Commissie voor de Financiën en de Begroting |
Commission
des Finances et du Budget |
van woensdag 14 november 2007 Voormiddag ______ |
du mercredi 14 novembre 2007 Matin ______ |
La séance est ouverte à 10.09 heures et présidée par M. François-Xavier de Donnea.
De vergadering wordt geopend om 10.09 uur en voorgezeten door de heer François-Xavier de Donnea.
- mevrouw Linda Vissers aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de vertraging bij de terugbetaling van de registratierechten" (nr. 98)
- de heer Guy Coëme aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de achterstand bij de terugbetaling van de registratierechten bij de wederverkoop op korte termijn van een onroerend goed" (nr. 330)
- de heer Jan Jambon aan de minister toegevoegd aan de minister van Financiën, belast met de Modernisering van de Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude over "de problemen bij de terugbetaling van registratierechten" (nr. 343)
- Mme Linda Vissers au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le retard dans le remboursement des droits d'enregistrement" (n° 98)
- M. Guy Coëme au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le retard dans le remboursement des droits d'enregistrement en cas de revente d'un bien immobilier à bref délai" (n° 330)
- M. Jan Jambon au ministre adjoint au ministre des Finances, chargé de la Modernisation des Finances et de la Lutte contre la fraude fiscale sur "les problèmes relatifs au remboursement des droits d'enregistrement" (n° 343)
01.01 Linda Vissers (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, sinds het principe van de meeneembaarheid is ingevoerd, is het aantal mensen dat om terugbetaling van registratierechten vraagt, hoog opgelopen. Tussen 2002 en mei 2004 hebben al bijna 18.000 burgers die meeneembaarheid genoten. Ongeveer 11.000 mensen genoten de meeneembaarheid door verrekening en ongeveer 6.000 door een teruggave.
Het is een succes, maar het moet wel uitgevoerd kunnen worden. De wachttijden zijn nu opgelopen tot ongeveer twee jaar, door het personeelstekort op de dienst van Financiën, zo wordt ons gezegd.
Een werkgroep moest het probleem van de vertraging in de terugbetalingen aanpakken. Vandaar mijn vragen aan de minister.
Ten eerste, wanneer werd de opdracht tot oprichting van een werkgroep gegeven?
Welke samenstelling stelde men in het vooruitzicht?
Welke resultaten werden tot op heden bereikt?
Wanneer voorziet de minister dat alle problemen opgelost zullen zijn?
Dient er bijkomend personeel ingezet te worden om de terugbetalingsdossiers sneller te kunnen afhandelen? Ik vermoed van wel, omdat mensen van de dienst ons zelf zeggen dat er een personeelstekort is. In voorkomend geval, waarom hebt u dan geen voorzorgsmaatregelen genomen qua personeelsbestand?
01.02 Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de inleiding heeft mevrouw Vissers op een schitterende manier geschetst. Ik wil er misschien nog even aan toevoegen dat we in de pers vernomen hebben dat een anoniem federaal ambtenaar zijn beklag doet over de oorzaken van het probleem: nijpend personeelstekort, computersystemen die werden opgedrongen maar niet voldoen aan de verwachtingen, groot personeelsverloop, veel energie in opleiding van nieuw personeel en dergelijke.
Mijn vragen vullen de vragen van mevrouw Vissers aan.
Hebt u zicht op het aantal dossiers dat tot op heden is afgerond met betrekking tot de teruggave in het kader van de meeneembaarheid van de registratierechten? Wat was de gemiddelde wachttijd voor de mensen? Hoeveel dossiers zijn er hangende bij de betrokken belastingdienst?
Bent u op de hoogte van de problemen bij het departement AKRED? Wat is uw mening over de problemen? Welke acties wilt u ondernemen om de problemen te verhelpen.
Ten derde, hebt u de Vlaamse overheid betrokken bij de werkzaamheden van de werkgroep, die naar wij vernemen nog steeds niet samengekomen is? Indien ja, had ik graag wat meer uitleg gekregen. Indien neen, waarom vond u het niet wenselijk om de Vlaamse overheid hierbij te betrekken?
Ten vierde, vanaf welke datum zal de teruggave automatisch plaatsvinden en niet meer voorafgegaan worden door een voorafgaande controle van de verkoopprijs, zoals nu nog steeds het geval blijkt te zijn? Onzes inziens is dat een administratief te zware procedure.
Ten slotte, acht u het voldoende dat de federale belastingdienst instructies geeft om de maandelijkse termijn in te korten om de problemen van de baan te krijgen of zijn er structurele maatregelen nodig om het succes van de Vlaamse maatregelen te vrijwaren?
01.03 Minister Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Vissers, mijnheer Jambon, als bijlage heb ik een tabel die ik aan de voorzitter zal geven om te kopiëren. Welnu, daarin vindt u in een eerste deel een statistiek met een overzicht van de terugbetalingen voor de jaren 2004 tot en met 2006, onder andere in het kader van de meeneembaarheid, met voor elk jaar het aantal ontvangen dossiers, het aantal te behandelen dossiers, het aantal behandelde dossiers en het aantal nog te behandelen dossiers op het einde van het jaar.
Uit de cijfers blijkt dat er op jaarbasis voor het Vlaamse Gewest veel meer nog te behandelen dossiers zijn. Dat wordt verklaard door de nieuwe mogelijkheden tot teruggave ingeschreven in de wetgeving, door dat Gewest sinds 2002 en door hun bijzondere complexiteit. Zo zijn bepaalde fiscale voordelen alleen mogelijk bij wijze van teruggave.
Het tweede deel omvat een overzicht van de teruggaven voor het Vlaams Gewest in het kader van de meeneembaarheid voor de jaren 2004 tot en met 2006 en voor het jaar 2007 tot en met de maand juni.
Cijfers over de gemiddelde wachttijd zijn nog niet voorhanden. Het instrument perfomant management en het opmaken van boordtabellen over deze materie zouden dit mogelijk moeten maken.
Er werden reeds verschillende mondelinge en schriftelijke vragen hierover gesteld aan de minister van Financiën. Nieuwe bevoegdheden werden aan de Patrimoniumdocumentatie toegekend, waaronder het opmaken van attesten van erfopvolging en het gratis registreren van bepaalde huurcontracten, terwijl de personeelsplannen met vertraging werden uitgevoerd. Het bekomen van bijkomend personeel om de teruggave aan te pakken, is dan ook zeer wenselijk. Daarenboven dient rekening te worden gehouden met de complexiteit van de teruggavedossiers, in het bijzonder deze in het kader van de meeneembaarheid.
In de instructie van 30 oktober 2007 werden op korte termijn een aantal maatregelen genomen waarvan de belangrijkste de volgende zijn. Ten eerste, vaststellen van een redelijke behandelingstermijn voor de teruggavedossiers, hetzij in principe zes maanden. In voorkomend geval verlengd tot acht maanden indien het een complex dossier betreft. Ten tweede, beslissing om het teruggavedossier en de controle van de venale waarde, waarvoor de administratie beschikt over een termijn van twee jaar, te scheiden, zodat deze controle de teruggave niet meer belemmert. Ten derde, versoepeling van de toekenning van de intresten waarvan hiervoor sprake. Ten vierde, betere informatie aan de verzoekers over de toestand van hun dossier en over de mogelijkheid tot het bekomen van intresten.
Op middellange termijn zal het geheel van de teruggavedossiers worden geanalyseerd en geautomatiseerd. Daartoe werd een werkgroep aangesteld. Op middellange termijn zou het vermelde instrument performant management alsmede de opmaak van boordtabellen over die materie moeten toelaten de problemen te signaleren om te gepasten tijde de noodzakelijke maatregelen te kunnen nemen om die problemen op te lossen. Die werkgroep werd nu samengesteld en zal zo snel mogelijk van start gaan. Voor de startvergadering worden afgevaardigden van alle regionale ministers uitgenodigd.
De loskoppeling van de teruggavedossiers en de controle van de verkoopprijs vond plaats door voormelde instructie.
Ik verwijs ook naar de vermelde antwoorden aangaande de wenselijkheid van het bekomen van bijkomend personeel voor de behandeling van de aanvragen tot teruggave, in het bijzonder die in het verband met de meeneembaarheid, maar waarbij rekening gehouden moet worden met hun complexiteit en de op stapel staande automatisering van het teruggaveproces.
Normaal gezien ontving u de desbetreffende tabel.
01.04 Linda Vissers (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik haal geen voldoening uit uw antwoord. U zegt dat de werkgroep opgestart zal worden, maar in 2004 was er al sprake van dat er een werkgroep zou komen. Ook in 2006 is er even sprake van geweest dat die werkgroep opgestart zou worden. Nu is het bijna 2008 en zult u die werkgroep eindelijk opstarten, terwijl er nog zo veel dossiers liggen te wachten op behandeling.
Er blijven ook heel wat problemen bestaan rond het feit dat de mensen niet gespecialiseerd zijn. Minister Reynders spreekt nu opeens over weghalen uit de lokale registratiekantoren en doorschuiven naar gespecialiseerde cellen. Dat zijn allemaal zaken die minister Reynders even in de pers meedeelt om de mensen stil te houden, maar wij zien dat er op dit moment nog enorm veel dossiers liggen te wachten op verwerking.
Ik ga ervan uit, als er op die manier wordt voortgewerkt, dat die stapel alsmaar hoger wordt en niet meer bijgewerkt geraakt.
Ik kan mij dus absoluut niet vinden in uw antwoord.
Ik heb ook niets gehoord over het volgende feit. Op een vraag van een aantal collega's in het Vlaams Parlement antwoordde minister Van Mechelen dat hij een aantal brieven heeft gestuurd naar minister Reynders, maar dat hij soms een jaar moest wachten op een antwoord. Ik stel mij vragen bij een aantal zaken die er gebeuren. Als er zo wordt voortgewerkt, dan denk ik dat de mensen nog heel lang zullen moeten wachten op de afwerking van hun dossier.
Hetzelfde doet zich voor bij de belastingen. De ambtenaren in de belastingkantoren hebben altijd geklaagd, omdat zij nog moesten werken zoals in de middeleeuwen, zonder computer en zo meer. Opeens kan het wel. Als men een beetje goede moed heeft en er een beetje vaart achter zet, dan kan men op korte tijd die dossiers wel oplossen. Men moet het niet laten aanslepen. Ik vind het spijtig dat men nu pas, na zoveel jaren, een werkgroep gaat opstarten waarvan al sprake was drie jaar geleden.
01.05 Jan Jambon (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, het gaat hier over een administratie op het federale niveau die decretaal zaken moet uitvoeren die op het Vlaamse niveau bepaald worden en de middelen terug naar Vlaanderen moet brengen. Zou het niet beter zijn dat die administratie overgeheveld wordt naar de Gewesten? Is dat niet de fundamentele oplossing?
01.06 Hervé Jamar, ministre: Monsieur le président, j'ai ici un dossier d'instruction de 25 pages qui m'a été envoyé par l'administrateur général M. De Brone mais, par souci de déontologie, je ne peux vous en remettre une copie.
Je rappelle que nous avons affaire à trois législations – c'est normal, nous sommes en Belgique – qui connaissent des évolutions différentes. En tant "qu'agents récolteurs" – si je puis m'exprimer ainsi –, nous avons l'obligation de "jongler" avec ces trois législations.
Je rappelle aussi que j'ai dit la semaine dernière, à l'occasion d'une question qui m'avait été posée, qu'il n'est pas toujours aisé de trouver des agents de niveau A et B capables de travailler sur des dossiers aussi complexes et qui touchent à l'enregistrement, aux douanes, à la trésorerie, etc.
Dans ce cas, je répète que, dans un souci déontologique, je ne peux vous remettre le dossier d'instruction. Peut-être pourrez-vous vous le procurer en contactant l'un ou l'autre fonctionnaire mais, pour ma part, je m'interdis de le faire. Toujours est-il que le dossier d'instruction est clair en la matière et l'administrateur général en est parfaitement conscient.
Le président: Le mieux serait que chaque Région perçoive elle-même ces droits.
01.07 Hervé Jamar, ministre: Voilà un sujet de négociation supplémentaire!
Le président: Une telle réforme ne relève pas du communautaire. Toutefois, elle permettrait d'augmenter l'efficacité de l'État.
Au lieu de perdre du temps avec certaines matières, il serait préférable de s'occuper de ce genre de questions.
Il faut savoir que les droits d'enregistrement sont totalement régionalisés. Finalement, c'est la Région qui perçoit 100% des droits d'enregistrement.
01.08 Hervé Jamar, ministre: Oui, mais nous sommes confrontés au problème du revenu cadastral.
Le président: Effectivement, le cadastre reste de la compétence fédérale. C'est un sujet qui mériterait d'être examiné par un comité des sages s'intéressant aux problèmes des gens.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Linda Vissers aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de forfaitaire vergoeding voor woon-werkverkeer" (nr. 132)
02 Question de Mme Linda Vissers au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "l'indemnité forfaitaire pour les déplacements entre le domicile et le lieu de travail" (n° 132)
02.01 Linda Vissers (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, vanaf het fiscale inkomstenjaar 1992 werd het forfaitair bedrag voor de verplaatsingen naar en van de vaste plaats van tewerkstelling vastgelegd op 0,15 euro per afgelegde kilometer.
Sinds 1992 zijn de uitgaven voor de automobilisten gestegen door onder meer de verkeersbelasting en de garagekosten, maar vooral door de hoge brandstofprijzen.
We konden vorige week nog in de kranten lezen dat ook de Vlaamse Automobilistenbond VAB pleit voor een verhoging van de fiscale aftrek op woon-werkverkeer.
Dit forfaitair bedrag werd op heden nog niet aangepast aan de levensduurte. Andere fiscale aftrekken werden wel geïndexeerd. In beginsel kon het bedrag van 0,15 euro jaarlijks worden geïndexeerd overeenkomstig de regel vermeld in artikel 179. Zal het forfaitair bedrag dat een werkelijke beroepskost vertegenwoordigt voor het inkomstenjaar 2007 worden aangepast aan de huidige levensstandaard?
Ik verwijs even naar de kranten waarin de Vlaamse Automobilistenbond VAB zegt dat men nu al jaren 0,15 euro per kilometer rekent, en dat dit nu zeker zou mogen worden verhoogd met 0,10 euro. Ik hoop dat mensen die met de eigen wagen naar het werk rijden dit jaar eindelijk beloond zullen worden.
02.02 Minister Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Vissers, het bedrag van 0,15 euro dat onder meer wordt vermeld in de artikelen 66 en 66bis van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992 wordt in beginsel jaarlijks geïndexeerd, overeenkomstig de regel vermeld in artikel 178 van dat Wetboek en niet in artikel 179 zoals verkeerdelijk vermeld in uw vraag.
De correcte toepassing van die regel zou evenwel ertoe leiden dat het geïndexeerde bedrag 0 euro bedraagt en dus heeft mijn administratie, met mijn akkoord, steeds het niet-geïndexeerde bedrag behouden.
Aangezien een eventuele aanpassing van dat bedrag geen budgettaire neutrale operatie is, zal het aan de toekomstige regering toekomen om daaromtrent een beslissing te nemen.
02.03 Linda Vissers (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik zal mijn vraag dus opnieuw moeten stellen aan de nieuwe minister.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de toepassing van de wetgeving inzake de forfaitaire grondslagen van aanslag vastgesteld voor de laagstamfruittelers" (nr. 160)
03 Question de M. Bert Schoofs au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "l'application de la législation relative aux bases forfaitaires de taxation fixées pour les exploitants de vergers à basses tiges" (n° 160)
03.01 Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, mijn vraag gaat over een discrepantie in fiscale behandeling van laagstamfruittelers die in 2005 werd vastgesteld, tussen Vlaamse fruittelers enerzijds en Waalse fruittelers anderzijds. Die discrepantie was te vinden in de fiscale gegevensbank Fisconet voor het aanslagjaar 2005, inkomsten 2004. Een normaal regime belast op forfaitaire grondslag de laagstamfruitteler via afspraken met de sector. Indien er echter meer winsten behaald worden zijn bijkomende belastingen mogelijk. Die meerwinsten kunnen bestaan uit een verkoop van de stock einde winter, prijsstijgingen en dergelijke. Wat gebeurt er dan? De meeropbrengst per kilo per hectare wordt bijkomend belast op grond van een fictieve oppervlakte. Die fictieve oppervlakte is aan te geven door de teler zelf.
De discrepantie bestaat erin dat voor Vlaanderen in de administratieve richtlijn wordt bepaald dat de aanslagambtenaar zijnerzijds de toepassing van het forfait mag weigeren indien hij in staat is te bewijzen dat de werkelijke winst aanzienlijk hoger is dan de forfaitair bepaalde winst. De administratieve richtlijn voor de Waalse laagstamfruittelers bepaalt echter dat "de son côté, le fonctionnaire taxateur peut refuser l'application du forfait lorsqu'il est à même d'établir que le bénéfice réel excède sensiblement le bénéfice forfaitaire du fait que le contribuable n'a pas déclaré ses hectares fictifs correctement." De controleambtenaar in het Waalse landsgedeelte mag dus enkel op werkelijke ontvangsten belasten op voorwaarde dat de fictieve oppervlakte niet correct aangegeven is.
Die voorwaarde staat – of stond, dat zal blijken uit uw antwoord, mijnheer de minister - in de administratieve richtlijn zelfs vet gedrukt. De Vlaamse controleambtenaar heeft dus de instructie om ook bij correcte oppervlakteaangifte het forfait naast zich neer te leggen wanneer hij dat kan bewijzen. Zelfs bij correcte aangifte volgens forfait mag of mocht er in Vlaanderen extra getaxeerd worden.
In 2005 was dat een duidelijke discrepantie. Ik heb er toen ook een vraag over gesteld aan uw voorganger. Minister Reynders volstond destijds met het standpunt dat de regels en de toepassingsmodaliteiten eenvormig zouden worden gemaakt. Hij voegde eraan toe dat de akkoorden van de sector primeren. Het zou er nog aan ontbreken.
Wat is er in een jaar gebeurd? Hoe staat het met de inkomsten van 2005, aanslagjaar 2006? Zijn de verschillen in behandelingswijze tussen Vlaanderen en Wallonië in verband met de belasting op meerwinsten in geval van fictieve oppervlakte weggewerkt? De vraag is eenvoudig. Worden die Waalse meerwinsten nu verplicht getaxeerd op grond van de fictieve oppervlakte? Is dit eenvormig gemaakt volgens het Vlaamse systeem? Worden die Vlaamse meerwinsten nu facultatief getaxeerd op grond van fictieve oppervlakte, namelijk uitsluitend in geval van een correcte opgave? Is met andere woorden het Waalse systeem uitgebreid over het ganse grondgebied? Het zou ook interessant zijn mocht ik cijfers krijgen die ik van uw voorganger niet mocht verkrijgen. Wat heeft die benadeling van de Vlaamse laagstamfruitteler uiteindelijk in cijfers opgeleverd? Zijn er uiteindelijk cijfers te verkrijgen? Ik heb er al een jaar geleden om gevraagd en ik hoop dat ze nu beschikbaar zijn.
03.02 Minister Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Schoofs, vanaf het aanslagjaar 2007 – inkomsten van 2006 – werden de door het geachte lid beoogde tekst van de forfaitaire grondslagen van aanslag voor de laagstamfruittelers van Oost- en West-Vlaanderen en West-Brabant, de laagstamfruittelers van Limburg en Hageland en de laagstamfruittelers van Wallonië eenvormig gemaakt.
De tekst van de forfaitaire grondslag van aanslag van de laagstamfruittelers van Wallonië voor het aanslagjaar 2006 – inkomsten van 2005 – kan niet worden gewijzigd. De voormelde tekst maakt deel uit van het akkoord dat met de betrokken beroepsgroeperingen werd gesloten. De administratie kan niet eenzijdig op het akkoord terugkomen.
Het opmaken van de door het geachte lid gevraagde statistieken vormt geen prioritaire taak van de administratie, temeer omdat de bedoelde teksten voortaan identiek worden opgesteld.
Ik heb hier bij mij de heer Vercruysse, die iedere dag met de Boerenbond en met FWA, dus met de vakbonden, spreekt en de dossiers behandelt.
03.03 Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, neem het mij niet kwalijk, maar het antwoord volstaat niet.
Het zou gemakkelijk gekund hebben – dat zegt u echter niet – dat voor de inkomsten 2006, aanslagjaar 2007, toch de akkoorden met de Vlaamse beroepsgroeperingen werden heronderhandeld. De betrokkenen zouden graag op de uitnodiging zijn ingegaan.
Het had eens andersom moeten zijn geweest. Ik zou wel eens willen weten wat de Vlaamse laagstamfruittelers op basis van de huidige regeling de voorbije twee jaar meer hebben betaald dan hun Waalse collega’s. Dat zou mij echt interesseren. Ik herhaal het, mocht het andersom zijn geweest, het edele Belgenland had op zijn kop gestaan en het valt nu al bijna uit elkaar.
Een gelijke behandeling in de fiscaliteit is toch een van de basisregels van de rechtsstaat. Dat is een constitutionele regel, die in de Grondwet is opgenomen. Net op dat vlak ontstaat een communautair probleem. Ik kan niet anders dan verbaasd zijn over zoveel négligence, als ik het Franstalige woord mag gebruiken.
U, liberaal zijnde, zou toch moeten weten dat, wanneer aan de ene helft van het land een zwaardere belasting of zwaardere administratieve regels worden opgelegd dan aan de andere helft van het land, dat een concurrentienadeel schept. Er kunnen door de betrokken beroepsgroep immers minder investeringen worden doorgevoerd. Het is een kwestie van eenvoudige rechtvaardigheid.
Indien het opstellen van de statistieken voor de Vlaamse laagstamfruittelers geen prioriteit is, zal dat voor de Waalse laagstamfruittelers misschien wel het geval zijn geweest.
Ik aanvaard het antwoord dus niet en zal in de toekomst nog op het dossier terugkomen, eventueel ook bij de volgende regeringen. Immers, wat fout is gegaan, moet worden rechtgezet, ook tegenover de Vlaamse laagstamfruittelers, die onder een concurrentienadeel hebben geleden.
03.04 Hervé Jamar, ministre: Je ne peux pas laisser dire cela, monsieur le président.
Monsieur Schoofs, pour ce qui est des taxations forfaitaires, nous discutons avec les syndicats représentatifs et sommes obligés d'établir des accords, que nous détenons d'ailleurs. Les mettre en application n'est pas toujours chose aisée. Certes, on peut faire un problème communautaire de tout. Mais les syndicats représentatifs en l'occurrence ne nous ont jamais réclamé quoi que ce soit en la matière.
Bien entendu, une rumeur peut être source de débats et de suppositions. Je veux bien que l'on dise n'importe quoi, mais, à ce sujet, je suis très clair: les négociations ont toujours lieu conformément aux règles et avec l'accord signé des syndicats représentatifs. En cas de plainte, il convient de s'adresser aux syndicats! Lors des négociations, nous en tenons compte, mais on ne peut tirer dans tous les sens!
Le président: Les syndicats ne font pas toujours l'unanimité!
03.05 Hervé Jamar, ministre: À l'instar des partis politiques!
03.06 Bert Schoofs (Vlaams Belang): Men had dat toch kunnen suggereren aan de Vlaamse beroepsgroepering. Ik meen dat die daarmee wel akkoord gegaan zou zijn. Als men nu een duizendtal fruittelers 1.000 euro meer belast, is dat meteen een verschil van 1 miljoen euro voor de sector.
Misschien mogen wij de betrokken beroepsgroepering met de vinger wijzen, maar de administraties moeten er toch ook nauwgezet op toezien dat die regels eenvormig gemaakt worden. Trouwens, het was beloofd door uw voorganger, mijnheer de staatssecretaris. U kunt zich daar in feite niet achter verschuilen. Er was beloofd dat de regels eenvormig gemaakt zouden worden. Er is dus wel degelijk een verantwoordelijkheid vanuit de overheid. Uw voorganger heeft dat zelf met zoveel woorden toegegeven.
De voorzitter: U zult hier wellicht later op terugkomen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Maya Detiège aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Europese Zaken, over "de BTW-heffing van 21% voor psychotherapie" (nr. 276)
04 Question de Mme Maya Detiège au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargé des Affaires européennes, sur "le taux de TVA de 21% auquel est soumis la psychothérapie" (n° 276)
04.01 Maya Detiège (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, heel wat mensen hebben te kampen met psychische problemen en door de huisarts worden zij vaak doorverwezen naar een psychotherapeut. Dat is geen overbodige luxe, want psychisch lijden brengt vele drama’s met zich mee. Sommige patiënten lijden aan depressie, andere mensen zijn ernstig suïcidaal, ze durven uit angst de straat niet meer op, ze lijden aan persoonlijke trauma’s of hebben persoonlijkheidsstoornissen.
Die patiënten
betalen 21% btw voor een soms lange therapie bij een zelfstandige
psychotherapeut. Men kan moeilijk spreken over “luxe” wanneer alles donker
wordt, men wanhopig uit de put probeert te klauteren en daarbij kiest voor
professionele hulp. Wat ik wel heel bizar vind, is dat er bij een
psychotherapeut die hetzelfde werk doet in een CAW, bij geestelijke
gezondheidszorg of in een ziekenhuis, geen btw-heffing is. Bij een zelfstandige
therapeut is er wel een btw-heffing van 21%. Ik vind dat echt niet meer van
deze tijd.
Bent u bereid de
btw-heffing voor zelfstandige psychotherapeuten aan te passen en hen gelijk te
schakelen met hun collega’s die bijvoorbeeld in een ziekenhuis, een CAW of in
de geestelijke gezondheidszorg werken?
04.02 Minister Hervé Jamar: De heer Reynders en ik hebben in wezen geen bezwaar tegen de uitbreiding van de in het btw-wetboek bedoelde vrijstelling van artikel 44 paragraaf 1 tweede punt voor de diensten van zelfstandige psychotherapeuten, alsook voor de diensten verricht door andere bepaalde beoefenaars van niet-conventionele praktijken op geneeskundig gebied.
Vooraleer het artikel kan worden uitgebreid, is het evenwel noodzakelijk dat alle voorwaarden voor de uitoefening van die praktijken wettelijk worden vastgesteld, inzonderheid wat de registratie betreft van de gemachtigde beoefenaars, een lijst van al dan niet toegelaten handelingen en de vereiste vorming. Dat alles behoort niet tot het fiscaal domein, maar moet wel dienen als uitgangspunt voor een fiscale toepassing.
Ook mevrouw Gerkens, die hier aanwezig is, heeft in 2005 - 2006 een vraag over de kwestie gesteld.
Nous sommes d'accord sur le sujet mais il faut une reconnaissance, une objectivation.
04.03 Maya Detiège (sp.a-spirit): Dan zal ik minstens met de mensen op het terrein samen moeten zitten. Ik zie mevrouw Gerkens al knikken. Als de erkenning inderdaad het probleem is, zullen wij daarvoor moeten strijden. De patiënt is immers de dupe van het feit dat zij niet erkend zijn. Zij hebben om die reden meer kosten.
04.04 Minister Hervé Jamar: Er bestaat ook een vorm van protectionisme.
04.05 Maya Detiège (sp.a-spirit): Ja, ik ken de sector.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de invoering van een negatieve cliquet met accijnsverlaging voor benzine en diesel" (nr. 308)
05 Question de M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "l'application du système du cliquet inversé en vue d'une réduction des accises sur l'essence et le diesel" (n° 308)
05.01 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, u had misschien verwacht dat ik mijn vraag zou intrekken, gelet op het feit dat de regering alsnog en volgens mij onder druk van de publieke opinie en van een aantal sectoren, de deur op een kier heeft gezet voor het opnieuw invoeren van het omgekeerde cliquetsysteem. Ik heb dat niet gedaan om de doodeenvoudige reden dat ik vaststel dat de regering – tegenwoordig praat men veelal via de woordvoerders met de buitenwereld – de laatste week nogal wat onzin en nonsens heeft verkondigd.
Ik ga niet terugkomen op het verhaal van de verhoging van de prijs van de diesel en de benzine aan de pomp. Iedereen weet dat wij daar momenteel het ene record na het andere breken. Dat heeft te maken met de alsmaar stijgende noteringen op de internationale markten van de afgewerkte olieproducten, maar dat heeft ook te maken met het gegeven dat accijnzen en btw op steeds hogere grondstofprijzen worden gehanteerd en berekend.
De inhoud van het betoog van de woordvoerders van de regering was dat een regering van lopende zaken niet bij machte is om een KB uit te vaardigen met betrekking tot de toepassing van het omgekeerde cliquetsysteem. Iedereen voelde wel aan dat dit in deze omstandigheid niet echt zinvol was. Men kwam dan op een tweede idee om de invoering van dat omgekeerde cliquetsysteem te koppelen aan de brandstofprijzen in de ons omringende landen. Dit is volgens mij ook een voorbeeld van het vergelijken van appelen met peren want het is niet eenvoudig om de prijzen van de brandstof in de ons omringende landen te vergelijken omdat de samenstelling niet identiek is. Ik denk bijvoorbeeld aan het gedeelte accijnzen en btw.
Merkwaardig bovendien is dat het buitenlands vergelijk blijkbaar helemaal geen wettelijke voorwaarde is om te beslissen tot het uitvaardigen van dat KB inzake de inwerkingtreding van het omgekeerde cliquetsysteem. De woordvoerder van de eerste minister voegde er nog fijntjes aan toe dat er een akkoord was binnen paars, dus met de goedkeuring van de sp.a, over de voorwaarden van het vergelijk met de buitenlandse brandstofprijzen. Ik weet niet wat daarvan waar is of wat hij precies bedoelde, maar blijkbaar is dit toch geen wettelijke voorwaarde voor het doorvoeren van dat omgekeerde cliquetsysteem.
Bijgevolg vond ik het nuttig om mijn vraag aan te houden, mijnheer de voorzitter en een verklaring aan de minister te vragen.
Ten eerste, op basis van welke argumenten kan een regering van lopende zaken het omgekeerde cliquetsysteem met accijnsverlaging niet opnieuw in werking stelling? Die vraag is nu wel min of meer achterhaald, maar ik zou het formele standpunt van de regering op dit moment van de minister willen vernemen.
Ten tweede,
vanwaar komt de voorwaarde om de inwerkingtreding van het omgekeerde
kliksysteem met accijnsverlaging te koppelen aan de dieselprijs in de ons
omringende landen?
Ten derde,
misschien even terug in de tijd, wanneer en door wie werd de politieke
beslissing genomen om voorlopig het cliquetsysteem met accijnsverlaging niet te
activeren?
Ten vierde, een
punt dat eerder al aan bod kwam in de vraag van mevrouw Vissers, wat vindt u
van het voorstel om een hogere fiscale aftrek voor het woon-werkverkeer in te
voeren ter compensatie van de stijging van de brandstofprijzen? Mevrouw Vissers
vroeg wanneer het bedrag van de fiscale aftrek wordt geactualiseerd,
welvaartsvast gemaakt. De strekking van mijn vraag is iets anders, namelijk als
men geen KB met betrekking tot het omgekeerde cliquetsysteem zou invoeren,
bestaat er dan een mogelijkheid dat men in een hogere fiscale aftrek voorziet?
Ik denk dat ik uw antwoord min of meer ken, maar ik ben toch zeer benieuwd,
mijnheer de minister.
05.02 Minister Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, ik heb de eer u ter kennis te brengen dat wat de belastingen van aardolieproducten en in het bijzonder van diesel voor motoraandrijving en benzine betreft, het accijnsbedrag een vast bedrag is dat niet mee varieert met de prijsstijging van de producten. Met betrekking tot dit accijnsbedrag ben ik zo vrij om, als toelichting bij het huidige verschil ten opzichte van 2003, eraan te herinneren dat artikel 420, §3a van de wet van 27 december 2003 betreffende de belasting van aardolieproducten, in een systeem van positieve cliquet heeft voorzien ten bedrage van 35 euro per 1000 liter per jaar voor de jaren 2005, 2006 en 2007. In 2004 bedroeg deze cliquet al 28 euro per 1000 liter. Tot op vandaag hebben deze drie cliquetperiodes tot een stijging van 98 euro per 1000 liter geleid, waarbij ontvangsten zijn gecreëerd die - en dit is belangrijk - naar de sociale zekerheid werden doorgestort.
Het bedrag van 35 euro voor het jaar 2007 werd door de regering bevroren. Intussen werd met ingang van 6 juli 2005 een omgekeerde cliquet, zoals vermeld in artikel 420, §3d van dezelfde wet, ingevoerd, met als resultaat zes accijnsverminderingen voor een totaalbedrag van 26,60 euro per 1.000 liter. In 2006 werd hetzelfde systeem negen keer geactiveerd voor een totaalbedrag van 23,30 euro per 1.000 liter, wat de accijnsvermindering op 49,90 euro per 1.000 liter brengt.
Gevolg van deze verschillende accijnsvariaties is dat het huidige globaal tarief voor diesel 316,733 euro per 1.000 liter bedraagt, wat betekent dat het verplichte Europese minimumtarief in de 27 staten van 302 euro per 1.000 liter met 14,733 euro per 1.000 liter wordt overschreden. Dat cijfer is dus onze ultieme speelruimte.
Ter informatie geef ik u de gemiddelde prijzen die in de verschillende landen worden gehanteerd volgens de gegevens die de Europese Commissie op 5 november 2007 publiceerde: 1,105 euro in België, 1,166 euro in Frankrijk, 1,236 euro in Duitsland, 1,238 euro in Nederland en 1,467 euro in het Verenigd Koninkrijk. In Luxemburg is de prijs 1,007 euro, meen ik. Dit toont aan dat ons land na Luxemburg de laagste prijs hanteert.
Ter informatie ook: de toegepaste accijns bedraagt 331,11 euro per 1.000 liter voor België, 425,80 euro voor Frankrijk, 470,40 euro voor Duitsland, 380,40 euro voor Nederland, 290,35 euro voor Luxemburg en 723,21 euro voor het Verenigd Koninkrijk. Ook daar is het Belgisch accijnstarief het laagst na Luxemburg.
Wat de activering van het cliquetsysteem betreft, ben ik zo vrij in herinnering te brengen dat de huidige wet bepaalt dat de bijzondere accijns kan worden verminderd – er is dus geen verplichting - en dat het oorspronkelijke koninklijk besluit van 24 mei 2005 tot vaststelling van de toepassingsmodaliteit dat tot 31 december 2005 werd beperkt, dat als verplichting heeft bekrachtigd. Het koninklijk besluit van 10 januari 2006 dat tot 31 december 2006 werd beperkt, echter heeft de verplichting in een mogelijkheid veranderd.
Om de portefeuille van de consument te sparen en hem zoveel mogelijk een zekere koopkracht te waarborgen, heeft de regering pas beslist om met een enkele operatie door een op grond van hoogdringendheid genomen koninklijk besluit de globale accijns op gasolie met 14,733 euro per duizend liter te verminderen en zo op het Europees minimumniveau van 302 euro per duizend liter te brengen. Die operatie is dus de laatste mogelijkheid en het zal in de toekomst niet meer mogelijk zijn om nog in de accijnsheffing op gasolie in te grijpen, ook als die behoefte zich laat voelen door een onregelmatige prijsstijging van de aardolieproducten op de internationale markten.
Voor het antwoord op punt 4 verwijs ik naar het antwoord dat ik heb gegeven op mondelinge vragen van mevrouw Vissers.
Il y a toutefois une différence. Dans ma réponse à Mme Vissers, j'ai parlé des conditions qui doivent être réunies pour qu'il y ait une modification. Les cas ne sont donc pas comparables pour un gouvernement en affaires courantes.
Ik dank u voor uw
aandacht.
05.03 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord.
Van twee dingen één. U had de mogelijkheid om een maatregel te nemen. Eerst had de regering beslist dat niet te doen. Ik heb de indruk dat zij heeft ingezien dat ze toch iets moest doen. U hebt blijkbaar bij hoogdringendheid een koninklijk besluit uitgevaardigd.
U hebt ook aangetoond dat wat de brandstofprijzen betreft, men toch niet op een eenvoudige manier kan vergelijken met de cijfers van het buitenland.
Ik heb ook geen duidelijk antwoord gekregen op de vraag of de vergelijking van de brandstofprijzen nu duidelijk in het wettelijk karakter van het omgekeerde cliquetsysteem zit. Ik weet het nu nog altijd niet.
Een zaak is echter zeker. Mocht het omgekeerd cliquetsysteem van toepassing geweest zijn, zou het sinds de verkiezingen al een tiental keren moeten hebben gefunctioneerd, omdat de brandstofprijs al evenveel keren boven 1,1 euro per liter is gegaan. Als het omgekeerd cliquetsysteem niet was stopgezet tot het einde van het jaar, dan had men het intussen al ongeveer tien keer in werking gezien aan de pomp.
Dat is dus niet gebeurd. U moet zich nu verhalen op een ander mechanisme om u aan te passen aan het Europees niveau. Het is toch al dat wat aan de consument wordt gegeven. Men heeft laten uitschijnen dat er daardoor maar een hele kleine daling zal zijn aan de pomp.
Een tweede gegeven is dat u moet doorvoeren wat u kunt doen. Dat was uiteindelijk de bedoeling van het omgekeerd cliquetsysteem.
Iedereen weet ook wel dat u momenteel meerinkomsten genereert via de btw. U weet ook dat de begroting 2007 niet echt rooskleurig is. Dus u kunt alle kleine bijkomende opbrengsten gebruiken om ze op te smukken. Anderzijds ben ik tevreden omdat de regering toch tot inzicht is gekomen en het gezond verstand een klein beetje heeft gespeeld om, niettegenstaande zij in lopende zaken is, toch nog iets te doen aan de brandstofprijs.
Le président: Monsieur le ministre, si je ne m'abuse, le prix de l'essence à la pompe, a, en francs constants, rejoint aujourd'hui celui de 1980. Dès lors, le pouvoir d'achat actuel n'est pas plus élevé qu'en 1980. Qu'en est-il pour le diesel? Y a-t-il une différence?
05.04 Hervé Jamar, ministre: Monsieur le président, je ne suis pas en mesure de vous répondre. Nous étions encore un peu plus bas, il y a quelques jours, mais une légère diminution a été enregistrée.
Le président: En gros, les prix de l'énergie ont rejoint ceux de 1980. On l'oublie trop souvent!
05.05 Hervé Jamar, ministre: À peu de choses près! Peut-être allons-nous, pour le développement durable, interdire de circuler le dimanche. Je me souviens, lorsque j'étais gamin, de ces dimanches magnifiques, où l'on jouait au football sur les grands-routes. Évidemment, cela ne ferait pas l'affaire des restaurateurs!
Le président: Pour aider la population, il vaudrait mieux baisser la TVA sur d'autres biens que l'essence … pour des raisons écologiques, madame Gerkens!
05.06 Hervé Jamar, ministre: Mais, on ne sait plus agir sur la TVA! J'ai encore rencontré les syndicats à ce sujet. De bonne foi, ces derniers réclament. Je le répète, en ce qui concerne les carburants en Belgique, il n'y a plus moyen d'intervenir sur les accises et pour ce qui est de la TVA, il faut un accord unanime au niveau européen.
À l'intention de ceux qui ont suivi l'Eurogroup hier, aucun accord TVA n'est intervenu entre les 27 ce, pour toute une série d'éléments. Que nos journalistes fassent des reportages tous les jours, soit! Que des questions parlementaires soient posées tous les jours, soit! Mais en ce qui concerne les prix pratiqués, nous sommes au plus bas. La petite mésentente réside dans la fixation des prix maxima et des prix moyens. En Belgique, le prix maximum est fixé à un montant X. Ce qui nous intéresse, ce sont effectivement les prix moyens, pour lesquels après le Luxembourg, nous présentons le tarif le plus bas. Il ne nous est pas possible d'aller au-delà de ce prix plancher.
Je me souviens des débats que nous avons eus en commission, il y a deux ans au sujet des transporteurs routiers et des menaces de grève qui s'en étaient suivies. Quatre camions suffisent déjà à bloquer tout Bruxelles! Nous avions trouvé une solution en recourant à un préfinancement, etc.
Le mazout de chauffage constitue un autre débat. En affaires courantes, nos actions sont limitées. Si cela n'avait pas été le cas, nous aurions peut-être pu agir, il faut le concéder, mais sur les carburants …
Le président: Si nous voulons augmenter le pouvoir d'achat de la population, il vaut mieux agir en baissant les prix des produits qui n'affectent pas le climat!
05.07 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik wil graag nog een kleine opmerking toevoegen. De dollarprijs staat momenteel redelijk laag. Als die begint te stijgen, dan denk ik dat wij nog zouden kunnen schrikken van het effect daarvan op de brandstofprijs aan de pomp.
05.08 Hervé Jamar, ministre: On ne peut pas agir comme si tout allait aller mal non plus! Un jour, il y aura de bonnes nouvelles!
05.09 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Dat hoop ik voor u, ja. Misschien komt er op dat moment dan toch eens een nieuwe regering.
05.10 Hervé Jamar, ministre: Je veux bien verser dans la dramatisation de tous les secteurs possibles. Mais il faut pouvoir se montrer optimiste.
Het incident is gesloten.
06 Question de Mme Muriel Gerkens au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "les appels du personnel de la prison de Lantin face au délabrement de celle-ci" (n° 310)
06 Vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de noodkreet van het personeel van de gevangenis van Lantin over de slechte staat van het gebouw" (nr. 310)
06.01 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, nous sommes régulièrement interpellés par le personnel, si ce n'est par les détenus, sur l'état de nos prisons.
Dernièrement, le personnel de la prison de Lantin s'est exprimé sur l'état déplorable des locaux. Lorsque l'on visite Lantin, on est horrifié de voir l'état dans lequel se trouve un bâtiment finalement pas très ancien: fuites d'eau, non-fonctionnement des toilettes, radiateurs défectueux en hiver, non-isolation, etc. Il s'agit à la fois du lieu de travail du personnel et de la qualité de vie des détenus qui sont mis en péril!
D'une part, j'interroge la ministre de la Justice car d'autres problèmes sont dénoncés, comme le manque de matériel, de produits d'entretien, etc. et, d'autre part, le ministre qui, via la Régie des Bâtiments, est responsable de ces bâtiments-là.
Monsieur le ministre, quelles réponses apportez-vous au personnel de la prison de Lantin en ce qui concerne la dégradation des bâtiments et des conditions de travail? Un accord a-t-il été pris avec la ministre Onkelinx pour apporter des réponses rapides et concertées? Est-il vrai que le régime d'affaires courantes empêche tout investissement même urgent et, j'ajouterai, même prévu. En effet, ce n'est pas la première fois que l'on interroge à ce sujet en commission et des engagements avaient été pris pour améliorer l'état des bâtiments des prisons, dont celle de Lantin.
06.02 Hervé Jamar, ministre: Monsieur le président, madame Gerkens, en tant que ministre responsable de la Régie des Bâtiments - je remplace aujourd'hui M. Reynders à cette fonction – vous comprendrez qu'il ne m'appartient pas de me substituer à Mme Onkelinx, en m'adressant directement au personnel qui travaille au sein de l'établissement pénitentiaire à Lantin pour lui apporter une réponse quant à ses conditions de travail, même si dans le cadre du gouvernement d'affaires courantes, les ministres doivent travailler en collaboration.
Par
ailleurs, Mme la ministre de la Justice et moi-même sommes au courant des
problèmes rencontrés dans les prisons du pays et notamment à Lantin.
En matière
d'établissement pénitentiaire, deux départements interviennent pour assurer les
travaux nécessaires au bon fonctionnement d'une prison: il s'agit, d'une part,
du SPF Justice pour toutes les tâches qui relèvent de l'occupant ou du
"client" et, d'autre part, de la Régie des Bâtiments qui
assume les devoirs du propriétaire puisqu'elle agit au nom de l'État belge.
Plus
particulièrement et à titre d'exemple, notons que le contrôle et l'entretien des
installations doivent être exécutés par le personnel du SPF Justice. Par
entretien, il faut entendre l'entretien proprement dit, ainsi que l'entretien
préventif, les réparations et les réglages indispensables aux équipements et le
suivi de la bonne exécution des contrats d'entretien.
Pour sa
part, la Régie des Bâtiments exécute des travaux de rénovation en
profondeur et d'entretien du propriétaire dans différentes disciplines que ce
soit au gros-œuvre (toiture, châssis, construction d'une passerelle, l'écoulement
des eaux, etc.), au parachèvement (portes, serrures, châssis, etc.), au
chauffage, à l'électricité (tableaux haute et basse tension, éclairage
intérieur et extérieur, etc.), à la téléphonie, au système de sécurité (caméras
de surveillance, installation d'interphones, signalisation), aux ascenseurs
(mise en conformité).
Au cours des
années 2006-2007, la Régie des Bâtiments a engagé des travaux d'investissement
dans la prison, à concurrence de 3.778.994,21 euros, TVA comprise.
En outre, le
régime des affaires courantes n'empêche pas la réalisation de travaux propres à
la sécurité, ni ceux dont l'urgence est justifiée de manière pertinente.
06.03 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Je constate que bon nombre des problèmes dénoncés sont effectivement du ressort de la Régie des Bâtiments, que ce soit les radiateurs, les fuites d’eau, les téléphones en panne. Les 3,7 millions d’investissements pour 2006-2007 sont-ils le total déjà investi ou la somme disponible pour être investie au fur et à mesure des travaux? En d’autres termes, y a-t-il encore une partie de cet argent pour terminer les travaux ou cela a-t-il déjà été dépensé alors que les problèmes existent encore?
06.04 Hervé Jamar, ministre: Des sommes ont été engagées. Cela signifie que les marchés ont logiquement dû être attribués, sont en cours, terminés ou entamés, suivant les cahiers des charges propres à chaque marché.
Je ne peux vous dire où l'on en est pour chacun des marchés. Mais une fois que l'engagement a lieu au niveau de l'administration, le reste ne consiste qu'en de l'exécution pure et simple.
Pour 2006 et 2007, cela se passe de la même façon à tous les niveaux de pouvoir public, y compris au sein des communes. Quand les sommes sont engagées, nous n'intervenons plus. Il ne s'agit alors que de simple exécution. Je suppose que les dossiers sont terminés pour 2006 et que pour 2007, ils sont en voie d'exécution.
06.05 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Nous sommes tout de même fin 2007. Nous serons bientôt à Noël. Or les travaux ne sont manifestement pas réalisés.
La concrétisation des marchés relève de la responsabilité de la Régie des Bâtiments et non de la prison en tant que telle. Cette dernière doit attendre…
06.06 Hervé Jamar, ministre: Cela dépend des cas.
06.07 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Sur le budget de 3,7 millions destinés à la prison de Lantin, est-il possible d'identifier les sommes engagées en précisant les travaux prévus, les marchés qui ont été passés, exécutés, en cours d'exécution ou en attente?
06.08 Hervé Jamar, ministre: Nous allons interroger le directeur de la Régie des Bâtiments et nous vous enverrons un listing de ce qui est en cours et de ce qui doit encore être engagé.
06.09 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Je vous en remercie car, sans ces informations, il n'est pas possible d'avancer.
Het incident is gesloten.
07 Question de Mme Muriel Gerkens au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le respect par la Ville de Verviers des législations fiscales" (n° 312)
07 Vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het naleven door de stad Verviers van de belastingwetgeving" (nr. 312)
07.01 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, j'ai également adressé cette question au ministre Donfut car il convient de distinguer l'aspect "cotisations ONSS" et l'aspect "législations fiscales".
Depuis plusieurs mois, il existe des soupçons de non-respect des législations fiscales et de sécurité sociale par la ville de Verviers. Dans le cadre des discussions relatives à la convention collective 2001-2002, la ville avait proposé de phaser l'évolution du pécule de vacances, phasage financé par la suspension partielle de l'allocation de fin d'année. Elle a dès lors proposé de ne plus payer que 30% de cette allocation aux travailleurs de la commune et de compenser la perte des 70% par l'octroi de chèques-repas pendant quatre ans, de manière renouvelable.
Lorsqu'elle évoque cela, la ville dit que le passage de cette prime à 30% de sa valeur initiale consiste en une suspension et non pas en une suppression de l'allocation de fin d'année, comme si à l'avenir la prime intégrale pouvait à nouveau être reversée, en n'ayant plus besoin de chèques-repas.
Malgré des oppositions syndicales, cette décision a été avalisée par le conseil communal le 27 mars 2006.
Pour ne pas être considérés comme de la rémunération soumise aux conditions du droit fiscal, c'est-à-dire pour être considérés comme avantages sociaux exonérés d'impôt, les chèques-repas ne peuvent pas être octroyés en remplacement ou en conversion de la rémunération, de primes ou d'avantages en nature. Cette condition ne me semble pas remplie dans ce cas puisque, malgré le fait qu'on dise que ce n'est pas une suppression mais une suspension, il s'agit bien, dans le cas de Verviers, du remplacement d'une prime et donc d'une technique permettant d'obtenir indûment une exonération d'impôt. Ce contournement des prélèvements permettrait alors à la ville de Verviers de transférer les moyens ainsi épargnés vers une autre prime, celle des congés payés.
Cette compensation budgétaire récupérée sur le dos d'un outil public visant à la juste répartition des moyens entre citoyens me paraît donc critiquable sur le plan des principes mais également sur le plan légal.
Il semble que la ville ait, à l'époque, contacté les services fiscaux régionaux qui auraient officieusement confirmé que les agents ne seraient pas taxés sur les chèques-repas. Il est évidemment difficile de comprendre comment un fonctionnaire peut assurer que ces chèques qui ne rencontrent pas, selon moi, les conditions ad hoc, ne seraient pas taxés.
Une clause étrange apparaît à la lecture du protocole de la convention sectorielle. Cette clause dit: "Le collège échevinal s'engage à ce qu'aucun agent ne soit financièrement lésé du fait de la législation fiscale. Une analyse au cas pas cas pourrait, le cas échéant, avoir lieu."
Ceci me paraît démontrer que l'autorité communale sait qu'elle déroge aux règles applicables à tous et qu'elle prévoit d'adapter sa réponse au cas où l'un ou l'autre de ses agents se verrait taxé sur ces chèques, par exemple en déménageant.
Monsieur le ministre, alerté par cette possibilité de détournement et de non-respect des règles, pensez-vous qu'il s'agit d'une dérogation aux règles établies par l'arrêté royal en matière de chèques-repas? Si oui, laquelle? S'il ne s'agit pas d'une dérogation sur base de cet arrêté mais bien d'un non-respect des règles, quelle suite sera donnée à l'égard tant du service verviétois que de la ville?
J'ajouterai encore qu'il y a eu une "descente" des services de l'ONSS à Verviers puisque la même interrogation apparaît au niveau de la législation sociale.
07.02 Hervé Jamar, ministre: Monsieur le président, chers collègues, j'ai pris connaissance avec attention de votre question hier; en même temps, je découvrais dans la presse locale liégeoise et verviétoise, les difficultés suscitées à Verviers lors des rencontres entre les syndicats et le collège échevinal. Le climat y est effectivement fort tendu.
En tout cas, pour en revenir spécifiquement à l'aspect fiscal, je peux vous dire qu'il est exact que pour être considérés comme un avantage social exonéré à l'impôt sur les revenus, les titres-repas ne peuvent en aucun cas être accordés en remplacement ou en conversion de rémunérations, de primes ou d'allocations quelconques en ce compris la prime de fin d'année. Dès lors que votre question porte sur un cas important mais particulier, nous ne pouvons y répondre en détail.
Nous avons dès lors demandé à notre administration de procéder à un examen dont les conclusions vous seront soumises dans les meilleurs délais. Nous y serons attentifs, le but n'étant pas de pénaliser les travailleurs mais de rappeler tout de même les règles du jeu correctes dans le cadre de la bonne administration qu'il convient d'imposer à l'ensemble des villes et communes dans pareille hypothèse.
Enfin, je peux vous dire que j'ai pris mes assurances ce matin, en relisant tout ce dossier: nous n'avons pas connaissance d'un accord écrit, d'une dérogation, d'une tolérance ou d'une souplesse – je ne sais comment il faudrait l'appeler – qui aurait été donnée par un directeur régional en l'occurrence. Si tel est tout de même le cas, nous n'en avons aucune trace et cela l'a été dans des conditions que nous ne pouvons pas cautionner.
07.03 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, à partir du moment où l'administration effectue une démarche pour aller voir ce qui s'est passé, cela répond à mon interrogation. Néanmoins, les faits n'étant pas récents, je trouve étonnant que vous ne découvriez que maintenant cette réalité ou cette suspicion à la fois au niveau fiscal et de l'ONSS. Il est en effet possible que tout ceci soit faux. Il serait dès lors peut-être intéressant de faire preuve de plus de vigilance vis-à-vis des mécanismes qui peuvent être mis en place de cette manière-là par les pouvoirs locaux. J'attendrai les informations. La réponse que j'ai reçue n'est en tous cas pas apaisante.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
08 Vraag van mevrouw Barbara Pas aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en aan de minister toegevoegd aan de minister van Financiën, belast met de Modernisering van de Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude, over "de controle op grensoverschrijdende contracten" (nr. 329)
08 Question de Mme Barbara Pas au vice-premier ministre et ministre des Finances et au ministre adjoint au ministre des Finances, chargé de la Modernisation des Finances et de la Lutte contre la fraude fiscale, sur "le contrôle des contrats transfrontaliers" (n° 329)
08.01 Barbara Pas (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het grootste zorgenkind van de anti-witwascel is momenteel de ernstige financiële misdaad. Om te frauderen zou ook gebruik worden gemaakt van grensoverschrijdende contracten, gesloten tussen Belgische en buitenlandse zakenlui of ondernemingen. Volgens een VUB-studie maken criminelen meer misbruik van internationale contracten dan tot nu vermoed wordt. De Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) is voor haar onderzoek vooral afhankelijk van de financiële instellingen die verdachte geldtransacties melden.
Het probleem rijst evenwel dat de risicoanalyses van de banken, de verzekeraars en de wisselkantoren ontoereikend zijn, zodat ze de verdachte internationale contracten amper kunnen herkennen. De Belgische wetgeving inzake het politieambt laat niet toe dat banken en politie rechtstreeks informatie uitwisselen. Als de financiële instellingen dan toch een verdacht contract melden aan de anti-witwascel, doet zich nog een ander probleem voor. De informatie-uitwisseling tussen de anti-witwascel en de politie blijkt niet optimaal te verlopen. Onder andere door tijdsdruk zal de politie vaak enkel melden of een betrokkene bekend is en, in het beste geval, ook waarom. Er volgen weinig of geen gegevens over de economische of sociale status van de betrokkene. Over bedrijven of andere rechtspersonen wordt nog minder informatie uitgewisseld. Bijgevolg is het voor de anti-witwascel nog moeilijker om bij haar buitenlandse partners gegevens te krijgen over bedrijven in een land. Vandaar mijn vragen aan de minister. Ik overloop ze even voor de volledigheid van het verslag.
Ten eerste. Hoeveel meldingen inzake verdachte internationale contracten kreeg het CFI jaarlijks sinds 2003?
Ten tweede. Hoeveel dossiers betreffende internationale contracten werden jaarlijks sinds 2003 aan het parket doorgespeeld?
Ten derde. Acht de minister het wenselijk om informatie-uitwisseling tussen de financiële instellingen en de politie mogelijk te maken? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Ten vierde. Werden reeds initiatieven genomen om de informatie-uitwisseling tussen de antiwitwascel enerzijds en de politie anderzijds te verbeteren? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Ten slotte. Steunt u de oproep van de voorzitter van de antiwitwascel, Jean-Claude Delepierre, om een Europees intergouvernementeel inlichtingennetwerk op te richten?
08.02 Minister Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, de CFI heeft sedert 2003 een totaal van 41.273 meldingen ontvangen. Deze meldingen werden samengebracht in een totaal van 11.617 dossiers. De CFI heeft geen specifieke statistieken met betrekking tot het aantal geopende dossiers dat verband houdt met internationale contracten. De internationale dimensie van de verrichtingen is nochtans een element dat de aandacht kan trekken in alle dossiers. Hierbij dient vooral de nadruk te worden gelegd op de dossiers inzake internationale betalingen, onroerende goederen en effecten. De internationale contracten kunnen ook worden teruggevonden in de aan de gerechtelijke overheden doorgemelde dossiers in verband met oplichtingen, illegale handel, gevallen van ernstige en georganiseerde fiscale fraude, misdrijven in verband met de staat van faillissement, misbruiken van vennootschapsgoederen en georganiseerde misdaad.
Meer volledige statistieken, meer bepaald met betrekking tot de aard van de illegale handel en van de ernstige en georganiseerde fiscale fraude, zijn beschikbaar in de jaarverslagen van de CFI. Het is bovendien ook gepast te verwijzen naar de belangrijke hoofdstukken over de typologieën die melding maken van concrete gevallen waarin juridische constructies met een internationaal karakter worden teruggevonden en waarbij contracten van dergelijke aard voorkomen.
Ik kom op uw tweede vraag. De CFI heeft sedert 2003 een totaal van 3.169 dossiers doorgemeld aan de gerechtelijke overheden. Zoals hierboven aangeduid, heeft de CFI geen specifieke statistieken met betrekking tot het aantal doorgemelde dossiers inzake internationale contracten. Er dient nogmaals te worden opgemerkt dat op basis van de andere beschikbare statistieken, onder andere per aard van de verrichting en per aard van het onderliggend misdrijf, kan worden gesteld dat een grote meerderheid van de witwasverrichtingen met een internationaal karakter, terug te vinden in de doorgemelde dossiers, betrekking heeft op verschillende vormen van financiële en economische criminaliteit.
Ten derde, de CFI treedt in het preventieve stadium op als schakel tussen de financiële sector en de gerechtelijke overheden. Bij toepassing van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, heeft de CFI, die meldingen ontvangt van de instellingen en personen, beoogd door de wet, inderdaad de mogelijkheid alle inlichtingen die ze nuttig acht in het kader van de vervulling van haar opdracht, te laten overmaken door de politiediensten, evenals door de administratieve diensten van de Staat.
Onder andere op basis van deze informatie stelt de CFI dossiers op voor de gerechtelijke overheden wanneer zij vaststelt dat er sprake is van ernstige aanwijzingen van witwassen van geld afkomstig van een misdrijf beoogd door de wet of van financiering van terrorisme.
De financiële informatie zal ter beschikking van de politie worden gesteld in het kader van een strafrechtelijk onderzoek dat eventueel door de gerechtelijke overheden zal worden gevoerd.
De preventieve procedure in de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme doet uiteraard geen afbreuk aan de opdrachten van de politiediensten die in het kader van hun eigen werking eveneens inlichtingen kunnen inwinnen bij financiële instellingen.
Wat uw vierde vraag betreft, sedert de aanvang van haar activiteiten in 1993 doet de CFI beroep op verbindingsofficieren van de federale politie die in haar lokalen zijn gevestigd en die in het kader van haar operationele activiteiten dagelijks instaan voor het verzorgen van de relaties tussen de CFI en alle federale en lokale politiediensten.
Deze werking maakt het voorwerp uit van een evaluatie op driemaandelijkse basis tussen de CFI en de Directie Economische en Financiële Criminaliteit van de federale politie, DJF.
De ploeg van verbindingsofficieren werd bovendien recent uitgebreid met administratieve krachten die eveneens door de Directie Economische en Financiële Criminaliteit van de federale politie werden afgevaardigd.
Wat uw vijfde vraag betreft, in het kader van de activiteiten van de CFI berust de internationale samenwerking op het samenwerkingsverband tussen de meldpunten, de financial intelligence units, FIU's. De CFI werkt regelmatig op bilaterale wijze samen met 68 buitenlandse evenknieën. De uitgewisselde informatie heeft niet uitsluitend betrekking op financiële verrichtingen maar eveneens op politionele inlichtingen.
Haar deelname in de Egmont Groep is erop gericht de operationele samenwerking in het kader van de behandeling van haar dossiers te verhogen. Op Europees niveau neemt de CFI actief deel aan de activiteiten van het EU-FIU-platform dat door de Europese Commissie in het leven werd geroepen.
De uitwisseling van de informatie gebeurt via beveiligde systemen, ontworpen binnen de Egmont Groep, en op Europees niveau.
De voorzitter van de CFI, de heer Jean-Claude Delepierre, heeft in het verleden in zijn hoedanigheid van voorzitter van het Comité I inderdaad het idee van een Europees intergouvernementeel inlichtingennetwerk tussen inlichtingendiensten verdedigd. Het is belangrijk te onderstrepen dat deze oproep niet in het kader van de activiteiten van de CFI werd geformuleerd.
Ik wil ook zeggen dat de heer Delepierre hier elk jaar op uw vragen komt antwoorden.
M. Delepierre vient quasiment chaque année faire un rapport des activités de la CETIF ou du CFI.
Le président: Ce sera pour le mois de janvier.
08.03 Barbara Pas (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord.
Ten eerste, ik onthoud uit uw antwoord dat u inderdaad erkent dat een groot aandeel van de financiële fraude op internationaal niveau te vinden is. Ik zal de door u gesuggereerde statistieken zeker raadplegen, ten einde na te gaan hoe groot het bedoelde aandeel juist is.
Het is inderdaad een prangend probleem dat de identiteit van de buitenlandse bedrijven heel moeilijk te controleren is. Over de inhoud van de contracten stellen de banken liefst niet veel vragen. Indien zij veel vragen stellen, geven zij immers blijk van wantrouwen, waardoor de klanten worden afgeschrikt.
Ten tweede, volgens genoemde VUB-studie bieden de huidige, transnationale instanties ook op Europees niveau geen soelaas voor het probleem. Daarom geef ik de heer Delepierre gelijk over de oprichting van een Europees, intergouvernementeel inlichtingennetwerk. Het zou inderdaad nuttig zijn dat experts van alle, aangesloten landen inlichtingen over onder andere fictieve bedrijfsactiviteiten en misbruiken van rechtspersonen kunnen uitwisselen. De nationale antiwitwascellen zouden bij voornoemd netwerk terechtkunnen met al hun vragen over buitenlandse zakenlui en ondernemingen.
Wij moeten echt in die richting op Europees niveau een oplossing voor het probleem zoeken.
08.04 Hervé Jamar, ministre: Monsieur le président, c'est un dossier qui me touche particulièrement et j'aimerais insister sur un élément: il est extrêmement rare qu'un grand dossier de fraude n'ait aucune connexion internationale dans un de ses aspects. Certains dossiers de fraude restent internes, tout en ayant parfois une certaine importance en Belgique, mais je parle des dossiers de fraude importants: tous ont un élément international en amont, en aval, en complicité, avec un paravent, comme un compte bancaire. Les statistiques que je vous confie font toujours état d'au moins un aspect international dans le montage de ces fraudes. Il me semblait important de le signaler.
Het incident is gesloten.
09 Question de M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le retard dans l'installation de la protection civile de Gembloux dans ses nouveaux bâtiments" (n° 335)
09 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de vertraging bij de oplevering van de nieuwe gebouwen van de civiele bescherming van Gembloux" (nr. 335)
09.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, la décision d'installer une unité de la protection civile à Gembloux a été prise voici 11 ans déjà. Les travaux d'aménagement de cette nouvelle implantation touchent seulement à leur fin. Cependant, les hommes et les femmes qui travaillent dans ces services ne peuvent pas encore s'en réjouir ni intégrer leurs nouveaux bâtiments qui seront pourtant chauffés par les services pour le troisième hiver consécutif.
Dans une interview diffusée sur les ondes radio ce vendredi 9 novembre, un porte-parole de la Régie des Bâtiments indiquait à la presse que le ministère compétent doit débloquer les derniers 2,4 millions d'euros afin de clôturer les travaux, ce que rechignerait à faire le ministre du Budget.
Monsieur le ministre, quelles raisons justifient-elles que cette installation de la protection civile de Gembloux dans de nouveaux locaux n'ait pu s'effectuer à la date d'aujourd'hui, alors qu'elle est prévue depuis près de dix ans? Quel est le coût total des travaux qui ont été réalisés depuis le début? Comment expliquez-vous que ces dernières dépenses nécessaires à l'installation ne puissent être assurées, alors qu'elles sont prévues de longue date? Cela serait pourtant de nature à débloquer la situation. Qu'avez-vous entrepris en ce sens? D'autres bâtiments gérés par la Régie des Bâtiments se trouvent-ils actuellement confrontés à la même situation que ce nouveau siège de la protection civile?
Le président: Je vous remercie pour la brièveté de votre question.
09.02 Hervé Jamar, ministre: Monsieur Gilkinet, en cette année électorale - ce qu’on a peut-être tendance à oublier -, le gouvernement a adopté, dès le mois de février, des dispositions de prudence budgétaire qui ont été confirmées par une circulaire du premier ministre en date du 2 mai 2007. Il en résulte des règles de discipline budgétaire imposant, en matière de marché public, d’obtenir le visa de l’Inspection des Finances accréditée auprès de la Régie des Bâtiments. Pour qu’un dossier puisse être engagé, il s’agit d’en justifier l’urgence, notion généralement interprétée de manière restrictive.
Deuxièmement, en raison du délai écoulé depuis la réception des offres, l’adjudicataire proposé a sollicité une majoration de son prix. Cette majoration ne peut être acceptée que dans la mesure où elle est justifiée par des circonstances survenues postérieurement à l’ouverture des offres. De nouvelles justifications et explications, tant de la majoration de prix demandée que de l’urgence, seront soumises très prochainement à l’Inspection des Finances accréditée auprès de la Régie des Bâtiments en vue de débloquer les marchés destinés à parachever ce complexe.
Le chantier des abords couvre une période de 170 jours ouvrables tenant compte de la possibilité d’un engagement prochain. Le début du chantier reste bien sûr tributaire des conditions climatiques. Celles-ci auront aussi une incidence sur la durée réelle du chantier, comme c’est tout naturellement le cas en cette période de l’année. Compte tenu de ces éléments, on peut cependant estimer que la réalisation de ces travaux nécessitera une année.
Troisièmement, depuis l’acquisition des bâtiments jusqu’à ce jour, en ce compris le coût d’acquisition et quelques travaux pour accueillir momentanément les archives de l’Office des étrangers, le total des dépenses consenties s’élève à environ 8,9 millions d’euros. La Régie des Bâtiments a pris en charge par ailleurs les coûts nécessaires à la préservation des lieux: 13.358,57 euros représentant la consommation de gaz nécessaire pour préserver le bâtiment du gel, 18.063 euros représentant les petits travaux d’entretien.
Quatrièmement, tous les dossiers nécessitant un engagement budgétaire sont soumis aux mêmes règles de discipline budgétaire. Il s’ensuit que certaines procédures de marché ont été menées dans le courant de cette année sans qu’une mise en œuvre concrète en découle. Il ne s’agit cependant généralement pas de travaux conditionnant la mise à disposition des lieux. Voilà les réponses que j’étais en mesure de vous communiquer aujourd’hui, monsieur Gilkinet.
09.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je vous remercie de me transmettre également la réponse écrite.
On constate que cette période d'affaires courantes qui se prolonge a des conséquences concrètes, conséquences qui ont également un coût en termes de sauvegarde des bâtiments qu'il faut continuer à chauffer pendant l'hiver.
Je me réjouis de voir que les travaux sont prévus et qu'après 12 ans, la protection civile pourra enfin s'installer dans les locaux de Gembloux. J'espère que rien ne pourra empêcher le bon aboutissement de ces travaux.
Néanmoins, je m'inquiète de la réaction de la Régie des Bâtiments – en tout cas dans la province de Namur que je connais mieux – en matière de sécurité, de gestion énergétique, etc. J'ai en effet d'autres dossiers du même type sur lesquels je vous interpellerai prochainement.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
10 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de rekening van de vermogenswijzigingen van de Staat" (nr. 338)
10 Question de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le compte des variations du patrimoine de l'État" (n° 338)
10.01 Carl Devlies (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, wij hebben vastgesteld dat de voorbije jaren weinig werk werd gemaakt van de voorbereiding van de dubbele boekhouding, die ook is gekoppeld aan een gedegen openingsbalans. De meest recente inventaris dateert van 1999. Sedertdien werden weinig initiatieven genomen. Nochtans werd in de periode voor 1999 op regelmatige tijdstippen een nieuwe inventaris opgemaakt door de commissie voor de Inventaris van het Vermogen van de Staat. Dat gebeurde bijvoorbeeld in 1986, in 1992 en in 1995.
Een nieuwe inventaris is onontbeerlijk voor de invoering van de dubbele boekhouding en vormt een nuttig instrument om na te gaan in hoeverre het door de regering gevoerde beleid leidt tot een verarming of een verrijking van de Staat. Zo leert de door het Rekenhof opgemaakte balans van de federale Staat op 31 december 1999, gebaseerd op de laatst uitgevoerde inventaris van het vermogen van de Staat in 1999, dat het nettoactief van de federale Staat negatief is en uitkomt op –202,84 miljard euro. Op basis van de stukken, die wij hebben nagekeken bij het Rekenhof, blijkt dat het nettoactief op 31 december 2005 –208,45 miljard euro bedroeg, wat een verslechtering van het eigen vermogen van de Belgische Staat uitmaakt van 5,61 miljard euro, wanneer men het jaar 2005 vergelijkt met het jaar 1999. Dat is dus een verslechtering van de al precaire situatie van het eigen vermogen van de Belgische Staat.
Ten eerste, wanneer zal de rekening van de vermogenswijziging 2006 beschikbaar zijn?
Ten tweede, kan de minister al aangeven hoeveel het nettoactief op 31 december 2006 bedroeg?
Ten derde, wat is de stand van zaken met betrekking tot de opmaak van een nieuw boekhoudplan voor de Regie der Gebouwen?
10.02 Minister Hervé Jamar: De wetten van 16 en 22 mei 2003 met betrekking tot de hervorming van de rijkscomptabiliteit en de controle door het Rekenhof moeten het systeem van dubbele boekhouding invoeren, maar zijn tot op heden nog niet in werking getreden. Bijgevolg is de oude regeling nog steeds van kracht en is men nog niet overgegaan tot de opstelling van openingsbalansen voor de diverse departementen.
Het coördinatiebesluit van 17 juli 1991 bepaalt enerzijds dat er jaarlijks een rekening der vermogenswijzigingen wordt opgemaakt, vergezeld van een balans. Hoewel men spreekt van een balans, is het veeleer een overzichtsstaat van de activa en passiva op datum van 31 december van elk begrotingsjaar. Die is het resultaat van de gedurende het begrotingsjaar geboekte vermogenswijzigingen.
Anderzijds legt het besluit eveneens de verplichting op aan de minister van Financiën om minstens om de 10 jaar een volledige inventaris van alle goederen van de Staat op te maken en voormelde balans hiermee in overeenstemming te brengen. De eerste verplichting wordt jaarlijks waargenomen door de administratie van de Thesaurie. Voor de tweede werd de commissie voor de Inventaris van het Vermogen van de Staat opgericht, met als recentste resultaat de balans van de federale overheid in 1999. Op dit moment levert de commissie jaarlijks een aantal inlichtingen met betrekking tot het roerende en onroerende staatspatrimonium aan de administratie van de Thesaurie.
Ten eerste, eind november zal de administratie van de Thesaurie de rekening der vermogenswijzigingen 2006 aan het Rekenhof voor controle ter beschikking stellen.
Ten tweede, volgens die rekening bedraagt het nettoactief van de federale overheid –224 miljard euro.
Ten derde, op basis van een voorstel tot aanpassing van het boekhoudplan van de Regie der Gebouwen heeft men er echter de voorkeur aan gegeven om de resultaten van de werkzaamheden van de commissie voor de Normalisatie van de Openbare Comptabiliteit, die een nieuw boekhoudplan voor de federale openbare diensten opstelt, af te wachten.
Bij de Regie der Gebouwen wordt een werkgroep opgericht, samengesteld uit vertegenwoordigers van de financiële dienst van de Regie der Gebouwen, de dienst ICT van de Regie der Gebouwen, het Rekenhof en de FOD Budget en Beheerscontrole. De werkgroep zal begin januari 2008 van start gaan en zal in de eerste plaats de huidige boekhoudkundige toestand van de Regie der Gebouwen analyseren. Tegelijkertijd zal hij onderzoeken in hoeverre de Regie der Gebouwen onderworpen is aan het nieuwe federale boekhoudplan en in welke mate de Regie delen van het boekhoudplan kan of moet overnemen.
10.03 Carl Devlies (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u dat u ons de kans hebt gegeven om reeds een eerste blik te werpen op de rekening van de vermogenswijzigingen voor het jaar 2006.
Daarin wordt een negatief eigen vermogen van -224 miljard euro vooropgesteld. Dat is wel een sterke verslechtering van het eigen vermogen ten opzichte van 2005 toen het eigen vermogen -208,4 miljard euro bedroeg. Een snelle berekening toont aan dat het gaat om een verslechtering van de vermogenspositie van de Belgische Staat op een jaar tijd met 16 miljard euro.
Zodra die rekeningen beschikbaar worden, zullen wij ze heel aandachtig moeten onderzoeken om na te gaan welke redenen ten grondslag liggen van de zeer drastische achteruitgang van het eigen vermogen van de Belgische Staat.
Voorts hebt u gemeld dat het nieuwe boekhoudplan voor de Regie der Gebouwen pas begin 2008 in studie zal gaan. Die aangelegenheid sleept toch wel vrij lang aan. We hebben het hierover al vaker gehad in onze commissie. Ik denk dat ook het Rekenhof bedenkingen heeft geformuleerd over de werking van de Regie op boekhoudkundig vlak. Het is een heel grote vertraging.
Ik moet u erop attent maken dat de tienjaarlijkse inventaris, waarover u het hebt gehad in uw antwoord, moet gebeuren in 2009. De cijfers van de Regie der Gebouwen zijn van buitengewoon groot belang om die inventaris te kunnen opmaken. Wanneer men dus pas begin 2008 zal beginnen met de studie van het nieuwe boekhoudplan, vrees ik dat men de nodige informatie niet tijdig zal kunnen aanleveren om de nieuwe inventaris, die volgens de wet van 2003 in 2009 voorhanden moet zijn, op een goede manier te kunnen realiseren.
Hoe dan ook betreur ik, zoals vele collega’s van de uittredende meerderheid, dat de wet van 2003 in de voorbije jaren niet in werking is gesteld en dat we er nog altijd niet toe gekomen zijn een dubbele boekhouding voor de Belgische Staat te voeren.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Ludwig Vandenhove aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het gebrek aan personeel in de aankoopcomités" (nr. 298)
11 Question de M. Ludwig Vandenhove au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la pénurie de personnel au sein des comités d'acquisition" (n° 298)
11.01 Ludwig Vandenhove (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag handelt over de werking van de aankoopcomités. U weet dat de aankoopcomités onder meer verantwoordelijk zijn voor onteigeningen wanneer openbare besturen, in het bijzonder steden en gemeenten, openbare werken willen uitvoeren zoals fietspaden aanleggen.
Er blijkt een groot gebrek aan personeel te zijn bij die aankoopcomités. Het gevolg is dat heel wat projecten van steden en gemeenten, net het niveau dat het dichtst bij de burger staat, vertraging oplopen. Ik heb in mijn vraag letterlijk geciteerd uit een brief die wij gekregen hebben van het aankoopcomité van Hasselt. Het is echter niet anders in andere aankoopcomités. Men deelt aan de steden en gemeenten en aan de openbare besturen mee dat men moet incalculeren dat het een tijd kan duren, want dat zij een gebrek hebben aan personeel.
Mijnheer de minister, mijn vraag is de volgende.
Ten eerste, bent u daarvan op de hoogte?
Ten tweede, is men van plan om daaraan inderdaad iets te doen? Dit heeft immers toch zware repercussies op de werking van andere overheidsdiensten en vooral ook van ondergeschikte besturen zoals steden en gemeenten.
11.02 Minister Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Vandenhove, de administrateur-generaal van de patrimoniumdocumentatie is er onder meer mee belast het personeel dat hem ter beschikking wordt gesteld te verdelen over de verschillende administraties waarvoor hij verantwoordelijk is, waaronder de aankoopcomités.
Die comités vertegenwoordigen bijna 6% van het personeelsbestand van de administratie Patrimoniumdocumentatie. Dit personeel, bestaande uit alle mogelijke graden, statuten en taalrollen, ging van 5193 ambtenaren op 30 november 2004 naar 4954 ambtenaren op 12 november 2007. Dat is een daling van 239 ambtenaren.
Die daling is voornamelijk aan twee redenen te wijten. Ten eerste, is er de op mijn departement toepasbare beslissing om voor vijf vertrekkers drie nieuwe mensen aan te werven, teneinde over een minder groot maar meer gekwalificeerd personeelsbestand te beschikken. Ik wijs er nogmaals op dat deze wervingen vooral in de niveaus A en B plaatsvinden.
Ten tweede, zoals ik hier op deze plaats vorige week heb gezegd in antwoord op de mondelinge vragen gesteld door de heren Jambon en Goyvaerts, is er de vaststelling dat de door Selor georganiseerde vergelijkende wervingsselecties bij de Nederlandse taalrol minder bijval vinden. Dat heeft tot gevolg dat er onvoldoende wervingen zijn ten opzichte van de mogelijkheden die de personeelsplannen bieden. Zo zijn er bij de administratie Patrimoniumdocumentatie nog steeds 95 ambtenaren van de Nederlandse taalrol aan te werven.
Om dit tekort op te vangen, heeft de administratie in 2007 beslist om alleen voor de kandidaten van de Nederlandse taalrol vergelijkende selecties voor niveau A te organiseren. Weldra zullen er uitsluitend voor die kandidaten nieuwe selecties voor de niveaus A en B worden aangekondigd.
Wat het aankoopcomité in Hasselt betreft, wens ik nogmaals te wijzen op de chronische moeilijkheden om kandidaten in de provincie Antwerpen en Limburg te vinden. Het spreekt voor zich dat ik mijn departement de opdracht heb gegeven de wervingen over de verschillende administraties te verdelen en er daarbij over te waken dat zij de toevertrouwde overheidsopdrachten optimaal kunnen blijven vervullen.
De voorzitter: Mijnheer Vandenhove, bent u tevreden?
11.03 Ludwig Vandenhove (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben niet tevreden, maar dank u voor het antwoord.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de eindresultaten van de personenbelasting voor het aanslagjaar 2006" (nr. 339)
12 Question de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "les résultats finaux relatifs à l'impôt des personnes physiques pour l'exercice d'imposition 2006" (n° 339)
12.01 Carl Devlies (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de inkohiering van de personenbelasting voor het aanslagjaar 2006 is zo goed als volledig afgerond, denk ik.
Ik had dan ook graag het volgende vernomen.
Ten eerste, hoeveel positieve kohieren – dus bijbetalingen door de belastingplichtigen – werden in de personenbelasting gevestigd voor het aanslagjaar 2006? Welk was het totale bedrag voor het aanslagjaar 2006 van de positieve kohieren?
Ten tweede, hoeveel negatieve kohieren werden gevestigd in het aanslagjaar 2006? Welk was het totale bedrag van de negatieve kohieren voor het aanslagjaar 2006?
Ten derde, hoeveel kohieren van het aanslagjaar 2006 eindigden op nul?
Ten slotte, welk bedrag werd aangaande de personenbelasting van het aanslagjaar 2006 doorgestort aan de gemeenten? Kunt u tevens de deelbedragen vermelden voor de regio's Vlaanderen, Wallonië en Brussel?
12.02 Minister Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, eerst en vooral wil ik laten opmerken dat de eindresultaten voor het aanslagjaar 2006 nog niet gekend zijn. Dat is logisch aangezien de bijzondere inkohieringstermijn van drie jaar nog doorloopt tot 31 december 2008. Tot die datum worden nog heel wat rectificaties doorgevoerd en navorderingen gevestigd. De normale termijn tot 30 juni 2007, die u wellicht voor ogen heeft, is dus zeker geen eindpunt.
In het licht daarvan deel ik u hierbij de situatie mee tot en met oktober 2007. Ik zal u tevens de cijfers op papier geven.
Ten eerste, tot en met oktober 2007 zijn er 1.944.424 positieve inkohieringen voor de belastingplichtigen geweest voor een totaal te betalen bedrag van 2.679.234.580 euro.
On peut
distribuer le tableau.
Le président: Il y a plus passionnant comme lecture, mais nous allons distribuer le tableau car le temps passe.
12.03 Minister Hervé Jamar: Voor mij is dat gemakkelijker.
De voorzitter: Het is een beetje overdreven dat een minister tabellen moet voorlezen die worden uitgedeeld.
(…): (…)
12.04 Minister Hervé Jamar: Gedurende dezelfde periode zijn er 3.148.976 negatieve inkohieringen verricht voor een totaal terug te geven bedrag van 3.698.548.376 euro in hoofde van de betrokken belastingplichtigen.
Ten derde, tot nu toe sorteerden 1.530.290 inkohieringen een nulresultaat.
Ten vierde, tot en met oktober 2007 zijn de volgende bedragen met betrekking tot de inkohieringen voor het aanslagjaar 2006 naar de gemeenten geaffecteerd. Voor de gemeenten uit het Vlaams Gewest gaat het om 1.403.065.312,75 euro, voor de gemeenten uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om 170.527.518,52 euro en voor de gemeenten uit het Waals Gewest om 650.483.787,17 euro.
L'incident est clos.
13 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de verwerking van de personenbelasting voor het aanslagjaar 2007" (nr. 340)
13 Question de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le traitement de l'impôt des personnes physiques pour l'exercice d'imposition 2007" (n° 340)
13.01 Carl Devlies (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, voor het aanslagjaar 2007 hebben wij reeds enkele cijfers gekregen. Tot 31 oktober 2006 werden er 1.177.805 inkohieringen gerealiseerd. Dat is een flink aantal meer dan in het aanslagjaar 2006. Het aantal positieve inkohieringen bedroeg 421.636, en de negatieve 477.673. Het aantal inkohieringen met nulsaldo bedroeg 278.496.
Ik had nu graag van u het volgende vernomen.
Wat is het totale bedrag waarvoor inkohieringen gebeurden zoals vermeld: tot 31 oktober 2007? Wat is voor diezelfde periode het bedrag van de negatieve inkohieringen? Wat is de raming voor het aanslagjaar 2007 van het bedrag dat aan de gemeenten zal toekomen bij de doorstorting van de aanvullende personenbelasting? En ten slotte, welk bedrag zal voor het aanslagjaar 2007 aan de gemeenten worden doorgestort vóór 31 december 2007?
13.02 Minister Hervé Jamar: Mijnheer Devlies, tot en met 31 oktober 2007 zijn er inderdaad 421.636 inkohieringen verricht voor een totaal te betalen bedrag van 320.477.098,88 euro.
Gedurende dezelfde periode zijn er 477.673 inkohieringen uitgevoerd voor een totaal aan de betrokken belastingplichtigen terug te geven bedrag van 220.468.635,97 euro.
Wat het aanslagjaar 2007 betreft, is de aanvullende personenbelasting geraamd op 2.318.950.956 euro.
Van dat bedrag zou op basis van schattingen een bedrag van 296,1 miljoen euro aan de gemeenten worden geaffecteerd tot en met 31 december 2007.
L'incident est clos.
14 Vraag van de heer Carl Devlies aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "de competentietesten voor leidinggevende ambtenaren" (nr. 341)
14 Question de M. Carl Devlies au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "les tests de compétences pour les fonctionnaires dirigeants" (n° 341)
14.01 Carl Devlies (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, ik heb vernomen dat er in de maand juli competentietesten werden afgenomen voor leidinggevende ambtenaren van niveau A. Het gaat dus om ambtenaren die in functie zijn en mogelijkerwijze een bevordering zouden kunnen bekomen.
Ik had graag vernomen of deze testen effectief werden georganiseerd. Door wie werden de testen afgenomen? Werden de competentietesten op verschillende data afgenomen of werden alle kandidaten op één dag opgeroepen? Hoeveel leidinggevende ambtenaren hebben deelgenomen aan deze testen? Wat was het slaagpercentage? Is het juist dat de competentietest gestart is met vragen rond het curriculum vitae? Maakten de antwoorden op deze cv-vragen onderdeel uit van het beoordelingsdossier? Wie zal deze cv’s desgevallend beoordelen? Is het juist dat de drie aan de ambtenaren voorgelegde competentietesten postbakoefeningen waren die normaliter voor ambtenaren van niveau B of C voorbestemd zijn? Zo niet, waaruit bestonden deze testen? Is het juist dat deze testen betrekking hadden op een uitzendbureau? Hoe zal uiteindelijk de rangschikking van de kandidaten worden opgemaakt? Gebeurt dit intern of extern? Wat is de verdere procedure die zal gevolgd worden?
14.02 Minister Hervé Jamar: Ik bevestig dat er in samenwerking met Selor testen werden georganiseerd in het kader van de incompetentiestelling van functies van gewestelijk directeur, voorzitter van een aankoopcomité en directeur bij een fiscaal bestuur. Ze vinden hun oorsprong in artikel 14 van het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 tot vaststelling van het organiek reglement van de federale overheidsdienst Financiën en van de bijzondere bepalingen waarin voorzien is in de uitvoering van het statuut van het rijkspersoneel.
Er hebben 563 ambtenaren van het departement aan de tests deelgenomen. Gezien dit aantal werden ze op verschillende data georganiseerd. De tests bestonden uit twee delen. Een gestandaardiseerde vragenlijst, een soort curriculum vitae, was een van de elementen bij de beoordeling van de verdienste van de kandidaat. Per administratie heeft het directiecomité een bestuurscomité ingesteld. Dit bestuurcomité bestudeert en beoordeelt de antwoorden op deze vragenlijst.
Het tweede deel was een computertest om de in hierboven vermelde artikel 14 bedoelde generieke competenties te evalueren.
De inhoud van deze tests valt onder de exclusieve bevoegdheid van Selor, dat voor iedere kandidaat een evaluatieverslag heeft opgestuurd.
De ingestelde procedure bepaalt dat de bestuurscomités alle dossiers van de kandidaten aan het directiecomité voorleggen en daarbij op de verdiensten van de kandidaten wijzen. Het directiecomité zal voor iedere functie die in competitie wordt gesteld, voorstellen doen, rekening houdend met de elementen die in de dossiers zijn opgenomen, alsook met de andere bepalingen met betrekking tot de benoemingen in deze functies, waaronder de anciënniteit waarin voorzien wordt door artikel 11 van het organieke reglement.
14.03 Carl Devlies (CD&V - N-VA): Dit is nuttige informatie, maar ik ben verwonderd over de cv-test. Was het werkelijk een test of waren het cv-vragen? Indien het cv-vragen waren, dan hadden die toch wel voorafgaandelijk gesteld kunnen worden, samen met het inschrijvingsformulier.
(…): (…)
14.04 Carl Devlies (CD&V - N-VA): Het waren geen echte cv-vragen? Het was ook een onderdeel van het examen? Ik heb een aantal reacties opgevangen van oudere deelnemers, mensen met een zekere verdienste in de administratie, die het gevoel hadden dat zij niet werden behandeld op een manier die rekening houdt met hun lange staat van dienst en inzet. Ik begrijp natuurlijk dat dergelijke tests georganiseerd moeten worden, maar als het over mensen gaat die reeds een lange ervaring hebben in de administratie, dan kan men dit het best op een eigen manier aanpakken. Ik heb ook gehoord dat de vraagstelling zelf niet helemaal overeenkwam met hetgeen men zou kunnen verwachten van een dergelijke test voor het niveau A.
Le président: Monsieur le ministre, il est vrai que les étudiants qui se font buser à l'université expliquent en général à leurs parents que c'est de la faute du professeur. Très peu avouent que c'est de leur propre faute.
14.05 Hervé Jamar, ministre: Monsieur le président, la seule fois où cela m'est arrivé, c'était de la faute de la coupe du monde de football!
L'incident est clos.
15 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het luchtvaartverkeer via de luchthaven van Oostende" (nr. 344)
15 Question de M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "le trafic aérien à l'aéroport d'Ostende" (n° 344)
15.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik verneem dat er vluchten zijn vanuit de luchthaven van Oostende die de aandacht trekken van een aantal inwoners.
Sinds 27 juni 2007 voert een vrachtvliegtuig Douglas DC-8 met de Ghanese registratie 9GAXA vluchten uit vanuit Oostende. Op 15 juli 2007 voerde het vliegtuig een eerste vlucht uit naar Basra in Irak. Sindsdien gebeurden er nog minstens acht dergelijke vluchten. Ik heb het overzicht opgesteld in de vraag en u hebt dat ongetwijfeld gekregen: ik zal dat hier niet overlopen.
Graag vernam ik van de minister of al deze vluchten werden uitgevoerd met naleving van de wetgeving.
Ten tweede, uit de vlieggegevens blijkt duidelijk dat er sprake is van een tussenstop in Oostende. Is de minister op de hoogte van de reden van deze tussenstop?
Ten derde - en dit is misschien wel de belangrijkste vraag -, is de minister op de hoogte van de inhoud die deze vrachttoestellen naar Irak transporteren? Werden hieromtrent speciale maatregelen getroffen en afspraken gemaakt?
15.02 Minister Hervé Jamar: Mijnheer de voorzitter, de door het geachte parlementslid opgesomde vluchten blijken inderdaad te hebben plaatsgevonden. Hierna volgt het verdere antwoord op de gestelde vragen.
Ten eerste, er werden door de douane van de luchthaven van Oostende ter zake geen onregelmatigheden vastgesteld.
Ten tweede, de reden voor de tussenlanding van de vliegtuigen is ter zake gekend, maar moet normaal niet systematisch worden opgegeven aan de douanediensten. De douane moet wel op haar hoede zijn voor de feitelijke elementen die vermoedens van misbruik zouden kunnen doen ontstaan.
Ten derde, de douanevoorschriften bepalen dat enkel in geval van vermoeden van misbruik kennis moet worden genomen van de lading van de vliegtuigen die een tussenlanding maken. Behalve het feit dat het plaatselijke hoofd van de douane te Oostende uit eigen beweging een generale verklaring met de vluchtgegevens moet voorleggen, is er ter zake niet in speciale maatregelen of afspraken voorzien. In afspraak met de luchtvaartmaatschappij zal voortaan eveneens een kopie van het luchtvaartmanifest met vermelding van de lading van het vliegtuig aan de douane worden voorgelegd.
De voorzitter: Mijnheer De Vriendt, bent u tevreden met het antwoord?
15.03 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik ben daarmee niet helemaal tevreden.
Mijnheer de minister, ik weet immers nog altijd niet wat de inhoud van de betreffende vluchten is. Ik heb een gelijkaardige vraag betreffende douaneaspecten aan minister Landuyt gesteld en uw college verwees mij naar u. Ik vroeg mij af hoe ik dan te weten kan komen wat de inhoud van de vluchten is. Ik zal mij verder informeren.
Het incident is gesloten.
16 Question de M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre des Finances sur "la gestion par la Régie des Bâtiments du Centre wallon de Recherches agronomiques à Gembloux, Libramont et Mussy-la-Ville" (n° 348)
16 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Financiën over "het beheer door de Regie der Gebouwen van het Waals Centrum voor Landbouwonderzoek in Gembloux, Libramont en Mussy-la-Ville" (nr. 348)
16.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, dans le cadre de la régionalisation de l’agriculture, le personnel et les budgets du Centre de Recherches agronomiques de Gembloux, dont les bâtiments sont également situés à Libramont et à Mussy-la-Ville, ont été transférés à la Région wallonne en octobre 2002. Un OIP, le Centre wallon de Recherches agronomiques, a été créé par la suite par la Région wallonne, sur la base d’un décret du 3 juillet 2003. Celui-ci continue d’occuper des bâtiments qui appartiennent toujours à la Régie des Bâtiments.
Malheureusement, comme j’ai pu le constater sur place, en l’absence ou face à l’insuffisance de nouveaux investissements de la Régie des Bâtiments, ces bâtiments se dégradent à une vitesse inquiétante. Des châssis placés à la fin des années 1990 mais non entretenus sont complètement dégradés; la végétation envahit certains bâtiments, notamment des corniches; l’équipement sanitaire est inadapté au nombre de travailleurs actifs sur les sites concernés; l’efficacité énergétique des bâtiments est particulièrement faible; certains d’entre eux sont dépourvus de système d'alarme ou d’alerte incendie; les conditions de sécurité élémentaires sont ignorées, tant pour la protection des circuits électriques que pour l’évacuation des produits chimiques utilisés; les mesures environnementales élémentaires sont négligées; des installations électriques sont vétustes et dangereuses.
D’après ce que j’ai vu sur place, cela donnait l’impression de se situer plutôt en Europe de l’Est à la fin des années 1970. Je m’inquiète de cette situation peu propice à un travail de qualité, symptomatique des difficultés de relation et de collaboration entre niveaux de pouvoir et peu conforme à une gestion durable des biens publics. Pouvez-vous me dire quels investissements ont été consentis par la Régie des Bâtiments depuis 2002 dans ces bâtiments occupés par le Centre wallon de Recherches agronomiques à Gembloux, Libramont et Mussy-la-Ville? Existe-t-il un état des lieux des besoins en matière d’investissements? Est-il régulièrement mis à jour? Quelles sont ses principales conclusions? Un audit énergétique et environnemental a-t-il été récemment organisé? Quelles en ont été les conclusions?
Les assurances incendie et vol relatives au bâtiment occupé par le Centre de Recherches agronomiques sont-elles à la charge de la Régie des Bâtiments ou du Centre lui-même? En d'autres termes, qui serait responsable en cas d'accident ou d'incendie: le propriétaire ou l'occupant?
Des contacts ont-ils eu lieu récemment entre l'État fédéral et la Région wallonne à propos de la dégradation et le nécessaire entretien de ces bâtiments? Le cas échéant, quelle était la teneur des échanges entre les deux entités?
L'État fédéral envisage-t-il de céder la propriété des bâtiments actuellement occupés par le Centre de Recherches agronomiques à la Région wallonne? Si oui, à quelles conditions, notamment par rapport aux responsabilités du propriétaire qui, jusqu'à ce jour, sont celles de l'État fédéral? En d'autres termes, y aurait-il une compensation financière?
D'autres solutions sont-elles à l'étude pour régler cette situation assez grave? Si oui, lesquelles?
Je vous remercie.
16.02 Hervé Jamar, ministre: Monsieur Gilkinet, je vais dire à la Régie des Bâtiments qu'il va falloir vraiment suivre les dossiers dans les provinces de Namur et du Luxembourg. Et c'est très bien ainsi, je m'empresse de le dire.
Vous me demandez quels sont les investissements qui ont été réalisés depuis 2002 pour Gembloux, Libramont et Mussy-la-Ville. Vous me rappelez des souvenirs puisque j'ai moi-même participé au décret 2003, lors de la régionalisation de l'agriculture, mais du côté du Parlement wallon.
Les travaux réalisés dans les bâtiments occupés par le Centre de Recherches agronomiques wallon s'élèvent, pour Gembloux, en 2002 à 461.455 euros, en 2003 à 406.685 euros, en 2004 à 63.842 euros, en 2005 à 42.103 euros, en 2006 à 84.020 euros et en 2007 à 66.929 euros.
Pour Libramont: en 2002, 17.619 euros et, en 2006, 14.496 euros. Si je ne cite pas d'autre année, c'est qu'aucun investissement n'a eu lieu.
Pour Mussy-la-Ville, en 2002, 3.686 euros; en 2003, 8.806 euros et, en 2004, 6.475 euros.
Dans votre deuxième question, vous me demandez l'état des besoins en matière d'investissement afin de savoir s'il existe et est mis à jour.
En ce qui concerne Gembloux, un programme pluriannuel a été établi au milieu des années 90; il avait été avalisé par l'Inspection des Finances accréditée auprès du ministère de l'Agriculture en juin 1997, ministère fédéral à l'époque. Le même travail fut établi pour le centre de Libramont en 1995.
De son côté, la Région wallonne a commandé un audit portant sur l'évaluation de l'état des bâtiments du Centre wallon de Recherches agronomiques. Ses conclusions, datées de septembre 2006, font état d'un budget nécessaire pour la réalisation de travaux, de mise aux normes notamment, évalué à environ 15 millions d'euros.
Vous m'interrogez également à propos d'un audit énergétique et environnemental. Un volet portant sur l'évaluation énergétique des bâtiments était inclus dans l'audit général évoqué ci-avant: il se traduit par la recommandation d'une série d'interventions prioritaires et souhaitables.
Quant aux assurances incendie et vol relatives aux bâtiments occupés par le CRAW, la Régie des Bâtiments étant son propre assureur, elle ne contracte aucune police d'assurance pour couvrir les biens immeubles dont elle assure la gestion au nom de l'État. Les bâtiments en question ne font pas exception.
Vous vous interrogez sur la responsabilité en cas d'accident ou incendie.
L'arrêté royal transférant les biens à la Région wallonne n'ayant pas été signé ni, a fortiori, publié, il ne porte aucun effet. Dès lors, c'est la Régie des Bâtiments qui demeure responsable des biens transférés.
Les derniers contacts ont eu lieu dans le cadre du comité de concertation gouvernement fédéral et Régions à l'issue duquel aucun accord n'est intervenu.
Le transfert de tous les bâtiments occupés par le CRAW est effectivement prévu en exécution de la loi spéciale de réforme institutionnelle du 8 août 1980 telle que modifiée par les lois spéciales de 1988 et 2001. Cependant, le gouvernement wallon a marqué son désaccord sur le dernier projet d'arrêté royal qui lui a été soumis en comité de concertation. Il a estimé qu'il ne pouvait marquer son accord que moyennant compensation financière de l'État à la Région wallonne.
La compensation financière revendiquée résulte, d'une part, de l'insuffisance aux yeux de la Région wallonne des surfaces de bureaux proposées au transfert et porte, d'autre part, sur le coût des travaux jugés indispensables par la Région pour une mise aux normes et une occupation correcte des lieux.
La Régie des Bâtiments a été chargée de préparer un rapport portant sur le patrimoine à transférer et contenant son analyse sur le contenu de l'audit déposé à l'initiative de la Région wallonne.
Dès que ce travail sera disponible, nous proposerons à la Région wallonne la constitution d'un groupe de travail en vue d'élaborer une proposition acceptable, nous l'espérons, par tous.
Telles sont mes réponses. J'espère avoir été complet.
16.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, vous soulignez que je vous interroge sur différents dossiers relatifs à la Régie des Bâtiments, dont je découvre le fonctionnement. Je vous l'ai déjà dit au cours des deux dernières commissions: je suis assez surpris négativement. On ne peut parler là de bonne gestion, en tout cas entre propriétaires et occupants ou locataires, tant en matière de sécurité que d'efficacité énergétique. Or, c'est à l'État de montrer l'exemple! Il faut trouver de meilleures modes de fonctionnement entre les différentes entités de l'État fédéral ou entre l'État fédéral et les Régions.
Vous m'avez bien confirmé que la Régie des Bâtiments était toujours propriétaire et donc responsable de ces bâtiments. Elle n'assume pas – comme vous l'avez montré par la forte baisse des investissements réalisés – ses responsabilités de propriétaire. Lorsqu'un toit n'est pas isolé, cela coûte évidemment au locataire. On le dit dans le marché locatif privé mais c'est également vrai pour le Centre wallon de Recherches agronomiques de Gembloux.
Je n'exonèrerai pas la Région wallonne de ses responsabilités non plus, rassurez-vous! Le ministre Happart pensait avoir fait une excellente affaire avec cette régionalisation et l'héritage de ces bâtiments. En l'occurrence, ce n'est pas un héritage très positif. Le coût nécessaire à la réhabilitation de ces bâtiments importants pour la recherche agronomique en Région wallonne est élevé. C'est pourquoi la Région wallonne demande une compensation financière que, peut-être, le futur gouvernement lui accordera. En attendant, les conditions de travail sont non seulement indignes mais dangereuses pour le personnel. La Régie des Bâtiments ne peut l'ignorer.
16.04 Hervé Jamar, ministre: Monsieur le président, je voudrais intervenir.
Il ne faut pas exagérer! Nous avons énormément de charges. Nous disposons d'un budget qui est ce qu'il est. Nous avons eu l'évolution des diverses régionalisations.
Monsieur Gilkinet, vous n'êtes pas sans savoir qu'à une certaine époque – il y a deux, trois ans et cette année encore –, notre gouvernement proposait même certaines opérations dénommées "opérations Fedimmo". On nous a critiqués car il fallait garder le patrimoine au risque de s'endetter.
Par ailleurs, il faut également savoir que la direction de la Régie des Bâtiments a dû être rajeunie – j'utilise ce terme pour être agréable. Lorsque le ministre Reynders a repris ces responsabilités il y a quatre ans, il a dû réaliser beaucoup de rattrapages de toute nature.
J'en resterai là dans mon analyse personnelle!
16.05 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, j'ai un dernier commentaire à faire.
C'est de la responsabilité d'un propriétaire d'entretenir son bien de façon à ce qu'il ne se dégrade pas!
Pour ma part, je ne peux cautionner la solution qui consiste à revendre des bâtiments pour les relouer par la suite. J'estime qu'il faut investir régulièrement pour éviter que la situation ne se dégrade comme elle l'est aujourd'hui.
Je n'exagère pas! Je me suis rendu sur place et je ne pensais pas qu'une telle situation pouvait exister!
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 12.12 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.12 uur.