Commissie voor de Justitie

Commission de la Justice

 

van

 

dinsdag 27 november 2007

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

mardi 27 novembre 2007

 

Matin

 

______

 

 


La séance est ouverte à 10.18 heures et présidée par M. Claude Eerdekens.

De vergadering wordt geopend om 10.18 uur en voorgezeten door de heer Claude Eerdekens.

 

Ingevolge een technisch mankement ontbreekt een deel van de digitale geluidsopname. Voor vragen nr. 447 van de heer Bruno Stevenheydens, nr. 451 van de heer Schoofs, nr. 448 van de heer George, nrs. 473 en 474 van mevrouw Van Cauter en de antwoorden van de minister steunt het verslag uitzonderlijk op de teksten die de sprekers hebben overhandigd.

À la suite d’un incident technique, une partie de l’enregistrement digital fait défaut. Pour les questions n° 447 de M. Bruno Stevenheydens, n° 451 de M. Schoofs, n° 448 de M. George et nos 473 et 474 de Mme Van Cauter et les réponses de la ministre, le compte rendu se base sur les textes remis par les intervenants.

 

01 Vraag van de heer Bruno Stevenheydens aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het plaatsgebrek in de gesloten instelling van Everberg en het vrijlaten van jonge criminelen" (nr. 447)

01 Question de M. Bruno Stevenheydens à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le manque de places au centre fermé d'Everberg et la libération de jeunes délinquants" (n° 447)

 

01.01  Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, recent werden drie jonge criminelen uit Antwerpen, waarvan de jeugdrechter had geoordeeld dat ze in een gesloten instelling moesten worden opgesloten, wegens plaatsgebrek vrijgelaten. Een van hen wacht reeds een jaar op een plaatsing in de federale instelling van Everberg. Voor een vierde jonge crimineel werd pas op het nippertje een oplossing gevonden, omdat er in Everberg een plaats vrijkwam.

 

De feiten die voornoemde jongeren hadden gepleegd, zijn heel ernstig. In één geval ging het om doodsbedreigingen aan een opvoedster door een 17-jarige jongen, die reeds eerder voor handel in en bezit van drugs was betrapt. Een andere 17-jarige was bij een diefstal met geweld betrokken. Nog een 17-jarige werd bij een auto-inbraak betrapt. Een 15-jarige jongen wou men, omwille van het bedreigen van een opvoeder, eveneens in een gesloten instelling plaatsen. Het wordt heel waarschijnlijk geacht dat het wanbeleid wegens een gebrek aan plaats in de gesloten instellingen ervoor zal zorgen dat de jongeren die moesten worden vrijgelaten, opnieuw criminele feiten zullen plegen.

 

Omwille van het plaatsgebrek, zowel in Everberg als in de gesloten gemeenschapsinstellingen, uitte het Antwerpse parket zijn bezorgdheid over bedoelde toestand en vroeg om dringend een oplossing te zoeken. Onder meer klaagt het parket de scheefgetrokken situatie in de gesloten instelling van Everberg aan, waar er evenveel Nederlandstalige als Franstalige plaatsen zijn, terwijl Vlaanderen meer inwoners en jeugdrechters telt.

 

Het feit dat zowel de federale als de Vlaamse overheid een deelverantwoordelijkheid dragen, bemoeilijkt de problematiek. Volgens de woordvoerder van de bevoegde, Vlaamse minister is de federale overheid schuldig aan de problematiek van het plaatsgebrek. Door het uitblijven van een federale regering wordt immers geen voortgang gemaakt in de bouw van twee jeugdgevangenissen met telkens 100 plaatsen.

 

Ten eerste, in welke mate kampt de gesloten instelling in Everberg met plaatsgebrek? Hoe vaak moet daar het verblijf van jongeren worden geweigerd, omdat er geen plaats is? Kan de minister een overzicht geven van het plaatsgebrek tijdens de jaren 2004, 2005, 2006 en 2007, zowel voor de Nederlandstalige als voor de Franstalige plaatsen?

 

Ten tweede, welke maatregelen kan de minister op korte termijn nemen om voor zulke problemen een oplossing te bieden?

 

01.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, het gesloten federale centrum De Grubbe te Everberg beschikt momenteel over een capaciteit van 50 plaatsen: 24 voor Nederlandstaligen en 26 voor Franstaligen en Duitstaligen.

 

Ik vestig uw aandacht op het feit dat dit centrum niet systematisch geconfronteerd wordt met plaatsgebrek. Dat varieert van dag tot dag. Het is bijgevolg moeilijk om strikte regels op te stellen waarmee het mogelijk zou zijn om precies aan te duiden op welk moment van het jaar het centrum een verzoek tot plaatsing van een jongere moet weigeren.

 

Bij wijze van voorbeeld: op zaterdag 17 november 2007 waren alle plaatsen voor Nederlandstaligen ingenomen. Op vrijdag 23 november 2007 daarentegen verbleven er 20 Nederlandstalige jongeren in het centrum – er waren dus 4 plaatsen beschikbaar – en 24 Franstalige.

 

Er bestaat geen enkele statistiek voor het jaar 2004. Volgens de informatie die ik heb, zou het centrum tijdens dat jaar geen enkele Nederlandstalige hebben moeten weigeren. Inzake de statistieken voor de jaren 2005, 2006 en 2007, stel ik u de tabellen ter beschikking.

 

Ik vestig er evenwel de aandacht op dat de cijfers in de eerste tabel betrekking hebben op reserveringsaanvragen en niet op de effectieve plaatsingen. In de praktijk richt een magistraat, zodra hij erover geïnformeerd wordt dat een jongere voor hem zal worden geleid, op basis van de informatie waarover hij dan beschikt, een reserveringsaanvraag tot het centrum. Nadat de rechter de jongere gezien en gehoord heeft, verandert hij vaak van mening en annuleert hij de reservatie bij het centrum.

 

Wat de te nemen maatregelen betreft voor het uitbreiden van de capaciteit van het centrum van Everberg, werd op 3 mei 2007 een protocolakkoord ondertekend door de ministers Catherine Fonck, Bernd Gentges, Inge Vervotte en mezelf, met het oog op het oprichten van twee gesloten federale centra. Het zal uiterlijk op 1 januari 2009 in werking treden.

 

Het is de bedoeling om de capaciteit van het centrum van Everberg op te voeren van 50 naar 124 plaatsen voor Nederlandstalige jongeren en om in Florennes een centrum op te richten met 126 plaatsen voor Franstalige en Duitstalige jongeren.

 

Je tiens à préciser que, dans le cadre de cet accord – cela découlait évidemment de la nouvelle loi sur "het jeugdsanctierecht" – les compétences d'accueil dans ces centres-là ont été modifiées. De fait, on n'accueillait pas le même public. Je le répète, pour ce qui concerne les jeunes délinquants, la compétence est dans les mains des Communautés.

 

Voici, monsieur le président, toutes les informations que je pouvais donner.

 

01.03  Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mevrouw de minister, ik ken de bevoegdheidsverdeling tussen de Gemeenschappen en het federale niveau. Daarover hebben wij een verschillende opvatting. Ik betreur het pingpongspel dat gespeeld wordt tussen de Vlaamse bevoegde minister en de federale minister.

 

Mevrouw de minister, u hebt erop gewezen dat op sommige momenten alle Nederlandstalige plaatsen bezet zijn terwijl op andere momenten toch plaatsen beschikbaar komen. Het blijft toch wel zorgwekkend en bijzonder eigenaardig dat een van de jongeren van wie ik de feiten vermeld heb reeds een jaar wacht op een plaatsing in de federale instelling van Everberg. Dan schort er toch wel iets aan het plaatsingsbeleid. Daarover ging dan ook de kritiek van het Antwerpse parket.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de rellen met en de betogingen van Turken of allochtonen van Turkse origine naar aanleiding van het Turks-Koerdisch conflict eind oktober-begin november" (nr. 451)

02 Question de M. Bert Schoofs à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les échauffourées et manifestations dans lesquelles étaient impliqués des Turcs ou des allochtones d'origine turque à la suite du conflit entre Turcs et Kurdes fin octobre, début novembre" (n° 451)

 

02.01  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mevrouw de minister, mijn vraag spitst zich toe op feiten die zich al een tijdje geleden hebben afgespeeld. Het zijn de spanningen die zich voordeden aan de Turks-Koerdische grens die er einde oktober -begin november hebben toe geleid dat er zich een aantal incidenten heeft voorgedaan met allochtonen, vooral jongeren van Turkse origine, zowat overal ten lande, tenminste in het noorden van het land, in Brussel en Vlaanderen.

 

Tijdens een spontane niet-toegelaten betoging in Beringen werden blijkbaar slogans gescandeerd die een haatboodschap droegen ten aanzien van Koerdische inwijkelingen. Er werd gescandeerd: “Elke Koerd is een PKK’er”. Dit is officieel bevestigd door de burgemeester van Beringen tijdens de gemeenteraadszitting op 12 november jongstleden. Het is daarom dat ik nu pas bij u terugkom op deze kwestie. Ik heb de nodige informatie ingewonnen tijdens deze gemeenteraad.

 

De slogan “elke Koerd is een PKK’er” is onmiskenbaar, volgens mij toch, het aanzetten tot haat tegen een bepaalde bevolkingsgroep. Dat is een misdrijf. De PKK wordt beschouwd als een terroristische organisatie. Ik meen dat zelfs de EU dat standpunt officieel huldigt. Wanneer men elke Koerd identificeert met een terreurgroep is het de bedoeling om die mensen vogelvrij te verklaren. Dat kan toch niet de bedoeling zijn van iemand die voldoende morele connotaties draagt, die voldoende moreel op de hoogte is van de feiten. Dat zou toch niet mogen. Er is ook graffiti verschenen. Diverse haatboodschappen zijn op muren geschilderd van sociale centra in de gemeente Beringen. Het is ook zo dat de schepenen van allochtone origine in Beringen zich zeer uitdrukkelijk gedistantieerd hebben van dergelijke leuzen. Er is ook verwezen naar het feit dat de Grijze Wolven die leuzen vaak gebruiken en dat die leuzen behoren tot groeperingen die in de extreme nationalistische Turkse politiek te vinden zijn.

 

Mevrouw de minister, mijn vraag is of u kennis hebt gekregen van die slogans via de kanalen die u ter beschikking staan, van bepaalde ordewoorden die strafrechtelijke vervolgbaar zijn, die aanzetten tot haat. Zo ja, zijn dat de slogans waarvan ik er een genoemd heb? Zijn er eventueel nog andere?

 

In uw beleid hebt u van het vervolgen van racistische misdrijven, al dan niet terecht, altijd een zaak gemaakt. U hebt dat in elk geval tot een van de paradepaardjes van uw beleid gemaakt. Mijn vraag is of u, zo dat mogelijk is in een periode van lopende zaken, gebruik wil maken van uw positief injunctierecht ter zake om een onderzoek te laten instellen.

 

Indien u in het raam van de lopende zaken die bevoegdheid niet hebt, hebt u dan misschien het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding al gecontacteerd, zo niet op vraag van de burgemeesters van sommige gemeenten dan toch naar aanleiding van de vraag die ik u schriftelijk heb overgemaakt? U kunt straks misschien mondeling bevestigen dat u daadwerkelijk de nodige stappen onderneemt bij het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding. Ik ga dat niet doen want – ik zeg het eerlijk – ik erken dat Centrum niet omdat het bekend staat omwille van zijn selectiviteit. Misschien zal straks uit uw antwoord opnieuw blijken dat het Centrum selectief te werk gaat, wanneer u zal zeggen dat men geen aandacht schenkt aan de problematiek die ik hier te berde breng.

 

Ten slotte, mevrouw de minister, wat de Veiligheid van de Staat betreft, hebt u in het kader van de betogingen die zich voordeden, die aangekondigd werden maar dikwijls niet toegelaten, de Grijzen Wolven onder de loep laten nemen? Hoe zit het met die organisatie van de Grijze Wolven? In verscheidene Europese landen is die verboden. Hoe staat u tegenover de Grijze Wolven? De slogans waarnaar ik verwijs komen immers uit die kringen. Ik ken ook Turkse mensen die zich ervan distantiëren, dat zeg ik er duidelijk bij.

 

02.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, ik geef u de elementen van antwoord die mij door de Veiligheid van de Staat werden meegedeeld.

 

Tijdens de tweede helft van oktober en begin november van dit jaar werd België geconfronteerd met manifestaties van Turkse, nationalistische jongeren gericht tegen de terroristische organisatie PKK. In de Brusselse gemeenten Sint-Joost-ten-Node en Schaarbeek resulteerden een aantal betogingen in rellen waarbij de jonge manifestanten een kat-en-muisspel met de politie speelden. De acties waren een direct gevolg van een aantal gebeurtenissen in oktober aan de Turks-Irakese grens. Bij gevechten tussen Koerdische strijders van de PKK en het Turkse leger vielen langs beide zijden vele doden. De dood van de Turkse militairen werd in de Turkse media sterk belicht en via satellietverbindingen werden de beelden van de gesneuvelde militairen ook in de huiskamers van Turkse gezinnen in België getoond.

 

Daarnaast werd de Turkse nationale trots extra gekrenkt door een resolutie in het Amerikaanse Congres die de moordpartijen op Armeniërs in 1915 en de daaropvolgende jaren als een genocide wilde bestempelen. Ook elders in België manifesteerden Turkse jongeren tegen de PKK. In tegenstelling tot Brussel verliepen deze betogingen zonder rellen. Op 3 november 2007 kenden de acties een voorlopig hoogtepunt toen een 3.000-tal manifestanten vreedzaam in Brussel betoogden.

 

Zoals reeds gezegd waren de meeste manifestanten zeer jeugdig. Een groot percentage was zelfs minderjarig. Het bleek ook dat oudere Turken en vooraanstaanden uit de Turkse gemeenschap weinig of geen impact hadden op de jongeren. De vraag kan dan ook worden gesteld in hoeverre de acties een spontane uiting waren van opgekropte frustraties of dat de acties georkestreerd werden door derden. In dit kader werden sommige Belgische media geregeld naar MHP en de Grijze Wolven verwezen, hoewel hun betrokkenheid bij de relletjes niet kan worden bewezen. Het lijkt eerder dat de acties het gevolg waren van spontane opwellingen.

 

Hoewel sommige jongeren ongetwijfeld oprecht begaan zijn met het lot van de Turkse soldaten die tegen de PKK moeten vechten, is het niet denkbeeldig dat de jongeren elkaar ophitsten en handig van de situatie gebruik maakten om amok te maken. Dat daarbij bepaalde slogans gescandeerd werden, is niet uitgesloten. Vraag is of de manifestanten zich, gezien hun jonge leeftijd, bewust waren van de politieke implicaties van de geuite slogans. Hetzelfde kan worden gezegd over het symbool van de Grijze Wolven, middelvinger en ringvinger tegen duim, en wijsvinger en pink in de hoogte, dat een aantal keren gesignaleerd werd.

 

De gebeurtenissen waarnaar u verwijst, zijn allemaal het voorwerp geweest van gerechtelijke dossiers, ofwel in een informatieonderzoek bij het parket ofwel in een gerechtelijk onderzoek. Het zal aan de bevoegde autoriteiten zijn om te bewijzen dat er misdrijven en overtredingen van gemeen recht gebeurd zijn, met name die welke een racistische inslag zouden hebben. De onderzoeken zijn thans bezig. Het is voor mij dus niet nodig om gebruik te maken van mijn positief injunctierecht.

 

Wat de opvolging van MHP en de Grijze Wolven door de Veiligheid van de Staat betreft, behoort het tot de specifieke opdrachten van de Veiligheid van de Staat om extremistische en racistische organisaties op te volgen via de specifieke inlichtingskanalen waarover zij beschikt. Na analyse wordt de informatie meegedeeld aan de bevoegde Belgische autoriteiten. In het licht van de recente onlusten was er bovendien een intense samenwerking tussen diverse Belgische veiligheids- en politiediensten. Het spreekt bovendien voor zich dat de onlusten van oktober en begin november met meer dan gewone aandacht gevolgd werden.

 

02.03  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, er is dan toch minstens een instantie die het niet nodig heeft gevonden hieraan de nodige aandacht te schenken terwijl dat toch zou moeten: het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding. Het centrum hebben we helaas niet gehoord in deze discussie. Ik dacht dat dit toch zijn taak was.

 

Ten tweede. Ik vind het spijtig dat u hier nogal vergoelijkend over spreekt. U hebt het over kat-en-muisspelletjes. Nee, het waren zware vernielingen die werden aangericht. Kat-en-muisspelletjes, dat is een beetje heen en weer lopen door de straten, niet het kapot slaan van winkels en handelszaken. Dat zijn geen kat-en-muisspelletjes, dat valt niet te vergoelijken. Hoe is dat mogelijk? Dat komt doordat de satellietschotels uiteraard op Turkije zijn gericht. De derde en vierde generaties zouden beter hun satellietschotels over de haag of van het dak smijten om zich te richten op de televisiekanalen hier. Hier heeft men een veel gematigder visie op het conflict. Men wenst zich echter niet te integreren of te assimileren in onze samenleving. Dat is het probleem. U doet het af als een kat-en-muisspelletje. In uw partij zit u natuurlijk met een verkozene, de heer Emir Kir, die het moeilijk heeft om bij Turks-Koerdische of Turks-Armeense conflicten op het juiste spoor te blijven en er een houding in aan te nemen die zich meer confirmeert aan het Westerse denken. Dan heb ik de heer Moureaux in deze kwestie nog niet genoemd.

 

Mevrouw de minister, de eerder lauwe of lakse manier waarmee over deze conflicten wordt gesproken, baart mij zorgen. Het lijkt mij niet meer dan normaal dat de Grijze Wolven in het oog worden gehouden. Men zou er dan toch eens over moeten denken om, wanneer men hier partijen wil verbieden met honderdduizenden kiezers, dergelijke groupuscules te verbieden waarvan men weet dat zij geen goede bedoelingen hebben en waarvan men weet en ziet dat zij bepaalde gebaren hebben die te vergelijken zijn met of varianten zijn van de Hitlergroet. Dat hoor ik veel te weinig in deze discussie. Het politiek correcte denken domineert en op dat punt hebt u mij totaal geen afdoende antwoord gegeven op mijn vraag. Men laat de situatie bestaan, men laat ze verrotten. Op termijn zal men met nog meer conflicten te maken krijgen, denk ik. Ik dank u voor de uitvoerigheid van uw antwoord, maar niet voor de politieke strekking ervan. Excuseert u mij daarvoor.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de M. Joseph George à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "l'exécution des peines patrimoniales" (n° 448)

03 Vraag van de heer Joseph George aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de tenuitvoerlegging van de patrimoniale straffen" (nr. 448)

 

03.01  Joseph George (cdH): Monsieur le président, madame la vice-première ministre, c'est en dehors de toute polémique que je vous ai posé la question. En réalité, j'ai pris connaissance du rapport de la Cour des comptes de février 2007 que j'ai lu avec beaucoup d'attention.

 

Je vous ai posé des questions bien précises par écrit. En effet, le rapport établit que la moitié des amendes pénales n'est pas récupérée, que les peines subsidiaires ne sont pas exécutées. De plus, je m'interroge également sur la non-exécution de certaines confiscations.

 

La Cour des comptes faisait diverses suggestions tant à votre département qu'à celui du ministre des Finances; je questionnerai d'ailleurs celui-ci à ce sujet demain.

 

Je souhaiterais savoir comment les choses ont évolué à la suite de ce rapport de la Cour des comptes.

 

03.02  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, monsieur George, comme vous venez de le faire, je tiens à préciser que, jusqu'à présent, l'exécution des peines d'amendes prononcées par les tribunaux relève de l'autorité du ministre des Finances. Il s'agit là d'une conséquence historique d'une situation dans laquelle les amendes, considérées comme des recettes domaniales de l'État, ont suivi le régime général des recettes domaniales. Elles sont perçues à ce titre par des receveurs relevant de l'administration du Recouvrement qui a créé des bureaux particuliers à cet effet.

 

Cette répartition des tâches, d'origine historique et qui n'a encore jamais été remise en cause, a pour conséquence que ces fonctionnaires du Recouvrement appliquent les mêmes méthodes de travail et les mêmes critères de sélection des dossiers lorsqu'ils sont chargés de recouvrement d'amendes pénales et lorsqu'ils sont chargés de l'encaissement d'autres recettes, en particulier des recettes fiscales.

 

Or les critères de coûts et de bénéfices, notamment l'absence de bien permettant un recouvrement ou une saisie avec des chances de succès, s'ils sont justifiés dans une opération de collecte fiscale de type plus économique, ne répondent pas à l'objectif de la décision de condamnation, laquelle n'a pas pour objet essentiel l'encaissement d'une somme mais bien la sanction d'un comportement illégal.

 

Dans l'état actuel des choses, le gouvernement étant en affaires courantes, il ne m'est pas possible de prendre une initiative. En ce qui concerne l'Organe central pour la saisie et la confiscation (OCSC), dont la constitution a permis d'améliorer sensiblement la gestion des biens saisis et confisqués et la protection des intérêts patrimoniaux de l'État, notamment en permettant de retenir sur les sommes saisies les montants relevant de dettes fiscales ou sociales, je peux vous informer de ce qui suit.

 

Afin de tenir compte des remarques de la Cour des comptes, plusieurs modifications législatives ont déjà été adoptées entre-temps. Il s'agit en l'espèce des lois du 27 décembre 2006 et du 27 avril 2007 ainsi que du nouvel arrêté royal portant règlement général des frais de justice en matière répressive, également du 27 avril 2007. Ces nouvelles dispositions visent notamment une centralisation plus grande des données, un recouvrement des confiscations plus efficace et un renforcement des moyens mis à la disposition de l'OCSC.

 

Ainsi, l'article 92 §1 du nouvel arrêté royal relatif aux frais de justice stipule qu'endéans les trois jours, le greffier communique à l'OCSC une copie de tout jugement passé en force de chose jugée de condamnation emportant confiscation spéciale, ainsi qu'une copie de l'extrait de ce jugement remis dans le même délai au receveur de l'Eenregistrement et des Domaines.

 

En outre, endéans le même délai, le greffier communique par la voie électronique à l'administration centrale de l'Enregistrement et des Domaines responsable de la banque de données tous les éléments qui sont contenus dans tout extrait et qui sont nécessaires pour le traitement des données relatives aux confiscations.

 

Cette dernière obligation doit permettre au service des Finances de centraliser toutes les informations relatives à la confiscation, afin de pouvoir contrôler si toutes les décisions ont été correctement transmises aux receveurs territorialement compétents. À l'évidence, ce système reste à implémenter et la transmission des informations devrait alors se faire de manière plus efficace. Par ailleurs, l'OCSC a aussi proposé que tous les jugements et arrêts soient dorénavant notifiés à ses services en vue de diffusion aux receveurs compétents, ce qui permettrait de décharger les greffes de cette tâche.

 

La coordination de l'exécution des décisions judiciaires emportant confiscation d'avoirs et l'assistance aux autorités judiciaires a aussi été améliorée par une augmentation du personnel, prévue en 2007 et en 2008, ainsi que par le recrutement de deux magistrats de liaison. Ces derniers, entrés en fonction en juillet et octobre 2007, assistent la direction de l'OCSC dans l'exercice de ses missions habituelles et assurent également la liaison entre l'Organe central et les magistrats. S'agissant de membres du ministère public, ils sont notamment chargés des enquêtes de solvabilité du condamné visées à l'article 15 de la loi OCSC dont les résultats seront, le cas échéant, adressés aux receveurs des domaines.

 

Comme vous le constatez, je ne suis pas restée inactive. Toutefois, d'autres efforts devront encore être accomplis.

 

Pour le surplus, il appartiendra au prochain gouvernement de prendre des mesures complémentaires afin d'améliorer le système actuel.

 

03.03  Joseph George (cdH): Monsieur le président, je remercie Mme la ministre pour sa réponse. Le rapport de la Cour des comptes semble suggérer que ce soit le ministre de la Justice qui contrôle la situation, en tout cas plus que le ministre des Finances. Cette orientation a-t-elle été prise?

 

03.04  Laurette Onkelinx, ministre: La situation est toujours hybride, ce qui n'est pas bon!

 

03.05  Joseph George (cdH): J'en suis persuadé!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van mevrouw Carina Van Cauter aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de alternatieve straffen" (nr. 473)

04 Question de Mme Carina Van Cauter à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les peines de substitution" (n° 473)

 

04.01  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de alternatieve straffen werden onder andere ingevoerd om een oplossing te bieden aan het nog steeds bestaande probleem van de overbevolking in de gevangenissen.

 

Zoals nogmaals is gebleken uit een heel recente studie van criminologen van de VUB gewijd aan de toepassing en de uitvoering van de werkstraffen, is het aanbod van werkplaatsen voor de uit te voeren straffen ontoereikend.

 

Wij stellen eveneens vast dat in bepaalde gevallen onrealistische werkstraffen worden uitgesproken. Er bestaat geen duidelijkheid over de verdeling van de kostprijs voor de uitvoering van bepaalde werkstraffen. Er is tevens een groot verschil tussen de Gemeenschappen.

 

Mevrouw de minister, ik wil dus twee concrete vragen stellen. Ten eerste, welke maatregelen werden op vandaag genomen om te remediëren aan de problematiek?

 

Ten tweede, wie moet nu precies de kosten voor de uitvoering van de werkstraffen dragen? Is dat de verantwoordelijke waar de werkstraf wordt uitgevoerd of is dat de overheid?

 

04.02 Minister Laurette Onkelinx: Het aantal werkstraffen is de voorbije jaren aanzienlijk toegenomen. Zo gingen wij van 556 uitgesproken werkstraffen in 2002 naar 4.597 in 2003 en naar meer dan 10.000 in 2006. De zeer snelle toename gaat onvermijdelijk samen met enkele praktische problemen voor de uitvoering. U somt er enkele op, waaronder het probleem van het vinden van werkposten voor ’s avonds en tijdens het weekend. Die problemen beletten niet dat de correcte uitvoeringsgraad van de werkstraffen in de buurt van 90% komt.

 

Ik wil er u ook aan herinneren dat ik tijdens mijn mandaat verscheidene maatregelen heb genomen om de samenwerking tussen de justitiehuizen en de plaatsen waar de prestaties moeten worden verricht, te vergemakkelijken. Ik denk hierbij met name aan de aanzienlijk toegenomen budgettaire middelen, met meer dan 58%, voor de financiering van alle omkaderingsdiensten voor de alternatieve gerechtelijke maatregelen, aan de aanstelling in elk justitiehuis van een coördinator voor de alternatieve maatregelen, belast met de samenwerking met de werkplaatsen, en aan de oprichting van een overlegstructuur waarbij alle gerechtelijke en niet-gerechtelijke actoren die bij de werkstraffen betrokken zijn, bij mekaar komen.

 

Voorts herinner ik eraan dat de beperkte Ministerraad van 25 oktober 2006 besloten heeft dat de kosten voor de uitvoering van de werkstraffen verbonden aan de toepassing van de wetgeving betreffende het welzijn op het werk door Justitie zouden worden gedragen. Die beslissing werd bevestigd in het KB van 23 maart 2007.

 

Omdat het een complexe materie betreft, die rechtstreeks betrekking heeft op het statuut zelf van de personen die een werkstraf presteren, onderzoekt de administratie momenteel nog steeds de modaliteiten voor de aanwending van het KB, zodat de verschillende betrokken instanties de terugbetaling van de kosten die gemaakt werden om de wetgeving inzake het welzijn van de werknemers te respecteren, kunnen verkrijgen. Uit de informatie die mij meegedeeld wordt, blijkt dat dat werk binnenkort zal worden afgerond.

 

04.03  Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de minister, u zegt dat er een uitvoeringsgraad van ruim 90% is. Betekent zulks dat minder dan 10% niet wordt uitgevoerd?

 

04.04  Laurette Onkelinx, ministre: Elles sont toutes exécutées. (…)

 

04.05  Carina Van Cauter (Open Vld): Heb ik het goed begrepen dat de kosten worden gedragen door de verantwoordelijke waar de werkstraf wordt uitgevoerd, waarna het departement ze terugstort?

 

04.06 Minister Laurette Onkelinx: (…)

 

Ik heb geen verduidelijking. Als u een nieuwe schriftelijke vraag stelt, zal ik preciezer kunnen antwoorden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van mevrouw Carina Van Cauter aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de bescherming van de persoonsgebonden gegevens in vonnissen en arresten" (nr. 474)

05 Question de Mme Carina Van Cauter à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la protection des données à caractère personnel dans les jugements et arrêts" (n° 474)

 

05.01  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ingevolge de toename van het gebruik van geautomatiseerde bestanden nemen steeds meer bedrijven maatregelen voor de bescherming van persoonsgebonden gegevens.

 

Ook vonnissen en arresten bevatten gegevens die de identificatie van partijen, maar ook van medewerkers van het gerecht, van advocaten, deskundigen en getuigen mogelijk maken.

 

Werden lastens de Belgische Staat reeds procedures ingevolge inbreuk op de privacy van de rechtsonderhorigen gevoerd?

 

Welke maatregelen werden bij Justitie genomen, teneinde niet in botsing te komen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer?

 

05.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, voor alle duidelijkheid moet ik u meedelen dat de FOD Justitie niet over gegevens beschikt omtrent procedures tegen de Belgische Staat in verband met inbreuken op de privacy. Het is slechts indien de procedure wordt gevoerd tegen de Belgische Staat vertegenwoordigd door de minister van Justitie, dat mijn departement eventueel over gegevens beschikt. Elke minister is immers zelf verantwoordelijk voor zijn dossiers.

 

Ik kan u dan ook maar meedelen dat er nog geen procedures zijn geweest tegen de Belgische Staat vertegenwoordigd door de minister van Justitie, waarbij de Belgische Staat wegens inbreuk op de privacy werd veroordeeld.

 

Uit uw vraagstelling meen ik te mogen begrijpen dat u van oordeel bent dat er op basis van de privacywetgeving aan onze rechtbanken beperkingen zouden kunnen worden opgelegd om bepaalde gegevens in de vonnissen of arresten op te nemen. Het spreekt echter voor zich dat dit niet het geval is, aangezien iets anders stellen zou betekenen dat derden aan een onafhankelijke en onpartijdige rechter zouden kunnen opleggen wat de betrokken rechter al dan niet mag opnemen aan gegevens in de vonnissen en arresten.

 

Bovendien zijn alle voorbeelden van gegevens die in vonnissen voorkomen en die u zopas opsomde, allemaal gegevens die op basis van het Gerechtelijk Wetboek in de vonnissen of arresten moeten worden opgenomen.

 

Ook zijn vonnissen en arresten geen geautomatiseerde bestanden, zoals u schijnt te suggereren.

 

Ten slotte kan ik u een aantal voorbeelden meedelen van maatregelen die Justitie nam om de privacywetgeving te respecteren. Ik denk bijvoorbeeld aan de beveiliging van de informaticanetwerken van Justitie en aan het feit dat wetenschappelijk onderzoek op basis van justitiële gegevens enkel wordt toegestaan na gunstig advies van de Privacycommissie, zoals vereist door de privacywet, enzovoort.

 

05.03  Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de minister, ik had het niet specifiek over de vonnissen en arresten op zich, maar over de weergave ervan in heel wat wetenschappelijke tijdschriften en dergelijke, waarin al deze gegevens mee worden opgenomen. Ik weet niet hoe u daarmee omgaat.

 

05.04 Minister Laurette Onkelinx: Openbare vonnissen en arresten?

 

05.05  Carina Van Cauter (Open Vld): Ja.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de begroting van Justitie" (nr. 477)

06 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le budget de la Justice" (n° 477)

 

06.01  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in de begrotingswijziging voor Justitie, van mei 2007, is er een post met nr. 5602/1206 waarvoor in een verhoging met 500.000 euro aan werkingskosten is voorzien. Uit goede bron mocht ik vernemen dat dit budget wordt voorzien voor de gerechtskosten van het proces Lernout & Hauspie. Ik vraag u dit te bevestigen. Het is algemeen bekend dat Lernout & Hauspie voor veel spaarders, voor veel particulieren, een financiële aderlating zijn geweest. De vraag stelt zich nu hoeveel dit de overheid zal kosten.

 

Klopt het gerucht als zou in deze 500.000 euro voorzien zijn voor de gerechtskosten van het proces Lernout & Hauspie? Wat heeft dit dossier tot op heden al gekost aan de overheid? Is dat qua kostprijs vergelijkbaar met andere dossiers uit het verleden? Wat zal naar schatting het totale kostenplaatje zijn in dit dossier? Kunt u een detail geven van de door de overheid geplande uitgaven voor dit dossier?

 

06.02  Laurette Onkelinx, ministre: Madame Lahaye, si vous le permettez, je répondrai en français. Le poste de 500.000 € que vous avez évoqué se rapporte non pas à des frais de justice mais à des frais de fonctionnement de la justice spécialement occasionnés par le procès Lernout & Hauspie. Ils couvrent principalement les frais de location de la salle au palais des congrès de Gand, à concurrence de 5.500 € par jour de procès (location, personnel de sécurité, accueil, photocopieuse, nettoyage, vestiaires, etc.) Ce prix comprend tout. Il s'agit évidemment d'un procès exceptionnel que l'on ne peut comparer à aucun autre dossier. Il n'y a pas moins de 18.000 parties civiles. C'est une situation particulière qu'il convient de gérer.

 

Le montant de 500.000 € sera-t-il suffisant? Je l'ignore. Tout dépendra du déroulement ultérieur du procès. Les plaidoiries de la défense débutent en janvier. Il est possible qu'elles soient suivies de nombreuses répliques. Si le procès se prolonge au-delà des prévisions, il faudra peut-être dégager des moyens supplémentaires pour couvrir les frais de location de la salle. Actuellement, nous ne sommes pas en mesure de procéder à cette évaluation.

 

Ce procès de nature exceptionnelle engendre certes des frais de fonctionnement tout aussi exceptionnels mais, par ailleurs, il pose certains problèmes dans le ressort de la cour d'appel de Gand. En effet, trois juges et des référendaires ont été assignés pour s'en occuper. Par conséquent, l'organisation en est pour l'instant difficile et une grande solidarité de l'ensemble des acteurs judiciaires est nécessaire pour gérer cette situation extraordinaire.

 

Dans votre question figure une petite phrase qui a peut-être été insérée par erreur.

 

Ik citeer: "Volgende vraag, 18 oktober: alle FOD’s moeten een intern controleorgaan oprichten. Dit moet er nu zeker komen voor de FOD Justitie”. Dat is een schriftelijke vraag. Het was enigszins speciaal. Er werd een controleorgaan bij de FOD Justitie opgericht.

 

06.03  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de minister, ik wens niet te repliceren en dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de overdracht van het elektronisch toezicht naar de justitiehuizen" (nr. 478)

07 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le transfert de la surveillance électronique aux maisons de justice" (n° 478)

 

07.01  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de minister, op 1 september werd het elektronisch toezicht van het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht overgeheveld naar de justitiehuizen. De justitiehuizen hadden tot op dat moment wel ervaring met de begeleiding van ex-gevangenen, maar niet met de controle op gevangenen met een enkelband. De justitiehuizen zouden voor die controletaak worden versterkt door personeelsleden van het Nationaal Centrum die de overstap naar de justitiehuizen hebben gemaakt. In het kader van de overdracht, die ondertussen bijna drie maanden ver is, heb ik de volgende concrete vragen, mevrouw de minister.

 

Hoeveel gedetineerden zijn er vandaag onder elektronisch toezicht? Denkt u de doelstelling van 1.000 te halen tegen eind dit jaar?

 

Hoeveel personeelsleden van het Nationaal Centrum hebben de overstap naar de justitiehuizen gemaakt? Zijn er die geweigerd hebben om naar de justitiehuizen te gaan? Waar zijn die personen nu aan de slag?

 

Is er ingepland om extra sociale assistenten aan te werven voor de opvolging van de gedetineerden onder elektronisch toezicht in de justitiehuizen? In welke opleiding is voor die personen in het kader van de overdracht voorzien?

 

Hoe verloopt de opvolging van gedetineerden met een enkelband vandaag? Ik denk dat de controle tijdens de kantooruren door het justitiehuis gebeurt. ’s Avonds en ’s nachts staat het nationaal centrum nog voor alles alleen in. Als bijvoorbeeld iemand spoorloos is, aan wie wordt het signaal door het nationaal centrum na de werkuren en tijdens het weekend doorgegeven?

 

Zal het nieuwe systeem van opvolging door de justitiehuizen worden geëvalueerd? Dat is misschien een moeilijke vraag in deze periode van lopende zaken.

 

07.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, het elektronisch toezicht werd inderdaad van het directoraat-generaal Strafinrichtingen overgeheveld naar de justitiehuizen. Die overheveling ging gepaard met enkele administratieve problemen, waardoor het niet mogelijk was om door te gaan met de verhoging van het aantal personen dat onder elektronisch toezicht geplaatst is. Eind vorige week stonden er 550 personen onder elektronisch toezicht.

 

Al het personeel van de monitoring en de meeste maatschappelijke werkers werden overgeplaatst naar de justitiehuizen. Een bepaald aantal contractuele maatschappelijk werkers heeft echter de afdeling van het elektronisch toezicht verlaten om naar de penitentiaire sector te gaan, omdat zij geslaagd waren voor het statutair examen voor die sector en omdat zij opgeroepen werden om hun benoemingsstage uit te voeren.

 

Momenteel lopen er 73 aanwervingen voor justitieassistenten. De examens zijn gedaan. Sommigen zullen aangesteld worden voor het elektronisch toezicht, naar gelang van de behoeften die door de directeurs van de justitiehuizen in de verschillende arrondissementen gedefinieerd werden.

 

Er zijn thans opleidingen bezig, zowel voor de reeds werkende beambten als voor de beambten die nu in dienst komen.

 

De opvolging van de personen die onder elektronisch staan, gebeurt aan de hand van de methodologische regels van de dienst Justitiehuizen, waardoor het re-integratieproces van de gedetineerde in de maatschappij meer coherent wordt, en aan de hand van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de gedetineerden.

 

Het penitentiair verlof, het elektronisch toezicht, de beperkte hechtenis en de voorwaardelijke invrijheidstelling worden thans inderdaad beheerd door de justitiehuizen onder verantwoordelijkheid van de bevoegde overheid. In geval van incidenten is uiteraard de circulaire van het College van procureurs-generaal van 27 maart 2007 betreffende de voorlopige aanhouding van toepassing.

 

In de FOD Justitie werd een begeleidingscomité voor de overdracht van het elektronisch toezicht opgericht. Het evalueert permanent de situatie, zodat de eventueel nodige verbeteringen kunnen worden aangebracht. Bovendien zal er een officiële overlegstructuur ingesteld worden met alle actoren die bij de kwestie betrokken zijn.

 

07.03  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik heb geen repliek.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le président: La question n° 483 de Mme Lalieux est retirée.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.16 uur.

La réunion publique de commission est levée à 11.16 heures.