Commissie
voor de Buitenlandse Betrekkingen |
Commission des Relations extérieures |
van woensdag 19 december 2007 Voormiddag ______ |
du mercredi 19 décembre 2007 Matin ______ |
De vergadering wordt geopend om 10.38 uur en voorgezeten door mevrouw Hilde Vautmans.
La séance est ouverte à 10.38 heures et présidée par Mme Hilde Vautmans.
01 Vraag van de heer Jan Jambon aan de minister van Buitenlandse Zaken over "het akkoord van de Europese Commissie met Servië" (nr. 296)
01 Question de M. Jan Jambon au ministre des Affaires étrangères sur "l'accord conclu entre la Commission européenne et la Serbie" (n° 296)
01.01 Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mijn eerste vraag gaat over het akkoord van de Europese Commissie met Servië.
Op 7 november jongstleden heeft de Europese commissaris van Uitbreiding, Olli Rehn, het stabilisatie- en associatieakkoord tussen Servië en de EU geparafeerd. Dat akkoord opent de poort naar het statuut van kandidaat-lidstaat van de Europese Unie. Volgens Rehn is er sprake van een verbetering in de samenwerking tussen de regering in Belgrado en het Joegoslaviëtribunaal.
Mijnheer de minister, op woensdag 7 november schreef De Standaard dat u zich volgens uw verklaring niet kunt verzetten tegen het paraferen van het akkoord, omdat de Commissie daarvoor een mandaat heeft. Dat klopt uiteraard, maar desalniettemin hebt u zich daar op de informele EU-top in Lissabon wel uitdrukkelijk tegen verzet. Toen steunde u Carla Del Ponte in haar eis dat parafering zou worden gekoppeld aan de volledige samenwerking van Servië met het Joegoslaviëtribunaal. Dat komt vooral neer op de arrestatie en de uitlevering van de oorlogsmisdadigers Mladic en Karadzic.
Rehn verklaarde eveneens dat er volgens hem geen link kan zijn tussen het dossier-Kosovo en het EU-lidmaatschap van Servië, aangezien het eerste zogezegd een VN-dossier is en geen EU-dossier. Mijns inziens is dat veeleer een formalistisch argument, dat de politieke realiteit van onderhandelingen ontkent. Daarmee leek de Europese Commissie bovendien een unieke kans te laten liggen om Servië met het uitzicht op het EU-lidmaatschap onder druk te zetten om zich toegeeflijker op te stellen in het Kosovodossier.
Mijnheer de minister, van mijn drie vragen zijn de twee eerste al door de tijd achterhaald. Ik wil dus alleen mijn derde vraag stellen. Gaat u akkoord met Rehn dat er geen link mag worden gelegd tussen het Kosovodossier en het Serviëdossier? Of gaat u met mij akkoord dat de EU het lidmaatschap van Servië moet gebruiken om het aan te sporen zich toegeeflijker op te stellen in het Kosovodossier, alsook om volledig mee te werken met het Joegoslaviëtribunaal?
01.02 Minister Karel De Gucht: Mevrouw de voorzitter, collega, in het kader van het Europees debat over Servië de jongste maanden heb ik altijd benadrukt dat de parafering van de stabilisatie- en associatieovereenkomst een exclusieve bevoegdheid van de Europese Commissie is en blijft. Enkel de Raad besluit tot ondertekening. Dat is een vaste juridische regel, die geldt bij het sluiten van alle verdragen. Elke lidstaat kan zijn positie ten opzichte van de ondertekening laten bepalen door de ICTY-evaluatie en elke lidstaat kan de ondertekening blokkeren op die basis.
Het is belangrijk dat de parafering niet als een teken van Europese toegeeflijkheid wordt beschouwd door de Servische leiding.
Daarom heb ik de Commissie aangeraden om te wachten op een meer positieve evaluatie van de Servische samenwerking door mevrouw Del Ponte, hoofdaanklager van ICTY, vooraleer die stap te zetten. België staat samen met Nederland echter relatief geïsoleerd in het benadrukken van de conditionaliteit van ICTY.
Slovenië, dat het voorzitterschap van de Europese Unie in het eerste semester van 2008 zal bekleden, houdt vast aan het idee dat de enige oplossing voor de crisis ligt in de Servische toekomstperspectieven voor de EU-toetreding en wenst bijgevolg het tempo van het toenaderingsproces op te drijven. Europees commissaris Rehn heeft president Tadic er tijdens de parafering van het verdrag echter aan herinnerd dat zij alleen een aanbeveling om het SAO te ondertekenen, aan de Raad zullen sturen, eens Servië volledig met het Joegoslaviëtribunaal samenwerkt.
Terwijl mevrouw Del Ponte op 26 oktober nog verklaarde dat een duidelijke politieke wil van het Servische leiderschap aanwezig leek, zag zij zich na haar recentste bezoek aan Belgrado genoodzaakt om op 10 december een negatief rapport aan de VN-Veiligheidsraad te bezorgen. Belgrado beschikt over de nodige informatie om Mladic te arresteren, maar deinst hiervoor terug om zo, in het licht van de naderende presidentiële verkiezingen, te vermijden de positie van de radicalen te versterken. De Servische overheden zouden dat kunnen verhelpen door Mladic te laten arresteren buiten het Servisch grondgebied, maar de Republica Serbska is niet geneigd om het scenario dat werd gehanteerd bij de arrestatie van generaal Zdravko Tolimir, te herhalen voor Ratko Mladic.
Ik wil het, voor zover noodzakelijk, eens te meer herhalen: België zal de stabilisatie- en associatieovereenkomst met Servië pas ondertekenen, nadat de hoofdaanklager van het ICTY de volledige Servische samenwerking met het tribunaal heeft bevestigd. De recente parafering heeft dus zeker niet mijn standpunt in deze gewijzigd en de Europese Unie weet dat. Ook intern heb ik daarvoor alle maatregelen genomen, in die zin dat de Europese Unie ons heeft gevraagd om nu reeds de technische voorbereidingen te treffen, zodat die overeenkomst zou kunnen worden getekend. U weet dat dat een gemengde overeenkomst is. Ik heb die voorbereidingen niet getroffen. Dat betekent dat, zelfs als de Europese Unie plots besluit om te ondertekenen, België niet kan ondertekenen. Ik heb mijzelf dus onmachtig gemaakt.
Velen hadden verwacht dat men op de Europese Raad van vorige vrijdag een forcing zou voeren om dat akkoord te ondertekenen. Men heeft die forcing niet gevoerd. In de besluiten van de Europese Raad staat dat Servië wordt aangespoord om volledig met het ICTY samen te werken. Dat betekent met andere woorden dat de Europese Raad zelf zegt dat er op dit moment geen volledige samenwerking met het ICTY is. Het gaat dus veeleer in de goede dan in de slechte richting, vanuit ons standpunt gezien.
Ik heb al meer dan een jaar bij mijn Europese collega's herhaaldelijk benadrukt dat er geen sprake kan zijn van een koppeling tussen het SAO-dossier en Kosovo.
Tussen haakjes, die koppeling heeft ook geen zin. De Europese toenadering van Servië kan niet dienen om de Servische toegeeflijkheid in het Kosovodossier af te kopen. Geen enkele Servische leider zal ooit een dergelijke link aanvaarden, een link die bovendien het Europese perspectief in de ogen van de Servische publieke opinie in het gedrang zou brengen. Ik wil tevens herhalen dat de Europese toenadering van de Balkanlanden tot de Unie een geleidelijk proces moet blijven, gebaseerd op objectieve criteria.
01.03 Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Ten minste de volgende drie maanden zal het buitenlands beleid op dat vlak worden voortgezet, waarvoor dank.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
02 Question de M. David Lavaux au ministre des Affaires étrangères sur "les bornes frontières en Hainaut" (n° 299)
02 Vraag van de heer David Lavaux aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de grenspalen in Henegouwen" (nr. 299)
02.01 David Lavaux (cdH): Monsieur le ministre, les traités internationaux chargent les gouverneurs de provinces de définir et de déterminer la position des bornes-frontières et d'en assurer l'entretien et le maintien. Il existe dans la plupart des provinces une commission permanente de la frontière chargée de cette mission. En ce qui concerne le Hainaut, avec le temps, certaines bornes-frontières séparant la Belgique et la France ont disparu ou ont été déplacées. Ces faits ont été confirmés par les chefs des zones de police en réponse à la demande d'avis de M. le gouverneur.
À ma connaissance, il n'existe plus de commission permanente de la frontière entre la province du Hainaut et la France. Cette commission devrait être activée par le ministre des Affaires étrangères avec son homologue français. Le gouverneur du Hainaut vous a adressé un courrier à cette fin le 7 août 2006. Monsieur le ministre, pouvez-vous m'indiquer si cette commission permanente de la frontière est aujourd'hui remise en place et dans l'affirmative, pouvez-vous me livrer sa composition?
02.02 Karel De Gucht, ministre: Cher collègue, cette question est très intéressante car je croyais qu'il n'existait des discussions que sur les bornes-frontières entre le Congo et ses voisins, notamment l'Angola et l'Ouganda. D'ailleurs, c'est un mot que je ne connaissais pas et que j'ai appris par le conflit entre le Congo et l'Angola sur les bornes à Kahemba. Maintenant, je sais de quoi il s'agit et je suis content de constater que le problème ne se pose pas seulement au Congo mais aussi dans le Hainaut.
Techniquement, là aussi les bornes avaient disparu. La frontière entre la Belgique et la France avait été fixée par le traité de limites entre Sa Majesté le Roi des Pays-Bas et Sa Majesté le Roi de France signé à Courtrai le 28 mars 1820 ainsi que les procès-verbaux de délimitation y annexés. Ce traité, qui est toujours en vigueur, ne contient aucune disposition régissant l'entretien et la maintenance des bornes situées sur la frontière franco-belge. De même, aucun règlement n'a été pris pour régler cette question.
Dans la pratique, quand les autorités compétentes constatent la nécessité de modification ou d'entretien, une commission de délimitation ou d'abornement est convoquée en vue de remédier à la situation conformément au traité de Courtrai. Courtrai a donc son traité, comme Lisbonne. Ces commissions sont convoquées et se réunissent pour la Belgique au niveau provincial et pour la France au niveau départemental. D'autres administrations nationales, régionales ou locales sont associées aux travaux de ces commissions en vertu de leurs compétences techniques et juridiques.
Il incomberait donc aux autorités provinciales du Hainaut de convoquer, en coordination avec les autorités des départements français concernés, une commission mixte de frontière ou d'abornement afin de réaliser un constat de l'état des bornes sur la partie de la frontière française située dans cette province. Les services de mon département seraient tout à fait disposés à soutenir cette initiative, notamment en facilitant en cas de besoin les contacts avec les autorités centrales françaises. Cette commission pourrait procéder également à la planification des travaux de réparation et d'entretien des bornes. L'exécution de ces travaux devrait également faire l'objet d'un accord entre les autorités provinciales et départementales. Les frais des travaux sont partagés en principe à parts égales entre la France et la Belgique. La part belge des frais est avancée par la province concernée qui peut solliciter par la suite le remboursement de ces dépenses par mon département qui dispose à cette fin d'un budget limité de 10.000 euros.
Si cela coûte 1.000 euros par borne, 10 bornes peuvent être réparées.
02.03 David Lavaux (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie. Cette question n'est pas si anodine. Étant bourgmestre d'une commune frontalière, des travaux doivent être réalisés sur une route qui traverse cette frontière et nous n'arrivons pas à déterminer à quel endroit exact nous devons commencer ou arrêter les travaux. Cela pose un réel problème!
02.04 Karel De Gucht, ministre: Monsieur Lavaux, jusqu'il y a peu, je ne me rendais pas compte que la Belgique était encerclée de bornes. Si ces travaux de délimitation et de réparation ont lieu, il serait intéressant qu'une équipe de télévision les filme.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Jan Jambon aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de beslissing van de OVSE om geen waarnemers naar de verkiezingen in Rusland te sturen" (nr. 414)
03 Question de M. Jan Jambon au ministre des Affaires étrangères sur "la décision de l'OSCE de ne pas envoyer d'observateurs lors des élections en Russie" (n° 414)
03.01 Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, op 16 november laatstleden maakte de OVSE bekend dat zij geen waarnemers naar Rusland zou sturen om de parlementsverkiezingen van 2 december te monitoren. Rusland had de OVSE zoveel restricties opgelegd dat een eventuele monitoring door de OVSE zwaar zou worden gehypothekeerd en de OVSE bijgevolg haar geloofwaardigheid dreigde te verliezen.
Uit De Standaard van 17 november vernam ik dat u begrip hebt voor de beslissing van de OVSE. Ik deel die mening. Wat mij echter wel verbaast, is dat ik nergens in uw reactie een duidelijke afkeuring lees ten aanzien van Rusland.
U bent helaas niet de enige die zo terughoudend is ten opzichte van Rusland. In datzelfde artikel van De Standaard las ik immers ook de lauwe reactie van de Europese Commissie, die betreurt, ik citeer: “de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat deze waarnemersmissie niet kon worden georganiseerd, maar hoopt dat de verkiezingen democratisch zullen verlopen en voldoen aan alle internationale normen.” Naar mijn aanvoelen is dat een nogal blinde en naïeve hoop.
Op basis van deze informatie zou ik graag een vraag aan u stellen. Mijn tweede vraag is door de feiten en de timing achterhaald. Waarom hebt u in uw reactie geen enkele blijk van afkeuring gegeven ten aanzien van de restricties die Rusland aan de OVSE heeft opgelegd en waardoor een ernstige monitoring van de Russische verkiezingen onmogelijk werd?
03.02 Minister Karel De Gucht: Collega, verkiezingswaarneming is een van de belangrijkste opdrachten van de OVSE en meer bepaald van ODIHR, the Office for Democratic Institutions and Human Rights, in het kader van de humane dimensie van de organisatie.
Als voorzitter van de OVSE heb ik de verkiezingswaarnemingsactiviteiten van heel dichtbij gevolgd. Onder mijn impuls werden in 2006 twee conferenties over het onderwerp in Brussel georganiseerd. De mislukte pogingen van ODIHR om een waarnemingsmissie naar Rusland te sturen, zijn bekend. Ik beschouw dit als een bedroevende stap achteruit van dit land, ten opzichte van de consolidatie van zijn eigen democratisch systeem, maar ook ten opzichte van zijn internationale engagementen in het kader van de OVSE.
Ik heb mijn mening duidelijk uitgedrukt op wat mij het meest gepaste moment en binnen wat mij het meest geschikte kader leek, namelijk de ministeriële raad van de OVSE in Madrid, op 30 november 2007. Ik nodig u dan ook uit kennis te nemen van mijn toespraak, die ik u zal bezorgen en waarin u zult kunnen vaststellen dat het bewuste onderwerp lang en breed en in de meest duidelijke taal wordt behandeld.
Wat Rusland betreft, heb ik mijn mening nooit onder stoelen of banken gestoken. Rusland is geen westerse democratie. De eerste keer toen ik dat zegde, kreeg ik onmiddellijk een kwade brief van Sergei Lavrov, de minister van Buitenlandse Zaken van Rusland. Dat is een vaststelling die men moet maken.
Zeggen dat daar geen enkel democratisch element aanwezig is, is ook onjuist. Er is een evolutie in dat land. Er is een ontwikkeling van een middenklasse. Dat is altijd een goede zaak voor de democratie.
Maar die middenklasse is voorlopig meer geïnteresseerd in materiële welvaart dan in politieke democratie. Dat is een vaststelling die men moet maken.
Is Poetin een democraat? Hij is zeker niet de meest ondemocratische in Rusland. Ik meen dat men zich dat moet realiseren. Er zijn daar politieke milieus die veel verder van de democratie af staan dan hijzelf. Er zijn zeer onrustwekkende zaken in Rusland aan het gebeuren: de xenofobie, de regelrechte rassenhaat die daar in de praktijk wordt gebracht, niet als zodanig door de autoriteiten, maar waar de autoriteiten geen vat op hebben. Dat is het minste wat men kan vaststellen.
Ik meen ook dat Rusland zich met die hele zaak-ODIHR vergist heeft. Rusland heeft gedacht: als ODIHR niet komt, krijgen wij ook geen negatief rapport. Maar Rusland kreeg, ten eerste, al een negatief rapport omdat het ODIHR heeft geweigerd, en ten tweede, hebben zowel de Raad van Europa als de parlementaire assemblee van de OVSE, die beide waarnemers hebben gestuurd, zeer negatieve oordelen geveld over de verkiezingen.
Wat is het verschil tussen de parlementaire assemblee van de OVSE en ODIHR? ODIHR is een instelling, die zich ook bezighoudt met langetermijnobservatie. ODIHR komt bijvoorbeeld een paar maanden voor de verkiezingen ergens aan om te kijken of de voorwaarden om een democratie te laten werken voorhanden zijn, bijvoorbeeld: de vrijheid van pers, de toegang van alle politieke partijen tot de media, enzovoort. De parlementaire assemblee van de OVSE daarentegen houdt zich vooral bezig met de korte termijn, namelijk met wat er op de verkiezingsdag zelf gebeurt.
Maar goed, die toestanden maakten dat ODIHR de juiste beslissing heeft genomen om die waarneming niet te gaan doen, terwijl precies het zwakste punt in de Russische verkiezingen de voorwaarden zijn waaronder iemand zich in het democratische proces kan manifesteren.
Ik weet niet of u recentelijk hebt gelezen op welke manier Kasparov uit de race voor het presidentschap is gehouden. Niemand in Moskou mocht hem een zaal verhuren. Terwijl daar toch veel zalen te vinden zijn. Niemand mocht een zaal verhuren waar 500 of 600 man in kon. En zoveel mensen moesten er zijn om te kunnen deelnemen aan de presidentsverkiezingen.
U moet mij er dus niet van overtuigen dat de voorwaarden waarin de democratie wordt bedreven zeer lamentabel zijn. Ik meen trouwens dat dit vroeg of laat tot botsingen moet leiden binnen de Raad van Europa, waar Rusland lid van is.
Dat valt natuurlijk helemaal niet te rijmen met het lidmaatschap van de Raad van Europa.
Ik denk dat wij, als relatief klein land, een van degenen zijn die de moed hebben om dat openlijk te zeggen. De grote landen doen dat eigenlijk niet. Mevrouw Merkel doet dat soms. De heer Sarkozy doet liever zaken met Rusland dan er openlijk kritiek op te leveren. Wij doen dat wel. Maar we moeten natuurlijk binnen bepaalde grenzen blijven om geen openlijk politiek conflict te creëren met Rusland, waar we, eerlijk gezegd, ook niet mee gebaat zijn. U moet mij er echter niet van overtuigen dat het democratisch gehalte in Rusland zeer te wensen overlaat.
U zult zien, in de speech die ik in Madrid heb gehouden, dat ik – in diplomatische termen welteverstaan, zoals mij ook werd aangeraden te doen als minister van Buitenlandse Zaken: een beetje diplomatisch zijn, wat ik nu dus probeer te doen – in diplomatische termen, maar toch zeer duidelijk, heb gezegd dat wat er in Rusland gebeurt, niet kan.
03.03 Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, ik denk dat niemand er iets op tegen heeft dat u zich in diplomatische termen over zo'n precaire situatie uitdrukt.
Op het moment dat mijn vraag werd ingediend, had de conferentie in Madrid nog niet plaatsgevonden, dus wij hadden nog geen kennis kunnen nemen van uw toespraak. Dat zullen we echter met veel plezier doen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De heer Crucke wenst zijn vragen te stellen, want hij moet ook naar een partijbureau. We wisselen dus gewoon af, volgens de agenda.
04 Question de M. Jean-Luc Crucke au ministre des Affaires étrangères sur "la crainte d'un retour à la guerre au Sud-Soudan" (n° 509)
04 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de dreigende heropflakkering van de oorlog in Zuid-Soedan" (nr. 509)
04.01 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le ministre, selon des informations communiquées par M. Salva Kiir – dirigeant du Sud-Soudan – que vous connaissez bien évidemment, il semblerait qu’un conflit plus sérieux se prépare, au point que l’on pourrait parler d’une guerre. Lorsqu’un État veut s’y préparer, il s’arme.
D’après vos propres renseignements, les propos de M. Salva Kiir ont-ils été corroborés? Plus précisément, est-il vrai que des camps d’entraînement sont organisés, des troupes de combattants rassemblées, des armes massivement achetées? Si c’était le cas, cela mettrait évidemment en péril les accords signés en 2005.
Enfin, en dehors du Darfour dont je viens de parler, il faut aussi mentionner une région pétrolifère particulièrement sensible, qui est celle d’Abyei. Avez-vous obtenu des renseignements précis à cet égard, et quelle est la position de la Belgique en la matière?
04.02 Karel De Gucht, ministre: Monsieur Crucke, votre question est absolument pertinente. Je crains en effet qu’un conflit entre le sud et le nord du Soudan risque d’être plus grave que la confrontation entre Khartoum et le Darfour, en raison de sa nature beaucoup plus stratégique. La crise actuelle entre le gouvernement de Khartoum et le Sud-Soudan a été déclenchée le 11 octobre 2007, à la suite de la décision des sudistes de suspendre leur participation au gouvernement d’unité nationale, qui ont de la sorte voulu protester contre ce qu’ils considèrent comme étant des entraves mises par les nordistes à l’application de l’accord de paix global (CPA).
Il convient toutefois d’observer que Salva Kiir reste vice-président du Soudan. Ses ministres se sont retirés du gouvernement, mais lui-même a conservé ses fonctions officielles.
Les menaces de guerre étant indirectement brandies ça et là, cette crise risque de dégénérer. Les Sud-Soudanais ont ainsi accusé le président soudanais El-Béchir d’avoir lancé des appels à la guerre dans un discours prononcé le 17 novembre lors des festivités organisées par les Forces de défense populaires, une milice alliée du gouvernement qui est accusée de nombreuses atrocités. Le président soudanais a en effet appelé cette milice à ouvrir des camps d’entraînement et à réunir des moudjahidines, non en vue d’une guerre, mais pour parer à toute éventualité.
Le langage reste donc ambigu de part et d’autre. Chacune des deux parties évite de prononcer le mot "guerre", mais veut être prête à affronter une éventuelle escalade. En même temps, des questions laissées en suspens bloquent la mise en œuvre du CPA. Ainsi, la démarcation de frontières et la transparence dans la gestion des recettes pétrolières ont été soumises à des comités conjoints, qui devaient trouver une solution avant le troisième anniversaire de la signature du CPA en janvier 2008.
En ce qui concerne le différend autour de la région d'Abyei, le président El-Béchir et le vice-président Salva Kiir ont convenu, le 6 décembre 2007, de régler celui-ci entre eux, sans que des détails supplémentaires à ce sujet ne nous soient parvenus. La Belgique a fait part de son inquiétude sur l'augmentation récente de la tension entre le Nord et le Sud du Soudan et a appelé les deux parties à la prudence.
La crise actuelle fournit également une occasion à la communauté internationale de montrer plus d'intérêt et d'engagement dans ce dossier. Ainsi, la Belgique soutient l'idée de tenir une conférence internationale qui devrait examiner la mise en œuvre du CPA à mi-parcours, mais les modalités de celle-ci sont encore à définir, par exemple, l'endroit et la participation.
C'est un hasard, mais un des grands problèmes au Soudan, c'est que le pétrole se trouve toujours dans les régions limitrophes, comme à Abyei, qui est une région peu peuplée. Y vivent à peu près 150 personnes pour une superficie comparable à celle de la Belgique. Mais le hasard de la nature fait que c'est surtout là que se trouve le pétrole. C'est donc une région que l'on se dispute entre le Nord et le Sud. Quand vous regardez la zone limitrophe entre le Sud et le Darfour, de nouveau, on voit qu'il y a là pas mal de richesses minérales. Cet état des choses complique donc le problème.
Évidemment, ce qui se passe entre Khartoum et le Darfour est terrible d'un point de vue humanitaire, mais les gens ne se rendent pas suffisamment compte du fait que, d'ici deux ou trois ans, le vrai problème au Soudan sera la discussion entre le Nord et le Sud. La communauté internationale devrait s'en rendre compte dès maintenant et s'y préparer pour éviter qu'il y ait une nouvelle guerre civile entre le Nord et le Sud.
04.03 Jean-Luc Crucke (MR): Je remercie le ministre pour sa réponse. Tout le monde sait – et nous le savons particulièrement – que la présence ou l'absence de ministres dans un gouvernement n'entraîne pas toujours la guerre. Il est parfois possible de trouver une nouvelle paix. Ceci dit, en la matière, le moins que l'on puisse dire, c'est qu'il y a des richesses en sous-sol et que certains y verront plus qu'un intérêt militaire, à savoir un intérêt stratégique en termes de financement et de produits attendus d'une telle production.
Je compte sur votre intelligence, monsieur le ministre, pour inscrire ce problème à l'ordre du jour de l'agenda international. Je pense comme vous: le Darfour est fort important. Il y a là une crise humanitaire, cause de désarroi pour une population importante en nombre. Mais ici, d'un point de vue stratégique, la situation pourrait devenir très explosive.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Jan Jambon aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de mensenrechten in China" (nr. 514)
05 Question de M. Jan Jambon au ministre des Affaires étrangères sur "les droits de l'homme en Chine" (n° 514)
05.01 Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, in oktober-november 2007 veroordeelde het Chinese volksgerecht vier Tibetaanse activisten tot zware celstraffen van drie tot tien jaar voor het uitspreken van hun steun aan de Dalai Lama. Onder hen is een bekend Tibetaans kunstenaar, Kunkhen. De chronologie en de omstandigheden van de arrestaties en de veroordelingen zijn te complex om hier uit de doeken te doen. Voor de achtergronden ervan verwijs ik naar het Tibetaans Centrum voor Mensenrechten en Democratie. De beschuldigingen van separatistische activiteiten, samenzweren met buitenlandse separatisten en verstoren van de wettelijke en openbare orde lijken echter totaal uit de lucht gegrepen.
In Oost-Turkestan was de situatie einde november zo mogelijk nog erger. Daar werden vier Oejgoerse activisten veroordeeld tot de doodstraf. Hier luidden de beschuldigingen terroristische activiteiten zoals het trainen van terroristen en het oprichten van terroristenkampen. Zoals uit een artikel in de Wall Street Journal van eind november bleek, is de bewijslast tegen de activisten niet alleen zeer pover om niet te zeggen onbestaande, ook de hele procesvoering was een schertsvertoning. Sinds 11 september 2001 gebruikt de Chinese overheid te pas en te onpas het excuus van terrorisme om het autonomiestreven van de volkeren in de staat te kortwieken.
Mijnheer de minister, bent u op de hoogte van deze veroordelingen? Ten tweede, overweegt u op deze veroordelingen te reageren? Zo ja, op welke manier? Ten derde, eerder verklaarde u dat België zich op het vlak van de mensenrechten actief en voluntaristisch wilde opstellen met een langetermijnbenadering ten opzichte van China met de nodige druk op dit land in het perspectief van de Olympische Spelen in 2008 en van de wereldtentoonstelling in Shanghai in 2010. Kunt u mij verklaren wat dit concreet kan inhouden?
05.02 Minister Karel De Gucht: Collega Jambon, in uw vraag staat een dt-fout. Dat zou toch niet mogen, vind ik. Men moet toch een beetje respect hebben voor de Nederlandse taal.
05.03 Jan Jambon (CD&V - N-VA): Ik deel dat respect met u, mijnheer de minister.
05.04 Minister Karel De Gucht: U zet het echter niet in praktijk om. Dit terzijde, het was natuurlijk een grapje.
Het is mij bekend dat het Chinese gerecht zware straffen heeft uitgesproken tegen vier Tibetaanse activisten. Het gaat onder andere om Rongye Adrak die tot acht jaar gevangenis werd veroordeeld wegens separatistische activiteiten en de Tibetaanse kunstenaar Kunkhen die tot negen jaar gevangenisstraf werd veroordeeld.
De Hongkongse pers heeft op 12 november jongstleden gewag gemaakt van zes Oejgoeren die ter dood werden veroordeeld voor separatisme, het organiseren en leiden van een terroristische organisatie en het aanmaken van explosieven.
De algemene maatschappelijke evolutie in China, de mensenrechten, de godsdienstvrijheid en de vrijheid van meningsuiting komen geregeld ter sprake op Europees niveau in het overleg tussen de EU en China. Tijdens de laatste EU-China-mensenrechtendialoog in oktober jongstleden haalde de EU-delegatie het incident in Tibet expliciet aan als voorbeeld van een gebrek aan vrije meningsuiting en godsdienstvrijheid.
De naam van Rongye Adrak staat op de lijst van individuele gevallen die de EU-China Mensenrechtendialoog aan de Chinezen heeft overhandigd. België zal ervoor zorgen dat de namen van de drie andere activisten op de geactualiseerde versie staat die aan de Chinezen zal worden overhandigd bij de volgende sessie van de EU-China-mensenrechtendialoog. De toestand van de Oejgoeren wordt ook regelmatig aangekaart in het kader van de EU-China-mensenrechtendialoog.
België, evenals de andere EU-lidstaten, beoogt een langetermijnbenadering van onze dialoog met China op het vlak van de mensenrechten. Dat is de reden waarom de EU op een mensenrechtenclausule aandringt in het partnerschap en het samenwerkingsakkoord dat momenteel met China wordt onderhandeld.
België zal bijzondere aandacht hebben voor de vraag of de vrijheid van meningsuiting ten volle wordt gewaarborgd tijdens de Olympische Spelen van augustus 2008 in Peking. Ik geloof dat wij van die Olympische Spelen gebruik moeten maken om een aantal individuele gevallen op te lossen en ook een structurele evolutie in de goede zin te bewerkstelligen.
05.05 Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik wil u erop wijzen dat zowel Amnesty International als Human Rights Watch en diverse andere mensenrechtenorganisaties steen en been klagen over de huidige toestand van de mensenrechten in China.
Ik geloof niet dat er veel in huis zal komen van de verbeteringen die China heeft aangekondigd naar aanleiding van de Olympische Spelen. Ik ben echter blij dat u dezelfde bekommernis deelt en de Olympische Spelen wil aangrijpen om verbeteringen aan te brengen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
06 Question de M. Jean-Luc Crucke au ministre des Affaires étrangères sur "le déploiement de la force hybride dans la région soudanaise du Darfour" (n° 540)
06 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de inzet van de 'hybride' vredesmacht in de Sudanese regio Darfur" (nr. 540)
06.01 Jean-Luc Crucke (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, cette question pourrait être une question d'actualité. Amnesty International a en effet déposé un rapport dans lequel elle programme quasiment l'échec de l'opération de maintien de la paix au Darfour.
Mes inquiétudes sont de deux ordres.
D'une part, en ce qui concerne la préparation du déploiement de cette force de paix, l'ONU considère que Khartoum ne fait rien pour favoriser la mise en place de cette force hybride ou en tout cas manque de coopération – ce sont les termes qui ont été employés. Elle parle même d'une force qui serait mise en place mais qui serait inefficace voire humiliée.
D'autre part, sur le plan politique, les signes qui nous sont adressés sont peu rassurants. On parle de conflits tribaux persistants, d'aggravation de la tension dans les camps de réfugiés et d'interventions militaires dans ces camps.
Cela n'a peut-être rien à voir avec la question précédente – encore qu'il y ait un lien car nous sommes encore dans le même pays et surtout dans une même logique de confrontation – mais j'aurais voulu, monsieur le ministre, pouvoir faire le point sur la situation au Darfour.
06.02 Karel De Gucht, ministre: Madame la présidente, cher collègue, je partage votre analyse selon laquelle les conditions de sécurité au Darfour continuent de se détériorer tandis que les pourparlers de paix entre le gouvernement du Soudan et les mouvements rebelles ont le plus grand mal à se mettre en place et ce, malgré les efforts incessants tant des Nations unies que de l'Union africaine.
Je constate que les nombreux efforts mis au service des pourparlers de paix au Darfour (le Processus de Syrthe) ne se sont toujours pas traduits par des avancées concrètes dans la recherche d'une solution négociée.
À mon avis, il existe un préalable indispensable au succès des négociations, à savoir la cessation stricte et immédiate des hostilités par toutes les parties. Un mécanisme de surveillance efficace doit par ailleurs accompagner le dépôt des armes.
En tant que membre non permanent du Conseil de sécurité des Nations unies, la Belgique continue à appeler instamment le gouvernement du Soudan, ainsi que l'ensemble des mouvements rebelles, à s'impliquer sans tarder dans les négociations de paix, de même qu'à associer à leur discussion toutes les composantes de la société civile, entre autres, les chefs tribaux, les représentants des personnes déplacées, les mouvements de femmes. Ainsi, l'assise populaire la plus large possible sera conférée aux pourparlers et le compromis négocié bénéficiera d'un soutien solide et durable.
Outre l'évolution du processus politique, la Belgique déplore les retards importants qui se dessinent au niveau du déploiement du dispositif d'appui renforcé ou de la force hybride. Aux côtés des négociations de paix, cette force hybride constitue l'autre face de la stabilisation au Darfour.
Il revient aux autorités soudanaises d'en faciliter la mise en œuvre sans conditions, conformément à la résolution 17/69 de 2007 et aux appels consécutifs formulés en ce sens par le Conseil de sécurité des Nations unies. Or, le fait que le Secrétaire général adjoint ait déjà dû évoquer les difficiles questions que ce Conseil pourra être amené à approuver, en cas de non-coopération continue de la part du gouvernement du Soudan, est inquiétant. Je suis d'avis que le Conseil de sécurité doit pourtant assumer ses responsabilités.
Vous savez qu'une des difficultés réside dans le fait que la génération de forces africaines rencontre beaucoup de problèmes. La seule solution serait l'envoi de troupes venant d'autres horizons, éventuellement de pays musulmans modérés, asiatiques, par exemple. Mais on pouvait s'attendre à ce que l'intervention de cette génération de forces africaines engendre des difficultés. Je pense que El-Béchir s'en rendait compte et c'est une des raisons pour lesquelles il a marqué son accord pour cette opération car, dans la pratique, ce serait extrêmement difficile de la mettre sur pied.
Il s'agit à présent d'y remédier et la seule façon est de trouver des troupes issues d'autres horizons. Ce me semble la seule solution. Il convient d'insister, de mettre la pression sur le Soudan. C'est seulement à cette condition que le Conseil de sécurité a une chance d'aboutir. Sans doute divers problèmes subsisteraient, mais ce serait quand même une avancée par rapport à la situation actuelle.
06.03 Jean-Luc Crucke (MR): Madame la présidente, je remercie le ministre pour sa réponse. Même si, comme il l'a précisé, l'heure n'est pas à l'optimisme, il faut espérer qu'interviendra une solution alternative.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Jan Jambon aan de minister van Buitenlandse Zaken over "het uitblijven van een diplomatiek statuut voor Leyla Shahid (Palestijnse Autoriteit)" (nr. 632)
07 Question de M. Jan Jambon au ministre des Affaires étrangères sur "l'absence de statut diplomatique pour Leyla Shahid (Autorité palestinienne)" (n° 632)
07.01 Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, (zonder micro)… Europese Unie.
In een persoonlijk gesprek met een collega sprak zij met veel lof over haar inmiddels lang geleden ontmoeting met Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Geert Bourgeois, de enige minister in België die haar tot nu toe zelf heeft uitgenodigd. Leyla Shahid beklaagde zich echter erover dat haar statuut nog altijd niet is geregeld. Na haar weigering om te functioneren onder het diplomatiek statuut van haar voorganger is er nog steeds geen oplossing voorhanden.
Graag kreeg ik van u een antwoord op twee vragen. Ten eerste, waarom is Buitenlandse Zaken er nog steeds niet in geslaagd om een statuut voor haar te regelen? Welke zijn de eventuele bezwaren? Ten tweede, bent u van plan hieraan iets te doen? Zo ja, welke stappen zult u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
07.02 Minister Karel De Gucht: Mevrouw de voorzitter, collega Jambon, ik heb mevrouw Shahid al twee keer ontmoet. Het is normaal dat een ambassadeur een afspraak vraagt bij de minister van Buitenlandse Zaken en niet omgekeerd. Dit heeft volgens mij weinig te maken met mevrouw Shahid. Als een minister een ambassadeur expliciet uitnodigt, is het meestal om een reprimande te geven; dan roept men een ambassadeur bij zich. Anders is het normaal dat de ambassadeur vraagt om een afspraak. Dit moet de heer Bourgeois natuurlijk niet beletten om mevrouw Shahid uit te nodigen.
Rekening houdend met haar specifieke functie als vertegenwoordiger van een staat in wording met wisselende politieke situaties op het terrein, die nog niet de iure is erkend door de internationale gemeenschap, heeft mijn departement aan mevrouw Leyla Shahid als algemeen Palestijns afgevaardigde een statuut gegeven van ambtenaar belast met een officiële opdracht in het Rijk en dit in toepassing van het KB van 30 oktober 1991 betreffende de documenten voor het verblijf in België van bepaalde vreemdelingen, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 17 december 1991.
Deze regeling laat haar toe haar opdracht te vervullen in ons land zonder enige beperking in haar officiële en diplomatieke contacten. De Belgische overheden houden voor mevrouw Shahid alle deuren open zoals wij dit doen voor vertegenwoordigers van bevriende landen. Het statuut waarvan mevrouw Shahid geniet, is vergelijkbaar met de praktijk van de meeste van onze Europese partners. Ook het statuut van haar voorganger is de man in kwestie in feite niet zo slecht bevallen want na zijn pensioen is hij in België gebleven en hij noemt zich een grote vriend van België.
Zo ziet u maar dat zelfs België vrienden heeft!
Ten tweede, ik ben zeer goed op de hoogte van de behoeften van mevrouw Shahid en ik kan u verzekeren dat ik haar dossier goed laat opvolgen. De moeilijkheid in dat dossier is dat het totaal gebonden is aan de evolutie van de Palestijnse kwestie die de laatste maanden zeer wisselende politieke situaties op het terrein heeft gekend.
Ik heb op een bepaald ogenblik serieus overwogen – wij hadden daarvoor ook een mogelijke oplossing gevonden – om een stap verder te zetten. Juist op dat moment is er een grote breuk gekomen tussen Hamas en de Palestijnse Autoriteit, met de tweedeling van Palestina tot gevolg tussen Gaza en de Westbank. Dat creëerde een nieuwe situatie waarbij het, denk ik, op dat moment aangewezen was voor elk land, dus ook voor België, om dat met enige omzichtigheid te benaderen.
De vraag of stappen kunnen worden gezet aangaande de toekenning van een diplomatiek statuut, zoals bepaald door het verdrag van Wenen inzake het diplomatiek verkeer, aan mevrouw Shahid, is uiteraard ook mee de functie van de uitkomst van de internationale onderhandelingen die gaande zijn met de Palestijnse overheden en van de internationale erkenning van de Palestijnse Staat. Ik blijf de evolutie van het post-Annapolis-onderhandelingsproces van nabij volgen, want op een zeker moment is het niet uit te sluiten dat de PLO en de Palestijnse Autoriteit genoeg gesterkt zullen zijn om beschouwd te kunnen worden als een quasi-staat. Op dat moment zal ik mijn beslissing inzake het statuut van de Palestijnse afgevaardigden opnieuw evalueren. Vandaag zijn wij daar nog niet.
Ik wacht dus eigenlijk het moment af waarop het verdedigbaar wordt om haar dat statuut te geven en dat er in Europa een evolutie merkbaar is om zulks te doen. Dat zou bijvoorbeeld kunnen blijken uit verregaande onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit onder leiding van Abbas. U weet dat de onderhandelingen gebeuren tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit, niet tussen Israël en de regering. De situatie is dus zeer ingewikkeld. Mevrouw Shahid is dan ook de vertegenwoordiger van de Palestijnse Autoriteit. U kent de redenen daarvoor: dat is om de internationale rol van Abbas veilig te stellen, et cetera. Dat betekent echter ook dat wij een evolutie moeten zien in de richting van een soort staatsvormende kern rond de Palestijnse Autoriteit om een aanknopingspunt te vinden om dat diplomatiek statuut toe te kennen. Met dat diplomatiek statuut hebben wij in se geen enkel probleem, maar wij moeten er wel een behoorlijke uitleg voor kunnen vinden, ook binnen de verdragen van Wenen over het diplomatiek verkeer, en er moet een evolutie in die richting te onderkennen zijn bij landen die, net zoals wij, met veel sympathie naar de Palestijnse Autoriteit kijken.
Dat hebben wij trouwens deze week nog bewezen door, zelfs in lopende zaken, belangrijke bijkomende financiële steun aan de Palestijnse Autoriteit te geven.
07.03 Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, hartelijk dank voor uw antwoord, dat ik kan delen..
Ik zag u ook schrijven. Ik hoop dat u geen dt-fout in uw nota's moest verbeteren.
07.04 Minister Karel De Gucht: Nee, maar ik heb daarnet, toen ik even stopte, een teken in mijn tekst geplaatst om te zien waar ik moest hervatten. Ik zal het eens nakijken. Dt-fouten vallen mij namelijk altijd direct op.
L'incident est clos.
- de heer Stefaan Vercamer aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de ratificatie van het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap" (nr. 573)
- de heer Jean-Marc Delizée aan de staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de ratificatie door België van het VN-Verdrag over de rechten van personen met een handicap" (nr. 670)
- M. Stefaan Vercamer au ministre des Affaires étrangères sur "la ratification de la Convention sur les droits des personnes handicapées" (n° 573)
- M. Jean-Marc Delizée à la secrétaire d'État aux Familles et aux Personnes handicapées, adjointe au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la ratification par la Belgique de la Convention des Nations Unies relative aux droits des personnes handicapées" (n° 670)
08.01 Stefaan Vercamer (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, 3 december was de Internationale Dag voor Personen met een Handicap. Ik vond dat een aanleiding om extra aandacht te vragen voor de rechten van personen met een handicap.
Ons land heeft het verdrag inzake de rechten van personen met een handicap goedgekeurd, maar nog niet geratificeerd. Ik hoef u zeker niet te vertellen hoe belangrijk het is dat een verdrag dat goedgekeurd is, ook wordt geratificeerd. Vandaar dat ik graag van u wil vernemen hoever het nu staat met de ratificatie van dat verdrag. Ik wil erop aandringen om dat zo vlug mogelijk te doen.
08.02 Jean-Marc Delizée (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, une de mes questions portant sur le même objet avait initialement été adressée à Mme la secrétaire d'État Mandaila. Un volet de ma question relève de la compétence du ministre des Relations extérieures, tandis que l'autre volet appelait un dialogue avec Mme la secrétaire d'État. Cependant, celle-ci a pris comme option de ne pas venir répondre aux questions des parlementaires. J'imagine qu'elle est très occupée, surchargée ou qu'elle considère comme une perte de temps le fait d'avoir un dialogue avec les parlementaires, même en période d'affaires courantes. Je regrette ce fait.
Cela dit, je serai heureux d'entendre la réponse de M. le ministre. Je passerai outre l'introduction identique à celle de M. Vercamer pour m'étendre sur le contenu et rappeler que cette convention a pour objet de promouvoir, protéger et assurer la pleine et égale jouissance de tous les droits de l'homme et de toutes les libertés fondamentales par les personnes handicapées. Certes, malgré d'incontestables progrès dans nombre de pays, les formes de discrimination subies par les personnes handicapées, notamment les femmes et les enfants, sont préoccupantes.
Ladite convention reconnaît, à un niveau international, que le handicap est un problème relevant des droits de l'homme. Je tenais à le mentionner. Ce texte qui comporte 50 articles se rapporte entre autres à ses principes généraux. Ainsi, l'article 3 parle de la non-discrimination, la participation et l'intégration pleine et effective à la société, l'égalité des chances, le respect du développement des capacités de l'enfant handicapé et le respect du droit des enfants handicapés à préserver leur identité. Le protocole facultatif se rapportant à ladite convention porte sur la compétence du Comité des droits des personnes handicapées.
Monsieur le ministre, qu'en est-il de la ratification en droit interne de cette convention et de son protocole additionnel? Ma seconde question était davantage destinée à Mme la secrétaire d'État en charge des personnes handicapées dans notre pays. Ne serait-il pas intéressant de créer une commission nationale pour les droits des personnes handicapées sur le modèle de ce qui a été fait en matière de droits de l'enfant?
Cette commission pourrait avoir une double mission relative à l'application de la convention en question. D'une part, elle contribuerait à la rédaction des différents rapports détaillant les mesures prises par la Belgique, comme le prévoit l'article 35 de la convention. Dans ce cas, la Commission nationale assurerait une mission de coordination lors de la rédaction des rapports sur la base des contributions fournies par les différentes entités du pays. D'autre part, elle se chargerait, au nom de l'État belge, de la présentation de ces rapports devant le Comité des droits des personnes handicapées. J'ignore si Mme Mandaila vous a transmis des éléments de réponse quant à cette deuxième partie de ma question.
08.03 Minister Karel De Gucht: Mevrouw de voorzitter, collega, mijn diensten hebben in nauwe samenwerking met de FOD Justitie en de FOD Sociale Zekerheid reeds verschillende maatregelen genomen die nodig zijn om de procedure op te starten met het oog op een spoedige ratificatie door België.
De eigenlijke ratificatie zal pas kunnen plaatsvinden, nadat niet alleen het federale Parlement, maar ook de parlementen van de Gemeenschappen en Gewesten en de Gemeenschapscommissies met de verdragen zullen hebben ingestemd. De inhoud van die juridische instrumenten behoort immers niet alleen tot de bevoegdheid van de federale overheid, maar ook tot die van de vermelde gefedereerde overheden. Het is dus een gemengd verdrag. De instemmingprocedures bij die overheden zijn eveneens nog aan de gang.
Overtuigd van het belang van een versterking van de rechten en een verbetering van de levensomstandigheden van personen met een handicap op het internationaal en nationaal niveau zal de federale regering al het mogelijke doen, opdat België het verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en het facultatief protocol zo snel zal kunnen ratificeren, in overeenstemming met de verschillende procedures die van toepassing zijn.
Le 7 novembre dernier, une conférence nationale organisée par le "Belgian Disability Forum" et le Conseil supérieur national des personnes handicapées, avec le soutien du SPF Sécurité sociale, a permis aux représentants du monde politique, associatif et académique de débattre de la mise en œuvre concrète de la Convention.
Le mécanisme de suivi de la Convention peut être organisé sous de multiples formes, comme l’a exposé le professeur Olivier De Schutter à l’occasion de cette conférence:
1°: l'installation d’une commission nationale belge des droits fondamentaux, composée d’experts indépendants proposés par des associations et élus par le Sénat;
2°: la centralisation au niveau fédéral des observations finales émises par les comités d’experts;
3°: la redéfinition des missions du Centre pour l’Égalité des chances, qui présuppose l’adoption d’un accord de coopération entre les différentes entités fédérales et fédérées;
4°: la création d’un nouveau lieu de dialogue entre représentants de la société civile et pouvoirs publics.
Plusieurs pistes sont donc possibles. Dans le cadre de cette réflexion, le Conseil supérieur national des personnes handicapées et le "Belgian Disability Forum" sont des partenaires privilégiés. Plusieurs bases constituant le noyau dur du futur mécanisme de suivi se dégagent d’ores et déjà.
Le mécanisme de suivi devrait s’inspirer des principes de Paris du 15 décembre 1993, relatifs aux statuts et critères de fonctionnement des organismes de suivi des normes internationales.
La participation directe des personnes handicapées devrait être organisée avec simplicité et de manière efficace.
De plus, le respect de la diversité institutionnelle devrait être assuré.
Quant à la forme du mécanisme de suivi, un choix devra être opéré: soit créer une commission spécifique, soit organiser un lieu de rencontre entre organes existants (conseil consultatif, CSNPH, BDF) sous la forme d’une coupole. Il appartiendra au prochain gouvernement fédéral et aux gouvernements des entités fédérées d’opérer ce choix.
08.04 Stefaan Vercamer (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor de informatie en zou erop willen aandringen dat u genoeg druk uitoefent, opdat de procedure zo snel mogelijk zou worden afgerond.
08.05 Minister Karel De Gucht: Mijnheer Vercamer, u moet weten dat, als er vertraging is bij ratificaties, de oorzaak daarvan al sinds een paar jaar niet meer ligt op het federale niveau. Bij mijn aantreden waren er ongeveer 400 verdragen niet geratificeerd, nu zijn het er nog ongeveer 50. Dat zijn bijna allemaal gemengde verdragen. Voor sommige verdragen heeft men zes of zeven beslissingen nodig.
Mevrouw De Cock houdt zich dagelijks bezig om de andere entiteiten aan te porren; zij is een moeilijke tante. Als men echter constant mensen moet aanporren, maakt men zich af en toe eens wat minder sympathiek, wat ze in se niet is.
08.06 Jean-Marc Delizée (PS): Je remercie le ministre pour sa réponse. Quant au fond, nous suivrons ce dossier dans les prochains mois. Puisqu'il semble que la période des affaires courantes touche à sa fin, nous pourrons reprendre un contrôle parlementaire normal sur le travail de l'exécutif, en particulier dans le domaine des personnes handicapées.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Jan Jambon aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de opschorting door Rusland van het CFE-verdrag" (nr. 633)
09 Question de M. Jan Jambon au ministre des Affaires étrangères sur "la suspension du traité FCE par la Russie" (n° 633)
09.01 Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, op vrijdag 30 november jongstleden heeft de Russische president Poetin de medewerking opgeschort aan het ontwapeningsverdrag voor Conventional Forces in Europe. Dat verdrag wordt algemeen beschouwd als de hoeksteen voor de veiligheid in Europa. Daar Rusland een van de belangrijkste partners is in dat verdrag, is dat toch een onrustwekkende demarche.
Uiteraard zullen de verkiezingen in Rusland niet vreemd zijn geweest aan die demarche en heeft Poetin dat wellicht ten dele met binnenlandse motieven gedaan. Toch meen ik dat wij waakzaam moeten blijven. Immers, de invloed van de NAVO in Oost-Europa, alsook de plannen van de Verenigde Staten voor een antirakettenschild, zijn, zoals u ongetwijfeld weet, allebei een wezenlijke doorn in het oog van Rusland.
Poetin dreigde bovendien met de opstelling van nieuwe raketten aan de grens in het westen indien Washington in Polen afweerraketten en in Tsjechië een radarinstallatie voor de onderschepping van vijandelijke raketten uit Iran zou plaatsen. Dat is het soort taalgebruik dat nare herinneringen aan de Koude Oorlog oproept.
Graag had ik dan ook van u een antwoord gekregen op de volgende twee vragen, want de derde vraag werd al bij het vorige onderwerp beantwoord. Ten eerste, bent u van plan diplomatieke actie te ondernemen in dat dossier? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet? En ten tweede, wat is uw standpunt inzake het Amerikaanse antirakettenschild?
09.02 Minister Karel De Gucht: Collega Jambon, sinds het Russische dreigement de toepassing van het CFE-Verdrag op te schorten, zijn er talrijke diplomatieke interventies geweest. Aan Moskou werd een parallel actieplan voorgesteld dat enerzijds, vooruitgang mogelijk zou maken inzake de ratificatie van het aangepaste verdrag door de bondgenoten, daarmee tegemoetkomend aan de belangrijkste zorgen van Rusland, en dat anderzijds, ook vooruitgang mogelijk zou maken inzake de Istanbul-engagementen over de aanwezigheid van Russische troepen en/of materieel en munitie in Moldavië en Georgië.
Na de opschorting door Rusland heeft de NAVO communiqués opgesteld. Die teksten betreuren de Russische beslissing en herinneren aan het belang van het CFE-Verdrag voor de vrede en stabiliteit in Europa, drukken de hoop uit dat de Russische opschorting zo kort mogelijk zou zijn, en nodigen Moskou uit tot het voortzetten van de besprekingen op basis van de voorstellen die op tafel liggen.
Zit dat proces volledig vast? Eigenlijk niet. Vanuit Amerikaanse hoek worden toch openingen gemaakt, onder andere wat de Istanbul Committments betreft. U weet waarover het gaat: de Russische troepen moeten weggehaald worden uit Georgië en uit Transnistrië. Vooral over die twee punten gaat het.
De Verenigde Staten zouden nu bereid zijn het ratificatieproces van het aangepaste CFE-Verdrag voort te zetten, of te laten starten, indien er al een gedeeltelijke invulling zou zijn van de Istanbul Committments.
In Transnistrië zijn er twee militaire problemen: er is een militair arsenaal en daarnaast zijn er zogenaamde vredestroepen in Transnistrië. De Verenigde Staten van Amerika zouden akkoord gaan om vooruit te gaan in dat dossier op voorwaarde dat men het probleem van het militair arsenaal zou oplossen. Dat is overigens militair het minst relevante dossier, maar dat gaat dan over confidence building measures. In Georgië zijn een aantal stappen reeds gezet.
Een tweede punt gaat over de zogenaamde flanken. U begrijpt dat men vroeger redeneerde in functie van globale troepenaantallen in het Oosten en in het Westen. Men discussieerde toen tussen twee blokken, maar die zijn nu vermorzeld. Rusland wil nu eigenlijk dat er toch terug globale sealings zouden komen, terwijl die in het aangepaste CFE-verdrag niet zijn voorzien. Of dat nu de oplossing is, daarover spreek ik mij niet uit. De Russen hebben wel een punt als ze zeggen dat de flanken nu volledig in Europees gebied liggen en dat men die niet aan Russische zijde kan aanrekenen. Dat is ook juist: men kan de troepen in Polen niet aanrekenen aan de Russische zijde, want het is een lid van de Europese Unie. Er zit daar toch wel wat eten en drinken in, maar eigenlijk zijn dat oplosbare problemen in de mate dat de temperatuur tussen Rusland en de Verenigde Staten van Amerika wat zou gaan dalen. Persoonlijk denk ik niet dat dit zal gebeuren voor de presidentsverkiezingen, maar wel daarna. Dat is ongeveer de politieke context van die aangelegenheid.
Dat is meteen ook een inleiding tot uw tweede vraag over het antirakettenschild. Het Amerikaanse plan om elementen van een antirakettenschild te installeren in Polen en de Tsjechische Republiek is erop gericht het Amerikaanse grondgebied te verdedigen tegen eventuele aanvallen vanuit het Nabije Oosten of het Midden-Oosten. België moedigt de Russen en de Amerikanen ertoe aan de besprekingen over dit onderwerp voort te zetten, om te vermijden dat het een factor van instabiliteit wordt. Wat de eventuele ontwikkeling betreft van het NAVO-antirakettenschild dat gedeeltelijk zou steunen op het Amerikaanse, moet België evenals andere NAVO-partners nog haar eigen inschatting maken over de efficiëntie van een dergelijk systeem in functie van de kostprijs, maar ook in functie van vragen inzake de bevelsketen of de evaluatie van de potentiële dreiging. De resultaten van deze werkzaamheden worden verwacht in maart 2008.
Dat zijn eigenlijk twee discussies. Er is de installatie van een observatiecentrum en een tiental raketten in Tsjechië en Polen enerzijds en anderzijds een NAVO-rakettenschild.
De feasabilitystudie over het NAVO-rakkettenschild is nog volop bezig. De Russen overdrijven het belang van dat Amerikaans initiatief in Polen en Tsjechië. Dat dit een bedreiging voor Rusland zou inhouden, is niet juist denk ik. Ik denk ook dat de Russen ook weten dat dit niet juist is. Dat is natuurlijk posturing tussen Rusland en Amerika. Amerika heeft dan voorgesteld om dit gezamenlijk te doen. De redenering van Amerika is dat dit tegen mogelijke raketaanvallen uit het Midden-Oosten is gericht. Ik denk dat Amerika het risico van een raketaanval uit het Midden-Oosten sterk overschat. Ik denk dat dit risico op dit moment niet bestaat. Daarnaast hebben de Russen ongelijk als ze zeggen dat dit ook voor hun een bedreiging is. Ik denk dat dit ook niet juist is. Ik denk dat veel mist wordt gespoten tussen twee mogendheden die met elkaar in een constructieve dialoog zitten, waarvoor eigenlijk een oplossing moet kunnen worden gevonden. België wil zich daarvoor inschrijven.
Wat ons heeft gestoord en nog altijd stoort, is dat de Amerikanen vinden dat zij op een bilaterale manier met landen in Europa kunnen praten om een dergelijk initiatief te nemen, dat niet alleen militair maar ook en vooral politiek voor Europa een cruciale aangelegenheid is. Ik vind dat daaruit nog altijd een onvoldoende respect van de VS blijkt voor de politieke realiteit van de Europese Unie.
09.03 Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, dat laatste element is natuurlijk een bilateraal element. Als Amerika met individuele Europese staten wil spreken, moeten die individuele Europese staten dat ook aanvaarden en voor dat gesprek ook niet via Europa gaan. Men kan dat Europa verwijten, maar men kan dat ook die individuele Europese staten verwijten.
09.04 Minister Karel De Gucht: Dat is inderdaad al door ministers van Buitenlandse Zaken gebeurd. Polen en Tsjechië zijn daarvoor gekapitteld door verschillende landen waaronder België. De nieuwe eerste minister van Polen heeft daarover een meer open mening, maar dat past natuurlijk in de gespannen verhouding tussen Rusland en Polen. Als de Amerikanen bilateraal een land zoeken om een raket te plaatsen, is Polen natuurlijk het aangewezen land. De anti-Russische gevoelens bespelen in Polen, is immers niet zo moeilijk. Dat is vrij eenvoudig.
09.05 Jan Jambon (CD&V - N-VA): Wat het NAVO-schild betreft, ik denk dat eenmaal de NAVO in dat dossier verder gaat, het zeer moeilijk zal zijn om daarop later terug te komen. Als men daarin verdere stappen zet, is dat waarschijnlijk een optie om daarin verder te gaan.
09.06 Minister Karel De Gucht: Dat weet ik niet. Ik heb daar technisch niet zo veel verstand van. Als men echter iets wil doen dat goed is, kost dat ongelooflijk veel geld. Ik denk dat het niet zo eenvoudig zal zijn om in Europa de bereidheid te vinden om daarvoor miljarden dollars op tafel te leggen. Ik zie dat schild er nog niet direct komen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de Afrikaans-Europese top" (nr. 668)
10 Question de M. Francis Van den Eynde au ministre des Affaires étrangères sur "le Sommet afro-européen" (n° 668)
10.01 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, het staat volgens mij buiten kijf dat het bewind in Zimbabwe een perverse dictatuur is. Ik herinner eraan dat sinds de heer Mugabe aan de macht is, hij erin geslaagd is de “medebevrijdingsbeweging" te liquideren in elke betekenis van het woord. Ik wens in dat verband het woord “bevrijding” tussen aanhalingstekens te plaatsen, want als men ziet wat die bevrijding heeft veroorzaakt, begint men te twijfelen aan de betekenis van het woord.
Hij heeft bovendien de economische structuur van het land totaal ontredderd door de grond van de blanke boeren af te nemen en uit te delen aan partijmilitanten. Het gevolg daarvan is dat een land dat vroeger landbouwproducten exporteerde, in het bijzonder voedsel, nu al heel lang met ernstige hongersnood te kampen heeft.
Er werden in de loop der jaren, onder meer door Europa, nogal wat maatregelen genomen om Mugabe hierover op de vingers te tikken. Op de top van Lissabon, die in De Morgen de jamboree werd genoemd, mocht hij uitzonderlijk wel komen.
10.02 Minister Karel De Gucht: Mijnheer Van den Eynde, als het een jamboree was, dan verwondert het mij dat u er niet was.
10.03 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Misschien zaten wij in dezelfde scoutsbeweging.
10.04 Minister Karel De Gucht: Met Mugabe bedoelt u?
10.05 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): U dan?
10.06 Minister Karel De Gucht: Nee, nee, maar ik ben ook bij de scouts geweest.
10.07 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Bij de KSA, veronderstel ik, of bij de Chiro?.
10.08 Minister Karel De Gucht: Het enige wat bij mij te bekijken viel waren de zeescouts, maar ik kon niet zwemmen.
10.09 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): De Britse eerste minister heeft geweigerd om aanwezig te zijn. Naar mijn mening moest toch iemand daar de Europese eer redden. Hij heeft dat terecht gedaan.
Wat mij opviel, was dat mevrouw Merkel in haar openingstoespraak nogal sterk uitviel tegen Mugabe, maar daarvoor een hele lading scheldwoorden over zich heen kreeg.
Wat mij ook opviel, maar dat zal te wijten zijn aan het feit dat er geen besneeuwde bergen in Zimbabwe zijn, is dat de heer Michel niet opriep om niet meer te gaan skiën aldaar. Hij had blijkbaar geen problemen met Zimbabwe. Hij had alleen maar problemen met het feit dat een kandidaat-eerste minister hier een uitspraak had gedaan op de RTBF.
Wat mij echter het meest ongerust maakt, is niet zozeer de houding van Mugabe – wij kennen die man immers en weten dat hij niet zal plooien voor om het even welke maatregel –, maar wel dat hij kon rekenen op de Afrikaanse solidariteit, en nog geen klein beetje. De Senegalese eerste minister, die men in De Morgen een liberaal noemt, heeft verklaringen afgelegd.
Hij zei onder meer: “Ik betreur dat Gordon Brown hier niet aanwezig is”. “U moet weten dat alle Afrikanen solidair zijn met onze broer Mugabe”. “Als er geen verandering komt in de Europese verhouding ten overstaan van Mugabe, dan gaan wij naar een conflict tussen de EU en Afrika”. “Zimbabwe is niet minder democratisch dan de andere Afrikaanse landen”. Ik vrees dat hij geen ongelijk heeft wanneer hij dat zegt. “Als u mij niet gelooft, moet u zelf maar eens gaan kijken”.
De volgende dag is hij nog sterker in die zin uitgevallen. Blijkbaar sprak de heer Wade op dat vlak in feite voor de hele Afrikaanse gemeenschap, als ik het zo mag zeggen.
Ik ben niet op de hoogte van enige reactie van de Belgische delegatie ter zake. Ik weet alleen dat de huidige eerste minister in functie – ik druk mij voorzichtig uit, mevrouw de voorzitter, want in dit land weet men op dit ogenblik niet goed wat – daar aanwezig was, zij het niet heel lang. Ik had toch willen weten welke in de toekomst de houding van de regering zal zijn. Of liever, welke is de huidige houding van de regering? Ik kan u immers geen vragen stellen over de toekomst, zelfs al hoor ik allerlei verhalen over de radio. Wat is de huidige houding van de regering over deze zaken? Welke conclusies werden getrokken uit de vaststelling dat Afrika solidair is met dat regime? En in welke maatregelen werd in dat verband voorzien?
10.10 Minister Karel De Gucht: Mijnheer Van den Eynde, de tweede EU-Afrikatop vond plaats zeven jaar na de top van Caïro. Daarmee werd een nieuw partnerschap in het leven geroepen, dat een afspiegeling is van de groeiende politieke maturiteit van Afrika en de Afrikaanse Unie in de relaties met de Europese Unie, en ook van het engagement van beide partijen om tegen 2010 een aantal concrete acties te ondernemen in acht prioritaire sectoren, waaronder democratisch bestuur en de mensenrechten.
Laat ik er trouwens aan toevoegen dat de volgende EU-Afrikatop zal plaatsvinden onder Belgisch voorzitterschap, in de tweede helft van 2010, wanneer wij opnieuw het voorzitterschap van de Europese Unie zullen bekleden.
De hoge vertegenwoordiger, Solana, heeft in naam van de Europese Unie eraan herinnerd dat de EU-Afrikatop over echte vraagstukken gaat. Wat telt, zijn slechts de concrete resultaten. Europeanen en Afrikanen hebben samengewerkt aan een gemeenschappelijke strategie en hebben een actieplan aangenomen voor de toekomst. Dat is het resultaat van een collectieve inspanning in de regio, de bemiddeling van SADIC en de volle steun van de Afrikaanse Unie.
België, samen met alle Europese partners, heeft niet gewild dat, zoals in het verleden, de kwestie Zimbabwe die belangrijke dialoog tussen de Europese Unie en Afrika geheel zou gijzelen.
Wij hebben nochtans alle begrip voor de Britse houding die onze grootste sympathie wegdraagt. Kanselier Merkel heeft zich in naam van de Europese Unie uitgesproken over de situatie ter plaatse. Ons land schaart zich volledig achter dit standpunt dat de consensus binnen de Europese Unie vertolkt. België heeft actief meegewerkt aan de uitwerking van deze consensus.
In tegenstelling tot wat een aantal Afrikaanse leiders denken, heeft Europa steeds partij voor Zimbabwe gekozen, zelfs al legt ze individuele sancties op tegen de Zimbabwaanse leiders die verantwoordelijk zijn voor de situatie waarin het land zich bevindt. De EU is trouwens veruit de eerste partner voor de ontwikkeling van dit land en zal dit ook in de toekomst blijven.
Europa en België staan klaar om elke vooruitgang op het gebied van goed bestuur en mensenrechten in Zimbabwe positief te beantwoorden.
Laat mij daar nog aan toevoegen dat Mugabe in Lissabon een eenzame, oude man was. Niemand heeft naar hem omgekeken. Hij was daar. Het is juist dat alle Afrikaanse leiders in alle duidelijkheid hadden gezegd dat ze niet kwamen als hij niet mocht komen. Dan staat men voor een politieke keuze. Ik denk dat het een vergissing zou zijn om de dialoog met Afrika verder te laten gijzelen door Mugabe, want dat gebeurt er dan eigenlijk.
Het is juist dat Abdoulaye Wade nogal scherpe woorden heeft gebruikt in een tirade tegen de nieuwe akkoorden die moeten worden gesloten met Afrika omdat de Wereldhandelsorganisatie zich verzet tegen de toepassing van de akkoorden van Cotonou. Hij heeft daar inderdaad een tirade gehouden, waarbij iedereen het moest ontgelden en Mugabe plotseling zijn grote vriend was. So be it. Toch was Mugabe daar een eenzame, oude man, die op het proces tussen Afrika en Europa niet zal wegen.
Voorzitter:
Jan Jambon
Président: Jan Jambon
10.11 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord. Hij heeft natuurlijk een punt als hij zegt dat wij de verhoudingen met Afrika niet kunnen laten gijzelen door Mugabe. Dat is een respectabel argument, maar dat brengt natuurlijk met zich mee dat wij dan zijn gegijzeld.
Ik kan mij moeilijk inbeelden dat u of uw Europese collega’s van ganser harte blijven onderhandelen met landen die nogal militant de verdediging opnemen van Mugabe. Ten gevolge van de eerstgenoemde houding komt men in feite zelf min of meer in een gijzelingssituatie terecht. Dat mag ook in overweging worden genomen.
10.12 Minister Karel De Gucht: Het Stockholmsyndroom verklaart waarom op een bepaald ogenblik gegijzelde en gijzelaar dezelfde kenmerken beginnen te vertonen, mijnheer Van den Eynde.
10.13 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, let op, u gaat ons binnenkort nog vertellen dat u diep in uw hart sympathie voor Mugabe hebt, in naam van het Stockholmsyndroom. Ik zou dat politiek niet gebruiken.
10.14 Minister Karel De Gucht: Dat is een onterechte conclusie.
L'incident est clos.
11 Vraag van mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de straf die werd opgelegd aan een Saoedische vrouw die het slachtoffer was van een verkrachting" (nr. 776)
11 Question de Mme Hilde Vautmans au ministre des Affaires étrangères sur "la peine infligée à une femme saoudienne victime d'un viol" (n° 776)
11.01 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, we kennen allemaal het meisje van Qatif zoals ze nu wordt genoemd. Zij kreeg een barbaarse straf opgelegd bovenop het feit dat ze al op een barbaarse wijze werd verkracht.
Heel de wereld heeft eigenlijk geschokt gereageerd, onder andere de Amerikaanse presidentskandidaten. Ook uzelf heeft in de media heel duidelijk laten verstaan dat België deze straf zou aanklagen. Ondertussen weten we dat de straf natuurlijk niet werd uitgevoerd en werd omgezet.
Ik wou dit vandaag toch ter sprake brengen omdat ik het eigenlijk wel nodig vind dat wij hiertegen blijven protesteren. Wij hebben goede diplomatieke relaties met Saoedi-Arabië. Ik ben daar ook al op bezoek geweest. Als zulke dingen gebeuren in landen waarmee we goede relaties hebben, dan moet ons land blijven ijveren voor de mensenrechten en vooral ook voor de vrouwenrechten.
Ik zou heel graag van u vernemen welke stappen ons land heeft gezet in deze zaak waardoor het vonnis werd omgebogen. Welke stappen werden er in Europees verband gezet? Heeft u enig zicht op de vraag of er eigenlijk een wijziging kan komen in het Saoedische rechtssysteem?
Staat daar ook een dt-fout? Oei.
11.02 Minister Karel De Gucht: Ja. In uw vierde vraag met name, mevrouw de voorzitter. U schrijft, ik citeer: “Is er volgens u een reële kans dat koning Abdullah het verdict vernietigd?” Het praesidium van deze commissie moet dringend op taalstage, samen met de heer Jambon.
De voorzitter: Dat gaan we met plezier doen.
11.03 Minister Karel De Gucht: Ernstig nu.
Ik dank u voor uw vraag met betrekking tot de zaak die door de Saoedische pers, en in navolging door de internationale pers, het jonge meisje van Qatif wordt genoemd. Zoals blijkt uit de op 22 november door mijn diensten gepubliceerde persmededeling was en ben ik eigenlijk bijzonder ontzet en ongerust over deze veroordeling die nu, gelukkig, door koning Abdullah is vernietigd.
Koning Abdullah heeft het jonge meisje gratie verleend, zowel wat betreft de haar opgelegde gevangenisstraf als de zweepslagen waartoe zij was veroordeeld. Deze gratie is zonder enige twijfel het gevolg van de emoties en de kritieken zowel in het buitenland als in Saoedi-Arabië ten aanzien van de jonge vrouw. De verslaggeving in de Saoedische media en de kritieken ten aanzien van de door velen als buitensporig beschouwde straf waren buitengewoon. Prins Saud al-Faisal, minister van Buitenlandse zaken en neef van de koning, publiceerde zelfs een mededeling die de veroordeling bekritiseerde. U moet zich dat inbeelden in de Saoedische, politieke context.
Tot slot nam de National Society for Human Rights, een Saoedische ONG ter verdediging van de mensenrechten, de verdediging op zich van de advocaat van het jonge meisje.
De licentie van de advocaat werd immers ingetrokken door de rechters van het tribunaal, nog voordat hij de tijd had om zijn argumenten in beroep voor te leggen.
In de persmededeling riep ik op tot een Europese demarche om de bezorgdheid van de lidstaten van de Europese Unie uit te drukken ten aanzien van de Saoedische autoriteiten en hen op te roepen een einde te stellen aan de praktijk van zweepslagen. België heeft de demarche van het EU-voorzitterschap in Ryad bij de directie voor mensenrechten van het Saoedische ministerie van Buitenlandse Zaken ondersteund. Deze demarche vond plaats op 25 november 2007. Informele contacten vonden ook plaats tussen onze ambassadeur te Ryad en bepaalde Saoedische verantwoordelijken.
Saoedi-Arabië is een land waar het gerechtelijke systeem en de mensenrechtensituatie zorgwekkend blijven. Terwijl het ministerie van Justitie in de handen van conservatieven blijft, lijkt het erop dat de huidige koning, Abdullah, een zekere hervormingsgezindheid aan de dag legt, vooral op het gebied van de geschreven codificatie van wetten. De weerstanden zijn dan ook sterk.
Tot slot kan men de totstandkoming van instanties zoals de Nationale commissie voor mensenrechten en de NGO “National Society for Human Rights” toejuichen, ook al blijft hun rol voorlopig beperkt.
11.04 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, ik kan u alleen maar danken omdat u adequaat heeft gereageerd. Ik kan ook fier zijn, want u bent natuurlijk ook van onze partij. Ik hoop dat u dit in de toekomst zult blijven doen en dat wij onze nek daarvoor zullen durven uitsteken, ook al hebben we goede relaties: we moeten op tafel durven kloppen wanneer er zulke wreedheden gebeuren.
L'incident est clos.
12 Vraag van mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de eenmaking van het Congolese leger" (nr. 777)
12 Question de Mme Hilde Vautmans au ministre des Affaires étrangères sur "l'unification de l'armée congolaise" (n° 777)
12.01 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik stel mijn vraag naar aanleiding van een studiedag die gisteren in Brussel werd georganiseerd en die ook over het seksueel geweld in Congo ging. Wij weten allemaal dat het daar heel erg is gesteld en dat het gebruik van seksueel geweld als oorlogswapen in die regio enorm toeneemt. Wij zijn daarover heel bezorgd. Daarover vond vorige week ook een debat in de Senaat plaats, of er werd minstens een mondelinge vraag over gesteld. Ik vind dat wij daarop moeten reageren en dat wij ter zake stappen moeten ondernemen.
Een van de oorzaken dat het seksueel geweld blijft toenemen, is omdat het justitieapparaat in Congo daarvoor onvoldoende aandacht heeft en onvoldoende werkt. Dat heeft natuurlijk te maken met Justitie en met de mensenrechten, maar dat heeft ook te maken met het Congolees leger. Ik weet dat u gisteren in de debriefing in de Senaat hebt gezegd dat u ook de leiders van de MONUC hebt gezien. Ik vroeg mij af of u daarover ook hebt gesproken. Ik vroeg mij ook af hoe de eenmaking van het Congolese leger verder zal gebeuren. Wij spelen daarin natuurlijk een grote rol, maar ook Europa heeft daarin een rol, evenals de VN.
Mijnheer de minister, ik heb hierover drie specifieke vragen. Ten eerste, overweegt u een specifiek actieplan voor de aanpak van geweld tegen vrouwen en de verbetering van de positie van vrouwen in de oorlogsgebieden?
Ten tweede, op welke manier denkt u op het gevoelige terrein van de hervormingen van de veiligheidssector te kunnen bijdragen tot meer resultaten en een grotere coherentie tussen de inspanningen van de Europese Unie en die van haar lidstaten?
Ten derde, kunnen wij als lid van de Veiligheidsraad een bijdrage leveren tot een betere afstemming van de inspanningen tussen de Europese Unie en de VN? Er wordt nu binnen de VN een speciaal orgaan opgericht om de gender bijkomend op te volgen. Kunnen wij daar niet aan duwen om daarvoor meer aandacht te vragen?
12.02 Minister Karel De Gucht: Wat zich afspeelt in Oost-Congo tegenover vrouwen is weerzinwekkend. Op zich is een verkrachting al weerzinwekkend, maar de modus operandi is in de recente geschiedenis ongezien. Vrouwen en meisjes tussen 5 en 77 worden niet alleen verkracht, maar achteraf ook seksueel verminkt. Dikwijls leidt dat tot incontinentie, wat tot gevolg heeft dat zij door hun familie en omgeving worden uitgestoten. Dat is dus een vreselijke zaak. Wat mij vooral bekommert, is de systematiek die daarin zit en de banalisering van die praktijk. Het wordt werkelijk als een wapen in de oorlogsvoering gebruikt. De banalisering neemt ongekende proporties aan. Men ziet nu trouwens hetzelfde aan de grens van Angola en Congo, waar heel wat Congolezen uit de Angolese mijngebieden worden verdreven.
Ook daar ziet men systematische verkrachtingen en seksuele verminkingen van vrouwen. Ik weet dat ik moet opletten met vergelijkingen te maken, maar wat zich op dit moment in Oost-Congo afspeelt en ook op de grens tussen Angola en Congo is erger dan hetgeen zich in Darfur afspeelt. Men mag dat niet zeggen in de publieke opinie. Het is ook alleen voor dit gezelschap bedoeld. Dat is echter de realiteit, terwijl er veel meer aandacht gaat naar Darfur dan naar hetgeen zich in Congo afspeelt.
Om dit vreselijke probleem het hoofd te bieden is er inderdaad nood aan een globale aanpak die zowel de strijd tegen de straffeloosheid behelst als het gedrag van de ordediensten en de milities of de versterking van de plaats van de vrouw in de Congolese samenleving.
België heeft ervoor gepleit dat deze ernstige bezorgdheid een prominente vermelding zou krijgen in de gemeenschappelijke EU-strategie en het bijhorende actieplan, het programma-REJUSCO. Dat wordt gefinancierd door de Europese Commissie, het Verenigd Koninkrijk, Nederland en België en ijvert voor het herstellen van de rechtsorde in Oost-Congo. België heeft hiervoor een extra 2,4 miljoen euro, dat is toch een smak geld, vrijgemaakt in 2007.
Momenteel wordt trouwens bestudeerd in hoeverre het programma nog zal kunnen worden uitgebreid. Wij zijn bereid om daarvoor nog meer middelen vrij te maken op voorwaarde dat wij ze op een zinnige manier kunnen besteden, wat in een oorlogsgebied natuurlijk geen evidente zaak is.
België dringt reeds geruime tijd aan op een rondetafelconferentie over de hervorming van de Congolese veiligheidsector. Dit biedt de Congolese autoriteiten de gelegenheid om de internationale gemeenschap hun strategische visie op de hervorming van leger, politie en justitie toe te lichten en voorstellen te formuleren op korte, middellange en lange termijn. De strijd tegen de straffeloosheid moet een van de prioriteiten zijn in de discussie.
Dergelijke rondetafelconferentie biedt eveneens de gelegenheid om de Europese inspanningen met de EVDB-missies, EUSEC en EUPOL verder af te stemmen op de bilaterale initiatieven.
België levert een significante bijdrage, zowel Europees als bilateraal. België – Buitenlandse Zaken en Justitie – werkt ook aan een concreet actieplan ter ondersteuning van de Congolese justitie. België, als niet-permanent lid van de VN-Veiligheidsraad, streeft ernaar om de acties van de VN en de EU zo nauw mogelijk op elkaar af te stemmen. De Europese Unie geeft bijvoorbeeld strategische input voor de hervorming van de veiligheidssector, terwijl de MONUC concreet instaat voor kortetermijntrainingen. Een goede coördinatie van de diplomatieke inspanningen van VN-gezant Menkerios en EU-speciaal vertegenwoordiger Van de Geer, die ik trouwens vanmiddag ontvang, kunnen het verschil maken, zoals ook blijkt uit de recente ondertekening van het Nairobicommuniqué door de DRC en Rwanda.
Ten slotte wil ik eraan toevoegen dat België ook onverminderd blijft pleiten voor een hernieuwing van het mandaat van de MONUC, met een prominente rol voor de VN-missie bij het waarborgen van de mensenrechten, in het bijzonder ook door leger en politie. Een interne VN-taskforce zal heel specifiek het seksueel geweld tegen vrouwen in de DRC opvolgen. Ik heb het daarover ook gisteren nog expliciet gehad met Alan Doss, die de nieuwe speciale vertegenwoordiger wordt van Ban Ki-moon in Congo en die het hoofd is van de MONUC, die niet alleen een militaire operatie is, maar ook een operatie op het vlak van mensenrechten, capacity building, enzovoort. Er zijn dus verschillende secties in de MONUC. Het nieuwe hoofd van het geheel is Alan Doss. Ik heb speciaal zijn aandacht daarop gevestigd. Wij zullen ook in nauw contact blijven met elkaar om te zien op welke manier het mandaat van de MONUC het best kan worden afgestemd op justitie en mensenrechten. Dat moeten cruciale doelstellingen zijn, niet alleen in Oost-Congo, maar op dit ogenblik zeker in eerste instantie in Oost-Congo.
12.03 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, het verheugt mij dat u hiervoor de nodige aandacht hebt. Wat zich daar afspeelt, is een schande voor de wereld. Een half jaar geleden ben ik naar Congo afgereisd. Ik heb daar toen ook gesproken met de president.
Een praktijk die de laatste jaren in Congo wordt toegepast – los van de verkrachtingen – en die vroeger nooit werd toegepast, is de vrouwenbesnijdenis. Men ziet heel duidelijk dat de positie van de vrouw, die vooral op het platteland de drijvende kracht is achter de economie, heel sterk verslechtert.
Ik heb over die besnijdenissen ook gesproken met de president. Ik wil u dat meegeven zodat u daaraan aandacht zou kunnen schenken op de fora waar u komt. Het is een nieuw fenomeen dat wij uit de wereld proberen te helpen en dat nu de kop opsteekt in Congo, daar waar dat vroeger nooit bestond. Een vrouwenbesnijdenis is voor het leven en is dramatisch voor vrouwen.
12.04 Minister Karel De Gucht: Wat mij vooral opvalt, is de systematiek die daarachter schuilt. Dat is vrij ongezien in de recente geschiedenis.
Op een systematische manier worden vrouwen zonder enige aanleiding verkracht op de meest afschuwelijke manier die men zich kan inbeelden. Het is alsof dit een soort nieuw gezelschapsspel is geworden. Dit is gewoon marteling. Vrouwen worden systematisch verkracht en hun vaders worden verplicht daarbij aanwezig te zijn en zelfs te helpen. Ze worden achteraf neergeschoten. Het gaat soms gepaard met kannibalisme. Er zijn achteraf seksuele verminkingen waardoor vrouwen voor de rest van hun leven door hun gemeenschap worden uitgestoten. Wat zich daar afspeelt, is afschuwelijk.
Het is vooral de systematiek die daarachter schuilt, die heel verwonderlijk is en die een beetje dezelfde kenmerken heeft als een genocide waarbij op een bepaald ogenblik mensen worden vermoord op een systematische manier. Men kan daarvoor nooit een goede reden bedenken. Dit gebeurt op een blinde manier.
Wij worden geconfronteerd met een fenomeen dat we moeten inperken. Als we dat niet kunnen, zal zich dat verder verspreiden. Ofwel kan men het inperken en er een einde aan stellen, ofwel zal het doorgaan. Het is een sneeuwbaleffect.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.07 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12.07 heures.