La séance est ouverte à 14.15 heures et présidée par M. François Bellot.
De vergadering wordt geopend om 14.15 uur en voorgezeten door de heer François Bellot.
01 Question de Mme Valérie De Bue au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la hausse du nombre de plaintes adressées au Service fédéral de médiation pour les télécommunications" (n° 1160)
01 Vraag van mevrouw Valérie De Bue aan de minister van Klimaat en Energie over "de toename van het aantal klachten die bij de federale Ombudsdienst voor Telecommunicatie werden ingediend" (nr. 1160)
01.01 Valérie De Bue (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question porte sur le rapport du médiateur dans le secteur des télécommunications. Ma question a été déposée avant votre arrivée, mais son sujet reste d'actualité et sa matière mérite d'être abordée en commission.
Comme en 2006, il ressort du bilan annuel 2007 dressé avant rapport par le médiateur francophone du Service fédéral de médiation pour les télécommunications une hausse du nombre de plaintes. En outre, fin décembre, une étude de Test-Achats a également mis en évidence divers points noirs dans les pratiques d'opérateurs gsm.
Bien qu'il y en ait plus, je citerai deux exemples dont il est le plus souvent question: le problème de la résiliation des contrats et celui de la surfacturation des sms, qu'abordera tout à l'heure ma collègue Corinne De Permentier.
Pour la résiliation des contrats, il apparaît que certains opérateurs compliquent le passage à la concurrence en appliquant des tarifs dissuasifs de résiliation du contrat. Par exemple, il arrive souvent qu'un vendeur qui démarche un client afin de le faire changer d'opérateur lui dise qu'il s'occupera de toute la procédure de résiliation de son contrat; or, habituellement, cette tâche incombe au client qui se retrouve souvent avec deux abonnements, donc deux factures.
Par ailleurs, les plaintes relatives à la surfacturation des sms tiennent encore une bonne place parmi les plaintes le plus souvent enregistrées. C'est assez interpellant: le problème touche un public assez jeune, qui ajoute un logo, une nouvelle sonnerie. Ensuite, ils reçoivent plusieurs messages facturés, ce qui augmente le coût de leur achat initial. Les plaintes ont révélé que nombre d'utilisateurs de gsm ne sont pas conscients que commander une sonnerie signifie dans beaucoup de cas souscrire automatiquement à un service d'abonnement et ne disposent donc pas de toute l'information.
Ce rapport du médiateur fait plusieurs propositions: limiter la durée de contrat à 12 mois plutôt qu'à 36 mois, comme c'est la pratique habituelle; obtenir l'accord écrit du client pour modifier les conditions du contrat plutôt que par communication téléphonique; interdire ces fameux sms non souhaités.
J'aurais voulu entendre votre appréciation sur ce rapport du médiateur. Quels sont les opérateurs qui se livrent principalement à ces pratiques ou les favorisent? Quelle suite pouvez-vous donner aux propositions émises dans ce rapport? Comment peut-on lutter efficacement contre ces pratiques et contraindre les opérateurs à plus de respect du consommateur?
01.02 Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, madame la députée, les plaintes en matière de téléphonie constatées par le Service de médiation pour les télécommunications concernent principalement les 5 opérateurs suivants: Versatel-Tele2, TalkTalk, Telenet, Mobistar et Belgacom.
En ce qui concerne les tarifs dissuasifs de résiliation des contrats, ce problème était d'autant plus crucial qu'il s'appliquait généralement aux contrats reconduits tacitement. Ce problème a trouvé sa solution dans la loi du 25 avril 2007 modifiant la loi du 14 juillet 1991, qui permet au consommateur, après la reconduction tacite d'un contrat de services à durée déterminée, de résilier ce contrat sans frais à tout moment, moyennant un préavis qui ne peut pas dépasser un mois. En matière de contrats télécoms, il serait également souhaitable que les opérateurs permettent aux clients de changer de formule tarifaire sans que ceci soit admis comme une rupture de contrat. D'autant plus que, souvent, leurs publicités avancent l'argument que cette modification peut se faire sur simple demande du consommateur.
En ce qui concerne les sms et les mms, ceux-ci font l'objet d'un code de bonne conduite nommé "Directives du gsm operators forum'". Ce code pose problème dans la mesure où il n'est pas toujours suivi par le secteur. L'origine du dysfonctionnement trouve en partie son origine dans le fait que les logos n'émanent pas des opérateurs bien connus des consommateurs, mais de "services providers".
J'ai le sentiment que le nombre de plaintes en la matière est dû au manque de sanctions et de contrôles du respect de ces directives par les opérateurs vis-à-vis de ces "services providers". Ce problème devrait trouver une solution avec la mise sur pied du code éthique qui s'attache à encadrer ces problèmes. La Commission d'éthique aurait dû finaliser ce code éthique sous forme d'arrêté royal durant sa réunion du 25 janvier 2008. Afin de veiller au respect du code éthique, la Commission a un pouvoir de sanctions allant de l'amende administrative à la radiation des opérateurs télécoms.
01.03 Valérie De Bue (MR): Monsieur le président, je remercie le ministre. Par rapport à la loi du 25 avril, il est vrai que le rapport a été publié à ce moment-là, mais Test-Achats met en évidence le même problème. Sans doute ne disposons-nous pas d'assez de recul vis-à-vis de l'évaluation de cette loi.
Pour les sms, vous avez parlé d'une commission d'éthique. Nous vérifierons son efficacité.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Peter Luykx aan de minister van Economie, Zelfstandigen en Landbouw over "de etherpolitie" (nr. 1053)
02 Question de M. Peter Luykx à la ministre de l'Économie, des Indépendants et de l'Agriculture sur "la police des ondes" (n° 1053)
De voorzitter: De heer Luykx stelt deze vraag in de plaats van de heer Jambon.
02.01 Peter Luykx (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op 25 oktober werd Vlaams minister Geert Bourgeois in de commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media geïnterpelleerd naar aanleiding van de uitlatingen van enkele BIPT-adviseurs in De Morgen omtrent het uitblijven van initiatieven van het BIPT om vaak terugkomende storingen van radiofrequenties tegen te gaan. De adviseurs ter zake stelden dat het BIPT zijn rol van etherpolitie niet kon opnemen zolang de frequentieplannen niet op elkaar zijn afgestemd.
Nochtans stelt artikel 15 van de wet van 13 juni 2005 op de elektronische communicatie het volgende: “Het Instituut onderzoekt schadelijke storingen op eigen initiatief of na een klacht en legt de passende maatregelen op teneinde deze schadelijke storingen te doen ophouden. Wanneer de schadelijke storingen worden veroorzaakt door apparatuur of installaties, worden de kosten om de schadelijke storingen op te heffen en te voorkomen ten laste gelegd van de verantwoordelijke gebruiker van de betreffende apparatuur of installaties.
Het BIPT heeft op basis van dat artikel overigens eerder dit jaar wel al eens beslist radiozender BFM Plus te beboeten voor overtredingen van de wet.
Daarnaast stelt het koninklijk besluit van 16 februari 2007 over de etherpolitie, dat in werking treedt op 1 juni 2008, in artikel 4, §1, het volgende: “Als uit een controle blijkt dat een klankradio-omroepstation niet over een geldige vergunning beschikt die werd toegekend op basis van een frequentieplan dat nog steeds van toepassing is, niet het voorwerp uitmaakt van een beroepsprocedure, evenmin wordt vernietigd noch geschorst, gaan de officieren van de gerechtelijke politie vermeld in artikel 24 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, over tot het buiten dienst stellen van de zender. Zij kunnen alle maatregelen nemen die zij nodig achten teneinde het weder in dienst stellen van het station te voorkomen en kunnen overgaan tot de inbeslagname van de zender en van ieder andere onderdeel dat noodzakelijk is voor de uitzending.”
Mevrouw de minister, graag had ik van u dan ook een antwoord vernomen op volgende vragen.
Waarom treedt het BIPT niet vaker op tegen die herhaaldelijke storingen van de Vlaamse radiozenders in Brussel, die een pertinente overtreding op de wet van 13 juni 2005 uitmaken, terwijl het BIPT duidelijk over die bevoegdheid beschikt?
Waarom beweren de mensen van het BIPT in de pers dat zij hun rol van etherpolitie niet kunnen opnemen zolang de frequentieplannen niet op elkaar zijn afgestemd, terwijl de wet van 13 juni 2005 dat toch duidelijk weerlegt?
Deelt u de conclusie van minister Bourgeois dat indien de Franse Gemeenschap op 1 juni 2008 niet over een frequentieplan beschikt, op basis van het vermelde artikel 4 kan worden besloten dat alle radio-omroepen die in de Franse Gemeenschap actief zijn, zonder geldige vergunning uitzenden en dus in overtreding zijn?
Zal het BIPT desgevallend ook optreden, zoals wordt voorgeschreven in het koninklijk besluit? Indien niet, waarom niet?
02.02 Minister Sabine Laruelle: In het kader van het dossier betreffende de FM-omroepband handelt het BIPT op eigen initiatief of op verzoek van de Gemeenschappen. De klachten die het instituut ontvangt, worden steeds onderzocht. Uit een onderzoek dat wordt verricht door de technische diensten van het BIPT, kunnen verscheidene conclusies worden getrokken. Zo kan de klager zelf zijn vergunning niet naleven, kunnen de klachten al dan niet gegrond zijn en kan de storing al dan niet te wijten zijn aan de door de klager veronderstelde oorzaak.
Indien de conclusie luidt dat er sprake is van schadelijke interferentie, overeenkomstig de bevoegdheden van het BIPT, wordt een gevolg gegeven aan het dossier. Bij de behandeling van het dossier dient het BIPT rekening te houden met de vastgelegde wettelijke beperkingen. Zo is de inbreuk op artikel 15 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie niet strafbaar gesteld. In concreto wil dat zeggen dat de technici van het BIPT bekleed met een mandaat van officier van gerechtelijke politie noch de houder van een zendstation kunnen verplichten om toegang te verlenen tot de zender, noch over de mogelijkheid beschikken tot de inbeslagname of het stilleggen van de betrokken zender. Tevens dient het BIPT bij de uitvoering van zijn controleopdrachten ermee rekening te houden dat artikel 4, paragraaf 1, van het KB van 26 januari 2007 betreffende de etherpolitie nog niet in werking is getreden.
Wat uw tweede vraag betreft, de vraag werd beantwoord vanuit een technisch standpunt door een persoon die een technische functie uitoefent bij het BIPT.
Om correct te kunnen functioneren is voor elk radiocommunicatiesysteem een voorafgaande planning nodig waarbij de verschillende protagonisten een overeenkomst dienen te bereiken over het gebruik van de frequenties.
Bij een goede frequentieplanning zullen de problemen van storingen grotendeels zijn opgelost. Momenteel zijn de frequentieplannen van de Gemeenschappen niet op elkaar afgestemd.
Zelfs indien de plannen reeds op elkaar zouden zijn afgestemd, is een optreden van het BIPT slechts mogelijk na 1 juni 2008. Het gaat over artikel 5 van het KB van 26 januari 2007 betreffende de etherpolitie. Deze planningprocedures maken overigens het voorwerp uit van een aantal internationale akkoorden.
Minister Bourgeois is verantwoordelijk voor zijn uitspraak. Ik onthoud mij van mijn kant van elke commentaar over een eventuele situatie die afhangt van een gefedereerde entiteit, in dit geval de Franstalige Gemeenschap.
Ik kom aan uw laatste vraag. Het instituut zal instaan voor de naleving van de wetgeving waarvoor ze bevoegd is.
02.03 Peter Luykx (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik begrijp dat er hier toch wel voorbijgegaan wordt aan het doel van deze wet. Het afwezig zijn of nog niet voltooid zijn van het afstemmen van de frequentieplannen sluit niet uit dat toch kan worden opgetreden.
De herhaaldelijkheid van deze klachten zou het BIPT toch moeten aanmoedigen om hierin op te treden.
Het incident is gesloten.
03 Question de Mme Corinne De Permentier à la ministre de l'Économie, des Indépendants et de l'Agriculture sur "l'arnaque aux sms non désirés" (n° 1397)
03 Vraag van mevrouw Corinne De Permentier aan de minister van Economie, Zelfstandigen en Landbouw over "de oplichtingspraktijken met ongevraagde sms'jes" (nr. 1397)
03.01 Corinne De Permentier (MR): Monsieur le président, madame la ministre, depuis quelque temps sévit une arnaque qui vise à faire parvenir des sms surtaxés à des gens qui ne les ont pas sollicités. Ces publicités sont de tout ordre et concernent aussi bien les horoscopes que les jeux ou les sonneries gsm.
Selon les chiffres disponibles, il semblerait qu'en 2007, plus de 350 plaintes aient été enregistrées, ce qui signifie que l'on peut tabler facilement sur le double, voire le triple de victimes effectives quand on sait que nombre de gens n'ont pas encore le réflexe de porter plainte dans pareil cas.
Il faut savoir qu'il suffit de répondre une seule fois à une demande tout à fait anodine pour que votre numéro soit enregistré et réutilisé, voire transmis à d'autres sociétés, au mépris total de la loi sur les pratiques du commerce et sur la protection du consommateur, qui impose au vendeur de s'identifier, de donner le prix du service, la possibilité de mettre fin aux messages, etc., et du respect à la vie privée.
Quand on sait que ces sms surtaxés sont facturés entre deux et cinq euros, on comprend aisément dans quelle situation se retrouvent certaines personnes.
Le plus problématique me semble être les jeux-concours et les jeux de hasard auxquels on peut vite devenir dépendant.
Madame la ministre, voici mes questions.
- Êtes-vous au courant de ce genre de pratique depuis longtemps?
- Une enquête de l'Inspection économique a-t-elle été demandée?
- Quelles mesures comptez-vous prendre à moyen terme pour faire cesser ces arnaques?
- Le code de bonne conduite existant dans ce secteur suffit-il? Ne devrait-il pas être rendu obligatoire? On a parlé d'un comité d'éthique. Quels sont ses pouvoirs de sanctions?
- Qu'en est-il du volet de la protection de la vie privée qui est largement bafoué par cette pratique?
- La loi sur les jeux de hasard est-elle applicable à cette problématique?
03.02 Sabine Laruelle, ministre: Monsieur le président, chère collègue, la Direction générale du Contrôle et de la Médiation du SPF Économie surveille de près ce secteur depuis plusieurs années.
En 2003, une enquête générale a été réalisée en vue d'identifier les principaux problèmes en matière de publicité, d'information, mais également de protection des consommateurs et surtout en vue de trouver la solution la plus adéquate pour y remédier.
La Direction générale du Contrôle et de la Médiation a de ce fait encouragé les opérateurs de téléphonie mobile à élaborer un code de conduite.
Depuis le 3 juin 2004, ce code fait partie intégrante des contrats relatifs à l'utilisation des numéros surtaxés conclus entre les trois opérateurs de téléphonie mobile et les prestataires de services.
En cas de non-respect de ce code, les opérateurs disposent aujourd'hui de moyens contractuels pour faire cesser, mais également pour sanctionner les abus (suspension, résiliation du contrat, etc.) ainsi et c'est là un élément tout aussi important, que pour indemniser le préjudice éventuellement subi par les utilisateurs.
Jusqu'en 2007, l'application de ce code a été efficace et a relativement bien fonctionné car nous avons constaté une diminution importante des plaintes. Pour la période 2004-2007, les choses sont plus ou moins réglées. Malheureusement, on constate une augmentation des plaintes à partir de 2007.
À nouveau, la Direction générale du Contrôle et de la Médiation a effectué une enquête dans le secteur, notamment en matière d'offres de services et de sonneries pour gsm. Suite à cette intervention, les opérateurs ont mis hors service les numéros litigieux; les publicités non conformes ont été adaptées et les utilisateurs ont été indemnisés.
Par ailleurs, nous avons pu constater que l'offre de concours par sms était grandissante, vous l'avez souligné, et qu'elle posait pas mal de problèmes. C'est pourquoi la Direction générale du Contrôle et de la Médiation est encore intervenue pour demander aux opérateurs de faire cesser les abus, toujours sur base du code de conduite qui offre de nombreux moyens d'action.
Enfin, lorsque le prestataire de services est établi en Belgique, la Direction générale du Contrôle et de la Médiation applique également les sanctions prévues par la réglementation économique.
En ce qui concerne le code de conduite, il suffit à protéger les intérêts des consommateurs, à condition d'être toujours appliqué. Généralement, les opérateurs traitent les plaintes des utilisateurs en première ligne, la Direction générale du Contrôle et de la Médiation n'intervenant qu'en seconde ligne, lorsque les utilisateurs ne sont pas satisfaits du traitement de leur plainte par les opérateurs. La Direction générale ouvre alors une enquête auprès des opérateurs et intermédiaires concernés et analyse deux choses: d'abord, la conformité de la pratique par rapport au code de conduite et à la réglementation belge et, ensuite, les mesures contractuelles prises par les opérateurs et intermédiaires en cas d'infraction au code de conduite.
Il est également bien évident que le traitement des plaintes en première ligne est fortement dépendant de l'opérateur. On ne peut pas parler d'une grande homogénéité dans le traitement des plaintes en première ligne mais il est sûr qu'en cas d'intervention de la Direction générale du Contrôle et de la Médiation en seconde ligne, les opérateurs font en sorte de régler le problème.
Je ne peux qu'encourager les utilisateurs à non seulement introduire leur plainte auprès de leur opérateur mais aussi, en cas de non-résolution du problème, à l'introduire auprès de la Direction générale du Contrôle et de la Médiation. L'information est toujours intéressante pour elle et elle est, de plus, apte à faire changer les choses.
En ce qui concerne la Commission d'éthique pour la fourniture des services payants via les réseaux de communications électroniques mise sur pied en exécution de la loi du 13 juin 2005 relative aux communications électroniques, elle soumettra dans les mois qui viennent aux opérateurs un code de déontologie, lequel sera ensuite soumis à la signature. C'est excessivement important.
Quant à vos deux dernières questions, la réglementation tant en matière de protection de la vie privée qu'en matière de jeux de hasard est bien évidemment intégralement applicable. La Direction générale Contrôle et Médiation collabore d'ailleurs très fréquemment avec la Commission de la protection de la vie privée mais aussi avec la Commission des jeux de hasard.
Bref, si nous avons trouvé des pistes de solutions, nous enregistrons une recrudescence du problème depuis 2007. L'administration s'en occupe mais il s'agit d'un secteur en évolution/révolution permanente. Dès lors, les administrations doivent pouvoir suivre et s'adapter à cette évolution. Nous comptons beaucoup sur le code de conduite et sur le prochain code de déontologie en vue d'un auto-assainissement du secteur. Les opérateurs sérieux ont beaucoup à gagner de la mise en place de ce code, de cette autorégulation, en collaboration avec les commissions que j'ai citées ainsi qu'avec la Direction générale Contrôle et Médiation pour intervenir lorsque cela s'avère nécessaire.
03.03 Corinne De Permentier (MR): Monsieur le président, madame la ministre, la problématique touche plus particulièrement un public jeune et plus vulnérable. Ainsi, je pense aux jeunes enfants qui sont tentés dans des émissions de jeunes de former ce type de numéro. Les gens sont parfois découragés de porter plainte, parce que la problématique dépend aussi de la qualité, de la rapidité de l'opérateur. Il importerait de réfléchir tous ensemble pour examiner la manière dont nous pourrions enrayer ce système. Ainsi pourrions-nous proposer qu'en cas d'inscription, il soit obligatoire de manipuler son gsm pour accepter un sms entrant. Peut-être serait-il opportun de réfléchir à la bonne information à donner au public pour lui expliquer ce qu'il convient de faire en cas d'abus de ce type.
Le président: Petite information. Nous réalisons pour l'instant des auditions sur tout ce qui est e-security. La troisième audition aura lieu mercredi.
Het incident is gesloten.
- M. Jean-Luc Crucke à la ministre de l'Économie, des Indépendants et de l'Agriculture sur "l'ouverture du réseau haut débit de Belgacom" (n° 1142)
- M. Guido De Padt à la ministre de l'Économie, des Indépendants et de l'Agriculture sur "la position de l'IBPT en ce qui concerne l'ouverture du réseau VDSL de Belgacom" (n° 1619)
- de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Economie, Zelfstandigen en Landbouw over "het openstellen van het supersnelle VDSL2-breedbandnetwerk van Belgacom" (nr. 1142)
- de heer Guido De Padt aan de minister van Economie, Zelfstandigen en Landbouw over "de visie van het BIPT inzake het openstellen van het VDSL-netwerk van Belgacom" (nr. 1619)
04.01 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, veuillez excuser mon arrivée quelque peu tardive mais certains mauvais copains nous amènent parfois un peu en retard en commission, surtout le lundi.
Madame la ministre, on vient de parler du futur et des possibilités que nous offre la technologie.
Personne ne contestera les avantages que l'ADSL nous apporte mais cette technologie est quasiment dépassée par le VDSL2 qui permettra non seulement de surfer plus rapidement mais également et surtout d'avoir la télévision numérique à haute définition. Même si on a quitté Belgacom qui avait le monopole, on parle de cette nouvelle technologie dans un ancien environnement. Aujourd'hui la question qui se pose est celle de l'ouverture à Scarlet et Euphony, entre autres. Je n'ai en effet pas à inventer l'un ou l'autre opérateur et Dieu sait si d'autres pourraient être intéressés par le marché!
À l'IBPT, on voit d'un bon œil cette ouverture. Pourtant, on sent que Belgacom freine le projet en alléguant un investissement dans le projet Broadway de plus de 337 millions d'euros. On peut comprendre une différence d'appréciation sur la question.
Pour ma part, je souhaiterais l'avis du gouvernement sur cette ouverture. Par ailleurs, comment assurer à tout un chacun, en tout cas au plus grand nombre possible, l'accès au haut débit? Comment faire en sorte qu'un opérateur, qui a légitimement investi, ne soit pas lésé?
Ce problème touche, d'une part, l'avenir en termes de technologies et, d'autre part, des moyens budgétaires importants et une question de respect de certains investissements. Je me permets d'ajouter que, selon moi, l'accessibilité à ces services est indispensable.
04.02 Guido De Padt (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, het BIPT is van oordeel dat Belgacom zijn VDSL2-netwerk, namelijk een breedband met een zeer hoge capaciteit, voor andere operatoren moet openstellen. De eis van het BIPT is blijkbaar slecht nieuws voor Belgacom, dat naar verluidt de voorbije jaren 400 miljoen euro heeft geïnvesteerd in de opwaardering van zijn netwerk. Belgacom is dan ook van oordeel dat het openstellen van haar breedbandnetwerk schadelijk kan zijn voor de toekomstige investeringen. Andere operatoren zouden dan immers van het netwerk van Belgacom gebruik kunnen maken, zonder zelf te hoeven te investeren in een eigen netwerk.
Bovendien is er de concurrentie van de kabel. Ook daarop wordt breedband met hoge capaciteit, tegen hoge snelheid, aangeboden. Belgacom vraagt zich dan ook af of men met gelijke wapens kan strijden, als hij zijn netwerk wel moet openstellen en de kabel niet.
De Europese Commissie zou voor een oplossing kunnen zorgen. Een nieuw pakket hervormingen van de wetgeving is in voorbereiding. De krachtlijnen werden onlangs voorgesteld. Het lijkt er evenwel op dat men op twee gedachten hinkt. Enerzijds wordt benadrukt dat de marktaandelen van de historische operatoren nog altijd te groot zijn, met name ook in de markt van breedband. Die dominantie wijst op een gebrek aan effectieve competitie, aldus de Commissie. Anderzijds onderstreept men het belang van concurrentie tussen infrastructuren, bijvoorbeeld tussen ADSL en kabel. Zo'n infrastructuurconcurrentie is evenwel perfect verzoenbaar met het bestaan van dominante operatoren. De Commissie breekt dan ook een lans voor een functionele separatie, waarbij het netwerk van de historische operator in de feiten wordt afgescheiden van de diensten die op dat netwerk worden aangeboden. In Groot-Brittannië heeft die scheiding reeds plaatsgevonden, met positieve effecten op het vlak van competitie, alsook voor de operator zelf.
Mevrouw de minister, op basis van welke studies, criteria en dergelijke meer, is het BIPT tot de conclusie gekomen dat het openstellen van het netwerk noodzakelijk is voor de bevordering van de effectieve concurrentie? Wat zullen de gevolgen van een dergelijke beslissing zijn op de noodzakelijke investeringen in netwerkinfrastructuren?
Ten tweede, bent u van oordeel dat er nog sprake kan zijn van gezonde concurrentieverhoudingen, wanneer slechts één bepaalde infrastructuur – VDSL – moet worden opengesteld en anderen, zoals kabel, niet? Moet er in dat geval niet worden overwogen om ook de kabel open te stellen? Op welke manier kan zoiets worden gerealiseerd of opgelegd, gezien de bevoegdheidsverdeling in ons land?
Ten derde, wat is het standpunt van de regering inzake het hervormingspakket van de Europese Commissie, met name op dit punt? Wordt in de lijn met de voorstellen van de Europese Commissie ook in ons land gedacht aan het doorvoeren van een functionele scheiding tussen Infrastructuur en de diensten bij Belgacom?
04.03 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, over de criteria kan ik u meedelen dat het BIPT tot die conclusie is gekomen op basis van de marktanalyse die vervat zit in het besluit van 10 januari 2008 met betrekking tot de markten 11 en 12. Hierbij werd de sector geconsulteerd, evenals de Raad voor de Mededinging, de gemeenschapregulatoren en de Europese Commissie die hierbij een vetobevoegdheid heeft.
De gehanteerde criteria zijn gebaseerd op het regelgevend kader en de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie. Zo bepaalt het BIPT de relevante producten en de geografische markten aan de hand van criteria van “substitueerbaarheid” van aanbod en vraag.
Voor de identificatie van een onderneming die over een sterke machtspositie op de markt beschikt, worden de marktaandelen, de marktomvang en het niveau van marktconcentratie gemeten, evenals bijvoorbeeld de controle over niet gemakkelijk te dupliceren infrastructuur, de technologische voorsprong of superioriteit, het ontbreken van kopersmacht die een tegenwicht kan vormen, gemakkelijke of bevoorrechte toegang tot kapitaalmarkten en financiële middelen, product- en dienstendiversificatie, schaal- en/of breedtevoordelen, verticale integratie en een sterk ontwikkelde distributie en verkoopsnetwerk.
De Europese Commissie is van oordeel dat het openstellen van netwerken noodzakelijk is voor het bevorderen van de effectieve concurrentie en dat de tussenkomst van een regulator noodzakelijk is omdat deze markten niet vanzelf evolueren naar een toestand van daadwerkelijke mededinging en de problemen die op die markten kunnen rijzen, niet afdoend kunnen worden opgelost door toepassing van het mededingingsrecht.
Wat de gevolgen zijn op de noodzakelijke investeringen in netwerkinfrastructuren is uiteraard niet exact te voorspellen. Dat hangt volledig af van de besluiten die door de marktspelers worden genomen.
Voorts dient ook te worden vermeld dat in de beslissing van 10 januari 2008, het BIPT stelt dat de tarieven die de alternatieve operatoren moeten betalen om toegang te krijgen tot dit VDSL-netwerk van Belgacom, rekening houden met het investeringsrisico dat Belgacom heeft genomen bij het aanpassen van het netwerk;
Comme on l'a déjà dit, le 10 janvier 2008, l'IBPT a pris une décision obligeant Belgacom à ouvrir à la concurrence son réseau haut débit basé sur la technologie VDSL. Cette décision est appuyée par la Commission européenne et sa commissaire, Viviane Reding. Cette dernière s'est exprimée à ce sujet dans un communiqué de presse du 3 janvier 2008. Le gouvernement n'a pas à intervenir dans le dossier en raison de l'indépendance du régulateur, l'IBPT. De surcroît, l'État étant actionnaire majoritaire de Belgacom, il est tenu de ne pas s'immiscer dans une affaire où il serait en situation de conflit d'intérêts.
En tant qu'acteur économique dans un marché libéralisé, Belgacom doit se conformer aux décisions du régulateur et, en l'occurrence, à celle du 10 janvier 2008 par laquelle le Conseil de l'IBPT a prévu que le tarif à payer par les opérateurs alternatifs pour accéder à ce réseau haut débit de Belgacom tienne compte du risque d'investissement pris par Belgacom pour adapter son réseau. Je cite: " En ce qui concerne le VDSL et le VDSL2, l'IBPT utilisera un concept hybride, combinant l'orientation sur les coûts avec la nécessité de ne pas créer d'effet d'éviction et visant à encourager l'investissement. Le résultat serait un prix d'accès supérieur au niveau d'orientation sur les coûts purs et qui encouragerait l'investissement."
L'accès à internet à haut débit pour tous est actuellement garanti par un taux de couverture de 99%. Un renforcement de la concurrence sur ce marché doit conduire à une baisse des tarifs de connexion, dont le niveau élevé constitue actuellement un obstacle pour un certain nombre de ménages.
La Commission a lancé une proposition de révision du cadre réglementaire permettant aux autorités réglementaires nationales (comme l'IBPT) d'imposer une répartition fonctionnelle de l'opérateur télécoms historique en un gestionnaire de réseau et un prestataire de services, à la condition de respecter les conditions du marché.
04.04 Jean-Luc Crucke (MR): Je remercie la ministre pour sa réponse. Elle a confirmé l'indispensable ouverture des services et aussi le respect des règles concurrentielles qui ne peuvent qu'avoir des effets bénéfiques sur les prix; c'est une règle de base du libéralisme. On voit qu'en la matière, cette règle est plus que jamais d'actualité. Par ailleurs, on respecte l'investissement. Il faut rappeler cette vérité fondamentale: toute évolution se fait au prix d'un investissement. Par conséquent, je suis satisfait par la réponse qui a été donnée.
04.05 Guido De Padt (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik weet niet hoe ver het staat met de huidige regeringsonderhandelingen, maar toelaten om het overheidsaandeel of de participatie van de overheid in Belgacom van 51% voor een stuk te gaan afbouwen, kan misschien de rol van het BIPT onafhankelijker maken en wat meer onafhankelijk van de overheid maken. Het is immers niet goed dat een overheidsinstantie, die het BIPT toch is, ook een overheidstelecombedrijf gaat reguleren.
Wij hopen dat er verder werk van zal worden gemaakt. Ik heb in de pers gelezen dat de standpunten daarover verschillend zijn. Mevrouw Vervotte is er niet echt voor te vinden om dat overheidsaandeel af te bouwen, terwijl er andere standpunten zijn die zeggen dat wanneer men Belgacom strijdvaardig wil maken en meer dynamisch met het oog op de toekomst, om het toe te laten om acquisities te doen van andere bedrijven, dat het overheidsaandeel misschien beter wordt afgebouwd, omdat dit nu een hypotheek werpt op die mogelijke acquisities en het groter worden van Belgacom.
Ter zake zal het BIPT zich op dat ogenblik, wanneer men die sector wil gaan reguleren, misschien ook iets onafhankelijker en meer gedragen kunnen opstellen.
04.06 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, ik ben alleen bevoegd voor telecom. Ik ben niet bevoegd voor de openbare ondernemingen. Ik spreek dus alleen over mijn bevoegdheden.
Het incident is gesloten.
05 Question de M. Jean-Luc Crucke à la ministre de l'Économie, des Indépendants et de l'Agriculture sur "la réorganisation radicale des télécoms préconisée par la Commission européenne" (n° 1143)
05 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Economie, Zelfstandigen en Landbouw over "de door de Europese Commissie aanbevolen ingrijpende reorganisatie van de telecommunicatie" (nr. 1143)
05.01 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, ma question est en rapport avec la précédente. La Commission européenne a proposé une réorganisation radicale des télécoms avec un plan en quatre phases: la mise en place d'un régulateur européen, la séparation fonctionnelle, la gestion du spectre et la révision de la liste des marchés qui sont soumis à réglementation.
En ce qui concerne le régulateur européen, quel est l'avis du gouvernement et de la ministre? Va-t-il se substituer aux régulateurs nationaux ou y aura-t-il une complémentarité? L'un disparaîtra-t-il au profit de l'autre? Y aura-t-il éventuellement un droit de veto? Comment imagine-t-on la mise en place de ce régulateur européen?
En ce qui concerne la séparation fonctionnelle, même si tout cela est très neuf, peut-on, à ce stade-ci, avoir une vision de la manière dont elle va s'effectuer? Est-il réellement possible d'avoir une césure claire et précise sans éviter certains écueils que l'on sent pointer?
La gestion du spectre signifie l'ouverture à de nouveaux services et la réaffectation des bandes. Quels critères et quels éléments seront définis et pris en compte? Comment harmoniser cela avec le critère du service universel?
En ce qui concerne la révision de la liste des marchés soumis à réglementation, quels seront ces marchés? Quelles seront les modifications éventuelles?
Cette proposition de la Commission européenne constitue une sorte de révolution dans le secteur. Je voudrais donc connaître le point de vue de la ministre et du gouvernement sur cette révolution annoncée.
05.02 Sabine Laruelle, ministre: Monsieur le président, il s'agit d'une question relativement technique et ma réponse sera longue pour tenter de répondre au mieux à l'objet de la question.
La proposition de la Commission européenne instituant une autorité européenne du marché des télécommunications électroniques (EECMA) vise à instituer une nouvelle autorité ou agence indépendante – on ne sait pas encore très bien – qui conseillerait la Commission dans les cas de l'application du cadre réglementaire européen pour les communications électroniques.
Cette autorité ne remplacerait pas les autorités réglementaires nationales. Cela veut notamment dire que l'IBPT ne disparaîtrait pas. Le but est que cette autorité et les autorités réglementaires nationales coopèrent étroitement. Un conseil de régulateurs devrait être créé au sein de cette autorité européenne où les chefs des autorités réglementaires nationales de tous les États membres de l'Union européenne devraient siéger.
Cette autorité remplacerait le Groupe des régulateurs européens créé en 2002 par la Commission pour la conseiller et l'assister. Cette nouvelle autorité devrait également, selon la proposition, reprendre les tâches de l'Agence européenne pour la sécurité de l'information et du réseau (ENISA).
Les propositions de révision du cadre réglementaire prévoient de fait un droit de veto pour la Commission européenne sur les mesures des autorités réglementaires nationales dans le cadre de la procédure appelée procédure de l'article 7 pour une application cohérente du cadre réglementaire européen. L'autorité fournira un avis d'expert à la Commission dans le cas de l'exercice de ce droit de veto, mais elle ne peut proposer de mesures elle-même.
Les autorités réglementaires nationales resteraient responsables de la régulation des marchés nationaux et des notifications à la Commission européenne à condition que le droit de veto soit étendu de l'analyse de marché à toutes les autres mesures.
La séparation fonctionnelle consiste à créer au sein de l'opérateur dominant un département séparé et indépendant, chargé de gérer certains actifs, en particulier des actifs liés au réseau local et dont les opérateurs concurrents ont besoin. Il s'agit d'une mesure intermédiaire entre une séparation simplement comptable et la séparation structurelle, laquelle scinde une entreprise en entités juridiquement distinctes. L'objectif commun de ces différentes mesures est bien évidemment de faire respecter au mieux le principe de non-discrimination.
La séparation fonctionnelle peut impliquer une série de mesures telles que la création d'un département séparé, la séparation des supports opérationnels, l'obligation de fournir des services équivalents en interne et en externe, la séparation du personnel, du management, de l'information, de la comptabilité, l'utilisation de marques différentes, des codes de conduite, etc. Certaines de ces mesures sont évidemment indispensables, d'autres peuvent être considérées comme plus facultatives.
Le périmètre exact de ce qui devrait faire partie de l'entité "réseau local" n'a fait jusqu'à présent l'objet d'aucune étude au niveau belge.
Les points qui devraient retenir notre attention dans la perspective d'une possible séparation fonctionnelle sont les suivants:
- La préservation de l'incitation à investir - vous aviez raison de dire que vos deux questions étaient liées.
- L'évolution technologique sinon la Belgique serait très en retard.
- La préservation de la qualité du service – j'y tiens beaucoup.
- L'autonomie du management de l'entité séparée.
- Les coûts de mise en œuvre.
En ce qui concerne votre question relative à la gestion des fréquences, on a quand même enregistré dans ce domaine certains progrès.
La radiodiffusion télévisuelle analogique hertzienne sera remplacée par la radiodiffusion télévisuelle numérique hertzienne avant 2012.
Les avantages du numérique qui résultent des gains d'efficacité dans l'utilisation du spectre pourraient permettre de récupérer une partie de la bande de fréquence. Je vous cite les chiffres: entre 470 et 862 MHz pour des applications autres que la radiodiffusion.
Il existe évidemment un certain nombre d'autres problèmes, notamment techniques, à résoudre au niveau européen pour pouvoir profiter d'un tel dividende numérique.
En principe, la notion du service universel n'est pas applicable aux services mobiles. Il est clair que l'utilisation des bandes à 800 MHz permet de couvrir des zones rurales étendues plus facilement qu'à 2 GHz.
Il y a également lieu de préciser que les marchés listés dans les recommandations ne sont pas soustraits au droit général de la concurrence. La réglementation "ex ante" est un complément, pas une substitution, du droit de la concurrence. Il était et il est d'ailleurs toujours permis à chaque autorité réglementaire nationale de définir d'autres marchés pertinents, c'est-à-dire susceptibles d'être régulés "ex ante", pourvu qu'elle applique le test bien connu des trois critères. Cela revient à se demander si la nature d'un marché n'est pas telle qu'une concurrence effective peut s'y installer sans intervention régulatrice et sinon, si le droit de la concurrence ne suffit pas pour résoudre les problèmes éventuels. Ne me demandez pas ce que sont les trois critères, je n'en sais rien!
Dans la recommandation du 11 février 2003, la Commission européenne avait identifié 18 marchés susceptibles d'être régulés "ex ante", sept étaient des marchés de détail et onze des marchés de gros. La nouvelle recommandation du 17 décembre 2007 contient une liste réduite de sept marchés dont un seul est un marché de détail.
Au stade actuel, il s'agit donc d'une procédure de codécision. Il s'agit bien d'une proposition de la Commission européenne qui doit encore faire l'objet d'une discussion au sein du Conseil européen des ministres.
Dès lors, avant d'arrêter une position définitive belge, il y a lieu de réaliser un certain nombre de consultations; elles sont en cours.
Dans mes réflexions, je tiendrai également compte de l'analyse et de l'avis de l'IBPT.
Tout ce qui peut concourir à un meilleur marché, à un marché plus ouvert, au profit notamment des utilisateurs doit être mis en œuvre.
Par ailleurs, comme cela a été évoqué par les intervenants, il ne faut pas se contenter de réfléchir au niveau national; il faut également réfléchir à d'autres niveaux de pouvoir.
Tout à l'heure, j'ai répondu à une question de Mme De Permentier sur les sms litigieux. On se rend compte que lorsque l'opérateur n'est pas belge et qu'il intervient sur notre marché, nous rencontrons d'énormes difficultés quand il s'agit de prendre un certain nombre de mesures.
Tout ce qui concourt à un réel marché unique européen et donc à une meilleure régulation, mais aussi la plus indépendante et la plus objective possible est, selon moi, positif.
05.03 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, je souhaite tout d'abord remercier Mme la ministre pour sa réponse. Il est vrai qu'il s'agissait d'une réponse technique. Il faudra donc la lire et la relire.
Cela dit, je voudrais faire trois observations dont les deux premières sont des observations de principe
Premièrement, c'est la confirmation de la nécessité du maintien du rôle de l'BPT à l'égard de l'Europe
Deuxièmement, c'est la confirmation qu'un droit de veto reste indispensable dans une telle matière.
Troisièmement, je crois avoir compris – si je me trompe, vous me le ferez savoir – que l'on ne domine pas l'avenir en matière technologique mais que c'est l'avenir qui nous domine. Autrement dit, il ne faudrait pas que ces réglementations – ce faisant, la Commission européenne s'attaque, selon moi, à un mammouth qu'on ne peut maîtriser, tant il se développe rapidement et ce, bien plus vite que la décision administrative – empêchent au "meilleur" de passer. En revanche, il est indispensable de régler le "pire", mais il est vrai que c'est là que réside toute la difficulté du dossier.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Willem-Frederik Schiltz aan de minister van Klimaat en Energie over "het BIPT en de vergelijkende studie van de ECTA" (nr. 1225)
06 Question de M. Willem-Frederik Schiltz au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'IBPT et l'étude comparative réalisée par l'ECTA" (n° 1225)
06.01 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag betreffende het BIPT sluit enigszins aan bij de vraag van de heer Crucke, maar is iets meer gespecificeerd.
Zoals u weet, werd eind november 2007 het resultaat van een bevraging gepubliceerd door ECTA, the European Competitive Telecommunications Association. De resultaten ervan waren ontnuchterend voor het BIPT.
De studie heeft plaatsgehad in 18 Europese landen en in Noorwegen. België komt nagenoeg uit op de laatste plaats, met name de zestiende plaats. België scoort vooral slecht wat het institutioneel kader betreft.
De Europese regelgeving werd niet tijdig omgezet. Ik neem aan dat u dezelfde antwoorden zult geven die u aan de heer Crucke gaf. We moeten vaststellen dat vooral de marktanalyses niet goed verlopen. Er is evenmin voldaan aan de vereisten van transparantie en onpartijdigheid.
Het BIPT zelf en de studie hebben aangetoond dat er onvoldoende middelen zijn om de bestaande regelgeving te handhaven. De heer Crucke heeft verwezen naar de mammoet en naar de technologische ontwikkelingen die ons steeds te vlug af zijn. De bestaande regelgeving kan niet door het BIPT worden opgevolgd.
Ik wil u daarom de volgende vragen stellen. Wat is uw reactie op de resultaten van die studie? Hebt u een idee welke factoren aan de basis liggen van de tekortkomingen die uit die studie naar voren zijn gekomen? Welke maatregel stelt u in het vooruitzicht om die problemen te verhelpen?
06.02 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, collega Schiltz, wat uw eerste en tweede vragen betreft, de ECTA publiceert inderdaad jaarlijks een vergelijkende studie over de werking van de telecommunicatiemarkten in een bepaald aantal Europese landen.
De ECTA analyseert de situatie op die markt uitsluitend vanuit het standpunt van de concurrerende operatoren en niet vanuit een algemeen standpunt zoals bijvoorbeeld de Europese Commissie doet wanneer ze haar jaarlijks verslag publiceert betreffende de regulering en de elektronische communicatiemarkt.
België mag dan volgens het ECTA-verslag maar matig scoren – zestiende plaats op negentien landen –, de indelingen per thema zeggen veel meer dan de algemene indeling.
België staat op de laatste plaats inzake het institutionele kader, met
56 punten, wat ongeveer de helft is van het Europese gemiddelde, met name 101
punten. België scoort echter gemiddeld, wat de voorwaarden voor toetreding tot
de markt betreft, 64 punten voor een gemiddelde van 70, en dus voor de werking
van de mededinging, en scoort hoger dan gemiddeld voor de tenuitvoerlegging en
dus de toepassing van die regels. Wij hebben 108, tegenover een gemiddelde van
103. Deze twee laatste rubrieken vallen meer bepaald onder de bevoegdheid van
het BIPT, dat er dus in slaagt goed werk te leveren, ondanks de omstandigheden.
Indien
België een score rond het Europese gemiddelde had gekregen voor het
institutionele kader, dan was het tiende op 19 geworden. Wanneer wij dieper op
de zaak ingaan, dient te worden opgemerkt dat de ECTA het institutionele kader
als ontoereikend beschouwt, vanwege de laattijdige omzetting in Belgisch recht.
Die omzetting is vandaag voltooid. De Europese Commissie heeft de ingestelde
inbreukprocedures stopgezet. Bovendien merkt de ECTA in haar analyse niet
eenmaal op dat het vanwege de institutionele organisatie van België gerechtvaardigd
is dat bepaalde procedures meer tijd in beslag nemen dan ergens anders.
De
marktanalyseprocedures zijn ingewikkeld, omdat niet alleen de sector meespeelt,
maar ook de Belgische mededingingsautoriteiten, via bindend advies, de Europese
Commissie, via haar vetorecht, en voor bepaalde besluiten ook de
gemeenschapsregulatoren voor de audiovisuele sector, via een
samenwerkingsproces. De Europese Commissie heeft bovendien de logheid van het
systeem erkend aangezien zij in haar nieuwe versie van de aanbevelingen inzake
relevante markten voor producten en diensten nog slechts zeven te analyseren
markten heeft opgenomen, in plaats van 18. Ik heb dat al gezegd aan de heer
Crucke.
De door
de sector langverwachte analyse van de markten 11 en 12, die niet kon worden
afgerond voordat het samenwerkingsakkoord tussen de verschillende regulatoren
operationeel was, eind september 2007, werd op 3 januari 2008
definitief goedgekeurd door de Europese Commissie. De enige analyse die nog
moet worden afgerond voor het BIPT, is de analyse van markt 18, betreffende de
omroeptransmissiediensten voor het leveren van omroepinhoud aan eindgebruikers
in het tweetalige Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Het BIPT is immers pas krachtens de wet van 16 maart 2007 regulator voor de omroeptransmissiediensten voor het tweetalig gebied van Brussel-Hoofdstad geworden en daarover wordt momenteel een nationale raadpleging van de sectoren gehouden.
Wat de transparantie betreft, betreurt ECTA dat het geen toegang heeft tot alle economische gegevens betreffende de historische operator, wanneer zijn leden concurreren op de Belgische markt. Het dient in herinnering te worden gebracht dat het krachtens de Belgische wet betreffende de commerciële vertrouwelijkheid, niet is toegestaan die gegevens van de andere spelers op de markt ter beschikking te stellen.
Hoe het ook zij, het is zeker dat een bepaald aantal maatregelen zou kunnen worden genomen om het BIPT te helpen nog beter te functioneren. Er zullen maatregelen worden genomen om de werking van het samenwerkingsakkoord (…). Zodra dat op kruissnelheid zal zijn, zou dat de betrekkingen met het andere machtniveau moeten bevorderen.
Ik heb contact genomen met het BIPT om de technische en regelgevende maatregelen te overlopen die zo snel mogelijk dienen te worden ingevoerd om het werk van het instituut te vereenvoudigen. We zijn overeengekomen om regelmatig de situatie te evalueren, zodat wij ons kunnen vergewissen van de goede werking van de mededinging op de elektronische communicatiemarkt, niet enkel ten behoeve van de nieuwe of reeds gevestigde operatoren, maar ook ten behoeve van de ondernemingen – groot en klein –, de privéconsument en alle personen, gehandicapten of minder begunstigden, die specifieke behoeften zouden hebben.
06.03 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw zeer precieze toelichting. Ik ben zeer verheugd te vernemen dat de omzetting inmiddels zo goed als in orde is.
Ik begrijp uw nuancering van de resultaten dat, zeker in een aantal sectoren, België zeker niet op de laatste plaats moet worden gezet maar veeleer in de middenmoot strandt.
Ik neem er ook akte van dat u reeds bent tegemoetgekomen aan een reeks verzuchtingen die in het rapport zijn vermeld. De reden waarom die vraag nog op de agenda staat, is dat ik ze reeds een aantal maanden geleden had ingediend en dat u zo snel werkt dat u mij het gras reeds gedeeltelijk voor mijn voeten hebt weggemaaid. Daarover ben ik zeer verheugd.
De vraag om transparantie is een oud zeer, dat ook al in andere commissies en in andere vragen, onder andere bij de CREG, aan bod is gekomen. Ik neem aan dat u daarop zeer scrupuleus toezicht zal houden om daaraan toch tegemoet te kunnen komen, zonder dat u daarbij gevoelige informatie te grabbel gooit.
De maatregelen die u hebt aangekondigd, zijn absoluut verheugend. Ik kan ook begrip tonen voor het feit dat het BIPT eerst op kruissnelheid moet komen, zeker in overleg met u, vooraleer de performantie op een hoger niveau kan worden gebracht.
Het overleg met de regionale autoriteiten is natuurlijk ook een probleem, eigen aan België. Ik had begrepen dat u vindt dat ECTA te weinig aandacht aan die problematiek heeft besteed. Mogelijk is dat ook iets om op het Octopusakkoord even in het oor van de heer Leterme te fluisteren, om na te gaan of daarover een efficiënt overleg kan plaatsvinden.
Tot slot ben ik van mening dat België als diensteneconomisch land zich niet tevreden kan stellen met een middelmatige positie. België is een voortrekker op het vlak van telecommunicatie geweest. In ons land is de toegang tot een hogesnelheidsverbinding op het internet in Europa heel sterk aanwezig. Ik hoop dat u de voorgestelde maatregelen dermate ver zult doordrijven dat wij weer in de bovenmoot van de resultaten zullen terechtkomen.
Ik dank u zeer hartelijk voor uw toegespitste toelichting.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Guido De Padt aan de minister van Economie, Zelfstandigen en Landbouw over "de toepassing van de telecomwet met betrekking tot het kosteloos aanbieden van veiligheidssoftware door de internetproviders" (nr. 1398)
07 Question de M. Guido De Padt à la ministre de l'Économie, des Indépendants et de l'Agriculture sur "l'application de la loi sur les télécommunications en ce qui concerne la fourniture gratuite de logiciels de sécurité par les fournisseurs d'internet" (n° 1398)
07.01 Guido De Padt (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, artikel 114 van de telecomwet die reeds dateert van juni 2005, verplicht de internetserviceproviders, afgekort ISP's, tot het kosteloos aanbieden van veiligheidssoftware, rekeninghoudend met de stand van de techniek, als onderdeel van de aangeboden telecommunicatiediensten.
Tot op heden wordt deze verplichting niet nageleefd. De ISP’s schuiven hier de verantwoordelijkheid door naar het BIPT dat nog niet klaar is met het opstellen van een lijst van criteria en functionele minimumvoorwaarden waaraan deze veiligheidssoftware moet beantwoorden. Bijgevolg wachten de operatoren af.
Daarom heb ik volgende vragen.
Mevrouw de minister, bent u op de hoogte van deze situatie? Ik neem aan van wel. Zo ja, wat is de stand van zaken in dit verband bij het BIPT? Waarom sleept de opmaak van de minimumvoorwaarden voor veiligheidssoftware door het BIPT zolang aan?
Ten tweede, welke acties zult u ondernemen om het BIPT in deze tot spoed aan te zetten? Op welke termijn mag hier resultaat worden verwacht?
Ten slotte, kunnen de ISP’s zonder meer een afwachtende houding aannemen totdat het BIPT klaar is met de lijst met criteria en functionele minimumvoorwaarden voor de veiligheidssoftware? Zo nee, wat mag er intussen worden verwacht van de ISP’s en op welke wijze zal de naleving van de beveiligingsverplichtingen worden gecontroleerd of afgedwongen?
07.02 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, het BIPT heeft in 2007 een bevraging gedaan van de operatoren met betrekking tot de toepassing van onder andere artikel 114 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.
Het betreft hier 158 bevraagde partijen. De antwoorden worden door een beperkte groep van de dienst Controle van het BIPT verwerkt. Het aantal personen dat zich met deze materie bezighoudt is beperkt gelet op de specificiteit van het onderwerp.
Het artikel 114 voorziet niet dat het BIPT is belast met het opstellen van criteria of functionele minimumvoorwaarden voor de veiligheidssoftware.
Het BIPT heeft vergaderingen belegd met de sector om tot een consensus te komen over het begrip "de stand van de techniek". Deze vergaderingen werden in de loop van 2006 gestaakt, gelet op de werklast van het personeel dat hiervoor werd ingezet, enerzijds, en gelet op de indicaties die erop wezen dat een wijziging van het artikel 114 onder de vorige legislatuur zou worden doorgevoerd, anderzijds. Dit laatste is niet gebeurd.
Nochtans is een herziening van artikel 114 aangewezen om de geest van dit artikel duidelijker te stellen. Gelet op de aan de gang zijnde campagne betreffende de naleving van artikel 114 is het aangewezen de resultaten hiervan af te wachten. Het verwerken van de gegevens zal echter nog enige tijd in beslag nemen.
De verplichtingen van de ISP’s en van andere partijen die in artikel 114 worden bepaald, zijn niet onderworpen aan het opstellen van criteria en functionele minimumvoorwaarden voor de veiligheidssoftware door het BIPT. De ISP’s kunnen hierin geen grond vinden en moeten een afwachtende houding aannemen.
Het BIPT kan uit hoofde van de toezichthoudende opdracht die hem werd gegeven in de wet van 13 juni 2005 de ISP’s controleren en in gebreke stellen.
07.03 Guido De Padt (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, u had daarnet al gewezen op het feit dat wij in deze commissie momenteel hoorzittingen houden over de veiligheid van onze netwerken en van internet. Daaruit blijkt dat er in ons land een groot probleem is en dat de veiligheid van internetgegevens heel precair en delicaat is. Ik denk dat het goed zou zijn dat het BIPT operatoren zo goed mogelijk in gebreke stelt voor de niet- aanbieding van veiligheidssoftware die in de wet is voorzien. Die wet werd al meer dan tweeënhalf jaar geleden goedgekeurd en daarin is die verplichting opgelegd in functie van het belang van de burgers.
Die verplichting is trouwens omwille van het belang van de burgers opgelegd.
Ik hoop dat u misschien uw gezag kunt aanwenden, als bevoegde minister, om aan het BIPT te vragen toch niet meer te lang te wachten om die verplichting op te leggen en de operatoren niet langer een excuus te willen geven om dat uit te voeren. Als men zich altijd wegstopt achter het feit dat het BIPT niet vlug genoeg werkt of dat sommige bepalingen te flou zijn om toe te passen, dan meen ik dat de wetgever en de overheid moeten optreden om dat euvel te verhelpen, ook al gaat het om een vlugge herziening van artikel 114 om een en ander te specificeren. Daarnaast kunt u aan het BIPT vragen om de operatoren ertoe aan te zetten om de wet na te leven.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.26 uur.
La réunion publique de commission est levée à 15.26 heures.