Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw	Commission de l'Economie, de la Politique scientifique, de l'Education, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture
van dinsdag 22 januari 2008 Voormiddag ______	du mardi 22 janvier 2008 Matin ______

De vergadering wordt geopend om 11.05 uur en voorgezeten door de heer Bart Laeremans.

La séance est ouverte à 11.05 heures et présidée par M. Bart Laeremans.

De voorzitter: Mevrouw Douifi, ik heb een vraagje voor u. Uw vraag gaat onder meer ook over de prijsstijgingen van de energie en dergelijke. Er zijn ook vragen naar aanleiding van de uitspraken van de CREG over de prijzen van de energie. Aan deze vragen is ook een vraag gekoppeld van mevrouw Lalieux. Zouden wij die drie vragen niet samenvoegen? Wij kunnen eens horen waar mevrouw Lalieux is. Als zij binnen de tien minuten kan komen, kunnen wij eerst een paar andere vragen behandelen. Het lijkt mij interessanter om die zaken in mekaars buurt te behandelen.

Dalila Douifi (sp.a-spirit): Ik was inderdaad van plan om wat te actualiseren want deze vraag is veertien dagen geleden ingediend.

De voorzitter: Goed.

01 Vraag van de heer Jef Van den Bergh aan de minister van Klimaat en Energie over "de veiligheid van indoorskipistes" (nr. 1099)

01 Question de M. Jef Van den Bergh au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la sécurité des pistes de ski couvertes" (n° 1099)

01.01 Jef Van den Bergh (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, op 12 februari 2007, ondertussen bijna een jaar geleden, was er een zwaar ongeval in de indoorskipiste Snow Valley te Peer. Een meisje, een ervaren skiester die de skipiste door en door kende, kwam om een ongekende reden tegen een muur terecht en overleed helaas twee dagen later in het ziekenhuis.

De vriendinnen die erbij waren, hebben zich daar heel wat vragen over gesteld, zijn op onderzoek gegaan naar de reglementering en zijn bij enkele volksvertegenwoordigers terechtgekomen, waaraan ze de vragen hebben bezorgd. Die vragen zou ik graag ook aan u willen voorleggen.

Ten eerste, aan welke wetgeving is de veiligheid van indoorskipistes onderworpen?

Ten tweede, wordt de verplichte risicoanalyse, zoals beschreven in artikel 2, §2, van het koninklijk besluit van 25 april 2004 houdende de reglementering van actieve ontspanningsevenementen, ook uitgevoerd op indoorskipistes?

Ten derde, worden er voldoende controles uitgeoefend op de veiligheid? Zo ja, met welke regelmaat? Wie voert die controles uit? Welke sancties worden er opgelegd indien de veiligheid te wensen overlaat?

Ten vierde, hebt u concrete cijfers van de resultaten van de controles op de veiligheid, specifiek van skipistes, de jongste vijf jaar?

Tot slot, welke conclusies kunnen er worden getrokken uit het tragische voorval, om in de toekomst gelijkaardige ongevallen te vermijden?

01.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, wat de veiligheid van diensten betreft, zijn indoorskipistes onderworpen aan het koninklijk besluit van 25 april 2004 houdende de reglementering van de organisatie van actieve ontspanningsevenementen en het koninklijk besluit van 4 maart 2002 betreffende de verhuring van producten.

Het koninklijk besluit houdende de reglementering van de organisatie van actieve ontspanningsevenementen verplicht organisatoren om een risicoanalyse te maken. De twee indoor-skipistes die na de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit werden gecontroleerd, beschikken inmiddels over een risicoanalyse.

Tot op heden werden er in de sector van indoor-skipistes alleen controles uitgevoerd naar aanleiding van klachten of ongevallen. Deze controles worden uitgevoerd door ambtenaren van de FOD Economie, meer bepaald door de afdeling Controle van de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid.

De sancties die kunnen worden genomen, staan gespecificeerd in de wet betreffende de veiligheid van producten en diensten. In de praktijk wordt bij vaststelling van tekortkomingen eerst een brief gestuurd naar de organisator met het verzoek om dringend de nodige maatregelen te treffen en om de getroffen maatregelen schriftelijk mee te delen aan de personen die de inspectie uitvoerden. Er werden tot op heden nog geen processen-verbaal opgesteld.

Tijdens de laatste vijf jaar werden vier controles uitgevoerd van indoorskipistes, en dit op twee locaties. Ik wens u er wel op te wijzen dat er ook controles worden uitgevoerd op artificiële en natuurlijke outdoorskipistes. De cijfers hiervoor zijn proportioneel met de cijfers vermeld voor de indoorskipistes. Op de skipiste te Peer werden structurele en organisatorische maatregelen genomen om de veiligheid te verhogen.

In het algemeen kan worden gesteld dat de opgedane ervaringen door de controlediensten worden meegenomen bij andere controles.

01.03 Jef Van den Bergh (CD&V - N-VA): Ik wil de minister uiteraard danken voor het vrij omvangrijk antwoord. Ik noteer enkel dat er blijkbaar twee indoorskipistes werden gecontroleerd. Ik weet niet juist hoeveel er van dergelijke ontspanningslocaties zijn in ons land maar twee lijkt mij nogal weinig. Ik neem dan ook aan dat er toch nog werk aan de winkel is om dit te veralgemenen.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

De voorzitter: Ik ben blij dat mevrouw Lalieux inmiddels is aangekomen. We koppelen nu de vraag van mevrouw Douifi over de verklaring van de eerste minister aan de vraag van mevrouw Lalieux en aan de vraag van collega Valkeniers over de energieprijzen omdat ze samenhangen.

02 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Dalila Douifi aan de minister van Klimaat en Energie over "de verklaring van de eerste minister" (nr. 1069)

- de heer Bruno Valkeniers aan de minister van Klimaat en Energie over "de prijsstijgingen van gas en elektriciteit, naar aanleiding van het persbericht van de CREG op vrijdag 18 januari 2008" (nr. 1465)

- mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Klimaat en Energie over "de energieprijzen" (nr. 1483)

02 Questions jointes de

- Mme Dalila Douifi au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la déclaration du premier ministre" (n° 1069)

- M. Bruno Valkeniers au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les hausses des prix du gaz et de l'électricité, à la suite du communiqué de presse de la CREG du vendredi 18 janvier 2008" (n° 1465)

- Mme Karine Lalieux au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les prix de l'énergie" (n° 1483)

02.01 Dalila Douifi (sp.a-spirit): Mijnheer de minister, ik wou graag met u even terugkomen op de verklaring van de premier enige tijd geleden in het Parlement; ze blijft trouwens actueel wat deze thema’s betreft. In de regeringsverklaring staat te lezen dat de prijsstijgingen die knagen aan het gezinsbudget, zouden worden ingetoomd, meer bepaald via convenanten met sectoren zoals industrie en distributie, door opvolging van de prijzen, door belastingverlaging op energieproducten en door een evaluatie van de sociale tarieven. Iedereen heeft al maanden de mond vol van de stijgende prijzen, in het bijzonder de stijgende energieprijzen, ook de leden van de regering. Ik vind dat de aangehaalde passage uit de verklaring van premier Verhofstadt eigenlijk zeer algemeen is gesteld. De regering heeft zichzelf een beperkte regeerperiode opgelegd met een beperkt programma. In de tekst staat echter ook te lezen “doch met volle bevoegdheid om te doen wat noodzakelijk is.”

Ik heb een aantal vragen voor u om wat af te raken van die veralgemening. U bent toch al wat ingewerkt. Wat betreft de energiedossiers, zeker wanneer het gaat om het onder controle houden van de prijzen, denk ik dat u toch stilaan begint te weten welke richting u wil uitgaan. Ik kom daar straks op terug. U hebt ook een paar initiatieven genomen.

Mijnheer de minister, ten eerste, wat wordt precies bedoeld met het sluiten van convenanten in de sectoren energie en distributie? Welke doelstellingen hebt u precies met het sluiten van eventuele convenanten? Hebt u ondertussen de sector gezien? Welke richting gaat dat uit? Waaraan mogen we ons eigenlijk verwachten?

Ten tweede, er wordt gesproken van een opvolging van de prijzen. Ik heb gisteren ook verklaringen van minister Laurette Onkelinx aangaande de voedselprijzen gelezen. Ik neem aan dat het in de passage die ik aangehaald heb, gaat over de opvolging van de energieprijzen. Wie of wat zal dat doen, en hoe zal dat gebeuren?

Dat brengt me bij mijn derde vraag, aangaande de CREG. U hebt nu opnieuw een studie besteld. Ik neem aan dat die heel snel klaar moet zijn. Misschien hebt u het rapport al op uw bureau liggen, dat weet ik niet. We zullen het zo dadelijk horen.

De CREG is al zo veel keer bevraagd en ondervraagd. Ik herinner eraan dat vorig jaar in juni al, enkele dagen na de verkiezingen van 10 juni, Electrabel forse prijsstijgingen had aangekondigd. Electrabel heeft die prijsstijgingen ook opgelegd. Toen heeft uw voorganger, minister Verwilghen, ook reeds een uitgebreid rapport gevraagd aan de CREG. Dat rapport is er vrij snel gekomen. In september hadden wij een uitgebreid rapport waar een analyse van de aangekondigde prijsstijgingen werd gemaakt. De CREG was daarin heel duidelijk: de stijgingen zouden eenzijdig opgelegd worden.

Gisteren konden we in de berichtgeving van de CREG opnieuw lezen dat een gezin in 2008 gemiddeld 300 euro meer voor de aardgasfactuur zal betalen. Dat is allemaal niet nieuw. We weten dat; de CREG had dat reeds becijferd; dat rapport bestaat nog, het is een zeer degelijk rapport.

De CREG formuleerde ook een aantal aanbevelingen voor de regering over wat daaraan te doen. Nogmaals, het is geen oud rapport; het is ook brandend actueel, net zoals de cijfers dat zijn. Zij raadt een tijdelijke blokkering van de prijzen aan, dus een tijdelijke ingreep totdat er eerlijke, billijke prijzen door de monopolist Electrabel opgelegd worden. Omdat de prijzen ook op een transparante manier opgelegd moeten worden, is de CREG nu al maanden vragende partij om meer bevoegdheden te krijgen, zodat zij de prijzen beter kan controleren en bijvoorbeeld inzage kan krijgen in alle contracten, inclusief de inkoopcontracten, waarmee er ook een probleem geweest is.

Mijnheer de minister, om af te ronden, heb ik nog twee kleinere vragen. Wat wordt er bedoeld met de belastingverlagingen op energieproducten, zoals in de verklaring van de regering staat? De CREG formuleert vandaag ook een concreet voorstel, met name een btw-verlaging.

Ten slotte, de regering is blijkbaar ook van plan om wijzigingen door te voeren of om alleszins iets te ondernemen met de sociale tarieven. Ook dat konden we lezen in de regeringsverklaring. Waarom moeten de sociale tarieven geëvalueerd worden? Waarop baseert u zich daarvoor? Welke plannen hebt u ter zake?

02.02 Bruno Valkeniers (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik zou inderdaad ook willen verwijzen naar het persbericht van de CREG van vorige week, waarin stond dat een gemiddeld Vlaams gezin dit jaar ongeveer 300 euro meer zal betalen voor elektriciteit en gas.

Hoewel een deel van de totale factuur wordt bepaald door de internationale markten – daarover zijn wij het eens – zouden volgens de CREG toch maatregelen kunnen worden genomen om de koopkracht veilig te stellen, zoals een btw-verlaging, beperking van de nettarieven en dergelijke. Volgens de CREG zou de totale factuur dit jaar zelfs 30 euro lager kunnen liggen dan vorig jaar indien de nodige maatregelen worden genomen. De belangrijkste prijsstijgingen tonen aan dat er zeker en vast nog verdere maatregelen moeten worden genomen in verband met het invoeren van concurrentie op de elektriciteitsmarkt.

Ik heb dan ook volgende vragen. Ten eerste, elektriciteit en gas worden vandaag belast tegen het btw-tarief van 21%. Nochtans bepaalt de elektriciteits- en gaswet dat het hier om basisbehoeften gaat. Waarom wordt het btw-tarief van 21% toegepast in plaats van bijvoorbeeld 6% zoals bij voeding en drank? Moeten wij bij Europa niet aandringen op een uitzondering op de EU-richtlijn?

Ten tweede, hoe zijn de aanzienlijke prijsstijgingen van het gereguleerde deel van de markt – distributie en transport – te verklaren? Deze prijzen kunnen toch perfect in de hand worden gehouden door de overheid?

Ten derde, de CREG zegt in haar persbericht eveneens dat belangrijke prijsstijgingen aantonen dat er verdere concurrentie moet komen. Wat de levering van gas en elektriciteit betreft, is de organisatie van de concurrentie goed gevorderd.

In een andere vraag, die ik eigenlijk reeds eerder had ingediend maar die ik straks zal stellen, vraag ik u naar een stand van zaken in verband met de verkoop van Distrigas. Pijnpunt blijft evenwel de productie van elektriciteit. 80% van deze productie is nog in handen van de elektriciteitsmaatschappijen. In die andere vraag verwijs ik ook naar een akkoord tussen SPE en Electrabel over kernenergie, maar dat komt later.

De vraag is of de wet van 31 januari 2003, houdende geleidelijke uitstap uit kernenergie, er niet voor zorgt dat de prijzen niet meer in de hand te houden zijn. Die wet waarmee wij een kernuitstap vanaf 2015 reguleren, verhindert volgens ons de organisatie van concurrentie op de elektriciteitsmarkt. Dit is echter niet alleen onze mening. Volgens professor D’haeseleer, voorzitter van de commissie Energie 2030, zullen tegen 2030 de elektriciteitsprijzen voor particulieren tussen de 170% en 420% stijgen indien men vasthoudt aan de uitstap uit kernenergie. Blijft men voortdoen met kernenergie dan zou die stijging maar tussen de 79% en 150% bedragen tegen 2030.

Met andere woorden, moet deze interim-regering zich niet dringend voornemen om de kernuitstap terug in discussie te stellen? Hoe ziet de interim-regering dit? Staan alle neuzen misschien niet in dezelfde richting?

De voorzitter: Mijnheer Valkeniers, uw vraag over de Pax Electrica volgt straks, teneinde de zaken niet te vermengen.

02.03 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, la CREG a organisé, vendredi dernier, une conférence de presse relative à l'augmentation du prix du gaz et de l'électricité. Ce n'est pas la première fois qu'elle fait des annonces de but en blanc par presse interposée.

Je souhaiterais obtenir quelques éléments de clarification. Dans le communiqué de presse qui a été rappelé tout à l'heure, il est question de la Région flamande et de la Région wallonne. Vous savez que je suis bruxelloise. Bruxelles n'existe pas selon la CREG. J'en connais la raison: Bruxelles n'ayant pas porté plainte contre la CREG au niveau de la cour d'appel, il y aurait un modus vivendi avec celle-ci.

Par contre, dans "Le Soir" et à la RTBF, on a parlé de Bruxelles et des augmentations, à mes yeux irréalistes. Pour avoir parlé avec l'intercommunale bruxelloise, les augmentations annoncées ne sont pas du tout réelles par rapport au GRD. Avez-vous des éclaircissements par rapport à ces communiqués, à ces augmentations qui effraient évidemment énormément nos concitoyens, vu les augmentations précédentes?

La CREG ne s'est pas bornée à un constat. Elle a donné des pistes politiques concernant la TVA. Je rappelle qu'une proposition de loi concernant la TVA et la diminution de celle-ci de 21 à 6% est sur la table. Nombre de collègues ont envie de relayer cette proposition aujourd'hui, alors que la demande d'urgence à son sujet a été rejetée en séance plénière. Bref, la CREG fait une proposition politique concernant la diminution de la TVA. Elle fait une proposition politique concernant les bénéfices des centrales amorties en disant qu'on peut aller y puiser de l'argent.

Monsieur le ministre, le régulateur qui se doit d'être indépendant, n'est-il pas complètement sorti de son rôle par rapport à ces pistes et ces propositions d'autant que, lorsque nous avons discuté en commission sur le prix maximum à fixer, la CREG avait dit qu'il ne lui appartenait pas de nous proposer des pistes politiques, qu'elle restait dans son rôle de régulateur et se limitait au pouvoir qui lui est conféré par la loi, loi qu'elle avait remis en cause à ce moment-là? Par conséquent, monsieur le ministre, la CREG ne sort-elle pas de son rôle par rapport à ces déclarations qu'elle n'a pas voulu nous tenir ici alors que, devant la presse, elle propose moult pistes et propositions?

Par ailleurs, nous avons eu un important débat quant au prix maximum à l'importation et à la fourniture. Une étude a eu lieu en la matière. La CREG n'a pu nous dire si l'augmentation du prix par Electrabel était justifiée. La seule chose qu'elle a pu nous dire, c'est que Distrigaz avait augmenté son prix de vente, mais elle en ignorait la raison, car elle n'avait pas eu accès à l'ensemble de l'information, car la loi ne le permettait pas.

Je vous rappelle que nous voulions imposer un prix maximal et donner à la CREG toute possibilité d'accès à cette information; cette proposition de loi a été rejetée par une majorité dans ce parlement. Là aussi, un nouveau débat devrait avoir lieu et il conviendrait de ne pas faire peser toute la responsabilité de ce prix sur le ministre vu que le parlement s'est prononcé contre ce prix limite, voici à peine un mois.

Je demande donc si la CREG ne dépasse pas son rôle.

En même temps, par la loi-programme, nous avons modifié la loi afin de rendre du pouvoir à la CREG. Dès lors, je ne comprends pas sa position de ne pas pouvoir travailler sur un prix concernant les GRD; j'aimerais poser la question au ministre.

Enfin, l'ancien ministre de l'Énergie avait demandé à la CREG de creuser la piste relative à la mise en place de contrats programmes pour l'électricité et le gaz. Je n'ai rien entendu à ce sujet. La CREG ne nous en avait rien dit non plus, malgré ma question en commission. J'aimerais donc savoir si la CREG a avancé ou non sur cette piste.

Voilà mes questions complémentaires et je vous remercie, monsieur le ministre.

02.04 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, ik was ook een beetje verbaasd over de persconferentie van de CREG. De oplossingen die door de CREG zijn voorgesteld, zijn interessant en ik bedank de CREG daarvoor, maar ik had deze voorstellen liever gezien in de vorm van een goed gestoffeerd advies binnen het wettelijk kader.

Mevrouw Douifi, de regeringsverklaring daarover is inderdaad kort. Zij voorziet in een reeks maatregelen met het oog op het garanderen van democratische tarieven en om tegelijkertijd de concurrentie te laten spelen.

Het is mijn bedoeling de reguleringsmechanismen in te passen in een veel ruimere context dan vandaag het geval is. Momenteel vinden daarover besprekingen plaats op mijn kabinet.

In verband met de tarieven, heb ik vorige week aan de CREG gevraagd mij een advies te verstrekken over de componenten van de gas- en elektriciteitsprijzen om een duidelijk beeld te krijgen van de evolutie van elke parameter afzonderlijk om zodoende met kennis van zaken te kunnen optreden ten opzichte van de oorzaken van de prijsstijgingen. Die studie zal mij tegen 10 februari bezorgd worden.

La première mesure qu'il faut prendre doit concerner la transparence du secteur. Comme vous l’avez rappelé, madame Lalieux, aujourd’hui, nous ne comprenons pas bien comment se forment les prix du gaz et de l’électricité parce qu’ils sont décomposés entre prix d’importation ou de production, prix de transport et de réseau et prix de distribution.

La CREG se concentre sur le réseau et sur le transport mais n’émet que peu d’avis sur ce que l’on peut appeler l’amont et l’aval. Cela ne nous permet pas d’avoir une véritable décomposition. Cette décomposition est le préalable indispensable à toute réflexion sur les mesures à prendre. Je ne vais pas faire d’annonce spectaculaire sur la TVA, sur les tarifs sociaux, sur les pris maxima, que ce soit à l’importation ou la distribution, sans savoir exactement d’où viennent les hausses. Je crois qu’il faut d’abord calmement, sereinement analyser la situation avant de prendre un certain nombre de décisions. Cette transparence est une vraie mesure structurelle.

Je suis d'accord avec vous sur le besoin de redéfinir le mandat de l'organe de régulation afin de couvrir l’ensemble de la chaîne de la formation des prix. Il faut savoir exactement quelle est la mission de la CREG, si elle doit aller jusqu’à formuler des propositions politiques. C’est en effet une question que l’on doit se poser. Cet organe sera un organe utile. De même que l’observatoire de l’énergie qui est désormais mis en place au sein du SPF Économie et qui permet d’avoir un ensemble de données statistiques claires, stables et bien compilées. De même que la mise en place du médiateur que l’on attend avec impatience et qui permettra de traiter les plaintes. Voilà pour le volet "transparence". J’ai aussi demandé aux distributeurs de travailler à la clarification des factures.

L’autre volet sera le volet "contrôle des prix" pour lequel il existe différentes techniques. Je ne peux pas me prononcer aujourd’hui à ce stade car je n’ai pas encore toutes les données d’analyse sur la logique d’augmentation des prix. La baisse de la TVA est une mesure possible. Elle a des avantages. Elle est simple et se voit directement dans la poche du consommateur. Elle s’inscrit, au-delà de la question du contrôle des prix, dans une démarche globale de réflexion sur le pouvoir d’achat. Elle a aussi des inconvénients: elle est relativement chère pour les caisses de l’État (les chiffres varient). Elle a aussi l’inconvénient de donner l’impression que l’on baisse les prix et donc que l’on favorise la consommation de l’énergie, même si je crois qu’il faut tordre le cou à ce préjugé. La baisse de la TVA ne compenserait pas totalement la hausse des prix si elle n’était pas accompagnée d’autres mesures. Elle ne vise pas à rendre l’énergie bon marché, à faire en sorte que les gens gaspillent de l’énergie.

Les autres mesures sont des mesures compensatoires, dans la logique de ce que l’on a fait pour le fonds mazout. Ce sont des mesures avec lesquelles on vient compenser, par une aide à certaines catégories sociales défavorisées, le prix de ces augmentations. C’est ce que fait le fonds mazout. C’est aussi ce que nous envisageons de faire dans un fonds énergie unique qui ne viserait pas à fusionner les dispositifs aujourd’hui existants mais au moins à coordonner le fonds mazout d’un côté et les tarifs sociaux de l'autre.

Il faut également rappeler que ces tarifs sociaux profitent à des milliers de ménages. Je n'ai plus le chiffre exact en tête. Ces tarifs permettent une réduction des coûts de l'ordre de 20 à 25%, selon les différentes régions. C'est déjà une mesure sociale substantielle et importante qui a l'avantage, sur le plan bureaucratique, d'être automatique.

C'est donc la combinatoire de ces mesures – qui par ailleurs doivent s'inscrire dans une politique ambitieuse de réduction de la consommation car, en effet, la meilleure politique est encore de réduire la consommation – qui offrira une réponse à l'augmentation des prix. À ce jour, je ne peux pas vous dire quelle est la meilleure combinatoire. Je dois encore avoir une analyse plus précise de la logique d'augmentation des prix.

Voor Distrigas, mijnheer Valkeniers, is de timing als volgt. Ten eerste, de Europese Commissie heeft gevraagd tegen 31 maart van dit jaar in kennis te worden gesteld van de lijst met drie potentiële kandidaat-overnemers van Distrigas.

Ten tweede, de andere Europese hulpmiddelen die de Commissie eist voor de concretisering van deze fusie moeten tegen 30 juni gerealiseerd zijn. Men kan zich dus verwachten aan grondige veranderingen in de structuur van de Belgische markt.

Ten slotte, u kent mijn standpunt inzake de uitstap uit kernenergie en is het niet nodig hier nu verder op in te gaan: de wet is er en moet bijgevolg nageleefd worden.

02.05 Dalila Douifi (sp.a-spirit): Ik dank de minister voor zijn antwoord. Wat de btw-verlaging betreft hebben wij samen met de collega’s van de PS een wetsvoorstel ingediend. Een aantal snelle, concrete maatregelen kan worden genomen; de mensen voelen dat dan wel. Structureel moeten we het warm water natuurlijk niet blijven uitvinden. Er is reeds een aantal oplossingen of aanbevelingen gedaan en ik vind dat u, wat de structurele ingrepen betreft, om de prijsstijgingen onder controle te kunnen houden, daar toch wel vrij vaag en algemeen in blijft. Het blijft duren voor de eerste concrete maatregel van deze interim-regering naar voren komt.

Niettemin noteer ik wel de goede intenties. Ik kan alleen maar oproepen om daarvan een prioriteit te maken binnen de regering, omdat dit nu eenmaal heel dicht bij de mensen staat en in de actualiteit blijft en de politiek daar stilletjesaan achterop hinkt. Dat er een aantal maatregelen moet worden gekoppeld, is ook heel duidelijk. Heb ik het goed begrepen dat er wijzigingen zullen komen aan het functioneren van de Creg en de bevoegdheden daarvan? Is men van plan daaraan te sleutelen en wijzigingen aan te brengen?

02.06 Paul Magnette, ministre: J'ai également demandé à l'administration une évaluation des fonctions, des compétences et du mandat de la CREG, donc une réévaluation globale.

02.07 Bruno Valkeniers (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, dank u voor het toch wel helder antwoord. Samen met u zijn wij natuurlijk benieuwd naar die studie over de prijssamenstelling. Ik ben het met u eens dat dit toch wel noodzakelijk is om een aantal maatregelen en beslissingen te kunnen nemen.

Ik heb ook vernomen dat een btw-verlaging een van de mogelijkheden is. Ik ben het met u eens dat dit natuurlijk niet alleenzaligmakend zal zijn. Het zal niet of,of maar en,en zijn. Een bevriezing van de prijzen is voor ons geen mogelijkheid omdat dit de concurrentie niet verhoogt, integendeel.

Wij blijven ervan overtuigd dat een herziening van de kernuitstap een van de maatregelen zal moeten zijn. Ik begrijp dat dit niet uw opinie is. Ik blijf mij alleen de vraag stellen of de huidige interim-regering uw mening deelt als ik zie dat oranje-blauw daar een andere mening over had. Oranje-blauw is toch nog altijd een deel van deze interim-regering.

02.08 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, je tiens à remercier le ministre pour sa réponse.

Monsieur le ministre, pendant des années, nous avons demandé une étude sur la composante des prix à votre prédécesseur. Mais nous n'avons jamais obtenu satisfaction.

Il est, selon moi, important de connaître tous maillons de la chaîne et pas seulement les GRD et les GRT.

En outre, la transparence est fondamentale dans ce domaine. En effet, aujourd'hui, tous les avis rendus par la CREG indiquent l'absence de transparence au niveau du secteur.

Vous avez tenu des propos importants en ce qui concerne la protection des consommateurs. Depuis la libéralisation, on peut constater beaucoup de lacunes dans ce domaine. Nombreux sont ceux qui dénoncent cette situation.

Par ailleurs, nous avions également demandé à votre prédécesseur la nomination d'un médiateur puisque la loi existait. Je suis donc très heureuse d'apprendre qu'il va enfin être mis en place et que les moyens vont être débloqués.

Il en va de même en ce qui concerne la transparence au niveau des factures. C'est important car les citoyens ne se retrouvent plus dans leur facture de gaz et d'électricité. La création d'un observatoire est donc bienvenue.

Je constate donc la mise en place de certains mécanismes.

Cela dit, je partage la vision du ministre selon laquelle il faut répondre de manière urgente aux citoyens en ce qui concerne leur pouvoir d'achat. Nous savons que la facture d'énergie a des conséquences énormes sur ce dernier depuis quelques mois.

Cependant, la question de la réduction de la consommation d'énergie est fondamentale. De nombreuses pistes sont sur la table. Nous en avons analysé certaines dans le cadre de cette commission. Des propositions ont été déposées.

Selon moi, une des priorités de ce gouvernement doit être d'apporter la clarté sur toute la problématique de l'énergie dans les mois à venir. Je pense d'ailleurs savoir que vous pouvez compter sur la commission Économie et Énergie pour vous aider dans cette tâche.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

03 Question de M. Bruno Van Grootenbrulle au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les rappels de paiement de facture Electrabel et son service clientèle accessible via un numéro de téléphone 078" (n° 1377)

03 Vraag van de heer Bruno Van Grootenbrulle aan de minister van Klimaat en Energie over "Electrabel: de aanmaningen tot betaling van de factuur en de klantendienst op het nummer 078" (nr. 1377)

03.01 Bruno Van Grootenbrulle (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, comme vous le savez certainement, depuis quelques temps, la société Electrabel offre à ses clients la possibilité de faire le relevé de leurs compteurs via leur téléphone personnel. À cette fin, un système électronique a été mis en place au sein de ladite société pour récupérer les données ainsi transmises par les consommateurs.

Il m'est revenu à plusieurs reprises que ce procédé a de multiples manquements et n'enregistre pas toujours les données transmises de bonne foi par les clients. En conséquence, ceux-ci se voient envoyer non pas un rappel pour reformuler le relevé de leurs compteurs mais une facture réévaluée unilatéralement, mentionnant des sommes importantes – le montant avoisinant parfois le millier d'euros – supposées être le résultat d'un rééchelonnement de leurs factures mensuelles. De plus, il leur est demandé un acquittement de ce solde dans les plus brefs délais.

Lorsque le consommateur concerné souhaite avoir quelques informations au sujet du paiement à effectuer, il doit composer un numéro de téléphone payant commençant par l'indicatif 078 et traverser les méandres de la téléphonie avant d'avoir, s'il a de la chance, accès à un collaborateur Electrabel susceptible de l'éclairer dans sa demande.

C'est donc seulement après le choix linguistique déterminant le traitement de l'appel, le caractère propre de l'appel, sa finalité, l'encodage du numéro de client – si l'encodage fonctionne – puis les sempiternelles musiques passant en boucle, certes de temps à autre coupées par une voix féminine implorant la patience ou, nouveauté, faisant de la publicité pour l'entreprise, que la personne sujette à une facture déjà abusive financièrement peut, après devoir débourser l'équivalent financier des multiples dizaines de minutes au cours desquelles elle a été mise en attente, accéder au service clientèle de la société.

Il est alors communiqué au client concerné que la facture de rééchelonnement reçue antérieurement est fictive et qu'elle n'a comme unique but que de le faire réagir. Il faut alors plusieurs mois à Electrabel pour modifier cette facture dans son système informatique ainsi que pour transmettre au client la facture effective basée sur sa consommation réelle. Cependant, alors que le consommateur a fait toutes les démarches nécessaires à la régularisation de sa facture, il se verra régulièrement réclamer la facture indue.

Monsieur le ministre, quelles mesures peuvent-elles être envisagées à l'encontre de telles pratiques de rappel de paiement de facture? L'initiative Electrabel en ce domaine paraît bien singulière et particulièrement déstabilisatrice pour le consommateur. En effet, comment de petites gens aux revenus modestes peuvent-ils accepter une telle pratique leur signifiant un peu plus de difficultés financières?

Dans quelle mesure l'usage abusif d'un numéro payant peut-il être acceptable? En ce qui concerne des entreprises susceptibles de fournir un service de base, ne doit-on pas imposer la référence d'un numéro vert afin de protéger le consommateur lorsque celui-ci est dans l'impérieuse nécessité de contacter son fournisseur pour diverses informations concernant notamment sa facture?

03.02 Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, monsieur le député, il est en effet incontestable que la libéralisation du marché de l'énergie est allée de pair avec une complexité accrue. Je crois que nous avons tous plus ou moins fait l'expérience dans notre vie non politique de difficultés avec tel ou tel distributeur. Les mécanismes de chutes téléphoniques pourraient faire l'objet d'un sketch particulièrement drôle. C'est évidemment beaucoup moins drôle pour le consommateur qui se heurte à des difficultés et qui, en plus, en paye le coût. Nous devons donc y réfléchir très sérieusement.

La difficulté vient d'abord de ce que le nombre d'acteurs économiques intervenant dans la facture d'énergie s'est multiplié. Il y a une certaine forme de cascade de responsabilités puisque les relevés ne sont pas effectués par les fournisseurs d'énergie eux-mêmes mais par les GRD (gestionnaires de réseau de distribution) ou leurs filiales. Ces données sont ensuite transmises aux fournisseurs qui facturent leurs clients sur base des données de consommation qui leur ont été transmises. Il y a peut-être un risque d'erreur plus élevé que dans un système plus intégré.

Le schéma qui a été convenu sous l'ancienne législature avec l'ensemble des fournisseurs est le suivant. Lorsque le consommateur constate une faute dans sa facture, par exemple des relevés erronés, il a bien sûr, et c'est la moindre des choses, le droit de contester sa facture. Une procédure a été établie avec les fournisseurs permettant au client de contester sa facture et imposant au fournisseur de motiver sa décision. Si le fournisseur est dans l'incapacité de répondre endéans les dix jours, il lui incombe de le faire savoir au client. Lorsqu'une réclamation est fondée ou lorsque la réclamation nécessite un examen plus approfondi, le recouvrement des montants en souffrance est immédiatement suspendu.

J'ai bien conscience que ce schéma, établi sous l'ancienne législature, est insuffisant et qu'il ne répond pas de manière idéale aux besoins des consommateurs. La mise en place du service de médiation est à cet égard un apport précieux pour le citoyen qui rencontre des difficultés de cette nature. D'abord parce qu'il permettra de régler des situations individuelles, mais aussi parce qu'il nous permettra de mieux identifier les imperfections de ce système. Le médiateur n'a pas formellement compétence pour émettre des propositions mais nous pourrons nous baser sur l'analyse des différentes plaintes formulées pour mieux cerner les difficultés du système et pour faire ensuite des propositions.

J'ai bien conscience que cela ne va pas répondre dans l'immédiat aux difficultés des consommateurs mais c'est sans doute la manière structurelle la plus efficace d'y répondre. Nous devons tout inventer sur ce marché libéralisé de l'énergie et nous devons inventer en particulier une protection efficace du consommateur, qui, il faut le reconnaître, fait défaut aujourd'hui.

Par ailleurs, l'accord que j'ai cité prévoit explicitement qu'il est interdit de porter en compte des frais pour le traitement d'une contestation. Il est clair que cette interdiction vaut aussi bien pour les frais directs que pour les frais indirects, comme par exemple la mise en place d'un numéro de téléphone payant. À cet égard, des plaintes pourraient être déposées par des particuliers.

03.03 Bruno Van Grootenbrulle (PS): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse.

Présidente: Katrien Partyka.

Voorzitter: Katrien Partyka.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

04 Question de Mme Karine Lalieux au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la publicité pour des voitures" (n° 1383)

04 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Klimaat en Energie over "reclame voor auto's" (nr. 1383)

04.01 Karine Lalieux (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, le Salon de l'Auto a ouvert ses portes. S'il y a bien un thème porteur, c'est celui de la voiture propre, de la voiture verte. Or, si on en croit Greenpeace, cette voiture propre et ce thème du Salon de l'Auto ne seraient qu'une façade. Toutes les publicités matraquées à la radio et celles de la presse quotidienne seraient mensongères, selon Greenpeace. L'association de défense de l'environnement souligne que les constructeurs automobiles font essentiellement leur publicité autour de voitures énergivores. On peut voir énormément de 4X4 dont on ne peut penser qu'elles ne sont pas énergivores. Pire, ces voitures émettraient des quantités de CO₂ largement supérieures aux recommandations européennes.

Greenpeace rappelle les chiffres suivants: les émissions moyennes de CO₂ des voitures sont de 140 g/km, recommandations de la Commission européenne pour 2008. Ce chiffre devrait descendre jusqu'à 120 g/km pour 2012. La moyenne des émissions de CO₂ des véhicules faisant l'objet d'annonces publicitaires, toujours selon l'étude réalisée par Greenpeace, est de 187 g/km. Cela signifie que plus de 90% des publicités concernent des voitures émettant plus de 140 g/km de CO₂ alors que moins de 4% de ces publicités portent sur des voitures qu'on pourrait qualifier de "propres" ou de "vertes".

Etes-vous en mesure de confirmer ou pas cette étude de Greenpeace? Confirmez-vous les objectifs européens? Il est alors inquiétant de constater qu'on vend des voitures émettant beaucoup plus de CO₂ que les recommandations européennes en la matière pour 2008. Face à une telle attitude, ne doit-on pas recommander aux constructeurs automobiles une information claire et précise pour que chaque consommateur sache exactement ce que rejette sa propre voiture? Ne peut-on pas créer une obligation pour les constructeurs d'indiquer la norme maximale européenne et les émissions de leurs voitures, pour que les personnes achetant une voiture aujourd'hui ne se sentent pas en infraction dans quelques mois ou dans quelques années?

Enfin, s'il devait s'avérer que les constructeurs ont fait diffuser des publicités mensongères, avez-vous la possibilité de les sanctionner?

04.02 Paul Magnette, ministre: Madame la députée, j'ai eu le grand privilège de participer à l'inauguration du Salon de l'Auto en compagnie de S.A.R. la princesse Astrid et de nombreux autres membres du gouvernement. J'ai pu constater, comme vous, l'usage abondant de l'expression de "voiture propre", ce qui est au pire un mensonge – car une voiture n'est jamais propre; elle pollue toujours, même une voiture électrique qui n'émet aucun résidu pollue par la production d'électricité – ou, au mieux, ce qu'un professeur de rhétorique appellerait un oxymore, c'est-à-dire l'accolement de deux mots contradictoires comme "soleil noir" ou "bonheur triste" ou que sais-je encore.

Une voiture propre à proprement parler n'existe pas.

Les objectifs mentionnés par Greenpeace sont exacts. Ce sont ceux prévus par la stratégie européenne de 1995 visant à limiter les émissions de CO₂ des voitures, qui prévoyaient d'atteindre une émission moyenne de 140 grammes en 2008 et 120 grammes en 2012. Ils se composaient de trois axes d'action: des accords volontaires avec les producteurs automobiles, une fiscalité basée sur le CO₂ et une bonne information du consommateur.

Les chiffres que vous mentionnez concernant la publicité sont eux aussi exacts et méritent d'être comparés au nombre de véhicules proposés sur le marché et respectant les objectifs de 120 ou 140 grammes de CO₂/km.

En décembre 2007, 333 modèles de véhicules sur 7.078 émettent moins de 120 gr de CO₂/km et 862 de plus émettent moins de 140 grammes de CO₂/km, c'est-à-dire respectivement 4,7 et 12,1% de la flotte totale. Cela donne au total 85% des véhicules qui se situent au-delà.

Des accords volontaires avec les constructeurs n'ont, par définition, pas de force obligatoire et ne sont donc pas sanctionnables en cas de non-respect. La Commission européenne a prévu une solution alternative s'ils ne devaient pas être atteints, ce qui sera le cas. Un règlement va imposer aux constructeurs que la moyenne des émissions de CO₂ de leurs ventes annuelles de véhicules ne dépasse pas 130 grammes par la seule technologie, 10 grammes supplémentaires peuvent être réduits par l'amélioration de la qualité des carburants.

Les constructeurs sont très friands d'accords volontaires. Je n'y crois pour ma part pas beaucoup. La démonstration en est faite une fois de plus. Les règlements ou les lois sont manifestement plus efficaces. Cette directive est actuellement en discussion au sein du Conseil de l'Union européenne. La Belgique y défendra bien entendu une vision ambitieuse.

Il existe déjà par ailleurs une directive de 1999 qui impose certaines dispositions pour informer les consommateurs, notamment l'obligation d'afficher la consommation de carburant et les émissions de CO₂ de chaque véhicule exposé dans un point de vente, l'obligation d'indiquer ces données dans les documents promotionnels et sites internet et la parution annuelle d'un guide reprenant les consommations et émissions de CO₂ des véhicules disponibles sur le marché.

Si vous regardez dans la pratique, cela ne fonctionne pas si mal. Le guide existe. Il est diffusé par le SPF Économie ou Santé publique je crois et permet de faire le calcul pour les différentes voitures qu'on peut acheter et de savoir par ailleurs si ces véhicules sont équipés d'un filtre à particules. Il n'y a en effet pas que le CO₂; il y a également d'autres émissions polluantes.

L'obligation d'indiquer ces données sur les véhicules semble efficace, au moins au Salon de l'Auto; chez les concessionnaires, je ne sais pas. En revanche, l'obligation de les indiquer sur les documents promotionnels reste souvent minimaliste et en caractères nécessitant l'utilisation d'une loupe. Il s'agira donc de renforcer l'information du consommateur.

La directive prévoit aussi l'obligation d'indiquer les maxima autorisés.

Quant à la loi sur les pratiques du commerce, elle interdit la publicité trompeuse sur le prix – c'est un principe général –, sur l'origine de fabrication, etc. S'il s'avère que les informations fournies ne sont pas correctes, il y a infraction et les sanctions sont d'application. Cependant, il n'existe pas encore de définition de voiture propre ou de voiture verte, sauf par la teinte, ou de voiture écologique.

Il conviendrait donc d'avancer dans ce sens: des infractions ne peuvent être constatées que par rapport à des allégations vérifiables, mesurables. J'envisage donc d'étendre le champ d'application de ladite loi pour se mettre d'accord sur une telle définition; cela pourrait se faire assez simplement en obligeant à n'utiliser ces termes que pour les voitures bénéficiant d'un certain label. L'extension pourrait aller jusqu'à l'électroménager puisqu'il est aussi question de frigo propre ou de lessiveuse verte. Il s'agit de réguler l'usage de ces qualificatifs pour éviter qu'ils ne soient commercialement trompeurs.

04.03 Karine Lalieux (PS): Monsieur le ministre, pour la protection des consommateurs, il est important d'informer correctement les citoyens, particulièrement aujourd'hui. Il est vrai que la problématique du climat, du CO₂ est de plus en plus importante: il ne faudrait pas les tromper à travers une information. Octroyer un label à une voiture verte ou une voiture propre constitue un projet plus qu'intéressant, qui permettrait de placer les entreprises face à leurs responsabilités.

Comme vous, je ne crois pas beaucoup aux accords volontaires avec les secteurs. Au cours de ma jeune carrière de députée, j'ai pu voir que des accords volontaires ont dû être, avec difficulté, transformés en obligations légales: faute de sanctions ou de contrôles, il est très difficile de les faire respecter. Je suis pour que l'Europe se montre plus active sur cette question et qu'elle soit plus ambitieuse vis-à-vis des producteurs de véhicules automobiles. D'ailleurs, cette pression servirait à développer la recherche au niveau européen et à diminuer les importations d'autres continents.

Je termine en évoquant une fiscalité particulière concernant les automobiles. La Belgique est en retard par rapport à ce qui se fait dans d’autres pays concernant la fiscalité sur les automobiles qui rejettent énormément de CO₂, et en même temps les voitures de société. Essayons de trouver un autre type de mobilité.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

05 Question de Mme Colette Burgeon au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la mise en place d'un code européen de la consommation" (n° 1384)

05 Vraag van mevrouw Colette Burgeon aan de minister van Klimaat en Energie over "de invoering van een Europees consumentenwetboek" (nr. 1384)

05.01 Colette Burgeon (PS): Monsieur le ministre, le Parlement européen a fait un pas en avant vers la constitution d’un véritable code européen de la consommation. En effet, le 6 septembre dernier, celui-ci a réclamé la mise sur pied d’un instrument destiné à accroître la cohérence entre les législations nationales et à combler les lacunes existantes afin de permettre au consommateur européen de pouvoir se défendre en cas de litige commercial transfrontalier.

La peur de ne pouvoir se défendre en cette circonstance précise est le principal frein à l’achat de biens via internet. L’instauration d’un code européen de la consommation permettrait vraisemblablement d’augmenter le degré de confiance du consommateur. Ce texte définirait ainsi le droit de se rétracter, les conditions de livraison, le dédommagement en cas de mauvaise exécution, les notions de clauses interdites et abusives.

Néanmoins, monsieur le ministre, plusieurs questions demeurent.

Tout d’abord, en appliquant ce code uniquement à une personne physique agissant à des fins qui n’entrent pas dans le cadre de son activité professionnelle, le Parlement européen n’en restreint-il pas trop la portée? C’est du moins ce que semble penser le Bureau européen des Unions des consommateurs (BEUC).

Ensuite, dans la foulée de la future mise en place de ce code, le Parlement européen réclame encore la révision de huit directives existantes: clauses abusives, voyages à forfait, multi-propriétés. N’existe-t-il pas un risque de réintroduire le principe du pays d’origine imposant aux entreprises de se conformer seulement aux règles applicables dans leur pays?

Enfin, quelle est la position de la Belgique? Quelles propositions compte-t-elle soumettre à la commissaire à la Protection des consommateurs, Mme Kuneva?

05.02 Paul Magnette, ministre: Madame Burgeon, comme vous le rappelez, le Parlement européen a adopté, le 6 septembre dernier, une résolution concernant l'amélioration du cadre réglementaire relatif à la protection des consommateurs. En réalité, ceci répond aux questions posées par la Commission européenne dans son "livre vert" sur la révision de l'acquis communautaire en matière de protection des consommateurs.

La Commission, suivant en cela une méthode à laquelle elle est bien rompue, propose le maintien et l'amélioration des directives sectorielles ainsi que la création d'un instrument juridique horizontal qui reprendrait les aspects communs à cette directive verticale, comme certaines définitions, certains délais et droits plus généraux dont disposent les consommateurs.

Les différentes définitions de consommateurs que l'on trouve dans l'ensemble des directives relatives à leur protection, visent, dans des termes parfois divergents, uniquement les personnes physiques agissant en dehors d'une activité professionnelle. Il ne s'agit donc pas d'une modification du champ d'application de la protection qui leur est accordée et la jurisprudence de la Cour de justice n'a pas dégagé de critères différents.

La législation belge relative à la protection des consommateurs limite également son champ d'application aux acquisitions ou utilisations à des fins excluant tout caractère professionnel. Elle est cependant plus large que le droit européen en ce qu'elle vise à la fois les personnes physiques et les personnes morales. Toutefois, l'application qui en a été faite par la jurisprudence belge constate la quasi-impossibilité de considérer une personne morale comme un consommateur, car pour ce faire, l'acte considéré devrait être totalement indépendant de son activité professionnelle.

Dans sa résolution, le Parlement européen suggère "de mettre en place une harmonisation maximale pour l'instrument horizontal et de conserver la possibilité de clauses minimales combinées avec le principe de reconnaissance mutuelle pour les directives sectorielles, là où cela pourrait s'avérer nécessaire dans l'intérêt des consommateurs et des professionnels".

La Commission, de son côté, a affiché son objectif de garantir la confiance des consommateurs dans le commerce transfrontalier. Selon elle, la limitation des différences entre les législations nationales est un des éléments qui permettra d'atteindre ces objectifs. Dès lors, la proposition du Parlement concernant le principe de reconnaissance mutuelle doit être l'exception. La Belgique suivra ces discussions de près, de façon à ce que la protection effective du consommateur ne soit pas compromise et dans cette logique plutôt d'harmonisation que de reconnaissance mutuelle qui offre, à cet égard également, les meilleures garanties pour le consommateur.

Le 1^er juin, la Belgique a transmis à la Commission ses réponses au Livre vert sur la révision de l’acquis communautaire en allant dans cette direction. La Commission poursuit actuellement le tour d’horizon qu’elle a entamé avec le Livre vert.

Par ailleurs, elle a organisé le 14 novembre dernier une audition publique qui a permis à l’ensemble des acteurs économiques de s’exprimer sur une série de questions, lesquelles avaient été identifiées après l’analyse des réponses données au Livre vert. Toutefois, aucun rapport détaillé n’a encore été publié à la suite de cette réunion.

Parallèlement, des réunions avec des experts nationaux, axées tant sur la révision des directives sectorielles que sur le contenu d’un futur instrument horizontal, approfondissent les différents aspects de la révision de grande envergure qui a été lancée.

La Commission devrait soumettre aux États membres une proposition de directive d’ici la fin de l’année 2008. Bien entendu, la Belgique continuera – comme par le passé – à œuvrer en faveur d’un niveau élevé de protection du consommateur.

05.03 Colette Burgeon (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie de vos réponses. Il me paraît quelque peu dommage que l’on n’en ait pas profité pour élargir les critères.

S’agissant du rapport, je peux comprendre qu’il ne soit pas encore publié, mais peut-être pourriez-vous informer le parlement lorsqu’il aura été déposé?

Vous avez parlé d’une proposition de directive pour la fin 2008. Nous avons une députée européenne, Mme Corda, qui s’occupe beaucoup du thème du consommateur. Nous pourrions travailler ensemble sur cette question.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

La présidente: La question n^o 1388 de Mme Karine Lalieux sur les ventes couplées est retirée car elle a été posée en séance plénière.

06 Question de Mme Jacqueline Galant au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les achats groupés de mazout" (n° 1390)

06 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Klimaat en Energie over "de gegroepeerde aankoop van stookolie" (nr. 1390)

06.01 Jacqueline Galant (MR): Madame la présidente, je tiens tout d'abord à m'excuser. La semaine dernière, une question sur le même thème était jointe à celle de M. Wathelet, mais malheureusement je n'étais pas présente. Je me permets donc de revenir sur le sujet cette semaine.

À la suite de l'explosion des prix du mazout, les initiatives se sont multipliées dans les différentes communes du pays pour obtenir le meilleur prix possible pour le citoyen. Monsieur le ministre, comme vous l'avez indiqué la semaine passée, il y a eu des échecs. Vous avez notamment parlé du cas de Rochefort.

Par contre, dans ma commune de Jurbise et avec le président du CPAS, nous avons organisé ces commandes groupées sans pression des pétroliers. On a toujours dit que ce genre d'initiative pénalisait les petits indépendants. Or, à Jurbise, c'est un petit indépendant qui a eu la commande pour environ 297.000 litres. Pour la première commande, les citoyens ont bénéficié d'une remise de 6%. La deuxième commande devrait arriver début février et est estimée ce jour à environ 150.000 litres.

Les citoyens paient directement au fournisseur. La commune et le CPAS sont uniquement là comme interlocuteurs. Il n'y a pas de marché public, vu que la commune a un marché public pour ses propres bâtiments. Ce n'est pas du tout le même fournisseur que pour cette commande groupée.

Monsieur le ministre, j'ai quelques questions à vous poser. Premièrement, pourquoi l'initiative de Rochefort a-t-elle échoué? Vous avez probablement déjà répondu à cette question la semaine dernière. Deuxièmement, ces achats groupés par des citoyens non regroupés sous forme de société sont-ils légaux ou non? Enfin, pensez-vous que les communes ou les CPAS devraient exclusivement s'occuper de ce genre de commande, tout en sachant que cela se fait en dehors de marchés publics ordinaires?

06.02 Paul Magnette, ministre: Madame Galant, je vous remercie de nous faire part de l'expérience intéressante de la commune de Jurbise.

En effet, j'ai déjà répondu à cette question la semaine dernière. Je rappelle simplement qu'il n'est pas du tout interdit aux particuliers d'initier des achats groupés selon les principes du droit commun, de la liberté de commerce et de la liberté de contracter.

Quant aux communes, vous avez rappelé qu'elles sont soumises à des règles de marché public. La question de savoir si elles devraient exclusivement s'occuper de ce genre de commande devrait plutôt être posée aux instances de tutelle des communes, c'est-à-dire aux autorités régionales.

Pour ce qui concerne les éventuels agissements de la fédération professionnelle Brafco que vous citiez dans la version écrite de votre question, il se pourrait qu'une enquête plus approfondie soit indiquée, eu égard à la législation en matière de concurrence économique. Les personnes qui s'estiment lésées peuvent en tout cas saisir les services compétents du SPF Économie.

06.03 Jacqueline Galant (MR): Je remercie le ministre pour sa réponse. Apparemment, l'initiative prise par ma commune ne pose pas trop de problèmes.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

Voorzitter: Bart Laeremans.

Président: Bart Laeremans.

07 Vraag van de heer Bruno Valkeniers aan de minister van Klimaat en Energie over "de Pax Electrica" (nr. 1424)

07 Question de M. Bruno Valkeniers au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la Pax Electrica" (n° 1424)

07.01 Bruno Valkeniers (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, een tweetal weken geleden berichtte de media over gesprekken van onze interim-premier met Gaz de France-Suez over de afbouw van hun energiemonopolie in België en de verdere stappen van de interim-regering in verband met de Pax Electrica.

Volgens het artikel blijkt de regering geïnteresseerd te zijn om zelf in Gaz de France-Suez te stappen, hetzij met een gouden aandeel met vetorecht, hetzij via een regeringscommissaris. Klopt dit? Indien dit klopt, aan welk inspraaksysteem geeft de regering de voorkeur? Aan welk inspraaksysteem geeft Gaz de France-Suez eventueel de voorkeur? Wat zijn de voordelen van het ene systeem versus het andere?

Suez zou ook 635 Megawatt kernenergie overhevelen naar de concurrent SPE waardoor Suez 7,7% van haar nucleaire capaciteit in België zou afstaan. Ik wil graag een bevestiging of dat de gang van zaken wordt. Is dat rond?

Heeft de regering weet van verdere overnames, ruil of belangen tussen beide groepen op het gebied van kern- of andere energiebronnen?

U zult zeggen, daar is hij weer met zijn kernenergie en sommige collega's zullen mij misschien ervan verdenken aandelen te hebben in die sector. Wordt de overname van kernenergie niet bemoeilijkt door de besliste uitstap uit de sector vanaf 2015? Wordt het afbouwen van het monopolie daardoor niet bemoeilijkt? Riskeert bijvoorbeeld SPE op dat gebied op termijn geen kat in een zak of gebakken lucht te kopen?

Mijn laatste vraag over Distrigas hebt u daarnet al beantwoord.

07.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, inzake Distrigas en kernenergie heb ik al geantwoord. Inzake de elementen van de Pax Electrica, die betrekking hebben op SPE, worden momenteel besprekingen gevoerd tussen beide partijen. Die gesprekken vinden plaats in een constructieve sfeer. Ik heb regelmatig contact met deze partijen om de vorderingen van de gesprekken te bepalen. Er is echter geen deadline bepaald.

C'est le type de négociation qui demande un peu de discrétion pour pouvoir être amenée à sa fin. Mais nous reviendrons sur ce point ultérieurement.

07.03 Bruno Valkeniers (Vlaams Belang): Ik ben het ermee eens dat zolang de gesprekken niet afgerond zijn, er een zekere discretie nodig is. Het is wel zo dat indien een gouden aandeel of een ander systeem zouden kunnen bijdragen tot zowel de verankering van die belangrijke sector als tot een snellere afbouw van dat monopolie, wij het eens zijn met die strategie. Ik herhaal dat indien wij de energietoekomst en de kost ervan willen veiligstellen, er heel wat maatregelen zullen moeten worden genomen. Afbouw van monopolie is daarvan een van de dringendste.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

08 Vraag van de heer Bart Tommelein aan de minister van Klimaat en Energie over "het jaarrapport van de Kredietcentrale" (nr. 1448)

08 Question de M. Bart Tommelein au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le rapport annuel de la Centrale des crédits" (n° 1448)

08.01 Bart Tommelein (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het jaarrapport van de Kredietcentrale zal bij critici ongetwijfeld weer het scherp doen bovenhalen voor de kredietbemiddelaars en de kredietverstrekkers. Opnieuw zal een beschuldigende vinger worden uitgestoken naar de reclame en de communicatie, misschien wel voor een stuk terecht.

De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling is daarentegen niet te spreken over de wetgeving inzake de consumentenkredieten en hypothecaire kredieten in ons land. De algemene conclusie van de OESO luidt dat de wetgeving te streng is en vooral te veel regels telt. Uw voorganger, mevrouw Van den Bossche, erkende eind 2007 dat er moet worden geschaafd aan de wetgeving. De definitie van bijvoorbeeld de strafbaarstelling, is volkomen onduidelijk.

Op het terrein moeten wij vaststellen dat de wet veelvuldig met voeten wordt getreden. Ik denk dat wij zowat de strengste wet hebben van heel Europa, maar ook de wet die het minst wordt toegepast. Tussen 2004 en december 2007 hebben er 838 doorlichtingen plaatsgevonden van kredietbemiddelaars en kredietgevers. In 2007 alleen al werden er 7 processen-verbaal opgesteld en 560 processen-verbaal van waarschuwing. Dat blijkt uit een vraag van collega Partyka, daterend van december 2007. Het is dus duidelijk niet het geval dat de wet door strengere controle na verloop van tijd goed wordt opgevolgd.

Mijnheer de minister, hoeveel procent van die processen-verbaal worden opgesteld voor overtredingen door de banksector, hoeveel door warenhuisketens, hoeveel door postorderbedrijven, enzovoort?

Het belangrijkste gegeven is dat de wet niet wordt gedragen, en zeker niet wordt opgevolgd. Elke dag opnieuw staan er in de kranten advertenties die duidelijk de wet overtreden. Die advertenties blijven dag na dag verschijnen.

Plant u met het oog op de bescherming van vooral de zwakste groep binnen de samenleving, een evaluatie van die sector?

Staan de kosten en de baten van de opvolging van die wet, daterend van 24 maart 2003, wel in verhouding tot mekaar? Zo niet, welke concrete stappen kunnen er dan worden gezet om tot haalbare en werkbare controles te komen?

Indien de controles vandaag niet werkbaar zijn, hoe kunt u dat dan verantwoorden?

08.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, de vraag van mevrouw Partyka sloeg alleen op kredietreclame. Daaruit en op basis van het jaarrapport van de kredietcentrale de conclusie trekken dat de wet niet wordt nageleefd en opgevolgd, is al te voorbarig. De strafbepalingen inzake reclame maken slechts een miniem onderdeel uit van het volledig artikel 1, 101 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet dat wel degelijk administratieve en strafrechterlijke vervolging toelaat. Daarnaast zien wij bijvoorbeeld ook een duidelijke vermindering van het aantal burgerlijke vonnissen over consumentenkredieten. Deze tendens wordt bevestigd door vrederechters en rechtspartitie. Dit wordt onder meer veroorzaakt door het nieuwe artikel 27bis van de wet dat een uniforme methodiek inzake kosten en interestaanrekening heeft ingevoerd in het geval van wanbetaling met minder betwistingen tot gevolg. In 2007 concentreerden de controles van de kredietreclames zich vooral op de advertenties van elektrozaken waar de mogelijkheid werd geboden om aan te kopen op krediet.

64% van het totaal aantal vastleggingen in 2007 betrof inbreuken in de elektrosector. 0,3% van de vastgestelde inbreuken was gericht tegen de reclame van reguliere bankinstellingen die consumentenkrediet verlenen.

De wetgeving inzake consumentenkrediet is absoluut noodzakelijk. Een evaluatie van de sector moet betrekking hebben op de doeltreffendheid en niet op de kosten en baten. De problematiek van schuldoverlast neemt toe en derhalve moet de wetgeving worden verduidelijkt en verstrengd.

Ik ben het niet eens met de stellingname van de OESO dat de Belgische wetgeving te streng is en te veel regels zou bevatten. Het is precies omwille van de stringente Belgische wetgeving inzake informatieverstrekking, de beste keuze inzake kredietproducten en verantwoorde kredietverstrekking dat de Belgische kredietgevers omzichtiger omgaan met het kredietrisico. Als wij kijken naar de Amerikaanse markt, moeten wij vaststellen dat juist omwille van ondoordacht kredietrisico en de catastrofale gevolgen hiervan voor de wereldeconomie er thans ook vraag naar meer regelgeving is.

08.03 Bart Tommelein (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben het er niet mee eens.

Er zijn voldoende regels maar ik stel in de praktijk vast dat ze niet worden opgevolgd. Ik nodig u uit om de kranten te bekijken. Elke dag worden overtredingen begaan op de wet op het consumentenkrediet. Kleine advertenties in de kranten waarbij bemiddelaars en kredietproducenten zaken doen die in strijd zijn met de wet zijn dagdagelijkse kost.

Als er een wet is, moet men die kunnen doen naleven. Als men dat niet kan, heeft een wet geen zin. Dat is een eerste vaststelling.

Een tweede vaststelling is de volgende. Ik ga ermee akkoord dat overmatige schuldenlast bij bepaalde risicogroepen moet worden vermeden. Het is echter ook duidelijk dat de consumentenkredietproductie in ons land beduidend lager ligt dan in de andere landen. Dat betekent, enerzijds, dat potentiële kansen worden gemist door mensen die bepaalde zaken zouden kunnen kopen op een volledig verantwoorde manier, maar dat niet doen. Anderzijds, wordt een groep mensen, aan wie het totaal onverantwoord is krediet te verstrekken, in onze samenleving belaagd door bepaalde producenten en kredietbemiddelaars.

Ik wil een onderscheid maken. Er zijn mensen die moeten worden beschermd tegen onverantwoorde kredietproducenten die regelmatig sjoemelen met de correcte gegevens. Ik zou zelfs pleiten voor een veel strengere strafmaat voor wie een krediet aansmeert aan mensen die geen krediet mogen hebben. Aan de andere kant is er een grote groep mensen die perfect op krediet zou kunnen kopen, economisch totaal verantwoord, en die vandaag niet wordt bereikt wegens een veel te rigide wetgeving die ervoor zorgt dat bepaalde mensen nalaten kredieten aan te gaan.

Mijnheer de minister, we maken daarvan best een evaluatie. Ik raad u nogmaals aan elke dag de krant te bekijken. Elke dag staan daarin advertenties die tegen de wet indruisen en waartegen niet wordt opgetreden.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

09 Vraag van mevrouw Katrien Partyka aan de minister van Klimaat en Energie over "het standpunt van België over biobrandstoffen voor transport" (nr. 1477)

09 Question de Mme Katrien Partyka au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la position de la Belgique concernant les biocarburants pour le transport" (n° 1477)

09.01 Katrien Partyka (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, de biobrandstoffen staan de jongste tijd nogal in de belangstelling. De Europese Commissie doet inderdaad een vrij ingrijpend voorstel. 20% hernieuwbare energie tegen 2020 in de Europese Unie, net zoals 10% biobrandstof tegen 2020, zijn heel ambitieuze doelen.

De Europese regelgeving voorziet in 2010 al in 5,75% biobrandstoffen, om dat in 2012 op te trekken naar 6,5%, zodat in 2020 10% kan worden gehaald. Wij hebben het hierover in onze commissie voor het Bedrijfsleven al eerder gehad: België heeft onderhandeld met de Europese Commissie over een aandeel van 13% binnen die 20%.

Ik heb daarover drie vragen. Ten eerste, welk standpunt heeft België ingenomen tegenover de commissie in verband met de doelstelling van 13% hernieuwbare energie? De kranten hebben de jongste dagen bericht dat de regering daarover gesprekken zou hebben gevoerd. Op welke manier zullen wij hieraan kunnen voldoen indien de commissie bij haar standpunt zal blijven? Het zal alleszins niet evident zijn. Er zijn vandaag ook persartikels van het VBO verschenen waarin dat wordt aangekaart.

Ten tweede, wat de biobrandstoffen in dat grotere geheel betreft, uit het antwoord op mijn vraag aan uw collega, de minister van Financiën, blijkt dat slechts 25% van het beschikbare, fiscaal voordelige quotum werd opgebruikt. Op welke manier zullen wij dat tegen volgend jaar opdrijven om in 2010 tot het quotum te komen?

Heeft België, ten slotte, bij het overleg het duurzaamheidscriterium ter sprake gebracht? De Europese Commissie sprak zich uit voor een tweede generatie brandstoffen. Er zijn signalen vanuit de Europese Unie dat men daarvan voorstander is. Nochtans wordt daarmee geen rekening gehouden in het voorstel van de commissie en blijft men uitgaan van voedingsgewassen als basis voor de biobrandstof.

09.02 Minister Paul Magnette: Wat betreft de positie inzake de doelstelling voor hernieuwbare energie kan ik u aangeven dat wij, zoals u, met hoge verwachtingen uitkijken naar het voorstel van de Europese Commissie in het kader van de Europese klimaat- en energiestrategie. Wij zullen morgen de cijfers hebben.

Bij de verdeling van de 20%-doelstelling heeft de Europese Commissie tijdens voorgaande bilaterale ontmoetingen laten verstaan rekening te houden met het aandeel hernieuwbare energie in 2005.

Een van de talrijke studies die België reeds in het verleden heeft laten uitvoeren, toont aan dat België over een economisch optimum beschikt van 7,6% ten opzichte van de primaire productie. De Europese Commissie zal echter de hernieuwbare energiedoelstelling vastleggen op basis van de finale consumptie, hetgeen zal resulteren in een hoger percentage. In die analyse zal de haalbaarheid van de doelstelling in vergelijking met de andere omringende landen met de nodige aandacht bekeken moeten worden.

Ten tweede, het klopt dat biobrandstof in 2007 maar langzaam op gang kwam. Het aandeel biobrandstoffen bedroeg amper 1%, voornamelijk biodiesel geproduceerd op basis van koolzaadolie. Bio-ethanol zal pas in juli 2008 op de Belgische markt worden gebracht. De vertraging is voornamelijk te wijten aan diverse technische en financiële hindernissen waarmee de producenten worden geconfronteerd. De problematiek wordt met de nodige aandacht, ook in overleg met de Europese Commissie, bekeken om na te gaan welke beleidspistes België voorhanden heeft om de nodige stimuli in te bouwen, naast de noodzaak om het duurzame karakter gedurende de gehele levenscyclus te bewaken.

Ten derde, België heeft reeds van in het begin aan de Europese Commissie duidelijk gemaakt dat geharmoniseerde duurzaamheidscriteria een integraal deel moeten uitmaken van het Europees klimaat- en energiepakket, en meer bepaald van de Europese 20% hernieuwbare energiedoelstelling en de 10% biobrandstoffendoelstelling. In het kader van het biobrandstoffenbeleid zal ik erover waken dat de duurzaamheidscriteria van de grond komen, zodat we er enigszins voor kunnen zorgen dat er geen concurrentie zal ontstaan met de voedselvoorziening, dat de biodiversiteit niet verder wordt aangetast en dat de verdere ontbossing in landen zoals Brazilië, enigszins vermeden kan worden.

Ik kan u bijkomend informeren dat de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling in de loop van de maand april een advies zal uitbrengen over de ontwikkeling van duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen. De consultaties over dat advies zijn reeds begonnen, met onder meer de presentatie van de Nederlandse aanpak ter zake door een vertegenwoordigster van de Nederlandse parlementaire commissie-Kramer.

09.03 Katrien Partyka (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wij zullen de komende weken nog op het thema terugkomen. Ik vermoed immers dat de Europese Commissie niet van standpunt zal veranderen en wij de genoemde 13% zullen moeten bereiken, wat niet evident zal zijn.

Wij komen dus zeker later nog op het onderwerp terug.

De voorzitter: Wij zullen vanzelfsprekend op het onderwerp moeten terugkomen. Er werden immers gelijkaardige vragen ingediend – mevrouw Van der Straeten kwam mij dat signaleren – die over hetzelfde onderwerp gingen en blijkbaar in de commissie voor de Volksgezondheid, met de bevoegde minister, aan bod komen.

Mijnheer de minister, het ligt niet aan u, maar ik zou vragen dat alle vragen over energie aan minister Magnette in de commissie voor het Bedrijfsleven worden gesteld. Dat lijkt mij veel logischer. Wij zullen de vraag ook aan de administratie voorleggen. Het zou immers logisch zijn geweest dat de vraag van mevrouw Van der Straeten aan de vraag van mevrouw Partyka zou zijn gekoppeld geweest.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

10 Samengevoegde vragen van

- de heer Jenne De Potter aan de minister van Klimaat en Energie over "de oliereserves van ons land" (nr. 1454)

- de heer Willem-Frederik Schiltz aan de minister van Klimaat en Energie over "de nationale olievoorraadplicht" (nr. 1474)

- mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Klimaat en Energie over "de strategische olievoorraden" (nr. 1503)

- mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "APETRA" (nr. 1511)

10 Questions jointes de

- M. Jenne De Potter au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les réserves pétrolières de notre pays" (n° 1454)

- M. Willem-Frederik Schiltz au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'obligation de constituer des réserves nationales de pétrole" (n° 1474)

- Mme Karine Lalieux au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les stocks stratégiques de pétrole" (n° 1503)

- Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'APETRA" (n° 1511)

10.01 Jenne De Potter (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, blijkbaar heeft ons land nog steeds problemen met het aanhouden van de vereiste aardolievoorraad. Dat zou in het geval van een aardoliecrisis wel eens desastreuze gevolgen kunnen hebben voor onze economie en onze gezinnen.

De lidstaten van het Internationaal Energieagentschap zijn verplicht om 90 dagen van de netto-invoer of binnenlandse consumptie permanent aan te houden als strategische buffer voor het geval zich een tekort in de bevoorrading zou voordoen. Om aan deze verplichting te voldoen werd in vorige legislatuur APETRA opgericht, de vennootschap van publiek recht die, in plaats van de sector, zelf de voorraden zou aanhouden. Ook dit systeem blijkt op dit ogenblik nog niet afdoende. Nochtans was ons verteld dat APETRA op korte termijn de vereiste voorraden zou kunnen aanhouden en de consument minder zou moeten betalen.

Voor diesel, stookolie en kerosine zou APETRA op dit ogenblik slechts over een voorraad voor 25 dagen beschikken. Andere cijfers spreken over een minder groot tekort. Hoe dan ook, in het geval van een bevoorradingscrisis is er een probleem. Ook onze verdragsrechtelijke verplichtingen komen daardoor in het gedrang. Volgens APETRA zou dit tekort te wijten zijn aan speculaties op de internationale oliemarkt, waar erg hoge prijzen zouden worden gevraagd die APETRA op dit ogenblik onmogelijk kan financieren. Ik herinner eraan dat APETRA mee wordt gefinancierd door de consument via de prijsstructuur van de programmaovereenkomst.

Mijnheer de minister, klopt het dat België op dit ogenblik niet voldoet aan zijn strategische voorraadplicht? Waar zitten precies de tekorten? Kan de minister hierover exacte cijfers geven?

Ten tweede, wat zijn de precieze redenen voor dit tekort?

Ten derde en dit is misschien wel de belangrijkste vraag, wat zal de minister doen om dit op korte termijn te verhelpen, gelet op het feit dat een bevoorradingscrisis wel eens zware gevolgen kan hebben voor onze gezinnen en onze bedrijven, enerzijds en er een mogelijke veroordeling door het Europees Hof dreigt, anderzijds?

Tot slot, is APETRA financieel voldoende sterk om daadwerkelijk de strategische voorraden aan te vullen?

10.02 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, comme mon collègue vient de le rappeler, l'agence APETRA est née le 26 janvier 2006 et a pour objectif de respecter nos obligations internationales en matière de détention de stocks stratégiques. Votre prédécesseur, M. Verwilghen, nous avait convaincus du fait que cette agence allait nous apporter davantage de sécurité d'approvisionnement, à un coût moindre que celui offert par l'ancien système dans lequel le secteur pétrolier assurait lui-même la détention des stocks.

J'ai interrogé votre prédécesseur il y a quelques semaines; à l'époque, il y avait déjà une alerte par rapport aux stocks que devait détenir la Belgique et il me semblait qu'un problème d'approvisionnement existait. Il m'a répondu qu'il n'y avait rien à cacher dans APETRA, que son financement se faisait par une contribution des produits pétroliers calculée sur base de la cotation internationale, et donc que l'augmentation des prix n'affectait pas ce financement. Il m'a assuré et confirmé qu'à cette époque il n'y avait pas de problème de réserve au niveau de nos stocks de pétrole.

Or, aujourd'hui, un article paru dans la presse indique l'existence d'un réel problème de stock. Monsieur le ministre, ma question est donc identique à celle de mon collègue: un problème existe-t-il oui ou non?

Je regrette en tout cas que votre prédécesseur ait fait preuve de tant d'assurance voici quelques semaines.

10.03 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal niet herhalen wat mijn voorgangers hebben gezegd. De inleiding van mijn vraag is grosso modo dezelfde.

Er moet een strategische voorraad zijn gedurende 90 dagen. Wat de cijfers ook zijn, wij geraken niet aan die 90 dagen. Er zouden zelfs tegenstrijdige cijfers zijn van de Europese Commissie en in het rapport van APETRA.

Ik wil u vragen of de analyse die APETRA zelf aanhaalt juist is, met name dat zij met haar budget de strategische olievoorraden niet kan financieren in een situatie van stijgende olieprijzen.

U hebt aangekondigd in de kranten dat u een onderzoek laat verrichten. Wat houdt dat onderzoek precies in? Hebt u daar ook reeds resultaten van en in ontkennend geval, wanneer verwacht u die resultaten?

Ten slotte, hebt u misschien ondertussen reeds maatregelen genomen? Aangezien u slechts minister bent voor een korte duur kan het geen kwaad om tijdig op te treden om dit probleem op te lossen.

10.04 Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, je reconnais qu'il existe un problème avec l'APETRA. Je l’ai découvert en arrivant. Je ne commenterai pas plus cette découverte car ce serait inélégant à l’égard mon prédécesseur. Il est cependant loin des chiffres qui ont circulé dans la presse et qui étaient fantaisistes. Les derniers chiffres communiqués officiellement à la Commission européenne indiquent que les stocks stratégiques en catégorie 2 (gasoil), s’élèvent à 69 jours pour le mois de septembre 2007. On a cité parfois 40 ou 25 jours. 69 jours, c’est tout de même une situation moins préoccupante. Ceci étant, selon mes informations il apparaît que les prochains chiffres qui seront communiqués à la Commission seront légèrement inférieurs.

De precieze redenen van het huidige tekort aan strategische voorraadindekking zijn duidelijk. APETRA is operationeel geworden op een ogenblik dat de prijzen van de olieproducten reeds fors gestegen waren. Analisten verwachtten tegen het midden van 2007 een eventuele daling van de prijzen. De industrie heeft hierop geanticipeerd door haar dure voorraden af te bouwen. In het bijzonder voor België, waar de sector op 1 april 2007 bijkomend grotendeels verlost werd van zijn individuele voorraadplicht van 90 dagen, heeft dat ertoe geleid dat er niet veel voorraden onder ticket aan APETRA konden worden aangeboden.

Je regrette qu’une période transitoire n’ait pas été prévue de manière à encadrer le passage d’un système vers un autre. Ceci avait d’ailleurs été soulevé en son temps par la Commission européenne. À partir d’octobre 2007, après la période de 6 mois de lancement d'APETRA, il convient d’arrêter une méthodologie définitive de calcul des stocks. J’ai chargé mon administration de réaliser une telle évaluation: une évaluation de la méthodologie utilisée jusqu‘au lancement d'APETRA tout d’abord, ainsi qu’une comparaison des méthodologies utilisées par nos partenaires européens et par l’Agence internationale de l’énergie. Quoi qu’il en soit, APETRA doit détenir 84% de notre obligation toutes catégories confondues.

Het is op dit ogenblik niet mogelijk om u de concrete oplossingen voor te stellen die deze situatie op korte termijn zullen verbeteren. Enerzijds voorziet de huidige wetgeving wel in een aantal mogelijkheden om het systeem bij te sturen, anderzijds kan eventueel worden gedacht aan nieuwe wetgevende initiatieven.

Quoi qu'il en soit, il faudra trouver un équilibre pour la rencontre de nos obligations et l'achat de tickets à un prix fixé par le marché. De plus, il conviendra à APETRA d'accélérer au maximum l'achat de produits en propriété. Après le constat d'une offre de tickets insuffisante, APETRA s'est effectivement concentrée sur la mise en œuvre de tous les instruments nécessaires pour pouvoir acheter du produit et du pétrole brut en propriété, et ce pour devenir moins dépendante des tickets qui ne sont en effet que des droits de réservation et qui doivent, en cas de crise, être exercés au prix du marché en vigueur à ce moment-là.

L'emprunt auprès d'une institution financière belge a été contracté en décembre 2007 (800 millions d'euros). Des sociétés d'inspection indépendantes sont sous contrat. Une assurance pour couvrir les produits en propriété est en voie de conclusion et des accords-cadres pour contracter des capacités de stockage et pour acheter du produit et du pétrole brut ont été publiés au niveau européen.

Les premiers dépôts pour stocker les produits d'APETRA sont actuellement loués et seront remplis au cours du mois de février.

Wat de lopende procedure bij de Europese Commissie betreft, kan ik u bevestigen dat de zogenaamde precontentieuze procedure reeds doorlopen werd. De oorsprong van dit dossier dateert van 2005. De antwoorden die België tot op heden aan de commissie heeft geformuleerd, werden door de commissie als onvoldoende beschouwd. België heeft in zijn verweer nooit de ingebrekestelling betwist. Wel heeft België aan de commissie de creatie van een nationale opslagmaatschappij opgegeven als oplossing op termijn.

Ten slotte, helaas moet vandaag vastgesteld worden dat ondanks de creatie van APETRA, België nog steeds zijn verplichtingen niet naleeft. Ik bekijk dat rustig, samen met alle verantwoordelijken, en zal indien nodig de passende maatregelen nemen om de werking van APETRA te verbeteren.

10.05 Jenne De Potter (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik onthoud dat de meest schrikbarende cijfers niet kloppen. Er zou een voorraad zijn voor 69 dagen, die in de toekomst mogelijk nog iets zou dalen. Ik meen dat het echt belangrijk is dat het systeem geëvalueerd wordt en dat de zwakke punten eruit worden gehaald.

Wat mij een beetje verontrust is dat de procedure bij het Hof van Justitie al in een vergevorderd stadium zit, wat de kans doet toenemen dat wij een veroordeling zullen oplopen. Ik hoop echt dat APETRA in de toekomst haar rol als beheerder van de voorraden ten volle zal kunnen spelen. Ik moet er wel aan herinneren dat in de vorige legislatuur werd gesteld dat het eigenlijk niet het goeie moment was om zulk een systeem op poten te zetten omdat de prijzen in stijgende lijn gingen en erg volatiel waren.

Ik hoop dat het toch nog een succesverhaal kan worden, dat de voorraden behouden zullen worden, en dat de procedure voor het Hof van Justitie vermeden kan worden.

10.06 Karine Lalieux (PS): Je remercie M. le ministre. Je comprends votre élégance par rapport à votre prédécesseur. Ce qu'on peut moins comprendre, c'est qu'on vienne répondre à une question parlementaire sans expliquer en toute sérénité et en toute honnêteté ce qui se passe exactement. Si vous me citez des chiffres du mois de septembre alors que j'ai envoyé ma question au mois de novembre, on peut se poser des questions sur la réponse que votre prédécesseur me fournit et sur l'héritage pas très glorieux qu'il vous transmet.

Par rapport à APETRA, je suis heureuse de constater l'existence d'une évaluation par l'administration. Là aussi, même si nous étions présents dans le gouvernement précédent et que nous avons coutume d'assumer, nous avions émis en tant que groupe socialiste de nombreuses réserves en commission sur ce nouveau système. Il faudra évaluer ce système, se doter d'une méthode et répondre le plus rapidement possible à nos obligations.

10.07 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben blij dat er een evaluatie komt. Uw medewerker en u ook beginnen al te lachen. Ik ben evenwel niet tevreden met uw antwoord. Er zijn twee zaken die mij niet tevreden stellen.

U hebt niet geantwoord op mijn vraag of het klopt dat bij alsmaar stijgende olieprijzen APETRA met haar budget de strategische olievoorraden niet zou kunnen financieren. U hebt niet op die vraag geantwoord. Marc Verwilghen verklaarde hier in de commissie dat de berekeningsmethode die wordt gehanteerd, sowieso, ook al zouden de olieprijzen helemaal door het dak gaan, geen effect zou mogen hebben op het aankopen van de olievoorraden. Dat staat in tegenstelling tot wat APETRA zelf beweert. Het is mij dus niet duidelijk hoe dat juist zit.

Ten tweede, u spreekt over de 69 dagen die de Europese Commissie hanteert; APETRA spreekt zelf echter over 25 dagen. Wat is het nu? Is het rapport van APETRA niet correct of stelt u het rapport in vraag? Dat is mij niet duidelijk.

Wij kijken dus uit naar de evaluatie en hopen dat wij ze vóór 23 maart 2008 mogen verwachten.

De voorzitter: Daarmee kunnen wij het debat sluiten.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 12.33 uur.

Le développement des questions et interpellations se termine à 12.33 heures.