Commissie voor de Landsverdediging

Commission de la Défense nationale

 

van

 

woensdag 16 januari 2008

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 16 janvier 2008

 

Matin

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 10.24 uur en voorgezeten door de heer Ludwig Vandenhove.

La séance est ouverte à 10.24 heures et présidée par M. Ludwig Vandenhove.

 

01 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Landsverdediging over "de Belgische bijdrage aan de EU-operatie in Tsjaad volgens de VN-resolutie 1778" (nr. 1021)

- de heer André Flahaut aan de minister van Landsverdediging over "de EUFOR-missie in Tsjaad" (nr. 1212)

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "de Belgische bijdrage aan de EU-missie in Tsjaad" (nr. 1252)

- mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Landsverdediging over "de aanwezigheid van een legermacht in Tsjaad" (nr. 1264)

- mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van Landsverdediging over "de aanwezigheid van een legermacht in Tsjaad" (nr. 1344)

01 Questions jointes de

- Mme Hilde Vautmans au ministre de la Défense sur "la participation belge à la mission UE au Tchad dans le cadre de la résolution 1778 des Nations unies" (n° 1021)

- M. André Flahaut au ministre de la Défense sur "la mission EUFOR au Tchad" (n° 1212)

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "la participation belge à la mission UE au Tchad" (n° 1252)

- Mme Juliette Boulet au ministre de la Défense sur "la présence d'une force militaire au Tchad" (n° 1264)

- Mme Brigitte Wiaux au ministre de la Défense sur "la présence d'une force militaire au Tchad" (n° 1344)

 

01.01  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, ik bied u, als nieuwe minister, mijn felicitaties aan. Zoals de voorzitter zegt, hoop ik op een heel goede samenwerking in onze commissie.

 

Mijn eerste vraag betreft de Belgische bijdrage tot de EU-operatie in Tsjaad volgens VN-resolutie 1778. U weet dat de Ministerraad op 7 september 2007 principieel heeft ingestemd met een Belgische deelname aan die belangrijke EU-operatie in Tsjaad.

 

Ook de Kamercommissies voor Defensie en Buitenlandse Zaken werden geïnformeerd. Op 5 december hebben wij met de vorige minister van Landsverdediging een debat gehad over welke operaties wij plannen voort te zetten in 2008 en welke wij zouden stopzetten.

 

Uit de presentatie, die toen werd gegeven, bleek heel duidelijk dat bij het zenden van Belgische soldaten naar Tsjaad toch nog een aantal vraagtekens bestond. Zo bleek dat het luchttransport, de genie, de logistiek en de mogelijke financiering van de operatie volgens common funding nog niet werden gepreciseerd.

 

Mijnheer de minister, u weet dat het heel belangrijk is dat wij voldoende vooraf weten wanneer wij troepen zullen uitzenden, zodat de voorbereiding van onze troepen in alle rust en kalmte kan gebeuren. Zo kunnen onze militaire manschappen goed voorbereid ter plaatse komen. Men heeft mij verteld dat een goede voorbereiding toch wel een kleine zes maanden vergt. Daarom vind ik het nuttig en nodig vandaag hierop de aandacht te vestigen.

 

Uit de voorstelling van 5 december jongstleden, bleek dat België een bijdrage zal leveren op het vlak van intelligence, het in plaats stellen en onderhouden van het kantonnement en het versterken van het commando.

 

Kan, ten eerste, de aard van de opdracht die ons zal worden toegewezen, op die manier worden samengevat, of wordt er in wijzigingen voorzien?

 

Ten tweede, in welke mate zal die operatie op het budget van onze Defensie wegen? En welk tijdspad wordt er precies gehanteerd? Voor mij is het zeer essentieel voor de voorbereiding en de veiligheid van onze manschappen.

 

Ten derde, wat zijn de rules of engagement? Zijn die klaar en duidelijk genoeg? U weet ook dat, toen onze manschappen sneuvelden in Rwanda, een van de grote problemen daar toch heel duidelijk was dat de rules of engagement voor onze militairen niet duidelijk genoeg waren. Vandaar: wat zijn de rules of engagement? Kunnen wij die inkijken? En zijn ze voldoende duidelijk?

 

Ten vierde, kan er al een eerste aantal conclusies worden verbonden aan de recce ‘s na de gesprekken met de andere EU-partners?

 

01.02  André Flahaut (PS): Monsieur le président, je n'ajouterai pas énormément d'éléments à la question posée par Mme Vautmans, mais j'aimerais simplement être sûr que la conférence de génération de forces a produit des résultats qui permettent de déclarer l'opération possible.

 

Sans doute comme certains d'entre vous, j'ai lu que les Français avaient décidé d'apporter les hélicoptères qui manquaient. Cependant, une de mes préoccupations est de savoir si, pour l'opération, il existe sur place un hôpital de rôle II. En effet, il serait dangereux d'envoyer en opération des militaires belges sans garantie d'un accès à un hôpital de rôle II dans les environs immédiats. Je veux également faire référence à notre présence au Liban où nous produisons cet hôpital de rôle II pour garantir les soins en cas de problème.

 

Mme Vautmans a déjà parlé des règles d'engagement, tout comme de l'implication belge. Peut-être aimerais-je encore obtenir une précision quant au fait de savoir s'il y a ou non de l'outsourcing. En effet, de plus en plus, dans les opérations militaires menées à notre époque, on essaie de faire financer par les participants les éléments apportés à l'extérieur. Je pense, par exemple, aux transports stratégiques: le recours à des avions ukrainiens ou russes peut coûter très cher à l'ensemble des participants aux opérations. J'aimerais donc connaître la part de ce financement commun du coût de l'opération, qui engendre des répercussions immédiates pour notre budget.

 

01.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ook van mijn kant felicitaties voor u. Ik hoop dat uw periode gekenmerkt wordt door veel vredevolle momenten, want dat is hetgeen waar we een minister van Defensie op kunnen afrekenen.

 

Ik zal niet herhalen wat de vorige sprekers hebben gezegd. Inderdaad, ook België had beslist om aan die missie deel te nemen. Er zijn echter een aantal onrustwekkende berichten. Uit verschillende bronnen blijkt dat de EU-vredestroepen toch wel achter lopen op schema.

 

Zou u kunnen toelichten in welk stadium van de operatie van de voorbereiding de troepenmacht zich momenteel bevindt? Dat is des te belangrijker als het gaat over België. Immers, België zou vooral in het beginstadium bijdragen aan die missie.

 

Het is wel een feit dat de huidige situatie verschilt met die van een aantal maanden geleden. De toestand in Tsjaad is namelijk verslechterd. Eind december kwam de regering van Tsjaad nog samen in spoedberaad. Daarin werd gevreesd dat verder uitstel van de vredesmacht de kans op gevechten in de grensgebieden met Darfour sterk doet toenemen. Er is dus een mate van urgentie aanwezig.

 

Tot slot, kunt u bevestigen dat de problemen, verbonden aan de inzet van de EU-troepen, een gevolg is van de gebrekkige capaciteit van de EU-legers en van het in vraag stellen van de neutraliteit van een troepenmacht die eventueel gedomineerd zou worden door Fransen?

 

De voorzitter: De collega’s Boulet en Wiaux die een gelijkaardige vraag hadden ingediend, met name vragen nummers 1264 en 1344, zijn hier niet aanwezig.

 

Mijnheer de minister, ik stel voor dat u antwoordt.

 

01.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, het dossier is bij de vraagstellers goed gekend. Het werd trouwens ook vaak behandeld in de lopende zaken. Op de Ministerraad van 7 september 2007 heeft de regering de intentie uitgesproken om een Belgische deelname aan de EUFOR-troepenmacht in Tsjaad op gang te brengen. Er werd toen een principiële beslissing genomen dat wanneer de troepenmacht op gang zou worden gebracht, in de aanvangsfase ongeveer 85 tot 100 militairen zouden kunnen worden ontplooid. De deelname zou zich toespitsen op het domein van het verzamelen van inlichtingen, het in plaats stellen en onderhoud van een kantonnement en in de deelname aan de strafstructuur van de vredesmissie. Dat laatste aspect werd al gerealiseerd.

 

Zoals bekend en meegedeeld, heeft de Ministerraad van 22 november 2007 deze beslissing bevestigd en heeft herinnerd aan de voorwaarden. Dat is al een antwoord op de vraag van mevrouw Vautmans. De voorwaarden zijn het mandaat, de inzetregels – de rules of engagement – het operationeel concept, de samenstelling van de interventiemacht en de aflossing van de EVDB-missie die er reeds is.

 

Sommige van die capaciteiten die onmisbaar zijn voor de opdracht zijn echter nog niet beschikbaar. België werd verzocht om een aantal supplementaire zaken aan te leveren op het vlak van het tactische luchttransport. Ik zal daarover iets meer zeggen, ondanks het feit dat dit niet echt binnen het bereik van het antwoord ligt.

 

Dat zal allemaal het onderwerp uitmaken van een regeringsbeslissing. Zonder regeringsbeslissing wordt de intentie die is genomen in september en herhaald in november immers niet uitgevoerd. Het is en blijft een regeringsbeslissing.

 

Tot op vandaag zullen de kosten voor de opdracht of voor het deel dat wij van deze opdracht zullen uitvoeren, worden gedragen door Defensie, met dien verstande dat de kosten voor het ontplooien en functioneren van de hoofdkwartieren zouden gedragen zijn door gemeenschappelijke Europese fondsen. Ik druk mij uit in de voorwaardelijke zin aangezien er daaromtrent nog altijd geen formeel engagement is.

 

Bij de huidige stand van zaken, gezien de tekorten en de onbeschikbare middelen om de operatie te laten starten, is er geen beslissing genomen met betrekking tot het ontplooien zelf en ook niet tot een timing. Er is dus nog geen tijdstafel. De enige tijdstafel die er is, is die van de klimatologische omstandigheden in Tsjaad die noodzaken dat er voor een seizoenswisseling en in elk geval voor april of mei zou moeten kunnen ontplooid worden zoals men dat zegt.

 

Door het feit dat er nog geen operatieorder werd verspreid, is de bijlage over de inzetregels nog niet beschikbaar: ik heb ze gewoon niet. De bijlage die traditioneel wordt overhandigd, heb ik niet. Ik kan ze u ook niet geven. Wanneer dat gebeurt, zal ik dat natuurlijk doen en zal dat ter kennis van de commissie worden gebracht. Ik engageer mij daarvoor.

 

In dit stadium, vandaag midden januari 2008, heeft een Belgische delegatie deelgenomen aan twee verkenningen in Tsjaad om de ontplooiing van onze middelen voor te bereiden. Hieruit bleek dat er bijzondere aandacht zal moeten gaan naar de logistieke steun aan de opdracht, de klimatologische omstandigheden en het terrein. Ik heb daar net al even aan gerefereerd.

 

Wat is ons ondertussen via informele weg gevraagd door de Fransen? Het is duidelijk dat wanneer een dergelijke operatie tot stand komt die zal geruggensteund moeten worden door de Fransen. Het is trouwens op hun verzoek dat die operatie doorgaat. Zij hebben daarvoor een aantal Europese landen verzocht om ook het een en ander te doen. Zij zijn daar ook buiten de Europese Unie naar op zoek gegaan en een aantal principetoezeggingen werden hieromtrent gedaan.

 

Heel specifiek voor de leden van deze commissie heeft mijn Franse collega mij kort na Nieuwjaar gecontacteerd met de vraag of wij bereid zouden zijn aan deze actie deel te nemen. Ik heb verwezen naar het principiële standpunt, maar gesteld dat een ontplooiing alleen maar kan gebeuren na een beslissing in de Ministerraad. Hij heeft mij ook een aantal vragen gesteld over het materiaal waarop hij een beroep zou kunnen doen. We hadden het daarbij over het inzetten van een detachement helikopters. Ik heb gezegd dat onze helikoptervloot niet bij machte was in aantal noch inzake uitrusting om de gevraagde opdrachten te kunnen uitvoeren.

 

Men heeft ook de vraag gesteld om een medisch evacuatietoestel, een Embraer Medevac ter beschikking te stellen. Ik heb laten weten dat ik op die vraag niet kon ingaan om de heel eenvoudige reden dat wij, zoals u weet, ook in Afghanistan, in Kosovo en in Libanon aanwezig zijn en dat het een welbegrepen standpunt is dat wanneer er medische evacuaties van landgenoten zouden moeten doorgaan, we ons materieel eerst ter eigen beschikking houden. Het zou een onlogische situatie zijn dat we het beschikbaar zouden stellen, hoe eerbaar en humanitair de operatie in Tsjaad ook kan zijn, en we zelf beroep zouden moeten doen op buurlanden om onze mensen medisch te evacueren.

 

Er is ook een vraag geweest omtrent de transportcapaciteit van een C-130. Die vraag werd onderzocht. Wij zouden, waneer de regering dat zou beslissen - twee keer de voorwaardelijke wijs - kunnen overgaan tot het leveren van transportcapaciteit die materiaal, goederen en eventueel troepen of mankracht zou kunnen vervoeren. Dat is nog niet toegezegd. De netto kostprijs voor dit ter beschikking stellen voor een periode van vier maanden is ongeveer 0,27 miljoen euro. Dat is de kost voor het ter beschikking stellen van een C-130. We moeten natuurlijk weten dat de C-130 weliswaar ter beschikking is, maar dit dan wil zeggen dat andere bevoorradingsopdrachten voor onze troepen in het buitenland minstens wat vertraging zouden kunnen oplopen. Ook zouden daardoor, weliswaar in mindere mate, wat opleidings- en vormingsopdrachten naar achteren kunnen worden verschoven. Ik laat de collega’s in de regering echter over de opportuniteit hiervan oordelen.

 

Mijnheer de voorzitter, ik denk dat ik hiermee op alle vragen heb geantwoord.

 

01.05  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord. Ik onthoud vooral dat we van u in deze commissie zullen vernemen wanneer de rules of engagement er zullen zijn. We zullen ze kunnen bekijken, wat heel belangrijk is.

 

Voor het overige is er nog totaal geen duidelijkheid. Ik vroeg ook of u er al enig zicht op had welke troepen we zouden sturen. Over welke manschappen gaat het en werd dat al een beetje voorbereid? U zegt dat we de manschappen, klimatologisch gezien, voor april of mei moeten sturen. Een goede voorbereiding vergt toch wat tijd. Het is nu al half januari. Wordt daar al op ingespeeld of werd er nog niets beslist en kunnen we er dus niet mee starten omdat we er nog geen zicht op hebben?

 

01.06 Minister Pieter De Crem: U weet evengoed als ik dat wij permanent manschappen ter beschikking en in vorming hebben. Wij kunnen dit contingent in een vrij korte periode samenstellen. Natuurlijk is de staf daarmee bezig. De vraag is natuurlijk in functie van wat we krijgen. Het is een beetje een zaak van vraag en aanbod. Ik zal het dossier wellicht vrijdag een eerste keer aanbrengen op de Ministerraad om te zien welke marges de regering in haar geheel voor deze operatie wenst uit te zetten. In functie daarvan zal ik de opdracht geven.

 

01.07  Hilde Vautmans (Open Vld): Dan kunnen we misschien afspreken dat als daar de beslissing wordt genomen om manschappen uit te sturen en u de modaliteiten kent, we in deze commissie daarover een debat kunnen houden.

 

01.08 Minister Pieter De Crem: Ik zal onmiddellijk een debat in de commissie organiseren.

 

01.09  Hilde Vautmans (Open Vld): Oké, dank u wel.

 

01.10  André Flahaut (PS): Monsieur le président, je crois qu’il faut être prudent avec cette opération au Tchad. Je voudrais simplement attirer l’attention du ministre sur l’intérêt pour une telle opération d’un bon encadrement médical. Le Tchad est une terre totalement inconnue et s’y aventurer sans encadrement médical peut poser de très graves problèmes. Certains collègues européens avaient d’ailleurs mis en avant cette nécessité pour conditionner leur participation à cette présence médicale. Nous ne pouvons donc transiger là-dessus.

 

Pour les transports, nous connaissons tous le travail important effectué par les C-130 dans de très nombreux endroits dans le monde. Il est évident que si nous devions ajouter un engagement en transports stratégiques au Tchad, il faudrait revoir l’ensemble des autres engagements.

 

À cet effet, je me rallie à une proposition avancée à plusieurs reprises par Mme Vautmans et je demanderai qu’il y ait un exposé régulier devant cette commission, comme nous nous y étions engagés pendant la période d’affaires courantes, sur l’état de nos engagements extérieurs. Nous devons insister une fois de plus, et à l’initiative de Mme Vautmans, pour que la commission de suivi des opérations militaires, qui siège exclusivement au Sénat pour l’instant, puisse devenir une commission mixte Chambre-Sénat, ce qui aura pour corollaire d’éviter au ministre de faire deux fois le même exercice devant deux commissions différentes.

 

01.11  Pieter De Crem, ministre: La proposition a été lancée et il a été approuvé de travailler de la sorte. Je l’ai fait lors d’un entretien avec Mme Vautmans.

 

01.12  André Flahaut (PS): Werd er een beslissing genomen door het Bureau van de Kamer? Mijnheer de minister, ik begrijp dat het alleen maar een voorstel is.

 

01.13  Pieter De Crem, ministre: Il appartient au président de la commission d’y faire référence et d’adresser une lettre à ce sujet au président de la Chambre.

 

De voorzitter: Als de commissie daarmee akkoord gaat, dan zal ik dat doen.

 

01.14  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat het zeer belangrijk is dat er een goede operatie komt in Tsjaad, gezien de humanitaire balans in de regio: 350.000 mensen vermoord en meer dan twee miljoen vluchtelingen sinds februari 2003.

 

Het zou ook interessant kunnen zijn om te polsen naar uw mening in verband met de uitspraak van Javier Solana, die zegt dat als we in de toekomst nog worden geconfronteerd met moeilijkheden om operaties en humanitaire interventies op te zetten, we moeten evolueren naar operaties die voor een stuk worden gefinancierd door de Europese begroting zelf.

 

Ten slotte zou ik uw aandacht willen vestigen op de VN-missie in Darfour, waar de problemen zeer groot zijn, onder andere op het vlak van infrastructuur en materieel, maar zeker ook op politiek vlak, omdat de missie wordt tegengewerkt door het regime in Khartoum. We mogen toch niet vergeten dat de bron van het conflict eigenlijk in Sudan en Darfour ligt.

 

01.15 Minister Pieter De Crem: Ik dank u voor uw beschouwing bij de toestand in Darfour en in de omgeving van Abéché.

 

De verklaringen die Javier Solana daaromtrent heeft gedaan, slaan natuurlijk nagels met koppen. Ik stel voor dat u mij eens een vraag stelt in welke mate we zelf met ons land een voorstel zouden kunnen doen om een soort van common funding te maken voor die operaties, eventueel een enveloppenfinanciering vanuit de lidstaten of een input op de Europese begroting. Ik sta open voor het debat en voor alle suggesties.

 

De voorzitter: Er waren nog vragen van mevrouw Boulet en mevrouw Wiaux. U hebt grotendeels geantwoord. Als het onvoldoende is, kunnen we er eventueel op terugkomen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Landsverdediging over "de vrijwillige dienst van collectief nut" (nr. 1122)

- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "zijn uitspraken omtrent een vrijwillige legerdienst" (nr. 1167)

- de heer André Flahaut aan de minister van Landsverdediging over "de vrijwillige legerdienst" (nr. 1210)

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "de vrijwillige legerdienst" (nr. 1251)

- mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van Landsverdediging over "de invoering van een vrijwillige legerdienst" (nr. 1343)

- de heer Dirk Vijnck aan de minister van Landsverdediging over "de wet van 11 april 2003 tot instelling van een vrijwillige dienst van collectief nut (art. 127)" (nr. 1355)

02 Questions jointes de

- Mme Hilde Vautmans au ministre de la Défense sur "le service volontaire d'utilité collective" (n° 1122)

- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "ses déclarations à propos d'un service militaire volontaire" (n° 1167)

- M. André Flahaut au ministre de la Défense sur "le service militaire volontaire" (n° 1210)

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "le service militaire volontaire" (n° 1251)

- Mme Brigitte Wiaux au ministre de la Défense sur "l'instauration d'un service militaire sur base volontaire" (n° 1343)

- M. Dirk Vijnck au ministre de la Défense sur "la loi du 11 avril 2003 instituant un service volontaire d'utilité collective (art. 127)" (n° 1355)

 

02.01  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, iedereen herinnert het zich nog. U was slechts een paar uur minister toen u in een groot interview zei dat u hevig pleitbezorger bent van de vrijwillige legerdienst. Ik was heel blij toen ik u dat hoorde vertellen. Dat is natuurlijk geen nieuw idee. Het initieel idee dateert van de jaren '90. Het was een Open VLD-voorstel in de Senaat van de heer Goris.

 

02.02 Minister Pieter De Crem: Ik heb het geschreven op het kabinet-Delcroix.

 

02.03  Hilde Vautmans (Open Vld): Ik herinner mij alleen nog dat het een voorstel was dat werd gedaan in de Senaat door Stef Goris die toen nog bij de Open VLD was. Ondertussen is dat voorstel ook wet geworden. Het wetsvoorstel werd op 11 april 2003 goedgekeurd. De beslissing voor de inwerkingtreding gebeurde op 11 juni 2007. Ik ben dus heel blij dat u zegt dat dit absoluut in werking moet treden. U weet ondertussen ook dat dit sinds een jaar bestaat bij Ontwikkelingssamenwerking. Bij het BTC bestaat ondertussen de vrijwillige dienst. Daar hebben de mensen heel goede ervaringen mee. Op koningsdag dit jaar is een aantal vrijwilligers hier ook een getuigenis komen geven. Zij waren zeer tevreden. Ik ben zo blij dat u zegt dat u daarmee akkoord gaat, maar er blijven toch nog een aantal vragen.

 

Wat verstaat u hieronder? Is het gewoon de uitvoering van de wet of is het een nieuw idee? Om hoeveel plaatsen gaat het? In hoeveel budget wordt voorzien? Wie zal in aanmerking komen voor de vrijwillige legerdienst?

 

Ook heel belangrijk, u zegt dat het de bedoeling is om de band met het vaderland te beklemtonen en de burgers te laten zien hoe goed Defensie is. Mogen de vrijwilligers mee op zending gaan? Zullen de vaardigheden die zij tijdens hun stageperiode opdoen in het privéleven worden gevalideerd? U weet dat er nog altijd een probleem is met de erkenning van de diploma's, zowel vanuit de privé naar Defensie als omgekeerd? Zult u daaraan verder werken? Op welke tijdspad ziet u dit in werking treden? Kunnen wij nu al jongeren warm maken met het feit dat dit reeds binnen een aantal maanden zal doorgaan of zal dat nog wat langer duren? Welke budgettaire implicaties heeft dit?

 

02.04  David Geerts (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal de inleiding niet helemaal overnemen, omdat het belangrijkste al gezegd is. U zegt dat er ook reeds pennenvruchten van u waren op het kabinet-Delcroix. Het eerste voorstel dat ik heb gelezen, was het voorstel van de heren Denis en Goris. In de vorige legislatuur zijn veel uren in deze commissie en ook in de regering besteed aan de uitwerking van het idee en de wet die ook werd goedgekeurd.

 

Ik heb hierover de volgende vragen, mijnheer de minister. Wat is het verschil tussen het voorstel dat u wil lanceren en de reeds bestaande wet? Wat is de budgettaire weerslag van het initiatief dat u verder wilt nemen? Wat betekenen uw uitspraken met betrekking tot de reeds goedgekeurde wet? Wordt deze onverkort uitgevoerd of zal die in de ijskast worden gestopt en wachten wij op een nieuw initiatief van u?

 

02.05  André Flahaut (PS): Monsieur le président, cette idée, lancée peut-être hâtivement le 22 décembre, a suscité certaines réactions à la hauteur du fait qu'on répétait des choses qui existaient et qu'on découvrait l'eau chaude.

 

Cela étant dit, ma question sera très courte puisque d'autres collègues ont déjà posé des questions plus précises. Quelles sont les différences entre le service militaire volontaire et le service d'utilité collective?

 

02.06  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, is er een definitief akkoord binnen de regering om die plannen uit te voeren? Mijn vraag richt zich ook naar de manier waarop vrijwilligers uiteindelijk zullen worden ingeschakeld in dat leger. Welke opleiding zullen zij krijgen? Waar zullen ze worden ingeschakeld? Kunnen zij ingeschakeld worden in meer risicovolle opdrachten? Zijn er verschillende programma’s, afhankelijk van de achtergrond, de behoeften, de verwachtingen van de vrijwilligers?

 

Iets wat mij ook is opgevallen, is dat u de koppeling maakt tussen die vrijwillige legerdienst en het vinden van een job op de reguliere arbeidsmarkt, terwijl de cultuur en de structuur van het leger toch amper overeenstemt met deze van een doordeweeks bedrijf. Graag had ik enige toelichting bij die doelstellingen.

 

Tot slot: zijn er binnen de regering plannen om verder een vrijwillige burgerdienst te voorzien in federale diensten, in ngo’s of in het middenveld?

 

02.07  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le ministre, je serai très brève, puisque je me joins aux questions de mes prédécesseurs.

 

J’ai aussi entendu vos propos relatifs à l’installation d’un service militaire sur une base volontaire. J’aurais donc souhaité savoir de quoi il s’agissait et en quoi il différait de la proposition de loi sur le service volontaire d’utilité collective que nous avons votée en avril dernier.

 

02.08  Dirk Vijnck (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de wet van 11 april 2003 tot instelling van de vrijwillige dienst van collectief nut is op 11 juni 2007 in werking getreden. De vrijwillige dienst van collectief nut zou alle soorten taken van ondersteunende aard behelzen die voor het ministerie van Landsverdediging nuttig zijn en waarvoor geen lange opleiding nodig is.

 

Het wetsontwerp van 12 april 2007 tot wijziging van de bovenvermelde wet werd aangenomen in de plenaire vergadering en doorgezonden naar de Senaat. Tot op heden werden die voorstellen echter nooit uitgevoerd.

 

De minister breekt nu zelf een lans voor de vrijwillige legerdienst en hoopt hiermee Defensie opnieuw in de gedachten van de bevolking te brengen. Het is een manier om het leger beter te leren kennen en op termijn een rekruteringsbasis te vormen.

 

Mijn vragen aan de minister zijn de volgende.

 

Wanneer zal de minister de formule voor de vrijwillige dienst van collectief nut in werking stellen?

 

Hoe zal de minister die vrijwillige dienst concreet aanpakken en installeren?

 

Kan de minister gedetailleerd toelichten wat het precieze financiële kostenplaatje zal zijn?

 

Kan de minister toelichten uit welke budgetten hij die vrijwillige dienst zal financieren?

 

Ten slotte, om welke reden bleef dit voorstel, dat eigenlijk dateert van 1997 – elf jaar geleden –, zolang zonder uitvoering? Was dat volgens de minister door de toenmalige politieke onwil? Of waren er daarvoor objectieve redenen? Zo ja, welke zijn of waren dat? Hoe zal de minister die hinderpalen wegwerken?

 

02.09 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, het verhaal van de vrijwillige gemeenschapsdienst of de vrijwillige legerdienst is geen nieuw verhaal. Het wordt sinds meer dan vijftien jaar geschreven. Het is onlosmakelijk verbonden met eerst de opschorting en daarna de afschaffing van de militaire dienst.

 

Wanneer ik zal komen met mijn definitief voorstel en met wat ik ermee beoog, zullen wij over de geschiedenis kunnen spreken. De geschiedenis kan men herbedenken, interpreteren en voorspellen, maar men kan ze niet herschrijven.

 

Naar aanleiding van de opschorting en de afschaffing van de legerdienst werd onmiddellijk het voorstel gelanceerd een vrijwillige legerdienst in te voeren. Dat is toen op een politiek njet gestoten. Hoe was de politieke toestand toen? De socialistische familie was er geen voorstander van, en dat is een understatement. Zij zei dat het geen zin heeft in de hervormingsproblematiek, waarin men van meer dan 80.000 naar 40.000 personen moet gaan en het budget moet bevriezen op 97 miljard franken – weliswaar geïndexeerd –, in middelen te moeten voorzien om personen vrijwillig bij de krijgsmacht te krijgen. Dat is het historisch perspectief.

 

Er zijn veel voorstellen geweest. Senaatsvoorzitter De Decker heeft ook een voorstel gedaan. Ik zeg niet dat hij is gestoten op politieke onwil maar wel op heel wat tegenkanting binnen de vorige regering om zijn voorstel te kunnen realiseren.

 

Ik eis het vaderschap daarvan niet op. De rekruteringproblematiek alleen zal niet de sleutel tot het paradijs zijn. Wij zullen ook andere zaken moeten doen om mensen opnieuw de weg naar de krijgsmacht voor een kortere periode, voor een langere periode of voor een definitieve periode te laten vinden.

 

Collega’s hebben herhaald wat er ondertussen is gebeurd. Ik zou er mij gemakkelijk van kunnen afmaken. Ik ben nu nog geen maand, ik geloof dat het 25 of 26 dagen zijn, minister. Ik zou kunnen zeggen dat u niet aan mij moet vragen om recht te trekken en te realiseren wat de voorbije 15 jaar ook niet is gebeurd. Dat is een gemakkelijkheidoplossing. Ik ga dat zo niet aanpakken.

 

Ik ga natuurlijk het proces dat werd opgestart door de vorige regering tot een goed einde brengen. U weet wat er daar moet gebeuren. Er is een omvangrijke administratieve controle die nog bezig is. Er is ook de budgettaire impact van het voorstel.

 

De budgettaire contouren gelden zowel voor Defensie als voor andere departementen, maar ik heb de indruk dat ze voor Defensie nog veel meer gelden. Om het in de taal van Shakespeare te zeggen: “There is absolutely no money”.

 

Als een minister van Defensie geloofwaardigheid wil opbouwen, of anders gezegd, als hij geloofwaardigheid in één moment, met één pennentrek, met één uitspraak of met één vraag wil afbreken en het nooit meer rechttrekken, moet hij naar de Ministerraad gaan en zeggen dat hij meer geld nodig heeft. Dat is dus out of the question.

 

Wat wij dus ook realiseren, of het nu een vrijwillige gemeenschapsdienst is binnen Defensie of nog iets anders, namelijk een vrijwillige legerdienst, ik zal daarvoor hoe dan ook in budgetten moeten voorzien op mijn eigen begroting. Ik ben niet degene die iets aankondigt en dan even het geld gaat tellen, dat is misschien vroeger zo geweest. Eerst wordt het geld geteld en dan worden er op basis van de opties die wij nemen bepaalde van die opties uitgevoerd.

 

Om een beetje breder te gaan. De vrijwillige gemeenschapsdienst bestaat nu reeds in bepaalde departementen zoals Ontwikkelingssamenwerking. De strikte toepassing van het kader vrijwillige gemeenschapsdienst gaat de problematiek van de rekrutering of een deel van de problematiek van de rekrutering bij Defensie niet oplossen. Het is mijn optie om die vrijwillige legerdienst, want daarover gaat het, in mijn beleidsnota, die ik hopelijk midden februari in het Parlement kan brengen, te specificeren.

 

Dat zou over een periode kunnen gaan van een iets langere tijd of een iets kortere tijd, hetzij als stagiair, wat reeds gedeeltelijk bestaat, hetzij iets langer, hetzij als contractueel, hetzij om een tijd bij de Belgische krijgsmacht te zijn, hetzij om definitief te incorporeren via de gewone werving bij de krijgsmacht. Het zou de bedoeling zijn om meer jonge mensen in de Belgische strijdkrachten te krijgen.

 

Ik heb het geluk gehad om naar aanleiding van een aantal korte zeer leerrijke plaatsbezoeken in Afghanistan, in Kosovo en in Libanon te kunnen vaststellen dat de sociaaldemografische evolutie of piramide van onze krijgsmacht schrikbarend is, nu ja, niet schrikbarend, maar wel ernstig. Er is geen input meer van twintigers en jonge dertigers bij de krijgsmacht. Men ziet dat ook fysiek aan de mensen die heel goed werk doen, maar eind dertigers en veertigers zijn, die dat bezadigder doen, die beter opgeleid zijn en die reeds heel veel ervaring hebben. De invulling van de job is daarom niet slechter. Na verloop van tijd gaan wij echter een verschuiving hebben en zal er geen input meer zijn.

 

Behoudens het feit dat de krijgsmacht hervormingsmoe is – ik heb een gigantische hervormingsvermoeidheid aangetroffen – kan ik u meegeven dat uit de vele gesprekken die ik heb gehad, gaande van bleekblauw tot donkerblauw en gaande van lichtgroen tot donkergroen, is gebleken dat er iets moest worden gedaan aan de rekrutering, dat er mensen nodig zijn, dat men het mogelijk moest maken dat mensen opnieuw voor kortere of langere termijn de weg naar de krijgsmacht vinden.

 

Ik denk dat dit een oplossing zal zijn. In mijn inzicht is het dan wel de bedoeling om deel uit te maken van “das Militär”, en niet om zaken uit te voeren die men in andere departementen kan doen, zoals bijvoorbeeld in Ontwikkelingssamenwerking of in Volksgezondheid. Het gaat dus echt om de versterking van de strijdkrachten op zich.

 

Dit heeft gigantisch veel implicaties. Ten eerste, welk statuut geeft men? Ten tweede, welke verloning biedt men? Ten derde, als men het echt aantrekkelijk wil maken, moet men jongere mannen en vrouwen tijdens de tijd dat zij in de Krijgsmacht zijn, sociale rechten kunnen laten opbouwen die moeten kunnen meetellen in de opbouw van hun carrière, loopbaan, pensioenrechten, sociaal statuut, enzovoort.

 

Ik hoop dat ik dit in goed overleg met mijn collega van Ambtenarenzaken op gang zal kunnen brengen. Wat is de core business van onze Krijgsmacht geworden? Dat zijn peace keeping en soms de peace enforcementoperaties in het buitenland. We doen dat goed. Het kost veel geld, maar we beschikken over de knowhow en de expertise.

 

Wanneer men mensen die niet tot het eigenlijke militaire kader behoren naar het buitenland zou sturen, of men zou zien dat daaraan een behoefte is, is een belangrijke wetswijziging nodig. Niet iedereen zal voor een dergelijk systeem zijn, maar ik ben ervan overtuigd dat het een beleidsoptie is die ik moet nemen.

 

Ik eis daar niet het eerste geboorterecht van. Ik zal vragen om het beste van alle voorstellen te bundelen in een nieuw voorstel en om dat goed te omkaderen. Ik wil dat echter zo snel mogelijk realiseren. Ik zal de krijtlijnen vastleggen in mijn beleidsnota midden februari.

 

02.10  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u hebt toch wel een ander zicht dan wij over hetgeen wij in het verleden hebben goedgekeurd. U zegt nu heel duidelijk dat de belangrijkste opdracht van de vrijwillige legerdienst is ervoor te zorgen dat onze rekrutering iets vlotter loopt.

 

Ik wil nog een bijkomende vraag stellen. U hebt een hele uitleg gegeven. Eigenlijk ligt er nog niets vast in uw gedachten. U zult het beste van de verschillende voorstellen nemen en proberen er snel werk van te maken. U weet dat er in het verleden al heel wat gesprekken werden gevoerd met Ambtenarenzaken en met Pensioenen. Ik hoop dat dit werk niet verloren gaat en dat u daarop verder zult bouwen.

 

Wat belangrijk is, en wat ik u wil meegeven, is dat we ondertussen de wet op de gemengde loopbaan hebben goedgekeurd. We moeten ervoor zorgen dat de initiatieven van die vrijwillige legerdienst aansluiting vinden met de mogelijkheden die een gemengde loopbaan zal bieden.

 

Ik weet wel dat dit een concept op langere termijn is waarmee we dit jaar en volgend jaar heel weinig mee zijn. Het werd echter goedgekeurd en het is een wet die in uitvoering moet gaan en die heel bepalend is voor de toekomst van het personeel van onze Krijgsmacht.

 

Ik hoop dat u met de vrijwillige legerdienst die u voor ogen hebt een aaneensluiting kunt vinden en dat die twee zaken niet tegenstrijdig zijn, maar in elkaar overvloeien. Dat is volgens mij absoluut belangrijk.

 

Ik hoop ook dat het niet alleen dient om de mensen die dat zullen doen nadien een beetje aan te sporen om bij ons in dienst te treden. Ik hoop dat het ook kan dienen om jonge mensen ervaring te laten opdoen die nadien in de privésector nuttig is.

 

In die zin is het heel complementair én met de gemengde loopbaan én met de vrijwillige dienst die bij Ontwikkelingssamenwerking bestaat. Het is echter nog meer complementair, en daarover hebt u het niet gehad, met de mogelijkheid die nu bestaat voor jongeren om een vakantiejob bij het leger uit te oefenen.

 

U moet daarover eens nadenken. Hoe zullen we die drie initiatieven die gericht zijn op de jeugd en bedoeld zijn om de jeugd naar onze Krijgsmacht te lokken, in elkaar passen om de goede jonge mensen een aantal jaren met ons leger te kunnen uitzenden om ze nadien heel vlot te kunnen laten doorstromen naar de privésector.

 

Dit is volgens mij de grote uitdaging waarvoor u staat. U kunt alleszins rekenen op Open Vld om uw plannen in deze materie te bewerkstelligen.

 

02.11  David Geerts (sp.a-spirit): Mijnheer de minister, uit uw antwoord leid ik af dat het grote probleem de instroom is van nieuwe en jonge militairen. Dit heeft natuurlijk ook te maken met de attractiviteit van de job. Ik denk dat de discussie – ik zal echter uw beleidsnota afwachten – veel ruimer is dan waar het in onze vragen over gaat, namelijk de vrijwillige legerdienst. Wij moeten verder de discussie voeren over de attractiviteit en de uitvoering van een gemengd loopbaanconcept. Ik zal u tijdens een komende commissievergadering dan ook een vraag stellen over de evolutie van de jongste jaren inzake instroom en uitstroom, en de noden die zich volgens u ter zake stellen. Dat wordt dan de fundamentele discussie over de verjonging van uw personeel.

 

02.12  André Flahaut (PS): Monsieur le président, tout d'abord, je voudrais remercier le ministre pour avoir rétabli la vérité devant cette commission en disant qu'il ne s'agissait pas d'une idée neuve. C'était nécessaire. Cela devait être fait pour clore de façon définitive un incident.

 

02.13  Pieter De Crem, ministre: Je ne me sens pas du tout concerné!

 

02.14  André Flahaut (PS): Vous étiez peut-être distrait!

 

Ensuite, je voudrais confirmer que le ministre a une bonne connaissance historique des dossiers puisque, si je ne me trompe, il était chez M. Delcroix à l'époque où l'on a suspendu le service militaire.

 

Par ailleurs, je voudrais également ajouter que nous verrons comment évoluera le budget de la Défense dans les prochains mois et dans les prochaines années.

 

À cet effet, la façon d'organiser les travaux me pose problème. Nous sommes en présence d'un gouvernement transitoire qui a présenté une série de points précis dans sa déclaration mais je n'ai entendu aucun point relatif à la Défense. Dès lors, il me semble aventureux de venir avec une note de politique générale qui n'aurait pas été discutée dans le cadre d'un gouvernement définitif.

 

Je voudrais rappeler qu'en 1999 – cela ne nous rajeunit pas – nous avons eu une première opposition, le ministre actuel et moi-même, lorsque j'avais mis au point la discussion de ma note de politique générale avec l'ensemble des parlementaires. Je me souviens que M. Dubié avait participé à cette réunion car il fallait concilier les vues d'Ecolo-Agalev avec celles du VLD, le MR et les socialistes au milieu. À l'époque, M. le ministre n'avait pas voulu participer à la réunion car elle se tenait à Evere. On ne va pas revenir là-dessus.

 

Je demande simplement qu'on soit prudent dans l'élaboration des notes de politique générale en cette période de gouvernement transitoire. Selon moi, il faudra envisager une note de politique générale dans le cadre d'un gouvernement définitif où tous les partenaires – et pas seulement les partenaires potentiels d'une défunte orange bleue – ont discuté.

 

En ce qui concerne le service d'utilité collective, il n'avait pas pour objectif essentiel le recrutement. Il avait d'autres objectifs notamment en termes d'intérêt collectif, pour les jeunes en particulier et la société en général.

 

Pour le reste, je crois que votre passage éclair dans les opérations à l'extérieur a été un peu trop court. Il est très difficile de pouvoir apprécier une situation en arrivant le soir à Kaboul et en repartant le lendemain matin. Il faut au moins passer 48 heures sur place.

 

J'ai également l'impression que les chiffres du recrutement qu'on vous donne sont des chiffres trop pessimistes dans la mesure où chaque fois que nous avons lancé des opérations de recrutement (environ 1.400 personnes par an), nous avons connu énormément de succès.

 

Peut-être y a-t-il un problème dans les critères et le mode de sélection. Peut-être une certaine sévérité est-elle exagérément exercée par les psychologues, les médecins et certaines personnes chargées d'apprécier les candidats. Sur cet aspect, vous pourriez sans doute travailler à une amélioration.

 

Néanmoins, en termes d'attrait pour la Défense, cet élément ne constitue pas un réel problème. Ce matin encore, un article de "La Dernière Heure" fait apparaître le système social avantageux dont bénéficient les militaires en opération grâce aux primes, couvertures d'assurances et autres éléments apportés au cours des deux dernières législatures, qui induisent un attrait certain pour la Défense.

 

Je ne suis pas aussi pessimiste que vous qui dites que l'image de la Défense n'est pas bonne: vous l'avez dit, notre expertise en opération, notre action sur le terrain, notre présence en Belgique de façon utile et proche de la population sont incontestablement autant d'éléments qui séduisent les candidats potentiels. Le recrutement mérite donc d'être analysé.

 

Pour la note de politique générale, il conviendra aussi de travailler avec les parlementaires de la majorité et de l'opposition, ainsi que j'avais tenté de le faire en 1999.

 

02.15  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik denk dat er nog veel te veel onduidelijkheden zijn bij dit plan om ook maar te overwegen om dit te steunen. Er zijn nog geen budgetten, ik begrijp dat er nog altijd geen concrete beslissing is genomen. Het is een idee van u, en daar is uiteraard niets mis mee, maar dit is een aankondiging.

 

Het is een aankondiging die ons bevreest omdat enerzijds de link met de algemene plannen rond defensie ontbreekt. Ik wil de vraag naar een debat ondersteunen om dit specifieke voorstel dan te kaderen in een breder geheel. Wat ons bevreest is ook uw pleidooi voor een Belgische deelname aan meer risicovolle opdrachten en het verband met dit voorstel van een vrijwillige legerdienst. Wij blijven erbij dat parallel aan die vrijwillige legerdienst het niet slecht zou zijn om ook een vrijwillige burgerdienst echt te gaan ontwikkelen naar de ngo’s en het middenveld. Ik denk dat dit vanuit maatschappelijk oogpunt zeer nuttig kan zijn. De ngo’s zijn vragende partij om meer mensen als vrijwilliger aan zich te kunnen binden. Het vrijwilligerswerk in het algemeen zou er ook door gestimuleerd worden.

 

02.16  Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour les réponses que vous avez apportées, et pas seulement au sujet de la présence d’une force militaire au Tchad, pour laquelle mon groupe et moi-même serons attentifs à l’évolution de la situation. Pour le service militaire volontaire, je prends acte des éléments de réponse que vous nous avez apportés mais j’attendrai la note de politique générale concernant votre département qui nous permettra de mieux analyser ce dossier.

 

02.17  Dirk Vijnck (LDD): Mijnheer de minister, dank u voor uw uitleg. Wij zullen kijken welke initiatieven u zult nemen en wij zullen dit blijven opvolgen.

 

02.18 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik dank de collega’s voor hun uiteenzettingen.

 

Mijnheer De Vriendt, ik ben titularis van het kabinet van Defensie. Ik moet ervoor zorgen dat de initiatieven die daar worden genomen in de eerste plaats ten goede komen van het departement van Defensie. Ik zal dit dan ook doen.

 

Ik dank mevrouw Vautmans voor de interessante insteken die zij heeft gegeven. Ik denk dat wij hetzelfde pad willen bewandelen.

 

Aan collega Flahaut kan ik het volgende zeggen.

 

J'ai reçu la pleine confiance du gouvernement pour élaborer ma note de politique générale.

 

02.19  André Flahaut (PS): (…)

 

02.20  Pieter De Crem, ministre: Il s'agit d'un mandat complet qui me permettra d'élaborer une nouvelle vision de la Défense.

 

(…): (…)

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Voor alle duidelijkheid, op het ogenblik dat een vraag wordt behandeld, komen alleen diegenen aan bod die een vraag hebben gesteld. Soms zullen wij over sommige onderwerpen een debat organiseren, maar nu komen enkel de collega’s die een vraag hebben ingediend aan het woord.

 

03 Samengevoegde vragen van

- de heer Jan Jambon aan de minister van Landsverdediging over "de benoemingen van zijn voorganger bij het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie (KHID)" (nr. 1067)

- de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "de benoemingen bij het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie (KHID)" (nr. 1131)

03 Questions jointes de

- M. Jan Jambon au ministre de la Défense sur "les nominations, par son prédécesseur, à l'Institut royal supérieur de la Défense (IRSD)" (n° 1067)

- M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "les nominations à l'Institut Royal Supérieur de Défense (IRSD)" (n° 1131)

 

03.01  Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, recentelijk heeft uw voorganger, de heer Flahaut die hier eminent aanwezig is, uw huidige stafchef van het leger, de heer Van Daele, benoemt tot voorzitter van de raad van bestuur van het Hoger Instituut voor Defensie.

 

Volgens de heer Jacob, de leider van de legervakbond ACMP, zou hij in die hoedanigheid een ruimschoots bemeten vergoeding krijgen. Er circuleren bedragen van ongeveer 3.300 euro netto per maand. Bovendien zou hij een auto met chauffeur te zijner beschikking krijgen alsook een ruim en luxueus kantoor. Bovendien beweert de heer Jacob dat uw voorganger voor diezelfde raad van bestuur nog een aantal zeer opmerkelijke partijpolitieke benoemingen heeft gedaan: een vertrouweling van PS-voorzitter Di Rupo, een kabinetschef van uw voorganger, een vertrouwelinge van mevrouw Onkelinx, een europarlementslid voor de sp.a en de voorzitter van de liberale ambtenarenvakbond.

 

Bij deze berichten heb ik enkele vragen.

 

Ten eerste, kunt u duidelijkheid scheppen over de precieze vergoeding van generaal Van Daele als voorzitter van de raad van bestuur van het KHID?

 

Ten tweede, kunt u toelichten welke vergoeding de andere leden van de raad van bestuur ontvangen?

 

Ten derde, vindt u het normaal dat het Hoger Instituut voor Defensie werd gebruikt om een reeks politieke benoemingen door te voeren?

 

03.02  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Collega’s, op 16 augustus jongstleden publiceerde het Belgisch Staatsblad een ministerieel besluit van 2 augustus dat ervoor moest zorgen dat het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie werd gereorganiseerd, of zeg ik beter gedesorganiseerd.

 

Met dit ministerieel besluit werd vooral de samenstelling van de raad van bestuur heel grondig gewijzigd. Nochtans was er nog maar enkele maanden daarvoor reeds een ander ministerieel besluit uitgevaardigd. Blijkbaar moest er dringend nog iets veranderen. Die veranderingen zijn allesbehalve onschuldig, collega’s, want ze politiseren dit orgaan tot in zijn diepste vezels.

 

Ook collega Jambon heeft er reeds naar verwezen, de nieuwe samenstelling heeft een overwegend rode kleur. Ik kom ook heel wat oude kabinetsmedewerkers tegen. Wellicht hebben die mensen de meeste kennis. Dat laat ik in het midden. Misschien zijn het ervaringsdeskundigen maar ik heb er toch bedenkingen bij. Als kers op de taart wordt het voorzitterschap waargenomen door de huidige “chief of defense”, een beminnelijk man, die echter zelf regelmatig aandringt op de noodzaak van de verjonging van de kaders.

 

Mijnheer de minister, op basis van het voorgaande wens ik u de volgende vragen te stellen. Kunt u misschien een tipje van de sluier oplichten en ons meedelen waarom de samenstelling van de raad van bestuur, die van 11 naar 15 ging, na drie maanden zo dringend moest worden gewijzigd? Het oorspronkelijke ministerieel besluit van 25 april 2004 voorzag ook in een automatische vervanging van een raadslid bij zijn pensionnering. Die bepaling werd door een ministerieel besluit van twee maanden later onmiddellijk geschrapt. Dat roept toch vragen op?

 

Uiteindelijk zal iedereen wel hebben begrepen dat de wijziging onder andere bedoeld was om een zitje klaar te stomen voor de huidige chief of defense. Ik heb daar op zichzelf geen probleem mee. Het is ook een zeer beminnelijk man. Maar ik heb toch ook begrepen dat een van uw voorgangers ooit heeft gezegd dat de visie van een CHOD na zes maanden niet meer relevant is. Blijkbaar bestaan er twee soorten CHOD’s? Ik verwijs ter zake naar Herteleer versus de nieuwe CHOD. U zult wellicht de minister kennen die dat heeft gezegd.

 

Met het ministerieel besluit van 16 augustus 2007 krijgt de academische directeur van de Koninklijke Militaire School een raadgevende zetel in een orgaan dat de prioriteiten moet vastleggen tussen de verschillende wetenschappelijke studies binnen Defensie, inclusief die van de Koninklijke Militaire School. Is hij in die hoedanigheid niet tegelijkertijd rechter en partij?

 

Met het ministerieel besluit van 16 augustus wordt het mandaat van de raadsleden met twee jaar verlengd, van 4 naar 6. Hebt u misschien een idee waarom?

 

03.03 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, zoals de heer Jambon heeft gezegd, werd de samenstelling van enerzijds de raad van bestuur en anderzijds het wetenschappelijk comité van het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie geherformuleerd. In de vele gesprekken die ik heb gehad tot op vandaag met alle levende krachten van Defensie, is ook het KHID aan de beurt gekomen. Wij hebben daarover ook van gedachten gewisseld.

 

Men had het over de vergoeding van die leden van de raad van bestuur. Er bestaat ter zake geen enkele wettelijke beschikking. Ik heb die opgezocht en ik heb ze niet gevonden. Dat is een antwoord op de vraag. Dat moet dus via een wettelijke beschikking worden geregeld.

 

De samenstelling- en aanwijzingsregels van die organen staan in dat ministerieel besluit. Dat besluit bepaalt dat de voorzitter en de leden van de raad van bestuur en van het wetenschappelijk comité worden aangewezen door de minister. Aangezien het mijn voorganger is die hen als dienstdoend minister van Landsverdediging heeft aangewezen, kan ik u omtrent zijn motieven geen duidelijkheid geven.

 

Ik heb wel gezien in de lijst dat de notie van Chinese vrijwilliger, om toch bepaalde paletten een ander accent te geven, gebruikt is. Ik word met de samenstelling van die raad geconfronteerd; hoe dan ook, er is geen enkele wettelijke beschikking.

 

Mijnheer Sevenhans, ik kom tot uw vragen. Ten eerste, de nieuwe versie verschilt van de vorige, omdat er een notie "niet van Defensie" wordt toegevoegd. Een aantal bestuurdersleden is niet van Defensie. Ik veronderstel dat ze bekwaamheden hebben verworven of verondersteld te hebben die zo relevant zijn dat zij hier een belangrijke rol kunnen spelen. Ik stel dat ook vast.

 

Ten tweede, de oorspronkelijke formulering had als bedoeling om een raadslid dat gepensioneerd is, automatisch te vervangen. Waarom dat is gebeurd, weet ik echt niet. Ik zal navraag doen bij mijn diensten om hierover meer duidelijkheid te vragen. Waarom het mandaat van de raadsleden met twee jaar, van vier tot zes jaar, is verlengd, kan ik u niet meedelen. Ik ben er nu, via de vragen, van op de hoogte. Ik zal laten onderzoeken welke, ik veronderstel objectieve, criteria hiervoor zijn aangewend.

 

Ten derde, de directeur van het academisch onderricht van de Koninklijke Militaire School, die eveneens de functie van onderzoeksdirecteur van de KMS bekleedt, werd aangesteld als waarnemer van de raad van bestuur, naast de directeur-generaal van de vorming, die eveneens commandant-rector is van de KMS. Volgens de directeur-generaal van het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie kan noch de eerste, noch de tweede rechter en partij zijn. Dat wil zeggen dat hun stemmen louter adviserend zijn en dat ze niet worden meegerekend. Ik denk dat wij in het kader van de beleidsnota toch een en ander moeten uitklaren.

 

03.04  Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, met alle begrip voor de situatie waarin u zit, maakt de onduidelijkheid in uw antwoorden toch bijzonder veel duidelijk voor mij. Ik heb begrepen dat er geen wettelijke beschikking is voor de vergoeding van die leden. Mogen wij erop aandringen dat die wettelijke beschikking er toch komt?

 

03.05  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de minister; ik dank u voor uw antwoord. Ik kan begrip opbrengen voor uw voorzichtig antwoord. Het is vooral belangrijk dat u weet dat het Parlement het weet en dat u eventueel de nodige maatregelen zult nemen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "de inhoud van de geplande uitvoer van legervoertuigen aan Libanon" (nr. 1117)

- de heer Denis Ducarme aan de minister van Landsverdediging over "de verkoop van pantservoertuigen aan Libanon" (nr. 1353)

04 Questions jointes de

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "la portée de l'exportation prévue de véhicules militaires au Liban" (n° 1117)

- M. Denis Ducarme au ministre de la Défense sur "la vente de blindés au Liban" (n° 1353)

 

04.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, uitvoer van oorlogsmaterieel naar Libanon is strijdig met de gedragscode voor de wapenexport van de EU die bepaalt dat geen wapens kunnen worden geleverd aan conflictgebieden. Onder meer 43 Leopard main battle tanks zouden worden verkocht aan Libanon.

 

Graag vernam ik van u het volgende: betreft het Leopard 1A1 of een ander type Leopard tank dat 105 mm M833 antitankprojectielen kan afvuren? Belangrijk, welke munitie wordt bij de verkoop van de tanks meegeleverd? Betreft het de M833-munitie of andere antitankmunitie die verarmd uranium bevat? De Amerikaanse M833 antitankkogels bevatten een kern van solide verarmd uranium. Deze eventuele verkoop dient nauwlettend in het oog te worden gehouden aangezien België in juni 2007 een wet publiceerde die de verkoop van inerte munitie met industrieel uranium verbiedt. Mijn vraag is dus of u maatregelen zult treffen die deze verkoop tegenhouden.

 

04.02  Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, je voudrais faire une petite parenthèse. Je connais la règle pour ce qui a trait à la prise de parole mais j'ai le vague sentiment qu'on était en train de glisser vers un débat plus large, compte tenu du fait qu'on abordait même la future note de politique générale du ministre et qu'on était sorti de l'ordre du jour et des questions. C'est dans ce cadre que je voudrais simplement indiquer que notre groupe trouve tout à fait normal qu'un ministre, avant de présenter une note de politique générale, mette en lumière un certain nombre de ses objectifs. J'ai entendu parler de missions d'intérêt général, de jobs étudiants dans le cadre des forces armées. Pour nous, il est important de redéfinir les missions de l'armée tournées vers des opérations militaires plutôt que vers une forme de scoutisme, ce qui lui a été imposé pendant un certain temps.

 

Cela dit, ma question porte sur la vente de matériel au Liban. L'État belge aurait vendu 71 blindés, dont 43 chars Léopard ainsi que d'autres catégories de blindés AIFV, chargés du transport de troupes. Ces 43 chars seraient issus des 132 IA5 BE rénovés une première fois de 1994 à 1997, et une seconde fois en 1999, pour 52 d'entre eux. L'accord aurait été passé avec l'état-major libanais fin de l'année dernière. Le montant demandé par le gouvernement belge au Liban dans le cadre de cette vente s'élèverait à 3,5 millions d'euros. C'est une somme bien inférieure au coût de la rénovation de nos chars Léopard, qui date de moins de dix ans.

 

Au titre de comparaison, on peut citer le char Léopard de la dernière génération dont le prix, pour un véhicule neuf, s'élève à un peu plus de 30 millions d'euros. Selon plusieurs experts belges et étrangers que j'ai pu contacter, ces IA5 BE, censés être remplacés pour 2011 et qui ont bénéficié d'une rénovation importante au niveau des technologies relatives à la conduite de tir, pourraient être maintenus opérationnels encore pour une période d'au moins cinq ans, sinon dix. Ces mêmes experts affirment que le produit de cette vente de chars Léopard et AIFV est sous-estimé à au moins 500%.

 

Je m'étonne un peu de ces informations et de la légèreté de cette transaction qui aurait pu rapporter bien davantage au Trésor public et au budget de notre armée.

 

Monsieur le ministre, pourriez-vous m'expliquer ce qui a justifié ce qui m'apparaît être une mauvaise opération financière?

 

Je suis quelqu'un d'assez naïf. Estimez-vous que cette opération et cette sous-estimation de notre patrimoine militaire et public auraient pu être motivées par la présence de nos militaires au sein des forces de la FINUL au Liban? Également par le fait que le chef d'état-major libanais Sleimane est proche des Syriens et en relation avec un certain nombre de groupes proches des Syriens, sans oublier qu'il est évidemment pressenti à la fonction présidentielle?

 

En d’autres termes, si cette vente n’est pas uniquement une mauvaise opération financière, espérons-nous recevoir un "cadeau" en retour correspondant à ce cadeau de l’armée belge à l’armée libanaise?

 

04.03 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik ben tevreden dat onze collega’s van Groen!, na de Minimi’s-verkoop aan de prille democratie in Nepal, waaraan ze met veel verve hun goedkeuring hebben gegeven, in de oppositie opnieuw hun maagdelijkheid hebben gevonden. Dat is een belangwekkende vaststelling. Dat was een van de schrikwekkendste dossiers die ik ooit heb gezien in dit Parlement.

 

Chers collègues, les activités de la force de paix des Nations unies au Liban s'inscrivent totalement dans le cadre de la fameuse résolution 1701 des Nations unies. Cette résolution a attribué un rôle central aux forces armées officielles libanaises dans la recherche d'une solution à long terme. Cela signifie que toutes les activités au Liban relèvent de cette résolution.

 

Je cite le texte en anglais: "Welcoming the unanimous decision by the government of Lebanon on 7 August 2006 to restate its intention to strengthen the Lebanese Armed Forces with material as needed to enable and to perform its duties". Il s'agit du cadre dans lequel on travaille.

 

J'ai également eu une rencontre avec notre ambassadeur au Liban, à Beyrouth. Il m'a affirmé que le développement des forces armées libanaises est primordial pour la protection du territoire libanais et la stabilisation de la situation du pays.

 

Wat de ondertekening van het contract betreft, is er op dit moment nog geen enkel contract getekend. Wij bekijken de opportuniteit van de verkoop in alle aspecten.

 

Au niveau international, tout cela est couvert par le contenu de la résolution. Nous tenons naturellement compte des dispositions de la loi sur les armes. À ce propos, je tiens à vous faire remarquer, une fois de plus, que ces dispositions ont été bafouées lors de la vente des Minimis à la démocratie précoce qui s'appelait le Népal, vente qui était soutenue par les écolos au gouvernement.

 

J'ajoute que dans notre planning 2008, nous avons l'intention, à la demande de l'ONU, de fournir un chasseur de mines pour une période d'un mois à un coût très réduit.

 

04.04  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): (…) (Micro niet ingeschakeld.)

 

04.05 Minister Pieter De Crem: Nee.

 

04.06  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): (…) (Micro niet ingeschakeld.)

 

04.07  Denis Ducarme (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse dans laquelle vous m’indiquez que l’objectif est de développer la force armée libanaise pour pacifier la zone. C’est une bonne chose; nous avons raison de collaborer dans ce cadre-là.

 

Ce contrat avait été présenté comme signé, la vente avait été présentée comme conclue. Je me réjouis du fait que ce ne soit pas encore le cas puisque la somme annoncée est sous-évaluée pour certains d’environ 500%, ce qui est énorme. Il faudrait peut-être revoir le montant sur lequel porte cette transaction et s’inquiéter également d’autre chose. On parle de la vente de 43 chars Léopard. Comme je vous l’ai dit, nous avons toujours 132 chars Léopard. Certains ont été rénovés à deux reprises: 52 d’entre eux ont été rénovés sur le plan de la technologie de tir, une fois en 1999 et une autre fois précédemment, entre 1994 et 1995. Si on doit en vendre 43, autant vendre ceux qui n’ont été rénovés qu’une fois ou en tout cas se pencher sur cette question.

 

04.08  Pieter De Crem, ministre: Pour les chars Léopard, il faut tenir compte d’un surplus de matériel sur le marché d’occasion, pour ainsi dire. C’est un problème gigantesque. On peut même voir sur le marché d’occasion du matériel plus performant et plus moderne que celui que nous avons placé dans la vitrine. Le char Léopard a été proposé à plusieurs pays et seul le Liban s’est montré intéressé jusqu’à présent. Il y en aura peut-être d’autres mais franchement, je ne le crois pas. Les prix demandés au Liban ne diffèrent pas de ceux demandés à d’autres pays et aucune contrepartie n’est attendue de la part du Liban. Comme la vente n’a pas encore été conclue, on peut avoir un échange de vues sur les modalités possibles.

 

04.09  André Flahaut (PS): (…)

 

04.10  Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, puis-je vous demander de faire respecter les mêmes règles aux anciens ministres comme aux autres députés?

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de M. Jean-Luc Crucke au ministre de la Défense sur "la nouvelle appellation du Fort de Breendonk" (n° 1147)

05 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Landsverdediging over "de nieuwe benaming van het Fort van Breendonk" (nr. 1147)

 

05.01  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, inutile de rappeler ici le triste souvenir que représente le Fort de Breendonk pour ceux qui ont vécu cette période.

 

Néanmoins, pour la mémoire collective, voilà quelques semaines – dossier ou rumeur, vous me le direz –, on semblait étudier la possibilité de modifier le nom et intituler l'espace "Mémorial aux droits de l'homme".

 

Le Groupe Mémoire s'est ému à cette information, la trouvant à la fois parfaitement injuste par rapport à ce souvenir, mais regrettant aussi que, si un dossier existe, il a été créé sans collaboration.

 

Alors, existe-t-il un dossier ou n'est-ce qu'une simple rumeur? Un changement de nom est-il prévu? Si le changement de nom est confirmé, pouvez-vous m'assurer qu'il se fera avec toutes les concertations voulues?

 

05.02  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, le seul et unique nom du mémorial tel qu'il résulte des dispositions de la loi du 19 août 1947 portant sa création, confirmé sur ce point par la loi modificative du 23 avril 2003 est bien le "Mémorial national du Fort de Breendonk - Nationaal Gedenkteken van Breendonk". Et cela restera ainsi. Aucune autre dénomination ne peut être ajoutée, même s'il s'agit d'un sous-titre, à celle donnée par le législateur.

 

05.03  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le ministre, la réponse a le mérite d'être claire, ma réplique le sera tout autant: merci!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Samengevoegde vragen van

- de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "de onwettige uitoefening van de verpleegkunde binnen het Militair Hospitaal" (nr. 1176)

- de heer Gerald Kindermans aan de minister van Landsverdediging over "het militair ziekenhuis van Neder-over-Heembeek" (nr. 1347)

- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Landsverdediging over "het standpunt van de Orde van geneesheren over het Militair Hospitaal Koningin Astrid" (nr. 1357)

- mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Landsverdediging over "de Militaire Dienst voor Bloedtransfusie (MDBT)" (nr. 1342)

06 Questions jointes de

- M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "l'exercice illégal de l'art infirmier à l'Hôpital militaire" (n° 1176)

- M. Gerald Kindermans au ministre de la Défense sur "l'Hôpital militaire de Neder-over-Heembeek" (n° 1347)

- M. Georges Gilkinet au ministre de la Défense sur "la position de l'Ordre des médecins relative à l'Hôpital militaire Reine Astrid" (n° 1357)

- Mme Hilde Vautmans au ministre de la Défense sur "le Service militaire de transfusion sanguine (SMTS)" (n° 1342)

 

06.01  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u kent het Militair Hospitaal, ooit een parel aan de kroon van Defensie. Het is een verhaal dat blijkbaar nog steeds niet stopt.

 

Op 22 december jongstleden vernamen we via de pers dat een, wat ik noem “valse” verpleger, meer bepaald een persoon zonder enig geldig diploma volgens de Belgische wetgeving, twee jaar lang bij de spoeddienst en bij de MUG-dienst van het Militair Hospitaal werd ingezet. In die hoedanigheid nam hij deel aan het zogenaamde protocollaire MUG-team dat de eerste medische zorgen verstrekt bij elke EU- of NAVO-top. Als laatste Belgische mop kan dit wellicht bij uw collega’s wel tellen, maar het is geen grap. Naar verluidt werd de aanwerving van deze verpleger mogelijk dankzij een persoonlijke tussenkomst van een vroegere minister. Ik hoop dat die periode voor eens en voor altijd voorbij is, want in die periode gold vooral de slogan “de wet is er voor de anderen”.

 

U weet, mijnheer de minister, dat mijn informatie soms wel eens hiaten vertoont, maar ik heb toch het vermoeden dat wat in de pers verscheen, slechts een topje van de ijsberg was. Ik ben dus een beetje op onderzoek gegaan. Ik verneem dat het beroepsgedrag van de betrokkene al sinds eind 2005 als verdacht werd gesignaleerd aan de directeur van het Militair Hospitaal. Ook verschillende geneesheren hebben dat op hun beurt aan de directeur gemeld.

 

Ik val niet graag personen aan die niet in mijn buurt zijn, dus ik zal mij op de vlakte houden over de houding van de directeur van het Militair Hospitaal, maar ik heb daar wel heel zware bedenkingen bij. Ik hoop dat het wordt onderzocht.

 

De melding was gebeurd, iedereen wist het. Nochtans bleef de verpleger gewoon op zijn post. Meer zelfs, met de benedictie van de directie mocht hij nog bijlessen geven bij externe organisaties. Hij mocht zelfs het hospitaal vertegenwoordigen op officiële vergaderingen.

 

Mijnheer de minister, u kent het hospitaal ook zeer goed. Dat weet ik. Ik zeg het niet graag, maar in eender welk ander normaal hospitaal zou de onthulling van 22 december het ontslag met onmiddellijke ingang wegens zware fout van betrokkene tot gevolg hebben gehad, zonder afbreuk te doen aan de gerechtelijke vervolgingen, noch aan een schadevergoeding vanwege het ziekenhuis of een patiënt.

 

In die periode was alles mogelijk. De verpleger werd dus gewoon naar een andere dienst overgeplaatst, de Travel Clinic. Meer nog, de directie van het hospitaal gaf hem als opdracht een oplossing te zoeken voor het verlies van erkenning van de bloedbank. Dat komt straks aan de orde. We hadden dus echt wel een specialist ter plaatse.

 

In tegenstelling tot de bewering van de directie van het Militair Hospitaal gaat het hier niet enkel om een klein probleem van de realisatie van documenten. Zolang de verpleger die verplichte erkenning als verpleegkundige niet bezit en de directie van het Militair Hospitaal zulks niet opvolgt, maakt zij zich schuldig aan onwettige praktijken. Daarover bestaat volgens mij voldoende jurisprudentie.

 

Mijnheer de minister, op basis van het voorgaande wens ik de volgende vragen te stellen. Wie heeft beslist dat deze persoon als verpleegkundige mocht worden aangeworven en bij de MUG mocht worden ingezet? Het is toch niet zo moeilijk om na te gaan wie dat contract heeft ondertekend en op welke rechtsgrond.

 

Waarom werd deze persoon aangeworven onder het statuut van zelfstandige en niet volgens de normale procedure via Selor? Ik heb zo’n vermoeden.

 

Ik wens nog de volgende bemerking te maken.

 

Mijnheer de minister, bij het begin van uw ambtstermijn maakte u uw intentie bekend om de militaire aanwezigheid op verschillende operatietonelen te versterken. Dit impliceert echter een foutloze medische ondersteuning. Is het dan niet dringend nodig dat het management van het Militair Hospitaal wordt doorgelicht op een objectieve manier? Ik weet dat indianenverhalen de ronde deden over het Militair Hospitaal. Niet alles wat in de pers verscheen, was waar. Ik wil bepaalde zaken echt wel nuanceren. Ik meen evenwel een doorlichting nodig is, anders zal uw eerste denkpiste als nieuwe minister helemaal de mist ingaan.

 

06.02  Gerald Kindermans (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag betreft veeleer de algemene omkadering en het juridisch statuut van het Militair Hospitaal.

 

Ik heb kennis gekregen van een brief die door de Orde van geneesheren werd gericht aan minister Onkelinx van Sociale Zaken en aan de minister van Landsverdediging. Daarin heeft men het over twee punten, namelijk de wet op de ziekenhuizen en de inschrijving bij de Orde van geneesheren, van die geneesheren die tewerkgesteld zijn in het Militair Hospitaal.

 

De Orde van geneesheren is van oordeel dat het onderscheid tussen burgerlijke en militaire geneesheren niet langer gerechtvaardigd is.

 

Ik wil daarom de volgende vragen stellen. Welke gevolgen heeft die brief voor de werking van het Militair Hospitaal? Wat is uw toekomstvisie op dat vlak? Zal er zoals gevraagd door de Orde van geneesheren, een medische raad en een commissie voor de ethiek worden opgericht binnen het Militair Hospitaal, ook in het licht van de moeilijkheden die er de voorbije maanden en jaren zijn geweest? Hebt u intussen overleg gepleegd met minister Onkelinx aangezien de brief ook aan haar werd gericht?

 

06.03  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question est du même ordre que celle de M. Kindermans.

 

Dans une lettre qui vous a été adressée, ainsi qu'à votre collègue ministre de la Santé, Laurette Onkelinx, l'Ordre des médecins s'en est pris assez violemment à l'Hôpital royal militaire de Neder-over-Heembeek et a notamment dénoncé le fait que les médecins militaires ne soient pas obligés de s'inscrire sur les listes s'ils n'exercent pas la médecine en dehors du cadre militaire.

 

L'Ordre des médecins estime inacceptable que l'Hôpital militaire Reine Astrid soit géré par la Défense plutôt que par la Santé publique. De ce fait, l'Hôpital militaire n'est pas assujetti à la loi sur les hôpitaux de 1987, ce qui est qualitativement désavantageux pour les patients et pose aussi des questions éthiques.

 

L'élargissement du domaine d'application de la loi sur les hôpitaux à l'Hôpital militaire serait positif pour les patients, d'autant qu'on sait que des questions assez lourdes se sont posées sur sa gestion et sur l'adéquation des soins. On sait aussi qu'il est spécialisé dans le traitement des grands brûlés, exerçant en la matière une sorte de monopole, ce qui fait que les patients n'ont pas le choix de l'institution dans laquelle ils peuvent suivre leur traitement. Concrètement, cela signifierait également qu'une commission pour l'éthique, un conseil des médecins et un service de l'hygiène hospitalière devraient être créés nonobstant les collaborations actuelles avec le centre hospitalier Brugmann.

 

Monsieur le ministre, qu'en est-il de cette convention entre l'Hôpital militaire et Brugmann? Quelle est sa nature et sa durée exacte? Quelles conséquences a-t-elle sur la qualité des soins? A-t-elle déjà fait l'objet d'une évaluation? Ne faudrait-il pas sortir le service des grands brûlés de la structure de l'Hôpital militaire pour le rattacher à Brugmann et faire en sorte que ce service réponde aux normes de la Santé publique et à la loi sur les hôpitaux? Y êtes-vous favorable? Des concertations ont-elles eu lieu ou sont-elles programmées avec la ministre de la Santé publique?

 

06.04  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de militaire dienst voor bloedtransfusies binnen het militair ziekenhuis is een dienst waar men zich kan aanmelden om bloed, bloedplaatjes of bloedplasma te geven. De modaliteiten daarvoor staan beschreven in een reglement.

 

Mijnheer de minister, ik moet u er niet van overtuigen dat die dienst voor het defensiepersoneel van essentieel belang is. Bloed is vaak levensreddend voor onze militairen in operaties. Als we die dienst niet hadden, hoe zouden wij dan aan bloed geraken dat heel goed is gecontroleerd en dat snel ter plaatse kan komen? Hoe zou er bovendien voldoende bloed voorhanden zijn wanneer er zich problemen zouden voordoen?

 

Bovendien beschikt het Militair Hospitaal over bijzonder moderne apparatuur waarover anderen helaas niet altijd beschikken. Vandaar dat Defensie deze dienst zeker moet blijven beheren en behouden en onberispelijke kwaliteit moet blijven afleveren.

 

Op 23 november is er in het Belgisch Staatsblad een ministeriële beslissing verschenen omtrent de niet-verlenging van de erkenning van de militaire dienst voor bloedtransfusie als instelling voor de afneming, de bereiding, de bewaring en de terbeschikkingstelling van bloed en bloedderivaten van menselijke oorsprong. De reden daarvoor is dat volgens een controle van het Federale Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten de dienst niet voldeed.

 

Mijnheer de minister, een paar vragen dringen zich op.

 

Wie zal nu in voldoende en veilig bloed voorzien voor de militairen, zeker in militaire operaties en buitenlandse opdrachten?

 

Wie kan ervoor garant staan dezelfde kwaliteit en bewaarnormen te leveren?

 

Aangezien de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen niet van toepassing is op het ministerie van Defensie, heeft het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten dan toch de bevoegdheid die inspecties uit te voeren en de erkenningen in te trekken of niet te verlengen?

 

Kunt u in detail treden over de evaluatie van het Federaal Agentschap? Waar en op welke manier gebeurden de fouten? Zal er aan die fouten worden tegemoetgekomen? Zal de dienst opnieuw een erkenning krijgen? Of hebt u een andere goede oplossing gevonden, zodat onze manschappen altijd kunnen rekenen op veilig bloed?

 

06.05 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, het dossier van het Militair Hospitaal as such, en bij uitbreiding de medische dienst, is ons goed bekend. De problematiek van het brandwondencentrum in Neder-over-Heembeek is een steeds weerkerende satellietproblematische toestand.

 

In het verleden is een aantal zaken gebeurd. De komende weken, maanden en jaren zullen die met de regelmaat van de klok incidenten en gevolgen hebben. Voor mij is het ook een bijzondere opdracht de medische component in zijn geheel diepgaand te onderzoeken, de disfuncties aan de oppervlakte te brengen en de nodige bestuurlijke maatregelen te nemen.

 

Ik zal mijn verantwoordelijkheid ter zake zeker niet ontlopen.

 

Mijnheer Sevenhans, ik ga over naar het specifieke geval dat u in uw vraagstelling aanbracht.

 

Het is terug te brengen tot een zaak van het al dan niet naar voren hebben gebracht van valse diploma’s, waaruit een onwettig uitoefenen van de geneeskunde voortsproot. Indien dat het geval zou zijn, zal ik niet aarzelen om onmiddellijk klacht neer te leggen bij de bevoegde, strafrechtelijke instanties.

 

Ik zal mij echter niet enkel met dat antwoord van de zaak afmaken. Ik zal proberen iets meer in detail te gaan. Ik zal u nadien ook mijn antwoord geven. Ik zal het in schetsvorm doen.

 

De betrokken verpleger kreeg in november 2004 van de vorige directie van het Militair Hospitaal de toestemming om als vrijwilliger in het hospitaal te werken. Aanvankelijk gebeurde dat in de functie van observator, wat ik zelf al een bijzonder eigenaardige zaak vind. Dat gebeurde in het kader van een thesis met het oog op het behalen van een master degree.

 

Nadat de persoon in kwestie gedurende vele maanden als een soort doublure aan de activiteiten van de interventiediensten van het Militair Hospitaal had deelgenomen, werd hij in september 2006, na overleg met de huidige directie, bij de interventiedienst ingezet.

 

Toen, en op basis van een aantal informaties die waren gekend, vroeg de huidige directeur van het Militair Hospitaal in januari 2007, exact een jaar geleden, aan het directoraat-generaal HR Human Resources of de betrokkene voortaan, nadat hij reeds een hele periode pro Deo in het Militair Hospitaal werkte, onder het statuut van zelfstandige zou kunnen worden tewerkgesteld om dienstenprestaties te leveren, teneinde de leemtes aan verplegend personeel gedeeltelijk en tijdelijk in te vullen.

 

Dat is het kader rond de inzet en aanduiding van de persoon in kwestie.

 

De betrokkene heeft een dienstencontract als zorgverstrekker gekregen. Het contract werd door de directeur-generaal Human Resources ondertekend. Dienstencontracten zorgverstrekker zijn, zoals u weet, overeenkomsten onder bezwarende titel tussen, enerzijds, een dienstverlener-zorgverstrekker en, anderzijds, een aanbestedende overheid. Op dat punt komen de wettelijke bepalingen met betrekking tot de overheidsopdrachten en sommige andere opdrachten om de hoek kijken. Dat werd ook in niet-prioritaire diensten opgenomen, namelijk de diensten inzake gezondheidszorg.

 

Op het moment dat de betrokkene werd aangeworven, was er geen vacature via Selor. Op het ogenblik van het tot stand komen van het contract was er geen vermoeden van enig probleem met zijn diploma’s of de erkenning ervan.

 

Om vlug te gaan: hij heeft diverse stukken voorgelegd waaronder een ministeriële toelating van 1987 die gekoppeld was aan een aantal verpleegkundige specialisaties die werden opgesteld door het toenmalige ministère de la Santé publique et de la Famille met als kwalificatie “infirmier-réanimateur, infirmier A8”. Ik zal u een kopie van dat document geven. De directie van het Militair Hospitaal heeft mij laten weten dat er op dat moment geen aanleiding was om vragen te stellen omtrent een mogelijke niet-authenticiteit van het diploma of het getuigschrift dat werd afgeleverd.

 

De verpleger waarover u het heeft, heeft zelf contact opgenomen met de dienst Volksgezondheid om zijn situatie te verduidelijken omdat er in het najaar van 2007 een nieuw registratiesysteem is gekomen voor de interventiediensten. Toen bleek dat de betrokken verpleger niet werd teruggevonden in de databank die gekoppeld is aan het registratiesysteem. Dat proces werd begeleid door de directie Nursing van het Militair Hospitaal.

 

Op basis van een e-mail van de erkenningscommissie voor verpleegkundigen van eind november 2007 waarin is gesteld dat de betrokken verpleger niet in orde is, ik citeer: “…voor de wettelijke uitoefening van de geneeskunde”, werd hij bij wijze van bewarende maatregel onmiddellijk uit zijn functie verwijderd binnen de interventiediensten en tijdelijk in een administratieve functie tewerkgesteld. Hij werd bovendien aangespoord om zo snel mogelijk klaarheid te brengen over zijn situatie en de authenticiteit van zijn diploma’s en/of getuigschriften. De directie van het Militair -Hospitaal volgt de contacten tussen de verpleger en de FOD Volksgezondheid op. De resultaten van dit onderzoek, dat ik in bijzondere haast heb bevolen, zullen verdere maatregelen met zich meebrengen.

 

Nogmaals, indien blijkt dat de authenticiteit niet is gegarandeerd waaruit een onwettige uitoefening van de geneeskunde volgt, zal ik onmiddellijk klacht neerleggen bij de bevoegde instanties, zowel intern als extern.

 

Collega Kindermans, u verwijst naar de open brief in de Artsenkrant met betrekking tot, eens te meer, een toestand in het Militair Hospitaal. Deze problematiek is ons al heel lang gekend. Ook daarover komt er een voorstel in mijn nota, maar ik verstop mij daar niet achter.

 

De problematiek die wordt aangehaald in de open brief van de Orde van geneesheren is natuurlijk een bijzondere problematiek die te maken heeft met de werking van het Militair Hospitaal, maar ook met de aanwezigheid of de oprichting van een medische raad in de Commissie voor ethiek binnen het Militair Hospitaal. Om vlug over uw vraag te gaan en een tip van de sluier op te lichten: ik zal de ziekenhuiswetgeving zoals die van toepassing is voor de ziekenhuizen in de burgerij, volledig, onverkort en in alle aspecten laten toepassen op de werking van het Militair Hospitaal te Neder-over-Heembeek. Daardoor zullen alle vraagstellingen met betrekking tot het functioneren van het personeel, aanwerving, kwalificaties, medische raden, deontologische commissies en alle andere verwante zaken, voor eens en voor altijd geregeld zijn en zal het de federale wetgeving zijn die van toepassing is. Ik denk dat ik daarmee een antwoord heb gegeven op uw vraag.

 

Monsieur Gilkinet, votre première question porte sur mes intentions de gestion. Je m’exprimerai dès que j’aurai pris connaissance de la situation particulière de la composante médicale en général et de l’Hôpital militaire en particulier. Cependant, ma connaissance de la situation de la gestion de l’Hôpital militaire de Neder-over-Heembeek n’est pas inexistante. Des contacts approfondis avec le service médical de l’armée auront lieu dans les prochains jours. En effet, de nombreux dossiers doivent y être traités et menés à bien.

 

Pour ce qui concerne votre deuxième question, je vous renvoie à ce que je viens de vous répondre. Néanmoins, je signale que l’INAMI a confirmé, dans sa lettre du 4 janvier 2008, que le Centre des grands brûlés répond aux normes auxquelles un tel centre doit se conformer pour être agréé comme un service médical, et ce en référence à l’arrêté royal du 19 mars 2007 et à l’arrêté ministériel du 12 juillet 2007.

 

Il est très clair à nos yeux que le Centre des grands brûlés doit rester un centre de référence. Dès lors, nous n’épargnerons aucun effort en ce sens.

 

Mevrouw Vautmans, u weet wat de roeping of de taak is van de medische dienst voor de bloedtransfusies. Het gaat dus over bloed en bloedderivaten zoals plasma. Dat hebt u zelf gezegd, ik ga het niet herhalen want u kent de toestand goed genoeg.

 

Landsverdediging blijft tot 31 maart 2008 verzekerd van veilig en voldoende bloed om, indien nodig, te verdelen, toe te dienen en om de continuïteit van dit proces na 31 maart 2008 te waarborgen. Ik moet wel zeggen dat ik ondertussen reeds maatregelen heb genomen, niet alleen om de continuïteit te verzekeren maar ook om absolute zekerheid te hebben over de kwaliteit van het bloed, de bloedproducten en de derivaten die daar worden aangeboden. U weet dat de actuele werking van de dienst altijd garant heeft gestaan voor kwaliteit van leverings- en bewaarnormen. Omdat wij echter transparant willen zijn – niet alleen moeten maar ook willen want moeten was niet altijd een absoluut criterium – is er een verlenging van de erkenning gevraagd aan de FOD Volksgezondheid die daarover advies moet uitbrengen.

 

Het is naar aanleiding van die vraag dat het Federaal Agentschap voor de Geneesmiddelen, l’Agence fédérale des Médicaments et des Produits de Santé, dat wij afgekort het Federaal Agentschap noemen een aantal niet-conformiteiten heeft gezien ten opzichte van de gehanteerde norm die hierna worden samengevat. Ze kunnen kort zijn maar hebben een grote impact.

 

Ten eerste, de methode waarmee de bloedbank werkt, wijkt op een aantal punten af van wat de Belgische wet voorschrijft. Ten tweede, het Federaal Agentschap noch de FOD Volksgezondheid stelt zich vragen over het kwaliteitsniveau van de door onze eigen bloedbank – om het zo te noemen – geleverde producten. De documentatie van het kwaliteitssysteem, meer specifiek het geheel van de ondersteunende uitgeschreven procedures, dient echter op korte termijn verder uitgediept te worden. Met andere woorden, wij moeten het procedurehandboek specificeren, uitwerken en verbeteren, met betrekking tot de bloedafname en de verdeling van de bloedproducten en derivaten. Het gaat eigenlijk om het inschrijven van procedures. Ik zal er absoluut op toezien dat dit voor 31 maart van dit jaar gebeurt.

 

06.06  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, uw inleiding stemt mij zeer hoopvol. We hebben daar in het verleden ook reeds over gesproken. U weet zeer goed waar het probleem zit. Dit misschien wat onschuldig probleem was maar een aanleiding om eens de hele werking van het hospitaal ter sprake te brengen. Dat was allemaal onmogelijk in het sfeertje dat destijds in het hospitaal heerste. Het is in het belang van iedereen dat dit probleem snel en volledig – en dus niet alleen op dit punt – wordt aangepakt. Daarom wens ik er niet verder op in te gaan: ik weet dat de molen draait, waarvoor mijn dank.

 

06.07  Gerald Kindermans (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, u zegt dat de spelregels zullen worden toegepast zoals die ook in de burgerziekenhuizen gelden. Ik neem aan dat rekening wordt gehouden met de wetgeving die in de burgerziekenhuizen van toepassing is en waarnaar wordt verwezen in de brief van de Orde van geneesheren. Daar wordt eigenlijk de aanzet gegeven om de problemen in de toekomst sneller op te sporen en deze, vooral wat de deontologie betreft, te laten behandelen door het corps zelf van de Orde van geneesheren.

 

06.08  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je prends acte de cet avis de l'INAMI daté du 4 janvier 2008 spécifiant que l'Hôpital militaire répond aux normes médicales. Je prends également acte de votre volonté de mettre les choses au clair et de préserver ou de rénover ce centre en un centre de référence en matière de soins aux grands brûlés. Cela me semble effectivement utile. Cela dit, si la Défense a sa logique, il semble qu'en matière de santé publique, des principes de santé publique doivent être appliqués, d'autant plus quand les patients n'ont pas le choix de l'endroit où se faire soigner, ce qui est le cas quand on est malheureusement victime de brûlures graves.

 

Je serai attentif à l'évolution de ce dossier, que vous découvrez, mêmes si vous le connaissez depuis les rangs de l'opposition. Je me permets d'insister pour que des principes de santé publique soient appliqués intégralement, au niveau de la reconnaissance des médecins et de l'application de la loi sur les hôpitaux.

 

J'interrogerai également Mme Onkelinx, responsable de la Santé publique, dans quelques minutes, histoire de battre le fer tant qu'il est chaud. J'espère que vous arriverez à un accord au bénéfice des patients en la matière.

 

06.09  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik hoop alleen dat we die erkenning vanaf 31 maart 2008 verlengd kunnen krijgen, want u zult het met mij eens zijn dat die erkenning van heel groot belang is om in voldoende en veilig bloed voor onze manschappen te kunnen voorzien.

 

06.10 Minister Pieter De Crem: Mevrouw Vautmans, laat er geen twijfel over bestaan. Indien op 31 maart die erkenning, onder de voorwaarden, niet zou zijn gespecificeerd of niet zou kunnen worden toegekend, dan zal ik daaruit heel duidelijk mijn conclusie trekken. Wij gaan niet het risico lopen dat we, op basis van een aantal aanbevelingen die worden gedaan en die niet zouden worden uitgevoerd binnen dat tijdsbestek, op een of andere manier het verwijt zouden kunnen krijgen dat we aan de mensen van Landsverdediging derivaten moeten toedienen die niet conform de wetgeving zijn. Ik denk dat dit een goed signaal is voor de mensen die zich met het dossier moeten bezighouden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Landsverdediging over "mortierwerpers van 1945" (nr. 1205)

07 Question de Mme Hilde Vautmans au ministre de la Défense sur "les mortiers datant de 1945" (n° 1205)

 

07.01  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u hebt uw kerst- en eindejaarsperiode heel goed gebruikt. We hebben dat kunnen lezen in de pers en u hebt er al een paar keer naar verwezen. U bent op bezoek geweest bij onze militairen in Afghanistan, Libanon en Kosovo. Ik ben daar zelf ook een aantal keren geweest, ook tijdens de kerstperiode. De militairen waren zeer opgetogen over het bezoek, dat u samen met minister De Gucht aan hen bracht.

 

Ik las in de pers dat enkele militairen u hebben aangesproken over de zeer verouderde mortierwerpers waarmee zij nog altijd moeten werken. Blijkbaar zijn er exemplaren bij van 1945, met een schietbereik van om en bij de drie kilometer, terwijl heel veel van de partners die daar op het terrein met ons samenwerken, modern materieel hebben, met een schietbereik van gemakkelijk zeven kilometer. Dat geeft natuurlijk niet zo’n goede indruk bij onze partners. Aangezien men er u rechtstreeks over heeft aangesproken, neem ik aan dat u al de nodige stappen hebt gezet.

 

Ten eerste, hebt u al navraag gedaan over het probleem van die verouderde mortierwerpers?

 

Ten tweede, zult u de nodige maatregelen nemen opdat die zouden worden vervangen door meer efficiënte en recente tuigen?

 

Ten derde, binnen welke termijn wilt u een oplossing aanreiken?

 

07.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, het was bijna ontstellend om te moeten vaststellen dat dergelijk materieel nog wordt gebruikt en ingezet.

 

07.03  Hilde Vautmans (Open Vld): En blijkbaar toch nog functioneert?

 

07.04 Minister Pieter De Crem: Ja.

 

Dat materieel zal moeten worden vernieuwd. Er is een studie bij de Landcomponent, in een werkgroep die zich erover heeft gebogen in welke mate dergelijke wapens nog nodig zijn, voor eigen gebruik bij de trainingen, maar ook bij de inzet in het buitenland. De resultaten van die studie zullen worden opgenomen in de nota die u heel goed kent, de zogenaamde operationele behoeften.

 

Het zal natuurlijk ook voor de generale staf en voor mijzelf een opportuniteitskeuze kunnen zijn om zich af te vragen of we deze wapens nog nodig hebben. Beantwoorden ze aan de behoeften die we voor onszelf creëren? Zijn die in overeenstemming te brengen met ons ambitieniveau? Dat is in elk geval de eerste beslissing die zal moeten worden genomen.

 

Ten tweede, als ze zouden worden vervangen door eenzelfde type van wapen, met dezelfde inzetbaarheid, kan dat ten vroegste in 2010 of 2011.

 

Ik houd mijn antwoord in beraad, zowel met betrekking tot het resultaat van de studie als voor de nieuwe investeringen in dergelijk materieel, tot ik alle informatie heb en ik ook het plan- en ambitieniveau heb vastgelegd.

 

07.05  Hilde Vautmans (Open Vld): Tegen wanneer mogen we die studie verwachten?

 

07.06 Minister Pieter De Crem: Die studie wordt verwacht tegen eind 2008. Een eventuele hernieuwing van die mortieren kan er ten vroegste komen in 2010.

 

07.07  Hilde Vautmans (Open Vld): Dat is een studie die de landmacht voert welke richting men verder uit wil gaan en welk materieel men nodig heeft om de opdrachten te vervullen? Die studie duurt nog een jaar?

 

07.08 Minister Pieter De Crem: Die studie is bezig. We hebben vorig jaar vastgelegd wat ons ambitieniveau voor dit jaar is, op korte en op lange termijn. Nu is men bezig met het opstellen van de studie in de generale staf en in de Landcomponent wat het ambitieniveau is voor de komende jaren. Daarin zit de eventuele vernieuwing van dergelijk materieel. Ik heb daar nog geen beslissing over genomen. Ik wacht de studie af, maar de vraag omtrent de zinvolheid van een dergelijk type van materieel zal zeker aan de orde zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Landsverdediging over "het vliegtuigongeval in Visé" (nr. 1206)

08 Question de Mme Hilde Vautmans au ministre de la Défense sur "l'accident d'avion survenu à Visé" (n° 1206)

 

08.01  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dit is een geval dat u welgekend is. Het is al meermaals in het Parlement besproken, zowel in de plenaire vergadering als in de commissievergaderingen. Voor de nieuwe collega’s in de commissie zal ik het probleem even schetsen. Voor mij is het een van de voorbeelden van hoe de justitie in ons land niet moet werken.

 

Op 25 juni 1986 is er een vliegtuigongeval gebeurd boven Visé. Een Mirage 5 van de Belgische strijdkrachten en een toestel van de Aero-Kiewit-club van Hasselt waren betrokken. De piloot van het militaire vliegtuig kon zich redden met zijn schietstoel. In het burgervliegtuig vielen drie slachtoffers te betreuren, met name de piloot van Hasselt en twee inzittenden van Brugge.

 

Collega’s, sinds 1986 – nu is het 2008 – loopt er dus een zaak voor de burgerlijke rechtbank om van de Belgische Staat een schadeloosstelling te bekomen voor de familieleden en verwanten van de slachtoffers van het sportvliegtuig.

 

De eerste uitspraak van de rechtbank van eerste aanleg heeft 18 jaar op zich laten wachten. Dat is gebeurd in 2004. Die was in het voordeel van de familieleden van de slachtoffers. Ondertussen werd er beroep aangetekend door Defensie wegens operationele redenen. Anders zou de training in gevaar komen. Dat kan ik nog begrijpen, want het vonnis van eerste aanleg stelde namelijk dat het grootste vliegtuig altijd in fout was omdat het het kleine vliegtuig had moeten ontwijken. Dat is natuurlijk een beetje betwistbaar vermits zij boven in de lucht beiden over de nodige apparatuur beschikten.

 

Ondertussen zegt men mij dat het hof van beroep een uitspraak heeft gedaan in het voordeel van de familieleden. De vrouw van de overledene in het burgervliegtuig wacht dus intussen al 21 jaar op een uitspraak. Die dame nadert de tachtig jaar en de familie zou graag hebben dat zij het einde van het proces kan meemaken en eindelijk kan rusten. Dat is toch niet te veel gevraagd in een democratische staat.

 

Ten eerste, hoever staat het met de rechtzaak?

 

Ten tweede, het beroep is uitgesproken. Blijkbaar wacht Defensie nog of zij in cassatie gaat. Gaat Defensie in cassatie?

 

Ten derde, mag ik nogmaals erop aandringen dat er een minnelijke schikking wordt getroffen of dat er voorschotten worden betaald zodat de betrokkenen eindelijk in rust kunnen genieten van hun oude dag?

 

08.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, het hof van beroep van Brussel heeft uitspraak gedaan op 31 mei 2007. Het hof heeft het beroep van de Staat, dus van het ministerie van Defensie, ontvankelijk verklaard, maar ongegrond. Het heeft Defensie veroordeeld, eigenlijk op dezelfde gronden waarop de eerste rechter zich had uitgesproken. Zij zijn terug te brengen tot het feit dat ook een militair vliegtuig de meest elementaire veiligheidsregels moet waarborgen of gewaarborgd zien, ook wanneer het zich op lage hoogte bevindt, zelfs in een gecontroleerd militair luchtruim. Dat was de uitspraak van de eerste rechter, die werd bevestigd door het hof van beroep.

 

De sommen zijn toegekend aan de benadeelde partijen waaronder de rechthebbenden van de slachtoffers en de passagiers van het burgervliegtuig. De bedragen zijn gestort op de rekening van de respectievelijke advocaten en dat is gebeurd einde 2007. Ik denk dat de raadsmannen of – vrouwen contact moeten opnemen. De bedragen werden einde 2007 gestort zowel aan de nabestaanden die u heeft vermeld alsook aan die van priester-dichter Gery Florizoone.

 

08.03  Hilde Vautmans (Open Vld): Mag ik u misschien de verduidelijking vragen over hoeveel geld het gaat?

 

08.04 Minister Pieter De Crem: Dat kan ik u niet zeggen.

 

08.05  Hilde Vautmans (Open Vld): Ik heb de indruk dat de mensen het nog niet weten.

 

08.06 Minister Pieter De Crem: De bedragen zijn uitbetaald, zoals voorzien op de rekening van hun advocaten.

 

08.07  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, heel kort nog. Defensie gaat dus niet in cassatie en legt zich neer bij het vonnis, dat is toch duidelijk?

 

08.08 Minister Pieter De Crem: Wij berusten.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Questions jointes de

- M. André Flahaut au ministre de la Défense sur "l'organisation des comités d'armes, des comités de promotion d'officiers supérieurs et d'officiers généraux" (n° 1211)

- M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "l'organisation des comités de promotion" (n° 1231)

- M. Gerald Kindermans au ministre de la Défense sur "les officiers généraux" (n° 1348)

09 Samengevoegde vragen van

- de heer André Flahaut aan de minister van Landsverdediging over "de organisatie van de wapencomités, de bevorderingscomités voor hoofd- en opperofficieren" (nr. 1211)

- de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "de organisatie van de bevorderingscomités" (nr. 1231)

- de heer Gerald Kindermans aan de minister van Landsverdediging over "de opperofficieren" (nr. 1348)

 

09.01  André Flahaut (PS): Monsieur le président, les d'armes et les comités de promotion des officiers supérieurs et des officiers généraux auraient dû être organisés en 2007. Idéalement et en particulier le comité des officiers supérieurs (les majors, lieutenants colonels et colonels) devrait être organisé une fois par an.

 

Toujours est-il qu'il n'a pas été possible d'organiser ces comités pour diverses raisons et surtout en raison de la médiatisation en période d'affaires courantes.

 

Pourriez-vous me dire quand vous comptez organiser ces comités? En effet, dans l'intérêt des militaires, il serait souhaitable qu'ils soient organisés rapidement.

 

09.02  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik heb met veel aandacht de uiteenzetting van collega Flahaut gehoord. Dat het wat gemediatiseerd was, is terecht, dat klopt. Maar ik denk dat de ex-minister dan ook wou weten waarover het dan gaat. Ik heb ook meegedaan aan de mediatisering, ik geef dat ook eerlijk toe.

 

Ik heb begrepen, mijnheer de minister, dat u gisteren de datum hebt bekendgemaakt wanneer u de bevorderingscomités laat doorgaan. U zal daar wellicht zo dadelijk wel op terugkomen.

 

Dat de bevorderingscomités in 2007 niet konden plaatsvinden, had eigenlijk wel een reden. Het was geen absolute noodzaak, ik heb dat ook al aangehaald in de commissie van december. We hadden op dat moment voldoende generaals, denk ik. Het was niet echt een grote noodzaak. Er was wel een probleem rond het niveau van majoor, luitenant-kolonel, kolonel. Daar zat het probleem, minder op het vlak van de generaals. Het is vooral op dat vlak dat het in de pers is gekomen. Er werd toen gesuggereerd dat er nog snel-snel enkele generaal-majoors moesten bijkomen. De namen stonden zelfs in de kranten, ik heb dat nooit goed begrepen. In theorie kan dat niet, men kan op voorhand niet weten wie generaal-majoor wordt. De praktijk daarentegen is enigszins anders want anders zou het niet kunnen geweest zijn dat er namen werden genoemd. Of die personen daar nu blij mee zijn, is een andere zaak, dat laat ik in het midden.

 

Wat ik mij vooral nog herinner van de vorige tussenkomst was dat door de DGAR bij name van generaal Somers de mogelijkheid werd geopperd om te zorgen dat er geen persoonlijke gevolgen zouden zijn met het uitstellen van die bevorderingscomités. Dat is dan vooral de bedoeling van mijn vraag, mijnheer de minister: is die mogelijkheid effectief zo en kan men eventueel rekening houden met persoonlijke problemen die zouden voortgesproten zijn uit de vaudeville, zoals ik het noem, van de bevorderingscomités van vorig jaar?

 

09.03  Gerald Kindermans (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, het is reeds lang bekend dat de Belgische krijgsmacht beschikt over een groot aantal generaals.

 

Graag had ik van u een stand van zaken gekend met betrekking tot het aantal opperofficieren verdeeld over de verschillende componenten en de taalrol?

 

09.04  Pieter De Crem, ministre: Au sujet de la première question, j’ai décidé d’organiser les comités d’avancement pour officiers supérieurs et généraux-majors le 29 janvier 2008.

 

Mijnheer Sevenhans, er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de bevorderingscomités hoofdofficieren en de bevorderingscomités opperofficieren. Er is geen nood aan bevorderingen met terugwerkende kracht van de opperofficieren, want rekening houdend met de pensionneringen zullen de eerste bevorderingen toch pas op 26 maart 2008 kunnen doorgaan.

 

Wat betreft de hoofdofficieren is de situatie anders. Er was benoemingsruimte vanaf 26 december van vorige maand en om de betrokkenen niet te benadelen, overweeg ik deze benoemingen met terugwerkende kracht te laten doorgaan en dit op basis van de wettelijke ruimte die wordt geboden door artikel 45 van de wet van 1958 betreffende het statuut van de beroepsofficieren van de krijgsmacht. Dit artikel stipuleert dat officieren, ten aanzien van wie het onderzoek van de kandidatuur werd vertraagd door redenen te wijten aan de administratie, met terugwerkende kracht kunnen worden benoemd.

 

Dat wat betreft de theoretische benadering van het wapencomité.

 

Mijnheer Sevenhans, ik ga geen bevorderingscomité luitenant-generaal organiseren omdat er twee luitenant-generaals te veel zijn. Er zijn er 15 in plaats van 13. Ik kan dat onmogelijk doen. U moet misschien eens onderzoeken hoe dat komt.

 

Ik heb de situatie op datum van 25 januari 2008 van de opperofficieren. Er zijn binnen kader 46 generaals en er zijn buiten kader 6 generaals. Dat wil dus zeggen dat er in totaal 52 generaals zijn. Ik ga u de uitgesplitste cijfers geven. Bij de landmacht zijn er 8 luitenant-generaals, 11 generaal-majoors en 7 brigade-generaals; wat neerkomt op 26. Bij de luchtmacht zijn er 6 luitenant-generaals, 5 generaal-majoors en 3 brigade-generaals; dat zijn er 14 in totaal. In de marine zijn er 1 vice-admiraal, 1 divisie-admiraal, 3 flottielje-admiraals wat het totale aantal op 5 brengt. Voor de medische dienst is er 1 brigade-generaal en daar blijft het bij. Binnen kader zijn er in totaal 46 generaals waarvan 20 franstaligen en 26 nederlandstaligen.

 

Wat betreft het aantal buiten kader, kan ik de volgende cijfers geven. Bij de landmacht zijn er 2 luitenant-generaals en 1 brigade-generaal; in totaal 3. Bij de luchtmacht zijn er 1 luitenant-generaal en 1 generaal-majoor, wat het totaal op 2 brengt. Bij de marine is er 1 vice-admiraal. Wat de medische dienst betreft, zijn er geen aanduidingen buiten kader. In totaal zijn er dus 6 buiten kader wat een algemeen totaal geeft van 52.

 

Ik zal u de gegevens laten bezorgen.

 

De voorzitter: Collega's, zijn er nog toevoegingen?

 

09.05  André Flahaut (PS): Tout d’abord, merci pour l’organisation rapide de ces comités. Il est important en effet de ne pas pénaliser les militaires. Je crois qu’à aucun moment, il n’a été question de nommer des lieutenants-généraux car il y en a en surnombre, le ministre a raison. J’ai mal entendu et j’aimerais qu’on me précise la répartition linguistique car j’ai entendu dire trop souvent dans cette commission qu’il existait un déséquilibre linguistique.

 

09.06  Pieter De Crem, ministre: Je vous ferai parvenir les chiffres.

 

09.07  André Flahaut (PS): Comme vous l’avez dit, la situation 20/26 montre que nous n’avons pas dérapé.

 

09.08  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb nog één opmerking over het aantal generaals. Dat is reeds enkele malen ter sprake gekomen in deze commissie. Dat hangt af van waar men mee vergelijkt. In Nederland zijn er, geloof ik, 100 generaals, daartegenover valt het bij ons nogal mee.

 

In het verhaal over het aantal generaals is het de vraag of wij ze echt nodig hebben, of het verantwoord is dat wij ze hebben. Het aantal is voor mij nooit een fetisj geweest. Ik zal het woord te veel nooit gebruiken. Als zij nodig zijn, zijn zij nodig. Als zij niet nodig zijn, zijn zij niet nodig.

 

Men moet ook opletten met het aantal brigadegeneraals. Dat zijn tijdelijke generaals. Mijnheer de minister, u weet dat uiteraard, het is voor de collega’s dat ik die kleine nuancering aanbreng.

 

09.09  Gerald Kindermans (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik schrik een beetje dat het er zoveel zijn, het zijn er 52 in het Belgische leger. Men zegt soms dat de regeringen in België zeer uitgebreid zijn, maar er zijn alleszins meer generaals dan ministers in België. Wij moeten er misschien eens over nadenken hoe dat wat efficiënter zou kunnen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "de verplaatsingen van de minister" (nr. 1250)

10 Question de M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "les déplacements du ministre" (n° 1250)

 

10.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u gaf in de voorbije legislatuur nogal wat kritiek op uw voorganger. Eén punt van kritiek was zijn verplaatsing per helikopter om naar een klimaatfilm te gaan. Het bezoek aan het Eurokorps in Straatsburg van 11 januari valt daarmee zeer sterk te vergelijken.

 

U hebt daarnet verwezen naar een dossier van zes jaar geleden, het Nepal-dossier. Uw kritiek op voormalig minister Flahaut dateert echter van nog geen jaar geleden. Nog geen jaar geleden leverde u kritiek op de manier van verplaatsing van uw voorganger, en nu zet u een Falcontoestel in om op bezoek te gaan in Straatsburg, toch niet het einde van de wereld.

 

Mijnheer de minister, daarover wil ik een aantal vragen stellen. Ik ben uiteraard niet op de hoogte van de details van uw verplaatsing, maar Straatsburg is toch makkelijk bereikbaar zeker vanuit Brussel. Uw woordvoerder wees er in De Morgen van 11 januari op dat uw kabinet die verplaatsing geregeld had op basis van efficiëntiecriteria.

 

Zou u mij de kostprijs van uw verplaatsing met dat bewuste Falcontoestel kunnen meedelen, inclusief elementen zoals gebruik van het toestel, personeelskosten, brandstof, onderhoud en zo voort?

 

Ten tweede, het bezoek aan het Eurokorps was een beslissing van uw voorganger. Voor de toekomst zou ik graag weten of u van plan bent om goedkopere en ook meer milieuvriendelijke vervoersmiddelen te gebruiken. Zult u daarvoor bepaalde criteria of richtlijnen toepassen? Zo ja, dewelke?

 

Tot slot, u wil besparingen realiseren. Mag ik u vragen of u in het algemeen voor uw departement besparingen wil realiseren op het vlak van verplaatsingen? Over welke besparingen, welke bedragen, gaat het dan?

 

10.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, het transport naar Straatsburg werd uitgevoerd met de Falcon DA 900. Dat is een vliegtuig dat aan alle Europese normen beantwoordt, ook wat emissie aangaat.

 

De kostprijs voor dat type – dit soort van vragen wordt om het jaar gesteld, dus het was heel makkelijk: ik ben zelf teruggegaan in de archieven om het antwoord te schrijven – bedraagt 2.322 euro per vlieguur. Er werd in totaal anderhalf uur gevlogen, wat neerkomt op een totaalkost van 3.483 euro. Er waren in totaal tien passagiers – behoudens mijzelf, negen mensen van Landsverdediging – aan boord. De kosten bedragen dus circa 348 euro per persoon.

 

De vlucht werd uitgevoerd in het raam van het jaarlijkse vliegplan en betekent dus geen meerkosten voor Defensie.

 

In mijn nota zal ik dat vliegplan ook eens uiteenzetten. Mensen die al een tijdje in deze commissie zitten, weten dat. Het gaat om de vluchten die uitgevoerd moeten worden om de kwalificaties te behalen en ze te blijven behouden.

 

De criteria voor de aanwending van die vervoersmiddelen zijn velerlei. Er is de kostprijs en er zijn de aan het milieu gerelateerde aspecten. Er wordt ook rekening gehouden met de duur van de verplaatsingen en de mogelijkheden inzake de agenda. Binnen Defensie is het de dienst Movement Transport Control Center die het economische aspect van de verplaatsingen evalueert en in functie daarvan voorstellen formuleert.

 

Mijnheer De Vriendt, ik ben onmiddellijk op zoek gegaan naar verklaringen die door mij zouden zijn afgelegd over de verplaatsing van mijn voorganger per helikopter om de film van Al Gore te gaan bekijken. Ik heb veel slechte kanten maar ik heb één goede kant, namelijk een perfect geheugen. Ik heb alles omgedraaid en er is geen enkele verklaring, geen enkel statement, geen enkele mondelinge vraag, geen enkel interview in een krant, geen enkele interpellatie toe te wijzen aan Pieter De Crem, in een vorig leven lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers en lid van de commissie voor de Landsverdediging.

 

Ik kan u niet verhelen dat wij allemaal in een deuk lagen toen wij dat nieuws hoorden. Dat is wel iets anders. De setting van het gebeuren was wel een beetje raar, maar ik heb daarvoor in elk geval geen enkel parlementair initiatief genomen. Ik weet hoe het gaat als startend parlementslid. Men kan wel eens een bokje schieten. Dat hoort er allemaal bij. U moet daarvoor een beetje leergeld betalen.

 

Ik heb een verplichting uitgevoerd die mijn voorganger was aangegaan en die door om het even welke voorganger zou zijn aangegaan. Ik veronderstel dat u weet wat het Eurokorps is. Dat zijn al twee bokken waarvan een grote. Het Eurokorps was samen in Straatsburg met mijn collega’s van de deelnemende landen. Wij hebben daar een aantal belangrijke zaken besproken. Ik denk dat wij een bijzonder slechte beurt zouden hebben gemaakt door afwezig te blijven.

 

Ik zal u eens een goede raad geven. Uw partij heeft nog in de regering gezeten. U zou eens moeten kijken – het is een suggestie voor een mondelinge vraag, het kan interessant zijn – hoe mevrouw Aelvoet, als vicepremier, de heer Boutmans, mevrouw Durant en de heer Deleuze zich hebben verplaatst. Dat zijn interessante gegevens. Ik zal er u alvast enkele geven dan moet u het werk niet meer doen. Mevrouw Durant is naar Straatsburg gevlogen met een Falcon. Ze is naar Luxemburg gevlogen met een Falcon. Mevrouw Aelvoet is naar Kopenhagen gevlogen, ook met een regeringsvliegtuig. Ze is naar Parijs gevlogen met een regeringsvliegtuig. De heer Deleuze heeft zich meerdere keren verplaatst met die regeringsvoertuigen. De heer Boutmans is 28 keer in het buitenland geweest meestal met minister Michel, dat waren ook zijn enige realisaties, met een regeringsvliegtuig. Er zijn er nog een aantal. Het zou misschien goed zijn dat u dat eventjes bekijkt.

 

Die regeringsvliegtuigen zijn er. Mijnheer de voorzitter, ik zal aan de commissie alle gegevens daarover bezorgen; waaruit die vloot bestaat, waarvoor die wordt ingezet, wie daarvan gebruik kan maken en aan welke voorwaarden. Er zit zelfs een stuk facturatie bij. De toestellen worden ook ter beschikking gesteld van een aantal andere diensten, onder meer de voorzitter van de Europese Commissie, Javier Solana, de veiligheidsadviseur van de Europese Unie, de secretaris-generaal van de NAVO en mensen die namens een aantal organisaties of instituten in dit land daarvan gebruik kunnen maken. Daarvoor bestaan protocollen. Ik zal ze u bezorgen.

 

Dat zal heel interessant zijn.

 

10.03  André Flahaut (PS): Monsieur le président, j’aimerais intervenir exceptionnellement sur ce fait personnel, et sans agressivité.

 

10.04  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik apprecieer de inspanningen van de minister om zoveel werk te doen in de plaats van een beginnend parlementslid.

 

10.05 Minister Pieter De Crem: Eens parlementslid, altijd parlementslid.

 

10.06  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Uiteraard heb ik met die voorgaande histories niets te maken, en ik stel simpelweg vast dat u een Falcon-toestel gebruikt, chartert als het ware, om naar Straatsburg te vliegen en het Eurokorps. Ik zie niet in wat ik daarover fout heb gezegd. Van die grote bok is alleszins geen sprake. Over die kleine bok, goed, dat valt nog te bezien.

 

Mijn belangrijkste punt is het volgende. U zegt dat er nu al criteria zijn om te bepalen om op een milieuvriendelijke manier aan transport te doen en een verplaatsing te doen. Blijkbaar is er iets grondig fout met die criteria vermits jullie die vlucht naar Straatsburg toelaten. Ik wil jullie aanraden om die criteria te herzien en om misschien een stuk strenger te zijn, niet enkel vanuit financieel oogpunt maar ook vanuit ecologisch oogpunt, om uw verplaatsingen te regelen.

 

10.07 Minister Pieter De Crem: Ik heb er geen enkel probleem mee om kostenberekeningen te maken. Ik heb er ook geen enkel probleem mee om de diensten die er nu een beroep op doen te zeggen dat zij in de burgerij kunnen vliegen en ticketten kopen op de privémarkt. Alleen is het zo dat ieder departement zegt dat de aankoop van die goedkope ticketten op de privémarkt, wanneer men de streep trekt onder de rekeningen, veel duurder uitkomen en dat men heel vaak gebruik maakt van toestellen, die omwille van het goedkoop aanbieden van het ticket een veel grotere foodprint hebben dan onze moderne, up-to-date en aan alles conform zijnde vliegtuigen.

 

Maar dat is voor mij geen ideologisch debat. Ik wil dat graag voeren met u. Dat is ook de ganse problematiek van wat met onze 15e Wing dient te gebeuren? Wordt die behouden? Wordt die afgebouwd? Verdwijnt die? Het is een heel grote discussie en ik heb geen enkel probleem om die aan te gaan.

 

10.08  André Flahaut (PS): Monsieur le président, je vais venir en aide au ministre en lui disant simplement que le gouvernement précédent, ainsi que l’actuel, ont estimé qu’il fallait compenser les vols, comme c’est le cas par ailleurs. Une proposition existe en ce sens. Nous disposons de suffisamment de domaines militaires pour effectuer des plantations en compensation des vols. C’est un apport positif, et je n’ai rien à redire à la réponse que le ministre a apportée.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "de repatriëring van militairen uit Afghanistan" (nr. 1282)

11 Question de M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "le rapatriement de militaires d'Afghanistan" (n° 1282)

 

11.01  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik heb er geen probleem mee wanneer de vorige minister een toelichting geeft. Als het kan bijdragen tot de goede werking van onze commissie, moet ik u daarin zeker niet tegenspreken. Ik heb er alle begrip voor dat de ex-minister soms een kleine opmerking formuleert.

 

De voorzitter: Ik probeer alleen de rust te behouden.

 

11.02  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Dat siert u, mijnheer de voorzitter.

 

Mijnheer de minister, mijn vraag betreft ook de kostprijs van vliegtuigtickets. Ik kan uw collega’s een kleine toetsing geven. Vorig jaar vloog ik voor het Parlement naar Berlijn. De kostprijs voor een ticket bedroeg 780 euro. Dan bent u nog vrij goedkoop gevlogen. Volgende keer moeten we erover nadenken om met de Falcon te vliegen. Dat is blijkbaar goedkoper.

 

11.03 Minister Pieter De Crem: Breng mij niet op slechte gedachten!

 

11.04  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Ik weet niet hoe men aan goedkope tickets kan geraken.

 

Ik wijk echter af. Tijdens de laatste dienstreis van de vorige minister naar Congo kreeg onze militaire Airbus twee klapbanden. Voor alle duidelijkheid, dat is niet de schuld van de minister, maar gewoon door omstandigheden.

 

Als gevolg hiervan kon het toestel niet tijdig worden ingeschakeld voor de aflossing van onze troepen in Afghanistan. De woordvoerder van het departement verklaarde toen dat het incident geen gevolgen zou hebben voor het personeel. Militaire vliegtuigen van onze NAVO-bondgenoten zouden worden ingezet om het personeel op tijd te repatriëren.

 

Een andere versie doet echter de ronde. Het personeel uit Konduz werd met een C-130 gerepatrieerd. In de praktijk betekent dat meer dan 13 uren vliegen. Voor het personeel uit Kabul werden privévliegtuigen gecharterd, onder andere bij een Franse maatschappij Blue Line. Er bestaat daarover enige discussie, want blijkbaar is er een verwarring met een Noorse maatschappij. Ik neem aan dat u over de juiste gegevens beschikt.

 

Op basis daarvan wil ik u een aantal vragen stellen. Ten eerste, er werd eerst gesteld dat de repatriëring enkel met militaire vliegtuigen zou gebeuren. Hebt u de factuur voor de chartering van een vliegtuig voor het terugbrengen van onze troepen reeds ontvangen? Dat zal volgens mij toch wel meerkosten hebben veroorzaakt. Het is een informatieve vraag. Ik heb immers geen inzage in de boekhouding van uw departement.

 

11.05 Minister Pieter De Crem: Het is ook geen makkie.

 

11.06  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Ik neem aan dat u zich aan het inwerken bent. Als u die vraag nog niet kunt beantwoorden, zal ik het later wel horen.

 

Wat de timing betreft, kunt u de juiste feiten meedelen? Is het personeel tijdig teruggekomen? Indien dat niet het geval is geweest, wat was dan de precieze vertraging?

 

11.07 Minister Pieter De Crem: Collega Sevenhans, u weet dat het herontplooien van detachementen in het buitenland, indien mogelijk, steeds gebeurt met eigen toestellen.

 

Er worden daarvoor een aantal akkoorden gesloten. Er zijn multilaterale akkoorden met Nederland, Frankrijk en Duitsland en zelfs met het Verenigd Koninkrijk om bij voorkeur militaire toestellen ter beschikking te stellen.

 

Dat ging in dit specifieke geval niet. Er is dus geen vliegtuig rechtstreeks gecharterd. Er is echter billaterale steun gevraagd aan militaire partners met wie wij geen bestaand akkoord hadden. Er is dus met het Noorse militaire apparaat een overeenkomst tot stand gekomen, waarbij een McDonnell Douglas MD-83 van de Franse maatschappij Blue Line ter beschikking werd aangeboden onder de vorm van steun. Men noemt dat solidaire steun.

 

Er waren geen supplementaire kosten voor Defensie, omdat de vereffening is gebeurd op basis van reciprociteit in equivalente vlieguren. Die uren zijn gedekt door het vliegplan 2007.

 

Alle andere militairen zijn herontplooid in de geplande periode. Er is wel wat vertraging opgetreden. Die heeft een aantal menselijke ongemakken veroorzaakt en dat moeten wij natuurlijk ook zoveel mogelijk vermijden.

 

De problematiek van de pech door de lekke band en een aantal andere zaken, noopt ons ertoe om na te gaan wat wij kunnen doen met onze twee militaire Airbussen, waarvan de toestand toch niet altijd optimaal is. Maar dat is stof voor een andere bijeenkomst.

 

11.08  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Dank u voor het antwoord, mijnheer de minister.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Landsverdediging over "de aanslag op het ISAF-contingent in Kabul op 31 augustus 2007" (nr. 1289)

12 Question de Mme Hilde Vautmans au ministre de la Défense sur "l'attentat perpétré contre le contingent de l'ISAF à Kaboul le 31 août 2007" (n° 1289)

 

12.01  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, mijn volgende twee vragen gaan over twee missies waaraan wij deelnemen en waarbij zich in het verleden problemen hebben voorgedaan. Deze eerste vraag gaat over de aanslag op het ISAF-contingent in Kabul op 31 augustus 2007. U weet wel dat Afghanistan de voorbije maanden meermaals het toneel was van gewelddadige aanslagen. Tijdens de gemengde commissievergadering Buitenlandse Zaken-Landsverdediging van 5 december werd erop gewezen dat Kabul het bloedigste jaar sinds 2001 kende. Als mogelijke oorzaken werden een versterkte aanwezigheid van de Taliban en een psychologische verslechtering van het veiligheidsklimaat genoemd.

 

Op 31 augustus vorig jaar, om half acht plaatselijke tijd, werd er een zelfmoordaanslag met een bomauto gepleegd aan de hoofdingang van de internationale vlieghaven Kabul. Hierbij lieten natuurlijk verschillende Afghanen het leven en werden ook een Duitser en vier Belgische militairen van het tweede artilleriebataljon uit het Limburgse Helchteren lichtgewond. Ik ben naar de familiedagen in Helchteren geweest die kort nadien gepland waren. Daar hebben de familieleden uitleg gekregen over het voorval. Wat men daar natuurlijk niet kon vertellen, waren de resultaten van het onderzoek. Er werd een onderzoek gevoerd door onze diensten.

 

Vandaar dat ik graag een antwoord zou krijgen op enkele vragen. Ten eerste, beschikt Defensie over betrouwbare informatie over wie er precies achter de aanslag zat en welke motieven de daders hiervoor hadden? Welke conclusies vloeien voort uit het onderzoek? Ten tweede, werden er sinds dit voorval effectief permanente bijkomende veiligheidsmaatregelen genomen om de kans op herhaling zo klein mogelijk te houden? Van welke aard zijn de maatregelen? Ten derde, werd er overleg gepleegd met de Duitse Bundeswehr? Wat zijn daarvan de concrete resultaten? Wanneer we kennis zouden hebben van wie er precies achter de aanslag zat, zou het immers iets gemakkelijker zijn om andere aanslagen te voorkomen.

 

12.02 Minister Pieter De Crem: Wat uw eerste vraag betreft, bijkomende betrouwbare informatie is er na het eerste initieel verslag niet. Men heeft via de geëigende procedure een proces-verbaal gemaakt van de aanslag die tegen een muur in de omgeving van het kamp is gebeurd. Bijkomende informatie is er niet. Ook onze verantwoordelijken ter plaatse beschouwen de input van gegevens eigenlijk als afgesloten omdat het onmogelijk is om verder betrouwbare informatie te verkrijgen.

 

De aanslag heeft zoals u zei eind augustus plaatsgevonden. Er is een force protection optimalisatie ingevoerd. Er is nog een aantal concrete zaken. De coördinatie met de andere internationale aanwezigen op de site van het vliegveld van Kabul is verbeterd doordat er een verbindingsofficier werd geplaatst bij Regional Command Capital. Er zijn nieuwe voertuigen aangebracht, de LMV’s en de multi purpose vehicles zijn in plaats gesteld. Ze moeten als het nodig is de situatie beter in kaart brengen en eigenlijk ook een ontradend effect hebben.

 

Ten derde, de genietroepen hebben de versterkings- en aanpassingwerken uitgevoerd. Er was immers schade aan een toch niet-onaanzienlijk deel van de ommuring.

 

Er zijn contacten gelegd met de Afghaanse politie teneinde hun aanwezigheid aan de hoofdingangen van Kabul International Airport te versterken, dat om de sluisfunctie naar hetgeen wij doen op de luchthaven van Kabul, op Khwaja te versterken.

 

Er is coördinatie geweest, via onze verbindingsofficier, met de Bundeswehr.

 

12.03  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben uiteraard zeer blij dat wij de nodige maatregelen hebben getroffen. Ik besef ook wel heel goed dat men zo’n bomaanslag, met een bomauto, nooit 100% kan vermijden. Ik hoop alleen dat wij daarvan gespaard blijven.

 

Ik betreur natuurlijk wel dat wij niet hebben kunnen achterhalen wat juist de oorzaak was van de bomauto, wie er achter zat en wat de aanleiding was en of wij specifiek geviseerd werden. Ik neem aan dat dit niet zo was, maar daarover hebben wij spijtig genoeg geen uitsluitsel.

 

12.04 Minister Pieter De Crem: Uit het informele circuit zou blijken dat het een samenloop van omstandigheden was die niet uitgestippeld noch voorzien was.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Landsverdediging over "BELUFIL" (nr. 1290)

13 Question de Mme Hilde Vautmans au ministre de la Défense sur "BELUFIL" (n° 1290)

 

13.01  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, sinds september 2006 leveren wij elementen ten behoeve van het UNIFIL-contingent in Libanon, meer bepaald in Tibnin. Ik denk dat u er in de kerstvakantie ook geweest bent. U weet dat het geen ongevaarlijke opdracht is en dat het dus geen overbodige luxe is om de grootst mogelijke veiligheidsmaatregelen te nemen.

 

Op 7 maart van vorig jaar is daar een Pandurvoertuig van ons verongelukt. Drie Belgische militairen kwamen helaas om het leven en één militair werd zeer zwaar gewond. De oorzaak werd toen gedetecteerd als een defect remsysteem van het voertuig.

 

Ik heb daarover al verschillende keren het woord gevoerd. Op 8 maart hebben we daarover vragen gesteld. Ook op 18 april heb ik minister Flahaut daarover nog ondervraagd, die antwoordde dat er ondertussen lessen zijn getrokken voor de rijopleidingen. Er werden bijkomende lessen over het remsysteem gegeven en het aantal preventieve controles van de voertuigen werd versterkt. Er werd ook een gerechtelijk onderzoek opgestart, met medewerking van militaire specialisten, vandaar mijn vragen.

 

Kunnen er nu, tien maanden later, definitieve conclusies worden getrokken uit het onderzoek over het tragische incident?

 

Ten tweede, dienen er bijkomende maatregelen genomen te worden met betrekking tot de remsystemen van onze Pandurvoertuigen? Welke zouden dat dan zijn?

 

Ten derde, blijft er in de rijopleiding voor chauffeurs van Pandurvoertuigen, die zowel voor binnenlandse als voor buitenlandse opdrachten ingezet worden, voldoende aandacht voor de remsystemen en de remtechnieken behouden?

 

13.02 Minister Pieter De Crem: Mevrouw Vautmans, we kunnen geen definitieve conclusies trekken, omdat het dossier bij het federaal parket nog niet is afgerond.

 

Op basis van algemene onderzoeken van het Pandurvoertuig, dringen zich – zelfs niet op het eerste gezicht – geen fundamentele wijzigingen aan het remsysteem op. Er is wel een grotere preventieve controle. Ik meen dat ze zelfs twee keer gebeurt, vooraleer de Pandurs worden geactiveerd. Het gerechtelijk onderzoek zal ons daarover misschien ook nog wat informatie kunnen geven.

 

De rijopleiding wordt in elk geval geïntensifieerd, in het bijzonder voor het functioneren van het remsysteem in het typische bergachtige en rotsachtige operatiegebied van Zuid-Libanon. Die trainingen bestaan uit eerst een theoretische toelichting en dan een opgedreven praktijkhandeling.

 

Als uit het onderzoek van het federaal parket blijkt dat een aantal zaken nog zou moeten gebeuren, zullen we dat onmiddellijk doen.

 

13.03  Hilde Vautmans (Open Vld): Dan moeten we het gerechtelijk onderzoek afwachten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "de personeelskosten van het departement Defensie" (nr. 1328)

14 Question de M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "les frais de personnel du département de la Défense" (n° 1328)

 

14.01  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, (…).(micro niet ingeschakeld)

 

Vorige keer is al ter sprake gekomen dat er problemen waren met de betaling van onze militairen. Vorig jaar was er echter een creatieve oplossing, die dit jaar wellicht niet meer kan worden gebruikt. Daarom is er enige bezorgdheid over wat men juist bedoelt.

 

Mijnheer de minister, wat bedoelt u daarmee concreet? Ik hoop dat u zeker niet bedoelt dat er extra besparingen zouden komen op het personeel of de werkingskosten. Met andere woorden, wilt u gewoon op termijn het percentage beïnvloeden? Zo ja, dan is er geen probleem. Daarover had ik graag een duidelijke uitspraak.

 

14.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, eerst geef ik een inleiding, een preludium. Ik denk dat wij door de problematiek van de berekeningswijze volgens het NAVO-rapport meer zullen moeten anticiperen. Men vergelijkt appels met citroenen, zeker omtrent de exacte aantallen en de verhoudingen tot de bruto nationale producten. Dat is echter stof voor een andere keer.

 

Ik heb ook contact gehad met de NAVO om te kijken in welke mate wij tot een meer uniforme berekening zouden kunnen komen die voor alle bondgenoten geldt.

 

Ik ben ook tevreden dat u de bekommernis deelt dat wij zullen moeten werken aan een reductie van het aandeel van de personeelskosten in het globale budget. Daarbij gaat het heel duidelijk over een verhoudingsgewijze vermindering van het aandeel van de personeelskosten op het totale budget.

 

Ik wil nog iets meer zeggen over het budget. Het budget is, zoals u weet, geplafonneerd en geïndexeerd. Samen met de generale staf zal ik ervoor moeten zorgen dat wij een aantal zaken die wij goed doen, kunnen blijven doen. Daarbij denk ik aan de buitenlandse operaties, waarvan u de personeelskosten kent. Ik zal in mijn eigen begroting moeten zoeken hoe wij die zaken kunnen blijven financieren.

 

Dat zal voor ons allemaal een oefening zijn, maar ik denk dat wij een aantal richtlijnen moeten volgen. Dat is dat er verhoudingsgewijs een nieuw evenwicht moet kunnen komen tussen de drie-eenheid die u net zo goed als ik kent: de kosten voor het personeel, de kosten voor de investeringen en de kosten voor het onderhoud. Ik zal ter zake ook een voorstel doen, ondanks het feit dat de marge voor 2008 en 2009 om nieuwe investeringen te doen bijzonder klein zal zijn.

 

14.03  Luc Sevenhans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor de toelichting. Het personeel moet zich met andere woorden, zeker op korte termijn, geen zorgen maken, ook niet op het vlak van de werkingskosten.

 

Wat het budget betreft, ik heb daarover in het verleden al enkele malen een uitspraak gedaan. Ik heb in het verleden reeds gezegd dat als wij een leger willen hebben, wij ook rekening moeten houden met het feit dat het geld zal kosten. U hebt mij nooit horen praten over minder budget, integendeel. Als wij alles willen doen wat wij willen doen, hangt daaraan uiteraard een prijskaartje. Ik neem aan dat u dit ook weet. Ik heb dit in het verleden ook tegen de vorige verantwoordelijken, niet alleen de minister, gezegd. Men heeft mij toen altijd gezegd dat men ervoor zou zorgen dat alles kan worden betaald. Dat is in het verleden gelukt. Ik wens u daarmee ook veel succes. Ik hoop dat u dit jaar ook alles zult kunnen blijven betalen. U hanteert echter een andere deontologie. Ik vermoed dus dat u echt op uw centen zult moeten letten, mijnheer de minister. Ik weet dat de marge klein of onbestaande is. Ik begrijp dat niet iedereen kan kopen. Iemand koopt en iemand betaalt. Dat is ook een wet, mijnheer de minister. Ik denk dat u nu aan het betalen bent. Op lange termijn moet echter worden nagedacht over wat wij met Defensie willen doen, en of wij dat willen blijven betalen. Men kan beter iets meer uitgeven aan iets dat nuttig is, dan minder uitgeven aan iets dat nutteloos is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van de heer Gerald Kindermans aan de minister van Landsverdediging over "de 15de Wing" (nr. 1346)

15 Question de M. Gerald Kindermans au ministre de la Défense sur "le 15e Wing" (n° 1346)

 

15.01  Gerald Kindermans (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, er werd al een stuk van de sluier opgelicht toen daarnet werd gesproken over transport enzovoort.

 

Ik had graag een overzicht gekregen van de operationaliteit van de 15de Wing, zowel inzake toestellen als vliegend personeel.

 

15.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik stel voor dat de commissie ook eens een briefing zou meemaken met betrekking tot de 15de Wing in Melsbroek. Ik denk dat dit interessant zou zijn omdat ook heel veel vragen worden gesteld over de inzetbaarheid van onze C-130’s. Er zijn heel wat vernieuwingsprogramma’s. Er is de komst van de A-400 Empass in de tweede helft van het volgende decennium. Ik meen dat het goed zou zijn om dit via een plaatsbezoek de visu te bekijken. Ik heb de indruk dat vliegtuigen en alles wat ermee samenhangt altijd meer tot de verbeelding spreekt dan een aantal andere, minstens even belangrijke zaken in de Belgische strijdkrachten.

 

Ik zal kort zijn, mijnheer Kindermans. De 15de Wing is 7 dagen op 7 operationeel, voert wereldwijd opdrachten uit op zowel strategisch als tactisch niveau ten voordele van onze eenheden in operaties. De organieke vliegtuigen van de 15de Wing zijn 10 C-130 toestellen, 2 Airbussen A310, 4 Embraer ERJ van Braziliaanse makelij, 2 Falcons DA20 en 1 Falcon DA900. Het verschil is de omvang van het toestel.

 

De beschikbaarheid van deze vliegtuigen wordt bepaald door geplande en ten gevolge van pannes, niet-geplande maintenance activiteiten. De behoefte aan het varend personeel voor deze operationele vloot is 40 piloten en 20 boordmecaniciens voor de C-130, 9 piloten voor de A310, 18 piloten voor de ERJ, 7 piloten voor de Falcon DA900 en 10 piloten voor de Falcon DA20.

 

Wat betreft de beschikbaarheid van het vliegend personeel, zijn er de volgende tekorten. Er ontbreken 1 boordcommandant en 3 boordmecaniciens voor de C-130, 2 piloten voor de ERJ en 2 piloten voor de DA20.

 

Deze cijfers zijn bekomen door rekening te houden met het gekwalificeerd personeel van Defensie namelijk het organiek personeel van de 15e Wing, de reservisten, het personeel in een vrijwillige encadreringsprestatie en het personeel dat geaffecteerd is in een staf. Ik moet zeggen dat sinds 2 jaar inspanningen zijn geleverd om de effectieven van de 15e Wing te verbeteren.

 

Wat betreft het onderhoud van vele van deze toestellen, zoniet alle toestellen, zijn er natuurlijk ook samenwerkingsakkoorden met Sabena Technics, die zoals de naam zelf zegt, technisch van aard zijn. Ik zou ook graag hebben dat wij die middels een plaatsbezoek zouden kunnen gaan bekijken.

 

Ik heb dan nog voor u de beschikbaarheden van de verschillende types vliegtuigen voor 2007 meegebracht. De C-130’s waren voor 45% beschikbaar. Dat heeft te maken met het feit dat de toestellen verouderd zijn, maar upgedated. Alle Avionics zijn via een updatingsysteem van Boeing upgedated, maar zijn niet altijd allemaal operationeel.

 

Ten tweede is het ook zo dat de toestellen op de basis blijven wanneer er herstellingen moeten uitgevoerd worden aan andere.

 

De A310’s waren 52% beschikbaar voor de reden die ik u ook heb gezegd, gaande van kleine mankementen tot grotere en dan eigenlijk met een eind van vervangingsmogelijkheden binnen een aantal jaren. De ERJ en de 2 Falcons waren tussen de 82% en de 88% beschikbaar. Er is voor de C-130 een stijgende tendens.

 

Ik ga u al deze gegevens bezorgen en we zullen de techniciteit van heel het dossier kunnen onderzoeken wanneer wij ons ter plaatse vergewissen van de toestand.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

16 Question de M. Denis Ducarme au ministre de la Défense sur "l'acquisition des AIV destinés à remplacer les chars Léopard" (n° 1354)

16 Vraag van de heer Denis Ducarme aan de minister van Landsverdediging over "de aankoop van de AIV's ter vervanging van de Leopardtanks" (nr. 1354)

 

16.01  Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, revenons sur terre! Je fais allusion à l'armée de terre. La Belgique a choisi de remplacer ses chars Léopard (IA5 BE) pour 2011 par des AIV également appelés "Piranhas IIIC" ou encore "Strikers". Pour ce faire, une commande a été passée pour réceptionner 138 AIV entre 2007 et 2012 et 104 AIV entre 2012 et 2015, soit l'acquisition de 242 AIV au total.

 

Selon certaines sources, les 138 AIV devraient coûter au budget de la Défense plus de 500 millions d'euros. À ce titre, monsieur le ministre, pourriez-vous me communiquer le montant exact relatif à la commande de ces 138 AIV? Sur le total de 242 AIV, 99 devraient être utilisés au strict transport de troupes, 32 se verraient dotés de canons de 30 mm, 24 seraient destinés au commandement, 18 au génie, 17 à la technique et au dépannage, 12 à la fonction d'ambulance. En outre, 40 de ces AIV devraient être équipés de canons de 90 mm et seraient destinés à remplacer nos chars Léopard.

 

À l'époque où le choix devait être opéré, j'avais déposé une question parlementaire où je me faisais critique face à ce choix. Je ne fus pas le seul. Vous-même étiez intervenu dans ce sens. À l'heure à laquelle le ministre de la Défense change, je souhaitais me rendre compte si votre approche avait également changé depuis que vous avez endossé la fonction. Pour ma part, j'ai continué à travailler sur ce dossier et j'estime que le choix opéré en 2006 hypothèque de manière dramatique l'opérationnalité de notre armée de terre.

 

Primo, le choix des AIV 8x8 semble être une erreur pour ce qui concerne la mobilité du véhicule. Je fais notamment référence aux problèmes auxquels l'armée australienne a dû faire face au Timor. De même, tous les jours, l'armée américaine s'en rend compte à ses dépens en Irak. Ce sont des constats d'inefficacité sur le terrain d'opérations qui font progressivement revenir les armées à des véhicules sur chenilles.

 

Secundo, à l'heure où les armées réinvestissent dans des blindés lourds et, en particulier dans des chars, le blindage de l'AIV n'est pas adapté face à des tirs de chars – même anciens – ou de lance-roquettes. Les Américains s'en rendent compte en Irak où ils perdent régulièrement des Strikers sur le terrain d'opérations sous le feu des RPG 7 les plus rustiques. Une situation inquiétante à l'heure où la Russie met sur le marché des versions beaucoup plus évoluées du RPG, le RPG 29 si je ne m'abuse.

 

Tertio, toutes les tentatives de surblindage destinées à renforcer la protection des AIV échouent également régulièrement. Les pneus, n'ayant pas la résistance des chenilles, éclatent ou doivent être remplacés régulièrement. Bref, au jour où nous ne disposons pas encore des AIV, ceux-ci font quelque part déjà figure de véhicules du passé si on leur fait tenir une autre fonction que celle qui est prévue initialement, une fonction plus humanitaire. Il est vrai que ces dernières années, le volet humanitaire semble avoir prévalu par rapport aux objectifs en faveur de l'opérationnalité.

 

J'en viens au choix du calibre 90 mm à porter sur 40 AIV, stratégie prévue pour le remplacement de nos chars Léopard. Primo, si le 90 mm est bien un standard OTAN, nous serons les seuls à l'utiliser sur un terrain d'opérations. Nous ne rencontrons donc pas l'impératif d'interopérabilité. Secundo, notre AIV sera une cible facile pour un blindé équipé de calibre supérieur. Le standard mondial actuel est le calibre de 105 ou 120 mm. Je me répète, plus aucune armée européenne ne s'équipe aujourd'hui avec du 90 mm parce que notre 90 mm ne percera pas le blindage d'un char Léopard de la première génération. Au-delà de la question technique, c'est naturellement de la sécurité de nos militaires dont il s'agit.

 

Monsieur le ministre, comme cela serait sans doute souhaitable, en tout cas de mon point de vue, le marché relatif à l'achat des AIV peut-il être remis en question totalement ou en partie? Je me permets de faire référence à la question précédente dans laquelle j'affirmais que l'opérationnalité des chars Léopard excédait 2011.

 

À défaut, les 40 AIV destinés à porter les canons de 90 mm sont-ils prévus dans la première réception entre 2007 et 2012 ou durant la seconde, entre 2012 et 2015?

 

Joseph Henrotin, un expert renommé que vous connaissez vraisemblablement, exprimait dans la presse à cet égard qu'un moindre mal en la matière serait sans doute d'équiper nos AIV de canons de 105, lesquels sont également au catalogue de CMI. Cette option peut-elle envisagée?

 

Vous êtes le nouveau ministre de la Défense, par rapport à ce dossier, allez-vous enfoncer notre armée de terre dans l'erreur ou rectifier le tir?

 

16.02  Pieter De Crem, ministre: Cher collègue, je remarque que dans le cahier des charges relatif au marché des AIV, les soumissionnaires avaient la possibilité de proposer les calibres du canon direct Fire. Donc, le 90 mm ainsi que les 105 mm ont été proposés. Le soumissionnaire finalement choisi est Mowag avec le véhicule Piranha IIIC dans les différentes versions avec le canon direct Fire de 90 mm.

 

C'est un contrat en ce sens qui a été conclu par mon prédécesseur. Il comprend une tranche fixe de 138 véhicules et deux tranches conditionnelles de respectivement 81et 23 véhicules. Aujourd'hui, seule la tranche fixe a été levée. La livraison des 138 AIV DF 90 de la tranche fixe est prévue entre 2007 et 2012. Les véhicules des tranches conditionnelles, en ce inclus les 22 AIV DF 90, sont prévus entre 2012 et 2015.

 

Du point de vue technique et en tenant compte des mêmes exigences en matière de protection de l'équipage, il n'est pas possible de monter la tourelle 105 mm de CMI sur le Piranha IIIC. C'est le nœud du problème. D'un point de vue technique, c'est impossible. Je pense que nous avons effectué un mauvais choix en la matière. Vous avez parlé de l'opérationnalité; je partage votre conviction. De plus, l'interopérabilté de cette arme est inexistante.

 

Je vais vérifier l'état d'avancement de ce dossier pour voir s'il est encore possible d'apporter des modifications à ce sujet. Il y a tellement de clauses qui ont été introduites dans ce dossier que je dois vraiment le réexaminer. En tout cas, je partage votre point de vue.

 

16.03  Denis Ducarme (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie.

 

Je ne savais pas qu'il était techniquement impossible de monter la tourelle de 105 mm sur les AIV. Ce point est évidemment à mettre de côté.

 

Vous avez précisé que les contrats conclus prévoyaient une tranche fixe et une tranche conditionnelle. Il serait tout de même utile – si vous êtes convaincu comme moi de l'erreur – de geler dès à présent la tranche conditionnelle et de voir comment on peut travailler sur les 138 sur lesquels on ne pourrait pas revenir. Il faudrait vérifier et confirmer qu'on ne peut pas revenir sur ce marché.

 

16.04  Pieter De Crem, ministre: Je vais vérifier tous les aspects du dossier. Je propose que d'ici quelques semaines on reprenne la discussion.

 

À ce sujet, il est très intéressant de lire les déclarations de M. Johan Vande Lanotte qui était à cette époque vice-premier ministre du gouvernement précédent et qui a donné une très bonne esquisse de tous les tenants et aboutissants de ce dossier.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van de heer Robert Van de Velde aan de minister van Landsverdediging over "de humanitaire actie in Kananga" (nr. 1365)

17 Question de M. Robert Van de Velde au ministre de la Défense sur "l'action humanitaire à Kananga" (n° 1365)

 

17.01  Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de minister, mijn vraag gaat over Kananga en heeft eigenlijk een puur financiële inslag. De humanitaire actie – ik meen dat wij het daarover eens kunnen zijn – heeft, vooral door een schrijnend gebrek aan organisatie, voorbereiding en leadership, ons een aantal zorgen opgeleverd. Die zijn trouwens nooit naar boven gekomen.

 

U weet dat een 300-tal leerlingen opgeleid moest worden. Bij de aankomst, begin augustus, was er niemand. Dan zijn onze mensen ter plaatse – er waren toch een 50- of 60-tal mensen die wij gestuurd hebben – beginnen ronselen, als het ware. Zij moesten beginnen rondvliegen met de C-130 om leerlingen bij elkaar te schrapen. Ik heb hier compagnierapporten van bijvoorbeeld 24 augustus. Toen zijn er 110 bij elkaar geschraapt. Toen waren wij al een maand verder. Op 14 september waren er 275 leerlingen aanwezig, maar de namen waren zelfs niet bekend.

 

Dat ligt weliswaar niet voor 100% aan onze eigen organisatie. De afspraken met Congo waren op dat moment anders. Alle krediet daarvoor. Alleen meen ik dat het uiterst onvoorzichtig is, als legerstaf, dat men 50 mensen in zo’n avontuur stort, met alle mogelijke gevolgen voor de kosten die daaraan verbonden zijn.

 

Een ander probleem dat rees, was dat van de gereedschappen. Die hadden er moeten zijn. Dat was niet het geval. Daardoor is de hele operatie verlengd. Op dit moment duurt die verlenging een 45-tal dagen. Daarenboven er is de achterwacht waarin voorzien is: een 20-tal mensen dat daar opnieuw is.

 

Ik zal het lijstje van alle problemen die daar geweest niet volledig afgaan, maar het dossier zit vol gesmos, en er was een gebrek aan voorbereiding.

 

Ten slotte, uw voorganger heeft op een bepaald ogenblik een zekere Baravuga Salomon ontmoet, die op een of andere manier bij de operatie betrokken is geweest. Wat mij vooral opviel, is dat er 13 kisten met ongeveer 300 kilogram waar - wat dat ook mag geweest zijn - op een bepaald ogenblik landden in Kinshasa. Geen enkele daar aanwezige militair had enig idee wat het was. De kisten waren bestempeld als free samples en waren persoonlijke goederen of cadeaus voor die Salomon.

 

Mijn vraag is dan wie dat is, wat we daarmee doen en wat er daarmee in die toekomst zal gebeuren. Ik heb mijn vraag opgesplitst. Wat voor mij vooral van belang is om weten, is in welk budget er in 2007 was voorzien en wat er effectief is gespendeerd. Wat zullen we doen met de kosten die zijn gemaakt door het gebrek aan organisatie van de Congolese overheid? Zo moest er worden rondgevlogen om leerlingen op te halen en was er een gebrek aan organisatie in verband met de gereedschapskistenn waardoor de operatie moest worden verlengd. Wat zullen we daarmee doen?

 

Ik wil ook uw visie kennen over de kerel die daar geland is. Misschien is dat een hele goede man, maar wat doen we ermee, wie is dat?

 

Wat is uw visie op de toekomst van het project en in welk budget is voorzien voor 2008?

 

17.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega Van de Velde, ik zal vrij vlug door het antwoord gaan. Ik zal het u bezorgen. Het bevat een aantal specificaties met betrekking tot de bedragen.

 

De activiteit werd door de Ministerraad van 27 april begroot op 2,5 miljoen euro - 100 miljoen Belgische frank. Er is een vork tussen nettokosten en brutokosten daarvan. Ik zal u dat bezorgen.

 

U bent goed geïnformeerd, wat mij echter niet verwondert. Dat moet ook zo zijn.

 

Er is een inplaatsstelling geweest van een C-130 en een detachement van de 15de Wing voor een periode van twee maanden in de aanloopfase naar het project op het einde van de opdracht voor de duur van twee weken.

 

Dan is er de problematiek van de vlieguren die nog gepland zijn tot eind januari 2008. U hebt ook naar de achterwacht verwezen die daar nu is ontplooid. Dat zijn ongeveer 330 vlieguren. Ze maken deel uit van de fameuze trainingsprogramma’s op de C-130. Ze hebben een grote trainingswaarde voor de bemanningen en voor de ingezette militairen.

 

Dit is het eeuwige spanningsveld: hoewel de trainingsuren moeten gepresteerd worden in het kader van de opleiding, wil dat natuurlijk niet zeggen dat men die moet gebruiken als een voorwendsel om opdrachten uit te voeren waarvan de legitimiteit of het nut toch ter discussie kan worden gesteld. De bedoeling van de opdracht in Kananga staat ook in de libellé van het besluit van de Ministerraad.

 

Er zou materieel moeten aangekocht worden voor Congolese militairen, die moesten opgeleid worden. Dat materieel was bruikbaar wanneer ons Belgisch detachement zou vertrokken zijn. Het materieel dat door de Congolese autoriteiten moest worden aangekocht en waarvoor wij het geld gegeven hebben – ongeveer 54.000 euro – bestond uit drie basissets gereedschapskoffers, een gereedschapskoffer elektricien, een schrijnwerker, een loodgieter, een lasser, een metselaar en een collectief materieel. Dat materieel blijft daar. De oorspronkelijke bedoeling om het door onze landgenoten te laten recupereren bij het einde van de opdracht, zal wellicht niet kunnen gehaald worden. Het materieel is nu moeilijk recupereerbaar. Aan het einde van de opdracht zal men echter toch proberen om het te recupereren.

 

Ik heb niet alle informatie over de persoon waarover u hebt gesproken. Ik heb een onderzoek laten instellen naar het gebruik van het vliegtuig door de heer Baravuga Salomon.

 

Ik zal u daarover berichten in een volgende commissie. Ik zal die zaak met de grootste aandacht volgen. Ik wil ook een klaar en duidelijk antwoord van de generale staf om te duiden wie die persoon is, wat hij doet, in wiens opdracht hij heeft gehandeld en wat zijn meerwaarde is in de realisatie van ons project in Kananga. Ik zal erop staan dat er zo snel mogelijk een duidelijk antwoord wordt gegeven. Ik zal ook nagaan na wiens bemiddeling de persoon de opdracht of de zaken heeft kunnen uitvoeren die hij heeft uitgevoerd.

 

De Ministerraad van 23 november 2007 heeft beslist dat het militaire partnerschap met de RDC wordt voortgezet. Er zijn een aantal projecten in voorbereiding. In afwachting daarvan wordt een deel van het materieel nog ter plaatse gehouden en bewaakt door de achterwacht, zoals ik u heb gezegd, maar ik ben van plan om onze aanwezigheid en onze acties die we ondernemen op heel het grondgebied van Congo, in samenspraak met mijn collega van Buitenlandse Zaken, aan een grondig onderzoek te onderwerpen en te zien hoe we die in de toekomst al dan niet zullen voortzetten.

 

17.03  Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor het uitgebreide antwoord. Ik zou ook graag het mapje ontvangen. Ik denk dat we daarop zeker en vast nog moeten terugkomen. Ik vrees dat er een patroon in dit soort van operaties ontdekt kan worden dat zeker en vast niet de bedoeling mag zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 13.15 uur.

La réunion publique de commission est levée à 13.15 heures.