COMMISSIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID, HET LEEFMILIEU EN DE MAATSCHAPPELIJKE HERNIEUWING

La séance est ouverte à 10.33 heures et présidée par Mme Muriel Gerkens.

De vergadering wordt geopend om 10.33 uur en voorgezeten door mevrouw Muriel Gerkens.

- mevrouw Rita De Bont aan de minister van Klimaat en Energie over "het allocatieplan 2008-2012" (nr. 1884)

- mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de impact op het federale aankoopbeleid inzake emissierechten van de beslissing van het Overlegcomité van 1 februari 2008" (nr. 1983)

01 Questions jointes de

- Mme Rita De Bont au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le plan d'allocation 2008-2012" (n° 1884)

- Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'incidence de la décision du Comité de concertation du 1^er février 2008 sur la politique fédérale d'achat relative aux droits d'émission" (n° 1983)

01.01 Rita De Bont (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, hier zijn wij weer met onze vervelende vragen. Wij hebben u al een paar keer ondervraagd in verband met het allocatieplan. Ik kan begrijpen dat u gelukkig bent dat dit vanaf 2013 een probleem voor Europa zal zijn. Nu was er nog een overeenkomst nodig voor 2008 tot 2012. Ik was gelukkig te vernemen dat men op 1 februari op het Overlegcomité tussen de verschillende Belgische overheden tot een akkoord is gekomen in verband met de CO₂-uitstoot.

In eerste instantie verheugt mij dat omdat ik meen dat België dan tijdig zijn allocatieplan zal kunnen voorleggen, als het dat al niet heeft ingediend, dat weet ik niet. Dat heb ik misschien gemist in uw antwoord op de vraag van gisteren.

Bovendien was in het persbericht te lezen dat er een oplossing gevonden was voor ArcelorMittal, dat 1,4 miljoen van zijn extra benodigde CO₂-uitstoot zelf zal aankopen, en dat het Waalse Gewest 1,7 miljoen ton voor zijn rekening zal nemen, daarbij geholpen door de federale regering.

Ik heb daarbij toch een paar vragen. Graag had ik, als federaal volksvertegenwoordiger, vernomen waaruit de hulp van de federale regering bestond.

In dezelfde vergadering is men ook tot een akkoord gekomen in verband met de ten onrechte door de federale overheid geïnde taksen. Die inning zou vanaf februari zijn stopgezet. Wat gebeurt er met de voorheen ten onrechte geïnde taksen? Zullen die worden teruggestort aan de Gewesten of aan de bedrijven die deze taksen ten onrechte hebben betaald? Graag kreeg ik daarover wat bijkomende toelichting.

01.02 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, gelukkig is het schaven aan het Nationaal Allocatieplan bijna afgelopen en is er nu ook een oplossing, waardoor het Nationaal Allocatieplan uit de impasse is waarin ze zich sinds meer dan een jaar bevond.

Het was in deze commissie, weliswaar in een andere zaal, dat u met grote stelligheid beweerde dat ik mij geen zorgen moest maken. Het was immers een puur gewestelijke bevoegdheid, “sans intervention aucune du fédéral”. Ik betwijfelde uw woorden toen.

Ik las meerdere keren de beslissing van het Overlegcomité. Het is immers op het vlak van de uitvoering een erg onduidelijk beslissing. Ik kon er zeker uit afleiden dat de federale overheid op een aantal punten wel zal tussenbeide komen en al tussenbeide is gekomen. De beslissing zou bovendien niet zonder invloed blijven op het federale aankoopbeleid inzake emissierechten, waartoe de federale overheid zich inzake de lastenverdeling van de Belgische Kyotodoelstelling heeft verbonden.

In de beslissing is er sprake van dat het Waals Gewest een voorafname krijgt van 0,6 miljoen ton emissierechten die het federale niveau aankoopt.

Er werd ook gesteld dat het Waals Gewest AAU’s ten belope van 1,7 miljoen emissierechten zal inruilen. Er wordt daarbij een federale garantie aan het Waals Gewest gegeven dat voornoemde 1,7 miljoen emissierechten zullen worden bereikt. De federale overheid engageert zich ertoe dat zij zal interveniëren, indien voornoemde 1,7 miljoen emissierechten niet worden bereikt.

Ten slotte gaat een deel van de beslissing over de federale retributie op de gratis emissierechten. Ik ben niet van mening dat zij onterecht werd geïnd. Er was een wettelijke basis, op basis waarvan de retributie kon worden geïnd.

Nu werd beslist dat de retributie vanaf 28 februari 2008 zou worden afgeschaft. Op 30 januari 2008 lichtte u in de commissie toe dat de FOD Leefmilieu op dat moment, of dus vandaag, iets minder dan 6 miljoen euro aan retributie inde. In de beslissing van het Overlegcomité wordt echter niet gestipuleerd of de Gewesten hun vernietigingsberoep laten vallen.

Het is mij dus niet duidelijk wat er met die zes miljoen euro gaat gebeuren. Het lijkt mij toch wel logisch dat die vernietigingsberoepen worden ingetrokken. Anders zal dat niet zonder impact blijven op de zes miljoen euro die momenteel op de rekening staat van de FOD Leefmilieu.

Mijn vragen zijn er vooral op gericht wat meer duidelijkheid te krijgen over de inhoud en de draagwijdte van de beslissingen, specifiek voor het federale niveau.

Ten eerste, wat impliceert de beslissing voor de lastenverdeling inzake de Kyotodoelstelling? Blijft die gehandhaafd? Wat is in deze de verplichting van de federale overheid? Ik verwijs naar de lastenverdeling die is opgemaakt in 2004 en die de verschillende percentages heeft vastgelegd. Blijven die percentages ongewijzigd?

Ten tweede, wat betekent een voorafname van 0,6 miljoen van de aankoopinspanning op federaal niveau? Impliceert dit dat de federale overheid 0,6 miljoen extra emissierechten aankoopt en reserveert voor het Waals Gewest of blijft de aankoopinspanning ongewijzigd op 2,46 miljoen en gaat er daarvan dan 0,6 miljoen ton automatisch naar het Waals Gewest?

Wat betekent een federale garantie? Als de 1,7 miljoen niet bereikt wordt, zal de federale staat interveniëren. Wat betekent “interveniëren” precies? Waarop slaat dat?

Wat gebeurt er met de reeds geïnde zes miljoen euro? Hebben de Gewesten beloofd om hun vernietigingsberoepen te laten vallen?

Ten slotte ga ik ervan uit dat de beslissing niet zonder effect zal blijven op de begroting. Ik vraag mij af wat het verwachte effect is van de beslissing van het Overlegcomité op de begrotingen van 2008, 2009, 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014. Tot 2014, omdat als de emissies geverifieerd worden, er ongeveer twee jaar zal zitten tussen 2012 – de eerste verbintenisperiode – en 2014.

01.03 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, mevrouw De Bont, mevrouw Van der Straeten, er wordt niet geraakt aan de beslissing van het Overlegcomité van 8 maart 2004 inzake de Kyotodoelstellingen. Ze blijft gehandhaafd. Die beslissing legt de gewestelijke reductiedoelstellingen en een federaal engagement vast voor de realisatie van de Belgische Kyotodoelstellingen van min 7,5%. Een aankoopinspanning van de federale overheid in het raam van het bestaande akkoord van 8 maart 2004 is gelijk aan 2,46 miljoen ton emissierechten per jaar.

De federale overheid zal nu een extra inspanning doen door de bijkomende emissierechten aan te kopen ten belope van 0,6 miljoen ton, waarop het Waals Gewest in 2012 een voorrecht heeft.

Inderdaad, de federale retributie op de gratis emissierechten zal vanaf 28 februari 2008 worden opgeheven. De reeds ontvangen inkomsten zijn bestemd voor de financiering van het federale beleid ter reductie van de emissie van broeikasgassen en meer bepaald voor de financiering van de personeels- en de expertisekosten en kosten voor juridische en financiële ondersteuning, evenals diverse kosten die voortvloeien uit de aankoop van emissierechten.

De inwerkingtreding van de nieuwe wettelijke en reglementaire bepalingen voor de opheffing van die retributie zal pas gebeuren nadat de Gewesten hun verzoeken tot vernietiging bij het Grondwettelijk Hof hebben opgeheven.

Ik adviseer u uw vraag inzake de begroting tot de bevoegde minister te richten.

Ik geef ook enkele elementen aangaande de federale garanties. Dat staat niet in het voorbereide antwoord, dus ik zal dat in het Frans zeggen. Dat is gemakkelijker voor mij.

Il s'agit d'un système d'échange de droits entre la Wallonie et la Flandre. La Wallonie prévoit de faire mieux que ce qui est requis par le non-ETS et donc d'avoir un surplus qu'elle pourrait vendre à l'extérieur ou qu'elle pourrait transférer à la Flandre. La Flandre dispose probablement de réserves supplémentaires en matière d'émissions ETS. C'est donc un système d'échange.

Comme on ne peut jamais avoir la garantie absolue que le surplus wallon sera équivalent au transfert de droits ETS flamands, il risque d'y avoir un différentiel qui pourrait avoir un coût. Dans cette hypothèse, le fédéral assumerait ce coût. Mais nous partons de l'hypothèse qu'il n'y aura pas de coût car les calculs montrent qu'il n'y en a pas. C'était une garantie donnée à une Région. Étant donné que l'accord de mars 2004 avait aidé la Région flamande, le fédéral donne cette fois une garantie à la Région wallonne.

01.04 Rita De Bont (Vlaams Belang): Ik heb de afspraak verstaan maar wat mij nog niet duidelijk is, hoewel u het in het Nederlands heeft gezegd, is of het de federale overheid is die voor 0,7 miljoen bijkomende emissierechten zal aankopen.

01.05 Minister Paul Magnette: Voor 0,6 miljoen, ja.

01.06 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Nu ben ik in verwarring. U zegt dat er niet wordt geraakt aan de Kyoto-doelstelling, de burden sharing, en dat de federale inspanning blijft staan op 2,46. Als ze blijft staan op 2,46 en als u tegelijk zegt dat er voor 0,6 miljoen extra wordt aangekocht, dan klopt het plaatje toch niet meer?

01.07 Paul Magnette, ministre: Oui, mais un effort supplémentaire est fait sur le non-ETS. Le 0,6 vient en coût supplémentaire pour le fédéral et non en addition de l'effort. On ne touche pas au plafond de 7,5. On paye mais on ne paye pas pour polluer plus.

01.08 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Het is heel belangrijk – en dat is zeker de verdienste van het akkoord – dat er niet wordt geraakt aan de Kyoto-doelstellingen. Op dat vlak houd ik mijn hart vast. Gezien de verklaringen die werden afgelegd, leek het erop dat het akkoord een en ander zou impliceren, in die zin dat aan de burden sharing, waarover er sowieso een politiek akkoord bestond, zou worden geraakt. Ik ben dus blij dat dit niet zo is. Ik ben ook verheugd dat er niet meer emissierechten zullen worden aangekocht. Ik blijf wel met vragen zitten met betrekking tot de uitvoering. Wij hebben bij de administratie echter zeer competente mensen die dit zullen uitvlooien. Hoe de omzetting van ETS naar non-ETS precies zal worden uitgevoerd zullen wij zien.

Mijn belangrijkste vraag had eigenlijk betrekking op de kosten daarvan. Wij weten hoe de beslissing in elkaar zit maar wij kennen de financiële implicaties niet. U hebt daarop niet geantwoord. U hebt mij doorverwezen naar de minister van Begroting die echter ziek is. Dat mag echter geen beletsel zijn want dit blijft het belangrijkste punt. Ik zal de minister van Begroting – en u als hij mij terug naar u doorverwijst – blijven ondervragen om te weten wat de impact op de begroting zal zijn. Er zal immers sowieso een impact zijn.

01.09 Paul Magnette, ministre: Cette contribution a été supprimée à la demande des Régions. Il y a donc un solde. J'ai demandé ce budget mais étant donné que le conclave budgétaire n'est pas terminé, je peux seulement vous dire que je l'ai demandé et pour le reste, c'est au ministre du Budget de dire s'il l'octroiera ou pas.

01.10 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, zullen wij daarop dan terugkomen in het raam van de begrotingsbesprekingen?

01.11 Minister Paul Magnette: Jazeker, volgende week, hoop ik.

La présidente: Ce n'est pas parce qu'il est malade que tout son ministère est malade. Un autre ministre peut répondre si on lui pose la question. Nous clôturons, pour aujourd'hui, cette question.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

02 Question de M. Jean-Jacques Flahaux au ministre du Climat et de l'Énergie sur "une approche écologique de la conduite automobile" (n° 2121)

02 Vraag van de heer Jean-Jacques Flahaux aan de minister van Klimaat en Energie over "een ecologische benadering van het autorijden" (nr. 2121)

02.01 Jean-Jacques Flahaux (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, en conduite automobile comme en chauffage, la réduction de la consommation d'énergie ne vaut que si la mise en œuvre de technologies innovantes soit couplée à une attitude écologique en termes de comportement. Ainsi, selon la FEBIAC, la Fédération belge de l'Automobile et du Cycle, une bonne manière d'économiser du carburant consiste en l'adoption d'une conduite écologique. Cette dernière consiste dans le fait de:

- ne pas emballer son moteur dans les changements de vitesse en les effectuant très tôt, à savoir dès 2.500 tours/min pour un moteur essence et 2.000 tours/min pour un diesel;

- démarrer en mettant suffisamment de gaz car démarrer lentement n'économise pas de carburant;

- tenir ses distances, ce qui évite une conduite heurtée faite d'accélérations et de freinages intempestifs;

- ralentir en utilisant le frein moteur;

- utiliser les instruments de bord comme le compte-tours pour passer les vitesses à temps, le régulateur de vitesse qui aide à rouler de manière régulière, le GPS pour un avoir un parcours optimisé évitant des kilomètres inutiles;

- contrôler la pression des pneus;

- toujours enlever les porte-bagages, skis, vélos et alléger le plus possible son véhicule.

Outre l'avantage d'être plus confortable et plus sûre, tout en assurant au conducteur une conduite plus détendue, elle a pour mérite de permettre une économie d'énergie jusqu'à 18%, soit pour la Belgique, si tous les conducteurs l'adoptaient, jusqu'à 627,5 millions de litres de carburant.

Cette conduite écologique permettrait aussi une réduction de CO₂ jusqu'à 8%. Évidemment, il est clair que la meilleure approche écologique serait de prendre le train.

Monsieur le ministre, ne serait-il pas possible, en partenariat avec la FEBIAC, de lancer une campagne d'information dans les médias en direction du public afin d'inciter nos concitoyens à adopter cette manière de conduire et, partant, d'économiser une énergie de plus en plus rare et chère tout en réduisant nos émissions de CO₂?

En outre, ne pourrait-on pas inciter les écoles de conduite à apprendre, dès le plus jeune âge ce type de comportement? Toutefois, cette question ne figurant pas dans ma note écrite, je comprendrais tout à fait que vous n'y répondiez pas.

02.02 Paul Magnette, ministre: Madame la présidente, monsieur Flahaux, comme vous l'avez dit, il y a quelque chose de contradictoire dans l'idée d'une conduite écologique des véhicules automobiles. En effet, la meilleure méthode serait d'utiliser des moyens collectifs de mobilité ou de mobilité douce.

Cela dit, lorsque l'on utilise son véhicule, ce type de comportement peut être utile.

Une approche intégrée est considérée au niveau européen pour l'ensemble des transports et se compose d'objectifs de réduction par des mesures technologiques, mais aussi non-technologiques ainsi que de mesures fiscales et une information des consommateurs.

Il est incontestable que le style de conduite a une influence sur la consommation. Des conseils simples d'utilisation peuvent aider à la réduire. Ils reposent principalement – vous les avez évoqués – sur une conduite plus détendue où l'anticipation est encouragée.

Ce style de conduite économe nécessite un changement de comportement. Et comme il permet au conducteur de diminuer ses dépenses en carburant, il présente un avantage financier incitatif.

Le guide CO₂ de la voiture, ainsi que les sites internet des autorités fédérales traitant de l'émission de CO₂ dans le secteur du transport, notamment le site "Energivore", reprennent les conseils les plus courants. Ceux-ci sont également disponibles sous format papier.

Et comme je le disais, cet aspect de la diminution des émissions de CO₂ est aussi envisagé au niveau européen, dans le cadre d'autres mesures de nature réglementaire, telles que les obligations techniques, les mesures fiscales, les obligations d'information, etc. Pour ma part, je soutiendrai évidemment tout type de mesure qui permettra de réduire sensiblement les émissions de CO₂. Pour ce faire, je souhaite collaborer avec toutes les parties prenantes, dont la FEBIAC. Je me réjouis de l'engagement croissant de tous les acteurs du secteur automobile et de la société civile dans ce type de démarche, de même qu'une démarche qui vise à prévenir les erreurs de remplissage de carburant que nous avons évoquées hier en commission de l'Économie.

02.03 Jean-Jacques Flahaux (MR): Je vous remercie, monsieur le ministre, de votre réponse. C'est effectivement un élément d'une problématique beaucoup plus vaste. Il est clair que la taxation accrue des 4x4, l'incitation à n'avoir qu'une voiture par ménage plutôt que plusieurs, le type même d'urbanisation qui évite de devoir prendre une voiture pour se rendre à la gare sont autant d'éléments d'un panel complet. Je souhaitais cependant mettre en évidence cet élément.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

03 Question de Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'usage de biocides et autres substances pour le traitement de la literie" (n° 2185)

03 Vraag van mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers aan de minister van Klimaat en Energie over "het gebruik van biociden en andere stoffen voor de behandeling van beddengoed" (nr. 2185)

03.01 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, cette question peut paraître terre-à-terre mais elle concerne un très grand nombre de personnes: c'est la question de notre exposition aux produits chimiques en intérieur et dans le milieu le plus intime qui soit, notre lit. Il semble que toute sorte d'équipements de literie, qu'il s'agisse de matelas, de couettes, d'édredons soient traités contre les acariens, contre les bactéries. Je reconnais que le traitement anti-acariens répond dans certains cas à un besoin des personnes allergiques.

Seulement, selon des consommateurs qui m'ont contactée et qui essaient surtout d'obtenir des informations de la part des firmes qui vendent ces produits et de la part du SPF Environnement, il est impossible de savoir quels sont les substances utilisées, si ces substances sont autorisées et si elles pourraient constituer un danger pour la santé. Il est impossible pour eux de distinguer un matelas traité d'un autre qui ne l'est pas. Dans certains cas, c'est marqué dans la publicité, ce qui les a alertés, mais dans d'autres cas, rien n'est indiqué, l'étiquetage n'étant pas obligatoire dans ce sens.

Comme vous le savez, la sensibilité aux pesticides croît rapidement: des études épidémiologiques se multiplient pour montrer que les enfants et les femmes enceintes surtout devraient éviter tout contact avec les pesticides et que tout le monde devrait éviter d'être exposé à ce type de produits. Raison de plus pour ne pas nous les imposer incognito et durant des périodes importantes de notre vie, celles de sommeil.

Mes questions sont donc les suivantes. Certains matelas sont traités avec des retardateurs de flammes organo-phosphorés-chlorés. Ces substances sont-elles autorisées en Belgique? Certaines firmes mettent sur le marché des couettes "tri-actives protection plus": quels sont les noms des substances actives utilisées? Ont-elles fait l'objet d'une demande d'autorisation? Certaines couvertures en laine sont traitées contre les mites: pouvez-vous nous dire avec quels biocides? De façon générale, votre administration est-elle en mesure d'informer les consommateurs sur les produits utilisés et les firmes sont-elles tenues de vous faire rapport?

03.02 Paul Magnette, ministre: En effet, madame Snoy, nous devrions passer un tiers de notre vie dans notre lit; c'est donc un sujet qui requiert toute notre attention. Pour ce qui est des retardateurs de flammes, interdits en Belgique, nous suivons la législation européenne réglementant ce sujet. Les retardateurs de flammes interdits sont de la famille des retardateurs bromés. Mon administration n'a pas entendu parler des couettes "tri-actives protection plus" mais j'ai chargé le service inspection d'une enquête à cet effet.

Les produits relevant de la législation sur les biocides font l'objet d'un examen par le comité d'autorisation "biocides" qui doit traiter différentes demandes d'autorisation pour de tels produits. Certaines ont donné lieu à des autorisations. C'est le cas notamment du produit AEM-5.772, produit à base de trimotoxicylill-propyl-dimétyl-octadécyl-ammoniumchloride. D'autres ont donné lieu à des refus d'autorisation, d'autres encore sont en phase d'examen.

Les substances actives et les préparations qui en contiennent relavant de la directive européenne sur les produits biocides de 1998 et aujourd'hui notifiées doivent obtenir une autorisation préalable à leur mise sur le marché en Belgique dans le cas où une action biocide est revendiquée, telle qu'anti-acariens, antifongique, antibactérien. L'identité et la teneur en substances actives doivent figurer sur leur emballage mais la mise sur le marché d'objets traités avec des produits biocides en Belgique ou en provenance de pays tiers ainsi que leur étiquetage n'ont pas été réglés par ladite directive.

Quant au traitement des couvertures en laine avec des produits antimites, il se déroule au stade industriel où ces produits sont injectés à l'intérieur même des fibres, avec un dégagement minime de substances actives une fois le produit commercialisé. Ces antimites à usage industriel peuvent contenir de la perméthrine comme substance active insecticide. Aucun produit n'est autorisé comme traitement antimites sur les couvertures après la commercialisation de celles-ci.

La question des articles traités est en discussion et à l'étude depuis plusieurs mois maintenant au niveau européen. La Belgique comme tous les États membres est tenue de se conformer à la réglementation européenne en la matière. On peut s'attendre à voir cette question à l'agenda lors de la révision de la directive sur les produits biocides. Un projet de révision sera probablement déposé cette année ou début 2009 par la Commission auprès du Parlement européen et du Conseil. Il ne serait donc pas vraiment pertinent de prendre des mesures nationales pour les modifier dans quelques mois en fonction du consensus obtenu au niveau européen. Nous suivons le dossier avec beaucoup d'attention.

03.03 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, vous devriez aller chez Carrefour ou lire leur catalogue: vous y trouverez des publicités sur leurs couettes "tri-actives protection plus" qui contiennent des anti-acariens, des antibactériens et des fongicides. Cela vaut la peine que votre administration "descende" sur le terrain et se renseigne. Je comprends votre argument selon lequel il faut respecter la législation européenne et qu'il est difficile d'agir seul. Néanmoins, votre administration a un devoir d'information du consommateur. L'information manque cruellement pour le moment et ce rôle de sensibilisation devrait être tenu par votre administration.

On peut prévenir le consommateur allergique à qui les anti-acariens semblent utiles mais les exposer sans qu'ils le sachent et mettre des enfants dans des bains de produits chimiques comme c'est le cas actuellement, c'est irresponsable. Votre administration devrait prendre position plus souvent sur ces questions pour éviter au consommateur de s'exposer à ces produits.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

04 Question de Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers au ministre du Climat et de l'Énergie sur "une clarification sur la dangerosité éventuelle des ampoules économiques due au mercure et à leur rayonnement électromagnétique" (n° 2186)

04 Vraag van mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers aan de minister van Klimaat en Energie over "opheldering over het eventuele gevaar van spaarlampen als gevolg van het kwik dat ze bevatten en de elektromagnetische straling" (nr. 2186)

04.01 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, monsieur le ministre, on en a parlé encore hier à la radio, les ampoules économiques sont conseillées pour consommer moins d'énergie mais il s'avère, selon différentes sources, qu'elles peuvent représenter un danger pour la santé, ce qui est un peu gênant.

Ces ampoules contiennent en effet de petites quantités de mercure, substance qui peut provoquer des vertiges ou des maux de têtes. Il convient donc de prendre des précautions telles que ventiler la pièce pour éviter les inhalations lorsque l'ampoule est en fin de vie ou si elle se casse.

Plusieurs associations environnementales ont alerté la population en disant que l'ampoule économique restait préférable à l'ampoule à incandescence mais qu'il fallait absolument des ampoules économiques qui ne présentent pas ces inconvénients.

Un cri d'alarme a également été poussé par une association française qui a parlé de rayonnement électromagnétique des ampoules économiques dû au fait que leur culot n'était pas blindé. Cette association a conseillé de ne pas mettre des ampoules économiques dans des bureaux dans lesquels on travaille de longs moments.

Comment peut-on sortir de cette confusion?

Le consommateur est dérouté. Pouvez-vous faire la lumière sur ce sujet afin de pouvoir l'informer correctement?

Comptez-vous prendre des mesures visant à délaisser progressivement ces ampoules contenant du mercure et à éviter le rayonnement électromagnétique, ce qui demanderait un blindage différent?

04.02 Paul Magnette, ministre: Madame, le genre d'inquiétude que vous soulevez dans votre question se manifeste régulièrement lorsqu'un nouveau produit apparaît sur le marché et qu'il est associé à des éléments susceptibles de produire un danger, telles les substances chimiques, l'électricité, le rayonnement. Dans ce cas, il faut que l'avantage apporté par le nouveau produit - la consommation moindre d'énergie - soit mis en balance avec d'éventuels désavantages liés à la substance chimique ou au rayonnement.

Dans le cas des lampes économiques, il y a lieu de rappeler qu'en Europe, le contenu en mercure est déjà limité à 5 mg en vertu d'une directive qui a été transposée en droit belge par l'arrêté royal du 12 octobre 2004. De surcroît, la plupart des constructeurs se limitent déjà à 3 mg.

Par ailleurs, ces ampoules renforcées se brisent beaucoup plus difficilement que les autres.

Pour ce qui concerne les risques pour la santé liés au rayonnement électromagnétique, il s'agit d'un problème récurrent, soulevé chaque fois qu'une nouvelle source est mise en évidence du chef d'un produit existant ou d'un nouveau produit. Une large campagne de mesures a notamment été menée dans les années 1990 sur les niveaux de rayonnement électromagnétique émis par les câbles aériens à haute tension, les appareils électroménagers, les téléphones portables et, à présent, sur les lampes économiques sans pour autant qu'aucune preuve scientifique formelle n'ait pu démontrer que ceux-ci présentaient un risque pour la population. Le risque zéro n'existe pas et toutes les mesures préventives doivent donc être prises de façon à protéger le consommateur. Les spécialistes ne se sont pas encore mis d'accord sur les méthodes de mesure à utiliser pour les lampes économiques.

Ces produits concernent à nouveau l'ensemble du marché économique européen où la libre circulation des produits est de mise. C'est dans ce cadre que, à la suite des conclusions des spécialistes, des révisons aux directives européennes en vigueur pourront être proposées. Quant à la problématique du niveau acceptable des champs électromagnétiques, elle relève aussi de la compétence de ma collègue de la Santé publique.

04.03 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je réitère ma demande et ma suggestion, selon lesquelles votre administration puisse informer le citoyen. Il serait intéressant, via un site internet, de clarifier la situation en la matière et reconnaître certains risques. Il ne convient pas forcément de se retrancher systématiquement derrière l'absence de certitudes scientifiques. C'est une tendance générale que je critique fortement en matière de pollution électromagnétique.

De façon générale, par rapport à la politique des produits, votre administration devrait jouer un rôle de conseil, d'aide à l'information du consommateur et de clarification. Cette disposition, pourtant très attendue, est toujours inexistante.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

05 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de coördinatie van het beleid inzake luchtvervuiling en de aanwezigheid van fijn stof" (nr. 2260)

05 Question de Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la coordination de la politique concernant la pollution atmosphérique et la présence des particules fines" (n° 2260)

05.01 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, sinds 2005 is er een gemeenschappelijk plan van de federale en Vlaamse ministers voor Leefmilieu ter bestrijding van het fijn stof. Dergelijk plan bestaat ook voor de aanpak van verzurende stoffen en ozon.

In 2006 werd in 29 van de 47 meetposten in België de Europese norm van 50 microgram per kubieke meter meer dan 35 keer overschreden als het gaat over fijn stof. Ook in 2007 was er in meer dan de helft van de meetstations een overschrijding. In 2008 hebben wij ook reeds het nodige smogalarm gekend, tot vanochtend om 06.00 uur, wegens te grote concentraties van fijn stof in de lucht. Als het straks goed weer wordt in de zomer, dan is het ook weer smogalarm omdat het te mooi weer is.

Wij kunnen vaststellen dat het actieplan voor fijn stof op geen enkele wijze garandeert dat er een structurele verbetering van de luchtkwaliteit is op plaatsen waar jaar na jaar overschrijdingen werden vastgesteld. Integendeel, wij kunnen toch zeggen dat wij achter de vervuilingspieken blijven aanlopen.

In november 2007 hebben wij in deze commissie hoorzittingen gehad over het Nationaal Actieplan Leefmilieu-Gezondheid. In het kader van dat plan is er een project Steden en Vervuiling geweest. De spreekster van het BIM, dat verantwoordelijk was voor dat project, heeft ook aangehaald dat de blootstelling aan fijne stofdeeltjes in de Belgische steden alarmerend is.

Er werden drie steden onderzocht, Antwerpen, Charleroi en Brussel. BIM haalde wat problemen aan inzake gegevensverzameling en de toegang tot de gezondheidsgegevens, maar de spreekster zei op dat moment, toen het onderzoek nog niet volledig was afgerond, dat een aanwezigheid van 20 microgram fijne stofdeeltjes per kubieke meter zou leiden tot een bijkomende sterfte van 6%.

Dit ligt ook in de lijn van eerdere studies van Europa, die ook wijzen op een hoger aantal sterftegevallen ten gevolge van de aanwezigheid van fijn stof. Gisteren hebben onder andere een aantal ziekenhuizen in Brussel gezegd dat ze veel meer mensen zien met longproblemen op dagen dat er grote concentratie fijn stof worden gemeten in de lucht.

Op 12 februari 2008 verklaarde u dat er met betrekking tot het beleid inzake luchtvervuiling meer coherentie en coördinatie nodig is. U zei dat u de problematiek van het fijn stof in het plan voor de aanpak van verzurende stoffen en ozon wilde opnemen. U zei ook dat u nieuwe uitstootplafonds per type polluent per sector wilde vastleggen.

Naar aanleiding van uw voornoemde communicatie heb ik een aantal concrete vragen.

Wanneer zal het nieuwe plan klaar zijn? Op welke punten meent u dat het vorige plan tekortschiet? Wat zijn de grote aandachtspunten van het nieuwe plan?

Ten tweede, aan welke structurele maatregelen denkt u om vervuilingpieken te voorkomen?

Ten derde, is er overleg gepland met de ministers bevoegd voor Mobiliteit en Volksgezondheid? Ik denk in dat verband niet alleen aan overleg met de federale ministers, maar ook met de regionale ministers.

Ten vierde, zijn de resultaten van het project Steden en Vervuiling in het kader van het Nationaal Plan Milieu en Gezondheid al bekend? Werden ze dus al gefinaliseerd? Hoe zullen de resultaten in het nieuwe plan voor ozon en fijn stof worden meegenomen?

Ten vijfde, u zegt dat u nieuwe uitstootplafonds wil vastleggen. Aan welke uitstootplafonds denkt u dan? Ik refereer aan de bestaande, Europese regelgeving daaromtrent.

05.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Van der Straeten, het Federaal Plan ter bestrijding van verzuring en troposferische ozon, waarnaar u verwijst, behelst de periode 2004-2007. Ik heb het proces ter voorbereiding van een nieuw, geïntegreerd plan Lucht voor de periode 2008-2011 aangewakkerd, zowel op federaal niveau als op het niveau van de nationale coördinatie inzake gezondheids- en milieukwesties met de collega’s van de Gewesten en Gemeenschappen.

Ik wens tevens dat het volgende plan en de volgende, nationale coördinaties ook de problematiek van het stof zou behelzen en dat in het plan de aspecten milieu en gezondheid zouden worden geïntegreerd.

Op Europees niveau werden de doelstellingen inzake luchtkwaliteit per vervuilend element, de kalender om de doelstellingen te bereiken alsook een geheel van te nemen of door de lidstaten te versterken maatregelen al vastgelegd.

Op dit ogenblik onderzoekt de administratie op mijn verzoek het Federaal Plan ter Bestrijding van Verzuring en Troposferische Ozon 2004-2007. De eerste elementen van deze evaluatie zullen gekend zijn in de loop van de maand maart. Op basis hiervan zal een nieuw plan worden uitgewerkt voor de zomer en met het oog op het aannemen van het plan aan de regering worden voorgelegd.

Met betrekking tot de structurele maatregelen om de vervuilingspieken te voorkomen, wens ik in het kader van de federale bevoegdheden te blijven bijdragen tot de inspanningen van de Gewesten die verantwoordelijk zijn voor de luchtkwaliteit. Het is noodzakelijk de coördinatie, alsook het instrumentarium dat al op federaal en gewestelijk niveau is geïnstalleerd, te versterken. De federale regering zal haar maatregelen met betrekking tot de fiscaliteit dienen te versterken. Ik ben eveneens van plan de beperking van de uitstoot die verband houdt met de productie, zoals die van de brandstoffen, voertuigen, verwarmingsapparaten, verf, enzovoort, uit te breiden. Ik wil ook de burgers en de verbruikers beter op de hoogte brengen teneinde werkelijke wijzigingen in hun gedrag aan te moedigen.

Wat de interactie met de mobiliteit betreft, spreekt het voor zich dat alle federale aspecten die verband houden met mobiliteit met mijn collega, de minister van Mobiliteit, zullen worden overwogen.

Wat betreft het project Steden en Vervuiling, het verslag van dit project van het Nationaal Plan Gezondheid- Leefmilieu zal in april beschikbaar zijn en worden meegedeeld. Er werd overeengekomen dat de resultaten wel degelijk in aanmerking zullen worden genomen bij de uitwerking van het volgende plan.

Met betrekking tot de vaststelling van plafonds zijn het voornamelijk de Gewesten die bevoegd zijn om plafonds te bepalen per vervuilende stof en dit per sector. Voor het vervoer zal het grootste gedeelte van de inspanning geschieden via de nieuwe normen voor voertuigen die op Europees niveau worden geharmoniseerd. De vaststelling van deze plafonds zal het mogelijk maken de maximale concentraties van de vervuilende stoffen in de atmosfeer beter te eerbiedigen.

Op korte termijn pleit ik voor een beter beheer van de vervuilingspieken om een antwoord te bieden op de verwachtingen van onze medeburgers die te maken hebben met risicotoestanden, alsook om erin te slagen wijzigingen in het gedrag op te wekken. Dat vereist dat elk van de partijen over de nodige elementen zou beschikken, alsook over een gemeenschappelijk leesrooster voor die informatie door de intergewestelijke milieucel.

Ten slotte wijs ik u erop dat bij de volgende interministeriële milieuconferentie van 27 februari op mijn verzoek de kwestie van de nood aan toegenomen coördinatie en nieuwe structurele maatregelen aanhangig zal worden gemaakt.

05.03 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik heb twee reacties.

Ten eerste, ons land stikt in de diesels. Het feit dat wij te maken hebben met zulke grote concentraties fijn stof, ligt niet alleen aan het wegverkeer, maar ligt wel in grote mate aan de diesels. Mensen trager laten rijden op bepaalde tijdstippen, is weliswaar goed in vormen van sensibilisering, maar helpt niet. Ik denk dat uw collega's – wat dat betreft kunt u zelf ook wel een aantal structurele maatregelen nemen – zich daarop moet richten om de uitstoot van dieselwagens te verminderen. Inderdaad, de autorichtlijn die eraan komt, zal maar in voege treden vanaf 2009. Het gaat over ontzettend veel wagens. Als we moeten wachten op die Europese regelgeving, dan voeren we een zeer traag beleid. Ik denk dat wij voor de bestaande wagens, de wagens die nu al op de markt komen, al maatregelen moeten nemen. We kunnen niet louter wachten op die Europese regelgeving. Dieselroetfilters lijken mij bijvoorbeeld essentieel.

Ten tweede, over de nationale coördinatie ben ik zeer blij.

Ik vind het een goede zaak dat de federale overheid in deze de kar trekt en het initiatief neemt om op korte termijn tot een nieuw plan te komen. Het is ook een goede zaak dat ozon en fijn stof worden geïntegreerd want in de winter en de zomer hebben we eigenlijk dezelfde problemen. Misschien kunt u deze aanpak ook volgen in andere domeinen van uw bevoegdheid. Ik denk bijvoorbeeld aan klimaat, waar dezelfde problemen rijzen. Ook daar zou het een goede zaak zijn als er meer coördinatie, afstemming en coherentie zou zijn. Waarom ook niet in andere aspecten van uw bevoegdheden zorgen voor meer coördinatie en meer de kar trekken van het federale niveau?

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

06 Question de M. Jean-Luc Crucke au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'information environnementale" (n° 1895)

06 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Klimaat en Energie over "milieu-informatie" (nr. 1895)

07 Question de M. Jean-Luc Crucke au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les piles recyclées" (n° 1896)

07 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Klimaat en Energie over "gerecycleerde batterijen" (nr. 1896)

La présidente: En application de l'article 127.10 du Règlement, M. Crucke n'ayant pas demandé qu'on l'excuse ni qu'on reporte ses questions, elles sont donc retirées.

La réunion publique de commission est levée à 11.13 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.13 uur.