Commissie voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu en
de maatschappelijke Hernieuwing |
Commission
de la Santé publique, de l'Environnement et du Renouveau de la Société |
van woensdag 30 januari 2008 Namiddag ______ |
du mercredi 30 janvier 2008 Après-midi ______ |
La séance est ouverte à 14.32 heures et présidée par Mme Muriel Gerkens.
De vergadering wordt geopend om 14.32 uur en voorgezeten door mevrouw Muriel Gerkens.
À la suite d'un incident technique, une partie de l'enregistrement digital fait défaut. Pour la question n° 1239 de Mme Muylle, le compte rendu se base sur les textes remis par l’intervenante.
Ten gevolge van een technisch mankement ontbreekt een deel van de digitale geluidsopname. Voor de vraag nr. 1239 van mevrouw Muylle steunt het verslag uitzonderlijk op de teksten die de spreekster heeft overhandigd.
01 Vraag van mevrouw Nathalie Muylle aan de minister van Klimaat en Energie over "het federale aankoopbeleid inzake emissierechten" (nr. 1239)
01 Question de Mme Nathalie Muylle au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la politique fédérale en matière d'acquisition de droits d'émission" (n° 1239)
01.01 Nathalie Muylle (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, klimaatverandering is een van de belangrijkste milieu-uitdagingen waarmee wij geconfronteerd worden. In het protocol van Kyoto is bepaald dat flexibiliteitmechanismen ingezet kunnen worden om tijdig de reductiedoelstellingen in de periode 2008-2012 te realiseren. Op die wijze kan de milieudoelstelling op een kosteneffectievere wijze bereikt worden. Later is daar in de Akkoorden van Marrakech nog onder meer het supplementariteitprincipe aan toegevoegd, dat zorgt voor een aanvullende inzet van Kyoto-eenheden boven op de binnenlandse maatregelen, die steeds de hoofdmoot uitmaken van de reductie-inspanning.
De Belgische Kyotodoelstelling houdt een reductie in van 7,5% ten opzichte van het basisjaar voor de periode 2008-2012. Het Belgische internelastenverdelingakkoord, gesloten op 8 maart 2004, houdt voor de federale overheid een jaarlijkse binnenlandse reductie in van 4,8 megaton CO2-equivalent en een aankoop van Kyoto-eenheden van 12,3 megaton.
Mijnheer de minister, graag had ik u hierover de volgende vragen gesteld.
Ten eerste, tot nu toe heeft de federale minister van Leefmilieu voor slechts twee projecten – in Honduras en India – een contract voor de aankoop van emissierechten gesloten. Voor zover bekend is tot nu toe circa 60 miljoen euro bestemd voor de aankoop van emissierechten. Nochtans is het internelastenverdelingakkoord, waarin duidelijk de taak van de federale overheid is bepaald – 2,46 miljoen emissierechten per jaar voor de vijfjarig periode 2008-2012, of 12,3 miljoen in totaal – al gesloten op 8 maart 2004.
Ten eerste, hoe komt het dat zoveel tijd verlopen is om tot dat beperkte resultaat te komen, terwijl andere landen die tijd hebben gebruikt om een voorsprong op te bouwen en interessante projecten voor een lagere prijs weg te kapen, waardoor de factuur voor de federale overheid alsmaar hoger wordt?
Ten tweede, mijnheer de minister, hoe ziet u, voor de duur van de Kyotoperiode, binnen uw aankoopstrategie tijdig de integrale 12,3 megaton te verwerven? Wat is de timing voor de uitvoering van het aankoopprogramma? Hoe ziet u de opbouw van de financiële middelen, de keuze van de investeringskanalen, de invulling van het aspect risicospreiding, de prijsprognose per emissierecht? Hoe wordt rekening gehouden met de stijgende prijstendens op de internationale markten? En hoeveel budgettaire middelen zijn daarvoor in totaal nodig?
Wordt bij het opstellen van de budgettaire prognoses voor het verwerven van emissierechten rekening gehouden met het betalen van btw in België, en/of het betalen van analoge belastingen in het gastland van de projecten?
01.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw Muylle, het klopt dat we momenteel ongeveer 60 miljoen euro hebben vrijgemaakt in het kader van het federaal aankoopprogramma.
De eerste tender, die in maart 2005 werd gelanceerd, wordt gekenmerkt door een gemiddelde succesratio in vergelijking met andere Europese landen. De tweede tender, met een totaal beschikbaar budget van 22 miljoen euro, werd eind vorig jaar verlengd met een bijkomende deadline tot 27 februari 2008 met het oog op het aantrekken van nog een aantal bijkomende kandidaat-projecten.
Ik kan u alvast informeren dat een groot aantal inschrijvers interesse heeft getoond in onze tender en zich ook heeft ingeschreven, dankzij het actieve promotiewerk van het JICDM-team of joint initiative clean development mechanism team, onder meer in China en Zuid-Afrika, twee landen met een enorm potentieel aan projecten.
De sterke punten van onze tender, in vergelijking met andere landen, is het feit dat de federale overheid naast de factor prijs ook aandacht besteedt aan het duurzame karakter van de projecten en de leveringszekerheid van de kredieten.
Om het aankoopbeleid te diversifiëren en het risico dus te spreiden, heeft de federale overheid reeds beslist om emissierechten aan te kopen via een op maat geschreven aankoopcontract. Het grootste voordeel van dat contract is het belang van de zekerheid van levering, naast de factor prijs en duurzaamheid. Het contract bevat immers de sterke juridische garanties voor de levering van een welbepaalde hoeveelheid emissiekredieten, wat een echte primeur is in vergelijking met andere beschikbare multilaterale koolstoffondsen.
Met het oog op het versterken van het federaal aankoopprogramma is er momenteel een studie lopende waarin de verschillende toekomstige aankoopopties worden geanalyseerd. In een markt die wordt gekenmerkt door een grote vraag en een beperkt aanbod aan emissiekredieten, is het uiterst belangrijk dat wij onze concurrenten goed kennen en de verschillende nieuwe aankoopopties onderkennen om een tijdige beslissing te nemen en het beschikbare budget van het Kyotofonds verstandig te spenderen.
In antwoord op uw laatste vraag, over het toepasselijk fiscale regime, kan ik u informeren dat er verschillende regimes van toepassing zijn naar gelang van de investering.
Indien de emissierechten worden beschouwd als een financieel instrument dat verhandelbaar en overdraagbaar is op de monetaire markt, worden de belastingen voor het verwerven van emissierechten in België betaald. Om de zaak grondig te onderzoeken moeten we voor de kwestie van de verschillende mogelijke aankoopopties juridisch advies inwinnen.
01.03 Nathalie Muylle (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, het antwoord was veeleer beperkt, wat ik kan begrijpen zo snel na de start van de uitoefening van uw bevoegdheid op dat vlak. De tijd loopt evenwel. Een uitdrukking die ook voor andere aspecten nogal eens wordt gebruikt, maar zeker van toepassing is op het milieu en inzake de aankoop van emissierechten. Ik heb alle begrip voor feit dat de contracten moeten worden ingevuld en de principes die daarin moeten worden gehanteerd.
Voor mij zijn ook twee aspecten voor de nabije toekomst interessant. U had het over de studie. Wanneer wordt die verwacht? Ik denk dat we op dat vlak geen maanden meer mogen verliezen; iedereen is volop bezig. Mijnheer de minister, wanneer ziet u de studie afgerond? Wanneer zult u met een concreet plan komen en welke opties ziet u mogelijk?
Wanneer verwacht u het juridisch advies over de verschillende systemen? Kunt u iets zeggen over de verschillende projecten en de eventuele fiscaliteit daaromtrent?
Het incident is gesloten.
02 Question de M. Philippe Henry au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le fonds Fedesco" (n° 1319)
02 Vraag van de heer Philippe Henry aan de minister van Klimaat en Energie over "het Fedesco-fonds" (nr. 1319)
02.01 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, monsieur le ministre, dans la foulée du Fonds Kyoto initié par Olivier Deleuze, un Fonds Fedesco a été créé, il y a quelques années, pour entamer des changements d'orientation énergétique au niveau de la consommation. Ce Fonds Fedesco vise à favoriser l'efficacité énergétique des 1.800 bâtiments publics fédéraux.
Il y a quelques semaines, une campagne de sensibilisation aux économies d'énergie sur le lieu du travail a été initiée par Fedesco, ce qui peut, certes, être utile. Mais, d'après moi, il serait surtout intéressant de faire le point sur les missions principales du fonds en lui-même, c'est-à-dire agir sur la consommation d'énergie des bâtiments publics, sachant que si de petits gestes, notamment de la part des travailleurs, peuvent être posés au quotidien, un passage à la vitesse supérieure s'avère nécessaire via, entre autres, le mécanisme du tiers investisseur. Le problème est d'autant plus d'actualité aujourd'hui, après les décisions de la Commission européenne par rapport aux objectifs 2020.
J'avais listé une série de questions pour faire le point par rapport à l'utilisation de ce fonds. Qu'en est-il de la politique d'information mise en œuvre pour sensibiliser les destinataires potentiels de ce fonds? Une identification des bâtiments les plus énergivores et des mesures urgentes à mettre en œuvre a-t-elle eu lieu pour ces bâtiments pour agir sur leur consommation? Quel est le nombre d'audits réalisés sur l'ensemble de ces bâtiments? Combien de tiers investisseurs ont-ils été étudiés et mis en œuvre? Sur quel montant ces études portent-elles? Un travail d'inventaire et de tri a-t-il été effectué eu égard à ces différents bâtiments? Qu'en est-il de l'accès aux bâtiments scolaires par rapport à ce type de fonds? La décision de mars 2007 concernait la mise à disposition de toitures pour une superficie de 30.000 m² en vue de produire de l'énergie verte. Où en est ce dossier précis?
02.02 Paul Magnette, ministre: Monsieur le député, votre question me permet de faire le point sur ce dossier Fedesco. Il est important de rappeler qu'i ne s'agit pas d'un fonds pouvant être utilisé par les destinataires potentiels. C'est une société d'investissements spécialisée dans les travaux et services visant l'économie d'énergie dans les bâtiments occupés par les services publics fédéraux et dans un premier temps uniquement par ceux-ci.
Plusieurs démarches ont été menées par Fedesco afin d'informer les SPF de son existence. Je peux vous donner une liste complète, mais je me limiterai aux plus importants:
- des réunions bilatérales avec les présidents responsables des budgets, de l'infrastructure et les coordinateurs développement durable de plusieurs SPF et SPP;
- la participation au salon "Innova energy 2007", avec une invitation personnelle à plus de 100 destinataires au sein des différents SPF et de la Régie des Bâtiments;
- une réunion avec présentation au Collège des présidents des SPF et SPP début 2007;
- une présentation aux responsables Communication des SPF et SPP dans le cadre de la nouvelle campagne de sensibilisation aux économies d'énergie sur le lieu de travail;
- le développement d'un site internet;
- différents articles, communiqués de presse, interviews, etc., dont je peux vous donner la liste.
Les bâtiments les plus énergivores ont bien été identifiés sur la base de données énergétiques disponibles à la Régie des Bâtiments et le calcul des paramètres de "benchmarking". Cela a donné lieu aux audits en 2006 et 2007 et aux premiers investissements et mises en place de services énergétiques. Pour ces bâtiments, un contrat de performance énergétique (CPE) est actuellement en développement et permettra de réaliser des économies sur la base d'un programme d'investissement lié à une garantie de résultat.
Un seul contrat peut comprendre plusieurs bâtiments et consiste à confier l'ensemble des travaux d'investissement et la gestion optimale des bâtiments concernés à un seul contractant. Ce dernier doit quant à lui garantir une économie d'énergie durant toute la durée du contrat, qui est généralement comprise entre 7 et 10 ans. Actuellement, pour 32 bâtiments, un audit énergétique a été réalisé et est en cours et 240 bâtiments sont soumis à une inventorisation des principales caractéristiques énergétiques.
Ce dernier projet permettra à Fedesco de grouper les bâtiments en catégories afin de lancer plusieurs contrats de performance énergétique. Le remboursement d'un tel contrat se fera sur la base du mécanisme du tiers investisseur. Actuellement, ce système n'a pas encore été réellement appliqué pour des raisons budgétaires qui empêchent les SPF de s'engager sur une période de plus de deux ans. C'est un problème administratif et légal. Par contre, Fedesco a réalisé, depuis septembre 2005, des investissements économiseurs d'énergie pour environ 500.000 euros sur la base de contrats standards. De nouveaux contrats ont été signés au quatrième trimestre 2007. Il s'agit de travaux d'isolation divers, d'installations de pare-soleil extérieurs, etc.
Les investissements qui ont été réalisés ont été sélectionnés sur la base des résultats des audits énergétiques préalablement effectués. Un ordre de priorité a donc bel et bien été appliqué en fonction des économies d'énergie, de la diminution des émissions de CO2, du coût et du temps de retour sur investissement des mesures. Fedesco travaille avec des scénarios d'investissement plutôt que d'évaluer chaque mesure individuellement, ce qui permet de réaliser plus de mesures tout en garantissant un temps de retour raisonnable.
Les écoles ne peuvent actuellement pas avoir accès aux services de Fedesco. Il s'agit d'une décision du conseil d'administration de Fedesco lui-même qui a estimé que le potentiel d'activités dans les bâtiments fédéraux – 1.800, comme vous le rappeliez – est largement suffisant par rapport aux fonds disponibles et qu'il était inutile d'élargir les activités de Fedesco à d'autres organismes ou institutions, sans avoir préalablement exploité le potentiel d'économies d'énergie dans les bâtiments publics fédéraux.
Néanmoins, Fedesco a développé et lancera très prochainement un service de transfert de know-how vers d'autres autorités ou instances publiques souhaitant réaliser des économies d'énergie ou utiliser le système du tiers investisseur dans leurs propres bâtiments.
Ainsi, ces acteurs pourront profiter de l'expérience acquise dans ce domaine par Fedesco depuis 2005. Quant au projet de mise à disposition de 30.000 m² de toitures pour l'installation de panneaux solaires photovoltaïques, il est sur le point d'aboutir. L'appel à candidatures a été lancé en juin 2007. Les différentes propositions ont été analysées. Fedesco en partenariat avec la Régie des Bâtiments remettra au gouvernement la proposition d'attribution du marché dans le courant du mois de février.
02.03 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces informations qui nous permettent de voir où en est le dossier. Je suis surpris du très faible rythme de l'évolution de l'inventaire des bâtiments. Je comprends bien qu'on veuille d'abord se concentrer sur les bâtiments fédéraux mais à ce rythme-là, il y en a encore pour quelques années. Il va vraiment falloir mettre en œuvre un plan pour passer à la vitesse supérieure.
On a là un potentiel financier et en termes de bâtiments qui constitue un levier immédiat pour l'action du fédéral sur sa propre consommation. Cela me paraît indispensable et on vous interrogera certainement encore à l'avenir sur ce que vous pouvez faire pour accélérer cette procédure et sur la manière de l'étendre aux autres niveaux de pouvoir. Nous sommes vraiment confrontés à une limite de mise en œuvre par rapport à un potentiel accessible. Il est indispensable de passer à la vitesse supérieure.
L'incident est clos.
- mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de vergadering van het overlegcomité van 16 januari 2008" (nr. 1416)
- mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "het Nationaal Toewijzingsplan" (nr. 1722)
- Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la réunion du Comité de concertation du 16 janvier 2008" (n° 1416)
- Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le Plan national d'allocation" (n° 1722)
03.01 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, als u het mij toestaat, wil ik nog eens terugkomen op de problematiek van het Nationaal Allocatieplan. Dit moet ten allerlaatste geregeld zijn op 28 februari omdat de bedrijven dan over hun rechten moeten beschikken. Ik kan u dan ook geruststellen: ik zal hierover niet tot 23 maart vragen blijven stellen.
We hebben ondertussen kunnen vernemen dat er op 16 januari een Overlegcomité heeft plaatsgevonden. Er werd een werkgroep opgericht. Uw voorganger, Bruno Tobback, had in dit Parlement reeds gezegd dat dit zou gebeuren. Het wordt een beetje moeilijk om de bomen door het bos te zien. Wie, wat, waar, wanneer wordt door wie besproken? Gaat het nu om het Overlegcomité of de werkgroep? Hoe verhouden beiden zich tot mekaar?
Ik zou nog een ander element willen toevoegen. Toen wij twee weken geleden hebben vergaderd over de resultaten van de VN-klimaatconferentie in Bali heeft u gezegd, ook in de marge van vragen met betrekking tot ArcelorMittal, dat de lastenverdeling moet plaatsvinden op grond van het beginsel dat de inspanningen moeten worden geleverd daar waar zij het minste kosten. Ik ben het daar ook absoluut mee eens. Wij zijn met de commissie voor het Bedrijfsleven op bezoek geweest bij Fluxys. De persoon die het bezoek begeleidde, zei dat Fluxys voor de periode 2008-2012 geen emissierechten te kort zal hebben. Integendeel, zij zullen een overschot hebben waardoor zij absoluut niet verwachten dat zij dergelijke rechten zullen moeten aankopen. Ik veronderstel dat Fluxys die uitspraak doet op basis van het Vlaamse gedeelte van het allocatieplan dat door de Vlaamse regering werd goedgekeurd. Ik heb ook geen reden om aan te nemen dat Fluxys zo’n stelling zou innemen zonder dat zij weten waarover zij spreken. Ik vermoed dat Fluxys niet het enige Vlaamse bedrijf is dat ruim werd gealloceerd. Zij hebben met name meer emissierechten gekregen dan de geverifieerde emissies van 2005 en 2006.
Ik zou u graag een aantal vragen stellen over het vergaderproces enerzijds en anderzijds een aantal vragen ten gronde. Ten eerste, wie maakt deel uit van de werkgroep die werd opgericht op het Overlegcomité van 16 januari 2008? Ten tweede, wat is de opdracht van die werkgroep en welke pistes onderzoeken zij? Ten derde, wanneer zal die werkgroep vergaderen?
Ik kom dan bij de vragen ten gronde. Ten eerste, er is in de pers verschenen dat het Waals Gewest aan de federale overheid heeft laten weten dat zij geen bijkomende inspanning kan doen. Klopt deze informatie? Ten tweede, kan de minister bevestigen dat alle bedrijven die onder het systeem van de verhandelbare emissierechten vallen, ook effectief minder emissierechten zullen toegewezen krijgen dan hun geverifieerde emissies van 2005 en 2006?
Als dat niet het geval is, welke bedrijven krijgen dan gemiddeld per jaar meer emissierechten toegewezen dan hun geverifieerde emissies uit het jaar 2005?
Ten slotte, ik heb begrepen uit Vlaamse documenten dat het Overlegcomité opnieuw vergadert op 1 februari. Welke uitweg uit de impasse acht u mogelijk of lijkt u logisch?
03.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Van der Straeten, het klopt dat de problematiek over het nationaal Allocatieplan geagendeerd was op het Overlegcomité van 16 januari 2008. Ik wil absoluut trachten om een uitweg te vinden, en dat met het oog op een tijdige finalisatie van het nationaal allocatieplan, conform de vooropgestelde timing van het EU-emissiehandelsysteem 2008-2012.
Het Overlegcomité van 16 januari besliste om een werkgroep op poten te zetten die zich moet buigen over de verdeling van de bijkomende inspanningen opgelegd door de Europese Commissie waarbij verschillende pistes werden onderzocht om minder emissierechten toe te kennen aan de energiesector en de industrie, rekening houdend met hun CO2-uitstoot per installatie.
Ik wil nogmaals onderstrepen dat het allocatieplan, zijnde de toekenning van de emissierechten, evenals de opmaak van dat plan, een zuiver gewestbevoegdheid is. De Gewesten hebben in het raam van de werkgroep de opdracht gekregen om na te gaan of zij minder emissierechten kunnen toekennen aan de industrie en de energiesectoren. Ieder Gewest moet een deel van de 4,8 miljoen ton reductie op zich nemen.
Voor een antwoord op uw vraag of er effectief minder emissierechten werden toegewezen aan alle bedrijven dan de geverifieerde emissies van die bedrijven in 2005 en 2006, moet u zich richten tot de Gewesten. De Gewesten beschikken immers over de exacte gegevens voor de toekenning van de emissierechten voor de industrie.
03.03 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, het grootste gedeelte van de bevoegdheid is inderdaad gewestelijk. Maar het klopt niet dat de federale overheid daar niets mee te maken heeft. Ten eerste, het is een problematiek die gebracht is op het niveau van het Overlegcomité, dus daar zit de federale overheid ook in. Ten tweede, in het raam van de Arcelor-Mittal-problematiek is de federale overheid ook gevraagd om mee een oplossing te zoeken. Hier zeggen dat het een zuiver gewestbevoegdheid is, is dus niet helemaal correct.
We zullen ook zien: op het moment dat er een uitweg uit de impasse is, ben ik er vrij zeker van dat de federale overheid daarin ook een rol zal hebben. In die zin denk ik dat het niet klopt dat het om een zuiver gewestelijke bevoegdheid gaan.
Het klopt wel dat mijn vraag over de geverifieerde emissies ook op gewestelijk niveau gesteld kan worden. Mijn collega's zullen die vraag ook stellen.
Aangezien er op federaal niveau een oplossing moet komen, denk ik dat u als bevoegd minister toch inzage hebt in de globale problematiek.
Ten tweede, ik denk ook dat dit het moment is om de Gewesten te overstijgen. Het ETS-systeem zal vanaf 2013 vooral op Europees niveau worden geconcipieerd. U was er toch ook een groot pleitbezorger van om daarop al een beetje vooruit te lopen. Ik verwijs naar de problematiek van ArcelorMittal en naar het feit dat reducties best daar gebeuren waar ze het goedkoopste zijn en waar er ook ruimte is om te reduceren. Ik denk met name aan een aantal Vlaamse installaties waar er effectief ruimte is. Het Overlegcomité en de werkgroep waarin de federale overheid is vertegenwoordigd, is de ideale locatie, waar u zich als minister bevoegd voor Klimaat en Energie – ook al is uw rol in de feiten beperkt – kunt laten gelden om de Gewesten op een goede lijn te krijgen.
Ik reken op u en op uw onderhandelingscapaciteiten.
03.04 Paul Magnette, ministre: Madame, je vous assure qu'il s'agit d'une compétence régionale pure. Normalement, les Régions pourraient faire entre elles de "l'intergewestelijk akkoord". Telle est la procédure normale sans intervention aucune du fédéral, mais c'est parce qu'elles n'y sont pas parvenues et que nous sommes proches de la date limite fixée par la Commission que j'ai pris l'initiative de réunir le comité de concertation. Je ne peux cependant en faire davantage sous peine d'empiéter sur les compétences des Régions.
03.05 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik heb begrip daarvoor. Ik ben er echter vrij zeker van dat de federale overheid een rol zal spelen in het akkoord dat zal tot stand komen. U bent niet louter de persoon die de gesprekspartners rond de tafel brengt. Volgens mij onderhandelt u ook mee en hebt u meer in de pap te brokken dan u zegt.
La présidente: C’est évidemment toute la différence aussi entre les pouvoirs d’influence et les pouvoirs de compétence. Le fédéral a été interpellé effectivement pour jouer un rôle en tout cas.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de federale retributie op emissierechten" (nr. 1482)
04 Question de Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la rétribution fédérale sur les droits d'émission" (n° 1482)
04.01 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag is eigenlijk complementair aan een vorige vraag, de eerste vraag van college Muylle.
In de programmawet van 27 december 2006 heeft de toenmalige regering op een verdoken manier – weinig mensen hebben dat gemerkt, maar de bedrijven natuurlijk wel – voorzien in een jaarlijkse, geïndexeerde retributie van 0,1 euro per gratis toegewezen emissierecht. Volgens zowel de programmawet als het koninklijk besluit zouden die middelen worden gebruikt voor de aankoop van emissiekredieten via flex mex of via deelname aan koolstoffondsen. In het KB is gespecificeerd dat die middelen vooral zullen worden gebruikt voor de dekking van de overheidskosten, omdat de emissierechten zelf die de federale overheid moet aankopen, worden betaald uit het CREG-Fonds.
Ondertussen heeft zowel de Waalse als de Vlaamse regering tegen die bepaling uit de programmawet een vernietigingsberoep ingesteld bij het Arbitragehof. Die beroepen zijn op dit moment nog altijd hangende.
Het gratis toewijzen van emissierechten vloeit voort uit een Europese richtlijn. Het gaat er niet om of het gratis toewijzen al dan niet een goede allocatiemethode is. Hier kan effectief de vraag worden gesteld of het wel aan de federale overheid toekomt om een retributie te heffen op iets wat ook een gewestbevoegdheid is. Het heffingenbeleid voor polluenten is inderdaad een gewestelijke bevoegdheid.
La présidente: Je ne peux m'empêcher de sourire un peu. "Régional", "fédéral" en fonction des moments et des approches. Mais je vous laisse continuer.
04.02 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Het is een federale maatregel. Overigens, mijn examen fiscaal recht had ik niet goed gedaan, maar dit stuk had ik wel goed geleerd!
Mijnheer de minister, welk aandeel van de retributie is op dit moment geïnd? Worden die middelen al uitgegeven of gebruikt om de klimaatbegroting voor 2008 sluitend te maken?
Ten tweede, kunnen er contracten worden gesloten gelet op een hangend vernietigingsberoep? Kan geld, dat misschien moet worden terugbetaald, wel worden uitgegeven?
Ten derde, als de retributie effectief werd geïnd en de uitspraak van het Grondwettelijk Hof op zich laat wachten, dan loopt de federale overheid het risico de geïnde zes miljoen euro per jaar terug te moeten betalen. Dan zijn er natuurlijk ook verwijlintresten en schadevergoedingen aan de bedrijven. Hoeveel bedragen de verwijlintresten per geïnd jaar? Wordt uit voorzorg misschien een provisie aangelegd om die terug te betalen? Hoeveel bedraagt dan die provisie?
Ten laatste, is het misschien niet aangewezen om in een alternatieve en meer duurzame financiering van het federale klimaatbeleid te voorzien, bijvoorbeeld via het afromen van winsten op de afgeschreven steenkool- en kerncentrales?
04.03 Minister Paul Magnette: Mevrouw Van der Straeten, op de eerste vraag kan ik antwoorden dat er momenteel wat de inning van de retributie voor 2007 betreft reeds iets minder dan 6 miljoen euro is geïnd door de FOD Leefmilieu. De inkomsten van de retributie zullen niet worden gebruikt om de kosten van de emissierechten zelf te dekken. Ze moeten daarentegen de administratieve kosten dekken, die de administratie heeft om de aankoop van die emissierechten te organiseren, met inbegrip van personeelskosten. De Ministerraad heeft op 16 februari 2007 bovendien beslist dat, zolang in het kleine Kyotofonds niet de nodige bijkomende middelen beschikbaar zijn, die kosten voorlopig kunnen worden verhaald op het Kyotofonds beheerd door de CREG. Dat is echter niet mogelijk voor de personeelskosten. Ik zal bij de voorbereiding van de begroting voor 2008 een voorstel indienen voor het versterken van het team, zodat het vooralsnog aangewezen is om de opbrengsten van de retributie te kunnen gebruiken.
Volgens onze juridische dienst worden dergelijke verwijlintresten en schadevergoedingen pas aangerekend, nadat de bedrijven zelf bijkomend een rechtzaak aanspannen tegen de federale Staat en die laatste in gebreke wordt gesteld. Bovendien verandert de toepasselijke intrestvoet van jaar tot jaar en wordt in dergelijke gevallen voor die kosten geen beroep gedaan op de begroting van de betrokken dienst, maar voorziet de Ministerraad in een afzonderlijk budget. Momenteel lijkt het mij dan ook voorbarig om voor de betaling van eventuele verwijlintresten en schadevergoedingen in een provisie te voorzien in de begroting van mijn diensten.
Er moet voor de kosten die de FOD Leefmilieu zal moeten dragen voor de aanschaf van emissierechten en waarvoor op termijn wordt gerekend op de genoemde retributie, inderdaad een duurzame oplossing worden gevonden, met name ook om gedeeltelijk bijkomende personeelsbehoeften te kunnen dekken. De meest elegante oplossing zou zijn dat de Waalse en Vlaamse regeringen de bij het Grondwettelijk Hof en de Raad van State aangespannen beroepen zouden intrekken.
04.04 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, misschien zult u opnieuw lachen, want het is natuurlijk de minister die in een andere hoedanigheid en in een andere regering mee heeft gezorgd voor het vernietigingsberoep. Nu zegt hij dat het misschien elegant zou zijn om die beroepen in te trekken.
Mijnheer de minister, eigenlijk gaat de vraag over de financiering van het klimaatbeleid. In het kader van de begroting zullen we nog de gelegenheid hebben om hier ten gronde op terug te komen. Er moet creatief worden nagedacht over de vraag hoe het beleid effectief moet worden gefinancierd, vanwaar de middelen moeten komen. Misschien gaat het nu maar over een klein budget, maar de kosten van een klimaatbeleid – en u weet dit zeer goed – kunnen zeer hoog oplopen. Zeker als we zeggen dat we een ambitieus klimaatbeleid zullen voeren, gaan die kosten tot 1% van het bnp. Een federale retributie te betalen door de bedrijven op gratis toegewezen emissierechten, zal ons dan niet ver helpen.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Hilâl Yalçin aan de minister van Klimaat en Energie over "de werking van het Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost (FRGE)" (nr. 1512)
05 Question de Mme Hilâl Yalçin au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le fonctionnement du Fonds de réduction du coût global de l'énergie (FRCE)" (n° 1512)
05.01 Hilâl Yalçin (CD&V - N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik wil het hebben over een dossier dat enkele weken geleden door mevrouw Gerkens werd aangekaart.
We zijn momenteel bezig over stookoliecheques. Stookoliecheques uitkeren is net hetzelfde als bij vrieskou proberen een huis te verwarmen terwijl de ramen openstaan. Het is een maatregel die op korte termijn enig soelaas kan bieden, maar het blijft dweilen met de kraan open.
Mijn eerste vergelijking is letterlijk op te vatten, veel huizen van mensen met een laag inkomen zijn in slechte staat, ze zijn nauwelijks of niet geïsoleerd en ze zijn uitgerust met slechte energieverslindende verwarmingsinstallaties. Er moet dringend worden geïnvesteerd in die huizen.
De overheid weet dat. Een kader voor een structurele aanpak van energieproblemen bij armen en bescheiden inkomens bestaat zelfs, maar de uitvoering loopt hopeloze vertraging op. De vorige regering nam al in december 2005 het initiatief om een Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost op te richten. Dit viel onder de verantwoordelijkheid van toenmalig staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling, Els Van Weert.
Op 22 januari 2007 werd op één dag via obligaties van individuele beleggers 50 miljoen euro opgehaald om dit fonds te stijven. Voor de implementatie van dit Fonds is het nodig dat een OCMW tezamen met haar gemeentebestuur en een bevolkingsomschrijving van meer dan 50.000 inwoners een lokale entiteit opricht of erkent.
Deze lokale entiteit zal dan beroep kunnen doen op de middelen van het groeiende Fonds om kredieten te verstrekken aan bepaalde particulieren met het doel energiebesparende investeringen uit te voeren in deze woningen. Voor de zwakste gezinnen werd in een speciale ESCO-formule voorzien die werkt volgens het principe van de derdebetaler.
Op dit ogenblik, een jaar na het ophalen van de middelen, zijn er nog maar enkele leningen toegestaan en wel in een en dezelfde Vlaamse stad. In meerdere Belgische centrumsteden zijn er nochtans door OCMW's en gemeentebesturen initiatieven genomen ter oprichting van een dergelijke lokale entiteit, al dan niet in samenwerking met gespecialiseerde partners.
Ze stuiten helaas op fundamentele problemen. De werkingsmiddelen voorzien voor de administratie en vooral voor de begeleiding van de gezinnen zijn immers ontoereikend. Bruikbare software voor de kredietverstrekking is er ondanks herhaaldelijk aandringen nog steeds niet.
De voorgestelde wijze van borgstelling is onaantrekkelijk voor openbare besturen. De financiële capaciteiten van het Fonds laten bovendien slechts hulp toe aan een beperkt aantal gezinnen, en dan nog enkel in de centrumsteden. Ten slotte verloopt de dienstverlening vanuit en de besluitvorming binnen het Fonds zelf erg traag.
Indien wij wensen dat de lokale entiteiten snel aan de slag gaan om goedkope leningen voor energiezuinige renovaties te verstrekken aan mensen met een klein budget, moeten er dus dringend een aantal problemen worden opgelost.
Mijnheer de minister, ik wil u daarom de volgende concrete vragen stellen.
Kunt u ons een precies overzicht geven van de huidige financiële toestand van dit fonds? Hoe kan de besluitvorming van en de ondersteuning vanuit het fonds aan de lokale entiteiten dynamischer verlopen? Wat gaat u vervolgens doen om voor het probleem van de borgstelling een oplossing te vinden? Hoe kunnen de werkingsmiddelen en de software voor de lokale entiteiten realistisch worden gefinancierd? Hoe kunnen wij in de toekomst meer gezinnen ook buiten de centrumsite van deze leningen laten genieten? Denkt u daarom de middelen van het fonds met overheidsdotaties te kunnen verhogen? Tot slot, vindt u dat een apart fonds, bedoeld voor investeringen bij gezinnen met bescheiden inkomens, de juiste aanpak is voor een duurzame aanpak van de energiearmoede?
05.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, wat de huidige financiële toestand betreft, kan ik u meedelen dat het FRGE vorig jaar 50 miljoen euro via een obligatielening heeft opgehaald. Daarnaast wordt jaarlijks 2 miljoen euro aan werkingsmiddelen aan het FRGE toegekend, waarvan het overgrote deel gaat naar werkingsmiddelen voor lokale entiteiten. Een ander deel gaat naar de centrale werking van het FRGE.
Voor het FRGE zelf werd, zoals statutair bepaald, het boekjaar op 31 december 2007 afgesloten. De jaarrekening, het verslag van de raad van bestuur en het verslag van de commissarissen zullen aan de aandeelhouders worden bezorgd. Zodra de rekeningen door de algemene vergadering der aandeelhouders zijn goedgekeurd, zullen zij conform de regels inzake vennootschapswetgeving worden ingediend en bekendgemaakt.
Teneinde de samenwerking met de lokale entiteiten te dynamiseren, zijn er momenteel verschillende pistes en alternatieven die door de raad van bestuur van het FRGE worden onderzocht en dit uiteraard binnen de bestaande werkingsmiddelen en rekening houdend met de lokale autonomie.
De borgstelling van de Staat voor de lokale entiteit doet in principe geen juridische problemen rijzen. Een stad kan immers autonoom beslissen aan welke lokale entiteit de taak wordt toevertrouwd. Aan die lokale entiteit wordt dan een borgstelling via de stad zelf verleend. In eerder uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld het uitbesteden van een opdracht van een privaat rechtspersoon, liggen de zaken wat complexer. De raad van bestuur staat open om alternatieven te onderzoeken en wacht de voorstellen af. Het is aan de raad van bestuur om de werkingsmiddelen realistisch en evenwichtig toe te kennen. Zo wordt bij de bepaling van de personenondersteuning rekening gehouden met de zwaarte van de werkplaats die het project genereert.
Lokale entiteiten met een hoger percentage doelgroepbewoners krijgen meer ondersteuning dan lokale entiteiten met een minder hoog percentage. Ik wens hierbij op te merken dat het hier een ondersteuning betreft, wat niet impliceert dat het FRGE de totale kosten van de lokale entiteiten op zich neemt.
Wat de software betreft, op dit ogenblik worden verschillende mogelijkheden onderzocht. Hierbij wordt rekening gehouden met de gebruiksvriendelijkheid, de betrouwbaarheid en uiteraard de prijs. Het beperkte werkingsbudget van het FRGE impliceert een geografisch beperkte werking. Het is echter een misvatting dat dit impliceert dat enkel centrumsteden worden afgedekt. Bovengemeentelijke samenwerkingsverbanden zijn mogelijk. Intercommunales kunnen worden erkend als entiteit, waardoor ook kleinere gemeenten van het aanbod gebruik kunnen maken. Dergelijke projecten zijn momenteel in ontwikkeling.
Door de investeringsmiddelen te verhogen, moet het uiteraard mogelijk zijn het aantal gemeenten, en dus ook het aantal gezinnen, te verhogen. Daarom besliste de vorige regering om de schuldpositie van het FRGE te verhogen tot 150 miljoen euro. Ik zie het uiteraard als mijn taak om de werking van het FRGE verder nauwlettend op te volgen, gelet op het grote belang ervan voor de dalende vraag naar energie en voor de daling van de energiefactuur, vooral voor de sociaal zwakkeren. Het zal dan ook tot mijn taak behoren om tijdig in de passende initiatieven te voorzien. Binnen de regering zal moeten worden bekeken op welke manier dit zal worden uitgewerkt, zeker met betrekking tot de overheidsdotaties, waarvoor, zoals u weet, ook de minister van Begroting bevoegd is.
05.03 Hilâl Yalçin (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, het verheugt mij dat u het probleem erkent en dat u het nauwlettend zult opvolgen. Ik hou mij eraan om op te volgen in welke mate u het opvolgt. Ik dank u voor uw antwoord.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Willem-Frederik Schiltz aan de minister van Klimaat en Energie over "het sociaal stookoliefonds" (nr. 1516)
06 Question de M. Willem-Frederik Schiltz au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le Fonds social mazout" (n° 1516)
06.01 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de minister, ik wil u graag een paar vragen stellen over het stookoliefonds.
Er is ondertussen in dat verband al veel water naar zee gevloeid en er is al evenveel inkt over gevloeid. Ik wil een bijzonder punt onder de aandacht brengen, namelijk de financiering van het fonds. De zachte winter heeft er namelijk voor gezorgd dat het verbruik veel lager ligt dan gewoonlijk. Door de hoge olieprijzen stellen veel consumenten hun aankopen uit in de hoop dat de prijs zal dalen. De 30 miljoen aan extra middelen die werden aangekondigd voor het fonds, zijn niet voldoende om de kostprijs van het fonds te dekken. Dat is onlangs gebleken in de media. Daarbij komt dat de OCMW’s beweren dat de doelgroep die werd geviseerd door de maatregel, niet wordt bereikt en dat het fonds veel te bureaucratisch werkt. Dat zorgt er uiteraard voor dat het moeilijk te integreren valt in een coherente aanpak van armoedebestrijding.
Mijn vragen zijn dan ook de volgende. Op dit ogenblik wordt het fonds gefinancierd door een sociale bijdrage van 1,6 euro per 1.000 liter. Mijn vraag is of u het logisch vindt dat mensen die het al moeilijk hebben om hun factuur te betalen, eerst die extra bijdrage moeten betalen om ze vervolgens terug te kunnen krijgen van het fonds. Mijn vraag is of u dat niet problematisch vindt.
Ten tweede, hebt u al gedacht aan een alternatieve financieringswijze voor het fonds?
Ten derde, hoe denkt u het deficit waar het fonds thans mee kampt, te verhelpen op korte termijn?
Welke maatregelen zult u nemen om het fonds in de toekomst beter te integreren in een coherente aanpak van de armoede?
06.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer Schiltz, de oprichting van het sociaal verwarmingsfonds in november 2004 is gegroeid vanuit de gedachte een solidariteitsfonds onder de verbruikers van verwarmingsbrandstoffen te creëren. Om tegemoet te komen aan de steeds stijgende olieprijzen heeft men vanuit de petroleumsector gepoogd een eigen sociaal fonds op te richten, naar analogie van andere energiesectoren. Eenzelfde principe werd gehanteerd voor de financiering van het fonds. Zoals er ook in een sociale bijdrage is voorzien voor de elektriciteits- of aardgasfactuur, wordt het fonds gestijfd met een minimale bijdrage op de betrokken verwarmingsproducten.
De bijdrage bedraagt inderdaad 1,16 euro per 1.000 liter, wat zeer minimaal is. Een gemiddelde prijswijziging van bijvoorbeeld de gasolie voor verwarming bedraagt al snel 25 euro per 1.000 liter, btw inbegrepen.
De basisinkomsten van het fonds komen van de bijdragen van de verwarmingsbrandstoffen. Uit het recentste financiële rapport waarover ik beschik – van 5 december 2007 – blijkt duidelijk dat het fonds de eerstvolgende jaren een deficit zal hebben om daarna langzaam enige reserves op te bouwen.
Dat jongste rapport hield uiteraard slechts rekening met de activiteiten van het fonds zoals die bestonden voor de door de Ministerraad op 11 januari 2008 goedgekeurde uitbreiding van het fonds. Het is daarom ook dat de regering een dotatie van 30 miljoen euro uit de schatkist heeft vrijgemaakt om de uitbreiding van het fonds te financieren. Actueel is er dus geen reden om naast de bijdragen en de dotatie nog andere manieren te onderzoeken om het fonds te financieren.
Ik denk dat het nu te vroeg is om te stellen dat er per definitie aan het einde van het stookseizoen een deficit zal zijn. Een werkgroep die zich actueel buigt over de dotatie van 30 miljoen euro, zal onder andere nagaan wat de financiële behoeften van het fonds zullen zijn voor de rest van het stookseizoen. Het fonds beschikt natuurlijk steeds over de mogelijkheid om leningen aan te gaan, indien het wordt geconfronteerd met een acuut deficit.
De Ministerraad van 11 januari 2008 heeft zich ook akkoord verklaard om te onderzoeken op welke manier de verschillende sociale initiatieven die er momenteel op het vlak van aardgas, elektriciteit en verwarmingsbrandstoffen bestaan, beter op elkaar kunnen worden afgestemd en eventueel kunnen worden ondergebracht in een uniek gecoördineerd systeem.
06.03 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Wanneer ik het goed begrijp, is de houding van het kabinet enerzijds dat het fonds op termijn wel vanzelf terug in de groene cijfers zal komen, dat het een tijdelijk probleem is en dat het deficit enigszins zal worden gebufferd door de injectie van 30 miljoen euro.
Wij zullen zien. Ik neem het graag van u aan. U beschikt immers over een uitvoerige en grondige administratie, die de kwestie wel zal hebben berekend.
De som van 1,6 euro per 1.000 liter is uiteraard geen enorme bijdrage. Wat mij daarbij echter flagrant opvalt en wat vreemd is, is het principe dat de som eerst moeten worden betaald om ze daarna terug te krijgen. Daarover kunnen wij natuurlijk nog discussiëren. Ik neem dus akte van het feit dat u, in verhouding tot de stijgingen, voornoemde bijdrage als minimaal beschouwt.
Wat mij wel verheugt, is het feit dat u overweegt om de diverse, sociale initiatieven in de diverse energiesectoren eindelijk in één initiatief te groeperen. Dat is een project dat wij uiteraard kunnen steunen. Wij hopen dat u, zeker uit fiscaal oogpunt, verder aandacht aan het project zal besteden.
Ik dank u voor uw uitvoerig antwoord.
La présidente: Dans tous les systèmes de solidarité, on a en général ce genre de choses. Mais cela redevient un débat politique et je m'arrêterais là.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.20 uur.
La réunion publique de commission est levée à 15.20 heures.