeten houden met een uitbreiding.

 

Is het nog steeds de bedoeling enkel onderdak te bieden aan vrouwelijke geïnterneerden en mentaal gehandicapten, of is dit plan inmiddels gewijzigd?

 

Werd door Justitie en de Regie der Gebouwen reeds overlegd over de aard van het gewenste gebouw?

 

Zijn er reeds voorontwerpen?

 

Wat is de geraamde kostprijs voor het gebouw?

 

Werd er reeds een architectenbureau aan het werk gezet of zal er moeten worden gewerkt met een open of zelfs een Europese aanbesteding?

 

Wordt er gewerkt met een PPS-formule? Zo ja, werden er hiervoor reeds partner gevonden?

 

12.02 Minister Jo Vandeurzen: Ik kan bevestigen dat ik in overleg met mijn administratie mijn akkoord heb verleend aan de Regie der Gebouwen voor het verwerven van het terrein op de Linkeroever. Het is op dit ogenblik evenwel onmogelijk de exacte aanvang van de werken te bepalen. Laten wij zeggen dat de voorstudies voor projecten van een dergelijke omvang in de regel tot snel een tweetal jaren in beslag nemen.

 

Voor exacte oppervlakte- en prijsgegevens verwijs ik u graag naar mijn collega met de bevoegdheid over de Regie der Gebouwen. Die zal tevens oordelen of naast de behoeften van Justitie nog in andere functies wordt voorzien rekening houdend met wat stedenbouwkundig mogelijk is.

 

Op dit ogenblik gaat het inderdaad initieel om 120 plaatsen voor Antwerpen en 270 voor Gent. In Merksplas wordt in 60 plaatsen voorzien. Wij kunnen voor de rest nog steeds terecht bij de externe mid security zorgcircuits bij Volksgezondheid. Mijn administratie zal een behoefteanalyse maken die rekening zal houden met de aard van de te interneren personen en met de mogelijkheden die het terrein biedt.

 

Er was reeds eerder overleg met de Regie der Gebouwen, maar dat was gericht op een andere site, namelijk de Stuivenbergsite. Beide administraties zullen overleggen hoe de behoeften het best worden ingevuld naargelang van de mogelijkheden die het nieuwe terrein op Antwerpen Linkeroever geeft.

 

Het bedrag voor de aankoop van het terrein zelf is ingeschreven in het meerjarenplan Justitie. De verdere financiering van het project zal bepaald worden zodra de voorbereidende studies een preciezer beeld over het project geven.

 

12.03  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Dat is een zeer summier en toch wel deels ontgoochelend antwoord. Als wij zo horen dat alleen de voorstudies al twee jaar zullen duren, zijn wij vertrokken voor misschien wel zeven jaar in het totaal en is het 2015 alvorens alles in gebruik kan worden genomen. Daar wij weten dat de bouw van een gevangenis soms jaren kan duren, ben ik nogal ontgoocheld door uw antwoord. Ik meende dat er bij Justitie al voorstudies en behoefteanalyses waren – of toch zeker voorstudies – en dat het allemaal sneller zou kunnen gaan dan twee jaar.

 

Ik vrees een beetje dat als men het allemaal aan dat tempo gaat doen – eerst voorstudies uitvoeren en daarna nog een architectenbureau zoeken om de plannen op te maken, waarna alles moet worden uitgewerkt – dat het allemaal veel te traag zal gaan, terwijl er toch een zeer schrijnende behoefte bestaat. Ik hoop dat wij het daar toch over eens zijn.

 

Blijkbaar is ook nog niet helemaal duidelijk hoeveel mensen er zullen verblijven. Ik ben blij dat u dat cijfer openlaat en niet zegt dat het plafond absoluut op 120 personen ligt. De oplossing voor Merksplas – dat weten wij uit de vragen die in het verleden werden gesteld – is hoe dan ook een tijdelijke oplossing: er worden ginds containers geplaatst. Als wij echter op Linkeroever expertise bijeenbrengen, dan is het logisch dat wij alle mensen die met een ernstige, psychiatrische problematiek worden geconfronteerd, samenbrengen en de expertise niet verdelen en versnipperen.

 

We weten allen hoe schrijnend de situatie in Merksplas is. Ik hoop dat het geen optie is om betrokkenen er op lange termijn te laten verblijven. Mijnheer de minister, ik hoop dus dat u het dossier sneller activeert dan u nu laat merken.

 

In het deelakkoord van Justitie in het najaar van 2007 stond al dat met de PPS-formule zou worden gewerkt, teneinde de zaak te versnellen. Ik heb daarover vandaag niet veel gehoord. Ik hoor daarover veel te weinig, wat mij teleurstelt. Ik hoop dat u de kwestie nog eens goed bekijkt en dat u, tegen de tijd dat de debatten over de begroting en de financiën voor Justitie in de commissie zullen worden gevoerd, een beter perspectief hebt dan u vandaag kunt bieden.

 

Nogmaals, mijnheer de minister, u weet dat wij ons heel sterk richten op veiligheid en op de uitvoering van gevangenisstraffen. Het menselijke aspect, zeker voor mensen die een psychiatrische aandoening hebben en ziek zijn, mag echter niet worden vergeten. Wij besteden al jaren heel veel aandacht aan voornoemd aspect. De situatie is schrijnend. Het perspectief van nogmaals vijf of zeven jaar te moeten wachten is onaanvaardbaar. Ik hoop dat u, als christendemocraat, deze mening deelt en vaart zet achter het dossier.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Collega’s, wij hebben heel wat vragen afgehandeld. Morgen, bij de regeling van de werkzaamheden, zullen wij echter spreken over de strikte toepassing van het Reglement bij afwezigheid van de indieners.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.50 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16.50 heures.