KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
CRIV 52 COM 065
CRIV 52 COM 065
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRESENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET
VERTAALD BEKNOPT VERSLAG
VAN DE TOESPRAKEN
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTEGRAL
AVEC
COMPTE RENDU ANALYTIQUE TRADUIT
DES INTERVENTIONS
C
OMMISSIE VOOR DE
V
OLKSGEZONDHEID
,
HET
L
EEFMILIEU EN DE MAATSCHAPPELIJKE
H
ERNIEUWING
C
OMMISSION DE LA
S
ANTE PUBLIQUE
,
DE
L
'E
NVIRONNEMENT ET DU
R
ENOUVEAU DE LA
S
OCIETE
woensdag
mercredi
16-01-2008
16-01-2008
Voormiddag
Matin
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
cdH
centre démocrate Humaniste
CD&V - N-VA
Christen-Democratisch en Vlaams Nieuw-Vlaamse Alliantie
Ecolo-Groen!
Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales Groen!
FN
Front National
LDD
Lijst Dedecker
MR
Mouvement réformateur
Open Vld
Open Vlaamse Liberalen en Democraten
PS
Parti Socialiste
sp.a-spirit
Socialistische Partij Anders Sociaal progressief internationaal, regionalistisch integraal democratisch toekomstgericht
VB
Vlaams Belang
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 52 0000/000 Parlementair stuk van de 52e zittingsperiode + basisnummer en
volgnummer
DOC 52 0000/000
Document parlementaire de la 52e législature, suivi du n° de
base et du n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
voorlopige versie van het Integraal Verslag (groene kaft)
CRIV
version provisoire du Compte Rendu Intégral (couverture verte)
CRABV
Beknopt Verslag (blauwe kaft)
CRABV
Compte Rendu Analytique (couverture bleue)
CRIV
Integraal Verslag, met links het definitieve integraal verslag en
rechts het vertaalde beknopt verslag van de toespraken (met
de bijlagen)
(PLEN: witte kaft; COM: zalmkleurige kaft)
CRIV
Compte Rendu Intégral, avec, à gauche, le compte rendu
intégral définitif et, à droite, le compte rendu analytique traduit
des interventions (avec les annexes)
(PLEN: couverture blanche; COM: couverture saumon)
PLEN
plenum
PLEN
séance plénière
COM
commissievergadering
COM
réunion de commission
MOT
alle moties tot besluit van interpellaties (op beigekleurig papier)
MOT
motions déposées en conclusion d'interpellations (papier beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail :
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes :
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail :
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Vraag van de heer Fouad Lahssaini aan de
minister van Landsverdediging over "renten die
onrechtmatig
zouden
zijn
uitbetaald
aan
werkweigeraars voor de verplichte tewerkstelling"
(nr. 1157)
1
Question de M. Fouad Lahssaini au ministre de la
Défense sur "des rentes qui auraient été versées
indûment à des réfractaires au travail obligatoire"
(n° 1157)
1
Sprekers: Fouad Lahssaini, Pieter De Crem,
minister van Landsverdediging
Orateurs: Fouad Lahssaini, Pieter De Crem,
ministre de la Défense
Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "het opstarten van een grensoverschrijdende
MUG-dienst" (nr. 1078)
3
Question de M. Jean-Luc Crucke à la ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur "le
lancement d'un SMUR transfrontalier" (n° 1078)
3
Sprekers:
Jean-Luc
Crucke,
Laurette
Onkelinx, minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Orateurs:
Jean-Luc
Crucke,
Laurette
Onkelinx, ministre des Affaires sociales et de
la Santé publique
Samengevoegde vragen van
5
Questions jointes de
6
- mevrouw Nathalie Muylle aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
balans na één jaar rookverbod" (nr. 1111)
5
- Mme Nathalie Muylle à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "le bilan
après un an d'interdiction de fumer" (n° 1111)
6
- de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
evaluatie van het rookverbod één jaar na de
invoering ervan" (nr. 1277)
5
- M. Jean-Luc Crucke à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "l'interdiction
de fumer évaluée après un an" (n° 1277)
6
- de heer Koen Bultinck aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "een
evaluatie van het rookverbod" (nr. 1325)
6
- M. Koen Bultinck à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "une
évaluation de l'interdiction de fumer" (n° 1325)
6
Sprekers: Nathalie Muylle, Jean-Luc Crucke,
Laurette Onkelinx, minister van Sociale
Zaken en Volksgezondheid, Koen Bultinck
Orateurs: Nathalie Muylle, Jean-Luc Crucke,
Laurette Onkelinx, ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique, Koen
Bultinck
Vraag van mevrouw Katia della Faille de
Leverghem aan de minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid over "dierproeven" (nr. 1123)
11
Question de Mme Katia della Faille de Leverghem
à la ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique sur "les expérimentations animales"
(n° 1123)
11
Sprekers: Katia della Faille de Leverghem,
Laurette Onkelinx, minister van Sociale
Zaken en Volksgezondheid
Orateurs: Katia della Faille de Leverghem,
Laurette Onkelinx, ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique
Vraag van mevrouw Katia della Faille de
Leverghem aan de minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
over
"levenseindezorg"
(nr. 1125)
14
Question de Mme Katia della Faille de Leverghem
à la ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique sur "les soins palliatifs" (n° 1125)
14
Sprekers: Katia della Faille de Leverghem,
Laurette Onkelinx, minister van Sociale
Zaken en Volksgezondheid
Orateurs: Katia della Faille de Leverghem,
Laurette Onkelinx, ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique
Samengevoegde vragen van
16
Questions jointes de
16
- de heer François Bellot aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
registratie van gegevens van de mobiele
urgentiegroepen
(MUG's)
vanaf
1 september 2007" (nr. 1136)
16
- M. François Bellot à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur
"l'enregistrement de données des services
mobiles
d'urgence
(SMUR)
à
partir
du
1er septembre 2007" (n° 1136)
16
- de heer Georges Gilkinet aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het
verzamelen van de medische gegevens met
toepassing van het koninklijk besluit van
27 april 2007" (nr. 1362)
16
- M. Georges Gilkinet à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "la collecte
des données médicales dans le cadre de l'arrêté
royal du 27 avril 2007" (n° 1362)
16
Sprekers: François Bellot, Georges Gilkinet,
Orateurs: François Bellot, Georges Gilkinet,
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
ii
Laurette Onkelinx, minister van Sociale
Zaken en Volksgezondheid
Laurette Onkelinx, ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique
Samengevoegde vragen van
22
Questions jointes de
22
- mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
Belgisch-Duitse
grensoverschrijdende
samenwerking inzake dringende hulpverlening"
(nr. 1137)
22
- Mme Kattrin Jadin à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "la
coopération transfrontalière entre la Belgique et
l'Allemagne en matière de services de secours
d'urgence" (n° 1137)
22
- de heer Josy Arens aan de minister van Sociale
Zaken en Volksgezondheid over "het verdrag
inzake
de
grensoverschrijdende
dringende
medische hulpverlening" (nr. 1257)
22
- M. Josy Arens à la ministre des Affaires sociales
et de la Santé publique sur "la convention relative
aux soins d'urgence transfrontaliers" (n° 1257)
22
Sprekers: Kattrin Jadin, Josy Arens,
Laurette Onkelinx, minister van Sociale
Zaken en Volksgezondheid
Orateurs: Kattrin Jadin, Josy Arens,
Laurette Onkelinx, ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique
Vraag van mevrouw Valérie De Bue aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "het alcoholactieplan" (nr. 1162)
23
Question de Mme Valérie De Bue à la ministre
des Affaires sociales et de la Santé publique sur
"le plan alcool" (n° 1162)
23
Sprekers:
Valérie
De
Bue,
Laurette
Onkelinx, minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Orateurs: Valérie De Bue, Laurette Onkelinx,
ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique
Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister
van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "een
interventie van de dienst 100 in Hoeilaart"
(nr. 1169)
25
Question de M. Michel Doomst à la ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur "une
intervention du service 100 à Hoeilaart" (n° 1169)
25
Sprekers:
Michel
Doomst,
Laurette
Onkelinx, minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Orateurs:
Michel
Doomst,
Laurette
Onkelinx, ministre des Affaires sociales et de
la Santé publique
Vraag van mevrouw Véronique Salvi aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "de verlenging van de overeenkomst
continue
verzorging
van
kinderen,
verbindingsverpleegstersteam" (nr. 1173)
27
Question de Mme Véronique Salvi à la ministre
des Affaires sociales et de la Santé publique sur
"la reconduction de la convention 'Soins Continus
Enfants, équipe d'infirmières de liaison'" (n° 1173)
27
Sprekers:
Véronique
Salvi,
Laurette
Onkelinx, minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Orateurs:
Véronique
Salvi,
Laurette
Onkelinx, ministre des Affaires sociales et de
la Santé publique
Samengevoegde vragen van
29
Questions jointes de
29
- mevrouw Katia della Faille de Leverghem aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "het tekort aan jeugdpsychiaters" (nr. 1190)
29
- Mme Katia della Faille de Leverghem à la
ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique sur "le manque de pédopsychiatres"
(n° 1190)
29
- de heer Koen Bultinck aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het
tekort aan kinder- en jeugdpsychiaters" (nr. 1324)
29
- M. Koen Bultinck à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "le manque
de psychiatres infanto-juvéniles" (n° 1324)
29
Sprekers: Katia della Faille de Leverghem,
Koen Bultinck, Laurette Onkelinx, minister
van Sociale Zaken en Volksgezondheid
Orateurs: Katia della Faille de Leverghem,
Koen Bultinck, Laurette Onkelinx, ministre
des Affaires sociales et de la Santé publique
Vraag van mevrouw Josée Lejeune aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "de ongewenste nevenwerkingen van nieuwe
geneesmiddelen" (nr. 1193)
33
Question de Mme Josée Lejeune à la ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur "les
effets indésirables des nouveaux médicaments"
(n° 1193)
33
Sprekers: Josée Lejeune, Laurette Onkelinx,
minister
van
Sociale
Zaken
en
Volksgezondheid
Orateurs: Josée Lejeune, Laurette Onkelinx,
ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique
Vraag van de heer Flor Van Noppen aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
35
Question de M. Flor Van Noppen à la ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur "la
35
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
iii
over "de opvangcapaciteit van ziekenhuizen in het
geval van het uitbreken van een pandemie"
(nr. 1221)
capacité d'accueil des hôpitaux en cas de
pandémie" (n° 1221)
Sprekers: Flor Van Noppen, Laurette
Onkelinx, minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Orateurs: Flor Van Noppen, Laurette
Onkelinx, ministre des Affaires sociales et de
la Santé publique
Samengevoegde vragen van
38
Questions jointes de
38
- mevrouw Josée Lejeune aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het
advies van de Orde van geneesheren over het
militair hospitaal Koningin Astrid" (nr. 1222)
38
- Mme Josée Lejeune à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur "l'avis de
l'Ordre des médecins sur l'hôpital militaire Reine
Astrid" (n° 1222)
38
- de heer Georges Gilkinet aan de minister van
Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de
uitbreiding van de ziekenhuiswet tot het militair
hospitaal Koningin Astrid en de wenselijkheid van
de overdracht van de gezondheidszorg in
gevangenissen van de FOD Justitie naar de FOD
Volksgezondheid" (nr. 1363)
38
- M. Georges Gilkinet à la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique sur
"l'élargissement de la loi sur les hôpitaux à
l'hôpital militaire Reine Astrid et l'opportunité d'un
transfert des soins de santé dans les prisons du
SPF Justice au SPF Santé publique" (n° 1363)
38
Sprekers: Josée Lejeune, Georges Gilkinet,
Laurette Onkelinx, minister van Sociale
Zaken en Volksgezondheid
Orateurs: Josée Lejeune, Georges Gilkinet,
Laurette Onkelinx, ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique
Vraag van mevrouw Carine Lecomte aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "de voorschriften met betrekking tot het
dierenwelzijn in dierentuinen" (nr. 1262)
44
Question de Mme Carine Lecomte à la ministre
des Affaires sociales et de la Santé publique sur
"les prescriptions en matière de bien-être animal
dans les parcs zoologiques" (n° 1262)
44
Sprekers:
Carine
Lecomte,
Laurette
Onkelinx, minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Orateurs:
Carine
Lecomte,
Laurette
Onkelinx, ministre des Affaires sociales et de
la Santé publique
Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "de ontdekking van een voor de mens
gevaarlijke variant van het vogelgriepvirus in
Israël" (nr. 1266)
45
Question de M. Wouter De Vriendt à la ministre
des Affaires sociales et de la Santé publique sur
"la découverte, en Israël, d'une variante de la
grippe aviaire potentiellement dangereuse pour
l'homme" (n° 1266)
45
Sprekers: Wouter De Vriendt, Laurette
Onkelinx, minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Orateurs: Wouter De Vriendt, Laurette
Onkelinx, ministre des Affaires sociales et de
la Santé publique
Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "nevenwerkingen van een middel om te
stoppen met roken, de maatregelen van het
ministerie van Volksgezondheid en de aan de
patiënten verstrekte informatie" (nr. 1267)
46
Question de M. Georges Gilkinet à la ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique sur "des
constatations
d'effets
secondaires
d'un
médicament anti-tabac, les mesures prises par le
ministère de la Santé et l'information donnée aux
patients" (n° 1267)
46
Sprekers:
Georges
Gilkinet,
Laurette
Onkelinx, minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Orateurs:
Georges
Gilkinet,
Laurette
Onkelinx, ministre des Affaires sociales et de
la Santé publique
Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan
de
minister
van
Sociale
Zaken
en
Volksgezondheid over "de verhoogde kans op
leukemie bij kinderen die wonen in de buurt van
kerncentrales" (nr. 1302)
49
Question de Mme Tinne Van der Straeten à la
ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique sur "le risque accru de leucémie auquel
sont exposés les enfants habitant à proximité de
centrales nucléaires" (n° 1302)
49
Sprekers: Tinne Van der Straeten, Laurette
Onkelinx, minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Orateurs: Tinne Van der Straeten, Laurette
Onkelinx, ministre des Affaires sociales et de
la Santé publique
Vraag van mevrouw Carine Lecomte aan de
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "dierenmishandeling" (nr. 1322)
51
Question de Mme Carine Lecomte à la ministre
des Affaires sociales et de la Santé publique sur
"la maltraitance animale" (n° 1322)
51
Sprekers:
Carine
Lecomte,
Laurette
Orateurs:
Carine
Lecomte,
Laurette
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
iv
Onkelinx, minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Onkelinx, ministre des Affaires sociales et de
la Santé publique
Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan
de
minister
van
Sociale
Zaken
en
Volksgezondheid over "het toenemend aantal
gevallen van longkanker bij niet-rokende
vrouwen" (nr. 1356)
52
Question de Mme Tinne Van der Straeten à la
ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique sur "le nombre croissant de cancers du
poumon chez les femmes non-fumeuses"
(n° 1356)
52
Sprekers: Tinne Van der Straeten, Laurette
Onkelinx, minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid
Orateurs: Tinne Van der Straeten, Laurette
Onkelinx, ministre des Affaires sociales et de
la Santé publique
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE
VOLKSGEZONDHEID, HET
LEEFMILIEU EN DE
MAATSCHAPPELIJKE
HERNIEUWING
COMMISSION DE LA SANTE
PUBLIQUE, DE
L'ENVIRONNEMENT ET DU
RENOUVEAU DE LA SOCIETE
van
WOENSDAG
16
JANUARI
2008
Voormiddag
______
du
MERCREDI
16
JANVIER
2008
Matin
______
La séance est ouverte à 10.06 heures et présidée par Mme Muriel Gerkens.
De vergadering wordt geopend om 10.06 uur en voorgezeten door mevrouw Muriel Gerkens.
01 Question de M. Fouad Lahssaini au ministre de la Défense sur "des rentes qui auraient été versées
indûment à des réfractaires au travail obligatoire" (n° 1157)</b>
01 Vraag van de heer Fouad Lahssaini aan de minister van Landsverdediging over "renten die
onrechtmatig zouden zijn uitbetaald aan werkweigeraars voor de verplichte tewerkstelling" (nr. 1157)
01.01 Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, je
voudrais tout d'abord émettre une remarque sur le titre de ma
question. Elle aurait pu s'intituler "une rente indûment réclamée à des
personnes par les services des Finances".
J'avais déjà posé cette question à votre prédécesseur, monsieur le
ministre. Permettez-moi de vous interroger sur la situation d'une
personne réfractaire au travail obligatoire durant la Seconde Guerre
mondiale. Cette personne a reçu une lettre émanant du Service public
fédéral des Finances lui demandant le remboursement d'une rente
qui lui aurait été versée indûment au titre de la grande clandestinité.
Cette rente existe depuis 1967 pour les réfractaires au travail
obligatoire, c'est-à-dire des citoyens belges qui ont vécu dans la
clandestinité en raison de leur refus du travail obligatoire imposé par
les Allemands durant la Seconde Guerre mondiale.
Il convient de noter que les déportés obligatoires, c'est-à-dire des
citoyens belges qui ont obéi aux ordres des nazis et se sont rendus
en Allemagne pour y travailler, ont également droit à cette rente
depuis 1967.
Par une loi parue le 11 janvier 2003 et prévoyant de nouvelles
mesures en faveur des victimes de la guerre, les citoyens belges qui
ont dû vivre dans la clandestinité en raison de persécutions raciales
c'est-à-dire principalement des juifs, mais également quelques
centaines de tziganes peuvent aussi bénéficier de cette rente.
Toutes ces victimes civiles de la guerre les réfractaires au travail
obligatoire, les déportés obligatoires, les juifs et les tziganes
peuvent aussi demander l'application de la loi de 1954 qui prévoit une
pension d'invalidité pour ceux qui ont gardé des séquelles
invalidantes consécutives à leurs conditions de vie durant la guerre.
01.01 Fouad Lahssaini (Ecolo-
Groen!): Iemand die tijdens de
Tweede
Wereldoorlog
werk-
weigeraar voor de verplichte
tewerkstelling was, heeft een brief
gekregen van de FOD Financiën
waarin hij wordt verzocht de rente
ingevolge clandestiniteit die hem
werd uitgekeerd, terug te betalen.
De
onverenigbaarheid
tussen
rente en pensioen waarin de wet
van 2003 voorziet en waarop de
administratie zich baseert, werd
echter door het Grondwettelijk Hof
onwettig bevonden.
Wanneer een rente en een
pensioen samen worden aange-
vraagd,
schorst
de
dienst
Oorlogsslachtoffers
de
rente-
toelagen in afwachting van een
beslissing over het pensioen,
waardoor tal van slachtoffers in
financiële problemen komen.
Hoe zal u erop toezien dat het
arrest van het Grondwettelijk Hof
wordt nageleefd opdat de dienst
de terecht uitgekeerde rente-
bedragen
niet
meer
zou
terugvorderen?
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
2
Ainsi, depuis 1967, les réfractaires au travail obligatoire et les
déportés obligatoires peuvent cumuler rente et pension.
Monsieur le ministre, votre prédécesseur avait décidé d'introduire,
dans la loi de 2003, un article 15 prévoyant pour les clandestins en
raison de "persécutions raciales", une incompatibilité entre rente et
pension.
Dans un arrêt du 12 juillet 2007, la Cour constitutionnelle de Belgique
a considéré que cette incompatibilité qui s'applique aux raisons
raciales est bien évidemment illégale quand elle introduit des
différences entre citoyens belges.
Monsieur le ministre, le Service des Victimes de la Guerre a toujours
appliqué la loi de 2003 au plus grand désavantage de ces victimes.
C'est ainsi que si elles demandaient en même temps la rente et la
pension, et jusqu'à ce qu'une décision concernant la pension ait été
prise, il suspendait l'allocation de la rente. Ces personnes se
retrouvaient donc sans rien. Cela mettait nombre de victimes dans
l'embarras financier, dès lors que l'on sait que la procédure pour
l'octroi de la pension peut prendre plusieurs années.
Je n'évoque ici que la dimension financière. Je ne veux pas ouvrir le
chapitre humain lié à l'histoire de toutes ces personnes victimes de
conséquences graves dues à leurs conditions de vie pendant la
Seconde Guerre mondiale. Je me limite à notre loi et à la réaction de
la Cour constitutionnelle.
Monsieur le ministre, quelles mesures comptez-vous prendre pour
faire respecter l'arrêt de la Cour constitutionnelle, afin que le service
ne réclame plus les sommes versées à bon droit pour la rente?
01.02 Pieter De Crem, ministre: Madame la présidente, cher
collègue, la question que vous m'avez adressée concerne bien des
mesures prises par mon prédécesseur, comment vous l'avez
mentionné.
Depuis la fin de la Seconde Guerre mondiale, il existe en Belgique
une vaste législation réservant des avantages financiers à certaines
catégories de victimes de guerre, telle la loi du 11 avril 2003 qui crée
une rente de clandestinité en faveur des personnes qui, en raison des
persécutions raciales, ont été contraintes de vivre dans la
clandestinité.
Le but du législateur était d'offrir un avantage financier à certaines
catégories de personnes d'origine juive qui n'ont jamais pu en
bénéficier auparavant. On a donc stipulé clairement dans la loi
l'interdiction de cumuler plusieurs avantages financiers en vertu de la
qualité de victime de guerre.
C'est le sens de l'article 15, §1, b, 3° de ladite loi qui interdit le cumul
d'une pension d'invalidité civile de guerre et d'une rente de
clandestinité.
C'est en exécution de cette disposition légale que l'administration,
après l'octroi d'une pension d'invalide de guerre à l'intéressé en plus
de la rente de clandestinité, récupérait le montant indûment perçu de
la rente de clandestinité.
01.02 Minister Pieter De Crem:
Het verbod om, in hoedanigheid
van oorlogsslachtoffer, verschil-
lende financiële voordelen te
cumuleren werd in de wet
opgenomen om bepaalde catego-
rieën van mensen van joodse
origine die daar voordien nooit
hebben kunnen van genieten een
financieel voordeel te bieden. Het
arrest van het Grondwettelijk Hof
vernietigt de betwiste wettelijke
bepaling niet. Dit blijft namelijk het
prerogatief van de wetgever. In
afwachting
van
een
nieuwe
wetgeving gaat de administratie
niet
langer
door
met
de
terugvordering van de onterecht
gestorte bedragen, maar schort ze
voorlopig de betaling op van de
rente
toegekend
ingevolge
clandestiniteit,
indien
de
begunstigde van de rente ook een
burgerlijk
oorlogsinvaliditeits-
pensioen geniet.
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
3
La Cour constitutionnelle a fait savoir dans son arrêt du
12 juillet 2007, sur les questions préjudicielles posées par le Conseil
d'Etat, que l'article de la loi du 11 avril 2003 que nous venons de
mentionner, dans la mesure où il interdit le cumul entre la rente qu'il
instaure et la pension d'invalidité civile de la guerre viole les articles
10 et 11 de la Constitution. Mais cet arrêt rendu sur cette question
préjudicielle n'annule pas la disposition légale litigieuse. C'est en effet
le législateur qui est seul compétent pour supprimer la discrimination
relevée par la Cour en modifiant la loi.
Il s'agit aussi d'un souci de sécurité juridique et, dans l'attente d'une
législation nouvelle, l'administration ne procède plus maintenant à la
récupération des sommes indûment versées au titre de la rente de
clandestinité, comme nous le savons, mais elle doit néanmoins
suspendre temporairement le paiement de la rente dans le cas où le
titulaire de la rente jouirait également de la pension d'invalide civil de
guerre.
Dès que la modification législative abrogeant l'interdiction de cumul
entrera en vigueur, et c'est un engagement, l'administration va
procéder d'office à la révision des dossiers litigieux et liquidera aux
intéressés les sommes dues en vertu de la rente de clandestinité dont
ils sont titulaires et auxquelles ils ont droit.
Zodra de wijziging in de wetgeving
van
kracht
wordt,
zal
de
administratie de betwiste dossiers
opnieuw bekijken en de krachtens
de rente ingevolge clandestiniteit
verschuldigde bedragen betalen.
01.03 Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, je
ne peux que me réjouir de la réponse claire et complète de M. le
ministre.
Monsieur le ministre, je ne sais pas si vous avez déjà envisagé de
modifier cette loi, mais, pour ma part, j'ai élaboré une proposition de
loi qui pourrait être déposée assez rapidement afin de régler cette
question.
01.03 Fouad Lahssaini (Ecolo-
Groen!): Ik wil u bedanken voor uw
duidelijke en volledige antwoord. Ik
heb een wetsvoorstel uitgewerkt
dat op korte termijn kan worden
ingediend, zodat deze kwestie kan
worden geregeld.
01.04 Pieter De Crem, ministre: Monsieur Lahssaini, peut-être
pourrions-nous travailler de concert.
Je vous propose donc de déposer votre proposition pour que nos
services puissent s'en charger. Ainsi, peut-être pourrait-elle être votée
au moment du vote du budget et de la loi-programme.
01.04 Minister Pieter De Crem:
Ik stel voor dat u uw wetsvoorstel
indient, zodat onze diensten het
verder kunnen behandelen. Zo
kan er wellicht reeds over worden
gestemd bij de bespreking van de
begroting en de programmawet.
La présidente: De cette façon, la question devrait pouvoir être réglée, fin février, début mars.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Le développement des questions et interpellations est suspendu de 10.15 heures à 10.38 heures.
De behandeling van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 10.15 uur tot 10.38 uur.
02 Question de M. Jean-Luc Crucke à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le
lancement d'un SMUR transfrontalier" (n° 1078)</b>
02 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"het opstarten van een grensoverschrijdende MUG-dienst" (nr. 1078)
02.01 Jean-Luc Crucke (MR): Madame la présidente, madame la
ministre, l'Observatoire franco-belge de la santé comme beaucoup
d'organismes en début d'année fait le bilan de l'année écoulée et
02.01 Jean-Luc Crucke (MR):
Het Belgisch-Franse Gezondheids-
observatorium
kondigt
de
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
4
envisage les perspectives pour l'année à venir.
Un point a attiré l'attention de tout le monde, à savoir la mise sur pied,
à partir du 1
er
janvier 2008, d'un SMUR transfrontalier.
Selon les lectures, il s'agirait d'une première convention en Europe,
dans laquelle les aspects médicaux, administratifs et financiers sont
réglés. C'est en tout cas ce que le communiqué relève. Étant donné
que je n'ai pas trouvé la convention, je me suis dit que je n'allais pas
m'énerver à chercher plus loin et que j'allais vous interroger.
Comment se déroulent les choses en pratique? Quels sont les
centres concernés - en France, c'est le 15; en Belgique, le 100?
Quelle est l'étendue de la zone transfrontalière? Qui gère les appels
et qui décide du SMUR à envoyer? Comment apprécie-t-on les
données de l'intervention en termes de temps et en termes de
résultat?
Il faut reconnaître que c'est original et que cela constitue un atout
pour le service d'intervention mais, sur le plan financier, comment la
part que la Belgique doit prendre en charge est-elle calculée? Sur la
base de quels critères? Enfin, peut-on aujourd'hui, après quelques
semaines, tirer un premier bilan du "baptême du feu", façon de
parler?
oprichting
van
een
grens-
overschrijdende mobiele urgentie-
groep (MUG) aan. Voor de eerste
keer in Europa worden de
medische,
administratieve
en
financiële
aspecten
van
de
hulpverlening bij overeenkomst
geregeld.
Hoe verlopen de zaken in de
praktijk? Welke centra zijn er
daarbij betrokken? Hoe groot is
het grensgebied? Wie beheert de
oproepen en wie beslist welke
MUG moet uitrukken? Hoe worden
de duur en de resultaten van de
interventie gemeten? Op welke
basis
wordt
de
Belgische
financiële deelname berekend? Is
het mogelijk om een eerste balans
op te maken van dit initiatief dat op
1 januari 2008 van start ging?
02.02 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, je vous
transmettrai la convention afin que vous puissiez la distribuer aux
membres, ce qui leur permettra d'en connaître tous les détails.
Je me limiterai à quelques observations. Voilà des années qu'il existe
une réciprocité entre la France et la Belgique. La convention ne fait
finalement que formaliser et organiser ce qui se passe sur le terrain,
où il n'y a pas de problèmes particuliers et c'est tant mieux!
Je souhaite vous rappeler quelques principes fondateurs de la
convention. Les moyens sont requis selon les règles en vigueur dans
le pays demandeur; les actes posés sont conformes à ce pour quoi le
moyen envoyé est formé et autorisé dans son pays de départ; la
réquisition est réalisée par le centre d'appel compétent pour le moyen
utilisé; la réquisition se veut un appui et non une réponse structurelle,
mais cela, vous le verrez dans le corps de la convention.
En Belgique, les centres 100 concernés sont Bruges, Mons, Namur et
Arlon. En France, quatre associations régionales d'hospitalisation sont
concernées. La principale utilisation sera sur Mons avec le centre 15
de Lille. Bruges sera concernée par une vingtaine d'interventions par
an. Le Luxembourg, Bouillon notamment, est à l'étude.
Les zones géographiques sont esquissées dans les annexes
opérationnelles de la convention. En effet, la gestion des secours en
Belgique est basée sur l'aide adéquate la plus proche. Les zones sont
donc dynamiques et s'adaptent en fonction de la situation et des
moyens déjà engagés ailleurs. J'y reviendrai dans le cadre de la
réponse à une autre question qui me sera posée ce matin.
Le facteur démographique n'a aucun impact sur le dispatching des
moyens.
02.02
Minister Laurette
Onkelinx: De overeenkomst, die
binnen twee jaar zal worden
geëvalueerd,
bevestigt
de
wederkerigheid die op dat vlak al
jaren tussen Frankrijk en België
bestaat. Ik zal u een kopie ervan
ter
beschikking
stellen.
De
grondbeginselen zijn de volgende:
de middelen worden gevorderd
volgens de regels van het
verzoekende land; de handelingen
stemmen overeen met het doel
waartoe het uitgestuurde middel in
het vertrekland gevormd en
toegelaten werd; de vordering
geschiedt door de oproepcentrale
die
bevoegd
is
voor
het
aangewende middel; de bedoeling
van de vordering is een tijdelijke
oplossing te bieden, niet een
structureel antwoord.
In België zijn de betrokken centra
Brugge, Bergen, Namen en
Aarlen. Er wordt nagegaan of
Luxemburg ook bij het project kan
worden betrokken. In Frankrijk zijn
vier
regionale
ziekenhuis-
associaties hierbij betrokken.
Het beheer van de noodhulp in
België is gebaseerd op het
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
5
Le temps d'intervention est apprécié en fonction de l'utilisation des
outils de chaque centrale, comme pour une mission normale. Il faut
simplement ajouter un temps d'activation pour le contact avec la
centrale-soeur, ce qui prend quelques secondes.
La situation est la même pour une mission entre deux provinces
belges. Les centrales concernées sont en outre aidées par le logiciel
CityGis. D'une part, l'échange d'informations est effectué par les
centrales concernées; d'autre part, les SMUR français doivent
recevoir une radio ASTRID ainsi qu'une formation pour communiquer
avec les moyens belges.
En ce qui concerne la gestion des appels à l'aide, le centre
territorialement compétent gère la mission. L'envoi est, quant à lui,
demandé à la centrale en charge de la localisation initiale du moyen.
En outre, les préposés du système unifié 100 sont seuls compétents
pour requérir les moyens belges. La procédure ne change donc pas.
Pour ce qui est des modalités financières, elles sont toujours en cours
d'élaboration et je ne peux donc pas vous donner de précisions à ce
sujet.
Un rapport annuel est prévu dans la convention et une évaluation de
celle-ci doit avoir lieu dans les deux ans. Il est évident que le but de
cette évaluation est d'être utile à la gestion des interventions.
Cela dit, vous trouverez les réponses à vos autres questions dans la
convention.
La présidente: Je propose de faire photocopier cette convention et
de mettre des copies à la disposition des membres.
beginsel van de dichtstbijzijnde
passende hulp. De geografische
zones in ons land zijn derhalve
dynamisch en worden aangepast
rekening houdend met de reeds
ingezette middelen. De demo-
grafische factor speelt daarbij
geen enkele rol.
Bij de beoordeling van de
interventietijd
wordt,
zoals
gewoonlijk, rekening gehouden
met de aanwending van de
middelen van elke centrale. Die
centrales zijn overigens met de
CityGIS-software uitgerust.
De uitwisseling van informatie
gebeurt
door
de
betrokken
centrales. De Franse MUG's
moeten uitgerust zijn om met de
Belgische
middelen
te
communiceren.
Het
centrum
dat
territoriaal
bevoegd is voor hulpoproepen
staat in voor het beheer van de
opdrachten. De oproep wordt
uitgestuurd naar de centrale die
bevoegd is voor de initiële locatie
van het middel. De operatoren van
de dienst 100 blijven als enigen
bevoegd
om
de
Belgische
middelen te vorderen.
De financiële modaliteiten worden
momenteel uitgewerkt.
02.03 Jean-Luc Crucke (MR): Madame la présidente, je tiens tout
d'abord à remercier Mme la ministre pour sa réponse. J'entends bien
que, finalement, on a officialisé une pratique qui avait déjà cours sur
le terrain et c'est tant mieux!
Étant donné que M. Demotte parlait d'une "première", je me dis qu'il a
parfois tendance à se gausser. Toutefois, je dois reconnaître que cela
fait du bien en début d'année.
La présidente: Monsieur Crucke, M. Demotte n'est peut-être pas le
seul à s'être gaussé de certaines choses dans ces moments difficiles.
02.03 Jean-Luc Crucke (MR):
Hoewel met deze overeenkomst
enkel maar praktijken worden
geofficialiseerd die al lang worden
toegepast, men kan zich alleen
maar
verheugen
over
de
goedkeuring ervan.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Samengevoegde vragen van
- mevrouw Nathalie Muylle aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de balans na
één jaar rookverbod" (nr. 1111)
- de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de evaluatie
van het rookverbod één jaar na de invoering ervan" (nr. 1277)
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
6
- de heer Koen Bultinck aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "een evaluatie
van het rookverbod" (nr. 1325)
03 Questions jointes de
- Mme Nathalie Muylle à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le bilan après un
an d'interdiction de fumer" (n° 1111)<br>- M. Jean-Luc Crucke à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "l'interdiction de
fumer évaluée après un an" (n° 1277)<br>- M. Koen Bultinck à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "une évaluation de
l'interdiction de fumer" (n° 1325)</b>
03.01 Nathalie Muylle (CD&V - N-VA): Mevrouw de minister, zoals
reeds aangehaald door de voorzitter, is de nieuwe wetgeving een jaar
van kracht. Ik zie ook dat verschillende, andere collega's het de
moeite vinden om een evaluatie te maken.
Begin 2007 was er een heel moeilijke start in verschillende sectoren.
Ik heb de indruk dat de problematiek in de loop van 2007 is
gestabiliseerd. Wij kunnen een positieve balans opmaken. Dat bleek
de voorbije weken ook uit verschillende berichten in de media.
Ik wil verwijzen naar een onderzoek, waaruit blijkt dat ons land in de
Europese rangschikking inzake de strijd tegen het tabakgebruik van
de twaalfde naar de achtste plaats is gestegen. Dat heeft vooral te
maken met de gewijzigde wetgeving over roken op het werk en in
restaurants.
Het onderzoek zegt echter ook dat ons land niet goed scoort op het
vlak van de wetgeving aangaande het roken in cafés. De wetgeving is
volgens het onderzoek nog te complex, te zwak en te verwarrend.
Een ander positief signaal kwam er vorige week van het federaal
voedselagentschap, dat de controles samen met de FOD
Volksgezondheid coördineert. Het blijkt dat 20% bij een eerste
controle niet in orde was. Bij een tweede bezoek had de grote massa
zich echter aan de huidige reglementering aangepast. Slechts een
honderdtal processen-verbaal werden opgemaakt.
Het gaat hier over meer dan 12.000 controles. Heel veel van de
controles waren controles all in, waarbij, behalve naar de hygiëne, ook
werd gekeken naar de toepassing van het rookverbod.
Het agentschap liet echter wel weten dat in 2008, gezien de positieve
resultaten, een deel van de controles zal worden afgebouwd.
In de horeca ik spreek mij dan vooral namens Horeca Vlaanderen
uit wordt steeds meer over een positieve balans van de
rookwetgeving gesproken. Volgens de horeca is er zeker nog enige
aandacht nodig voor gemengde zaken en feestzalen, die wel wat
klanten zien verdwijnen. Ook blijft vandaag de discriminatie tussen
jeugdhuizen, sportkantines en cafés bestaan. Wij hebben het in de
vorige legislatuur ook vaak met minister Demotte over voornoemde
problematiek gehad.
De vraag van de verschillende sectoren is om naar een grondige
evaluatie over te stappen. Wij merken dat ook in andere, Europese
landen waar het rookverbod al werd ingevoerd Ierland, Italië en
vanaf 2008 ook Duitsland en Frankrijk , de sectoren over een
positieve evolutie van de omzet spreken. Bij ons horen wij nog vragen
03.01 Nathalie Muylle (CD&V -
N-VA): La nouvelle législation sur
le tabagisme est en vigueur depuis
un an. À cet égard, si la Belgique
enregistre des progrès au niveau
de l'environnement de travail et
des restaurants, elle obtient de
piètres résultats en matière de
tabagisme dans les cafés. Cette
situation serait due à une
législation inadéquate. Nous nous
félicitons
en
revanche
de
constater, sur la base des plus de
12.000 contrôles effectués par le
SPF Santé publique, que la
majorité des commerces horeca
en infraction étaient en règle lors
d'un deuxième contrôle. Horeca
Vlaanderen exprime également sa
satisfaction, tout en demandant
qu'une attention toute particulière
soit accordée aux établissements
horeca spécifiques tels que les
établissements mixtes, les salles
de fêtes, les maisons de jeunes,
les cantines sportives et les cafés.
La ministre est-elle disposée à
procéder
à
une
évaluation
approfondie, comme demandé par
le secteur? Est-elle favorable à la
réduction éventuelle du nombre de
contrôles? Affinera-t-elle encore la
législation? Cette question mérite
qu'on s'y intéresse, compte tenu
de son impact sur la santé
publique.
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
7
over voornoemde evolutie. Daarom vraagt de sector naar een
grondige evaluatie van de huidige regelgeving, niet alleen op basis
van omzetcijfers, maar ook op basis van de btw.
Mevrouw de minister, bent u van plan om in te gaan op de vraag naar
evaluatie om op basis van de omzet te bekijken wat er na een jaar
effectief gaande is? Op basis van die cijfers kunnen misschien
verdere stappen worden gezet?
Vindt u het eigenlijk een goed signaal van het agentschap, dat
verklaart dat er minder gecontroleerd zal worden? Toen dat bericht
vorige week in de Vlaamse media kwam, heb ik sommigen dat horen
toejuichen. Is dat wel zo'n goed signaal? De sector is goed mee; de
aanpassingen zijn gebeurd. Het gaat over een 12.000 all-in controles.
Betekent het dat men de toepassing van de rookwetgeving niet meer
zal meenemen in een controle?
Gaat het om een geleidelijke afbouw?
Ik had graag geweten hoeveel controles minder er zullen worden
uitgevoerd.
Wij merken dat het roken nog steeds een enorme zware impact heeft
op de volksgezondheid. In de kranten stond te lezen dat het
tabaksgebruik daalt met 7%. We zien echter dat longkanker blijft
toenemen, ook bij niet-rokers. Bent u dus van plan ik weet dat de
interim-periode een moeilijke periode is om op basis van de
evaluatie te bekijken of er verder kan worden gegaan?
03.02 Jean-Luc Crucke (MR): Madame la présidente, madame la
ministre, comme ma collègue, Mme Muylle, vient de le préciser,
Cimabel, la fédération belgo-luxembourgeoise des manufacturiers
cigarettiers, a sorti ses chiffres. Ceux-ci sont importants, notamment
avec une réduction de 7% de la consommation en 2007. On passe de
13,4 milliards de cigarettes fumées à 12,5 milliards. Cela représente
tout de même un peu moins de CO
2
dans l'air. Cela pourrait d'ailleurs
servir à d'autres!
03.02 Jean-Luc Crucke (MR): In
2007 is het tabaksgebruik in
België met 7 procent gedaald.
03.03 Laurette Onkelinx, ministre: Cela va surtout diminuer le
nombre de cancers du poumon!
03.04 Jean-Luc Crucke (MR): C'est ce que je dis, cela pourrait peut-
être servir à d'autres! Je ne pense d'ailleurs pas qu'à ceux-là!
Cette diminution résulte en partie de la législation mais aussi d'un
transfert des achats vers les pays frontaliers, tels que le Luxembourg
où la consommation a augmenté de plus de 5%. On a probablement
dû se servir ailleurs et la contrebande a elle-même augmenté. Enfin,
ce ne sont que des chiffres. Après un an, ce qui est intéressant est de
faire le bilan d'une législation.
Madame la ministre, je pense que vous pouvez le faire sur la base
d'une polémique comme on en connaît fréquemment dans ce pays
entre Bemora et le Syndicat neutre des indépendants.
Bemora y voit une sorte de discrimination et dit "stop". L'interdiction
dans les restaurants est positive mais il faut également élargir cette
mesure d'interdiction à l'ensemble des cafés. Par contre, le Syndicat
03.04 Jean-Luc Crucke (MR): In
Luxemburg is het daarentegen
met 5 procent gestegen. Het is
belangrijk dat een wetgeving een
jaar na haar invoering geëvalueerd
wordt.
BEMORA, de "Belgian Modern
Restaurants Association", vraagt
de
regering
een
uniform
rookverbod uit te werken voor alle
horecazaken.
Het
Neutraal
Syndicaat
van
zelfstandigen
verwerpt die eis, omdat een
wetswijziging de sector nog meer
zou destabiliseren. De Stichting
tegen kanker eist dan weer een
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
8
des indépendants relève que cette interdiction de fumer a coûté de
l'argent aux indépendants, en tout cas dans l'horeca. Il propose
éventuellement de corriger la mesure des 30% mais refuse d'aller trop
loin dans toute mesure nouvelle d'interdiction.
Enfin, il est inutile de vous dire que, si on suit la fédération de lutte
contre le cancer, c'est l'interdiction pure et simple.
Mes questions, en dehors du contrôle qui a été évoqué, sont les
suivantes.
- Quelles sont les statistiques et les constats que l'on peut faire après
un an?
- Peut-on penser que la législation doit être modifiée, auquel cas dans
quel sens? Avec une extension ou non du dispositif, un statu quo ou,
pourquoi pas, une interdiction plus radicale, globale et totale, comme
l'a fait M. Sarkozy en France? Ce faisant, vous pourriez peut-être une
seconde fois prendre l'exemple français, après celui des loyers. Si
vous ne prenez pas l'exemple, du moins inspirez-vous-en.
volledig rookverbod.
Kan u een overzicht geven van de
statistieken met betrekking tot de
controles die tot heden in de
horeca werden uitgevoerd?
Dient de wetgeving aangepast te
worden en hoe?
03.05 Laurette Onkelinx, ministre: (...)
03.06 Jean-Luc Crucke (MR): Je vous ai dit que j'étais d'accord d'y
réfléchir mais cela prend du temps.
03.07 Laurette Onkelinx, ministre: Vous souhaitez le blocage des
loyers!
La présidente: M. Sarkozy agit tandis que M. Crucke réfléchit!
03.08 Jean-Luc Crucke (MR): Madame la présidente, je vous
rassure. Il m'arrive aussi de temps en temps d'agir! Agissons!
La présidente: Vous me rassurez, monsieur Crucke! M. Sarkozy peut
aussi parfois réfléchir plus.
03.09 Jean-Luc Crucke (MR): Oui, mais il ne fait pas que cela!
03.10 Koen Bultinck (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, de feitelijke situatie is ondertussen vrij goed
geschetst en ik kan mij dus beperken tot een aantal essentiële punten
en vaststellingen.
Ten eerste, er zijn minder overtredingen tegen het rookverbod de
jongste tijd. Dat is een belangrijke evolutie die we vaststellen.
Ten tweede, het middenveld, waarnaar een aantal collega's heeft
verwezen zelf verwijs ik ook naar het neutraal syndicaat van
zelfstandigen vraagt wel degelijk een bijsturing van het rookverbod.
Uw voorganger, minister Demotte, heeft altijd beloofd dat er een
evaluatie van het rookverbod zou komen. Ondertussen zijn we een
jaar verder. Dus is het aangewezen om na te gaan of u, die het
departement van de heer Demotte hebt overgenomen, op dezelfde lijn
blijft.
Uiteraard beschikken we op dit moment nog niet over beleidsbrieven.
Als parlementsleden moeten we dus, via het stellen van mondelinge
vragen, voelen en tasten welke richting u met de interim-regering
uitgaat.
03.10 Koen Bultinck (Vlaams
Belang): D'une part, le nombre
d'infractions est en diminution et,
d'autre part, certaines organisa-
tions d'indépendants demandent
tout de même un aménagement
de l'interdiction de fumer. En
outre, nous ne disposons pas
encore, actuellement, des notes
de politique de la ministre. Quelle
est sa vision des choses? La
réglementation
sera-t-elle
évaluée?
Envisage-t-on
un
aménagement de l'interdiction de
fumer?
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
9
Mevrouw de minister, vandaar mijn drie zeer concrete vragen.
Ten eerste, wat is uw beleidsvisie ter zake? Wat bent u van plan?
Wat is uw beleidsvisie aangaande het rookverbod?
Ten tweede, komt er een evaluatie?
Ten derde, voorziet u al dan niet in een bijsturing van het rookverbod?
03.11 Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw de voorzitter, het
rookverbod in de restaurants is inderdaad sedert een jaar van kracht.
Die wetgeving werd in samenspraak met de horecafederaties
opgesteld.
In de eerste helft van 2007 heeft de Stichting Tegen Kanker reeds
een eerste onderzoek verricht naar het draagvlak voor het rookverbod
in restaurants bij de bevolking. Uit dat onderzoek bleek dat 85% van
de Belgen voorstander is van een rookverbod in restaurants en dat
61% van onze landgenoten voorstander is van het rookvrij maken van
cafés. Dat was een eerste opiniepeiling sinds de toepassing van de
wet.
Zoals in de vragen aangegeven is, zijn er steeds meer Europese
lidstaten die een totaal rookverbod in de horeca invoeren. Sedert 1
januari van dit jaar is er een totaal rookverbod in Frankrijk en vanaf 1
juli zal er in Nederland een totaal rookverbod worden ingevoerd.
Uiteraard ben ik bereid om, samen met de horecasector, de
organisaties op het vlak van de gezondheidspreventie en mijn expert
binnen de FOD Volksgezondheid, het dossier te bespreken en de
situatie in de horeca te evalueren.
03.11
Laurette
Onkelinx,
ministre: L'interdiction de fumer
dans les restaurants, en vigueur
depuis un an, a été décidée en
concertation avec les fédérations
horeca. Une première étude a
montré que 85% des Belges sont
favorables à l'interdiction de fumer
dans les restaurants et que 61%
souhaitent même une telle inter-
diction dans les cafés. Un nombre
croissant
d'États
membres
européens tendent d'ailleurs à
instaurer une interdiction totale de
fumer dans l'horeca. Je suis prête
à
évaluer
ce
dossier
en
concertation avec le secteur et les
organisations actives en matière
de prévention sanitaire.
J'ai reçu ces derniers jours les résultats du service d'inspection tabac
du SPF Santé publique. Vous l'avez dit vous-même, nous sommes
pour la première fois en quatre ans dans une évolution positive du
comportement du fumeur. Nous constatons aussi un changement de
mentalité des fumeurs et des non-fumeurs. Le pourcentage de
fumeurs journaliers a diminué dans notre pays de façon significative: il
est passé de 29% à 27%. Par ailleurs, la vente des produits de tabac
a également diminué de façon drastique. La vente de cigarettes a
diminué de 13%, la vente de tabac à rouler a diminué de 10%. Ce
sont des chiffres significatifs.
Cette diminution de la consommation des produits de tabac est due,
d'une part, à la diminution du nombre de fumeurs et, d'autre part, au
fait que les fumeurs fument moins, ce qui est une conséquence de
l'interdiction de fumer dans de plus en plus de lieux. En comparant les
résultats de 2005 à ceux de 2006, il semble clair que l'on fume moins
dans les lieux publics. Cette année, il ne reste plus que 6% des lieux
publics qui sont encore fumeurs. En 2006, ce chiffre était de 12%.
Ces résultats positifs sont la conséquence des réalisations suivantes,
notamment de mon prédécesseur dont je salue le travail: la création
du Fonds tabac pour soutenir les actions contre le tabagisme en
2004, l'interdiction de la vente de produits de tabac aux mineurs de
moins de 16 ans en 2005, l'obligation de faire mention du numéro
Tabac Stop sur tous les produits de tabac en 2006, l'interdiction de
We stellen vandaag een positieve
evolutie in het rokersgedrag vast.
Het percentage rokers is gedaald
van 29 procent tot 27 procent, en
de sigarettenverkoop is met 13
procent afgenomen. Dit jaar mag
men nog roken in 6 procent van de
openbare gebouwen, tegen 12
procent in 2006. Deze positieve
resultaten
zijn
het
gevolg,
enerzijds, van de verschillende
ontradende maatregelen die mijn
voorganger heeft genomen, en,
anderzijds,
van
een
goed
controlebeleid. De inspectiedienst
die
de
naleving
van
het
rookverbod
moet
controleren,
heeft in 2007 op 18.000 plaatsen
controles uitgevoerd.
Wat het totaal rookverbod betreft,
moet er, in samenwerking met de
sector
en
met
voornoemde
organisaties,
een
diepgaande
evaluatie worden uitgevoerd.
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
10
fumer dans les lieux publics en 2006 et dans les restaurants en 2007,
l'obligation d'apposer des photos sur tous les paquets de cigarettes
en 2007.
Ces bons résultats sont également dus à l'augmentation du nombre
de contrôles effectués. Ainsi, le service d'inspection tabac a contrôlé,
en 2007, 18.000 lieux stratégiques contre 10.000 en 2006. D'après
ces résultats, il semble clair que la dissuasion assortie d'une bonne
politique de contrôle porte ses fruits. Je suis dès lors déterminée à
limiter encore plus la consommation de produits de tabac dans notre
société.
Dans le dossier concernant l'interdiction totale de fumer, comme je l'ai
déjà mentionné, une évaluation approfondie de la situation actuelle
doit être effectuée en collaboration avec le secteur et les
organisations que j'ai citées tout à l'heure.
Je souhaite aussi souligner que notre combat sur le plan de la
dissuasion, de la sensibilisation et des contrôles va continuer. J'ai fait
écrire un courrier très clair à l'AFSCA disant que je n'acceptais pas la
politique de diminution des contrôles qu'elle a annoncée. C'est très
clair, je n'accepte pas ce qu'ils ont dit et ce qu'ils ont fait. Un courrier
est parti auprès de la ministre de tutelle, Mme Laruelle, et nous
aurons des concertations pour que l'agence change sa façon de
travailler en la matière.
Ik heb de minister die het toezicht
op het Federaal Agentschap voor
de
Voedselveiligheid
(FAVV)
uitoefent, mevrouw Laruelle, een
brief gestuurd om haar te laten
weten dat ik het niet eens ben met
de aangekondigde vermindering
van het aantal controles.
03.12 Nathalie Muylle (CD&V - N-VA): Mevrouw de minister, ik dank
u voor het antwoord.
Zeker voor mijn politieke partij, was het slot van uw antwoord heel
positief. Het was geen goed signaal van het Federaal Agentschap
voor de Veiligheid van de Voedselketen om te zeggen dat er minder
controles zouden komen, vooral nu we aan het begin staan van een
positieve balans. We moeten in die zin verder gaan.
Ik zal dan ook toetsen bij minister Laruelle om te zien of zij de
controles effectief op peil blijft houden. Ik ben ervan overtuigd dat het
noodzakelijk is.
03.12 Nathalie Muylle (CD&V -
N-VA): Je remercie la ministre
pour la conclusion positive de sa
réponse.
La
diminution
des
contrôles n'était pas un signal
positif, étant donné que nous
voulons
précisément
que
l'évolution positive se poursuive.
Je soumettrai cet aspect du
problème à la ministre Laruelle.
03.13 Laurette Onkelinx, ministre: Cela est de ma compétence. J'ai
écrit à la ministre de tutelle, mais le contrôle pour le tabac, c'est de
ma compétence!
03.14 Nathalie Muylle (CD&V - N-VA): Mevrouw de minister, u zegt
dat u met de horeca en met de diensten samen gaat zitten. Ik denk
dat het overleg echt moet gebeuren op basis van correcte cijfers, op
basis van een goede evaluatie van de omzet.
Mevrouw de minister, ik kan wat mijn fractie betreft alleen zeggen dat
u een partner hebt om daarmee verder te gaan. Natuurlijk zijn er
vandaag nog wat discriminaties. Op het vlak van de financiering zijn
er na een jaar investeringen gedaan door heel wat sectoren. Ik denk
dan vooral aan de cafés. Mits de nodige aanpassingen en bijsturing
zult u aan mijn fractie een partner hebben om in die zin verder te
gaan.
03.14 Nathalie Muylle (CD&V -
N-VA): La concertation prévue
entre la ministre, l'horeca et les
services concernés devra reposer
sur une évaluation correcte du
chiffre d'affaires. Moyennant la
suppression de quelques petites
discriminations, la ministre peut
compter sur la collaboration de
mon groupe pour poursuivre sur la
voie amorcée.
03.15 Jean-Luc Crucke (MR): Madame la ministre, on n'a pas
annoncé à ce stade ni d'extension ni de modification de la législation,
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
11
ce qui ne veut pas dire que c'est exclu. En tout cas pas à ce stade.
Sans vouloir paraphraser M. Sarkozy, je pense que je peux vous dire:
"ce n'est qu'un début, continuons le combat".
La présidente: Il est mis à toutes les sauces!
03.16 Koen Bultinck (Vlaams Belang): Mevrouw de minister, ik dank
u voor uw antwoord dat voldoende duidelijk was.
Als lid van de oppositie zou ik u wel durven te vragen of u ons
enigszins een timing kunt geven wanneer wij zouden kunnen
beschikken over die evaluatie. Ik hoor dat er overleg komt met de
horecasector, terecht. Ik doe opnieuw een beroep op uw ervaring,
opdat er een evaluatie zou komen en ik verwijs ook naar de belofte
van uw voorganger, de heer Demotte in die zin. Het is voor ons als
parlementsleden uiteraard handig om te weten welke de timing is ter
zake en in welk kader u die evaluatie ziet, al was het maar om het
dossier verder te kunnen volgen.
Ik heb een tweede bijkomende vraag, mevrouw de voorzitter. Ik doe
toch nog eens een poging het zal waarschijnlijk pas blijken uit de
beleidsbrieven om te weten te komen of u op termijn al dan niet
aanstuurt op een totaal rookverbod. Zult u dat al dan niet laten
afhangen van het overleg met de sector? Het zou goed zijn, mochten
we dat stilaan weten.
03.16 Koen Bultinck (Vlaams
Belang): Kan de minister een
timing geven voor de uitvoering
van de voorgenomen evaluatie,
die inderdaad nodig is? Stuurt de
minister op termijn aan op een
totaal
rookverbod?
Zal
dit
afhankelijk zijn van de resultaten
van het overleg met de sector?
03.17 Laurette Onkelinx, ministre: Comme je viens de le dire, pour
travailler la concertation, il faut d'abord voir les uns et les autres pour
avoir un calendrier commun. Je ne vais pas tirer les conclusions avant
la concertation sinon cela ne s'appelle pas une concertation.
03.17
Minister Laurette
Onkelinx: Zolang de betrokkenen
niet zijn samengekomen om een
gezamenlijke planning vast te
leggen, is er geen sprake van
overleg.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Katia della Faille de Leverghem aan de minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid over "dierproeven" (nr. 1123)
04 Question de Mme Katia della Faille de Leverghem à la ministre des Affaires sociales et de la Santé
publique sur "les expérimentations animales" (n° 1123)</b>
04.01 Katia della Faille de Leverghem (Open Vld): Mevrouw de
voorzitter, we hadden het net over roken. Ik heb een vraag over
rokende proefmuizen.
In de media verscheen een aantal alarmerende berichten met
betrekking tot rokende proefmuizen bij een grote internationale
Leuvense sigarettenfabrikant. Volgens de verslaggeving moesten in
een
Leuvens
laboratorium
honderden
dieren
dagenlang
sigarettenrook inhaleren, vooraleer zij gedood werden en hun organen
onderzocht
werden. Manifestanten hielden hiervoor reeds
protestacties in Leuven en wijzen erop dat er voldoende alternatieven
bestaan. Bovendien werd door de actievoerders ook aangehaald dat
roken een keuze blijft voor de mens, maar toch niet voor dieren.
Proefdieren zouden daarenboven op grote schaal in België
geconfronteerd worden met andere kunstmatige zoetstoffen,
chemicaliën, kleurstoffen, pesticiden enzovoort.
04.01 Katia della Faille de
Leverghem (Open Vld): Si l'on en
croit la presse, un laboratoire de
Louvain a forcé des centaines de
souris à inhaler pendant plusieurs
jours de la fumée de cigarette
avant de les euthanasier et de les
disséquer.
Quoique
des
manifestants aient déjà souligné
dans le passé qu'il existe des
alternatives aux expérimentations
animales, la Belgique utilise
encore, et même de plus en plus,
des animaux de laboratoire. Or la
réduction
du
nombre
des
expérimentations animales fait
partie des priorités de l'Union
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
12
Tijdens hoorzittingen in de Senaat met betrekking tot dierproeven op
28 februari 2007 werd onder andere gesteld dat voor de Europese
Unie een vermindering van de dierproeven tot de prioriteiten zou
behoren. In dat verband had ik graag van mevrouw de minister het
volgende vernomen.
Heeft de minister weet van dergelijke grootschalige proeven op
dieren? Wat is de houding van de minister hiertegenover? Welke
maatregelen worden vooropgesteld om een vermindering van de
dierproeven te promoten? Welk tijdspad zal er worden gevolgd?
européenne.
La ministre a-t-elle connaissance
de
ces
expérimentations
animales? Quelle position adopte-
t-elle à leur sujet? Quelles
mesures
propose-t-elle
pour
stimuler leur réduction? Quel
échéancier compte-t-elle suivre?
04.02 Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw de voorzitter, ik heb
inderdaad weet van dierproeven, uitgevoerd door de tabaksindustrie.
De experimenten vinden plaats in een erkend laboratorium, waarbij
aan alle wettelijke voorschriften is voldaan. De aard en uitvoering van
de proeven worden voorafgaandelijk beoordeeld door een ethische
commissie. Het betreffende labo gebruikte 5.156 dieren in 2005 en
3.697 dieren in 2006, met name ratten en muizen.
Ik begrijp echter de bezorgdheid van het parlementslid. De aard van
het onderzoek, research naar minder schadelijke sigaretten, is
effectief verschillend van dat van andere proefdierlaboratoria, dat zich
nagenoeg altijd op het biomedisch of farmacologisch domein afspeelt.
Daarom analyseer ik een advies naar het nut van dergelijke
dierproeven dat recent is gevraagd aan het deontologisch comité. Ik
zal niet nalaten hier de gepaste conclusies uit te trekken of
bijkomende maatregelen te nemen.
Dierproeven voor registratie, notificatie of erkenning van chemicaliën,
voedingsadditieven of pesticiden hebben slechts in zeer geringe mate
plaats in België.
04.02
Laurette
Onkelinx,
ministre: Je sais parfaitement que
l'industrie du tabac recourt à des
expérimentations animales. Les
expériences
que
vous
avez
évoquées ont eu lieu dans un
laboratoire agréé qui a respecté
toutes les dispositions légales et
qui y a procédé après avoir reçu
l'aval d'une commission d'éthique.
Je dois vous dire qu'à mon estime,
la recherche portant sur la nocivité
des cigarettes diffère totalement
d'autres formes de recherche
biomédicale et pharmacologique.
C'est la raison pour laquelle j'ai
demandé
l'avis
du
Comité
déontologique. J'analyserai cet
avis et en tirerai les conclusions
appropriées. Au demeurant, notre
pays
ne
procède
à
des
expérimentations animales que
dans une faible proportion.
Il est fort probable que, dans la suite du programme REACH
programme de recherche européen sur la toxicité d'une série de
substances chimiques, destiné à en vérifier l'impact sur la santé et
l'environnement et qui pourrait donc prévoir des tests sur des
animaux , le nombre d'animaux augmente dans les tests
réglementaires.
Par ces propos, je veux simplement attirer l'attention sur le fait que
des statistiques doivent être rapprochées, non seulement au niveau
national, mais aussi sur le plan européen.
Ensuite, il faut aussi considérer que la recherche scientifique n'est
pas exclusivement orientée par les autorités publiques. Nous visons
tous à une société de la connaissance, et l'objectif du Traité de
Lisbonne nous oblige, à l'horizon 2010, à consacrer 3% du PIB à la
recherche scientifique. C'est une bonne chose. Cette recherche ne
peut pas toujours avoir lieu sans l'aide d'expérimentations animales.
En outre, le recours à des méthodes alternatives n'est pas toujours
possible, notamment quand il s'agit, par exemple, d'étudier le
fonctionnement de systèmes nerveux, immunitaires ou hormonaux
restés intègres. L'utilisation de tests alternatifs et la recherche dans
ce domaine restent pourtant une nécessité absolue. En Belgique, par
l'intermédiaire de la recherche contractuelle du SPF Santé publique,
Uit de statistieken blijkt dat er in
België op erg kleine schaal
dierproeven worden uitgevoerd
voor de registratie, de kennis-
geving of de erkenning van
chemische producten, voedsel-
additieven en pesticiden. Het is
meer dan waarschijnlijk dat die
praktijk in de komende jaren
uitbreiding zal nemen, onder meer
voor de reglementair opgelegde
tests in het kader van het REACH-
programma.
De
statistieken
moeten tevens op Europees
niveau benaderd worden.
Het wetenschappelijk onderzoek
wordt niet uitsluitend door de
overheid gestuurd. Volgens het
verdrag van Lissabon moeten we
tegen 2010 3 procent van het BBP
aan wetenschappelijk onderzoek
besteden. Soms kan men niet
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
13
quatre projets de recherche sur les méthodes alternatives sont en
cours. J'ai bon espoir qu'en 2008, un cinquième projet démarre sur la
question de la toxicogénomique l'étude sur les gènes des produits
toxiques. Ce thème a été proposé justement par le service Bien-
être animal de mon département.
La recherche est en constante progression dans notre pays, et j'ai
l'impression que - grâce à l'utilisation de méthodes alternatives - cette
augmentation ne se répercutera pas par une croissance rectiligne
correspondante du nombre d'animaux dans les statistiques annuelles
sur l'utilisation des animaux d'expérience. C'est du moins notre
objectif.
Une deuxième stratégie importante destinée à garantir une utilisation
d'un minimum d'animaux est d'appliquer encore plus rigoureusement
l'évaluation éthique préalable des expériences par les commissions
éthiques. L'utilisation d'un animal dans une expérience doit pouvoir
être scientifiquement justifiée. Grâce à la révision en cours de l'arrêté
royal du 14 novembre 1993 relatif à la protection des animaux
d'expérience, j'accorderai bien entendu une grande attention à cette
question, notamment en augmentant le nombre de membres
extérieurs dans les commissions. En outre, la législation actuelle
concernant la formation des personnes travaillant dans le secteur de
l'expérimentation animale offre l'opportunité d'une responsabilité
individuelle accrue.
Enfin, le service d'inspection du SPF Santé publique doit pouvoir
inspecter encore plus systématiquement les différents laboratoires.
Cela représente indubitablement la garantie d'un bon suivi permanent
par les responsables de laboratoires des normes légales portant sur
l'hébergement et l'utilisation des animaux d'expérience.
Madame la députée, vous comprendrez qu'au vu des différentes
voies que je viens de présenter, il est difficile d'établir un agenda
logique et précis. Il est aussi difficile d'intervenir politiquement sur
l'orientation de la recherche scientifique et sur la découverte de
méthodes alternatives. Par contre, je peux vous assurer de mon
engagement total dans la révision de la législation en la matière, mon
soutien à la recherche contractuelle et à une inspection systématique
de nos laboratoires.
anders dan dierproeven uitvoeren.
Er
lopen
momenteel
vier
onderzoeksprojecten onder het
toezicht
van
de
FOD
Volksgezondheid om alternatieve
methoden te ontwikkelen en ik heb
goede hoop dat er in 2008 een
vijfde project over toxicogenomica
van start kan gaan.
De jaarstatistieken tonen aan dat
er in ons land dankzij de
alternatieve methoden geen recht
evenredig verband is tussen de
toename van het wetenschappelijk
onderzoek en de toename van het
aantal dierproeven.
Een tweede strategie bestaat erin
de
aan
de
experimenten
voorafgaande ethische evaluatie
door de ethische commissies
strenger toe te passen. Het
gebruik van een dier bij een
experiment moet wetenschappelijk
onderbouwd zijn. Via de herziening
van het koninklijk besluit van 14
november 1993 zal ik dat aspect
meer
laten
doorwegen.
De
wetgeving met betrekking tot de
opleiding van de werknemers in de
sector van de dierproeven biedt
ons de mogelijkheid om alle
actoren nog meer op hun
verantwoordelijkheid te wijzen.
Tot slot moet de inspectiedienst
van de FOD Volksgezondheid de
diverse
laboratoria
nog
systematischer
kunnen
inspecteren.
Gelet
op
de
verschillende
mogelijkheden die ik beschreven
heb om tot een oplossing te
komen, is het moeilijk om een
logische en nauwkeurige agenda
op te stellen.
Het ligt niet voor de hand politieke
uitspraken te doen over de
ontdekking
van
alternatieve
onderzoeksmethoden. Wel mag u
erop rekenen dat ik al het
mogelijke zal doen om de
bestaande wetgeving te herzien en
dat ik het contractuele onderzoek
en een systematische inspectie
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
14
van onze laboratoria ten volle zal
steunen.
04.03 Katia della Faille de Leverghem (Open Vld): Madame la
ministre, je vous remercie d'abonder dans le sens de ma demande.
Je suis très heureuse que vous proposiez des projets sur les
méthodes alternatives et que vous soyez prête à réviser l'arrêté royal
du 14 novembre 1993. J'espère que vous reviendrez avec de bonnes
nouvelles en commission lors de cette législature que je souhaite la
plus longue possible.
04.03 Katia della Faille de
Leverghem (Open Vld): Ik ben blij
met uw antwoord. Ik hoop dat u
nog tijdens deze regeerperiode,
waarvan ik hoop dat ze zo lang
mogelijk mag duren, met goed
nieuws naar deze commissie zal
komen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Katia della Faille de Leverghem aan de minister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid over "levenseindezorg" (nr. 1125)
05 Question de Mme Katia della Faille de Leverghem à la ministre des Affaires sociales et de la Santé
05.01 Katia della Faille de Leverghem (Open Vld): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, de vraag heeft een heel ander
onderwerp dan het roken voor mensen en de proeven op dieren.
Uit een eerste grote peiling georganiseerd door het Wetenschappelijk
Instituut Volksgezondheid, door de groep Zorg rond het Leveneinde
van de VUB en door de huisartsenpeilpraktijken, blijkt dat 80% van de
Belgen verkiest thuis te sterven. Helaas staat voornoemde wens in
schril contrast met de werkelijkheid. In ons land sterft immers slechts
een kwart van de mensen thuis.
Uit de peiling bleek ook nog dat ongeneeslijk zieke patiënten tijdens
hun laatste levensmaanden onnodig veel worden verplaatst. Zo
gingen onderzoekers na wat er met 1.381 patiënten tijdens de laatste
90 dagen van hun leven gebeurde. Zelfs bij niet-plotse sterfgevallen
werd nog steeds 62% van de patiënten tijdens bedoelde periode
verplaatst. Dat zijn twee patiënten op drie. Bij de patiënten die werden
verhuisd, gebeurde dat in een derde van de gevallen zelfs tijdens de
laatste levensweek. 26% van de patiënten werd twee keer of meer
verhuisd en 10% drie keer of meer van thuis naar het ziekenhuis,
van thuis naar het rusthuis en terug. Veel van die verplaatsingen
hadden bovendien geen enkele zin meer en hadden dus kunnen
worden vermeden.
In Nederland daarentegen is het aantal thuisoverlijdens heel hoog,
ruim de helft. Bij ons is dat dus veel minder, namelijk een kwart. In
Nederland wordt veeleer geopteerd voor zorgomgeving in plaats van
voor een geneesomgeving, zoals dat in ons land het geval is.
Mevrouw de minister, ik had graag vernomen of u de resultaten van
voornoemde studie kent.
Zo ja, wat zijn uw initiatieven, teneinde de wens van 80% van de
Belgen, namelijk een meer humaan levenseinde, te kunnen
vervullen?
05.01 Katia della Faille de
Leverghem (Open Vld): Il ressort
d'un sondage récent que 80% des
Belges préfèrent mourir à la
maison, alors que seulement un
quart des Belges décèdent chez
eux. Par ailleurs, des patients
atteints d'une maladie incurable
subissent
des
déplacements
inutiles au cours des derniers mois
de leur vie. Aux Pays-Bas, plus de
la moitié des patients meurent à la
maison.
La ministre a-t-elle connaissance
des résultats de cette étude?
Comment peut-on rendre la fin de
vie la plus humaine possible?
05.02 Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw de voorzitter, dit is een
heel belangrijke vraag.
05.02
Laurette
Onkelinx,
ministre: Il faut éviter dans toute la
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
15
Voor patiënten aan hun levenseinde kunnen transfers tussen
verschillende zorgsettings een belasting betekenen. Overbodige
hospitalisaties dienen te worden vermeden.
Ten eerste, de prevalentiecijfers van transfers aan het levenseinde,
die uit voornoemde studie blijken, kunnen weliswaar vragen doen
rijzen, maar er kunnen, uitsluitend op basis van de studie, geen
voldoende gefundeerde uitspraken worden gedaan over de zinvolheid
van bedoelde transfers of hun invloed op de levenskwaliteit van de
bewuste patiënten.
Het investeren in een kwaliteitsvolle levenseindezorg is echter
belangrijk. Zo wordt reeds jarenlang via diverse maatregelen
geïnvesteerd in een goede omkadering die het patiënten aan hun
levenseinde moet toelaten om zo lang mogelijk in hun vertrouwde
omgeving te verblijven, hetzij thuis, in een rustoord of in een rust- en
verzorgingstehuis, en er op een serene en waardige manier te
overlijden.
In dat kader werd recent nog een aantal bijkomende maatregelen
genomen, namelijk een verhoging van de financiering van het
personeelskader van multidisciplinaire begeleidingsequipes voor
palliatieve zorgen, met de garantie van een financiering van minstens
3,6 fulltime equivalenten voor iedere begeleidingsequipe.
De multidisciplinaire begeleidingsequipes bieden advies en
ondersteuning op het vlak van palliatieve zorg aan de zorgverleners
van de eerste lijn in de thuiszorg. Dankzij die personeelsuitbreiding
worden de equipes in kwestie in de mogelijkheid gesteld om een
permanentie te organiseren, 24 uur per dag, waardoor een maximale
bereikbaarheid gegarandeerd wordt.
Ten tweede, in de RIZIV-begroting van 2007 werd voorzien in de
afschaffing van de remgelden van het huisbezoek van de huisarts bij
palliatieve patiënten die in een ROB-RVT verblijven. Die maatregel
bestond al voor palliatieve thuispatiënten en bevordert nu ook de
financiële toegankelijkheid van palliatieve zorg voor die groep van
patiënten.
Ten derde, sinds 1 juli 2007 wordt een bijkomend bedrag van
4,7 miljoen euro op jaarbasis aan de palliatieve functie in de
ziekenhuizen toegekend. Een van de kerntaken van de palliatieve
functie in de ziekenhuizen bestaat uit het zorgen voor de continuïteit
van de zorgverlening wanneer de patiënt die zich in een terminale
fase bevindt, het ziekenhuis verlaat om naar huis te gaan of in een
rusthuis of rust- en verzorgingstehuis te worden opgenomen.
Het nut van de maatregelen werd reeds aangehaald in het rapport van
2005 van de Federale Evaluatiecel Palliatieve Zorg. Binnenkort zal de
evaluatiecel een nieuw evaluatierapport voorleggen aan de Kamer en
de Senaat. De aanbevelingen die hierin worden geformuleerd, zullen
ons toelaten om verdere stappen te zetten, indien nodig.
mesure du possible des transferts
inutiles pour les patients qui
approchent de la mort. Je ne puis
toutefois sur la base des chiffres
faire des déclarations fondées
concernant l'utilité ou l'inutilité de
certains transferts.
Les pouvoirs publics investissent
cependant depuis des années
déjà dans un encadrement correct
de la fin de vie. Dans ce contexte,
le financement du cadre du
personnel des équipes de soins
palliatifs a encore été augmenté
récemment.
Grâce
à
cet
élargissement du cadre, les
équipes peuvent être mobilisées
24 heures sur 24. Le ticket
modérateur a également été
supprimé pour les visites à
domicile
des
médecins
généralistes chez les patients
palliatifs
résidant
dans
une
MRPA/MRS. Depuis le 1
er
juillet
2007,
un
montant
annuel
supplémentaire de 4,7 millions
d'euros est également octroyé à la
fonction
palliative
dans
les
hôpitaux. Ce montant permet de
garantir la continuité des soins
lorsque le patient en phase
terminale veut rentrer à la maison.
La cellule d'évaluation Soins
palliatifs soumettra bientôt un
nouveau rapport d'évaluation à la
Chambre et au Sénat. Des
mesures
supplémentaires
pourront ensuite être prises si
nécessaire.
05.03 Katia della Faille de Leverghem (Open Vld): Madame la
présidente, je remercie madame la ministre pour sa connaissance du
dossier. Je vois qu'on a beaucoup investi dans les soins palliatifs à
l'hôpital comme à la maison. Je ne peux que l'approuver. J'attends
05.03 Katia della Faille de
Leverghem (Open Vld): Ik keur de
investeringen in de palliatieve zorg
zowel in de ziekenhuizen als aan
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
16
avec impatience le rapport qui va suivre pour voir si les chiffres dont
on dispose, à savoir qu'il n'y a qu'un quart des Belges qui puissent
mourir à la maison, sont confirmés. J'espère que ce chiffre
augmentera et qu'un plus grand pourcentage de Belges puissent
mourir à la maison.
huis goed. Ik wacht met ongeduld
op het verslag om te zien of de
cijfers waarover wij beschikken,
namelijk dat er slechts een kwart
Belgen thuis kan sterven, worden
bevestigd.
La présidente: Est-ce qu'il y a une date à laquelle on attend cette
prochaine évaluation?
De voorzitter: Is de datum waarop
dit
verslag
wordt
verwacht,
gekend?
05.04 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, je vais le
demander et je vous transmettrai l'information.
05.04
Minister Laurette
Onkelinx: Ik zal die vraag stellen
en ik zal u inlichten.
La présidente: Il faudrait en effet que l'on puisse réagir plus
rapidement que ce ne fut le cas pour la première évaluation.
De
voorzitter:
Wij
zouden
inderdaad sneller moeten kunnen
reageren dan het geval was bij de
eerste evaluatie.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
06 Questions jointes de
- M. François Bellot à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "l'enregistrement de
données des services mobiles d'urgence (SMUR) à partir du 1
er
- M. Georges Gilkinet à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la collecte des
données médicales dans le cadre de l'arrêté royal du 27 avril 2007" (n° 1362)</b>
06 Samengevoegde vragen van
- de heer François Bellot aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de registratie
van gegevens van de mobiele urgentiegroepen (MUG's) vanaf 1 september 2007" (nr. 1136)
- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het
verzamelen van de medische gegevens met toepassing van het koninklijk besluit van 27 april 2007"
(nr. 1362)
06.01 François Bellot (MR): Madame la présidente, madame la
ministre, vous me pardonnerez le caractère très technique de cette
question.
Depuis 1992, les hôpitaux disposant d'une fonction SMUR doivent
transmettre au SPF Santé publique des données administratives et
médicales portant sur chaque mission. Ces transmissions se faisaient
jusqu'au 31 août 2007 par semestre d'année civile après
"anonymisation" et contrôle des données au niveau de l'hôpital
concerné.
À partir du 1
er
septembre 2007, cette obligation a été modifiée, tant du
point de vue des données à transmettre que de la méthode de
transmission des données. Ces modifications sont imposées, d'une
part, au travers d'une convention signée sur une base volontaire entre
chaque hôpital concerné et le ministre de la Santé publique et, d'autre
part, via arrêté royal.
Ces modifications suscitent plusieurs questions.
1. Le serveur dédicacé à l'encodage des données SMUR est extra-
hospitalier et considéré comme structure intermédiaire entre l'hôpital
et le SPF. Se situant donc en dehors de l'hôpital, il est hors de champ
06.01 François Bellot (MR):
Sinds
1992
moeten
de
ziekenhuizen die over een MUG-
functie
beschikken
de
FOD
Volksgezondheid administratieve
en medische gegevens met
betrekking tot elke opdracht
overzenden. Met ingang van 1
september 2007 werd een aantal
wijzigingen aangebracht, wat de
aard van de over te zenden
gegevens én wat de aangewende
methode
betreft.
De
server
bestemd voor het coderen van de
SMUR-gegevens maakt geen deel
uit van het ziekenhuis en wordt als
een
structuur
tussen
het
ziekenhuis en de FOD beschouwd.
Hij valt dus niet onder de
verantwoordelijkheid
van
het
ziekenhuis noch van de betrokken
hoofdgeneesheer.
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
17
de la responsabilité de celui-ci et donc, du médecin-chef concerné.
Dans ce contexte, qu'en est-il de la responsabilité du médecin-chef à
propos du dossier médical, tel que défini au niveau des textes légaux
et compte tenu de ce que l'annexe 2 de la convention stipule que "la
conservation des données de la fiche SMUR dans le dossier médical
du patient est de la responsabilité exclusive de l'hôpital"?
Un médecin concerné peut-il se soustraire à cette obligation
conventionnelle (si l'hôpital l'a ratifiée) et légale?
2. L'arrêté royal impose une transmission des données SMUR et ce,
via le système mis à disposition par le SPF. La convention organise le
financement à partir de l'arrêté royal relatif au budget des moyens
financiers, via la sous-partie B4 et conditionne ce financement à
l'encodage des données selon la nouvelle fiche technique et selon les
prescriptions techniques définies par le SPF. Qu'en est-il pour un
hôpital n'ayant pas signé la convention?
3. En ce qui concerne l'organisation intermédiaire, l'avis de la
Commission de la protection de la vie privée a-t-il été demandé,
compte tenu de son avis antérieur rappelant la nécessité d'une
indépendance totale de la structure intermédiaire à l'égard du
responsable du traitement ultérieur, à laquelle participeraient des
représentants des fournisseurs d'informations, et dont notamment la
mise en place conditionnait le caractère favorable de son avis au
projet d'arrêté royal?
4. S'agissant de la recommandation de la Commission de la
protection de la vie privée, qui précise que, pour disposer d'une
indépendance suffisante, l'organisation intermédiaire doit, au
minimum, être gérée par un organe au sein duquel sont représentés
les fournisseurs d'informations et surtout, les types de personnes que
les informations concernent, l'avis de la commission Droits du patient
a-t-il été demandé à ce propos?
5. In fine, pourquoi ne pas repartir des outils de terrain via les
dossiers de patients informatisés et organiser l'extraction des
données souhaitées et communément acceptées plutôt que
d'imposer des applications externes à visée épidémiologique à partir
desquelles il va falloir récupérer l'information en intra-muros pour
l'intégrer à des applications à visées cliniques s'agissant des mêmes
données avec tous les risques d'exploitation des données couvertes
par le secret médical?
In
welke
mate
is
de
hoofdgeneesheer verantwoordelijk
voor het medisch dossier? Kan
een betrokken arts zich aan de in
de overeenkomst opgenomen
verplichting onttrekken indien die
door
het
ziekenhuis
werd
ondertekend? Hoe liggen de
verantwoordelijkheden
in
een
ziekenhuis dat de overeenkomst
niet heeft ondertekend? Werden
de adviezen van de Commissie
voor de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer en van de
Commissie
patiëntenrechten
ingewonnen?
Ten slotte, waarom wordt er niet
voor gekozen het werkveld als
vertrekpunt te nemen via de
geïnformatiseerde
patiëntendossiers en de gewenste
gegevens uit die dossiers te halen,
in plaats van externe toepassingen
op te leggen?
06.02 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président,
madame la ministre, le 4 décembre dernier, j'interrogeais votre
prédécesseur, M. Donfut, à propos de l'arrêté royal sous référence
qui, de toute évidence, pose de nombreuses questions sur le terrain,
dès lors qu'il semble qu'il n'ait pas suffisamment fait l'objet de
concertations avec les acteurs concernés.
En conclusion, M. Donfut nous avait apporté quelques précisions
techniques et nous avait confirmé que l'arrêté sous référence avait
été suspendu par la diffusion d'une circulaire et que des corrections
techniques devaient être apportées.
De façon synthétique, je voudrais rappeler quelques difficultés que
06.02 Georges Gilkinet (Ecolo-
Groen!): De server bestemd voor
het coderen van de MUG-
gegevens valt niet onder de
verantwoordelijkheid
van
het
ziekenhuis en dus evenmin van de
hoofdgeneesheer. Aangezien er
geen uniek identificatienummer
per patiënt wordt toegekend,
kunnen de MUG-gegevens niet
langs elektronische weg in het
informaticasysteem
van
het
betrokken
ziekenhuis
worden
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
18
j'avais relevées à l'époque.
Il y a tout d'abord les difficultés liées à l'externalisation d'une partie du
dossier patient.
Le serveur dédicacé au remplissage de la fiche SMUR est extra-
hospitalier; il est considéré comme une structure intermédiaire entre
l'hôpital et le SPF Santé publique. Comme il se situe en dehors de
l'hôpital, il est hors du champ de la responsabilité de celui-ci et donc
du médecin-chef concerné, ce qui pose un problème de
responsabilité.
Par ailleurs, l'absence d'identifiant patient unique empêche la
réintégration électronique des informations SMUR dans le système
informatique de l'hôpital référant. À terme, une partie de l'information
médicale ne sera plus disponible au niveau du dossier patient de
l'hôpital à moins d'en imposer le double encodage, ce qui n'est pas
particulièrement pratique ni économiquement intéressant.
Il y avait aussi les difficultés liées au morcellement thématique et
technique.
Dans le cas présent, il s'agit de données relevant de l'activité des
services d'urgence disposant d'une équipe mobile. Cela constitue un
précédent qui risque d'aboutir, à terme, au développement d'autant
d'outils que de thématiques médicales abordées, à moins d'en
organiser une centralisation maximale, ce qui a toujours été refusé
par les différents intervenants.
L'externalisation, doublée de cette "balkanisation", peut faire craindre
à terme un émiettement du dossier du patient à l'hôpital, avec tout ce
que cela pourrait avoir comme conséquences, d'abord sur le plan
médical mais aussi sur le plan économique. Une solution informatique
devrait ou pourrait être déployée dans chaque institution permettant à
celle-ci de reconstruire un dossier patient informatisé à partir de cette
mosaïque.
Par ailleurs, des incohérences ont été relevées entre le contenu de
l'arrêté et le contenu du formulaire destiné à l'encodage. Des
questions se posent vu l'externalisation partielle du processus, sur la
protection de la vie privée. Les informations requises de par la
convention SMUR vont au-delà de celles qui sont exigibles de par
l'arrêté royal et franchissent peut-être des limites qui n'ont pu être
évaluées par les commissions d'avis dès lors qu'elles ne figurent pas
dans l'arrêté royal; or ces commissions d'avis ont été interrogées à
partir de l'arrêté royal. Il s'agit notamment des données relatives aux
antécédents du patient qui vont au-delà de la question des
interventions urgentes et de ses suites.
Manifestement, cette réforme a été réalisée sans y associer les
acteurs de terrain, notamment le Réseau Wallon Santé qui réunit de
façon volontaire les principales institutions hospitalières de la Région
wallonne et joue, avec le soutien des pouvoirs publics, un rôle
intéressant et important de réflexion et de proposition sur
l'amélioration de la transmission des données médicales, à la fois
dans une perspective d'économie mais aussi une perspective éthique
et de santé publique.
opgenomen. Op termijn zal een
deel van de medische gegevens
niet langer beschikbaar zijn in het
patiëntendossier
van
het
ziekenhuis, tenzij een dubbele
codering zou worden opgelegd. Er
ontstaat
dus
een
zowel
inhoudelijke
als
technische
versnippering. Op termijn dreigt zo
het
patiëntendossier
in
het
ziekenhuis onvolledig te worden,
wat
vanuit
medisch
én
economisch oogpunt nadelig kan
zijn.
Er
werden
bovendien
incoherenties vastgesteld tussen
de inhoud van het koninklijk besluit
en die van het coderingsformulier.
Aangezien
het
proces
nu
gedeeltelijk extern gebeurt, rijzen
er vragen met betrekking tot de
bescherming van de privacy. Deze
hervorming gebeurde zonder de
veldwerkers - onder meer het
`Réseau Wallon Santé' erbij te
betrekken.
Is
de
toepassing
van
het
betrokken
besluit
nog
altijd
opgeschort? Welke maatregelen
werden
sinds
4
december
genomen om de vastgestelde
toepassingsproblemen
op
te
lossen en de technische vragen te
beantwoorden?
Is
er
een
ontmoeting gepland tussen de
FOD Volksgezondheid en de
veldwerkers zoals het `Réseau
Wallon Santé' of zijn Brusselse
tegenhanger of kan er zo een
ontmoeting plaatsvinden?
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
19
Madame la ministre, au-delà de la question posée le 4 décembre,
relayée aujourd'hui par mon confrère Bellot, pouvez-vous nous dire si
l'application de l'arrêté sous référence est toujours suspendue à
l'heure qu'il est?
Qu'est-ce qui a été entrepris depuis le 4 décembre pour corriger les
problèmes d'application et répondre aux questions techniques
soulevées?
Est-il envisagé de réviser l'arrêté afin d'en corriger les imperfections?
Par exemple, une rencontre est-elle programmée ou peut-elle l'être
entre le SPF Santé publique et des acteurs de terrain, comme le
Réseau Wallon Santé ou son équivalent bruxellois, afin d'apporter les
éclaircissements utiles et des amendements éventuels à cet arrêté
et/ou à son mode d'implémentation sur le terrain?
Comme je l'ai dit en début d'intervention, il s'agit de questions
éminemment techniques, importantes en termes économiques et
éthiques. Peut-être les acteurs concernés peuvent-ils se parler,
comme le SPF Santé publique et ce Réseau Wallon Santé, qui me
semble travailler de façon utile et intéressante.
La présidente: Je rappelle que, comme le temps des questions est
limité, le deuxième intervenant dans une question doit essayer de
raccourcir au maximum son intervention et de ne pas répéter les
éléments déjà exposés.
De voorzitter: De spreektijd in het
kader van een vraag is beperkt.
De tweede spreker moet zijn
betoog zo kort mogelijk houden en
niet herhalen wat reeds gezegd is.
06.03 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, la
question rappelle à juste titre que le principe de l'enregistrement des
données SMUR est une obligation ancienne datant de 1992.
Les modifications du mode d'enregistrement ont deux objectifs:
premièrement, adapter les données récoltées par l'administration à
l'évolution des techniques et de la science en introduisant, par
exemple, les données liées à l'usage d'un défibrillateur automatique
autorisé au public; deuxièmement, permettre aux autorités publiques
de disposer de ces données, grâce à un enregistrement sur le web,
beaucoup plus rapidement que par le passé où, du fait du mode de
collecte, plus de deux ans s'écoulaient entre l'activité et l'analyse.
Ce nouveau système doit donc nous permettre à l'avenir d'être
beaucoup plus rapidement informés de l'évolution d'une situation,
comme cela devrait être le cas, par exemple, en cas de crise
sanitaire.
Je vais répondre aux questions point par point.
1. Une application web est offerte pour enregistrer les données
SMUR. Elle permet un enregistrement en ligne. Les données sont
stockées sur un serveur central et les hôpitaux sont les seuls à avoir
accès aux données de leurs patients. Cette application est distincte
d'un éventuel dossier médical électronique dans l'hôpital. La question
de la responsabilité du médecin-chef ne se pose donc pas dans ce
contexte.
2. L'hôpital est tenu, d'une part, par la convention qu'il a conclue avec
le SPF et, d'autre part, par l'arrêté royal d'avril 2007, de transmettre
06.03
Minister
Laurette
Onkelinx: De verplichting om de
MUG-gegevens
te
registreren
dateert van 1992; zij heeft tot doel
om de gegevensinzameling aan de
technische en wetenschappelijke
evolutie aan te passen en de
overheid in staat te stellen om veel
sneller dan vroeger tot deze
gegevens toegang te krijgen.
De
MUG-gegevens
worden
middels een internettoepassing
geregistreerd.
Alleen
de
ziekenhuizen hebben toegang tot
de gegevens van hun patiënten.
Die toepassing is nog iets anders
dan het elektronisch medisch
dossier waarover het ziekenhuis
eventueel beschikt. Het ziekenhuis
moet de gegevens inzake de
uitgevoerde MUG-opdrachten aan
de
FOD
meedelen.
Alle
ziekenhuizen
hebben
die
conventie
ondertekend.
De
Commissie voor de bescherming
van de persoonlijke levenssfeer
heeft
voorgesteld
dat
een
organisatie als tussenschakel zou
fungeren. In het verslag aan de
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
20
au SPF les données relatives aux missions SMUR effectuées. Par
conséquent, la non-transmission de ces données entraînerait des
conséquences financières et légales pour cet hôpital. Il appartient
donc à l'hôpital de s'assurer de la transmission de ces données avec
les médecins concernés.
3. Selon les informations dont je dispose, tous les hôpitaux ont signé
la convention visée. J'estime donc que la question portant sur la
responsabilité des hôpitaux qui n'auraient pas signé ladite convention
est sans objet.
4. La Commission de la protection de la vie privée a en effet estimé
souhaitable l'intervention d'une organisation intermédiaire. Le rapport
au Roi de l'arrêté d'avril 2007 expose de manière circonstanciée
pourquoi l'intervention d'une organisation intermédiaire n'offre pas de
garanties supplémentaires en ce qui concerne la protection des
données personnelles. L'article 86 de la loi sur les hôpitaux confie du
reste au ministre de la Santé publique la compétence relative à la
collecte primaire des données sanitaires nécessaires alors que, dans
le cadre de la législation sur la vie privée, le codage des données
personnelles par une organisation intermédiaire est uniquement
conseillé dans le cas d'une collecte de données secondaires ou d'un
couplage de données personnelles.
Il est important de savoir que le Conseil d'État, qui est très vigilant en
matière de protection des données personnelles, a pris connaissance
des deux avis de la Commission de la protection de la vie privée et de
la réponse à ces avis dans le rapport au Roi et que le Conseil d'État
n'a pas formulé d'observation quant au fond à l'égard de l'arrêté royal
en question.
5. Émettre un avis en la matière ne relève pas de la compétence de la
commission Droits des patients. En premier lieu, l'arrêté royal d'avril
2007 porte à exécution la loi sur les hôpitaux. En outre et
conformément à la loi du 22 août 2002 relative aux droits du patient,
la commission n'est compétente que pour l'évaluation de l'application
de cette loi. Par ailleurs, l'enregistrement des données, tel qu'il est
visé dans ce fameux arrêté royal, n'a aucun effet sur la relation entre
le patient et le praticien professionnel.
Une application web est offerte pour enregistrer les données SMUR.
Elle permet un enregistrement en ligne. Les données sont stockées
sur un serveur central et les hôpitaux sont les seuls à avoir accès aux
données de leurs patients. Les données enregistrées sur le serveur
central peuvent être téléchargées par les hôpitaux et intégrées dans
leur propre dossier médical.
Par ailleurs, les hôpitaux sont libres d'extraire ou non ces données de
leur dossier électronique éventuel. Le choix est donc offert aux
hôpitaux.
Il est exact qu'une circulaire a provisoirement suspendu la mise en
oeuvre de l'arrêté d'avril 2007 afin de permettre un certain nombre de
corrections techniques rendues nécessaires par le haut niveau
d'exigence en matière de sécurité des données et des applications
informatiques. Je suis décidée à ne pas transiger sur cet aspect des
choses. Je préfère différer la mise en oeuvre le temps nécessaire
pour que nous soyons parfaitement rassurés à ce sujet.
Koning van het koninklijk besluit
van
27
april
2007
wordt
uiteengezet
waarom
een
dergelijke,
als
tussenschakel
fungerende
organisatie
geen
bijkomende waarborgen biedt. De
Raad van State heeft geen
opmerkingen
hieromtrent
geformuleerd.
De commissie Patiëntenrechten is
niet bevoegd om een advies ter
zake uit te brengen.
Zodra de verschillende aan de
gang zijnde tests het beoogde
resultaat
opleveren,
zal
de
administratie
de
toepassing
opnieuw opstarten. Ze zal me
desgevallend
voorstellen
het
koninklijk besluit te corrigeren. Ik
hoop dat tegen februari af te
ronden.
Een afdoende beveiliging op dit
vlak is noodzakelijk.
Er zal overlegd worden via de door
u vermelde netwerken en de
federale structuur B-Health.
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
21
Dès que les différents tests qui sont en cours pour le moment
donneront totale satisfaction, l'administration remettra l'application en
route. Elle me proposera des corrections de l'arrêté royal, pour autant
que celles-ci s'avèrent absolument nécessaires. Quand cela
interviendra-t-il? J'espère déjà pour février. L'application n'est
vraiment pas remise à beaucoup plus tard, mais nous avons besoin
de sécurité en la matière.
Les concertations avec les acteurs sont effectivement importantes.
Les rencontres qui se sont déjà déroulées ont eu principalement pour
objet l'information des institutions hospitalières partenaires directs des
contrats signés. Des concertations à travers les réseaux que vous
mentionnez seront envisagées, sans omettre bien entendu le rôle que
peut jouer la structure fédérale B-Health.
06.04 François Bellot (MR): Madame la ministre, en ce qui
concerne la responsabilité des médecins-chefs, si j'ai bien compris, il
leur appartient de puiser dans les structures intermédiaires les
données nécessaires pour compléter le dossier médical qui est géré
dans l'hôpital. Ils n'exercent aucune responsabilité vis-à-vis du
contenu de l'information transmise par le SMUR. Par contre, ils
assument la responsabilité d'aller puiser les données telles qu'elles
figurent dans l'organe intermédiaire afin de compléter le dossier
médical du patient à l'hôpital. C'est ce que j'ai compris.
Quant aux autres questions, vos réponses ont apporté l'éclairage
indispensable.
Vous nous avez indiqué que tous les hôpitaux avaient signé la
convention. Je pense que si des hôpitaux doivent être rassurés, il
faudrait peut-être veiller à ce que chacun d'entre eux participe à des
tests pour valider son fonctionnement. En effet, au-delà des
opérations pilotes qui concernent certains hôpitaux, il faudrait que
chaque hôpital, pendant un certain nombre de jours ou de semaines,
procède à ces opérations pilotes avant d'entrer définitivement dans le
système.
06.04 François Bellot (MR): De
hoofdgeneesheren moeten dus de
nodige
gegevens
uit
de
intermediaire structuren putten om
het medische dossier dat in het
ziekenhuis wordt beheerd, te
vervolledigen. Ze zijn echter niet
aansprakelijk voor de inhoud van
de informatie.
Er zou misschien moeten voor
worden gezorgd dat elk ziekenhuis
wel degelijk validatietesten uitvoert
vooraleer definitief tot het systeem
toe te treden.
Voorzitter: Nathalie Muylle.
Présidente: Nathalie Muylle.
06.05 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, je
retiens vos explications techniques et juridiques sur le bien-fondé de
l'arrêté dont il est question et sa mise en application. C'est
effectivement intéressant. Il me revient que, sur le terrain, ce n'est pas
aussi simple.
Par ailleurs, j'ai bien pris acte de votre engagement à mener les
concertations et l'évaluation nécessaires de ce premier essai jusqu'à,
le cas échéant, modifier l'arrêté ou la façon dont il est implémenté via
ces conventions entre les hôpitaux et le SPF Santé publique.
Je serai attentif à ce que ça passe de cette manière. C'est de nature à
rassurer les uns et les autres et d'arriver à une certaine efficacité
dans la récolte de données médicales dont on sait qu'elle est
particulièrement importante. Il faut essayer d'avoir un système le plus
efficace possible. Dans l'urgence et face aux autres contraintes et
objectifs des hôpitaux qui sont d'abord de soigner les gens, essayons
06.05 Georges Gilkinet (Ecolo-
Groen!):
Uw
technische
en
juridische
uitleg
over
de
gegrondheid van het besluit en de
uitvoering ervan zijn interessant
maar vanuit het werkveld verneem
ik dat het niet zo eenvoudig is.
Ik neem nota van uw verbintenis
om overleg te plegen en te
evalueren alsook eventueel het
besluit of de manier waarop het
wordt ingevuld te wijzigen.
Ik zal erop toezien dat dit
daadwerkelijk zo gebeurt.
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
22
d'être le plus efficace, le plus économe possible et le plus
respectueux de la protection de la vie privée.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
07 Questions jointes de
- Mme Kattrin Jadin à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la coopération
transfrontalière entre la Belgique et l'Allemagne en matière de services de secours d'urgence"
(n° 1137)<br>- M. Josy Arens à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la convention relative
aux soins d'urgence transfrontaliers" (n° 1257)</b>
07 Samengevoegde vragen van
- mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de Belgisch-
Duitse grensoverschrijdende samenwerking inzake dringende hulpverlening" (nr. 1137)
- de heer Josy Arens aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het verdrag inzake
de grensoverschrijdende dringende medische hulpverlening" (nr. 1257)
07.01 Kattrin Jadin (MR): Madame la présidente, madame la
ministre, comme ma question le laisse supposer, j'aurais souhaité
faire le point avec vous sur la coopération transfrontalière en termes
de services de secours d'urgence. Nous pouvons nous réjouir que
des accords aient été signés entre la Belgique et la France pour des
interventions ponctuelles. Depuis 2004, sous l'impulsion du Parlement
Benelux, les Pays-Bas, la Belgique et le Luxembourg sont amenés à
conclure des accords similaires.
Je suis moi-même originaire d'une région frontalière des neuf
communes germanophones, où je sais que des interventions
ponctuelles des services de secours allemands ont lieu.
Ma question est la suivante: ces services de secours font-ils déjà
l'objet d'un accord de coopération entre la Belgique et l'Allemagne? Si
oui, pouvez-vous m'informer des dispositions existantes et des
termes de cette convention? Dans le cas contraire, souhaitez-vous
que des incitations soient prises afin d'aller dans ce sens?
Je vous remercie de votre réponse.
07.01 Kattrin Jadin (MR): Tot
onze tevredenheid werden tussen
België en Frankrijk akkoorden
gesloten met het oog op specifieke
opdrachten van de diensten voor
dringende hulpverlening. Sinds
2004 buigen Nederland, België en
Luxemburg zich, onder impuls van
het Beneluxparlement, eveneens
over dergelijke overeenkomsten.
Bestaat er tussen België en
Duitsland al een samenwerkings-
akkoord over de hulpdiensten? Zo
ja, kan u meer toelichting geven
over de bepalingen en de
draagwijdte
van
die
overeenkomst? Zo niet, wenst u
dat het sluiten van zo een
overeenkomst
wordt
aangemoedigd?
07.02 Josy Arens (cdH): Madame la ministre, il y a quelques mois,
j'avais posé la question à votre prédécesseur M. Didier Donfut
concernant la convention avec le Grand-Duché de Luxembourg
relative à l'aide médicale urgente. Celui-ci m'informait que le projet de
convention était rédigé et qu'il suffisait d'attendre l'entrée en fonction
d'un nouveau gouvernement pour obtenir la signature.
Je voudrais simplement savoir, madame la ministre, où en est ce
projet de convention. Est-il rédigé? En outre, êtes-vous proche de le
signer ou alors l'avez-vous déjà fait?
07.02 Josy Arens (cdH): Enkele
maanden geleden antwoordde uw
voorganger mij in verband met de
overeenkomst met betrekking tot
de dringende medische hulp-
verlening met het Groothertogdom
Luxemburg dat de ontwerp-
overeenkomst klaar was en dat
het voor de ondertekening ervan
wachten was op het aantreden van
een nieuwe regering.
Wat is de stand van zaken in dat
verband?
07.03 Laurette Onkelinx, ministre: Les questions ont effectivement
été posées à mon prédécesseur. Pour vous répondre concrètement,
tout d'abord au sujet de l'Allemagne, je confirme qu'un projet d'accord
de coopération identique à la convention conclue avec la France a été
07.03
Minister Laurette
Onkelinx: Er werd een ontwerp
van samenwerkingsakkoord met
Duitsland opgesteld, dat identiek is
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
23
rédigé, mais il n'est pas encore finalisé.
En ce qui concerne la coopération avec le Luxembourg, je ne puis
que répéter ce qui vous a été dit en octobre, à savoir qu'un projet de
convention a été rédigé et devra être soumis à l'administration
luxembourgeoise pour conclusion.
Cela étant dit, puisque vous m'avez posé cette question, je me suis
rendu compte que la même question avait déjà été posée et qu'une
réponse identique vous avait été donnée. C'est toujours un peu
embêtant. Je ne suis pas ministre de la Santé depuis très longtemps,
mais j'ai demandé à mon administration de préparer un échéancier.
Je reviendrai devant vous en essayant de ne pas répéter pour la
vingt-cinquième fois la même réponse, mais de vous fournir des
détails sur l'échéancier. Je ne dispose pas encore de ces précisions.
C'est pourquoi j'ai posé la question à mon administration.
aan de met Frankrijk gesloten
overeenkomst. Een en ander is
echter nog niet rond.
Ook met Luxemburg werd een
ontwerpovereenkomst opgesteld.
Ik heb vastgesteld dat u dit
antwoord al eens hebt gekregen.
Ik heb mijn administratie gevraagd
een tijdpad uit te zetten. Ik zal u
meer details bezorgen zodra ik er
zelf over beschik.
07.04 Kattrin Jadin (MR): Madame la présidente, je remercie la
ministre pour sa réponse. Madame la ministre, vous vous en doutez,
je vais rester très attentive à cet échéancier et revenir sous peu pour
obtenir de nouvelles informations.
07.04 Kattrin Jadin (MR): Ik zal
binnenkort
op
dit
dossier
terugkomen.
07.05 Josy Arens (cdH): Je remercie la ministre pour cette réponse
et je serai très attentif à l'évolution de ce dossier qui me semble très
important, surtout lorsqu'on habite les régions concernées.
07.05 Josy Arens (cdH): Ik zal
dat
dossier,
dat
bijzonder
belangrijk is voor de inwoners van
de betrokken gebieden, met
aandacht blijven volgen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
08 Question de Mme Valérie De Bue à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le
08 Vraag van mevrouw Valérie De Bue aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"het alcoholactieplan" (nr. 1162)
08.01 Valérie De Bue (MR): Madame la présidente, madame la
ministre, le 13 juin 2005, lors de la conférence interministérielle Santé
publique, la cellule politique Drogues a été mandatée pour élaborer un
plan d'action en matière d'alcool. Ce plan a pour objectif principal de
mettre en oeuvre les actions de lutte contre les abus d'alcool décrites
dans un certain nombre de documents stratégiques nationaux et
internationaux.
Début 2006, le CRIOC publiait une enquête dans laquelle il démontre
que la législation relative à la vente d'alcool pour les mineurs est
méconnue et mal respectée. L'enquête révèle que plus de 4/5
èmes
des
magasins testés ont accepté de vendre de la bière et des alcopops à
des jeunes de 12 à 14 ans. Une série de questions ont été posées au
Parlement à cette époque et le ministre avait mis en évidence que
nous étions en train d'élaborer un plan d'action en y associant les
différents niveaux de pouvoir. Il avait indiqué qu'il présenterait ce plan.
D'après mes informations, l'administration annonçait ce plan pour la
mi-novembre 2007. Je souhaiterais donc savoir à quel stade en sont
la réalisation et l'application du plan Alcool.
En effet, entre-temps, le constat des associations qui travaillent dans
08.01 Valérie De Bue (MR): Op
13 juni 2005 werd de beleidscel
"Drugs" belast met de uitwerking
van een actieplan dat ertoe strekt
het
alcoholmisbruik,
zoals
omschreven
in
een
aantal
nationale
en
internationale
documenten, te bestrijden.
Begin 2006 wees het OIVO erop
dat de wetgeving inzake de
verkoop
van
alcohol
aan
minderjarigen
slecht
wordt
nageleefd. Er werden toen een
aantal vragen in het parlement
gesteld en de minister kondigde
aan
dat
er
tegen
midden
november 2007 een actieplan zou
komen waarbij de verschillende
beleidsniveaus zouden worden
betrokken. Hoever staat het met
de ontwikkeling en de toepassing
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
24
ce domaine est relativement alarmant. La consommation d'alcool
touche les jeunes de plus en plus tôt. On constate aussi le
phénomène du "binch drinking", de plus en plus problématique. Les
magistrats de la jeunesse reconnaissent également que depuis le
phénomène des alcopops, on constate une consommation d'alcool
sans cesse croissante chez les jeunes, sans oublier les impacts sur la
sécurité routière.
Je crois qu'un accord, devenu loi, a été signé entre tous les acteurs
du secteur sur la publicité et la vente d'alcool. Je me demande s'il
n'est pas temps d'évaluer cet accord puisque des études démontrent
qu'il ne serait pas respecté.
van het alcoholplan?
Ondertussen
hebben
de
verenigingen
die
de
strijd
aanbinden tegen alcoholmisbruik
immers
verontrustende
vaststellingen gedaan.
08.02 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, la
consommation d'alcool dans la société est évidemment une
thématique importante et complexe. Il faut qu'une politique intégrée
soit menée. Un plan global comme on en a eu dans d'autres
domaines constitue un bon instrument pour atteindre cet objectif,
surtout quand on voit la dispersion des compétences en la matière.
Il y a quelques années, l'Organisation mondiale de la santé a donc
appelé ses membres à mettre en place un plan d'action en matière
d'alcool. Lors de la conférence interministérielle Santé publique du
13 juin 2005, le mandat a été donné à la cellule politique de santé en
matière de drogues d'élaborer un tel plan pour la Belgique. Cette
cellule rassemble des représentants de tous les ministres de la Santé
publique de notre pays.
La conférence a déterminé le cadre du mandat grâce à une liste de
dix points: information et éducation, environnement public, privé et
professionnel, alcool au volant, disponibilité des produits à base
d'alcool, promotion des produits à base d'alcool, traitement,
responsabilité de l'industrie et du secteur horeca, capacité de la
communauté à réagir face aux dommages liés à l'alcool,
organisations non gouvernementales, mise en oeuvre et surveillance
de la politique. En outre, le plan devra également tenir compte de la
répartition des compétences entre les différents gouvernements
belges et des structures et initiatives existantes qui ont déjà prouvé
leur utilité.
La conférence a également déterminé les différentes étapes de la
réalisation de ce plan. Dans une première phase, la cellule "politique
de santé en matière de drogues" a pris connaissance des
recommandations scientifiques et de la politique actuelle en la
matière. Ensuite, la cellule a reçu la mission de déterminer le cadre
général et les principes de base, les priorités, les stratégies, les
actions concrètes et les moyens. Dans ce but, la cellule a organisé
plusieurs réunions avec des experts scientifiques et des experts de
terrain. En effet, la cellule a jugé indispensable et je pense qu'elle a
eu raison d'impliquer la grande connaissance et expérience qui
existe dans notre pays dans la rédaction de ce plan.
Ce groupe s`est penché sur tous les aspects de la problématique de
l'alcool et a établi un document de travail. En ce moment, les
dernières modifications sont apportées à ce document. Sur la base de
ce document, la cellule Politique de santé va rédiger son propre plan
national alcool. Le texte devrait être soumis à la prochaine conférence
interministérielle qui devrait être convoquée aux alentours du 10
08.02
Minister
Laurette
Onkelinx: Het alcoholgebruik is
een belangrijk en complex thema
dat een geïntegreerd beleid vergt.
Een globaal plan is een geschikt
instrument om dat doel te
bereiken, vooral als men de
bevoegdheidsversnippering
ter
zake voor ogen houdt.
Ingevolge de oproep van de WHO
werd de beleidscel "Drugs" op 13
juni 2005 belast een plan voor
België op te stellen. Die cel
bestaat uit vertegenwoordigers
van
al
de
ministers
van
Volksgezondheid die ons land telt.
De interministeriële conferentie
heeft het kader van het mandaat
en de verschillende stappen voor
de verwezenlijking van dat plan
vastgelegd.
In een eerste fase heeft de cel
"Gezondheidsbeleid Drugs" kennis
genomen van de wetenschap-
pelijke aanbevelingen en van het
huidige
beleid
ter
zake.
Vervolgens heeft ze opdracht
gekregen om het algemeen kader
en
de
basisbeginselen,
de
prioriteiten, de strategieën en de
concrete acties en middelen uit te
werken. Hiervoor heeft de Cel
verschillende
vergaderingen
georganiseerd met wetenschap-
pelijke
deskundigen
en
deskundigen uit het veld. Deze
groep heeft een werkdocument
opgesteld op basis waarvan de cel
"Gezondheidsbeleid" haar eigen
nationaal
alcoholplan
zal
uitwerken. Dit plan zou aan de
volgende
interministeriële
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
25
mars. On avance donc véritablement.
Ce plan sera commun à tous les ministres de la Santé publique, dans
le respect de leurs propres compétences. Une procédure sera
également discutée pour la suite des travaux, à savoir l'élaboration et
la mise en oeuvre du plan. Vu le fait que la cellule se compose
exclusivement des représentants des ministres, une attention
particulière sera accordée à la détermination d'initiatives pour
associer à l'élaboration et à l'intégration de ce plan d'autres ministres
compétents, pas seulement ceux de la Santé publique. Comme il
s'agit d'un sujet sensible en Belgique, les compétences de chacun
devront être respectées.
Pour ma part, je crois que l'existence d'un tel plan est indispensable,
notamment pour les jeunes qui connaissent manifestement de plus en
plus de problèmes en la matière.
conferentie
moeten
worden
voorgelegd.
Het zal een gemeenschappelijk
plan zijn van alle ministers van
Volksgezondheid.
Er
zal
besproken
worden
welke
procedure voor het vervolg van
werkzaamheden
zal
worden
gevolgd.
Ik geloof dat dit plan echt
noodzakelijk is, met name voor de
jongeren die duidelijk met meer en
meer problemen op dat gebied
kampen.
08.03 Valérie De Bue (MR): Madame la présidente, je remercie
Mme la ministre pour sa réponse complète et l'échéancier proposé.
Je pense que ce débat pourrait être mené au Parlement, au sein de
cette commission. Avec d'autres collègues, nous avons déposé une
résolution demandant d'avancer dans la confection de ce plan mais
aussi dans sa mise en oeuvre. Compte tenu du fait qu'il s'agit d'un
problème complexe impliquant plusieurs compétences et plusieurs
niveaux de pouvoir, qu'il y aura probablement un volet législatif
résultant de ces travaux, il serait intéressant d'organiser un débat et
une présentation au sein de cette commission.
Il y a également le volet de la publicité et de son contrôle. Je songe
également à ce fameux accord signé entre les entreprises et les
acteurs du secteur qui a même été transcrit dans une loi en 2006.
Selon plusieurs études ou certains articles en tout cas, cet accord ne
serait pas totalement respecté. Il reste donc encore le problème du
contrôle de la publicité dans le secteur.
08.03 Valérie De Bue (MR): Dit
debat zou ook in het parlement
gevoerd kunnen worden. Enkele
collega's en ikzelf hebben ter zake
een resolutie ingediend waarin we
vragen om verder werk te maken
van het opstellen en uitvoeren van
dit plan.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"een interventie van de dienst 100 in Hoeilaart" (nr. 1169)
09 Question de M. Michel Doomst à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "une
intervention du service 100 à Hoeilaart" (n° 1169)</b>
09.01 Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mevrouw de voorzitter, ik wil
vragen aan onze nieuwe minister dat ze toch eens speciaal naar deze
vraag luistert, want zij komt van Justitie. Er is een groot
rechtvaardigheidsgehalte...
09.02 Minister Laurette Onkelinx: Ik ben begonnen in 1992.
09.03 Michel Doomst (CD&V - N-VA): En wie weet waar u eindigt.
Er is een serieus rechtvaardigheidsgehalte aan deze vraag. Ik zeg u
nu al dat ik u ermee zal achtervolgen. Ik zal u er dikwijls op wijzen.
Het woord stalken zal ik niet in de mond nemen, maar ik moet zeggen
dat de zin om dat te doen groter is dan bij uw voorganger.
09.04 Minister Laurette Onkelinx: (...)
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
26
09.05 Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mevrouw de minister, op
4 januari van dit jaar om 10.30 uur werd vanuit Hoeilaart in Vlaams-
Brabant de dienst 100 verwittigd. Op de oproep is, moet ik zeggen,
wel snel gereageerd. Maar de ambulance was afkomstig van de
standplaats La Hulpe. Het spijtige aan het voorval is dat nog maar
eens twee ambulanciers hun best gedaan hebben om mensen bij te
staan maar dat zij noch Nederlands konden spreken noch eigenlijk
begrepen wat de patiënt zei. De patiënt in kwestie dat kunt u hem
dan misschien weer aanrekenen was uitsluitend Nederlandstalig.
Ik had u graag de volgende vragen gesteld.
Wat is de reden waarom de dienst 100 van La Hulpe is uitgezonden
en niet die van een Vlaamse gemeente dichtbij, bijvoorbeeld
Overijse? Blijkbaar werkt Overijse perfect tweetalig.
Het is het zoveelste geval, en ik zeg u nu al: het zal het laatste niet
zijn, want men begint daar ook alerter voor te worden.
Mevrouw de minister, kunt u werken aan een dringende oplossing? Ik
bedoel dat echt waar constructief. Maar het zou echt opgelost moeten
geraken.
Welke concrete maatregelen ziet u op korte of lange termijn?
Ten slotte, op basis van welke criteria wordt beslist welke dienst 100
wordt uitgestuurd? Met andere woorden, hoe worden de verschillende
diensten 100 op de taalgrens vanuit de centrales opgeroepen?
09.05 Michel Doomst (CD&V -
N-VA): Le 4 janvier 2008, le
service 100 a été appelé à
Hoeilaart, en Brabant flamand.
Une
ambulance
est
arrivée
rapidement, en provenance de La
Hulpe. Les deux ambulanciers ont
fait de leur mieux pour aider le
patient, mais ils ne parlaient pas le
néerlandais, tandis que le patient
s'exprimait uniquement dans cette
langue. Il ne s'agit certainement
pas d'un cas unique.
Pourquoi
l'ambulance
est-elle
venue de La Hulpe, et pas, par
exemple, d'Overijse? Comment la
ministre pense-t-elle résoudre ce
problème?
09.06 Minister Laurette Onkelinx: Mevrouw de voorzitter, na een
eerste analyse blijkt dat de opdracht werd uitgevoerd overeenkomstig
de criteria van de wet, in die zin dat wat betreft de plaats van
interventie de dienst van La Hulpe voor de Overwinningstraat in 5
minuten ter plaatse kon zijn terwijl dat voor Overijse 8 minuten was.
Bijgevolg werd overeenkomstig artikel 7 van het KB van 2 april 1965,
houdende vaststelling van de modaliteiten tot inrichting van de
dringende geneeskundige hulpverlening en houdende aanwijzing van
gemeenten als centra van een eenvormig oproepingstelsel, de dichtst
bijzijnde dienst, in termen van tijd, die over het geschikte voertuig
beschikt, ingezet.
Het gaat er dus niet om een willekeurige oplossing te zoeken,
aangezien het principe is dat er zo snel mogelijk moet worden
gereageerd op een dringende oproep en dat het dus onmogelijk is te
anticiperen op de taal van de patiënt. Het ligt geenszins in mijn
bedoeling om een patiënt met misschien onherroepelijke zo niet
dodelijke letsels 3 minuten langer te laten wachten om de voorrang te
geven aan een taalkundig correcte ambulance.
Ik wil er u ook op wijzen dat wanneer Overijse reeds vertrokken is
voor een opdracht, de interventietijd voor de eerste ambulance uit het
Nederlandstalig grondgebied nog langer is.
Mijn departement heeft niet tot taak de taalkundige vaardigheden van
de hulpverlenerambulanciers te evalueren. Toch zal er navraag
worden gedaan naar de zaak.
09.06
Laurette
Onkelinx,
ministre: La mission a été menée
à bien conformément à l'article 7
de l'arrêté royal du 2 avril 1965:
dans le cas qui nous occupe, le
service de La Hulpe pouvait être
sur place dans un délai de cinq
minutes, celui d'Overijse dans un
délai de huit minutes. Le principe
veut qu'il convient de répondre le
plus rapidement possible à un
appel urgent.
Il est impossible de toujours
connaître à l'avance la langue du
patient. Je n'ai pas l'intention de
faire patienter une personne qui
est peut-être en danger de mort
jusqu'à ce qu'une ambulance qui
peut le prendre en charge dans sa
langue soit disponible, si une autre
ambulance
peut
venir
plus
rapidement au secours de cette
personne. Je voudrais attirer
l'attention sur le fait que si
l'ambulance d'Overijse était déjà
partie, le délai d'attente aurait
encore été plus long. Dans
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
27
Over het algemeen en, mijns inziens, normaal, hebben de
hulpdiensten in de buurt van de taalgrens een hulpverlener aan boord
die de nodige inlichtingen kan inwinnen in het Nederlands. Mag ik er u
nog op wijzen dat in dringende noodgevallen de patiënt meestal niet
meer in staat is om zich uit te drukken? We moeten pragmatisch zijn.
certains cas urgents, le patient
n'est d'ailleurs pas en mesure de
s'exprimer.
Mon département n'a pas pour
mission
d'évaluer
les
compétences linguistiques des
ambulanciers. Je m'informerai
cependant à ce sujet. Les équipes
de secours opérant à la frontière
linguistique disposent d'ailleurs
généralement d'un ambulancier
qui
peut
recueillir
les
renseignements nécessaires en
néerlandais.
09.07 Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mevrouw de minister, dank u
voor uw antwoord. We blijven daar toch wel echt op een cruciaal punt
zitten, namelijk de taalkennis van de betrokken bevoegde mensen.
Het zijn immers niet de eersten de besten, het zijn mensen die aan
dringende medische hulpverlening doen.
Aangezien wij een land zijn dat qua talenkennis blijkbaar vrij snel
competentie kan winnen, kan dat toch niet mogelijk zijn. In een
ontwikkeld land is het toch niet meer mogelijk dat een patiënt vandaag
niet in zijn of haar taal kan worden bediend op het ogenblik waarop er
dringende medische hulp nodig is. Wij moeten er absoluut naar
moeten kijken dat dit echt gecontroleerd wordt. Toen de dokter nu
vroeg hoe dat mogelijk was, was het antwoord "ce n'est pas notre
problème". Het is wel een probleem. Ik wil u echt smeken desnoods
moeten we maar in hongerstaking gaan om daar toch een oplossing
voor te vinden.
09.07 Michel Doomst (CD&V -
N-VA):
Ces
ambulanciers
dispensent une aide médicale
urgente. Ce ne sont donc pas les
premiers venus. Ne serait-il pas
normal qu'ils possèdent une
connaissance élémentaire de nos
langues nationales? Est-ce que je
me trompe si je dis que dans un
pays développé, chaque patient a
le droit de recevoir une aide
médicale
dans
sa
langue
maternelle? Les ambulanciers ont
laissé entendre que ce n'était pas
vraiment leur souci. Pourtant, les
connaissances linguistiques des
secouristes constituent bien un
problème qu'il faut impérativement
résoudre.
De voorzitter: Stalken, hongerstakingen, hier worden straffe woorden uitgesproken.
09.08 Michel Doomst (CD&V - N-VA): Straffe woorden!
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
10 Question de Mme Véronique Salvi à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la
reconduction de la convention 'Soins Continus Enfants, équipe d'infirmières de liaison'" (n° 1173)</b>
10 Vraag van mevrouw Véronique Salvi aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"de
verlenging
van
de
overeenkomst
continue
verzorging
van
kinderen,
verbindingsverpleegstersteam" (nr. 1173)
10.01 Véronique Salvi (cdH): Madame la présidente, madame la
ministre, le 1
er
juillet 2004, M. Rudy Demotte, alors ministre des
Affaires sociales et de la Santé publique, a signé une convention
"Soins continus enfants, équipes d'infirmières de liaison" pour une
période de deux ans avec les Cliniques universitaires Saint-Luc, le
Centre hospitalier régional de la Citadelle et l'Hôpital universitaire des
enfants Reine Fabiola à Bruxelles.
Cette convention organise le retour et le maintien à domicile de
10.01 Véronique Salvi (cdH): La
convention
signée
avec
les
Cliniques universitaires Saint-Luc,
le Centre hospitalier régional de la
Citadelle et l'Hôpital universitaire
des enfants Reine Fabiola pour
organiser le retour et le maintien à
domicile
de
jeunes
patients
atteints d'une maladie à pronostic
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
28
jeunes patients atteints de maladies à pronostic réservé et le plus
souvent fatal, et ce avec des moyens extrêmement limités. Chaque
centre compte entre 3 et 4 infirmières de liaison offrant service et
disponibilité 24h/24 durant toute l'année. Donc 365 jours par an,
24h/24.
Il s'agit d'une mission tout à fait indispensable dans notre système de
soins de santé car il encourage le retour à domicile des petits patients
avec tous les avantages que l'on connaît sur le plan psychologique,
médical et social, ainsi qu'en termes de coûts d'hospitalisation évités,
tout en en offrant l'encadrement professionnel indispensable à
l'entourage du malade, mais aussi aux soignants de la première ligne
qui sont souvent démunis face à ces accompagnements hors du
commun.
Nous avons néanmoins appris que les services offerts dans le cadre
de cette convention sont menacés à très court terme; en effet, la
convention
pour
ces
trois
centres
devait
s'arrêter
au
21 décembre 2007 et ne serait pas, selon nos informations,
reconduite pour 2008.
Votre prédécesseur, M. Donfut, alors en affaires courantes, avait
évoqué l'impossibilité de se prononcer.
Or cette activité reconnue par tous comme indispensable rend
d'énormes services à plus de 130 enfants malades par an en
Communauté française. Elle occupe donc une place absolument
nécessaire dans l'offre de soins.
Par ailleurs, les moyens qu'implique la reconduction de la convention
sont tout à fait limités puisque par centre universitaire, cela représente
63.000 euros, ce qui ne peut grever le budget de l'État d'une manière
disproportionnée.
Madame la ministre, pourriez-vous dès lors m'informer des
dispositions que vous comptez prendre dans ce dossier au regard de
l'urgence et de la nécessité de reconduire cette convention à dater du
1
er
janvier 2008?
réservé n'a pas été reconduite
pour 2008. Les services offerts
dans le cadre de cette convention
sont pourtant indispensables, tant
pour le petit patient et son
entourage que pour les soignants
de
première
ligne.
Sa
reconduction nécessite 63 000
euros par centre, une somme qui
ne semble pas disproportionnée,
en particulier au regard des coûts
d'hospitalisation évités. Quelles
dispositions comptez-vous prendre
dans ce dossier?
10.02 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, la
convention "Soins continus enfants" qui lie le SPF Santé publique et
les Cliniques universitaires Saint-Luc, le Centre hospitalier régional de
la Citadelle et l'Hôpital universitaire des enfants Reine Fabiola, avait
été conclue pour une durée de 2 ans du 1
er
août 2004 au 31 juillet
2006 et avait été prolongée à titre exceptionnel jusqu'au
31 décembre 2007.
Un financement forfaitaire équivalent avait été accordé par mon
prédécesseur à des initiatives similaires développées en Flandre par
les centres de l'UZ Gent, l'AZ VUB, l'UZ Antwerpen et l'UZ Leuven.
Les conventions avec les centres néerlandophones ayant été
conclues avec une année de retard, elles se terminent le 31
décembre 2008.
Ces projets ont été financés via la sous-partie B4 du budget des
moyens financiers des hôpitaux dans le cadre des projets recherche
et développement à titre transitoire. Un financement dans le cadre
d'une convention INAMI est à l'étude mais n'a pas encore abouti.
10.02
Minister
Laurette
Onkelinx:
De
overeenkomst
"Continue
verzorging
van
kinderen" die de FOD Volks-
gezondheid en de drie voormelde
ziekenhuizen
hebben
onder-
tekend, werd gesloten voor een
periode van twee jaar en werd
uitzonderlijk
verlengd tot 31
december 2007. In Vlaanderen
werden overeenkomsten betref-
fende soortgelijke initiatieven een
jaar later gesloten en is de
einddatum dus 31 december 2008.
Die projecten werden voorlopig
gefinancierd uit het onderdeel B4
van het budget van financiële
middelen. De mogelijkheid van
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
29
J'ai demandé à mon équipe, qui a pu y parvenir, de dégager une
solution permettant de prolonger toutes les conventions jusqu'au
31 décembre 2008.
J'analyse actuellement des pistes de pérennisation des projets au-
delà de cette date. Je puis vous confirmer, puisque c'est l'essence de
votre question, qu'il n'y aura pas de rupture ni dans l'activité ni dans le
financement des équipes.
een financiering in het kader van
een RIZIV-overeenkomst wordt
thans onderzocht. Ondertussen
worden de overeenkomsten tot 31
december 2008 verlengd en
onderzoekt mijn team hoe een en
ander na die einddatum kan
worden bestendigd.
10.03 Véronique Salvi (cdH): Madame la ministre, je ne peux que
me réjouir de cette disposition et du prolongement jusqu'en 2008.
J'espère que les moyens nécessaires pourront être dégagés à ce
moment-là car, sur le terrain, une telle convention est absolument
indispensable. C'est un cri d'alarme qui a été lancé par le personnel
hospitalier. Je me réjouis que vous ayez pu trouver une solution
jusqu'à la fin de cette année.
10.03 Véronique Salvi (cdH): Die
overeenkomst is onontbeerlijk; het
verheugt me dan ook dat ze wordt
verlengd.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Voorzitter: Tinne Van der Straeten
Présidente: Tinne Van der Straeten
11 Samengevoegde vragen van
- mevrouw Katia della Faille de Leverghem aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "het tekort aan jeugdpsychiaters" (nr. 1190)
- de heer Koen Bultinck aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het tekort aan
kinder- en jeugdpsychiaters" (nr. 1324)
11 Questions jointes de
- Mme Katia della Faille de Leverghem à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur
"le manque de pédopsychiatres" (n° 1190)<br>- M. Koen Bultinck à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le manque de
psychiatres infanto-juvéniles" (n° 1324)</b>
11.01 Katia della Faille de Leverghem (Open Vld): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, dit is vandaag mijn laatste vraag. Ik
zal niet elke week met drie vragen komen.
Mijn laatste vraag gaat over de jeugdpsychiaters. In de media lazen
wij verontrustende berichten over de jeugdpsychiatrie. Vooral het
bestaan van de wachtlijsten en het tekort aan opvang wordt hierin
aangeklaagd. Dat is evenwel een bevoegdheid van de
Gemeenschappen. Ook het tekort aan jeugdpsychiaters wordt echter
als een pijnpunt aangehaald.
Volgens bepaalde cijfers zou er in Vlaanderen een tekort zijn van
maar liefst 260 jeugdpsychiaters. Daarenboven stellen wij vast dat er
vandaag weinig jeugdpsychiaters in opleiding zijn, waardoor men kan
vooropstellen dat het tekort nog zal blijven bestaan.
In het recent gesloten akkoord tussen de artsen en de ziekenfondsen
is erin voorzien dat de psychiatrie in het algemeen meer middelen
krijgt. De helft hiervan is bestemd voor de jeugdpsychiatrie. In
datzelfde akkoord wordt tevens bepaald dat de nationale commissie
Geneesheren-Ziekenfondsen zal onderzoeken of er ook voor
psychiatrische patiënten zorgtrajecten ontwikkeld kunnen worden.
11.01 Katia della Faille de
Leverghem (Open Vld): Les
médias dénoncent l'existence de
listes d'attente dans le secteur de
la pédopsychiatrie ainsi qu'une
prise en charge insuffisante des
patients et un manque de
psychiatres. D'après certaines
sources, il manquerait pas moins
de
260
pédopsychiatres
en
Flandre à l'heure où les candidats
en formation sont déjà peu
nombreux. Un accord médico-
mutualiste récent a prévu entre-
temps davantage de moyens pour
la pédopsychiatrie ainsi que le
financement
d'une
recherche
portant sur des trajets de soins
envisageables pour les patients
psychiatriques.
Comment la ministre compte-t-elle
lutter contre cette pénurie aiguë de
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
30
Mevrouw de minister, graag had ik van u een antwoord gekregen op
volgende vragen.
Ten eerste, welke initiatieven zal u nemen, teneinde het schrijnende
tekort aan jeugdpsychiaters bij te benen en aan te pakken?
Ten tweede, beschikt u over exacte cijfers over het tekort aan
jeugdpsychiaters in ons land? Ik heb alleen maar cijfers voor
Vlaanderen teruggevonden.
Ten derde, wordt met het tekort rekening gehouden bij het vaststellen
van het aantal studenten geneeskunde dat de studie mag aanvatten?
Ten vierde, is er overleg met de Gemeenschappen over de opvang?
Zo ja, wat is de stand van zaken?
Ten slotte, hoever staat het met het overleg met de sector inzake de
ontwikkeling van de zorgtrajecten voor psychiatrische patiënten?
pédopsychiatres? Existe-t-il des
données chiffrées précises à
l'échelle fédérale? Cette carence
est-elle prise en considération au
moment de fixer le numerus
clausus
des
étudiants
en
médecine? La prise en charge des
patients est-elle l'objet d'une
concertation
avec
les
Communautés? Où en est la
concertation avec le secteur
s'agissant de la mise au point des
trajets de soins?
11.02 Koen Bultinck (Vlaams Belang): Mevrouw de minister,
recentelijk stond het tekort aan jeugd- en kinderpsychiaters volop in
de belangstelling. Wanneer wij zeer specifiek naar de
kinderpsychiaters kijken, zien wij dat er op dit moment in Vlaanderen
een 160-tal zijn, terwijl wij er eigenlijk in een normale situatie zeker
320 zouden moeten hebben, en ideaal zelfs 420.
Onze collega heeft terecht verwezen naar het nieuwe
Medicomutakkoord, waarin in wat meer middelen voorzien is voor
psychiatrie, ook specifiek voor kinderpsychiatrie.
Er is een bijkomend element dat ik in het dossier wil inbrengen,
mevrouw de minister. U zult ongetwijfeld van uw collega Demotte
weten dat een belangrijk dossier, dat vorige legislatuur niet afgewerkt
kon worden om diverse redenen, daar onlosmakelijk mee verbonden
is, te weten de erkenning van de gezondheidswerkers in de
geestelijke gezondheidszorg. Ik noem een specifieke categorie: de
klinisch psychologen.
Vandaar dat aan u een viertal concrete vragen wens te stellen.
Ten eerste, wat is uw beleidsvisie ter zake, mevrouw de minister?
Daar er nog altijd geen beleidsbrieven zijn, moeten mondelinge
vragen trachten wat duidelijkheid te geven op de visie van de minister.
Ten tweede, hoe denkt u het tekort aan jeugd- en kinderpsychiaters
weg te werken?
Ten derde dit is zeer uitdrukkelijk en belangrijk, want het is een
gemengde bevoegdheid -, is er overleg met de Gemeenschappen?
Ten vierde, uiteraard, hoever staat het met de erkenning van de
gezondheidswerkers in de geestelijke gezondheidszorg? Met andere
woorden, binnen welke timing denkt u het dossier dat uw voorganger,
minister Demotte, niet heeft kunnen afwerken, hier te kunnen
afwerken?
11.02 Koen Bultinck (Vlaams
Belang): On s'est récemment
beaucoup intéressé à la pénurie
de psychiatres infanto-juvéniles.
La
Flandre
ne
compte
actuellement que 160 psychiatres
infantiles
au
lieu des
320
nécessaires.
Quelle est la position de la ministre
en la matière? Comment pense-t-
elle résoudre ce problème de
pénurie? Une concertation est-elle
en cours à ce sujet avec les
Communautés? Dans quel délai
les travailleurs de la santé
peuvent-ils être agréés en soins
de santé mentale?
11.03 Minister Laurette Onkelinx: De toekomstige arbeidsmarkt
vertoont een krapte aan hoger opgeleiden, niet alleen in de
11.03
Laurette
Onkelinx,
ministre: Les pronostics sur le
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
31
gezondheidszorg, maar eveneens in de andere sectoren. Dat
fenomeen staat bekend als de ontgroening.
Ook wanneer er proportioneel evenveel of zelfs meer jongeren dan
vroeger kiezen voor het artsenberoep, daalt het absolute aantal
jongeren. Zaak is dus te waken over de efficiënte inzet van mensen
en middelen, meer nog dan in het verleden.
In de gezondheidszorg zijn daarom verschillende instanties op zoek
naar formules van substitutie van hoger gekwalificeerden door lager
gekwalificeerden en naar formules van herdefinitie van het
takenpakket, samen met de beroepen in de belendende percelen.
In de huisartsenpraktijk wordt dat onderzocht. In de wereld van de
verpleegkunde is die beweging al in gang gezet.
De vraag die we ons samen met de betrokken beroepsgroep zouden
moeten stellen, is of er in de geestelijke gezondheidszorg ook geen
mogelijkheden zijn. In die zin kan het eveneens interessant zijn om de
erkenning van andere beroepsgroepen in de geestelijke
gezondheidszorg weer op de agenda te plaatsen.
Specifiek voor de kinder- en jeugdpsychiaters worden er in 2008
bijkomende middelen vrijgemaakt, zoals een herwaardering van het
toezichthonorarium in K-diensten met 30%; een verhoging van het
aantal toegestane evaluatievergaderingen van vijf tot zeven; een
nieuwe prestatie, met name de financiering van een multidisciplinair
overleg op de afdeling.
Op de tweede tot vijfde vraag kan ik het volgende antwoorden. Om
over een tekort of een teveel te kunnen spreken, zijn er normwaarden
nodig. Zoals u weet, is de geestelijke gezondheidszorg, waarbinnen
jeugdpsychiaters actief zijn, niet alleen een federale bevoegdheid. De
normwaarden kunnen worden gevonden in de ziekenhuisnormering,
alsook binnen de planning van het medisch aanbod.
De planning van het medisch aanbod richt zich op de toegang tot het
beroep in het algemeen en bij de artsen op de toegang tot de
opleiding die leidt tot het verkrijgen van de beroepstitel of specialisatie
in het bijzonder. Het koninklijk besluit van 30 mei 2002 betreffende de
planning van het medisch aanbod bepaalt in artikel 3.4 dat 180
kandidaten die zich wensen te specialiseren in de kinder- en
jeugdpsychiatrie, waarvan 108 met een diploma van de Vlaamse
Gemeenschap en 72 met een diploma van de Franse Gemeenschap,
voor de periode van 2004 tot 2012 vrijgesteld zijn van de
contingentering. Voor de Vlaamse Gemeenschap vallen er dus
jaarlijks 12 en voor de Franse Gemeenschap 8 buiten de
contingentering. Die aantallen komen nog boven op degenen die zich
kunnen specialiseren binnen de contingentering. In de periode 2004-
2006 zijn aan Vlaamse zijde 34 van de 36 die voor die periode zijn
vrijgesteld, kandidaten gestart met hun opleiding.
Voor de Franstalige Gemeenschap is het cijfer onbekend, omdat het
cijfer mee is opgenomen in het cijfer van alle psychiaters. Net omdat
de keuze van studenten in de richting van kinderpsychiatrie zo
belangrijk is, werd er destijds, in het kader van de planning van het
medisch aanbod, voor gekozen om de kinderpsychiaters uit de
contingentering te houden. Er zijn geen aanwijzingen dat er van dit
marché de l'emploi indiquent une
tendance
à
la pénurie en
candidats
jouissant
d'une
formation
supérieure
non
seulement dans les soins de santé
mais également dans d'autres
secteurs. En ce qui concerne le
métier de médecin, en termes
absolus, le nombre des candidats
est en baisse. Diverses instances
des soins de santé étudient donc
la
possibilité
d'utiliser
des
candidats
jouissant
d'une
formation
inférieure
pour
remplacer des candidats jouissant
d'une formation supérieure. Des
adaptations de l'ensemble des
tâches sont également envisagées
pour créer de la marge.
La question est encore à l'étude
en médecine générale tandis que
dans la profession infirmière, le
mouvement s'est déjà amorcé.
Peut-être
conviendrait-il
de
réinscrire à l'ordre du jour la
reconnaissance
d'autres
catégories professionnelles dans
le secteur des soins de santé
mentale.
Des
moyens
supplémentaires
seront dégagés en 2008 pour les
pédopsychiatres et les psychiatres
juvéniles. Ils seront affectés à la
revalorisation des honoraires de
surveillance dans les services K, à
l'augmentation du nombre de
réunions
d'évaluation
et
au
financement d'une concertation
multidisciplinaire
dans
le
département.
Pour
déterminer
s'il
est
véritablement question d'un déficit,
nous devons évaluer la situation
sur la base de valeurs de
référence, que nous pouvons
retrouver dans la normalisation
hospitalière ou dans le cadre de la
planification de l'offre médicale.
L'arrêté royal du 30 mai 2002
prévoit que 180 candidats qui
souhaitent se spécialiser en
psychiatrie infanto juvénile seront
exemptés de contingentement
jusqu'en 2012. Cela représente
donc 12 personnes par an pour la
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
32
beleid moet worden afgestapt. Integendeel, zelfs de kinder- en
jeugdpsychiaters blijven in de planning van het medisch aanbod een
beschermd beroep.
Wat de derde vraag betreft, de Gemeenschappen en de universiteiten
kunnen inderdaad rekening houden met die systemen van
immunisatie van kinder- en jeugdpsychiaters, bij het bepalen van het
aantal studenten geneeskunde dat de studie mag aanvatten. Dat
doen zij dan ook. Het probleem doet zich veeleer voor na de
basisopleiding, zodra de keuze van de specialisatie moet gebeuren.
Op dat ogenblik wordt de aantrekkelijkheid van de stage en het latere
beroep belangrijk.
Zoals u weet, zijn bij het RIZIV een aantal honoraria die van de
intellectuele prestaties en die van de wachten gerevaloriseerd,
precies om specialisaties als de psychiatrie aantrekkelijker te maken.
Wat het overleg met de sector inzake het ontwikkelen van
zorgtrajecten voor psychiatrische patiënten betreft, heeft mijn
voorganger in zijn beleid het accent gelegd op de uitbouw van
zorgcircuits en netwerken. In de interministeriële conferentie
Volksgezondheid werd op 24 mei en 6 december 2004 beslist om
projecten op te starten die op termijn moeten leiden tot een uitbreiding
en een betere organisatie van het zorgaanbod in de geestelijke
gezondheidszorg.
Om het akkoord uit te voeren, werd op het niveau van het RIZIV en
Volksgezondheid 15 miljoen euro uitgetrokken voor een periode van
drie jaar. Sinds 1 april 2007 lopen de therapeutische projecten op het
niveau van het RIZIV. Het opzet, de selectie, en de verdere opvolging
van deze projecten wordt uitvoerig besproken met de sector.
Vanuit
de
FOD
Volksgezondheid
zijn
er
verschillende
overeenkomsten opgemaakt. Het federaal kenniscentrum zal instaan
voor de gevraagde methodologie-ontwikkeling, de procesevalulatie en
het schrijven van beleidsrelevante conclusies.
Er werd voor de zorgverleners van de therapeutische projecten een
registratiemodule gerealiseerd. Er werden ook contracten gesloten
met de overlegplatforms Geestelijke Gezondheidszorg en met de
patiënten- en familieorganisaties.
Al de verschillende opdrachten zijn in de loop van vorig jaar opgestart
en lopen voor een periode van drie jaar tot eind maart 2010.
De werkzaamheden worden van nabij en op regelmatige basis
gevolgd door de gemengde werkgroep FOD, waardoor de sector op
de hoogte blijft van de ontwikkelingen en tevens adviezen formuleert
tot bijsturing van het groot project.
Communauté flamande et six pour
la Communauté française. Ces
personnes s'ajoutent à celles qui
peuvent se spécialiser dans le
cadre du contingentement. Au
cours de la période 2004-2006, 34
candidats flamands ont démarré
leur formation.
Une série d'honoraires ont été
revalorisés afin de rendre plus
attrayante la spécialisation en
psychiatrie. À cet égard, mon
prédécesseur
a
procédé
à
l'élaboration de circuits de soins et
de
réseaux
pour
patients
psychiatriques. Les projets lancés
dans ce cadre doivent aboutir à
une meilleure organisation et à
une extension de l'offre de soins
dans ce secteur. À cet effet, 15
millions d'euros ont été dégagés
pour une période de trois ans.
Depuis le 1
er
avril 2007, des
projets thérapeutiques sont en
cours au niveau de l'INAMI, en
concertation avec le secteur.
Plusieurs conventions ont été
établies par le SPF Santé
publique.
Le
Centre
fédéral
d'expertise s'occupera de la
méthodologie, du développement,
de l'évaluation des processus et
de la rédaction des conclusions
utiles à la mise en place d'une
politique.
Un
module
d'enregistrement a également été
mis au point pour les prestataires
de soins et des contrats ont été
conclus avec les plateformes de
concertation pour les soins de
santé mentale ainsi qu'avec les
organisations représentatives des
patients et des familles. Toutes
ces missions ont été lancées
l'année dernière et courent jusque
fin mars 2010. Les travaux font
l'objet d'un suivi par un groupe de
travail mixte, qui les réoriente le
cas échéant.
11.04 Katia della Faille de Leverghem (Open Vld): Mevrouw de
minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord op al mijn vragen.
Ik hoop dat er nog wat meer incentives zullen komen, opdat de
jongeren die de studies aanvatten, voor die specialisatie zouden
kiezen. Ik zie dat u daarmee bezig bent.
11.04 Katia della Faille de
Leverghem (Open Vld): J'espère
que d'autres incitants encore
seront mis au point afin qu'un plus
grand
nombre
de
jeunes
choisissent cette spécialisation.
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
33
11.05 Koen Bultinck (Vlaams Belang): Mevrouw de minister, ik dank
u voor uw antwoord.
Ik pik nog even in op uw antwoord op mijn vierde vraag. U zegt
terecht dat wij het dossier opnieuw op de politieke agenda moeten
plaatsen wat betreft de erkenning van de gezondheidswerkers in de
geestelijke gezondheidszorg. Het enige wat ik graag van u verneem,
is de timing die u vooropstelt?
11.05 Koen Bultinck (Vlaams
Belang): La ministre pourrait-elle
encore préciser quand la question
de
la
reconnaissance
des
professionnels de la santé dans le
cadre des soins de santé mentale
sera inscrite à l'ordre du jour?
11.06 Minister Laurette Onkelinx: Ik zal naar de commissie
terugkomen voor deze vraag.
11.06
Laurette
Onkelinx,
ministre: Je me représenterai
devant la commission à cet effet.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Présidente: Muriel Gerkens.
Voorzitter: Muriel Gerkens.
12 Question de Mme Josée Lejeune à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "les
effets indésirables des nouveaux médicaments" (n° 1193)</b>
12 Vraag van mevrouw Josée Lejeune aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"de ongewenste nevenwerkingen van nieuwe geneesmiddelen" (nr. 1193)
12.01 Josée Lejeune (MR): Madame la présidente, madame la
ministre, un constat plutôt angoissant a été signalé, à plusieurs
reprises, par le Centre belge de pharmacovigilance concernant la
prématurité des autorisations de mise sur le marché des nouveaux
médicaments. Le Centre affirme qu'au moment où un nouveau
médicament est enregistré, la connaissance de ses effets
indésirables est souvent relativement limitée, l'accent étant davantage
mis sur l'efficacité du nouveau médicament plutôt que sur les effets
secondaires. Il apparaît également que le nombre de patients testés
est souvent un peu faible et que la durée des études est trop courte
pour détecter des effets indésirables plus tardifs. Il met également en
avant que les personnes davantage à risque, telles que les personnes
âgées, ne font pas partie des personnes-test.
Depuis le 1
er
janvier 2008, madame la ministre, 73 médicaments sont
d'ailleurs tenus à l'oeil, procédure mise en oeuvre par l'Agence
fédérale des médicaments et des produits de santé. Parallèlement,
dans son numéro de décembre 2007, la revue française "Prescrire"
pour ne pas la citer estime que les firmes pharmaceutiques et les
autorités sanitaires auraient tendance à s'accorder afin de pouvoir
effectuer des études après la mise sur le marché et, de surcroît,
dénonce le manque de transparence quant au suivi des médicaments
après leur commercialisation.
Madame la ministre, j'en viens à mes questions. Même si le Centre
belge de pharmacovigilance tend à renforcer la procédure de
contrôle, j'aurais souhaité connaître votre réaction à la suite de ces
constatations. Comment remédier à ce type de situation? Qu'en est-il
du suivi des signalements des effets secondaires? Avec quelle
rapidité des suites sont-elles données?
12.01 Josée Lejeune (MR): Het
Belgisch
centrum
voor
geneesmiddelenbewaking (BCGH)
wijst erop dat voor nieuwe
geneesmiddelen te snel een
vergunning voor het in de handel
brengen wordt uitgereikt. Op het
ogenblik van de registratie is
doorgaans slechts een beperkt
aantal nevenwerkingen bekend en
werd het geneesmiddel slechts op
een beperkt aantal patiënten
getest.
In het decembernummer 2007
stelt het Franse tijdschrift Prescire
de gebrekkige transparantie op het
stuk van de monitoring van de
geneesmiddelen aan de kaak
nadat deze in de handel werden
gebracht.
Wat is uw reactie daarop en welke
oplossingen ziet u?
Op welke manier worden de
meegedeelde
nevenwerkingen
opgevolgd?
12.02 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, chers 12.02
Minister Laurette
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
34
collègues, il est exact que les nouveaux médicaments sont
enregistrés sur la base d'études cliniques portant sur un nombre
restreint de patients. Il est aussi exact que ces patients volontaires
pour participer à des études cliniques sont soigneusement
sélectionnés pour rendre les résultats des études les plus homogènes
possibles et permettre ainsi l'interprétation des résultats.
Ces études cliniques et les conclusions qui sont tirées sont
soigneusement analysées par la commission d'enregistrement des
médicaments à usage humain et/ou au niveau de l'Europe, par le
Comité des médicaments à usage humain. Les mises en garde
nécessaires sont incluses dans le résumé des caractéristiques du
produit, à savoir la notice scientifique, et dans la notice pour le patient
qui sont finalement approuvés.
Dès qu'un médicament est effectivement mis sur le marché à la
disposition des patients, le nombre de patients soumis aux effets de
ces spécialités est fortement plus élevé. Les grandes bases cliniques
pour l'analyse de nouveaux médicaments portent rarement sur plus
de 10.000 cas et il faut souvent plusieurs années de recherche
clinique pour y arriver, alors que les patients traités se chiffrent par
millions.
Il est particulièrement important de suivre de près ce qui se passe
"dans la vie réelle" du médicament, son utilisation ne correspondant
pas toujours, c'est inévitable, aux critères stricts qui ont prévalu lors
des études cliniques.
Les différents États membres de l'Union européenne ont tous mis en
place des systèmes de pharmacovigilance. Les données récoltées
sont centralisées dans une banque de données européenne,
l'EudraVigilance, accessible à tous les États membres.
Un système d'échange d'informations urgentes et non urgentes
fonctionne également au niveau européen. Des évaluations régulières
du rapport bénéfice/risque de chaque médicament, en ce compris les
médicaments plus anciens, sont faites. En cas de rapport
défavorable, des mesures sont prises. Elles peuvent aller de mises en
garde adressées aux prescripteurs au retrait pur et simple du
médicament. Ainsi, le Lumiracoxyb, un anti-inflammatoire non
stéroïdien, non corticoïde, a été retiré du marché en Europe quelques
mois seulement après sa mise sur le marché en Belgique, en raison
de l'observation de cas préoccupants d'atteinte hépatique.
Agir autrement en attendant que des millions de patients soient inclus
dans des études cliniques couvrant tous les cas de figure cliniques
possibles causerait un retard énorme à l'accès à l'innovation et serait
en fin de compte préjudiciable aux patients eux-mêmes.
Comme vous le signalez, nous avons fortement renforcé nos
procédures de suivi. Ainsi, l'Agence fédérale des médicaments et des
produits de santé (AFMPS) a décidé, à partir de janvier de cette
année, de demander aux professionnels de la santé d'assurer un suivi
particulier des médicaments commercialisés récemment et contenant
un nouveau principe actif. Des initiatives comparables ont aussi été
prises dans d'autres pays (Royaume-Uni, Nouvelle Zélande).
Une liste de ces médicaments figure sur le site de l'agence. De plus,
Onkelinx: De nieuwe genees-
middelen worden geregistreerd op
basis van klinische studies waarbij
een beperkt aantal patiënten
betrokken is. De besluiten daarvan
worden
voorgelegd
aan
de
Doorzichtigheidscommissie
voor
geneesmiddelen voor menselijk
gebruik en, op het Europese
niveau, door het "Committee for
medicinal products for human
use".
Wanneer een geneesmiddel in de
handel wordt gebracht, gaat het
aantal gebruikers sterk de hoogte
in. Het is dan ook van belang het
`echte
leven'
van
het
geneesmiddel te volgen.
Op het Europese niveau kunnen
alle
lidstaten
een
databank
(Eudravigilance)
raadplegen,
bestaat er een systeem voor
informatie-uitwisseling, vinden op
regelmatige tijdstippen evaluaties
plaats en worden maatregelen
genomen wanneer de besluiten
van een verslag ongunstig zijn.
Wachten
tot
er
miljoenen
patiënten in klinische studies
zouden worden opgenomen, zou
een enorme vertraging in de
toegang
tot
de
innovatie
meebrengen en zou nadelig zijn
voor de patiënten.
Het Federaal Agentschap voor
Geneesmiddelen en Gezondheids-
producten (FAGG) vraagt de
gezondheidswerkers om vanaf
januari in het bijzonder de
recentelijk in de handel gebrachte
geneesmiddelen die een nieuwe
werkzame
stof
bevatten
te
monitoren.
In
zijn
Gecommentarieerd
Geneesmiddelenrepertorium
zal
het
Belgisch
Centrum
voor
Farmacotherapeutische Informatie
(BCFI)
er
systematisch
de
aandacht van de voorschrijvende
artsen op vestigen dat het om een
nieuw geneesmiddel gaat. Dat zal
ook gebeuren in de papieren
versie, die in april verwacht wordt.
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
35
le Centre belge d'information pharmacothérapeutique, dans la
prochaine mise à jour électronique de son "Répertoire commenté des
médicaments",
va systématiquement attirer l'attention des
prescripteurs sur le fait qu'il s'agit d'un nouveau médicament via un
sigle spécial. Cette mise à jour est prévue pour la fin de ce mois. La
prochaine version papier, le fameux petit livre vert, prévue pour avril
de cette année, intégrera bien entendu ce signe spécial pour les
nouveaux médicaments.
Dans les "Folia Pharmacotherapeutica", envoyées chaque mois à
tous les médecins, sont incluses des fiches spéciales pour le
signalement d'effets indésirables que ces prescripteurs auraient
rencontrés.
Le suivi de ces effets indésirables se fait donc non seulement via les
médecins prescripteurs de notre pays, mais aussi via les données
collectées dans les autres pays de l'Union européenne, ainsi que par
la communication obligatoire par les firmes pharmaceutiques elles-
mêmes de tout effet indésirable qui, soit serait apparu dans de
nouvelles études cliniques, soit qui leur auraient été communiqué
directement par un prescripteur.
Le centre belge de pharmacovigilance est très attentif à cet aspect
des choses et suit de près tout effet indésirable qui lui est
communiqué dans les plus brefs délais.
Je ne suis donc pas inquiète de la qualité du suivi des spécialités
pharmaceutiques dans notre pays.
De Folia Pharmaco-Therapeutica
die maandelijks naar alle artsen
worden gestuurd, bevatten fiches
waarop
vastgestelde
neven-
werkingen
kunnen
gemeld
worden. De monitoring van de
nevenwerkingen omvat ook de
gegevens die in de andere landen
van de Europese Unie verzameld
werden en de noodzakelijke
melding door de farmaceutische
firma's van elke ongewenste
nevenwerking waarvan zij in
kennis
werden
gesteld.
Het
Belgisch
Centrum
voor
Geneesmiddelenbewaking
volgt
iedere gemelde nevenwerking van
heel nabij op.
Ik maak me dan ook geen zorgen
over de kwaliteit van de monitoring
met
betrekking
tot
de
farmaceutische specialiteiten in
ons land.
12.03 Josée Lejeune (MR): Madame la présidente, je voudrais tout
d'abord remercier la ministre pour sa réponse.
Personnellement, je pense qu'il est important de pouvoir accéder
rapidement aux nouveaux médicaments. Il n'y a pas de divergence à
ce sujet.
Toutefois, il ne faudrait pas négliger les garanties de sécurité pour les
patients. Comme vous l'avez rappelé, je crois que toutes les mesures
sont prises en Belgique mais il faut rester vigilant.
12.03 Josée Lejeune (MR): Ik
ben evenmin ongerust maar ik
denk dat men met betrekking tot
nieuwe
geneesmiddelen
waakzaam moet blijven.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
13 Vraag van de heer Flor Van Noppen aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"de opvangcapaciteit van ziekenhuizen in het geval van het uitbreken van een pandemie" (nr. 1221)
13 Question de M. Flor Van Noppen à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la
capacité d'accueil des hôpitaux en cas de pandémie" (n° 1221)</b>
13.01 Flor Van Noppen (CD&V - N-VA): Mevrouw de voorzitter,
mevrouw de minister, verschillende ziekenhuizen over het hele land
trokken begin januari aan de alarmbel wegens een tekort aan
ziekenhuisbedden. Geplande ingrepen moesten worden uitgesteld,
herstellende patiënten werd gevraagd even naar huis te vertrekken en
vergaderzalen werden omgetoverd tot noodkamers. De Federale
Overheidsdienst Volksgezondheid verklaarde reeds dat het
opvangtekort geen structureel probleem is, maar het gevolg van de
traditionele drukte aan het einde van het jaar, gecombineerd met een
epidemie van infecties aan de luchtwegen.
13.01 Flor Van Noppen (CD&V -
N-VA): Début janvier, plusieurs
hôpitaux ont tiré la sonnette
d'alarme en raison d'une pénurie
de lits hospitaliers. Le SPF Santé
publique a déjà fait savoir que ce
manque de capacité d'accueil ne
constituait pas un problème
structurel et était uniquement dû à
la concomitance d'une épidémie
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
36
Ik volg de overheidsdienst in zijn conclusies dat het tekort niet
structureel is en dat er in normale omstandigheden meer dan
voldoende capaciteit aanwezig is in de Belgische ziekenhuizen. Toch
maak ik mij ernstig zorgen over de situatie in de ziekenhuizen bij het
uitbreken van een pandemie.
Als een kleine opstoot van infecties van de luchtwegen al kan zorgen
voor een tekort aan bedden, dan vrees ik een ernstig probleem bij het
uitbreken van een pandemie. De kans op een dergelijke pandemie is
nochtans reëel.
Zo waarschuwde de Wereldgezondheidsorganisatie nog maar enkele
dagen geleden voor een mogelijke wereldwijde uitbraak van het
vogelgriepvirus na alweer enkele nieuwe gevallen in Egypte en Israël.
Vandaag nog berichtten verschillende media over de nieuwe uitbraak
in Oost-Indië. Wanneer het virus overdraagbaar wordt van mens op
mens, zou het op korte tijd wereldwijd tienduizenden slachtoffers
kunnen
maken.
Enkele
jaren
geleden waarschuwde de
Wereldgezondheidsorganisatie ook al dat de longaandoening SARS
weleens de vorm van een pandemie zou kunnen aannemen.
Mevrouw de minister, over hoeveel bedden beschikken onze
Belgische ziekenhuizen samen? Wat is in normale omstandigheden
de gemiddelde bezettingsgraad van die bedden? In welke mate
volstaat het huidig structureel overschot aan bedden in het geval van
het uitbreken van een pandemie met duizenden zieken op hetzelfde
moment? Welke noodplannen hebt u klaarliggen voor het uitbreiden
van de capaciteit van onze ziekenhuizen in geval van een pandemie?
des voies respiratoires et de
l'afflux habituel en fin d'année.
Qu'adviendrait-il si une véritable
pandémie venait à se déclarer? Il y
a quelques jours, l'OMS a mis en
garde contre une pandémie de
grippe
aviaire,
après
la
survenance de nouveaux cas en
Égypte, en Israël et en Inde
orientale. De combien de lits les
hôpitaux belges disposent-ils en
tout? Quel en est le taux
d'occupation moyen? L'excédent
de lit suffit-il à l'accueil de victimes
d'une pandémie? De quels plans
d'urgence la ministre dispose-t-elle
pour
créer
une
capacité
hospitalière suffisante en cas de
pandémie?
13.02 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, il s'agit
d'une question très importante et vous m'excuserez pour la longueur
de la réponse.
13.02
Minister
Laurette
Onkelinx: Mevrouw de voorzitter,
het gaat hier om een zeer
belangrijke vraag en u mag me de
lengte van het antwoord dan ook
niet kwalijk nemen.
Er moet in de eerste plaats een onderscheid tussen twee hypotheses
worden gemaakt: ten eerste, een onverwachte toename van het
aantal hospitalisaties wegens acute problemen, zoals vorige week. De
toestand was op vrijdag 11 januari echter al genormaliseerd.
De tweede hypothese bestaat uit een enorme toename van
hospitalisaties ten gevolge van een pandemie met duizenden zieken.
Wat de onverwachte toename betreft, moet elk ziekenhuis een
noodplan hebben waarin onder meer de procedures moeten worden
opgenomen om het aantal bedden te verhogen of te verplaatsen ten
gevolge van een intern probleem, zoals een brand, of ingevolge een
extern probleem met een belangrijke toevloed van zieken. Die
verplichting is gepreciseerd in het kader van de erkenningsnormen
van de ziekenhuizen met uitvoering van de ziekenhuiswet. De
provinciegouverneur moet die plannen goedkeuren. Het is bovendien
de inspectie van de Gewesten die waakt over de naleving van de
erkenningsnormen.
Conform de internationale aanbevelingen beschikt België over een
plan van influenzapandemie, dat zich zowel richt op de ambulante
Il convient d'opérer une distinction
entre l'augmentation inopinée du
nombre d'admissions dans les
hôpitaux pour des affections
aiguës - une situation que nous
avons connue la semaine dernière
- et l'augmentation considérable
du nombre d'admissions à la suite
d'une pandémie.
Dans le premier cas de figure,
chaque hôpital doit disposer, dans
le cadre des normes d'agrément,
d'un plan d'urgence approuvé par
le
gouverneur
et
visant
à
augmenter le nombre de lits. Les
Régions doivent contrôler le
respect des normes d'agrément.
Conformément aux recomman-
dations formulées au niveau
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
37
medische praktijk als op de ziekenhuizen. In een eerste fase richt het
plan zich vooral op alle mogelijke inspanningen om de gevolgen van
een dergelijke uitbraak zoveel mogelijk te minimaliseren door middel
van een snelle opsporing van de eerste ziektegevallen en hun
contacten om verdere verspreiding bij de bevolking in te dijken.
In het geval van een wereldwijde pandemie is het helaas
onvermijdelijk dat ook België zwaar zal worden getroffen. Geen enkel
land, ook België niet, beschikt over een dusdanige overcapaciteit in
de ziekenhuizen om de toestroom van patiënten naar de ziekenhuizen
te kunnen opvangen. In die context zal men de patiënten moeten
opsplitsen. Alleen de zwaar zieke patiënten, bijvoorbeeld degenen die
kunstmatige ademhaling behoeven, zullen worden opgenomen, terwijl
de andere patiënten zoveel mogelijk thuis moeten worden behandeld.
Dan nog kan de normale werking van de ziekenhuizen in het gedrang
komen. Ook de zorgverleners zelf kunnen immers ziek worden. Om
hieraan zoveel mogelijk tegemoet te komen zullen de ziekenhuizen
door de overheid gestimuleerd worden om een business continuity
plan op te stellen om met een minimum aan mogelijkheden toch een
maximum aan zorgverlening te kunnen realiseren.
Ik kom thans tot de reden van de toename van het aantal
hospitalisaties.
De
gezondheidsinspecteurs
van
de
FOD
Volksgezondheid stelden een te grote bezettingsgraad van de
hospitaalbedden vast. Dit was zo voor het hele land, maar de
toename was vooral merkbaar in bepaalde provincies, waaronder
Antwerpen. Er zijn twee verklaringen voor het fenomeen. Ten eerste,
was er een toename van de ziekenhuisopnames wegens infecties van
de luchtwegen. De cijfers van het Instituut voor de Volksgezondheid
bewijzen dat een op vijf raadplegingen betrekking heeft op een acute
infectie van de luchtwegen, waardoor het aantal hospitalisaties
onvermijdelijk stijgt. Dat fenomeen is normaal deze tijd van het jaar,
ook al is het nu meer uitgesproken dan vorig jaar. De statistieken van
de voorgaande jaren tonen echter aan dat het om een tijdelijk
fenomeen gaat. Ten tweede, zijn er de hospitalisaties die werden
uitgesteld door de feestdagen. Een aantal geprogrammeerde
hospitalisaties werd uitgesteld tot het begin van de laatste twee
weken. Dit is een tijdelijk fenomeen dat normaal tegen het einde van
de week zal verdwenen zijn.
Zijn er te weinig hospitaalbedden? Er is zeker geen structureel deficit
inzake het aantal bedden. Het tekort had alleen te maken met een
grote toeloop, te wijten aan de twee reeds vermelde factoren. De
voorbije jaren was er slechts een zeer kleine vermindering van het
aantal bedden in de algemene hospitalen. Ons land beschikt thans in
de algemene hospitalen over ongeveer 55.000 bedden. Ter
vergelijking: begin 2000 waren er 56.500 bedden.
Bovendien vermindert de duur van de hospitalisatie constant. De
gemiddelde verblijfsduur ging van circa 14 dagen in 1986 naar 8,5
dagen nu. Die evolutie is te danken aan nieuwe zorgtechnieken.
Daaruit volgt een structurele vermindering van de bezettingsgraad.
Wij zijn thans aan een bezettingsgraad van 80%, tegenover 85%
enkele jaren geleden.
De situatie is dezelfde in de verschillende provincies, maar de
bezettingsgraad verschilt van dienst tot dienst. In de chirurgie
international, notre pays dispose
d'un plan énumérant les mesures
à prendre en cas de pandémie de
grippe. Avant tout, les cas de
maladie doivent être détectés
rapidement et il convient d'éviter
toute dispersion de la maladie.
En cas de pandémie mondiale,
aucun pays ne dispose d'une
capacité hospitalière suffisante.
Seuls les patients gravement
atteints, qui nécessitent par
exemple une respiration artificielle,
seront admis, tandis que les
autres seront traités à domicile
dans un maximum de cas.
Et même alors, le fonctionnement
normal des hôpitaux peut se
trouver perturbé, en cas, par
exemple de maladie chez les
prestataires
de
soins.
C'est
pourquoi les autorités publiques
encourageront les hôpitaux à
établir un "business continuity
plan" visant
à
assurer
un
maximum de soins avec un
minimum de possibilités.
Nous tâchons de trouver une
explication
au
nombre
d'hospitalisations. Les inspecteurs
d'hygiène du SPF Santé publique
ont constaté un taux d'occupation
des lits trop élevé. Cela s'explique,
d'une part, par une augmentation
des
infections
des
voies
respiratoires, ce qui est normal en
cette période de l'année. Et d'autre
part, par le fait que les jours fériés
ont engendré un report des
hospitalisations
prévues,
phénomène encore une fois très
temporaire. On n'observe toutefois
pas de pénurie structurelle au
niveau des lits d'hôpitaux. Notre
pays compte actuellement 55.000
lits dans les hôpitaux généraux
contre 56.500 lits au début de
l'année 2000.
On note aussi une deuxième
tendance favorable: la durée
moyenne
des
hospitalisations
continue à baisser et n'est plus
que de 8,5 jours à peine. Cette
tendance va cependant de pair
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
38
bedraagt die nog ongeveer 68% maar in de interne geneeskunde is
dat 80%.
Voor de doorlopende opvolging zorgen de provinciale inspecteurs. Zij
volgen de situatie in de hospitalen nu op de voet. In elke provincie
formuleren zij, naargelang de situatie, aanbevelingen om voorrang te
geven aan de dringende opnamen en om de minder dringende uit te
stellen.
Er werd hun bovendien gevraagd een inventaris op te maken van de
dringende gevallen waarmee men geen rekening kan houden,
teneinde de oorzaken te kunnen analyseren. Op 10 januari was de
situatie reeds verbeterd.
In de toekomst zal de registratie in de hospitalen en in het bijzonder
de hervorming van de registratie van de dringende gevallen, toelaten
sneller te reageren wat de bezettingsgraad betreft. De analyse van
deze gegevens zal het mogelijk maken van dag tot dag een zicht te
hebben op de evolutie van de hospitalisaties.
Ik kom tot slot tot het onthaal bij grote toeloop. Bij overbezetting van
de bedden worden de geprogrammeerde hospitalisaties, die ongeveer
55% tot 60% van de opnames vertegenwoordigen, naar later
verschoven, waardoor de opnamecapaciteit snel toeneemt. Het
proefproject Mobil Team, dat mijn voorganger heeft opgestart, zal het
mogelijk maken op gerichte manier het aantal personeelsleden te
verhogen in de diensten waar men tijdelijk met een grotere activiteit
wordt geconfronteerd.
avec
une
baisse
du
taux
d'occupation à 80 pour cent.
Les
inspecteurs
provinciaux
assurent un suivi continu et
formulent des recommandations
sur les admissions urgentes et
moins urgentes. Ils devront aussi
procéder à un inventaire des cas
urgents difficilement prévisibles. A
l'avenir, la réforme prévue au
niveau de l'enregistrement des cas
urgents permettra de réagir plus
rapidement et de garder un aperçu
de l'évolution des hospitalisations.
En cas de sur-occupation, pour
augmenter
la
capacité
d'admission, les hospitalisations
programmées seront reportées. Le
projet pilote Mobil Team permettra
également
d'augmenter
le
personnel de manière ciblée.
13.03 Flor Van Noppen (CD&V - N-VA): Mevrouw de minister, ik
dank u voor uw duidelijk antwoord. Ik hoop uit de grond van mijn hart
dat er nooit een pandemie zal uitbreken.
13.03 Flor Van Noppen (CD&V -
N-VA): Il ne nous reste plus qu'à
espérer que nous ne serons
jamais
confrontés
à
une
pandémie.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
14 Questions jointes de
- Mme Josée Lejeune à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "l'avis de l'Ordre
des médecins sur l'hôpital militaire Reine Astrid" (n° 1222)<br>- M. Georges Gilkinet à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "l'élargissement de
la loi sur les hôpitaux à l'hôpital militaire Reine Astrid et l'opportunité d'un transfert des soins de santé
dans les prisons du SPF Justice au SPF Santé publique" (n° 1363)</b>
14 Samengevoegde vragen van
- mevrouw Josée Lejeune aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het advies van
de Orde van geneesheren over het militair hospitaal Koningin Astrid" (nr. 1222)
- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de uitbreiding
van de ziekenhuiswet tot het militair hospitaal Koningin Astrid en de wenselijkheid van de overdracht
van de gezondheidszorg in gevangenissen van de FOD Justitie naar de FOD Volksgezondheid"
(nr. 1363)
14.01 Josée Lejeune (MR): Madame la présidente, madame la
ministre, tout récemment, l'Ordre des médecins vous a adressé, ainsi
qu'à votre collègue de la Défense Pieter De Crem, un courrier
concernant l'avis de l'Ordre sur l'exercice de la médecine dans le
cadre d'un emploi militaire.
14.01 Josée Lejeune (MR): De
ziekenhuizen die beheerd worden
door het ministerie van Lands-
verdediging vallen niet onder de
toepassingssfeer van de gecoördi-
neerde ziekenhuiswet van 1987. In
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
39
De ce courrier, il ressort les éléments suivants. Ainsi, l'exercice de la
médecine dans le cadre d'un emploi militaire se distingue à tout le
moins sur deux points de la médecine civile.
En premier lieu, les hôpitaux gérés par le ministère de la Défense ne
tombent pas dans le champ d'application de la loi coordonnée sur les
hôpitaux de 1987. Dans l'état actuel, le seul hôpital géré par le
SPF Défense est l'hôpital militaire Reine Astrid. En second lieu, seul
le médecin militaire, au contraire des médecins non militaires en
activité, n'est pas légalement tenu de s'inscrire à l'Ordre des
médecins, sauf s'il pratique l'art médical en dehors de son emploi
militaire (article 2 de l'arrêté royal 79 du 10 novembre 1967 relatif à
l'Ordre des médecins).
Le Conseil national est d'avis que cette distinction n'est plus justifiée
et peut nuire à l'intérêt des patients. En effet, selon l'Ordre,
l'élargissement du champ d'application de la loi sur les hôpitaux à
l'hôpital Reine Astrid servirait les intérêts des patients tant civils que
militaires.
La loi coordonnée de 1987 sur les hôpitaux, ainsi que ses nombreux
arrêtés d'exécution, mettent en place différentes structures ou
procédures, avec l'intérêt des patients pour finalité. La mise en place
d'un comité d'éthique, d'un conseil médical, de services compétents
en matière d'hygiène hospitalière ou encore l'organisation d'un audit
médical sont autant de facteurs de qualité exigés par la loi du
7 août 1987 et ses arrêtés d'exécution.
S'abstenir de la mise en place de ces structures et procédures au
sein de l'hôpital militaire Reine Astrid n'est plus justifiable, estime
l'Ordre. Les patients ont droit aux mêmes standards de qualité que ce
soit dans un hôpital civil ou militaire.
Enfin, l'Ordre insiste sur le fait qu'il n'a autorité et juridiction à l'égard
des médecins militaires que s'ils pratiquent l'art médical en dehors de
l'exercice de leur emploi militaire. Le Conseil national est d'avis que
ce régime dérogatoire pour l'instant va à l'encontre des intérêts
des patients et est difficilement compatible avec les réalités du terrain.
Il fait observer que la notion "d'emploi militaire" prête notamment à
confusion.
Lorsque les médecins militaires ne soignent presque exclusivement
que des civils dans certains services des hôpitaux militaires, on peut
s'interroger s'ils agissent toujours bien dans le cadre de leurs activités
militaires.
Par ailleurs, le Conseil national constate aussi que l'hôpital militaire ne
comprend pas que des médecins militaires. Certains médecins sont
des médecins civils sans statut militaire et comme tels inscrits au
tableau de l'Ordre des médecins. Il n'y a donc pas lieu, selon l'Ordre,
de soumettre les médecins militaires et civils travaillant dans une
même institution à des règles de déontologie et à une discipline
différentes.
Madame la ministre, pouvez-vous nous faire savoir la suite réservée à
cette affaire? Quelle est votre position en la matière? Ne trouvez-vous
pas les remarques de l'Ordre des médecins justifiées? Des
modifications sont-elles envisagées?
tegenstelling tot de artsen die niet
militair actief zijn, is de militaire
arts wettelijk niet verplicht zich in
te schrijven bij de Orde van
geneesheren, behalve wanneer hij
de geneeskunde uitoefent buiten
het kader van zijn militair ambt. De
Nationale Raad van de Orde van
geneesheren
is
de
mening
toegedaan dat dit onderscheid niet
langer gerechtvaardigd is en het
belang van de patiënten kan
schaden.
Er
moet
worden
opgemerkt dat de notie "militair
ambt" met name verwarring kan
scheppen.
De Nationale Raad stelt eveneens
vast dat in het militair hospitaal
niet alleen militaire geneesheren
werken,
maar
ook
burger-
geneesheren
zonder
militair
statuut, die als dusdanig bij de
Orde
der
Geneesheren
zijn
ingeschreven. Volgens de Orde
zouden voor de militaire en de
burgergeneesheren die in dezelfde
instelling
werken
dus
geen
verschillende
deontologische
regels en tuchtregeling mogen
gelden. Welk gevolg zal u geven
aan dit dossier?
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
40
14.02 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, la
même information a attiré mon attention et je ne répéterai pas les
développements de ma collègue.
Néanmoins, l'élargissement du domaine d'application de la loi sur les
hôpitaux à l'hôpital militaire de Neder-over-Heembeek serait, à mes
yeux, positif pour les patients, d'autant plus que l'on sait que
d'importantes questions se sont posées sous la législature
précédente sur la qualité des soins et la gestion de l'hôpital. On sait
également que sa spécialisation en matière de traitement des grands
brûlés lui confère une sorte de monopole pour les patients
malheureusement concernés.
Je n'ignore pas qu'une convention a été conclue entre l'hôpital
militaire et l'hôpital Brugmann concernant leur collaboration; elle
pourrait peut-être répondre partiellement aux questions que pose le
Conseil de l'Ordre sur les obligations déontologiques des médecins et
le respect par l'hôpital militaire de la loi sur les hôpitaux.
Ma question diffère de celle de ma collègue en ce sens qu'elle m'a fait
penser à une situation que vous devez connaître en tant qu'ancienne
ministre de la Justice. Les soins administrés aux détenus relèvent
plutôt du SPF Justice que de celui de la Santé publique, ce qui
soulève des interrogations éthiques et de santé publique. En effet, les
détenus perdent leurs droits en matière de sécurité sociale et de soins
de santé; de plus, ils ne peuvent bénéficier du recours à leur médecin
habituel ou au suivi de leur dossier médical individuel. Cela entraîne
une rupture dans la continuité des soins ainsi que des difficultés dans
le cadre des réinsertions. Vous connaissez ces questions et je ne
manquerai pas de vous interroger à ce sujet plus tard. Toutefois, je
pense que l'on pourrait dès à présent réfléchir au fait de savoir qui est
compétent pour l'hôpital militaire le SPF Défense ou le SPF Santé
publique et pour les prisons le SPF Justice ou le SPF Santé
publique.
Madame la ministre, pouvez-vous me donner quelques explications
sur la convention entre l'hôpital militaire et l'hôpital Brugmann?
Estimez-vous qu'elle soit de nature à garantir la qualité des soins,
malgré la non-obligation des médecins de s'inscrire à l'Ordre des
médecins et le non-assujettissement de l'hôpital militaire à la loi sur
les hôpitaux?
Ne faudrait-il pas sortir à tout le moins le service des grands brûlés de
la structure de l'hôpital militaire pour le rattacher à Brugmann et faire
en sorte que ce service soit un service qui réponde aux normes de
santé publique? Des concertations ont-elles eu lieu ou sont-elles
programmées à ce sujet avec votre collègue, le ministre de la
Défense?
Ne pourrait-on pas modifier la loi sur l'Ordre des médecins pour faire
en sorte que les médecins militaires soient tenus aux mêmes règles
de déontologie que leurs collègues civils?
De même ne serait-il pas utile et positif de transférer la gestion des
soins dans le cadre des institutions de justice vers la Santé publique
comme on l'a fait précédemment pour les institutions de défense
sociale? Une telle initiative est-elle programmée à court ou moyen
14.02 Georges Gilkinet (Ecolo-
Groen!): Volgens mij zou het voor
de patiënten een goede zaak zijn
indien de ziekenhuiswet ook op
het
militair
hospitaal
van
toepassing zou zijn.
Tussen het militair hospitaal en het
Brugmannziekenhuis werd een
samenwerkingsovereenkomst
gesloten die ten dele een
antwoord kan bieden op de door
de Raad van de Orde opgeworpen
vragen over de plichtenleer van de
artsen en de naleving van de
ziekenhuiswet door het militair
hospitaal.
Deze
aangelegenheid
heeft
bepaalde raakpunten met de
toestand van de gedetineerden,
die
grotendeels
onder
de
bevoegdheid van de FOD Justitie
ressorteren en niet van de FOD
Volksgezondheid. Dat doet een
aantal
vragen
rijzen.
De
gedetineerden verliezen immers
hun socialezekerheidsrechten en
hun
rechten
inzake
gezondheidszorg. Ze kunnen zich
niet tot hun gewone arts wenden
en
hun
individueel
medisch
dossier wordt niet opgevolgd. Is in
de gevangenissen de FOD Justitie
dan wel de FOD Volksgezondheid
bevoegd?
Kan u me wat meer inlichtingen
verschaffen over de overeenkomst
tussen het militair hospitaal en het
Brugmannziekenhuis? Zou men
het brandwondencentrum niet uit
de structuur van het militair
hospitaal moeten lichten om het
onder
te
brengen
in
het
Brugmannziekenhuis?
Is
er
hierover al overleg gepleegd of
gepland met de minister van
Defensie? Zou men de wet op de
Orde niet kunnen aanpassen
zodat de militaire geneesheren
aan
dezelfde
deontologische
regels gehouden zijn als hun
burgerlijke confraters? Zou het
verder ook niet nuttig en goed zijn
om
het
beheer
van
de
gezondheidszorg in het kader van
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
41
terme?
de justitiële instellingen over te
hevelen naar Volksgezondheid,
zoals dat onlangs gebeurd is voor
de
instellingen
van
sociaal
verweer?
14.03 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, vous
savez que je n'ai pas pour habitude d'éluder les questions qui me sont
posées, même si ces questions relèvent aussi des compétences du
ministre de la Défense nationale.
En ce qui me concerne, je n'ai pas de tabou sur la problématique que
vous évoquez, mais il faudrait démontrer qu'un changement, alors
qu'il vient de s'en opérer un, s'avère nécessaire pour des raisons de
santé publique. Ce sera mon fil conducteur lorsque nous aurons, très
certainement en concertation avec le ministre de la Défense
nationale, à examiner ce dossier.
En ce qui concerne notamment les intérêts du patient, tous les
praticiens relevant de l'arrêté royal 78 du 10 novembre 1967 relatif à
l'exercice des professions de soins de santé, qu'ils soient militaires ou
non, sont tenus de respecter la loi du 22 août 2002 relative aux droits
des patients.
Par ailleurs, si les médecins militaires ne relèvent pas de l'Ordre des
médecins, il n'en reste pas moins qu'ils sont tenus de respecter des
règles déontologiques strictes définies par l'hôpital militaire en
concertation avec le ministère de la Défense. Ces règles sont
précisément basées sur le code de déontologie médicale de l'Ordre
des médecins.
À ce jour, on n'enregistre pas de difficultés. Toutefois, un avis récent
du conseil national de l'Ordre des médecins se penche sur la question
et met en cause la distinction entre médecins militaires et non
militaires. On peut envisager de mettre fin à cette exception pour
veiller à un principe d'égalité, mais cela demande une réflexion
avancée avec mon collègue, M. De Crem, pour évaluer si les
spécificités des forces armées sont toujours rencontrées au cas où
une telle modification serait réalisée.
Une convention a été établie entre l'hôpital militaire et l'hôpital
Brugmann qui a pour but d'organiser une collaboration entre l'hôpital
militaire pour son centre des grands brûlés avec l'hôpital Brugmann.
Cette collaboration envisage un appui général pour soutenir le centre
des grands brûlés. Elle ne lie toutefois pas la ministre des Affaires
sociales et de la Santé publique. La collaboration lie seulement
l'hôpital avec les autorités militaires.
Par ailleurs, le financement des centres des grands brûlés est réglé
par un arrêté royal pris dans le cadre de la loi sur l'assurance
maladie-invalidité.
Par arrêté ministériel du 12 juillet 2007, le financement du centre des
grands brûlés est subordonné au respect des normes des centres des
grands brûlés (arrêté royal de mars 2007) qui sont d'application pour
les hôpitaux qui relèvent de la loi sur les hôpitaux. Ces normes
garantissent en tout cas la qualité des soins requis.
14.03
Minister Laurette
Onkelinx: Dit punt is voor mij
perfect bespreekbaar, maar men
moet wel kunnen aantonen dat er
een wijziging nodig is in het belang
van de volksgezondheid.
Alle praktiserende geneesheren
dienen de wet van 22 augustus
2002
betreffende
de
patiëntenrechten na te leven.
Voorts is het inderdaad zo dat de
militaire geneesheren niet onder
de Orde van Geneesheren vallen;
toch moeten ook zij onverminderd
de strenge deontologische regels
naleven die het militair hospitaal in
overleg met het Ministerie van
Landsverdediging
heeft
vastgelegd. Deze regels steunen
precies
op
de
medische
deontologische code van de Orde
van Geneesheren. Op dat vlak
rijzen
er
momenteel
geen
problemen.
Een recent advies van de
Nationale Raad van de Orde van
Geneesheren
stelt
het
onderscheid
tussen
militaire
geneesheren
en
niet-militaire
geneesheren ter discussie. We
kunnen
overwegen
om
die
uitzondering
af
te
schaffen
teneinde het gelijkheidsbeginsel
na te leven, maar dit vraagt
verregaand denkwerk met de heer
De Crem. We moeten namelijk
nagaan of een dergelijke wijziging
wel tegemoet zou komen aan de
bijzondere situatie en de noden
van het leger.
Tussen het militair hospitaal en het
Brugmannziekenhuis werd een
overeenkomst gesloten, met als
bedoeling
een
samenwerking
tussen de twee instellingen tot
stand
te
brengen
om
het
Brandwondencentrum te onder-
steunen. De minister van Sociale
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
42
L'arrêté ministériel que je viens de citer permet également la
possibilité de conclure une collaboration entre l'hôpital militaire et
l'hôpital civil.
L'accord dont je viens de parler contient des annexes qui règlent trois
aspects
1. Le ministre de la Défense loue des surfaces de l'hôpital militaire à
l'hôpital Brugmann. Ces surfaces permettent à cet hôpital d'exploiter
96 lits qui proviennent du site de Laeken. Ces lits ressortissent à la loi
sur les hôpitaux. Cela signifie qu'il y a un financement du SPF Santé
publique et une inspection des autorités de Bruxelles.
2. L'hôpital Brugmann donne un appui au personnel de l'armée pour
la formation et le recyclage du personnel infirmier en mission à
l'étranger.
3. L'armée met à la disposition des hôpitaux civils, notamment
l'hôpital Brugmann, du transport médicalisé pour les trajets entre les
sites des hôpitaux et grâce à un paiement correct pour les prestations
fournies.
En la matière, il serait donc intéressant de voir quelles sont les plus-
values qui ont été enregistrées suite aux accords passés ces
dernières années. Cela dit, je tiens à ce que vous sachiez que je suis
toujours ouverte au dialogue.
En ce qui concerne les détenus, en tant que ministre de la Justice,
sous l'ancienne législature, j'avais eu à coeur de m'occuper de la
problématique des internés. Toutefois, il n'appartient pas au
département de la Justice de la traiter. Cette matière relève de la
compétence des Communautés ou du département de la Santé
publique pour ce qui concerne le coût en termes de santé publique.
Des avancées importantes ont déjà été faites dans ce domaine. En
effet, des institutions particulières sont prévues pour les internés.
Certaines structures vont être agrandies en Wallonie et d'autres vont
être créées en Flandre, en collaboration avec les Communautés. Par
ailleurs, la plupart des factures ont été transférées vers la Santé
publique qui les prend en charge.
Zaken en Volksgezondheid is
echter door deze overeenkomst
niet gebonden. De samenwerking
verbindt enkel het hospitaal met
de militaire overheid.
Bovendien wordt de financiering
van
de
brandwondencentra
geregeld door een koninklijk
besluit dat werd genomen in het
kader van de wet op de ziekte- en
invaliditeitsverzekering.
De
financiering van het brandwonden-
centrum is bij ministerieel besluit
afhankelijk
gemaakt van de
naleving van de normen van de
brandwondencentra.
Door
dit
besluit kan ook een samenwerking
worden gesloten tussen het militair
hospitaal en een burgerziekenhuis.
Wat de gevangenen betreft werd
er al vooruitgang geboekt. Voor de
geïnterneerden worden bijzondere
instellingen voorzien. Sommige
structuren in Wallonië zullen
worden uitgebreid en andere
zullen in Vlaanderen worden
gecreëerd in samenspraak met de
Gemeenschappen.
Bovendien
werden de meeste facturen naar
Volksgezondheid overgeheveld die
ze ten laste zal nemen.
14.04 Josée Lejeune (MR): Madame la présidente, je remercie Mme
la ministre pour sa réponse.
Madame la ministre, si je comprends bien, nous nous trouvons dans
un régime dérogatoire à la loi de 1987 sur les hôpitaux?
14.04 Josée Lejeune (MRHet
gaat hier dus duidelijk over een
regime
dat afwijkt van de
ziekenhuiswet van 1987.
14.05 Laurette Onkelinx, ministre: Si vous voulez.
14.06 Josée Lejeune (MR): En effet, l'hôpital militaire n'est pas
obligé de respecter cette loi coordonnée sur les hôpitaux.
Sur quelle base l'hôpital militaire a-t-il été retiré de la liste pour ne pas
devoir respecter cette loi coordonnée? Je suppose que la loi a été
votée en y insérant une dérogation pour un tel hôpital.
14.06 Josée Lejeune (MR): Op
welke basis werd deze afwijking
toegestaan?
14.07 Laurette Onkelinx, ministre: Je ne dispose pas du texte de loi
ici, mais l'exception doit certainement y être prévue. Il doit y être
14.07
Minister Laurette
Onkelinx: Ik beschik hier niet over
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
43
inscrit: "Exception faite de l'hôpital qui dépend du ministère de la
Défense". Il suffit de vérifier dans la loi de 1987.
de wettekst maar er is zeker
voorzien in deze uitzondering.
14.08 Josée Lejeune (MR): En ce qui concerne l'hôpital militaire
Reine Astrid, je pense qu'il serait opportun d'obtenir l'avis de votre
collègue, M. De Crem, puisqu'il s'agit d'une problématique qui touche
deux départements, celui du ministre de la Santé publique et celui du
ministre de la Défense, ce qui n'est pas évident.
14.09 Laurette Onkelinx, ministre: Si vous me proposez de prendre
les deux compétences pour que ce soit plus cohérent, je peux
essayer.
14.10 Josée Lejeune (MR): J'interrogerai donc M. De Crem pour
connaître son avis et lui soumettrai votre proposition.
14.10 Josée Lejeune (MR): Ik zal
de heer De Crem ondervragen om
zijn mening te kennen.
14.11 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Je vous donnerai la
réponse de M. De Crem car je l'ai interrogé en commission de la
Défense entre mes deux questions inscrites ici, en commission de la
Santé.
Madame la ministre, j'entends que vous n'avez pas de tabous.
M. De Crem dit à peu près la même chose mais il demande un peu
de temps pour pouvoir analyser sérieusement la question.
Je sais que vous êtes attachée à ce qui a été mis en place sous la
précédente législature par votre collègue de parti qui était ministre de
la Défense. C'est respectable. Mais il me semble qu'un problème se
pose notamment en termes de déontologie.
Applique-t-on à la Santé publique des logiques propres à la Défense
ou suit-on des logiques propres à la Santé publique au département
de la Défense? Il est certes utile d'avoir une médecine militaire, un
centre des grands brûlés, ainsi qu'une collaboration entre cet hôpital
et un hôpital civil mais j'estime qu'on ne peut pas accepter l'idée de
dérogations en matière de déontologie. Je vous invite à y être
attentive et à faire en sorte que les principes éthiques et
déontologiques généraux, déterminés par les différentes lois sur les
hôpitaux, soient appliqués dans cet hôpital.
En ce qui concerne la justice, j'y reviendrai dans un cadre plus
propice.
J'entends que des efforts ont été consentis au niveau de la santé des
détenus. Il faut en consentir davantage pour leur permettre de
continuer à bénéficier, le cas échéant, des services de leur médecin
habituel et ce, dans une logique de réinsertion et de bien-être. Cela
pourrait être positif.
Connaissant pour le passé la logique de la Justice et, pour le futur, la
logique du département de la Santé, vous êtes peut-être, madame la
ministre, à la bonne place pour faire évoluer les choses en la matière.
Je vous interrogerai à nouveau à ce propos.
14.11 Georges Gilkinet (Ecolo-
Groen!): Ik hoor dat u geen taboes
heeft. De heer De Crem zegt
ongeveer hetzelfde, maar hij
vraagt toch wat tijd om de vraag
terdege te kunnen analyseren.
Past men bij Volksgezondheid de
logica toe die eigen is aan
Landsverdediging of volgt men op
het
departement
van
Landsverdediging de logica van
Volksgezondheid?
Het
is
ongetwijfeld nuttig om over een
militaire geneeskunde en een
brandwondencentrum te kunnen
beschikken.
Tevens
is
een
samenwerking
tussen
dit
ziekenhuis en een burgerlijk
ziekenhuis aangewezen, maar ik
meen dat we niet mogen toestaan
dat er afgeweken wordt van de
deontologische regels. Wat de
Justitie betreft, daar zal ik op
terugkomen binnen een meer
geëigend kader.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
44
15 Question de Mme Carine Lecomte à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur
"les prescriptions en matière de bien-être animal dans les parcs zoologiques" (n° 1262)</b>
15 Vraag van mevrouw Carine Lecomte aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"de voorschriften met betrekking tot het dierenwelzijn in dierentuinen" (nr. 1262)
15.01 Carine Lecomte (MR): Madame la ministre, selon le constat
forgé par le SPF Santé publique après qu'il eut mené 17 contrôles en
2007, tous les parcs zoologiques belges ne sont pas en ordre sur le
plan des prescriptions en matière de bien-être animal. La loi du
14 août 1986 relative à la protection et au bien-être des animaux est
pourtant très stricte en ce qui concerne les animaux détenus dans
des parcs zoologiques.
Madame la ministre, pourriez-vous me dire quel était le degré de
gravité des infractions constatées? Celles-ci étaient-elles délibérées
ou dues à une méconnaissance de la loi? Dans ce dernier cas, ne
pensez-vous pas qu'une campagne d'information destinée aux
exploitants de parcs zoologiques serait nécessaire?
De combien de temps disposent les exploitants pour se mettre en
conformité avec la loi?
Enfin, quelles seront les sanctions prises contre les parcs en
question?
15.01 Carine Lecomte (MR): Uit
zeventien controles die in 2007
werden uitgevoerd, is gebleken dat
niet alle dierentuinen aan de
voorschriften
inzake
het
dierenwelzijn voldoen.
Hoe ernstig waren de vastgestelde
overtredingen? Werden ze met
opzet begaan of waren ze te wijten
aan onvoldoende kennis van de
wetgeving? Is in dat laatste geval
geen informatiecampagne ten
aanzien van de uitbaters van
dierentuinen aangewezen? Binnen
welke termijn moeten de uitbaters
aan de wettelijke bepalingen
voldoen? Welke sancties worden
er opgelegd aan de dierentuinen
die in overtreding zijn?
15.02 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, chère
collègue, le service Bien-être animal suit de très près la situation dans
les parcs zoologiques afin d'assurer le respect de la législation. En
2007, huit avertissements et un procès-verbal ont été dressés. Il
s'agissait essentiellement d'un non-respect des normes de détention
des animaux ou de procédures non suivies conformément à la
législation. Je pense, par exemple, à la soumission à la commission
des parcs zoologiques d'un dossier pour les espèces pour lesquelles
les normes de détention n'ont pas encore été fixées.
Les responsables des parcs zoologiques sont bien au courant de la
législation. En 2005, ils ont tous reçu ainsi que les vétérinaires
contractuels de ces établissements - un compendium de la législation
en vigueur.
Depuis l'entrée en vigueur de la loi, le service a conclu des accords
précis et a défini des plannings d'aménagement avec les
responsables des parcs, en concertation avec cette fameuse
commission des parcs zoologiques. Depuis lors, le service veille au
respect de ces accords pour s'assurer de l'adaptation des parcs
zoologiques aux normes légales, et ce dans les délais convenus.
Deux collaborateurs un néerlandophone et un francophone sont
affectés à la gestion des dossiers d'agrément. Des visites de contrôle
sont organisées pour constater l'état d'avancement des plannings
convenus. De plus, des contacts réguliers sont entretenus avec les
responsables. En outre, les dossiers sont présentés régulièrement à
la commission des parcs zoologiques. Des contrôles sont également
réalisés en cas de plainte.
Quant aux mesures à prendre et aux délais, ils sont imposés au cas
par cas, selon la signature. Lorsque les obligations ne sont pas
15.02
Minister Laurette
Onkelinx: De dienst Dierenwelzijn
volgt
de
toestand
in
de
dierentuinen op de voet. In 2007
werden er acht waarschuwingen
gegeven en werd er één proces-
verbaal
opgemaakt.
De
overtredingen betroffen vooral de
niet-naleving
van
wettelijke
procedures of van de normen
inzake het houden van dieren.
In 2005 ontvingen alle uitbaters
van dierentuinen een compendium
met de geldende wetgeving.
Sinds de inwerkingtreding van de
wet heeft de dienst duidelijke
afspraken
gemaakt
en
werkschema's voor de inrichting
uitgewerkt. De dienst ziet erop toe
dat
die
akkoorden
worden
nageleefd.
Twee medewerkers zijn belast met
het
beheer
van
de
erkenningsdossiers en voeren de
nodige controles uit. Ook klachten
worden nagetrokken.
De maatregelen en termijnen die
zich opdringen, worden per geval
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
45
respectées, un procès-verbal est dressé avec pour conséquence
l'imposition d'amendes administratives ou la poursuite de la
procédure pénale par le parquet.
En outre, d'autres mesures peuvent être prises telles que la fermeture
totale ou partielle du parc au public. Enfin, si d'une quelconque
manière le bien-être animal est en danger, des mesures immédiates
peuvent être imposées pour remédier à la situation.
vastgesteld.
Indien
er
een
overtreding wordt vastgesteld,
wordt
er
proces-verbaal
opgemaakt
waarna
er
een
administratieve
boete
wordt
opgelegd of een strafrechtelijke
vervolging wordt ingesteld.
Er
kunnen
nog
andere
maatregelen worden genomen,
zoals een volledige of gedeeltelijke
sluiting van de dierentuin. Indien
het dierenwelzijn wordt bedreigd,
kan onverwijld worden ingegrepen.
15.03 Carine Lecomte (MR): Je vous remercie, madame la ministre.
Je suis rassurée d'apprendre que les infractions constatées n'étaient
pas de nature à mettre en péril les animaux. J'estime que les
contrôles doivent être répétés et renforcés car ils constituent une
garantie réelle pour les animaux de vivre dans un milieu approprié.
15.03 Carine Lecomte (MR): Het
stelt
me
gerust
dat
de
vastgestelde overtredingen de
dieren niet in gevaar brachten. De
controles
dienen
te
worden
verscherpt
omdat
ze
het
dierenwelzijn effectief waarborgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
16 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"de ontdekking van een voor de mens gevaarlijke variant van het vogelgriepvirus in Israël" (nr. 1266)
16 Question de M. Wouter De Vriendt à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la
découverte, en Israël, d'une variante de la grippe aviaire potentiellement dangereuse pour l'homme"
(n° 1266)</b>
16.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, in
de eerste plaats mijn felicitaties met uw ambt in de nieuwe regering. Ik
wil u ook veel succes toewensen bij het verdedigen van sociale
beleidspunten in de nieuwe regering. Ik denk dat u dat zeer goed zult
kunnen gebruiken.
Ik kom tot mijn vraag. Op donderdag 3 januari is er een voor de mens
gevaarlijke variant van het vogelgriepvirus in Israel opgedoken, vlakbij
een kleuterschool en dichtbij de grens met Libanon en de Palestijnse
gebieden. Daarop werd een schutkring van slechts 3.000 meter
ingesteld. Gezien het feit dat Israel een bevoorrechte handelspartner
is van de EU, is er toch wel enige toelichting vereist, vandaar een
tweetal vragen.
Kunt u de berichten bevestigen? Is er contact geweest tussen de
Israëlische autoriteiten en de officiële instanties op Belgisch of
Europees niveau? Kunt u hierover enige toelichting verschaffen?
Welke maatregelen in België en/of Europa werden genomen tegen de
uitbraak van het virus?
16.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-
Groen!): Le 3 janvier dernier, une
variante du virus de la grippe
aviaire dangereuse pour l'homme
a été détectée en Israël, à
proximité d'une école gardienne et
près de la frontière avec le Liban
et les territoires palestiniens. Une
zone de surveillance d'à peine
3.000 mètres a été mise en place.
Ces
informations
sont-elles
exactes? Une concertation au
niveau belge ou européen avec les
autorités israéliennes a-t-elle eu
lieu à ce sujet? Quelles mesures
ont été prises en Belgique ou en
Europe contre l'apparition du
virus?
16.02 Minister Laurette Onkelinx: Excuseer, ik zal in het Frans
antwoorden.
Je peux vous confirmer que des cas de grippe aviaire ont bien été
signalés chez des animaux de compagnie dans un jardin d'enfants de
16.02 Minister Laurette Onkelinx:
Er werden wel degelijk gevallen
van
vogelgriep
gemeld
bij
gezelschapsdieren
in
een
kindertuin van de streek van Haifa.
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
46
BinyaminaGiv'at Ada dans la région d'Haïfa. Ce cas a été rapporté
sur le site de l'OIE le 3 janvier 2008, l'événement ayant été détecté le
27 décembre 2007. Il s'agissait en fait d'une cage de 12 poulets,
8 canards et 6 pigeons. Je vous confirme qu'Israël a pris des mesures
pour créer une zone de protection de 3 kilomètres et une zone de
surveillance de 10 kilomètres.
Il n'y a pas lieu de prendre contact directement avec les autorités
israéliennes, comme me le dit mon administration. Outre le fait que ce
ne soit pas le premier cas dans cette région, ce sont les organisations
internationales, tant l'OIE que l'OMS, qui sont en charge de ces
contacts et de la transmission des informations. Chaque veille
sanitaire des autres pays suit l'actualité sanitaire au travers des outils
de communication ad hoc: il y a donc une centralisation des
informations, ce qui n'est pas plus mal, à mon avis.
La Belgique n'a pris aucune mesure spécifique puisqu'il n'existe pas
d'importation de volaille vivante en Belgique à partir de cette région.
Je vous rappelle en outre que les mesures belges sont activées en
permanence. Notre pays dispose d'un plan d'urgence pour la lutte
contre la grippe aviaire et d'un plan d'urgence pour la lutte contre les
pandémies grippales humaines, ces deux plans faisant l'objet d'une
structure de coordination interministérielle.
Israël heeft maatregelen getroffen
om een beschermingszone van
drie
kilometer
en
een
toezichtszone van 10 kilometer af
te bakenen.
Er hoeft geen rechtstreeks contact
met de Israëlische overheid te
worden opgenomen. Het zijn
immers
de
internationale
organisaties, namelijk zowel de
Wereldorganisatie
voor
dierengezondheid als de WGO,
die deze contacten moeten leggen
en
de
informatie
moeten
doorspelen.
België heeft geen enkel specifieke
maatregel genomen vermits ons
land geen levend pluimvee vanuit
die regio invoert. Bovendien zijn de
Belgische maatregelen permanent
geactiveerd.
16.03 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, ik
wil u danken voor uw antwoord.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
17 Question de M. Georges Gilkinet à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "des
constatations d'effets secondaires d'un médicament anti-tabac, les mesures prises par le ministère de
la Santé et l'information donnée aux patients" (n° 1267)</b>
17 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"nevenwerkingen van een middel om te stoppen met roken, de maatregelen van het ministerie van
Volksgezondheid en de aan de patiënten verstrekte informatie" (nr. 1267)
17.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la présidente,
madame la ministre, l'Agence européenne du médicament a donné
l'alerte à la mi-décembre concernant un médicament des laboratoires
Pfizer destiné à arrêter de fumer et mis sur marché en décembre
2006: le Champix, une de ces spécialités épinglées tout à l'heure. Il
semblerait selon des témoignages que l'on m'a adressés
personnellement que l'usage de ce médicament augmente les
risques d'idées suicidaires ou de tentatives de suicide. Voilà qui ne
reste pas sans impact sur la Santé publique et le budget; il en a été
question hier à propos de l'augmentation du coût des antidépresseurs
et de leur charge sur le budget général.
L'Agence européenne du médicament a donc demandé aux
laboratoires Pfizer d'adapter les informations qu'il met à disposition
des patients et du corps médical dans le sens d'une meilleure mise en
garde quant aux effets négatifs. Ces modifications devaient être
introduites pour le 19 décembre. La Belgique doit également veiller à
une bonne information des patients concernés et prendre, le cas
échéant, les mesures d'information et de précautions utiles afin de
préserver la santé et la sécurité de nos concitoyens. De même, il est
important d'évaluer les nouvelles spécialités mises sur le marché afin
17.01 Georges Gilkinet (Ecolo-
Groen!):
Het
Europees
Geneesmiddelenbureau
(Emea)
heeft medio december aan de
alarmbel
getrokken
inzake
Champix, een geneesmiddel van
het farmaceutische bedrijf Pfizer
dat in december 2006 op de markt
werd gebracht en mensen moest
helpen te stoppen met roken. Het
gebruik van Champix zou namelijk
het risico op zelfmoordpogingen
verhogen. Emea heeft Pfizer
gevraagd de ter beschikking
gestelde informatie tegen 19
december te wijzigen. België moet
ook de nodige informatie- en
voorzorgsmaatregelen
nemen.
Bovendien is het belangrijk dat
nieuw in de handel gebrachte
specialiteiten worden geëvalueerd.
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
47
de vérifier qu'elles ne comportent pas d'effets secondaires qui
justifieraient leur retrait du marché.
Madame la ministre, pouvez-vous me dire si vous avez été mise au
courant de cette suspicion d'effets secondaires du médicament
Champix?
Quelle a été l'attitude de l'Agence belge dans ce dossier? Quelles
mesures ont-elles été prises suite au communiqué de l'Agence
européenne?
L'Agence belge est-elle compétente pour vérifier la véracité des
changements demandés au niveau européen?
Quelle procédure a-t-elle été mise en place pour vérifier que la firme a
bien répondu à la demande de l'Agence européenne pour les produits
mis en vente sur le territoire belge?
Dans des cas comme celui-ci, en vertu de l'article 4, alinéa 3 de la loi
susmentionnée qui donne mandat à l'Agence de centraliser pour
évaluer les notifications d'effets indésirables, une attention particulière
a-t-elle été accordée aux médecins de manière à solliciter leurs
commentaires et leurs éventuels observations sur les effets
secondaires? De quelle manière?
Quelle est la procédure mise en oeuvre pour s'assurer que toutes les
informations sont bien récoltées?
Enfin, la mise sur le marché de ce produit a-t-elle été accompagnée
d'un plan de gestion des risques en Belgique?
Werd u op de hoogte gebracht van
de vermoede nevenwerkingen van
Champix? Wat was de houding
van het Belgische Agentschap in
dat dossier? Welke maatregelen
werden genomen naar aanleiding
van het bericht van Emea? Is het
Belgische Agentschap bevoegd
om na te gaan of de op Europees
niveau gevraagde wijzigingen wel
stroken met de werkelijkheid?
Welke procedure werd ingesteld
om na te gaan of de firma wel
degelijk is ingegaan op de vraag
van Emea inzake de producten die
in België worden verkocht? Heeft
men de artsen aangespoord
opmerkingen
hieromtrent
te
formuleren? Op welke wijze?
Welke procedure werd ingesteld
om ervoor te zorgen dat alle
opmerkingen
wel
degelijk
verzameld worden? Werd bij het
op de handel brengen van dat
product een risicobeheerplan voor
België opgesteld?
17.02 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, la
problématique des effets indésirables observés chez des patients
traités par Champix est bien connue de l'Agence fédérale des
médicaments et des produits de santé qui est compétente dans cette
matière.
Durant le mois de novembre 2007, le groupe de travail de
pharmacovigilance du Comité des médicaments à usage humain de
l'Agence européenne des médicaments a été alerté par l'État membre
de référence, le Danemark, suite à la communication de rapports
spontanés d'effets indésirables de tendance suicidaire et de suicide
abouti d'ailleurs, impliquant le Champix.
Lors de leur réunion du 19 décembre 2007, il est apparu aux yeux des
experts européens de pharmacovigilance, y compris le délégué belge,
que les données dont ils disposaient n'étaient pas suffisantes pour
établir un lien de causalité incontestable entre la prise de Champix et
les problèmes suicidaires. Les données à leur disposition ne
permettaient pas finalement d'établir si ces tendances avaient été
provoquées par l'usage du Champix ou par un phénomène ignoré, lié
à l'arrêt du tabac seul.
Suite au rapport des experts lors de sa séance du 20 décembre, le
Comité a décidé des actions suivantes.
1. La mise en place par Pfizer d'une étude clinique spécifique
destinée à étudier le problème des suicides et des tendances
17.02
Minister
Laurette
Onkelinx:
Het
Federaal
Agentschap voor Geneesmiddelen
en Gezondheidsproducten is wel
degelijk op de hoogte van het
probleem van de nevenwerkingen
van Champix. In november 2007
werd
de
werkgroep
geneesmiddelenbewaking van het
Europees Geneesmiddelenbureau
door Denemarken gewaarschuwd,
nadat gemeld werd dat er bij het
gebruik
van
Champix
nevenwerkingen, - bij sommige
gebruikers was er sprake van
zelfmoordneigingen - waren
opgetreden.
Tijdens hun vergadering van 19
december
2007
hebben
de
Europese deskundigen inzake
geneesmiddelenbewaking
geoordeeld dat er onvoldoende
gegevens
waren
om
een
onbetwistbaar oorzakelijk verband
te kunnen leggen.
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
48
suicidaires.
2. La modification par la firme concernée du résumé des
caractéristiques du produit et de la notice du Champix afin d'y inclure
le risque précité. Une procédure rapide a été requise. Elle a débuté le
19 décembre
auprès
de
l'EMEA
(European Medecine Evaluation Agency) et deviendra effective dès
que la Commission européenne aura rendu sa décision définitive,
probablement au courant du mois de mars prochain. Les suspicions
d'effets indésirables relatives au Champix sont suivies par mon
administration qui travaille en étroite collaboration avec l'Agence.
3. Suite au communiqué de l'Agence, un communiqué belge a été
rendu publique le 17 décembre, via le site web de notre agence. Le
Champix a été autorisé en Europe, pour répondre à une autre de
votre question, via la procédure européenne dite centralisée. La
vérification de la mise en oeuvre des modifications demandées est
donc coordonnée par l'EMEA.
4. La récolte des notifications d'effets secondaires et en particulier le
problème préoccupant du nombre insuffisant de ces notifications par
les professionnels de la santé fait l'objet de nombreux travaux aussi
bien au niveau belge qu'européen et international. L'Agence met
actuellement en place un programme prioritaire et ambitieux de
pharmacovigilance active, destiné à augmenter le nombre de
notifications.
Ce programme est élaboré en collaboration avec diverses instances
de professionnels de la santé (médecins, pharmaciens, hôpitaux et
universités). Une action concrète dans ce sens a démarré le
1
er
janvier 2008. Elle consiste à encourager les professionnels de la
santé à notifier les effets indésirables survenant avec des
médicaments contenant un principe actif récemment commercialisé.
Le Champix fait bien évidemment partie de ces médicaments.
Enfin, le plan de gestion du risque du Champix, déjà en application
dans les États membres, prévoit de collecter les données concernant
des populations à risques non étudiées antérieurement. Ces études
se penchent sur des patients de moins de 18 ans, des patients
présentant une pathologie cardiovasculaire, des patients présentant
une broncho-pneumopathie obstructive ou des patients présentant
une psychose. Les observations liées au risque de suicide n'étant
apparues que récemment, l'EMEA a donc décidé de demander à la
firme concernée de réaliser une étude nouvelle afin de trouver le plus
rapidement possible une explication objective à ces problèmes.
Naar
aanleiding
van
het
deskundigenverslag
heeft
het
comité beslist dat Pfizer een
bijzonder
klinisch
onderzoek
diende uit te voeren en dat het
bedrijf de samenvatting van de
eigenschappen en de bijsluiter van
Champix diende aan te passen.
De procedure zal waarschijnlijk in
de
maand
maart
uitwerking
hebben.
Mijn administratie is dus wel
degelijk op de hoogte van de
vermoede nevenwerkingen van
Champix,
en
volgt
de
werkzaamheden hierover op de
voet.
Op 17 december 2007 werd een
Belgisch communiqué bekend
gemaakt via de site van ons
Agentschap.
Champix kreeg in Europa een
vergunning via een zogenaamd
gecentraliseerde procedure. Het
Europees Geneesmiddelenbureau
is dan ook bevoegd voor de
controle op het in werking treden
van de wijzigingen.
Het
inzamelen
van
de
kennisgevingen
van
nevenwerkingen is het voorwerp
van talrijke werkzaamheden. Het
Agentschap zet op dit ogenblik
een ambitieus programma van
geneesmiddelenbewaking op. Op
1 januari 2008 ging een concrete
actie van start. Zij moedigt de
professionals aan de ongewenste
nevenwerkingen
van
geneesmiddelen met een onlangs
in de handel gebracht actief
bestanddeel, waarvan Champix
deel uitmaakt, bekend te maken.
Ten
slotte
voorziet
het
risicomanagementplan
van
Champix in het inzamelen van de
gegevens over risicogroepen die
voorheen niet werden bestudeerd.
Vermits de observaties in verband
met het zelfmoordgevaar pas
onlangs plaatsvonden, nam het
Europees
Geneesmiddelenagentschap
de
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
49
beslissing om het betrokken bedrijf
te vragen een studie uit te voeren.
17.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Je vous remercie pour cette
réponse complexe. On voit que la collecte d'informations a posteriori
est mise en oeuvre mais on peut toujours s'interroger à propos des
études a priori sur les conséquences négatives de l'usage de certains
médicaments, ce qui était l'objet d'une question précédente. Il faut
travailler avec des professionnels de terrain en les informant
correctement des conséquences potentielles des prescriptions mais
aussi en termes de recueil d'informations pour se donner une vision
exhaustive des conséquences de la prise des médicaments et si
nécessaire, oser retirer de la vente certains médicaments. Je ne sais
pas s'il faut le faire pour le Champix mais donnons-nous le temps
d'étudier ses conséquences négatives qui semblent inquiétantes.
17.03 Georges Gilkinet (Ecolo-
Groen!): Men kan zich vragen
stellen bij de a priori studies over
de
negatieve
gevolgen
van
geneesmiddelen.
Er moet worden samengewerkt
met de professionals door hen
correct te informeren over de
mogelijke gevolgen maar ook op
het vlak van de inzameling van
gegevens.
Laten we voor Champix de tijd
nemen om de gevolgen ervan te
bestuderen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
18 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "de verhoogde kans op leukemie bij kinderen die wonen in de buurt van kerncentrales" (nr. 1302)
18 Question de Mme Tinne Van der Straeten à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique
sur "le risque accru de leucémie auquel sont exposés les enfants habitant à proximité de centrales
nucléaires" (n° 1302)</b>
18.01 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, in december van vorig jaar zijn de
resultaten bekend geworden van een Duits onderzoek uitgevoerd
door de universiteit van Mainz, over de gezondheidsrisico's van
kinderen die in de buurt van kerncentrales wonen. Er werd gekeken
naar de statistieken voor kinderkanker en daarin werd gekeken naar
de aanwezigheid van leukemie bij kinderen. Daaruit bleek dat in een
straal van vijf kilometer rond de kerncentrales, zevenendertig kinderen
leukemie kregen, terwijl uit een gelijkaardige studie voor kinderen die
ver van de kerncentrales woonden, bleek dat er slechts zeventien
kinderen leukemie kregen. Er bleek dus dat er een verhoogd
percentage was van 60% op kanker in het algemeen wanneer men in
een straal van vijf kilometer rond een kerncentrale woont en dat dat
kan oplopen tot 117% als alleen rekening wordt gehouden met
leukemie. In Duitsland is er daar heel veel ophef over geweest. Die
studie zal nu verder worden bestudeerd.
Ik zou u ook willen wijzen op een gelijkaardig onderzoek waarvan de
resultaten in de zomer van vorig jaar gepubliceerd werden in de
European Journal of Cancer. Daar werd een gelijkaardig onderzoek
gedaan op basis van statistieken en meta-analyse. Dat bracht
dezelfde resultaten naar voren. Wanneer men dicht in de buurt van
een kerncentrale woont, vergroot de kans op leukemie significant,
zeker bij kinderen. Opgroeiende kinderen en adolescenten zijn
gevoeliger voor veranderingen en zelfs voor zeer kleine dosissen
radioactiviteit.
De vraag is wat de situatie in ons land is. Het is mij niet duidelijk of dit
soort studies ook in ons land gerealiseerd zijn of misschien gepland
18.01 Tinne Van der Straeten
(Ecolo-Groen!): Fin 2007, une
étude allemande a montré que les
enfants qui vivent dans un rayon
de cinq kilomètres d'une centrale
nucléaire sont exposés à un risque
de cancer majoré de 60 pour cent
en général et de 117 pour cent en
ce qui concerne la leucémie. Une
autre étude, publiée à l'été 2007
dans le "European Journal of
Cancer", est arrivée à la même
conclusion.
Je
n'ai
pas
connaissance d'études similaires
menées en Belgique.
La ministre est-elle au courant de
ces études? Qu'en pense-t-elle?
De telles études ont-elles aussi été
réalisées ou sont-elles prévues en
Belgique? Estime-t-elle ce type
d'étude nécessaire? Le cas
échéant, quelle serait l'institution la
mieux placée pour l'effectuer?
Notre pays dispose-t-il de données
épidémiologiques confirmant ou
infirmant les résultats d'études
étrangères sur ce sujet? Les
données du registre du cancer
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
50
zijn. Het is mij evenmin duidelijk of België beschikt over voldoende
gedetailleerde
epidemiologische
statistieken
om
gelijkaardig
onderzoek te kunnen doen.
Ik heb een aantal concrete vragen.
Ten eerste, bent u op de hoogte van die of andere gelijksoortige
studies en wat is uw mening daarover?
Ten tweede, zijn dergelijke studies uitgevoerd en wat waren de
resultaten? Als ze niet zijn uitgevoerd, zijn ze dan misschien gepland?
Is het volgens u wenselijk om zo'n studie te bestellen? Welke
instelling is daarvoor het beste geplaatst?
Ten derde, beschikt België over epidemiologische indicaties die de
hypotheses van het Duits en Amerikaans onderzoek zouden kunnen
bevestigen of tegenspreken? Zijn de registratiegegevens van het
kankerregister voldoende om te kunnen dienen als basismateriaal
voor eventueel onderzoek?
Ten slotte, zult u met de bevindingen van internationaal en/of
nationaal onderzoek rekening houden in uw kankerplan en op welke
manier?
peuvent-elles
éventuellement
servir de base à une telle étude?
La ministre tiendra-t-elle compte
des résultats de la recherche
nationale ou internationale dans
son plan de lutte contre le cancer?
18.02 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, chère
collègue, vu l'heure et si vous le permettez, je répondrai en français à
votre question.
Comme vous l'avez dit, l'université de Mainz en Allemagne a mené
une enquête sur les risques de santé chez les enfants qui habitent
près des centrales nucléaires.
Il ressort de cette étude qu'un risque plus élevé existe sur le
développement de la leucémie chez les enfants qui habitent dans un
rayon de 5 km autour d'une centrale nucléaire.
Selon mes informations, une valeur radioactive normale en Belgique
et en Allemagne est estimée à 2 millisieverts.
La radioactivité mesurée dans l'étude susmentionnée ne dépasse la
limite prescrite que de 0,3 millisieverts par an.
Dans l'étude, il a été - dit-on - insuffisamment tenu compte de
facteurs confondants, c'est-à-dire d'autres facteurs qui peuvent aussi
avoir une influence sur le développement de la leucémie. C'est la
raison pour laquelle le processus décisionnel sur les données peut
être critiqué.
Cela dit, dans le passé, plusieurs études similaires ont déjà été faites
sans résultat équivoque.
Par ailleurs, une telle étude n'a pas encore été réalisée en Belgique.
Celle-ci ne dispose dès lors pas, à l'heure actuelle, d'indications
épidémiologiques qui peuvent confirmer ou infirmer l'hypothèse de
l'étude germano-américaine.
Toutefois, en collaboration avec le Registre National du Cancer; la
section épidémiologie de l'Institut scientifique de la Santé publique
18.02
Minister
Laurette
Onkelinx: Het onderzoek dat
gevoerd werd door de universiteit
van Mainz heeft aangetoond dat
het risico op leukemie groter is bij
kinderen die in buurt van een
kerncentrale wonen. De gemeten
overschrijding
van
de
voorgeschreven
limiet
voor
radioactiviteit bedroeg echter maar
0,3 millisievert (mSv) per jaar,
terwijl de normale waarde 2,0 mSv
bedraagt. Bovendien werd er in de
studie
onvoldoende
rekening
gehouden
met
verstorende
factoren. Ik voeg eraan toe dat
gelijkaardige
studies
in
het
verleden
geen
dergelijke
resultaten hebben opgeleverd.
In België beschikken we over geen
enkele
epidemiologische
aanwijzing die deze resultaten
bevestigt
of
ontkracht.
Het
Wetenschappelijk Instituut voor de
volksgezondheid zou echter in
samenwerking
met
het
Kankerregister een studie in dat
verband kunnen uitvoeren. Het
zou ook interessant zijn het
"International Agency for research
on cancer" (IARC) te vragen een
prospectieve studie uit te voeren.
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
51
pourrait mettre en oeuvre une telle étude, ce qui serait, selon moi,
intéressant.
Le temps nécessaire pour la réaliser et pour identifier des cas
suffisants de leucémie est estimé à 4 ou 5 ans au minimum.
Enfin, il serait intéressant de demander au Centre international de
recherche sur le cancer de réaliser une telle étude prospective. En
effet, cette problématique dépasse largement les frontières de chacun
des pays européens. Peut-être qu'à ce niveau des contacts seront
donc pris en la matière.
18.03 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister,
ik wil u toch het volgende voorleggen. Ook al bent u maar minister in
een interim-regering en ook al zal zo'n onderzoek misschien langer
duren, toch is het meer dan wenselijk om een dergelijk onderzoek uit
te voeren. De gevolgen van het milieu, van onze omgeving, op de
ontwikkeling van kanker, worden volgens mij vaak onderschat of er
wordt weinig rekening mee gehouden wanneer er van kanker sprake
is.
Wij zijn een nucleair land en zullen dat nog een hopelijk korte tijd
blijven. Toch kunnen de gegevens niet onderschat worden.
Ik zal uw collega Patrick Dewael vanmiddag over hetzelfde onderwerp
ondervragen om na te gaan of een eventuele samenwerking met het
FANC niet is aangewezen.
18.03 Tinne Van der Straeten
(Ecolo-Groen!): Compte tenu des
effets pour l'environnement et le
problème du cancer, il serait tout
de même souhaitable de mener
une telle étude. Selon moi, ces
effets sont souvent sous-estimés.
J'interrogerai le ministre Dewael
sur l'opportunité éventuelle d'une
collaboration avec l'AFCN dans ce
domaine.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
19 Question de Mme Carine Lecomte à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la
19 Vraag van mevrouw Carine Lecomte aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over
"dierenmishandeling" (nr. 1322)
19.01 Carine Lecomte (MR): Madame la ministre, "L'Avenir du
Luxembourg", en son édition du 12 janvier 2008, décrit les sévices
subis par une vache. Un individu s'étant introduit la nuit dans une
étable a utilisé en guise de spéculum un bâton d'un mètre trente,
créant de graves lésions internes chez l'animal qui a finalement dû
être euthanasié.
Le Code pénal prévoit des peines sévères à l'endroit d'auteurs de tels
faits. Toutefois, rapporte le propriétaire, la police ne procèdera pas à
une analyse génétique au motif qu'il ne s'agit que d'un animal.
Madame la ministre, ne trouvez-vous pas que, dans des cas de
cruauté extrême à l'encontre d'animaux, ce type d'analyse est capital
d'autant plus qu'aucune confrontation ne peut être envisagée? Je
précise également qu'une forte suspicion à l'endroit de l'auteur des
faits existe.
19.01 Carine Lecomte (MR): Een
koe
moest
worden
geëuthanaseerd nadat iemand in
de stal was binnengedrongen en
het dier met een stok had
gepenetreerd. Blijkbaar zal de
politie geen genetisch onderzoek
uitvoeren omdat het maar om een
dier gaat.
Vindt u dergelijk onderzoek niet
van fundamenteel belang in dit
geval van extreme wreedheid ten
aanzien van een dier? Ik wil er nog
aan toevoegen dat iemand er sterk
van wordt verdacht de feiten te
hebben gepleegd.
19.02 Laurette Onkelinx, ministre: C'est en effet un viol
particulièrement odieux commis envers une vache. Comme vous, je
considère qu'une telle maltraitance ne peut pas être simplement
classée sans suite sous prétexte qu'il s'agit seulement d'un animal.
19.02
Minister Laurette
Onkelinx: Dit is een ernstige
inbreuk op de wet betreffende de
bescherming en het welzijn der
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
52
Il s'agit d'une infraction très grave à la loi sur la protection et le bien-
être des animaux. Je suis donc d'avis, comme vous, que les services
concernés doivent tout mettre en oeuvre non seulement pour que les
responsables n'échappent pas à leur peine, mais aussi pour éviter
que de telles cruautés se répètent.
Puisque vous me parlez d'un classement sans suite, je ferai parvenir
l'information aux ministres de l'Intérieur et de la Justice.
dieren. Net als u ben ik van
mening dat alles in het werk moet
worden gesteld om de schuldigen
te
straffen
en
dergelijke
bestialiteiten in de toekomst te
voorkomen. Vermits u me meldt
dat de zaak wellicht zonder gevolg
zal worden geklasseerd, zal ik de
informatie aan de ministers van
Binnenlandse Zaken en van
Justitie doorspelen.
19.03 Carine Lecomte (MR): Madame la ministre, je vous remercie.
Vous prenez à coeur ce type de fait divers odieux. Puisque mes deux
questions portent sur les animaux, je vais me permettre de conclure
par une citation de Gandhi: "La grandeur et le progrès d'une nation se
mesurent à la manière dont elle traite ses animaux". Compte tenu de
vos propos, je n'ai aucun doute que vous partagiez cette opinion.
Je vous remercie.
19.03 Carine Lecomte (MR): Ik
dank u. Ik zal afsluiten met de
woorden
van
Gandhi:
"De
grootheid en morele vooruitgang
van een natie laten zich meten aan
de manier waarop ze haar dieren
behandelt."
19.04 Laurette Onkelinx, ministre: J'entretenais l'espoir que vous
me compariez à Gandhi, mais c'est presque ça! Une autre fois peut-
être!
La présidente: Vous avez déjà été comparée à Sarkozy; à présent à
Gandhi: c'est le grand écart!
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
20 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
over "het toenemend aantal gevallen van longkanker bij niet-rokende vrouwen" (nr. 1356)
20 Question de Mme Tinne Van der Straeten à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique
sur "le nombre croissant de cancers du poumon chez les femmes non-fumeuses" (n° 1356)</b>
20.01 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, vorig weekend zijn er veel berichten
verschenen over Nederlandse en Belgische longartsen die in de
praktijk hebben vastgesteld dat het aandeel niet-rokers dat
longkanker krijgt, stijgt. Longkanker werd traditioneel zeer sterk
vertegenwoordigd bij mensen die roken. Het blijft natuurlijk ook het
sterkst aanwezig bij rokers, maar volgens de specialisten is de
toename zeer opmerkelijk, vooral bij vrouwen tussen 40 en 60 jaar.
Het zou gaan over 10 à 15% van de patiënten.
In Verenigde Staten alsook in Azië is die trend al langer zichtbaar. De
trend is ook stijgend. Het gaat niet meer over een percentage van 10-
15% maar het kan oplopen tot een kwart van alle longkankers. De
longtumor die ontwikkeld wordt, zou ook niet dezelfde zijn als de
tumor bij rokers. Het zou gaan over een variant die minder agressief
en makkelijker te behandelen is.
Een aantal specialisten, zoals de professoren Ben Nemery en Johan
Vansteenkiste, van de Katholieke Universiteit Leuven, hebben in een
verklaring vooral verwezen naar de kwaliteit van de omgeving. Zij
hebben over drie aspecten gesproken: het passief meeroken, de
schadelijke stoffen in het werkmilieu, namelijk de aanwezigheid van
20.01 Tinne Van der Straeten
(Ecolo-Groen!):
Des
pneumo-
logues néerlandais et belges ont
constaté que le nombre de non-
fumeurs qui contractent un cancer
du poumon est en augmentation. Il
s'agit de 10 à 15% des patients.
Cette tumeur pulmonaire serait
moins agressive que la tumeur
des fumeurs et plus facile à traiter.
Quelques
professeurs
de
l'université de Louvain expliquent
le phénomène essentiellement par
la qualité de l'environnement:
tabagisme
passif,
substances
nuisibles sur le lieu de travail et
qualité générale de l'air. Selon
eux, une enquête plus approfondie
est nécessaire pour pouvoir agir
contre ce nouveau type de cancer
du poumon.
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
53
zware metalen, asbest en soorten plastic, en de algemene
luchtkwaliteit. Wat het laatste betreft, zou vooral fijn stof de oorzaak
zijn.
Zowel professor Nemery als professor Vansteenkiste stelt dat, om te
kunnen ageren tegen het nieuwe type longkanker, verder onderzoek
echt nodig zal zijn dat precies de oorzaken van het nieuwe type
longkanker opspoort.
Wij hebben ook een nationaal plan Gezondheid en Leefmilieu
waarbinnen een project Steden en Vervuiling plaatsvond. In onze
commissie hebben wij daarover een hoorzitting gehad. Er werden drie
steden geanalyseerd: Antwerpen, Luik en het Brussels Gewest. De
spreekster die dat project heeft toegelicht heeft erop gewezen dat de
eerste resultaten zouden aangeven dat er effectief een bijkomende
sterfte te wijten is aan een grote blootstelling aan fijn stof. Zij heeft
ook aangehaald tijdens dezelfde hoorzitting op 27 november 2007,
dat zij, wat de milieugegevens betreft, dat model kon uitwerken, maar
dat het voor de gezondheidsgegevens heel wat moeilijker was.
Ik heb een aantal concrete vragen.
Ten eerste, bent u op de hoogte van deze trend? Wat is uw mening
hierover?
Ten tweede, is het wenselijk dat de overheid werk zou maken van
onderzoek naar de oorzaken van dit type longkanker en specifiek
naar de gevolgen van de luchtkwaliteit en luchtvervuiling voor de
gezondheid? Werd er al een dergelijk onderzoek uitgevoerd? Door
wie? Wat waren de resultaten? Plant u hierover overleg met uw
collega bevoegd voor Leefmilieu en met de Gewesten, die belangrijke
bevoegdheden hebben inzake de materie? Hoever staat het met de
uitvoering van het nationaal plan Gezondheid en Leefmilieu?
Op welke manier zult u die informatie verwerken in het kankerplan?
Que pense la ministre de cette
évolution du cancer du poumon?
Des recherches ont-elles déjà été
réalisées sur les effets de la
qualité de l'air? Quels en furent les
résultats?
La
ministre
se
concertera-t-elle avec le ministre
de
l'Environnement
et
les
Régions? Où en est l'exécution du
plan
national
Santé
et
Environnement?
Comment
la
ministre
intégrera-t-elle
ces
informations au Plan cancer?
20.02 Laurette Onkelinx, ministre: Madame la présidente, chers
collègues, je partage vos constats. La relation entre le cancer du
poumon et l'exposition à de fines particules issues principalement de
la pollution automobile est aujourd'hui clairement confirmée par de
nombreuses études scientifiques. Longtemps suspectée, l'automobile
et plus particulièrement les véhicules roulant au diesel sont
aujourd'hui reconnus partiellement coupables de l'apparition de
cancers du poumon. Longtemps remise en question, l'augmentation
du risque de cancer pulmonaire apparaît aujourd'hui comme
confirmée.
Deuxièmement, les facteurs de risque et les causes du cancer du
poumon sont à présent bien connus: tabac, pollution, hérédité et
génétique. Point n'est besoin de réaliser de nouvelles études pour
confirmer ce que toute la communauté scientifique et médicale
internationale a déjà objectivé.
Je souhaite cependant que, du point de vue belge, la Fondation
Registre du Cancer poursuive son travail remarquable je le
souligne de remise à niveau des statistiques belges en matière de
cancer entamé il y a deux ans. Nous pourrons ainsi bientôt disposer
d'une cartographie des cancers et d'un profil type des victimes des
20.02
Minister Laurette
Onkelinx:
Ik
deel
uw
vaststellingen. Het verband tussen
longkanker en fijne stofdeeltjes die
waarschijnlijk van dieselmotors
afkomstig zijn, staat nu vast. De
risicofactoren en de oorzaken van
die vorm van kanker zijn gekend:
roken, milieuvervuiling, erfelijkheid
en genetische factoren. En dankzij
het puike werk van de Stichting
Kankerregistratie
zullen
de
kankers weldra in kaart gebracht
zijn en zullen we over een profiel
van het gemiddelde slachtoffer
beschikken.
Ik heb mijn mandaat nog maar pas
opgenomen en pleeg momenteel
overleg om een beter zicht te
krijgen op de kankerepidemiologie
en de middelen die worden ingezet
16/01/2008
CRIV 52
COM 065
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
54
différents types de cancer.
Troisièmement, c'est depuis moins d'un mois que j'ai entamé mon
mandat aux Affaires sociales et à la Santé publique. Actuellement, je
consulte tous azimuts afin de mieux connaître l'épidémiologie du
cancer en Belgique et les moyens mis en oeuvre pour le prévenir, le
dépister et le soigner. Prochainement, j'aurai une consultation avec
mes collègues des entités fédérées responsables pour la politique de
santé en vue d'envisager leur participation au Plan national cancer,
dont je vous ai parlé hier, madame la présidente. Agir sur
l'environnement est effectivement un des axes de travail pertinent. Je
n'exclus donc nullement une concertation de même nature avec tous
les ministres compétents en matière d'Environnement.
Bien sûr, je crains qu'on ne puisse tout réaliser d'ici mars et que ce ne
sera qu'une première série de décisions, qui en nécessiteront
d'autres. Si l'on accepte que la lutte contre le cancer est un
phénomène transversal, il conviendra de remettre régulièrement le
dossier sur le tapis.
À propos de l'état d'avancement du Plan national d'action
Environnement-Santé, je vous invite à consulter le site consacré à ce
plan au départ du site-portail SPF Santé publique. Vous le
connaissez: vous y trouverez toutes les réalisations et tout ce qui est
d'ores et déjà programmé pour les prochains mois. Je crois que vous
disposez du nom du site: "portal.health.fgov.be".
Enfin, il est trop tôt pour pouvoir vous indiquer la place qu'occuperont
les facteurs environnementaux dans mon Plan national cancer. Ils
font partie des éléments que nous sommes en train d'étudier. D'ici la
mi-mars, nous allons examiner toutes les possibilités et, à chaque
fois, on ajoutera des éléments pour aboutir à quelque chose de global
et transversal.
om kanker te voorkomen, op te
sporen en te genezen. Eerlang
heb ik een vergadering met mijn
collega's van de deelregeringen
bevoegd
voor
het
gezondheidsbeleid ten einde te
onderzoeken hoe ze aan het
Nationaal
Kankerplan
kunnen
meewerken. Zorgen voor een
beter milieu is immers een van de
beste benaderingen en ik sluit
zeker geen overleg met alle ter
zake bevoegde ministers uit.
Uiteraard kunnen er vóór medio
maart geen beslissingen genomen
worden.
Wat betreft de stand van zaken
met betrekking tot het Nationaal
Actieplan Leefmilieu-Gezondheid,
nodig ik u uit de website
portal.health.fgov.be
te
raadplegen.
Wat het Nationaal Kankerplan
betreft,
onderzoeken
we
momenteel het belang van de
milieufactoren.
20.03 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister,
ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat het misschien iets te
vrijblijvend is, zeker wat het laatste punt betreft. België is immers een
van de meest kwetsbare regio's in Europa. Er is geen regio dan
België die zo is blootgesteld aan milieurisico's. Wij zijn een
distributieland met een groot aandeel aan transport met veel wagens.
Wij hebben een zwaar energie-intensieve industrie. De vervuiling die
dat veroorzaakt, is enorm.
Ik verwacht van de regering dat zij ook andere initiatieven zal nemen.
U hebt zelf naar de automobielsector en de dieselwagens verwezen.
Ik zou willen suggereren om de fiscale begunstiging van diesel te
herbekijken en na te gaan of het wel nuttig is om bedrijfswagens
fiscaal te herbegunstigen. Dat zijn ook maatregelen die zeer nuttig
kunnen zijn om op de omgevingsfactoren in te grijpen.
Onze fractie zal ter zake de nodige voorstellen indienen.
20.03 Tinne Van der Straeten
(Ecolo-Groen!): Au dernier point,
la réponse est peut-être un rien
trop peu contraignante. Rares sont
les pays qui sont à ce point
exposés
à
des
risques
environnementaux. La pollution
causée par un pays distributeur
dont l'industrie est une grande
consommatrice
d'énergie
est
énorme. Dès lors, j'attends de la
part du gouvernement qu'il prenne
d'autres initiatives. Je propose de
réexaminer l'avantage fiscal sur le
diesel et sur les voitures de
société. Ces mesures peuvent être
très utiles si l'on veut intervenir sur
les facteurs environnementaux.
Mon
groupe
déposera
les
propositions nécessaires.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
CRIV 52
COM 065
16/01/2008
KAMER
-2
E ZITTING VAN DE
52
E ZITTINGSPERIODE
2007
2008
CHAMBRE
-2
E SESSION DE LA
52
E LEGISLATURE
55
La présidente: Nous pouvons clôturer nos travaux, Mme Avontroodt a demandé le report de ses questions
n° 1292 et n° 1293.
La réunion publique de commission est levée à 13.17 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 13.17 uur.