Gemeenschappelijke
vergadering van de commissie voor de Justitie, de commissie voor de
Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt en van de homologe
commissies van de senaat |
Réunion commune de la commission de la Justice, de
la commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction
publique et des commissions homologues du sÉnat |
van woensdag 13 februari 2008 Namiddag ______ |
du mercredi 13 fÉvrier 2008 Après-midi ______ |
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 14.53 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Mia De Schamphelaere en de heer André Frédéric.
Le développement des questions et interpellations commence à 14.53 heures. La réunion est présidée par Mme Mia De Schamphelaere et M. André Frédéric.
01 Samengevoegde interpellatie en vraag van
- de heer Filip De Man tot de minister van Binnenlandse Zaken over "het Nationaal Veiligheidsplan en de aanwervingen en opleidingen bij de politie" (nr. 27)
- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie en aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de opvolging van opgelegde voorwaarden" (nr. 1979)
01 Interpellation et question jointes de
- M. Filip De Man au ministre de l'Intérieur sur "le Plan national de sécurité et les recrutements et les formations à la police" (n° 27)
- Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice et au ministre de l'Intérieur sur "le suivi des conditions imposées" (n° 1979)
01.01 Filip De Man (Vlaams Belang): Voorzitters, het is een beetje raar dat we nu eerst op een detail ingaan van heel het debat, maar de minister heeft laten weten dat hij de nodige antwoorden bij heeft.
Het gaat specifiek over de aanwervingen en de opleidingen bij de politie. Ik heb de minister daarop in de vorige legislatuur verschillende keren gewezen. Er doet zich een probleem voor van personeelseffectief en een probleem inzake de jaarlijks te verwezenlijken aanwervingen.
Telkens opnieuw kwam er van de minister een antwoord dat geruststellend bedoeld was. Maar volgens het unaniem advies van de federale politieraad – dat wij nog niet zo lang geleden mochten ontvangen – nopens precies het Veiligheidsplan 2008-2011, doen er zich wel degelijk problemen voor inzake het bestaande personeelseffectief bij onze geïntegreerde politie.
Ik citeer letterlijk wat de federale politieraad zegt: "… dat zich overigens de problematiek stelt van de prioriteiten binnen de prioriteiten, te meer daar voor de gelijktijdige uitvoering van alle prioriteiten en van een optimale reguliere werking een bepaald personeelseffectief noodzakelijk is dat momenteel soms niet wordt gehaald". De federale politieraad noemt daar als voorbeelden terrorismebestrijding en computercriminaliteit. Diezelfde federale politieraad stelt dat het personeelseffectief ook onder druk staat. De raad vervolgt: "Om de doelstellingen werkelijk te kunnen realiseren, is een bepaalde politiecapaciteit noodzakelijk. Om die te verwezenlijken, is een jaarlijkse rekruteringsinspanning van 1.450 inspecteurs noodzakelijk in plaats van 1.350 zoals voorzien in het NVP." Dus, 1.450 inspecteurs, mijnheer de minister.
Als men dit stukje tekst goed bekijkt, begrijpt men eerst en vooral duidelijk dat ook volgens de federale politieraad voor ernstige misdaadfenomenen zoals terrorisme te weinig capaciteit aanwezig is. Wij kennen het verhaal van de OCAD, waar 20 tot 30 personen ontbreken. Dat is natuurlijk al een serieuze blamage.
Voorts blijkt tot overmaat van ramp dat de regering nota bene ook een chronisch personeelstekort in de hele politie nastreeft, precies door te weinig geplande aanwervingen. Ik zou graag van de minister vernemen wat zijn reacties zijn op die pijnlijke vaststellingen.
Hoeveel politiepersoneel heeft sedert 2000 jaarlijks het korps verlaten, wegens ziekte, pensioen of welke reden dan ook? Hoeveel personeel is er sedert 2000 jaarlijks in dienst getreden?
Welke schattingen hanteert de federale politie inzake de jaarlijks benodigde aanwervingen in de komende vijf jaar?
Gaat de federale politie akkoord met het vooropgestelde cijfer van 1.350 aanwervingen? Zo ja, heeft de minister uitleg gekregen van de federale politieraad die dat anders ziet? En waarom ziet de federale politieraad dat anders?
Ligt het probleem in feite niet bij een te klein politiebudget? Ik weet dat de onderhandelingen bezig zijn, of eigenlijk nog moeten beginnen, maar het budget is te klein om die 1.450 opleidingen en aanwervingen te bekostigen, zoals voorgesteld door de federale politieraad.
Ik had daar nog een vraag aan toegevoegd, met name of er al een akkoord bestaat met de minister van Begroting, maar daarmee was ik een beetje voor mijn tijd.
Ik verneem ook dat er lesgevers zijn aan diverse politiescholen die de indruk hebben dat er een grote druk bestaat kandidaten te laten slagen. Dat gebeurt zelfs in die mate dat de kwaliteit van de opleiding eronder zou lijden. Heeft de minister daarover berichten opgevangen?
Op officieuze wijze zou worden aangedrongen op de aanwerving van een bepaald percentage allochtonen bij de politie, zodat het korps – zoals men dat de voorbije jaren zegt – een goede weergave vormt van de verscheidenheid in de maatschappij. Bestaat er inderdaad zo’n betrachting bij de federale politie? Bestaat die betrachting in hoofde van de minister? Wordt daarop een bepaald percentage gekleefd? Hoeveel allochtonen volgden de speciale voorbereidende cursussen die het hun makkelijker moeten maken te slagen als aspirant-inspecteur? Kan de minister hierover cijfers verstrekken voor de voorbije vijf jaar? Is het correct dat door al die zaken in de huidige politieopleiding de kwantiteit te veel primeert op de kwaliteit?
01.02 Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in het Nationaal Veiligheidsplan is andermaal, net zoals in het verleden, vastgesteld dat de strafuitvoering de zwakste schakel is in de strafwetgeving. Ik heb samen met de collega’s bij de lezing van dit plan kunnen vaststellen dat hieraan vandaag bijzondere aandacht is besteed. U hebt er ook in uw uiteenzetting specifiek naar verwezen.
Ik lees in het plan dat het inderdaad de bedoeling is dat de politiediensten een controle uitvoeren op de controleerbare voorwaarden die worden opgelegd, en dit zowel in het kader van de voorlopige hechtenis als in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling en de probatie. Controle en opvolging is een zaak, mijnheer de minister, maar ik denk dat zich hier toch een aantal specifieke problemen en vragen stellen.
Mijn vraag is ingegeven door een volgens mij terechte bezorgdheid die ook in de inleiding van dit plan staat uitgeschreven. Men verwijst terecht naar het feit dat visie en doelstelling een zaak is maar dat het ook in concreto moet kunnen worden gerealiseerd. Voor dit laatste zijn zowel timing als middelen nodig.
Mijnheer de minister van Justitie, hoe zult u de parketten structureren zodat zij in de toekomst op een goede en doeltreffende manier de politiediensten kunnen aansturen om in de praktijk daadwerkelijk werk te maken van de controle op de verschillende voorwaarden? Het kan inderdaad niet zo zijn dat de huidige voorwaarden ongecontroleerd blijven en dat strafuitvoeringsrechtbanken te laat worden gevat, met alle gekende gevolgen die wij de voorbije weken en maanden herhaaldelijk in de media hebben zien verschijnen?
Le président: Je vais donner la parole aux ministres respectifs pour apporter les éléments de réponse qu’ils souhaitent. Nous poursuivrons ensuite l’échange de vues. Chaque demande d’intervention est notée et chacun aura la parole dans l’ordre où il l’aura demandée.
01.03 Minister Patrick Dewael: Mijnheer de voorzitter, de thematiek die collega De Man aansneed in zijn interpellatie is ook vanmorgen aan bod gekomen tijdens de vragen in de commissie voor Binnenlandse Zaken.
Ik zou willen beginnen met te verwijzen naar de inspanning die reeds is geleverd om het aantal terrorismespeurders te verhogen. Dat is een inspanning die inderdaad moet worden voortgezet. De federale politieraad heeft een evidente vaststelling herhaald. Ik zou dat niet willen omschrijven als een blamage, zoals collega De Man het heeft omschreven in zijn verzoek tot interpellatie. Het is echter wel een incentive om de inspanningen die reeds werden ondernomen voort te zetten.
Collega De Man sprak over een tekort van 20 of 30 mensen bij OCAD op dit ogenblik. Het kader van OCAD is vastgesteld door de vorige regering op ongeveer 50. Ik heb hier een paar weken geleden gezegd dat wij 36 mensen op dat ogenblik reeds hadden aangewezen. Ondertussen zijn de analisten die werden geselecteerd via Selor ook in functie getreden. Het aantal nog openstaande plaatsen in verhouding tot het kader dat is vastgelegd door de vorige regering is dus nog een aantal eenheden, en zeker geen 20 of 30, tenzij men natuurlijk zegt dat er mensen bij OCAD zijn die liever 70, 80 of 90 mensen hadden gehad in plaats van 50. Dat is natuurlijk steeds de discussie. Is het de vraag die telt of is het uiteindelijk de beslissing van de regering na wikken en wegen die de toetsing uitmaakt.
De federale politieraad gaat ook mee in de demarche die was ingezet door de commissaris-generaal en ook door de voorzitter van de vaste commissie. In het memorandum dat zij op een bepaald moment hebben bezorgd aan informateur Reynders is het streefcijfer van 1450 aanwervingen op jaarbasis vooropgesteld.
Ik vind die vraag begrijpelijk. Er is aan de ene kant, u hebt er ook naar verwezen, collega De Man, de leeftijdspiramide. Die zal tot gevolg hebben dat de komende jaren de uitstroom sterk zal toenemen. Anderzijds is er ook een tendens bij een deel van de lokale zones om hun effectieven op te vullen of zelfs te verhogen en bij de federale politie om haar vastgestelde personeelsformatie helemaal op te vullen en ook inspanningen te doen ten voordele van bepaalde operationele eenheden.
Ik heb gemeend om het cijfer voor dit jaar, voor 2008, tot 1.350 te moeten beperken. Ik vraag me trouwens af of de arbeidsmarkt ons toelaat om die ambitie veel hoger te stellen.
Het verhaal is eigenlijk het volgende. Er zijn, jaar in jaar uit, ongeveer 1.200 pensioneringen en andere vertrekken uit de politie. Sedert 2001 werden gemiddeld iets minder dan 1.200 mensen per jaar gerekruteerd, 1.150 om precies te zijn. In 2006 en 2007 zitten we daar met 1.245 en 1.284 inspecteurs boven, maar we zaten daar onder in 2002, in 2004 en in 2005, namelijk telkens beneden de 1.000. De uitstroom was dus op dat ogenblik minder belangrijk.
De bedoeling van de regering is om dat cijfer van 1.150 met 200 eenheden per jaar te verhogen tot 1.350. Dat is míjn bedoeling, maar we zullen moeten zien of de regering in haar begrotingsconclaaf mij daarin volgt.
Die 200 extra personen zijn nodig om aan drie kwantitatieve behoeften te voldoen. Ten eerste, de vervanging van de uitstroom, die stijgend is. Ten tweede, ook de opvulling van tekorten die zich hier en daar voordoen. Ten slotte, het voldoen aan de ambities van het Veiligheidsplan dat we hier vandaag aan u voorleggen, dus aan de dwingende eisen die daarin worden gesteld.
De nieuwe instroom van 1.350 inspecteurs per jaar moet zo verstandig mogelijk over de geïntegreerde politie worden verdeeld. Dat is niet evident, vermits politiemensen in ruime mate hun werkplek zelf kiezen en de politiezones onderling of met de federale politie concurrenten kunnen zijn op een krimpende arbeidsmarkt.
Rekruteringen moeten gebeuren binnen de budgettaire ruimte zonder toegevingen op het vlak van kwaliteit.
De federale politieraad, waarnaar u hebt verwezen, en de politie vragen trouwens niet alleen lineaire verhogingen. De politie heeft ook de ambitie om, door een verdere afbouw van administratieve taken die thans door operationeel personeel worden uitgevoerd en door betere methoden en technieken door projectmatige werking, een hoger nettoresultaat te bereiken met de personeelsleden die zij ter beschikking heeft. Ik denk dat zij daarbij naadloos aansluit bij datgene wat sedert jaren een vaste beleidslijn is. Het is niet zozeer een abstract totaal effectief dat moet verhogen, maar wel de operationele capaciteit die moet verhogen.
Ten tweede stel ik vast dat de politie meer dan 10.000 kandidaten per jaar heeft, maar dat slechts 15% van die kandidaten slaagt.
Met een dergelijk slaagpercentage kan men bezwaarlijk volhouden dat de politie niet zou letten op kwaliteit. Eens binnen de organisatie moeten die rekruten nog slagen in de basisopleiding, wat in principe geen probleem zou mogen zijn gezien de strenge selectie.
Ten derde is het zonneklaar dat de politie een afspiegeling moet zijn van de maatschappij. Anders mag het concept gemeenschapsgerichte politie wel vergeten worden. Dat betekent dat in haar midden personeelsleden zullen verschijnen die in België school hebben gelopen en er zijn opgegroeid, maar waarvan de ouders naar hier zijn geïmmigreerd. Het aantal allochtone landgenoten dat in het basiskader wordt aangeworven, bedraagt naargelang het jaar 3,5 tot 4,4 %. Dat is volgens mij een verrijking. Dat is een evidentie. Ik zou bijna zeggen dat dit in bepaalde lokaliteiten een noodzaak is.
De federale politie heeft, met mijn instemming, akkoorden met sommige instituten, die kandidaten uit milieus die minder kansen hebben gehad in het algemeen onderwijs, voorbereiden op selectie-examens. Dat slaat niet alleen op allochtonen. In het Brussels Gewest is slechts 3 op 4 van de betrokkenen allochtoon. In de andere gevallen is dat zelfs nog minder. Ik maak hierbij ook de vergelijking met de vele opleidingsinitiatieven die bijvoorbeeld de VDAB neemt om mensen beter voor te bereiden op de arbeidsmarkt.
Zoals er nooit quota zijn geweest voor de aanwerving van vrouwen bij de politie, bestaan die ook niet voor de aanwerving van mensen uit de immigratie. Het gaat om evidente, natuurlijke evoluties, en deze mensen kunnen ofwel een test afleggen om te zien hoever ze staan, ofwel ook een opleiding volgen. Volgens de meest recente cijfers die ik heb, die van 2001 tot en met 2005, hebben van de 189 personen die van die mogelijkheid tot preformatie gebruik hebben gemaakt, ook effectief tot de politie toegetreden, waarvan 26 % allochtonen. De rest heeft zijn kansen op de algemene arbeidsmarkt sterk verbeterd, meen ik.
Tot daar mijn antwoord op de interpellatie van collega De Man.
01.04 Minister Jo Vandeurzen: Mijnheer de voorzitter, in antwoord op de vraag van mevrouw Van Cauter wijs ik erop dat het Nationaal Veiligheidsplan 2008-2011 heel duidelijk het volgende vermeldt – ik citeer: “De politiediensten voeren een performante controle uit van de politioneel controleerbare voorwaarden opgelegd in het kader van, ten eerste, de wet op de voorlopige hechtenis en, ten tweede, de maatregelen inzake voorwaardelijke invrijheidsstelling of, ten derde, de maatregelen inzake probatie, en dit in samenwerking met de justitiehuizen en onder sturing van het openbaar ministerie.”
Het is, ten eerste, belangrijk te noteren dat bedoeld hoofdstuk onder de titel van “een moderne en kwaliteitsvolle politie” en niet onder de titel van “een resultaatsgerichte aanpak van prioritaire veiligheidsfenomenen” werd ingeschreven. De betere opvolging van voorwaarden is geen te bestrijden, crimineel fenomeen, maar een basispolitiezorg, die in het functioneel opereren van parket en politie moet worden opgenomen.
Ik gaf onmiddellijk aan de procureur-generaal van Antwerpen de opdracht om een samenwerkingsmodel tussen het parket, in casu het parket van Antwerpen, en de plaatselijke, lokale en federale politie betreffende de opvolging van politioneel controleerbare voorwaarden uit te werken.
Antwerpen werd gekozen, omdat het reeds, in uitvoering van artikel 62 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten, een aanvang had genomen om voornoemd artikel, dat bepaalt dat – ik citeer het artikel – “het openbaar ministerie gelast is met de controle van de veroordeelden”, in de praktijk om te zetten.
Belangrijk in dat verband is dat niet alleen de voorwaarden, opgelegd in het kader van voorwaardelijke invrijheidsstelling, worden geviseerd, maar dat ook, op dezelfde, uniforme manier, de politionele voorwaarden worden opgenomen die worden opgelegd hetzij door de onderzoeksrechter hetzij door de raadkamer, naar aanleiding van een invrijheidsstelling onder voorwaarden, hetzij door de bodemrechter in een straf met uitstel of een opschorting van straf, gekoppeld aan probatievoorwaarden.
Voornoemd samenwerkingsmodel zal niet alleen politievertegenwoordigers van het arrondissement maar ook andere partners, zoals de justitiehuizen en de gevangenissen, omvatten.
Het ligt in mijn bedoeling om bedoeld model, dat momenteel op de werkvloer wordt uitgewerkt en waarvan ik hoop op korte termijn de eerste resultaten te zullen kennen, te toetsen en te evalueren, om het vervolgens nationaal toe te passen.
Deze bottom-upwerkwijze, waarbij best practices die ontwikkeld worden bij plaatselijke parketten en politiediensten, nationaal worden geïmplementeerd, wil ik ook in andere deelgebieden toepassen. Ik denk dat het een verstandige manier van werken is. Het feit dat Antwerpen eigenlijk al met een soortgelijk initiatief was gestart, geeft mij de gelegenheid om hierop te focussen en te kijken hoe dat in Antwerpen in een samenwerkingsmodel wordt omgezet, om het daarna te veralgemenen.
01.05 Filip De Man (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik had precieze cijfers gevraagd aan de minister van Binnenlandse Zaken over het aantal uittredingen – als ik het zo mag noemen – en aanwervingen vanaf 2000. De minister geeft mij die precieze cijfers niet. Hij geeft alleen een gemiddelde.
Hij zegt dat er gemiddeld 1.150 in dienst zijn getreden in de voorbije jaren en er zijn eigenlijk slechts twee jaren – ik neem aan sedert 2000 – dat men met 1245 en 1284 indiensttredingen boven het getal van de uitstroom is geraakt. Ik kan alleen maar vaststellen dat het korps in die andere jaren – minstens een jaar of vijf – kleiner en kleiner is geworden en dat men pas sedert twee jaar erin slaagt om dat deficit weer aan te vullen.
Ik heb een motie ingediend, mijnheer de minister – de Kamer zal die natuurlijk goedkeuren – om u te helpen bij uw onderhandelingen met de heer Leterme om een voldoende groot budget te krijgen om meer politiemensen dan voorheen te kunnen aanwerven.
01.06 Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor het initiatief dat u hebt genomen. Ondertussen is de wetgeving op de voorwaardelijke invrijheidstelling bijna twee jaar oud. Het is jammer dat het zo lang heeft geduurd voor men hiertoe is gekomen, maar het is beter laat dan nooit. Ik hoop dat de resultaten in de praktijk zichtbaar zullen zijn.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Bart Laeremans en mevrouw Linda Vissers en luidt als volgt:
“De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Filip De Man
en het antwoord van de minister van Binnenlandse Zaken,
dringt er op aan dat jaarlijks 1.450 politiemensen worden aangeworven, zoals gevraagd door de Federale Politieraad."
Une motion de recommandation a été déposée par M. Bart Laeremans et Mme Linda Vissers et est libellée comme suit:
“La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Filip De Man
et la réponse du ministre de l’Intérieur,
insiste pour que 1.450 agents de police soient recrutés chaque année, comme demandé par le Conseil fédéral de police.“
Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames Corinne De Permentier, Jacqueline Galant en Marie-Christine Marghem en door de heren Michel Doomst, Bruno Steegen en Eric Thiébaut.
Une motion pure et simple a été déposée par
Mmes Corinne De Permentier, Jacqueline Galant et Marie-Christine Marghem et par
MM. Michel Doomst, Bruno
Steegen et Eric Thiébaut.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
Le développement des questions et interpellations se termine à 15.14 heures.
De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 15.14 uur.